KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
Artikel 4 Verkeer
Artikel 5 Leiding - Gas
Artikel 6 Leiding - Hoogspanningsverbinding
Artikel 7 Waarde - Archeologie Hoge Trefkans
Artikel 8 Waarde - Archeologie Middelhoge Trefkans
Artikel 9 Waarde - Archeologie Lage Trefkans
Artikel 10 Waterstaat - Waterkering
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 11 Anti-dubbeltelregel
Artikel 12 Algemene Bouwregels
Artikel 13 Algemene Gebruiksregels
Artikel 14 Algemene Aanduidingregels
Artikel 15 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 16 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 17 Overgangsrecht
Artikel 18 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Doelstelling
1.3 Politieke Besluitvorming
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Beschrijving Van Het Plangebied
2.1 Onstaansgeschiedenis Leiderdorp
2.2 Begrenzing Van Het Plangebied
2.3 Vigerende Bestemmingsplannen
2.4 Beschrijving Van Het Plangebied
Hoofdstuk 3 Ruimtelijke Ontwikkeling
3.1 Leidse Ring Noord
3.2 Verkeerskundige En Ruimtelijke Inpassing
3.3 Groen, Bomen En Water
3.4 Duurzaamheid
Hoofdstuk 4 Ruimtelijk Beleidskader
4.1 Nationaal Beleid
4.2 Provinciaal En Regionaal Beleid
4.3 Gemeentelijk Beleid
4.4 Conclusie Beleidskader
Hoofdstuk 5 Omgevingsaspecten
5.1 Milieueffectrapportage
5.2 Archeologie
5.3 Cultuurhistorie
5.4 Ecologie
5.5 Milieu
5.6 Kabels En Leidingen
5.7 Water
5.8 Niet Gesprongen Explosieven (Nge)
Hoofdstuk 6 Juridische Planbeschrijving
6.1 Inleiding
6.2 Opzet En Volgorde Van De Regels
6.3 Uitleg Van De Regels
Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid
7.1 Economische Uitvoerbaarheid
7.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Bijlage 1 Bomenplan
Bijlage 2 Esthetisch Programma Van Eisen
Bijlage 3 Notitie Weidevogelgebied
Bijlage 4 Mer-beoordeling
Bijlage 5 Stikstofonderzoek
Bijlage 6 Ecologische Beoordeling
Bijlage 7 Mer-beoordelingsbesluit Leiderdorp
Bijlage 8 Mer-beoordelingsbesluit Leiden
Bijlage 9 Archeologisch Onderzoek
Bijlage 10 Archeologisch Veldonderzoek
Bijlage 11 Ecologische Quickscan
Bijlage 12 Aanvullend Ecologisch Onderzoek
Bijlage 13 Bodem- En Waterbodemonderzoek Engelendaal
Bijlage 14 Bodem- En Waterbodemonderzoek Oude Spoorbaan
Bijlage 15 Verhardingsonderzoek 2019
Bijlage 16 Akoestisch Onderzoek
Bijlage 17 Onderzoek Luchtkwaliteit
Bijlage 18 Watertoets Engelendaal
Bijlage 19 Memo Onderzoek Nge
Bijlage 20 Onderzoek Conventionele Explosieven
Bijlage 21 Nota Zienswijzen

Leidse Ring Noord Engelendaal

Bestemmingsplan - Gemeente Leiderdorp

Vastgesteld op 30-05-2022 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Leidse Ring Noord Engelendaal met identificatienummer NL.IMRO.0547.BPLRNEngelendaal-VA01 van de gemeente Leiderdorp;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 de verbeelding

de analoge en digitale voorstelling van de in het bestemmingsplan opgenomen digitale ruimtelijke informatie;

1.4 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 afwijken van de bouwregels en/of van de gebruiksregels

een afwijking als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onder c van de Wet ruimtelijke ordening

1.7 archeologische deskundige

professioneel archeoloog die op basis van de geldende versie van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie bevoegd is om archeologisch onderzoek uit te voeren en/of Programma's van Eisen op te stellen en te toetsen;

1.8 archeologisch onderzoek

diverse vormen van onderzoek naar de archeologische waarden binnen een plangebied, uitgevoerd volgens de geldende versie van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie;

1.9 archeologisch rapport

in rapportvorm vervat verslag van een volgens de in de archeologische beroepsgroep gebruikelijke normen verricht archeologisch onderzoek, op basis waarvan een conclusie kan worden getrokken over de aanwezigheid van archeologische waarden;

1.10 archeologische verwachting

de aan een gebied toegekende verwachting in verband met de kans op het voorkomen van archeologische resten;

1.11 archeologische waarde

de waarde die een gebied bezit op grond van de aldaar aanweizge archeologische resten;

1.12 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.13 bestaand

  1. a. bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van inwerkingtreding van het plan bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een bouwvergunning, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van inwerkingtreding is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald;
  2. b. bij gebruik: het gebruik dat op het moment van inwerkingtreding van het plan bestaat en in overeenstemming is met het voorheen geldende planologisch regime, tenzij in de regels anders is bepaald;

1.14 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.15 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.16 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.17 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.18 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd;

1.19 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.20 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.21 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.22 dakkapel

een constructie ter vergroting van een gebouw, welke zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst;

1.23 dakopbouw

een toevoeging aan de bouwmassa door het verhogen van de nok en/of de dakrand van het dak, die de silhouet van het oorspronkelijke dak verandert;

1.24 gebiedsontsluitingsweg

Een weg die zowel doorstroming als uitwisselen tot doel heeft met veelal een scheiding van snel- en langzaamverkeer (parallelle fietspaden) en gelijkvloerse, danwel ongelijkvloerse, kruisingen.

1.25 gemeentelijke archeologisch deskundige

professioneel archeoloog optredend voor de gemeente die op basis van de geldende versie van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie bevoegd is om archeologisch onderzoek uit te voeren en/of Programma's van Eisen op te stellen en te toetsen;

1.26 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.27 gebruiken

gebruiken, het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven;

1.28 hoofdfunctie

een functie waarvoor het gebouw hoofdzakelijk mag worden gebruikt;

1.29 kap

een dakafdekking bestaande uit een constructie van hellende dakvlakken met een helling van maximaal 60 graden.

1.30 kunstwerk

civieltechnisch bouwwerk;

1.31 Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA)

de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeoligie is binnen de beroepsgroep de geldende norm voor de uitvoering van archeologisch onderzoek;

1.32 maatvoeringsgrens

de grens van een maatvoeringsvlak;

1.33 maatvoeringsvlak

een geometrisch bepaald vlak waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels voor bepaalde bouwwerken eenzelfde maatvoering geldt;

1.34 nadere eis

een nadere eis als bedoeld in artikel 3.6 eerste lid onder d van de Wet ruimtelijke ordening;

1.35 normaal onderhoud, gebruik en beheer

een gebruik gericht op het in zodanige conditie houden of brengen van objecten dat het voortbestaan van deze objecten op ten minste het bestaande kwaliteitsniveau wordt bereikt;

1.36 omgevingsvergunning

een vergunning als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.37 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

een vergunning als bedoeld in artikel 3.3 onder a van de Wet ruimtelijke ordening;

1.38 omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

een vergunning als bedoeld in artikel 3.3. onder b van de Wet ruimtelijke ordening;

1.39 peil

  1. a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  3. c. indien in of op het water wordt gebouwd: de hoogte van het terrein ter plaatse van het meest nabijgelegen punt waar het water grenst aan het vaste land;

1.40 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.41 rijstrook

onderdeel van de rijbaan, begrensd door de lengtemarkering.

1.42 seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotische/pornografische aard plaatsvinden, waaronder in ieder geval worden verstaan een prostitutiebedrijf, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.43 slopen

het al dan niet geheel afbreken van gebouwen en andere bouwwerken;

1.44 straatmeubilair

objecten die in de openbare ruimte staan en die niet tot de weg zelf behoren, zoals banken, lantaarnpalen, abri's, vuilnisbakken en verkeersborden;

1.45 uitvoeren

uitvoeren, het doen uitvoeren, laten uitvoeren en in uitvoering geven;

1.46 wijziging

een wijziging als bedoeld in artikel 3.6 eerste lid onder a van de Wet ruimtelijke ordening;

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 De afstand tot de zijdelingse perceelsgrens:

Tussen de zijdelingse grens van het bouwvlak en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is;

2.2 Bouwhoogte van een bouwwerk:

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk geen gebouwen zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.3 Goothoogte van een bouwwerk:

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.4 De horizontale diepte van een gebouw:

De diepte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de gevel waaraan wordt gebouwd;

2.5 De inhoud van een bouwwerk:

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.6 De oppervlakte van een bouwwerk:

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.7 De oppervlakte van een overkapping:

Tussen de buitenzijde van de afdekking van de overkapping, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van de overkapping.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen, bermen en beplanting;
  2. b. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
  3. c. voet- en fietspaden;
  4. d. straatmeubilair;
  5. e. nutsvoorzieningen;

met bijbehorende bouwwerken geen gebouwen zijnde, paden en verhardingen.

3.2 Bouwregels

Artikel 4 Verkeer

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. hoofd- en gebiedsontsluitingswegen, waarbij ten hoogste 2x2 rijstroken, alsmede parallelrijbanen, busbanen, opstelstroken en in- en uitvoegstroken zijn toegestaan;
  2. b. voet- en (brom)fietspaden, inclusief onderdoorgangen en daarbij behorende (gebouwde) hellingbanen;
  3. c. groenvoorzieningen;
  4. d. geluidwerende voorzieningen ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding -1', 'specifieke bouwaanduiding -2', 'specifieke bouwaanduiding -3', 'specifieke bouwaanduiding -4' en 'specifieke bouwaanduiding -5;
  5. e. straatmeubilair en afvalverzamelingsvoorzieningen;
  6. f. nutsvoorzieningen;
  7. g. waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen;

met bijbehorende bouwwerken geen gebouwen zijnde waaronder bruggen, dammen en/of duikers, een en ander met inachtneming van het bepaalde in lid 4.3.

4.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels.

4.3 Specifieke gebruiksregels

Voor het gebruik gelden de volgende regels:

  1. a. Voor zover de gronden met de bestemming verkeer voorzien zijn van de figuur 'as van de weg', dient de wegas van de betreffende weg(delen) aldaar gesitueerd te worden;

4.4 Afwijken van de gebruiksregels

In afwijking van het bepaalde in artikel 4.3, kan het bevoegd gezag een omgevingsvergunning verlenen voor het tot maximaal 5 m afwijken van de as van de weg, mits:

  1. a. er geen stedenbouwkundige en verkeerskundige bezwaren zijn;
  2. b. uit onderzoek is gebleken dat er een aanvaardbare akoestische situatie ontstaat;
  3. c. de belangen van derden niet onevenreding worden geschonden.

Artikel 5 Leiding - Gas

5.1 Bestemmingsomschrijving

5.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  1. a. In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mogen binnen de belemmeringenstrook geen nieuwe bouwwerken worden gebouwd;
  2. b. In afwijking van lid 5.2 onder a mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de leiding(en) worden gebouwd.

5.3 Afwijking van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.2 voor het toestaan van de in lid 5.1 genoemde functies en het bouwen van bouwwerken ten behoeve van die functies, mits:

  1. a. ter plaatse een aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden gerealiseerd;
  2. b. schriftelijk advies is verkregen van de leidingbeheerder.

5.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval begrepen een gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van het permanent opslag van goederen.

5.5 Omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden

Artikel 6 Leiding - Hoogspanningsverbinding

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Leiding - Hoogspanningsverbinding aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:

  1. a. een ondergrondse hoogspanningsverbinding ter plaatse van de aanduiding hartlijn leiding – hoogspanningsverbinding;
  2. b. het beheer en onderhoud van de verbinding;
  3. c. de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met de leiding;

met bijbehorende bouwwerken geen gebouwen zijnde.

6.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mogen binnen de belemmeringenstrook geen nieuwe bouwwerken worden gebouwd.

6.3 Afwijking van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 6.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, mits advies is verkregen van de leidingbeheerder.

6.4 Omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden

Artikel 7 Waarde - Archeologie Hoge Trefkans

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' hoge trefkans aangewezen gronden zijn mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

7.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag alleen ten behoeve van aanvullend of definitief archeologisch onderzoek worden gebouwd. Wanneer deze dubbelbestemming geheel of gedeeltelijk samenvalt met één of meerdere andere dubbelbestemmingen geldt het bepaalde voor samenloop in 16.1.

7.3 Afwijken van de bouwregels

7.4 Omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden

Artikel 8 Waarde - Archeologie Middelhoge Trefkans

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' middelhoge trefkans aangewezen gronden zijn mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

8.2 Bouwregels

Artikel 9 Waarde - Archeologie Lage Trefkans

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' lage trefkans aangewezen gronden zijn mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

9.2 Bouwregels

Artikel 10 Waterstaat - Waterkering

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:

de bescherming, het onderhoud en de verbetering van de waterkering, met bijbehorende bouwwerken geen gebouwen zijnde zoals duikers, keerwanden en merktekens.

10.2 Bouwregels

10.3 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 10.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, mits advies is verkregen van de beheerder van de waterkering.

10.4 Omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 11 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 12 Algemene Bouwregels

12.1 Bestaande maten

  1. a. de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven en ten tijde van ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan al aanwezig waren op locatie, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
  2. b. de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven en ten tijde van ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan al aanwezig waren op locatie, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden.

12.2 Ondergronds bouwen

Voor ondergronds bouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. a. op plaatsen waar bovengronds bebouwing is toegestaan, mag ondergronds worden gebouwd;
  2. b. direct aansluitend aan een ondergronds bouwwerk mogen toegangen tot ondergrondse bouwwerken worden gebouwd.

Artikel 13 Algemene Gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met alle bestemmingen wordt in ieder geval begrepen:

  1. a. een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  2. b. een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  3. c. een gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting dan wel ten behoeve van prostitutie.

Artikel 14 Algemene Aanduidingregels

14.1 Vrijwaringszone - beschermingszone waterkering

14.2 Vrijwaringszone - buitenbeschermingszone waterkering

14.3 Vrijwaringszone molenbiotoop

14.4 Vrijwaringszone - provinciale vaarweg

Artikel 15 Algemene Afwijkingsregels

15.1 Algemene afwijking

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  1. a. in het plan genoemde goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 10% van de goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen;
  2. b. de regels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 2,5 m, en deze noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein of uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of de bebouwing;
  3. c. de regels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten wordt vergroot tot maximaal 40 m;
  4. d. de regels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen, zijnde, behoudens erf- en perceelsscheidingen, wordt vergroot tot maximaal 6 m

15.2 Voorwaarden afwijking

Afwijking als bedoeld in artikel is slechts toegestaan, mits:

  1. a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  2. b. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad;
  3. c. het bouwwerk nodig is voor een doelmatig gebruik van de gronden.

Artikel 16 Overige Regels

16.1 Samenloop dubbelbestemmingen

Wanneer dubbelbestemmingen geheel of gedeeltelijk samenvallen geldt dat:

  1. a. wanneer in één of meer van deze bestemmingen een verbod of beperking voor het bouwen van bouwwerken geldt, het verbod of de beperking voor alle bestemmingen van toepassing is;
  2. b. van een verbod of beperking bedoeld onder a bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken mits aan de afwijkingsvoorwaarden van alle ter plaatse geldende dubbelbestemmingen wordt voldaan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 17 Overgangsrecht

17.1 Overgangsrecht bouwwerken

17.2 Overgangsrecht gebruik

Artikel 18 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Leidse Ring Noord Engelendaal.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

In 2015 hebben de gemeenteraden van Leiden, Leiderdorp en Oegstgeest de 'Oplossing LAB071' vastgesteld. De Oplossing LAB071 heeft als doel de bereikbaarheid van de Leidse agglomeratie te verbeteren. De oplossing bestaat enerzijds uit het beter benutten van het bestaande wegennet (No-regret maatregelen) en anderzijds uit het versterken van een ringstructuur (de 'Agglo-ring', inmiddels omgedoopt tot Leidse Ring).

De Leidse Ring Noord (LRN) vormt samen met de A4, A44, N446 en de Rijnlandroute de Leidse Ring. De ringstructuur leidt doorgaand verkeer om het stadscentrum van Leiden en de dorpskern van Leiderdorp. Om de Leidse Ring goed te laten functioneren werd er als onderdeel van de Oplossing LAB071 een pakket van infrastructurele maatregelen voorgesteld om de doorstroming op de noordzijde van de ring te verbeteren.

afbeelding "i_NL.IMRO.0547.BPLRNEngelendaal-VA01_0001.png"

Afbeelding 1.1: Ligging Leidse Ring. Aan de zuidkant de Rijnlandroute en aan de noordkant de Leidse Ring Noord.

Met het project LRN werken Leiden en Leiderdorp aan deze betere doorstroming van het verkeer op het noordelijk deel van de ring, namelijk de Plesmanlaan, Schipholweg, Willem de Zwijgerlaan en de Oude Spoorbaan. Hiervoor zijn aanpassingen aan de bestaande wegen nodig. Deze aanpassingen passen niet helemaal in de geldende bestemmingsplannen.

De LRN is opgedeeld in een aantal deeltrajecten. Per deeltraject wordt het ontwerp uitgewerkt. Om onnodige vertraging van de uitvoering van de LRN te voorkomen, is ervoor gekozen om per deeltraject een bestemmingsplan te maken. Voorliggend bestemmingsplan maakt de aanpassingen van de huidige wegen bij deeltraject Engelendaal mogelijk.

1.2 Doelstelling

Het doel van het project LRN is om de doorstroming en betrouwbaarheid van de noordzijde van de Leidse ring te verbeteren en de huidige en toekomstige knelpunten in de doorstroming op te lossen. Daarmee ontstaat een robuust, betrouwbaar en toekomst bestendige ringstructuur die inspeelt op de mobiliteitsvraag. De LRN zorgt ook voor een ontlasting van verkeer in woonwijken en voor een leefbare en toegankelijke binnenstad en dorpskern. Dit leidt tot meer ruimte voor fietsers, voetgangers, openbaar vervoer en groen. Om als stad en dorp leefbaar, duurzaam en bereikbaar te blijven, moet al het verkeer dus goed kunnen doorstromen via de doorgaande regionale verbinding die de LRN is.

De aanleg van de LRN, als ruggengraat voor vele andere ontwikkelingen binnen de agglomeratie, is randvoorwaardelijk om deze ambities waar te kunnen maken. De LRN maakt de duurzame gebiedsontwikkelingen mogelijk zoals de Zwijger, de Baanderij, het Stationsgebied, het Bio Science Park, de Schipholweg, LEAD en het Vondelkwartier. Daarnaast is de LRN van wezenlijk belang voor de bereikbaarheid van de Leidse regio als geheel en daarmee voor de economie, werkgelegenheid en de borging van een aantrekkelijk vestigingsklimaat.

1.3 Politieke Besluitvorming

Verkenning LAB071, ambitiedocument en voorkeursoplossing

De gemeenten in de Leidse agglomeratie werken samen aan hun bereikbaarheid. Deze samenwerking is gestart met de Verkenning LAB071: Leidse Agglomeratie Bereikbaar. De basis is een gezamenlijke, overkoepelende hoofdambitie: we willen een regio zijn met internationale kennis, bedrijvigheid, historische cultuur en een hoogwaardige woonomgeving. Een goede bereikbaarheid is van essentieel belang voor de economische ontwikkeling en de woonkwaliteit in onze regio en dus voor het waarmaken van de ambitie.

In het Ambitiedocument LAB071 (september 2013) zijn de ambities, doelen en uitgangspunten beschreven. Op basis hiervan heeft een breed onderzoek plaatsgevonden naar de mogelijke oplossingen om de gestelde doelen te halen. Bij dit onderzoek is bovendien uitgebreid van gedachten gewisseld met belanghebbenden. Dit proces heeft geresulteerd in een voorkeursoplossing: de Oplossing LAB071. Naast maatregelen voor openbaar vervoer, langzaam verkeer en dynamisch verkeersmanagement vormt het versterken van de Leidse Ring het hoofdbestanddeel van deze oplossing. Door te investeren in de infrastructuur op de ring verbetert de bereikbaarheid van belangrijke bestemmingen in de agglomeratie.

Geactualiseerd Kaderbesluit

Op 14 november 2019 is het geactualiseerde Kaderbesluit voor de Leidse Ring Noord vastgesteld door de gemeenteraad van Leiden en op 20 april 2020 door de gemeenteraad van Leiderdorp. Het geactualiseerde Kaderbesluit is gebaseerd op de doelstellingen uit het eerdere besluit Oplossing LAB071 en vormt de basis voor de voorbereiding van vijf uitvoeringsbesluiten voor de volgende tracédelen:

  1. a. Tracédeel Plesmanlaan: De Plesmanlaan vanaf aansluiting Darwinweg tot aan het Plesmanviaduct bij het spoor (incl. Darwinweg tot de rotonde bij de Sandifortdreef)
  2. b. Tracédeel Schipholweg: vanaf het spoor bij het Plesmanviaduct (inclusief zuidelijke langzaam verkeerstunnel) tot aan de zuidzijde van de Stationspleintunnel (excl. Morssingel) en vanaf de noordzijde van de Stationspleintunnel tot en met het kruispunt met de Oegstgeesterweg (incl. Dellaertweg).
  3. c. Tracédeel Willem de Zwijgerlaan: Vanaf het kruispunt Oegstgeesterweg tot aan de Zijlbrug.
  4. d. Tracédeel Engelendaal: Oude Spoorbaan vanaf de Zijlbrug, kruispunt Engelendaal (tot aan de Rietschans) tot en met de Dwarswateringbrug.
  5. e. Tracédeel Oude Spoorbaan: Oude Spoorbaan na de Dwarswateringbrug tot aan de rotonde N445/N446, inclusief aansluiting op de Schildwacht.

Het vastgestelde geactualiseerde Kaderbesluit voor de LRN bevat referentieontwerpen per deeltracé. De referentieontwerpen zijn getoetst op haalbaarheid van de verkeerskundige en ruimtelijke uitgangspunten van het geactualiseerde Kaderbesluit. Ook de technische maakbaarheid is getoetst op deze ontwerpen.

Uitvoeringsbesluit Leidse Ring Noord – Deelproject Engelendaal

Op 12 juli 2021 is het Uitvoeringsbesluit voor het deelproject Engelendaal vastgesteld door de gemeenteraad van Leiderdorp en op 16 september 2021 door de gemeenteraad van Leiden. Met dit Uitvoeringsbesluit zijn de financiën (uitvoerings- en beheerkosten) voor dit deelproject geaccordeerd. Het ontwerp dat ten grondslag ligt aan het Uitvoeringsbesluit is een verdere uitwerking van het geactualiseerde Kaderbesluit waarbij de wensen van de omgeving zo goed mogelijk in het plan zijn verwerkt. Het ontwerp is niet structureel gewijzigd ten opzichte van het ontwerp in het geactualiseerde Kaderbesluit. Alle verkeerskundige en ruimtelijke uitgangspunten zoals vastgelegd in het geactualiseerde Kaderbesluit zijn van toepassing op het uitvoeringsbesluit.

In dit deelproject Engelendaal wordt met name ingezet op meer ruimte en een prettigere leefomgeving voor de aangrenzende woningen, verbeteringen voor het fietsverkeer en verbeteringen voor de doorstroming van het autoverkeer en openbaar vervoer.

1.4 Leeswijzer

Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en deze toelichting, waarin de onderbouwing en toelichting op het bestemmingsplan zijn verwoord. Het eerste hoofdstuk van de toelichting gaat in op de aanleiding en het doel van het bestemmingsplan. Hoofdstuk 2 geeft een beschrijving van het plangebied en de vigerende bestemmingsplannen. In hoofdstuk 3 wordt de ruimtelijke ontwikkeling toegelicht. Hoofdstuk 4 omschrijft het relevante beleidskader. De verschillende omgevingsaspecten die van invloed zijn op de ruimtelijke ontwikkeling komen aan bod in hoofdstuk 5. Een toelichting op de juridische aspecten van dit bestemmingsplan wordt gegeven in hoofdstuk 6. Daar wordt ingegaan op de verschillende bestemmingen. Hoofdstuk 7 beschrijft de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid van het plan.

Hoofdstuk 2 Beschrijving Van Het Plangebied

2.1 Onstaansgeschiedenis Leiderdorp

De ligging van Leiderdorp aan de Oude Rijn is in meerdere opzichten van belang geweest voor de ontwikkeling van Leiderdorp. Al in de IJzertijd (de periode van zo’n 3000 tot 2000 jaar geleden) werden de hoger gelegen oeverwallen langs de zijtakken van de Rijn - onder andere de Oude Rijn - bewoond en daarmee ook het grondgebied van het huidige Leiderdorp. In de Romeinse tijd is sprake van een tweede duidelijke ontwikkeling op het grondgebied van Leiderdorp. De Rijn werd de politiek-bestuurlijke grens van het Romeinse rijk en vormde tevens de belangrijkste verbinding tussen het achterland en het kustgebied. Langs deze grens ontstonden verbindingswegen en forten.

Het 'oudste dorp' Leiderdorp is in de 6e eeuw na Christus ontstaan op de locatie waar momenteel de tennisbanen (bij de Hoogmadeseweg) liggen. In diezelfde tijd vonden ook al ontwikkelingen plaats in de Boterhuispolder ten noorden van Leiderdorp. Uit bodemvondsten blijkt dat het grondgebied van Leiderdorp eveneens in de Karolingische tijd (vanaf de 8e eeuw) werd bewoond. Aan beide zijden van de Oude Rijn werd doorlopend vanaf de periode van het 'oudste' Leiderdorp, maar met name in de vroege middeleeuwen (rond de 9e en 10e eeuw) - door de vrije boerengemeenschappen die op de hoger gelegen oeverwallen woonden - het veenkleigebied ontgonnen ten behoeve van de akkerbouw. Zo is een verkaveling ontstaan van land en ontwateringssloten die loodrecht op de aanwezige waterlopen staan. De oudste ontginningen zijn erg onregelmatig van vorm: blokken en stroken die de natuurlijke waterlopen volgen.

Het Leiderdorpse grondgebied strekte zich uit tot aan het centrum van de stad Leiden. Toen Leiden rond 1200 grondgebied nodig had voor haar stadsuitbreiding, werd het grondgebied van de omliggende ambachtsheerlijkheden, waaronder dat van Leiderdorp, geannexeerd. Leiderdorp bestond toen nog voornamelijk uit agrarisch gebied en kende een aantal bebouwingslinten: het watergebonden historische lint (Lage Rijndijk/Hoofdstraat) dat aan het eind van de 13e eeuw door ophoging van de oevers van de waterlopen met klei was ontstaan; en de twee boerderijlinten van Leiderdorp: het lint langs de Ommedijk en het lint langs de Hoogmadeseweg, beide ontstaan in de late middeleeuwen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0547.BPLRNEngelendaal-VA01_0002.png"

Afbeelding 2.1 Kaart uit de gemeenteatlas van J. Kuyper (1865-70) met de toenmalige (zwart) en de huidige gemeentegrens (rood).

Pas in de 15e en 16e eeuw bloeide de nijverheidssector aan de Rijn op. Hierin was een grote rol weggelegd voor de steen- en pottenbakkerijen waarin de afgezette klei uit het omringende landschap werd verwerkt. Na het ontzet van Leiden was geen bebouwing meer mogelijk op het grondgebied van Leiderdorp, met uitzondering van boerderijen en bedrijven ten dienste van de stad Leiden. In 1582 werd Leiderdorp ook bestuurlijk opgenomen in de stad Leiden. Tijdens de Franse revolutie veranderde deze bestuurlijke organisatie; in 1795 werd Leiderdorp een zelfstandige gemeente. Tot aan de jaren dertig van de 20e eeuw bestond Leiderdorp uit niet meer dan enkele bebouwingslinten met daartussen kleinschalige (water)gebonden industrie (scheepsbouw, lijmwerven, kleiwaren, tuinderijen). Wel vond al voor de Tweede Wereldoorlog in Leiderdorp - hoewel in geringe mate - planmatige volkswoningbouw plaats. Na de oorlog werd er echter pas volop gebouwd, de industrie ontwikkelde zich goed, het omliggende landelijk gebied werd langzamerhand volgebouwd en de verkeersdrukte nam toe.

De rijksweg A4 werd halverwege de jaren vijftig aangelegd. Deze snelweg vormde lange tijd een barrière tussen het bestaande dorp en de daarachter gelegen weiden, tuindergebieden en agrarisch land. In de periode na 1960 werd het deel van Leiderdorp ten noordwesten van de Persant Snoepweg ontwikkeld, zoals de woonwijken Zijlkwartier, De Horsten en De Roden en De Steinen en Burgen. Typische jaren zestig wijken zijn de wijk Ouderzorg, de Vogelwijk en De Schansen. Met de ontwikkeling van deze nieuwe wijken, waarbij de Engelendaal de grens met het landelijk gebied was, nam het kenmerkende polderlandschap van Leiderdorp steeds verder af.

Vanaf de jaren zeventig is het deel van Leiderdorp tussen de Engelendaal, de Persant Snoepweg en de provinciale wegen N445 en N446 bebouwd. De uitbreiding bleef nog beperkt tot aan de Dwarswatering. De uitbreidingswijken Voorhof, Binnenhof en het voorzieningencluster Winkelhof zijn hiervan het resultaat. In de jaren tachtig werd de wijk Buitenhof-Oost aan de westzijde van de Winkelhof ontwikkeld. In de jaren negentig werd Buitenhof-West gerealiseerd. De laatst grote uitbreiding van Leiderdorp is de wijk Leyhof (eind jaren negentig).

2.2 Begrenzing Van Het Plangebied

Het plangebied bestaat uit een deel van de Oude Spoorbaan en een deel van Engelendaal, inclusief de Dwarswateringbrug en een deel van de Zijlbrug. Zie afbeelding 2.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0547.BPLRNEngelendaal-VA01_0003.png"

Afbeelding 2.2 Begrenzing plangebied

Het deel van de Oude Spoorbaan direct ten oosten van de Dwarswateringbrug is meegenomen in het bestemmingsplan Leidse Ring Noord Engelendaal. Deze keuze is gemaakt zodat het talud naar de Dwarswateringbrug en de brug zelf onderdeel uitmaken van één bestemmingsplan.

2.3 Vigerende Bestemmingsplannen

Voor het plangebied, zoals aangegeven en toegelicht in paragraaf 2.1, vigeren op dit moment de volgende bestemmingsplannen:

Naam bestemmingsplan Vastgesteld Onherroepelijk
Driegatenbrug 2016 12 december 2016 ja
De Baanderij 19 mei 2009 ja
De Hoven 2 juli 2012 ja
Boterhuispolder 11 oktober 2010 ja

Op basis van deze geldende bestemmingsplannen heeft het plangebied voornamelijk de bestemmingen Verkeer, Groen, Water en Agrarisch. De aanpassingen van de Oude Spoorbaan en Engelendaal passen niet helemaal binnen de geldende bestemmingsplannen, daarom is een nieuw bestemmingsplan nodig.

2.4 Beschrijving Van Het Plangebied

Het plangebied bestaat uit een deel van de Oude Spoorbaan en een deel van Engelendaal, inclusief de Dwarswateringbrug en een deel van de Zijlbrug. Het plangebied bestaat grotendeels uit bestaande wegen en ten oosten van de Dwarswateringbrug tevens voor een klein deel agrarisch en groen gebied.

De Oude Spoorbaan en Engelendaal hebben een belangrijke functie voor de bereikbaarheid van Leiderdorp en Leiden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0547.BPLRNEngelendaal-VA01_0004.png"

Afbeelding 2.3: Ligging deeltraject Engelendaal in Leiderdorp

Direct grenzend aan de weg liggen aan de noordzijde de boogwoningen met daarachter de woonwijk Driegatenbrug. Aan de zuidzijde liggen de Baanderij en de woonwijk Buitenhof.

afbeelding "i_NL.IMRO.0547.BPLRNEngelendaal-VA01_0005.png"

Afbeelding 2.4: Huidige situatie Oude Spoorbaan / Engelendaal met boogwoningen

Hoofdstuk 3 Ruimtelijke Ontwikkeling

3.1 Leidse Ring Noord

De Leidse Ring Noord (LRN) vormt samen met de A4, A44, N446 en de Rijnlandroute de Leidse Ring.

Het doel van het project LRN is om de doorstroming en betrouwbaarheid van de noordzijde van de Leidse ring te verbeteren en de huidige en toekomstige knelpunten in de doorstroming op te lossen. Daarmee ontstaat een robuust, betrouwbaar en toekomstbestendige ringstructuur die inspeelt op de toenemende mobiliteitsvraag.

De LRN is het aantrekkelijkste alternatief voor autoverkeer, dat om het stadscentrum van Leiden en de dorpskern van Leiderdorp geleid wordt zodat daar meer ruimte ontstaat voor bestemmingsverkeer, openbaar vervoer, fietsers en voetgangers. Daarnaast is het project gericht op verbetering van de infrastructuur voor het openbaar vervoer, de fiets en voetganger en draagt het project zorg voor inpassing in de omgeving. Hiermee verbeteren we de leefbaarheid van de binnenstad, woonwijken en de dorpskern.

De aanleg van de LRN, als ruggengraat voor vele andere ontwikkelingen binnen de agglomeratie, is randvoorwaardelijk om de ambities waar te kunnen maken. Het creëert ruimte voor duurzame gebiedsontwikkelingen in Leiden en Leiderdorp, zoals de Zwijger, de Baanderij, het Stationsgebied, het Bio Science Park, de Schipholweg, LEAD en het Vondelkwartier.

Daarnaast is de LRN van wezenlijk belang voor de bereikbaarheid van de Leidse regio als geheel en daarmee voor de economie, werkgelegenheid en de borging van een aantrekkelijk vestigingsklimaat. De Leidse Ring Noord is bij uitstek een project van regionaal belang, dat impact heeft op zowel regionaal als lokaal niveau.

Het noordelijk deel van de ring bestaat uit de Plesmanlaan, Schipholweg, Willem de Zwijgerlaan en de Oude Spoorbaan. Om deze route te verbeteren zijn aanpassingen aan de bestaande wegen nodig. De LRN is opgedeeld in een aantal deeltrajecten:

  1. a. Tracédeel Plesmanlaan
  2. b. Tracédeel Schipholweg
  3. c. Tracédeel Willem de Zwijgerlaan
  4. d. Tracédeel Engelendaal
  5. e. Tracédeel Oude Spoorbaan

Voorliggend bestemmingsplan maakt de aanpassingen van het tracédeel Engelendaal mogelijk. Hieronder wordt nader ingegaan op de verkeerskundige en ruimtelijk inpassing van dit tracédeel.

3.2 Verkeerskundige En Ruimtelijke Inpassing

3.2.1 Verkeerskundige uitgangspunten

Het project LRN moet leiden tot een duurzame en substantieel verbeterde verkeerssituatie voor het gemotoriseerd verkeer, openbaar vervoer en langzaam verkeer om zo bij te dragen dat de Leidse Ring functioneert als hoofddrager van het verkeerssysteem van de gehele stedelijke agglomeratie. Om dit te bereiken zijn in het geactualiseerde Kaderbesluit de volgende 10 verkeerskundige uitgangspunten geformuleerd:

  1. 1. Om te functioneren als hoofddrager van het autoverkeerssysteem moet de LRN zorgen voor betrouwbare en robuuste reistijden voor het bereiken van de agglomeratie zodat de LRN aantrekkelijker (conform de Verkenning LAB071) is ten opzichte van concurrerende routes;
  2. 2. De LRN zorgt op de kruispunten en rotondes voor een goede uitwisseling voor alle modaliteiten met het aansluitende wegennet. Om dit te bereiken wordt voldaan aan het 'Programma van Eisen Geregelde Kruispunten' van de gemeenten en overige richtlijnen.
  3. 3. De LRN moet voldoende toekomstvast zijn en de ontwerpen worden ten opzichte van het prognosejaar 2030 getoetst met een robuustheidsmarge van 15% (en 25% bij kunstwerken) aan extra verkeersgroei.
  4. 4. De LRN moet in inrichting, vormgeving en gebruik de weg zijn van de hoogste categorie binnen de agglomeratie en als zodanig herkenbaar zijn.
  5. 5. Het fietsnetwerk en de voorzieningen rond de LRN moet in directheid van routes en reistijd verbeteren of minimaal gelijkwaardig blijven ten opzichte van de huidige situatie.
  6. 6. De LRN moet zorgen voor een goede oversteekbaarheid en toegankelijkheid van de openbare ruimte
  7. 7. De LRN moet het hoogwaardig openbaar vervoer faciliteren zodat deze aan de gestelde eisen voldoet voor R-net.
  8. 8. Hulpdiensten moeten gebruik kunnen maken van de LRN of er worden aanvullende voorzieningen voor getroffen.
  9. 9. Landbouwverkeer moet gebruik kunnen maken van de LRN of er worden aanvullende voorzieningen voor getroffen.
  10. 10. Brugopeningen leiden niet tot overbelasting van de LRN en na sluiting dient het verkeersysteem zich binnen een redelijke termijn (circa 2 a 3 verkeerslichtencycli) weer te kunnen herstellen.

3.2.2 Ruimtelijke uitgangspunten

Voor de uitwerking van de LRN zijn vijf ruimtelijke uitgangspunten opgenomen in het geactualiseerde Kaderbesluit. Deze vormen de basis voor de ruimtelijke / stedenbouwkundige inpassing. Deze uitgangspunten zijn abstract geformuleerd zodat er per tracédeel ruimte is om ze verder uit te werken. Voor ieder tracédeel wordt bij het uitvoeringsbesluit de ruimtelijke ambities verder uitgewerkt om te komen tot een integraal ontwerp. Ook de wensen en eisen van de omgeving worden hierin meegenomen.

Om de opgave om samenhang, continuïteit en integraliteit van de LRN te bewerkstelligen, wordt scherp gekeken naar de directe omgeving van de Ring. Behalve dat de verkeersfunctie bediend dient te worden is dit een leefomgeving voor velen. De ontwerpopgave voor de LRN gaat dus naast het robuust maken van de verkeersstructuur, met nadruk ook over de realisatie van een goede leefomgeving. De weg en de stad en het dorp zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Het tracé van de LRN is in de loop der jaren uit verschillende onderdelen (wegsegmenten) tot stand gekomen. Het is van belang deze verschillen herkenbaar en beleefbaar te houden, nu ze integraal onderdeel van de stad zijn.

Centraal bij de inpassing van de LRN staat het netwerk van het stedelijk weefsel bestaande uit waterwegen en groenstructuren. Het beleven van en behoedzaam omgaan met deze waardevolle omgeving is leidend bij de verdere vormgeving van de LRN. Dat betekent dat de Ring niet als autonome entiteit door de regio getrokken wordt, maar dat de uitwerkingen van de verschillende onderdelen in samenhang met de ruimtelijke context tot een samenhangend geheel gebracht dient te worden. Daarmee is de inpassing van de Ring niet alleen een verkeerskundige opgave, maar biedt de transformatie van weg en omgeving ook een enorme kans voor de ontwikkeling van de Leidse regio in de 21e eeuw.

Vanuit de integrale ruimtelijke kaders zijn de volgende uitgangspunten voor inpassing van de LRN geformuleerd:

  1. 1. De LRN is in functionele zin een samenhangend systeem
  2. 2. De verschillende deelgebieden bepalen de identiteit van de weginpassing
  3. 3. De ruimtelijke overgangen in de route vragen bijzondere aandacht
  4. 4. Goede ruimtelijke inpassing, waarbij aandacht is voor:
  • Bestaande watergangen zichtbaar en beleefbaar maken
  • Versterken van groene verbindingen haaks op de LRN
  • Inpassen hoofdfietsroutes zowel parallel als haaks op de LRN
  • Aandacht voor oversteekbaarheid LRN voor voetgangers
  1. 5. Een duurzame en klimaatadaptieve inrichting van de LRN

3.2.3 Verkeerskundige en ruimtelijke inpassing LRN Engelendaal

Het tracédeel Engelendaal gaat uit van een gelijkvloerse autokruising van de Oude Spoorbaan en Engelendaal en een ongelijkvloerse kruising voor langzaam verkeer. Het kruispunt Engelendaal wordt compacter vormgegeven dan nu het geval is. De bypass voor gemotoriseerd verkeer vanaf de Willem de Zwijgerlaan naar de Rietschans wordt opgenomen in het kruispunt waardoor er meer ruimte komt voor de inpassing van fietspaden en een fietstunnel onder de Engelendaal. De weg is zoveel mogelijk naar het zuiden gelegd, om meer afstand tot de woningen aan de noordzijde te realiseren.

afbeelding "i_NL.IMRO.0547.BPLRNEngelendaal-VA01_0006.png"

Afbeelding 3.1: Uitgewerkt ontwerp conform geactualiseerde Kaderbesluit

3.3 Groen, Bomen En Water

De kruising Engelendaal - Oude Spoorbaan ligt in een groene, parkachtige omgeving. De weg op het talud van de Oude Spoorbaan wordt grotendeels omzoomd met groene, begroeide geluidschermen. Fietsers en voetgangers bewegen zich op maaiveld door de parkachtige omgeving en kruisen de autowegen via onderdoorgangen.

In het ontwerp is veel aandacht voor ecologie. Het deelproject Engelendaal vormt de verbindingsschakel tussen het stedelijke karakter van Leiderdorp/Leiden en de open polders buiten Leiderdorp. Dit beeld wordt in het project versterkt door, met name rondom het kruispunt, het karakter van een ecologische stedelijke omgeving te benadrukken door het planten van bomen en het inzaaien van de bermen met inheemse, kleurrijke begroeiing. In de polder zelf (ten oosten van de Dwarswateringbrug) ligt de nadruk op de weidse vergezichten. Het polderlandschap heeft vanwege zijn historische en karakteristieke verkaveling de status van Kroonjuweel gekregen. Tevens is deze Boterhuispolder een beschermd weidevogelgebied.

Ten behoeve van de verbreding van de fietspaden en rijwegen zullen voor LRN Engelendaal 40 bomen moeten worden gekapt of verplaatst. In het plan worden echter 120 bomen geplaatst waardoor het aantal bomen in het gebied tussen de Zijlbrug en de Dwarswateringbrug en langs Engelendaal met 80 bomen toeneemt. Zie Bijlage 1 Bomenplan.

Deze extra bomen worden ook toegevoegd ter compensatie van de bomen die in het deelproject LRN Oude Spoorbaan verdwijnen. In tegenstelling tot de andere deelprojecten is vanuit landschap, uitzicht, weidevogelbeheer en molenbiotoop de wens hier om een zo open mogelijk beeld te realiseren en minder bomen toe te passen. De inrichting van de openbare ruimte en beplanting is verder uitgewerkt in het Esthetisch Programma van Eisen (zie Bijlage 2 Esthetisch Programma van Eisen).

Uitgangspunt is dat de nieuwe bomen al enige maat hebben als ze worden aangeplant (stamomtrek van ongeveer 25 - 30 cm op 1,0 meter hoogte). In overleg met de bomenbond is gekozen voor een rijke variatie van inheemse boomsoorten. De inrichting met verschillende soorten draagt bij aan een vergroting van de biodiversiteit en voorkomt dat ziekten tussen de bomen worden overgedragen.

In overleg met het Hoogheemraadschap wordt extra open water gegraven ter compensatie van de toename van het verhard oppervlakte. Met name in de zuidwest hoek van het kruispunt (waar nu de bypass richting Baanderij is gelegen) ontstaat voldoende ruimte voor compenserend water. Conform beleid in Leiderdorp zullen bij alle te graven watergangen natuurvriendelijke oevers worden toegepast

3.4 Duurzaamheid

Het plan voor de LRN Engelendaal sluit aan bij de gemeentelijke duurzaamheidsambities. Alle relevante duurzaamheidsthema's zijn beoordeeld zoals klimaat en biodiversiteit, energietransitie en circulaire economie. Waterberging draagt bij aan minder belasting van het riool, door toepassing van klimaatvriendelijke bermen wordt dit bewerkstelligt. Circulair toepassen van grondstoffen (zoals duurzaam asfalt) is vanzelfsprekend onderdeel van het project. Ook in de aanbesteding wordt stevig ingezet op harde CO2 eisen en wordt de markt geprikkeld om te komen tot duurzame innovaties.

Hoofdstuk 4 Ruimtelijk Beleidskader

4.1 Nationaal Beleid

4.1.1 Nationale Omgevingsvisie (NOVI)

4.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

4.1.3 Duurzame verstedelijking

4.2 Provinciaal En Regionaal Beleid

4.2.1 Omgevingsvisie Zuid-Holland

4.2.2 Omgevingsverordening Zuid-Holland

4.2.3 Regionale Structuurvisie Holland Rijnland 2020

4.3 Gemeentelijk Beleid

4.3.1 Toekomstvisie Leiderdorp 2025 (2012), Samenwerken en verbinden

4.3.2 Ruimtelijke structuurvisie (2015)

4.3.3 Mobiliteitsvisie Bereikbaar en op weg (2020)

4.3.4 Groenstructuurplan Leiderdorp 2000, update 2012

4.3.5 Bomenbeleidsplan (2007) en Bomenbeleidsplan 2017 (geactualiseerd bomenbeleidsplan)

4.3.6 Duurzaamheidagenda 2011-2014 (2011)

4.4 Conclusie Beleidskader

Uit bovenstaande blijkt, dat de realisatie van de Leidse Ring Noord in overeenstemming is met zowel Rijks-, provinciaal, regionaal als gemeentelijk beleid.

Hoofdstuk 5 Omgevingsaspecten

5.1 Milieueffectrapportage

5.1.1 Kader

Voor de vraag of er sprake is van een m.e.r.-(beoordelings)plicht, zal in eerste instantie moeten worden getoetst aan de activiteitomschrijvingen in kolom 1 en 2 van onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r.. Behalve het Besluit m.e.r. kan er ook een plan-m.e.r.-plicht bestaan vanwege de eventueel vereiste passende beoordeling op basis van de Natuurbeschermingswet (zie artikel 7.2a lid 1 Wm).

In de bijlage bij het Besluit mer hebben de volgende onderdelen betrekking op wegen:

  1. 1. Onderdeel C-1.2: de aanleg van een autosnelweg of autoweg;
  2. 2. Onderdeel C-1.3: de aanleg, wijziging of uitbreiding van een weg bestaande uit vier of meer rijstroken, of verlegging of verbreding van bestaande wegen van twee rijstroken of minder tot wegen met vier of meer rijstroken niet zijnde een autosnelweg of autoweg. Ingevolge kolom 2 geldt er uitsluitend een mer-plicht in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een weg met een tracélengte van 10 kilometer of meer;
  3. 3. Onderdeel D-1.1: de wijziging of uitbreiding van een autosnelweg of een autoweg. Ingevolge kolom 2 geldt er uitsluitend een mer-(beoordelings)plicht in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een weg met een tracélengte van 5 kilometer of meer;
  4. 4. Onderdeel D-1-2: de wijziging of uitbreiding van een weg bestaande uit vier of meer rijstroken, of verlegging of verbreding van bestaande wegen van twee rijstroken of minder tot wegen met vier of meer rijstroken niet zijnde een autosnelweg of autoweg. Ingevolge kolom 2 geldt er uitsluitend een mer-(beoordelings)plicht in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een weg met een tracélengte van 5 kilometer of meer.

5.1.2 Onderzoeksresultaten

5.2 Archeologie

5.2.1 Beleidskader

5.2.2 Onderzoeksresultaten

Uit archeologisch bureauonderzoek (zie Bijlage 9 Archeologisch onderzoek) blijkt dat in het plangebied archeologische resten worden verwacht uit het laat-neolithicum tot en met de nieuwe tijd. De ligging van mogelijke crevassegeul-, kreek en oeverwalafzettingen binnen het plangebied resulteert in een hoge verwachting voor prehistorische vondsten (laat neolithicumijzertijd). Op deze hoger gelegen zones binnen het komgebied geldt er een middelhoge verwachting voor vondsten uit de Romeinse tijd tot en met de nieuwe tijd. Het lager gelegen komgebied zelf was minder geschikt voor bewoning. Wel kunnen hier resten vanaf het laat neolithicum tot en met de nieuwe tijd worden aangetroffen, hiervoor geldt echter een lage verwachting.

De top van de komafzettingen worden verwacht op een diepte vanaf 30 cm-mv. De top van de crevassegeul-, kreek en oeverwalafzettingen kan voorkomen op een diepte vanaf 60 cm-mv. Plaatselijk kan een oude bouwvoor uit de middeleeuwen of nieuwe tijd aanwezig zijn op een variërende diepte tussen 0 tot 1,35 m-mv. Mogelijk zijn veenafzettingen aanwezig, de diepteligging hiervan is op basis van de huidige informatie niet duidelijk.

Omdat er uit het bureauonderzoek blijkt dat binnen het plangebied een middelhoge tot hoge kans bestaat op het aantreffen van archeologische resten, is er een inventariserend veldonderzoek uitgevoerd (zie Bijlage 10 Archeologisch veldonderzoek). Op basis van het veldonderzoek is gebleken dat binnen het onderzoeksgebied sprake is van een dik, meerlagig (sub)recent ophogingspakket van enkele meters, waaronder mogelijke rivierafzettingen werden aangetroffen. Nergens werd een (deels) intacte oude bouwvoor, vegetatielaag, een crevasse- of oeverafzettingen of een veenpakket aangetroffen. Ook werden er geen archeologische resten aangetroffen die kunnen wijzen op de aanwezigheid van een vindplaats. In tegenstelling tot de verwachtingen lijkt het er sterk op dat de voorgenomen ontgraving tot circa 1,62 m – NAP binnen het aangetroffen ophogingspakket blijkt, en dat de aanleg van de fietstunnel derhalve geen bedreiging vorm voor eventueel in de diepere ondergrond aanwezige archeologische resten.

Voor het gehele plangebied is, conform de gemeentelijke archeologische waardenkaart de dubbelbestemming Waarde-Archeologie opgenomen. Afhankelijk van de hoogte van de trefkans, dient vanaf een bepaalde oppervlakte en diepte archeologisch onderzoek verricht te worden. Dit onderzoek is zoals hierboven beschreven al uitgevoerd.

5.3 Cultuurhistorie

5.3.1 Beleidskader

5.3.2 Onderzoeksresultaten

Binnen het plangebied zijn geen monumenten aanwezig, ook ligt het plangebied niet in of nabij een beschermd stads- of dorpsgezicht.

Het plangebied valt deels binnen de invloedssfeer van een molenbiotoop van de Zijllaanmolen. Voor het bouwen binnen de molenbiotoop gelden regels op basis van de Provinciale verordening. Er moet rekening gehouden worden met de vrije windvang en het zicht op de molen.

Binnen de molenbiotoop wordt een nieuwe brug gerealiseerd mer daarop een geluidsscherm. De hoogte van deze bouwwerken voldoet aan de regels van de Provinciale verordening. Een nadere toelichting hierop staat in paragraaf 4.2.2 Omgevingsverordening Zuid-Holland.

5.4 Ecologie

5.4.1 Beleidskader

De Wet natuurbescherming is gericht op de bescherming van gebieden, soorten en bossen. Bij gebieden gaat het om het Natuurnetwerk, waaronder Natura 2000 gebieden. De bescherming van soorten is gebaseerd op de Vogel- en habitatrichtlijn, maar er zijn ook andere soorten beschermd. Dit kan per provincie verschillend zijn.

Voor houtopstanden (bos) binnen de bebouwde kom en in tuinen en erven is de Wet Natuurbescherming niet van toepassing. Het plangebied ligt binnen de bebouwde kom.

5.4.2 Onderzoeksresultaten

5.5 Milieu

5.5.1 Bodem

5.5.2 Externe veiligheid

5.5.3 Geluid

5.5.4 Luchtkwaliteit

5.6 Kabels En Leidingen

In het plangebied liggen gasleidingen en een ondergrondse hoogspanningsverbinding (50 kV). Voor de hoogspanningsverbindingen en de gasleidingen geldt er een veiligheidszone. In het bestemmingsplan is deze zone opgenomen met de dubbelbestemmingen 'Leiding-Hoogspanning' en 'Leiding-Gas'. De dubbelbestemming bevat een bouwverbod (met afwijkingsmogelijkheid) en een omgevingsvergunningstelsel voor werken en werkzaamheden.

5.7 Water

5.7.1 Beleidskader

Beleid waterschap

Waterbeheerplan 5

Voor de planperiode 2016-2021 zal het Waterbeheerplan 5 (WBP5) van het hoogheemraadschap van Rijnland van toepassing zijn. In dit plan geeft het hoogheemraadschap van Rijnland aan wat haar ambities voor de komende planperiode zijn en welke maatregelen in het watersysteem worden getroffen. In het WBP5 staat samen werken met de omgeving aan water centraal. Het hoogheemraadschap van Rijnland wil samen met zijn omgeving werken aan duurzaam en efficiënt waterbeheer. De vier hoofddoelen zijn veiligheid tegen overstromingen, voldoende water, gezond water en de waterketen.

Wat betreft veiligheid is cruciaal dat de waterkeringen voldoende hoog en stevig zijn én blijven en dat rekening wordt gehouden met mogelijk toekomstige dijkverbeteringen.

Bij voldoende water gaat het erom het complete watersysteem goed in te richten, goed te beheren en goed te onderhouden. Daarbij wil het hoogheemraadschap van Rijnland dat het watersysteem op orde en toekomstvast wordt gemaakt, rekening houdend met klimaatverandering. Immers, de verandering van het klimaat leidt naar verwachting tot meer lokale en heviger buien, perioden van langdurige droogte en zeespiegelrijzing. Het waterbeheerplan sorteert voor op deze ontwikkelingen. Gezond water is de zorgplicht om het water schoon zoals past bij de functie van het water te houden. Wat betreft de waterketen, zijnde afvalwater, wordt dit optimaal gezuiverd en onttrokken grondstoffen worden hergebruikt.

Keur en uitvoeringsregels

Per 1 juli 2020 is een nieuwe Keur en de daarbij horende uitvoeringsregels in werking getreden. De Keur is benodigd vanuit de Waterwet. Daarin zijn vastgelegd de bevoegdheden en taken van het hoogheemraadschap, zijnde de zorg voor het watersysteem, de zorg voor het zuiveren van afvalwater, de zorg voor andere waterstaatsaangelegenheden en waterbeheer. De Keur dient tevens ter invulling van deze doelstellingen, te weten: voorkoming en waar nodig beperking van overstromingen, wateroverlast en waterschaarste, in samenhang met bescherming en verbetering van de chemische en ecologische kwaliteit van watersystemen, en vervulling van maatschappelijke functies door watersystemen. Samengevat is maakt de Keur en uitvoeringsregels het mogelijk dat het hoogheemraadschap van Rijnland haar taken als waterkwaliteits- en kwantiteitsbeheerder kan uitvoeren. De Keur is een verordening van de waterbeheerder met wettelijke regels (gebod- en verbodsbepalingen) voor: waterkeringen (onder andere duinen, dijken en kaden), watergangen (onder andere kanalen, rivieren, sloten, beken) en andere waterstaatswerken (o.a. bruggen, duikers, stuwen, sluizen en gemalen).

De Keur bevat verbodsbepalingen voor werken en werkzaamheden in of bij de bovengenoemde waterstaatswerken. Er kan een ontheffing worden aangevraagd om een bepaalde activiteit wel te mogen uitvoeren. Als het hoogheemraadschap van Rijnland daarin toestemt, dan wordt dat geregeld in een watervergunning. De Keur is daarmee een belangrijk middel om via vergunningverlening en handhaving het watersysteem op orde te houden of te krijgen. In de Uitvoeringsregels, die bij de Keur horen, is het beleid van het hoogheemraadschap van Rijnland nader uitgewerkt.

Waterkeringen

Het hoogheemraadschap van Rijnland heeft de zorg voor de waterkeringen (zowel primaire als secundaire) en de instandhouding van de landscheidingen met de aangrenzende waterschappen.

Verharding onbebouwde gronden

Binnen het beheergebied van het hoogheemraadschap van Rijnland gelden strenge regels om onbebouwde grond te verharden. Bij toename van verharding van de onbebouwde gronden met meer dan 500 m2 is compensatie van verharding door middel van extra te graven vierkante meters water verplicht. Hiervoor geldt een realisatie- en meldingsplicht als ontheffing van de Keur en uitvoeringsregels van het hoogheemraadschap van Rijnland. De initiatiefnemer dient toename van de verharding en de realisatie van extra water te melden bij het hoogheemraadschap van Rijnland. Bij toename van verharding van om onbebouwde grond met meer dan 5000 m2 dient de aanvrager een vergunning aan te vragen bij het hoogheemraadschap van Rijnland. Bij het aanleggen van 500 m2 tot 5000 m2 verharding is het meldingsplichtig.

Beleid gemeente Leiderdorp

VGRP 2016 – 2018 en het Waterbeheerplan 2020-2029

Het doel van het waterbeheerplan is om voor de komende jaren inzichtelijk te maken welke kosten gemoeid zijn met de uitvoering van alle onderhoudsmaatregelen in relatie tot de watergangen. Vanuit het Verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan (VGRP) en het Waterbeheerplan zijn de volgende uitgangspunten opgenomen:

  • In nieuw gebied wordt altijd gescheiden riolering aangebracht waarbij het hemelwater bij voorkeur direct op het oppervlaktewater aangesloten;
  • Bij alle bouwprojecten wordt het belang van het water zorgvuldig meegewogen. Extra verharding wordt gecompenseerd door 15 % extra oppervlaktewater te creëren. Het uitgangspunt is regenwater langer vasthouden of tijdelijk opslaan op locatie, in plaats van direct afvoeren;
  • Afstromend hemelwater van daken en wegen mag zonder beperkingen op het oppervlaktewater worden geloosd, mits de waterkwaliteit niet verslechterd en de waterkwantiteit niet in het geding komt;
  • Het afkoppelen lift in beginsel mee met de reguliere rioolvervanging of herinrichting, mits doelmatig;
  • Bestaande riolering moet in staat zijn bui 08 te verwerken zonder water op straat. Bij nieuwe of herinrichtingslocaties wordt rekening gehouden met klimaatontwikkelingen;
  • Door structureel reinigen van riolen, kolken en wegen zorgt de gemeente dat afstroming naar en in de riolen gewaarborgd wordt;
  • Watergangen en duikers zijn schoon (baggeren en maaien) om afvoer te waarborgen;
  • De kademuren en beschoeiingen zijn in orde om te zorgen dat watergangen het juiste profiel behouden.

5.7.2 Onderzoeksresultaten

5.8 Niet Gesprongen Explosieven (Nge)

5.8.1 Kader

In het plangebied zullen bodemroerende werkzaamheden worden uitgevoerd. De Arbeidsomstandighedenwet stelt dat er gezorgd moet worden voor een veilige werkplek. Uit dien hoofde dient een onderzoek naar de aanwezigheid van Niet gesprongen explosieven (NGE) te worden uitgevoerd.

5.8.2 Onderzoeksresultaten

Voor de LRN Engelendaal heeft onderzoek plaatsgevonden naar niet gesprongen explosieven (Bijlage 19Memo onderzoek NGE en Bijlage 20 Onderzoek conventionele explosieven). Hieruit blijkt dat er beperkingen zijn bij werkzaamheden (zoals werken volgens protocol en opsporingswerkzaamheden). Als bij de werkzaamheden rekening wordt gehouden met de beperkingen, vormen de NGE geen belemmering voor het project.

Hoofdstuk 6 Juridische Planbeschrijving

6.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de wijze waarop de bestaande situatie en nieuwe ontwikkelingen in het plangebied juridisch zijn vertaald.

Het juridische deel van een bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding en de regels.

De regels bevatten regels voor het gebruik van de gronden, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing en regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken.

De verbeelding heeft een ondersteunende rol voor toepassing van de regels alsmede de functie van visualisering van de bestemmingen. De verbeelding vormt samen met de regels het voor de burgers bindende onderdeel van het bestemmingsplan. De toelichting heeft geen bindende werking; de toelichting maakt juridisch gezien ook geen deel uit van het bestemmingsplan maar heeft wel een belangrijke functie bij de onderbouwing van het plan en ook bij de uitleg van bepaalde bestemmingen en regels.

6.2 Opzet En Volgorde Van De Regels

De regels van bestemmingsplan Leidse Ring Noord Engelendaal zijn op de volgende wijze opgebouwd.

Hoofdstuk 1

Artikel 1 en 2 Inleidende regels:

  • Begrippen
  • Wijze van meten

Hoofdstuk 2

Artikel 3 t/m 9 Bestemmingsregels:

  • Groen
  • Verkeer
  • Leiding - Gas
  • Leiding - Hoogspanning
  • Waarde -Archelogie lage trefkans
  • Waarde -Archelogie middelhoge trefkans
  • Waarde -Archelogie hoge trefkans

Hoofdstuk 3

Artikel 10 t/m 13 Algemene regels:

  • Anti-dubbeltelregel
  • Algemene bouwregels
  • Algemene afwijkingssregels
  • Overige regels

Hoofdstuk 4

Artikel 14 en 15 Overgangs- en slotregels:

  • Overgangsrecht
  • Slotregel

6.3 Uitleg Van De Regels

6.3.1 Inleiding

Bij het opstellen van het onderhavige bestemmingsplan is aansluiting gezocht bij de in de Wet ruimtelijke ordening en het Besluit ruimtelijke ordening geformuleerde uitgangspunten. Daarnaast is voor het bestemmingsplan aangesloten bij de landelijke standaard voor bestemmingsplannen: de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2012 (SVBP2012).

6.3.2 Inleidende regels

Begripsbepalingen (Artikel 1)

In de begripsbepaling worden begrippen waarnodig beschreven om zodoende interpretatieproblemen te voorkomen. Veelal worden begrippen gedefinieerd die in de voorschriften worden gebruikt en daar een bijzondere betekenis hebben, die afwijkt van of niet dan wel niet vaak voorkomt in het “normale” spraakgebruik. Wanneer een begrip niet opgenomen is in de begripsomschrijvingen/-bepalingen en er ontstaat een interpretatieprobleem dan is het normale spraakgebruik richtinggevend. De begripsomschrijvingen/-bepalingen zijn niet uitputtend bedoeld. De belangrijkste en/of onduidelijke begrippen zijn opgenomen in dit artikel.

Wijze van meten (Artikel 2)

De wijze van meten beschrijft hoe de genoemde maatvoeringen in de diverse bestemmingsbepalingen gemeten dienen te worden.

6.3.3 Bestemmingsregels

Groen (Artikel 3)

Gronden aangewezen voor 'Groen' zijn bestemd voor groenvoorzieningen, voet- en fietspaden, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen, straatmeubilair en speelvoorzieningen.

Binnen deze bestemming mogen alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.

Verkeer (Artikel 4)

Gronden aangewezen voor 'Verkeer' zijn bestemd voor hoofd- en gebiedsontsluitingswegen (waarbij ten hoogste 2x2 rijstroken, alsmede parallelrijbanen, busbanen, opstelstroken en in- en uitvoegstroken zijn toegestaan), voet- en (brom)fietspaden, inclusief onderdoorgangen en daarbij behorende (gebouwde) hellingbanen, groenvoorzieningen, speelvoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, straatmeubilair en afvalverzameling, nutsvoorzieningen en geluidswerende voorzieningen.

Binnen deze bestemming mogen alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.

De as van de weg moet gerealiseerd worden ter plaatse van de as van de weg op de verbeelding. In de regels is een binnenplanse afwijking opgenomen voor het verschuiven van de as van de weg tot maximaal 5 meter.

Leiding - Gas (Artikel 5)

Ter plaatse van het plangebied zijn gasleidingen aanwezig. Deze gasleidingen zijn in dit bestemmingsplan beschermd middels de dubbelbestemming 'Leiding - Gas'.

Leiding - Hoogspanningsverbinding (Artikel 6)

Ter plaatse van het plangebied is een ondergrondse hoogspanningsverbinding aanwezig. Deze hoogspanningsverbinding is in dit bestemmingsplan beschermd middels de dubbelbestemming 'Leiding - Hoogspanningsverbinding'.

Waarde - Archeologie hoge trefkans (Artikel 7)

De gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie hoge trefkans' zijn mede bestemd voor de bescherming van archeologische waarden.

Er mag uitsluitend gebouwd worden ten behoeve van deze bestemming, en ten behoeve van de overige geldende bestemming(en), mits de bepalingen omtrent de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden vooraf in acht zijn genomen.

Voor het uitvoeren van bepaalde werken en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist, indien deze over een (totale) oppervlakte groter dan 30 m² worden uitgevoerd. Deze omgevingsvergunning kan alleen verleend worden indien de werken en werkzaamheden geen afbreuk doen aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarden. Om dit aan te tonen moet de aanvrager een archeologisch rapport overleggen. Indien noodzakelijk kunnen aan de omgevingsvergunning voorwaarden worden verbonden.

Waarde - Archeologie middelhoge trefkans (Artikel 8)

De gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie middelhoge trefkans' zijn mede bestemd voor de bescherming van archeologische waarden.

Er mag uitsluitend gebouwd worden ten behoeve van deze bestemming, en ten behoeve van de overige geldende bestemming(en), beide mits de bepalingen omtrent de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden vooraf in acht zijn genomen.

Voor het uitvoeren van bepaalde werken en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist, indien deze dieper dan 30 cm en over een (totale) oppervlakte groter dan 100 m² worden uitgevoerd. Deze omgevingsvergunning kan alleen verleend worden indien de werken en werkzaamheden geen afbreuk doen aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarden. Om dit aan te tonen moet de aanvrager een archeologisch rapport overleggen. Indien noodzakelijk kunnen aan de omgevingsvergunning voorwaarden worden verbonden.

Waarde - Archeologie lage trefkans (Artikel 9)

De gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie lage trefkans' zijn mede bestemd voor de bescherming van archeologische waarden.

Er mag uitsluitend gebouwd worden ten behoeve van deze bestemming, en ten behoeve van de overige geldende bestemming(en), beide mits de bepalingen omtrent de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden vooraf in acht zijn genomen.

Voor het uitvoeren van bepaalde werken en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist, indien deze dieper dan 30 cm en over een (totale) oppervlakte groter dan 1000 m² worden uitgevoerd. Deze omgevingsvergunning kan alleen verleend worden indien de werken en werkzaamheden geen afbreuk doen aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarden. Om dit aan te tonen moet de aanvrager een archeologisch rapport overleggen. Indien noodzakelijk kunnen aan de omgevingsvergunning voorwaarden worden verbonden.

6.3.4 Algemene regels

De algemene regels bevatten de volgende artikelen:

Antidubbeltelregel (Artikel 11)

De antidubbeltelregel bepaalt dat grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing blijft.

De antidubbeltelregel is opgenomen in het Bro2008 met de verplichting deze over te nemen in het bestemmingsplan. De Wro bevat een algemeen verbod om de gronden en bebouwing in strijd met het bestemmingsplan te gebruiken. Dit hoeft dus niet in de regels te worden opgenomen. Hetzelfde geldt voor de strafbepaling.

Algemene bouwregels (Artikel 12)

In de algemene bouwregels is aangegeven dat de bestaande maten die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, als ten hoogste of ten minste toelaatbaar mogen worden aangehouden.

In de algemene bouwregels zijn ook regels gegeven voor het ondergronds bouwen. De regels geven kort en bondig aan dat ondergronds bouwen is toegestaan, daar waar bovengronds bouwen is toegestaan.

Algemene gebruiksregels (Artikel 13)

Hierin is het strijdig gebruik opgenomen dat geldt voor elke bestemming.

Algemene aanduidingsregels (Artikel 14)

In deze bepaling zijn de regels voor de molenbiotoop, ter bescherming van de functie van de molen, opgenomen. Tevens zijn regels voor de diverse vrijwaringszones van de waterkeringen en provinciale vaarweg, die in het plangebied gelden, opgenomen.

Algemene afwijkingsregels (Artikel 15)

Op grond van de algemene afwijkingssregels kan afgeweken worden van het bestemmingsplan in verschillende specifieke gevallen. In onderhavig bestemmingsplan gaat het om het afwijken van de maatvoering.

Overige regels (Artikel 16)

De overige regels hebben betrekking op verwijzingen naar andere wetgeving.

6.3.5 Overgangs- en slotregels

Overgangsregels (Artikel 17)

Het overgangsrecht is opgenomen in het Bro2008 met de verplichting deze over te nemen in het bestemmingsplan.

De overgangsregels bevatten bepalingen omtrent het voortzetten van gebruik van gronden en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is.

Eenzelfde regeling is opgenomen voor bouwwerken die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering zijn, dan wel gebouwd kunnen worden krachtens een bouwvergunning.

Indien zo'n bouwwerk afwijkt van dit plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot, het bouwwerk

    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

Slotregels (Artikel 18)

In de slotregels worden de regels van dit bestemmingsplan aangehaald.

Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid

7.1 Economische Uitvoerbaarheid

Het gemeentelijke uitvoeringskrediet is door middel van het uitvoeringsbesluit op 16 september 2021 (Z/21/117368/237393) beschikbaar gesteld.

Het bestemmingsplan Leidse Ring Noord Engelendaal maakt geen bouwplannen mogelijk in de zin van de Grondexplotatiewet. Dit betekent dat er geen exploitatieplan opgesteld hoeft te worden.

Gelet op het voorstaande is er spake van een economisch uitvoerbaar bestemmingsplan.

7.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

7.2.1 Algemeen

Een bestemmingsplan dient maatschappelijk uitvoerbaar te zijn. Dat wil zeggen dat de voorgenomen ontwikkelingen die mogelijk worden gemaakt in het bestemmingsplan zijn besproken met belanghebbenden. Het is vrijwel niet mogelijk iedereen tevreden te stemmen: bij het tegen elkaar afwegen van de diverse belangen kan het altijd mogelijk zijn dat één belang minder gewicht wordt toegekend dan het ander.

7.2.2 Participatie

In aanloop naar het geactualiseerde kaderbesluit is er een uitgebreid participatieproces doorlopen met de omgeving en belangrijke stakeholders in en rondom het gebied. De inzichten die daaruit zijn gekomen zijn de basis geweest voor het participatieproces, om te komen tot het uitvoeringsbesluit en het bestemmingsplan. De uitgangspunten voor het participatieproces, conform de Participatie- en inspraakverordening 2019 en het geactualiseerde kaderbesluit uit 2019/2020, zijn:

  • Er wordt geparticipeerd over de verkeersoplossing met het participatieniveau informeren
  • Er wordt geparticipeerd over de inpassing (geluidsvoorzieningen, groen e.d.) met het participatieniveau raadplegen
  • Er wordt vroegtijdig afstemming gezocht met stakeholders, voor draagvlak en duurzame relaties
  • Er worden verschillende participatie- en communicatiemiddelen gericht ingezet, zoals informatieavonden, klankbordgroepen, bewonersbrieven en individuele gesprekken met belanghebbenden
  • Per tracédeel is participatie op maat noodzakelijk, afhankelijk van het speelveld en de belangen. Hierbij wordt afgestemd met de participatie en communicatiekalenders van raakvlakprojecten.

Het doel van participatie en communicatie over de LRN is:

  • De kwaliteit van de plannen verbeteren.
  • Draagvlak creëren / behouden voor de aanleg van de LRN.
  • Duurzame relaties met de omgeving opbouwen.

Er zijn plenaire informatiebijeenkomsten georganiseerd, per tracédeel zijn er klankbordgroepen samengesteld met omwonenden die hun reactie op de conceptvoorkeursuitwerking hebben gegeven, er zijn bewonersbrieven verstuurd om omwonenden te informeren en er heeft overleg plaatsgevonden met andere belanghebbenden, zoals ondernemers en belangenverenigingen.

Om te komen tot het uitvoeringsbesluit en het voorliggende bestemmingsplan zijn verschillende vormen van participatie toegepast. In onderstaand overzicht worden de betrokken stakeholders inzichtelijk gemaakt. Met een helder verwachtingspatroon over de participatie hebben de partijen succesvol samengewerkt.

Type stakeholder Stakeholder Aanhaking bij het project
Bedrijven/instellingen Watersportverenigingen, ondernemingsverenigingen Leiden en Leiderdorp, hulpdiensten, Huisman Leiden Bilaterale overleggen
Bijeenkomsten meedenkgroep
Omwonenden Bewoners in de directe omgeving van onder meer de wijk Buitenhof en Driegatenbrug en de Leidse wijkverenigingen Merenwijk en de Kooi (in verband met de fietspadverbreding rondom de Zijlbrug) Bilaterale overleggen
Bijeenkomsten meedenkgroep
Belangenverenigingen Bomenbond, Fietsersbond Bilaterale overleggen
Bijeenkomsten meedenkgroep
Werk derden R-net, HOV, kabels en leidingen, WarmteLinq Bilaterale overleggen
Raakvlakprojecten/interne stakeholders Projectorganisatie en ontwikkelaars Baanderij Bilaterale overleggen
Bijeenkomsten meedenkgroep
Bevoegde gezagen Waterschap, provincie Zuid-Holland Bilaterale overleggen

Tabel 7.1: Participatieoverzicht

Het raadpleegproces voor het uitvoeringsbesluit en bestemmingsplan heeft betrekking gehad op de ruimtelijke inpassing van tracédeel Engelendaal, met onderwerpen zoals de inrichting van de groenstroken en de fietsverbindingen en specifieke onderdelen langs het tracé zoals de vormgeving en exacte positionering van de geluidsschermen.

Bovenstaande onderwerpen zijn met de desbetreffende partijen besproken in bilaterale overleggen of tijdens de verschillende bijeenkomsten die zijn georganiseerd voor de stakeholders. Deze bijeenkomsten hebben in verband met corona-maatregelen digitaal plaatsgevonden. Hierover is door de stakeholders aangegeven dat dit een goede methode is om zowel geïnformeerd te worden als input te leveren. Er hebben drie online bijeenkomsten van de meedenkgroep plaatsgevonden om de betrokken stakeholders te informeren over de stand van zaken en te raadplegen over diverse onderwerpen. Hiervoor zijn alle eerder in kaart gebrachte stakeholders uitgenodigd en er zijn aanvullend bewonersbrieven verstuurd, om te garanderen dat alle betrokken partijen op de hoogte zijn. Tijdens de eerste bijeenkomst is de groep hoofdzakelijk geïnformeerd over de ruimtelijke inpassing, verkeersoplossing en zijn de ruimtelijke uitgangspunten toegelicht. Tijdens de tweede bijeenkomst zijn de wensen en eisen voor het ontwerp opgehaald. Tijdens de derde bijeenkomst lag de focus op het informeren over het ontwerp en de gemaakte keuzes.

Daarnaast is er een drietal avonden georganiseerd speciaal voor de bewoners van de boogwoningen, vanwege de directe en specifieke impact van het project op de bewoners van de deze woningen. Voor de verdere detaillering van de tuin en het scherm zal de komende tijd verder overleg met de bewoners en de VvE's plaatsvinden.

Dit participatieproces heeft geleid tot een aantal verbeteringen van het ontwerp. Zo is met name in overleg met omwonenden gekozen voor de groene schermen. In overleg met omwonenden en de Fietsersbond is onder andere de steile helling in het fietspad naar de Dwarswateringbrug en de scherpe bocht in het fietspad bovenaan bij de Zijlbrug aangepast.

Ook is het ontwerp van de tuin voor de Boogwoningen tot stand gekomen door positieve en enthousiaste inbreng vanuit de bewoners.

7.2.3 Vooroverleg

Het plan is aan een aantal instanties toegezonden voor reactie als bedoeld in art 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening.

  • De Provincie Zuid-Holland heeft aangegeven akkoord te zijn met het voorontwerpbestemmingsplan en specifiek met de onderbouwing zoals opgenomen in de paragraaf 4.2.2.2. ten aanzien van de Proviciale Verordening.
  • De Gasunie heeft enkele aanpassingen van artikel 5 van de regels voorgesteld. Deze aanpassingen zijn verwerkt.
  • Liander heeft laten weten geen opmerking te hebben op het voorontwerpbestemmingsplan.

Van de overige instanties is geen reactie ontvangen.

7.2.4 Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan voor de Leidse Ring Noord Engelendaal heeft conform artikel 3.8 Wro jo. afd. 3.4 Awb voor zes weken ter inzage gelegen voor zienswijzen (in de periode van 30 december t/m 9 februari 2022). Gedurende de ter visielegging zijn 2 zienswijzen ingediend. Deze zienswijzen zijn in de Nota Zienswijzen (zie Bijlage 21 Nota zienswijzen) samengevat en van een reactie voorzien. Naar aanleiding van de zienswijzen zijn enkele tekstuele omissies in de toelichting hersteld.

Bijlage 1 Bomenplan

Bijlage 1 Bomenplan

Bijlage 2 Esthetisch Programma Van Eisen

Bijlage 2 Esthetisch Programma van Eisen

Bijlage 3 Notitie Weidevogelgebied

Bijlage 3 Notitie weidevogelgebied

Bijlage 4 Mer-beoordeling

Bijlage 4 Mer-beoordeling

Bijlage 5 Stikstofonderzoek

Bijlage 5 Stikstofonderzoek

Bijlage 6 Ecologische Beoordeling

Bijlage 6 Ecologische beoordeling

Bijlage 7 Mer-beoordelingsbesluit Leiderdorp

Bijlage 7 Mer-beoordelingsbesluit Leiderdorp

Bijlage 8 Mer-beoordelingsbesluit Leiden

Bijlage 8 Mer-beoordelingsbesluit Leiden

Bijlage 9 Archeologisch Onderzoek

Bijlage 9 Archeologisch onderzoek

Bijlage 10 Archeologisch Veldonderzoek

Bijlage 10 Archeologisch veldonderzoek

Bijlage 11 Ecologische Quickscan

Bijlage 11 Ecologische quickscan

Bijlage 12 Aanvullend Ecologisch Onderzoek

Bijlage 12 Aanvullend ecologisch onderzoek

Bijlage 13 Bodem- En Waterbodemonderzoek Engelendaal

Bijlage 13 Bodem- en waterbodemonderzoek Engelendaal

Bijlage 14 Bodem- En Waterbodemonderzoek Oude Spoorbaan

Bijlage 14 Bodem- en waterbodemonderzoek Oude Spoorbaan

Bijlage 15 Verhardingsonderzoek 2019

Bijlage 15 Verhardingsonderzoek 2019

Bijlage 16 Akoestisch Onderzoek

Bijlage 16 Akoestisch onderzoek

Bijlage 17 Onderzoek Luchtkwaliteit

Bijlage 17 Onderzoek luchtkwaliteit

Bijlage 18 Watertoets Engelendaal

Bijlage 18 Watertoets Engelendaal

Bijlage 19 Memo Onderzoek Nge

Bijlage 19 Memo onderzoek NGE

Bijlage 20 Onderzoek Conventionele Explosieven

Bijlage 20 Onderzoek conventionele explosieven

Bijlage 21 Nota Zienswijzen

Bijlage 21 Nota zienswijzen