KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Algemene Bepalingen
Artikel 1 Begripsbepalingen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Artikel 3 Verhouding Tot Andere Bestemmingsplanregelingen
Hoofdstuk 2 Activiteiten - Bouwen
Artikel 4 Bijbehorende Bouwwerken, Geen Erker Zijnde, Bouwen
Artikel 5 Erkers Bouwen
Artikel 6 Luifels
Artikel 7 Erfafscheiding
Artikel 8 Dakkapel En Dakopbouw
Artikel 9 Gebouw Ten Behoeve Van Een Openbare Nutsvoorziening, De Telecommunicatie, Het Openbaar Vervoer Of Het Trein-, Water- Of Wegverkeer
Artikel 10 Zwembad, Whirlpool, Jacuzzi Of Vijver Op Het Erf Bij Een Woning Of Woongebouw
Artikel 11 Sport- Of Speeltoestel Anders Dan Voor Uitsluitend Particulier Gebruik
Artikel 12 Een Kas Of Bedrijfsgebouw Van Lichte Constructie
Hoofdstuk 3 Activiteiten - Gebruik
Artikel 13 Aan-huis Gebonden Beroep
Artikel 14 Logiesverstrekking Arbeidsmigranten
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 15 Overgangsrecht
Artikel 16 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding Planherziening
1.2 Projectbeschrijving
1.3 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Beschrijving Beleid
2.1 Vigerend Beleid
2.2 Beleidsanalyse
2.3 Toekomstige Situatie
2.4 Uitgangspunten Regels
Hoofdstuk 3 Anticiperen Op De Omgevingswet - Plansystematiek
3.1 Beleidskader
3.2 Plansystematiek Kruimelgevallenregeling
3.3 Juridische Planopzet
Hoofdstuk 4 Planopzet
4.1 De Planologische Opgave
4.2 Toelichting Op De Regels
Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid
5.1 Economische Uitvoerbaarheid
5.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
5.3 Crisis- En Herstelwet
Bijlage 1 Nota Van Beantwoording Overlegreacties/zienswijzen Tevens Nota Van Wijzigingen

Crisis- en herstelwet bestemmingsplan aanvullende bouw- en gebruiksregels Lisse

Bestemmingsplan - Gemeente Lisse

Vastgesteld op 30-05-2024 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Algemene Bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

1.1 plan

het bestemmingsplan 'Crisis- en herstelwet bestemmingsplan aanvullende bouw- en gebruiksregels Lisse' met identificatienummer NL.IMRO.0553.Chwplankruimel-vax1 van de gemeente Lisse.

1.2 aan-huis-gebonden beroep

een vrij beroep, waarvan de activiteiten niet publiek gericht zijn, dat op kleine schaal in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning primair haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende beroepsuitoefening een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie. Zoals arts, notaris of advocaat.

1.3 aansluitend terrein

het terrein dat op grond van het bestemmingsplan voor bebouwing in aanmerking komt zodat een uitbreiding van of een bijgebouw bij een woongebouw of een ander gebouw gerealiseerd moet worden binnen dergelijke ten behoeve van bebouwing begrensde gronden.

1.4 achtererfgebied

erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 meter afstand van de voorkant, van het hoofdgebouw.

1.5 achtergevel

de gevel die als voornaamste oorspronkelijke achtergevelvlak wordt gezien.

1.6 agrarisch bedrijf

een bedrijf, gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren.

1.7 ander gebouw

een ander gebouw dan een woning, zoals een winkel, kantoor, praktijkruimte, bedrijfsgebouw, etc.

1.8 bebouwde kom

het gebied waar de verschillende bestemmingsplannen voor de kernen gelden, zoals dit wordt begrensd door het vigerende bestemmingsplan voor het Buitengebied.

1.9 bebouwing

een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouw zijnde.

1.10 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.11 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.

1.12 bouwhoogte

de hoogte van het hoogste punt van het gebouw (met uitzondering van schoorstenen en liftopbouwen) tot aan het aansluitend terrein.

1.13 bouwlaag

de begane grond of een verdieping van een gebouw, met dien verstande dat per bouwlaag 100% van het vloeroppervlak een plafondhoogte van ten minste 2,40 meter aanwezig cq. mogelijk is.

1.14 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.15 bruto-vloeroppervlak

zie NEN 2580.

1.16 dakhelling

de hoek van het dakvlak ten opzichte van de vloer of grondvlak van een ruimte.

1.17 daknok

hoogste punt van een schuin dak.

1.18 dakvoet

laagste punt van een schuin dak.

1.19 erf

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden.

1.20 erfafscheiding

de afbakening van een erf of perceel van een ernaast gelegen erf of van de openbare

1.21 erker

een ondergeschikte toevoeging aan de voorgevel op de begane grond.

1.22 gebouw

elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.23 hoofdgebouw

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.24 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

het in een woning door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, voor zover sprake is van een inrichting type A, zoals bedoeld in het Activiteitenbesluit, en voor zover de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij hoort.

1.25 logies

gebruiksfunctie voor het bieden van tijdelijk onderdak aan personen, die hun hoofdverblijf elders hebben, in een woning, niet zijnde bedoeld voor recreatieve doeleinden.

1.26 luifel

afdak tegen een gebouw, veelal boven een ingangspartij van een huis, dat beschutting geeft tegen weersinvloeden.

1.27 molenbiotoop

de locatie rondom een traditionele windmolen, waarvan de geometrische begrenzing is vastgelegd in de Zuid-Hollandse Omgevingsverordening en diens rechtsopvolgers.

1.28 nutsvoorziening

een infrastructurele voorziening, zoals gas, water, elektriciteit, telecommunicatie, openbaar vervoer en waterstaat.

1.29 omgevingsplanactiviteit

bestemmingsplanactiviteit als bedoeld in artikel 7c, veertiende lid, van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet.

1.30 ondergeschikte bouwdelen

bouwdelen, die buiten de hoofdmassa van het gebouw uitsteken, zoals schoorstenen, antennemasten, windvanen, vlaggenmasten, wolfseinden, dakkapellen en andere ondergeschikte dakopbouwen.

1.31 oorspronkelijke woning

de woning zoals die op basis van de oorspronkelijke eerste bouwvergunning is gebouwd.

1.32 openbaar toegankelijk gebied

weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer.

1.33 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak en maximaal één wand, zoals een luifel of een carport.

1.34 straatpeil

  1. a. voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst, de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. b. voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst, de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw.

1.35 uitbreiding of aangebouwd bijgebouw

een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat ondergeschikt is aan en ten dienste staat van het hoofdgebouw.

1.36 voorerfgebied

erf dat geen onderdeel is van het achtererfgebied.

1.37 voorgevel

de gevel die als voornaamste oorspronkelijke voorgevelvlak wordt gezien.

1.38 voorgevelrooilijn

voorgevelrooilijn als bedoeld in het bestemmingsplan, de beheersverordening dan wel de gemeentelijke bouwverordening.

1.39 vrijstaand bijgebouw

een gebouw behorende bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw, dat ondergeschikt is aan en ten dienste staat van het hoofdgebouw.

1.40 vrijstaande woning

een woning die zelfstandig op een perceel is gebouwd.

1.41 weg

de weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994.

1.42 woning

een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van een zelfstandig wonend persoon of een samenwonende groep van personen.

1.43 zijdelingse perceelsgrens

de grens van een perceel, aan de zijkant van een woning (die voor- en achterzijde van het perceel verbindt).

1.44 zijgevel

een gevel van een gebouw die niet een voorgevel of achtergevel is.

Artikel 2 Wijze Van Meten

  1. 1. Bij de toepassing van deze voorschriften wordt als volgt gemeten:
    1. a. afstanden loodrecht;
    2. b. hoogten vanaf het aansluitend afgewerkt terrein, waarbij plaatselijke, niet bij het verdere verloop van het terrein passende, ophogingen of verdiepingen aan de voet van het bouwwerk, anders dan noodzakelijk voor de bouw daarvan, buiten beschouwing blijven;
    3. c. maten buitenwerks, waarbij uitstekende delen van ondergeschikte aard tot maximaal 0,5 m buiten beschouwing blijven;
    4. d. de breedte en lengte of diepte van een gebouw: tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en/ of het hart van de scheidsmuren;
    5. e. de oppervlakte van een gebouw: tussen (de buitenste verticale projecties van) de buitenzijde van de gevels en/ of het hart van de scheidsmuren;
    6. f. de inhoud van een gebouw: tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels en/ of het hart van de scheidsmuren en de buitenzijde van de daken en dakkapellen;
    7. g. de goot- of boeibordhoogte van een gebouw: de hoogte gemeten vanaf het straatpeil tot de hoogst gelegen horizontale snijlijn van het gevelvlak en het dakvlak;
    8. h. de bouwhoogte van een gebouw: tussen de bovenkant van het gebouw, met uitzondering van bouwdelen van antennes, schoorstenen, liftkokers en andere ondergeschikte bouwdelen, en het straatpeil;
    9. i. de bouwhoogte van een ander bouwwerk, geen gebouw zijnde: tussen het hoogste punt van het bouwwerk en het straatpeil; bij constructies worden de werken in verticale stand meegerekend; en
    10. j. afstanden: afstanden tussen bouwwerken onderling alsmede afstanden van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.
  2. 2. Bij de toepassing van het eerste lid, aanhef en onderdeel b, wordt een bouwwerk, voor zover dit zich bevindt op een erf- of perceelgrens, gemeten aan de kant waar het aansluitend afgewerkt terrein het hoogst is.

Artikel 3 Verhouding Tot Andere Bestemmingsplanregelingen

  1. 1. Dit plan is alleen van toepassing, voor zover de activiteiten waar dit plan op ziet niet zijn toegestaan op grond van de andere ter plaatse geldende bestemmingsplannen en beheersverordeningen.
  2. 2. Dit plan treedt, voor zover het van toepassing is op een activiteit, in de plaats van de andere ter plaatse geldende bestemmingsplannen.

Hoofdstuk 2 Activiteiten - Bouwen

Artikel 4 Bijbehorende Bouwwerken, Geen Erker Zijnde, Bouwen

4.1 Beoordelingsregels omgevingsvergunning

  1. 1. De omgevingsvergunning voor het bouwen van een niet vrijstaand bijbehorendbouwwerk, anders dan een overkapping en luifel, achter de voorgevelrooilijn van een woning wordt verleend als:
    1. a. de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorend bouwwerken ten hoogste 50% van het zij- en achtererf is;
    2. b. de afstand van het bijbehorend bouwwerk tot het hoofdgebouw ten hoogste 3 m is;
    3. c. het bijbehorend bouwwerk een bouwhoogte heeft van ten hoogste:
      • 4 m, waarbij rekening wordt gehouden met de dakhelling van het hoofdgebouw; en
      • 0,3 m boven de bovenkant van de scheidingsconstructie met de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw;
    4. d. het bijbehorend bouwwerk aan het hoofdgebouw wordt gebouwd;
    5. e. de afstand van het bijbehorend bouwwerk tot de voorgevel ten minste 1 m is;
    6. f. de afstand van het bijbehorend bouwwerk tot het openbaar gebied ten minste 1 m is;
    7. g. bij een vrijstaande woning:
      • de diepte van het bijbehorend bouwwerk maximaal 1/3 deel is van de diepte van de oorspronkelijke woning met een maximum diepte van 4 m; en
      • de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens aan één zijde ten minste 3 m is.
  2. 2. De omgevingsvergunning voor het bouwen van een vrijstaand bijbehorendbouwwerk, anders dan een overkapping en luifel, achter de voorgevellijn van een woning wordt verleend als:
    1. a. de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken ten hoogste 50% van het achtererfgebied is met een maximum van 75 m2, als het gezamenlijke oppervlak van het zij- en achtererf ten minste 350 m2 is;
    2. b. het bijbehorend bouwwerk bij een vrijstaande woning gebouwd wordt, de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens aan één zijde ten minste 3 m is;
    3. c. de goothoogte of boeiboordhoogte van het bijbehorend bouwwerk ten hoogste 3 m is; en
    4. d. de bouwhoogte van het bijbehorend bouwwerk ten hoogste 5 m is, waarbij de noklijn evenwijdig is aan de langste zijde van het bijgebouw.
  3. 3. De omgevingsvergunning voor het bouwen van een overkapping wordt verleend als:
    1. a. uitsluitend achter de voorgevelrooilijn van een woning wordt gebouwd;
    2. b. de bouwhoogte van de overkapping ten hoogste 3 m is;
    3. c. het bouwen van de overkapping niet tot gevolg heeft dat het aansluitend terrein, bestaande uit het zij- en achtererf, voor meer dan 50% bebouwd wordt; en
    4. d. de oppervlakte die op grond van andere bestemmingsplannen als bedoeld in artikel 3, eerste lid, voor bebouwing, bestaande uit het zij- en achtererf, in aanmerking komt voor ten hoogste 50% bebouwd wordt.
  4. 4. De omgevingsvergunning voor het bouwen van een bijbehorend bouwwerk, anders dan een overkapping en luifel, bij een ander gebouw dan een woning wordt verleend als:
    1. a. uitsluitend achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw;
    2. b. het aansluitend terrein, bestaande uit het zij- en achtererf, voor ten hoogste 50% bebouwd wordt;
    3. c. de oppervlakte die op grond van andere bestemmingsplannen als bedoeld in artikel 3, eerste lid, voor bebouwing, bestaande uit het zij- en achtererf, in aanmerking komt voor ten hoogste 50% bebouwd wordt, met een maximum van 50 m2; en
    4. d. de bouwhoogte van het bijbehorend bouwwerk ten hoogste 3 m is.
  5. 5. In afwijking van het eerste lid, onder b, kan de vergunning ook worden verleend als de afstand van aan- en uitbouwen en bijgebouwen en overkappingen tot het hoofdgebouw meer is dan 3 m, als wordt aangesloten op een bestaande uitbouw die behoort tot het oorspronkelijke hoofdgebouw, met als doel de achtergevel gelijk te trekken en dit niet tot een nadelige situatie van de buren leidt.

Artikel 5 Erkers Bouwen

5.1 Beoordelingsregels omgevingsvergunning

De omgevingsvergunning voor het bouwen van een erker wordt verleend als:

  1. a. de breedte van de erker ten hoogte de breedte van de bestaande belijning van de kozijnen is, met uitzondering van de borstwering;
  2. b. de diepte van de erker ten hoogste 1,50 m is, waarbij ten minste 1 m tuindiepte dient te resteren; en
  3. c. de bouwhoogte van de erker ten hoogste de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw is, vermeerderd met 0,30 m, met een maximum van 4 m.

Artikel 6 Luifels

6.1 Beoordelingsregels omgevingsvergunning

De omgevingsvergunning voor het plaatsen van een luifel wordt verleend als:

  1. a. de diepte van de luifel ten hoogste 1,5 m is;
  2. b. de breedte van de luifel ten hoogste anderhalf keer de breedte is van de bestaande belijning van het deurkozijn; en
  3. c. de bouwhoogte van de luifel ten hoogste de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw, vermeerderd met 0,30 m, met een maximum van 4 m.

Artikel 7 Erfafscheiding

7.1 Beoordelingsregels omgevingsvergunning

De omgevingsvergunning wordt verleend als de bouwhoogte van de erfafscheiding:

  1. a. ten hoogste 1 m is; of
  2. b. ten hoogste 2 m is als:
    1. 1. op het erf of perceel een gebouw staat waarmee de erfafscheiding in functionele relatie staat; en
    2. 2. de erfafscheiding achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw staat.

Artikel 8 Dakkapel En Dakopbouw

8.1 Beoordelingsregels omgevingsvergunning

De omgevingsvergunning voor het plaatsen van een dakkapel of dakopbouw wordt verleend als:

  1. a. de dakkapel of dakopbouw gelijkvormig is aan een eerder geplaatst dakkapel of dakopbouw; en
  2. b. de dakkapel of dakopbouw een ondergeschikte toevoeging heeft aan het hoofdgebouw.

Artikel 9 Gebouw Ten Behoeve Van Een Openbare Nutsvoorziening, De Telecommunicatie, Het Openbaar Vervoer Of Het Trein-, Water- Of Wegverkeer

9.1 Beoordelingsregels omgevingsvergunning

De omgevingsvergunning voor het bouwen van een gebouw ten behoeve van een openbare nutsvoorziening, de telecommunicatie, het openbaar vervoer of het trein-, water- of wegverkeer wordt verleend als:

  1. a. het bruto-vloeroppervlak van het gebouw ten hoogste 50 m2 is;
  2. b. het gebouw uit ten hoogste één bouwlaag bestaat; en
  3. c. het gebouw niet hoger is dan 5 m, gemeten vanaf het aansluitende terrein;
  4. d. het gebouw niet gesitueerd is binnen de provinciale molenbiotoop zoals bepaald in de Zuid-Hollandse Omgevingsverordening en diens rechtsopvolgers.

Artikel 10 Zwembad, Whirlpool, Jacuzzi Of Vijver Op Het Erf Bij Een Woning Of Woongebouw

10.1 Beoordelingsregels omgevingsvergunning

De omgevingsvergunning voor het plaatsen van een zwembad, whirlpool, jacuzzi of vijver op het erf bij een woning of woongebouw wordt verleend als het zwembad, de whirlpool, de jacuzzi of de vijver niet van een overkapping is voorzien.

Artikel 11 Sport- Of Speeltoestel Anders Dan Voor Uitsluitend Particulier Gebruik

11.1 Beoordelingsregels omgevingsvergunning

De omgevingsvergunning voor het plaatsen van een sport- of speeltoestel anders dan voor uitsluitend particulier gebruik wordt verleend als:

  1. a. de hoogte van het sport- of speeltoestel ten hoogste 5 m is; en
  2. b. het sport- of speeltoestel alleen functioneert met behulp van de zwaartekracht of de fysieke kracht van de mens.

Artikel 12 Een Kas Of Bedrijfsgebouw Van Lichte Constructie

12.1 Beoordelingsregels omgevingsvergunning

De omgevingsvergunning voor het bouwen van een bijbehorend bouwwerk of uitbreiding daarvan, in de vorm van een kas of bedrijfsgebouw van lichte constructie, wordt eenmalig verleend als:

  1. a. Het bruto-vloeroppervlak van de kas of het bedrijfsgebouw ten hoogste 100 m2 per (bedrijfs)perceel is;
  2. b. De kas of het bedrijfsgebouw ten dienste staat van een agrarisch bedrijf; en
  3. c. De bouwhoogte van de kas of het bedrijfsgebouw ten hoogste 10 m is.
  1. a.

Hoofdstuk 3 Activiteiten - Gebruik

Artikel 13 Aan-huis Gebonden Beroep

13.1 Aanwijzing vergunningplichtige gevallen

Het is verboden zonder omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit als bedoeld in artikel 7c, veertiende lid, van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet een aan-huis-gebonden beroep of kleinschalige bedrijfsmatige activiteit uit te oefenen.

13.2 Beoordelingsregel omgevingsvergunning

De omgevingsvergunning voor het uitoefenen van een aan-huis-gebonden beroep of kleinschalige bedrijfsmatige activiteit wordt alleen verleend als de vloeroppervlakte die gebruikt wordt voor de uitoefening van de aan-huis-gebonden activiteiten ten hoogste 30% van het hoofdgebouw, aan-en uitbouw en bijgebouw gezamenlijk.

Artikel 14 Logiesverstrekking Arbeidsmigranten

14.1 Verbod

Het is verboden een gebouw te gebruiken voor het verstrekken van logies.

14.2 Vergunningplicht

Met een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit als bedoeld in artikel 7c, veertiende lid, van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet kan worden afgeweken van het verbod, bedoeld in artikel 14.1, ten behoeve van logiesverstrekking aan arbeidsmigranten.

14.3 Beoordelingsregel omgevingsvergunning

De omgevingsvergunning wordt alleen verleend als er sprake is van een goede ruimtelijke en maatschappelijke inpassing van het logies, beoordeeld volgens de artikelen 3 en 5 van de beleidsregel "Ruimtelijke randvoorwaarden logiesgewijze huisvesting tijdelijke arbeidsmigranten Duin- en Bollenstreek" en diens rechtsopvolgers.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 15 Overgangsrecht

15.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

  1. 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

15.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  1. 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 16 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van 'Crisis- en herstelwet bestemmingsplan aanvullende bouw- en gebruiksregels Lisse'.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding Planherziening

De gemeente Lisse is een traject gestart om zich voor te bereiden op de invoering van de Omgevingswet. De gemeente heeft besloten om in elk geval de beleidsnota kruimelgevallen beleidsneutraal om te zetten naar een Crisis- en herstelwet-bestemmingsplan (Chw-plan). In dit Chw-plan worden deze regels omgezet naar aanvullende bouw- en gebruiksregels. Aanvullend in die zin dat dit Chw-plan als aanvulling geldt op de bestaande bestemmingsplannen.

Met dit Chw-plan wordt een verdere stap gezet op weg naar de implementatie van de Omgevingswet.

In samenhang hiermee is er voor gekozen om in het Chw-plan een verwijzing op te nemen naar de Beleidsregel “Ruimtelijke randvoorwaarden logiesgewijze huisvesting tijdelijke arbeidsmigranten Duin- en Bollenstreek” voor de gemeenten Hillegom, Lisse, Noordwijk en Teylingen. Op grond van deze beleidsregel kan een (kruimel) omgevingsvergunning worden verleend. In dat kader is ook besloten om ook dit onderdeel mee te nemen in het Chw-plan.

1.2 Projectbeschrijving

Het huidige (gemeentelijk) kruimelgevallenbeleid is gericht op het verlenen van een omgevingsvergunning voor kleine afwijkingen (voor bouwwerken en gebruik) van het bestemmingsplan. Daarbij wordt de reguliere vergunningprocedure van 8 weken doorlopen. Het kruimelgevallenbeleid is opgesteld, zodat er geen uitgebreide procedure doorlopen hoeft te worden voor kleine, vrijwel altijd wenselijke, afwijkingen van het bestemmingsplan. Het Rijk heeft een lijst met kruimelgevallen samengesteld waarvoor deze reguliere procedure gevolgd moet worden. In deze lijst staan bijvoorbeeld: bijbehorende bouwwerken, dakkapellen aan de voorkant, dakopbouwen, dakterrassen, het anders gebruiken van bouwen en tijdelijk bouwen of gebruiken zolang het niet gebruik niet langer duurt dan 10 jaar is. Als een bouwplan is aan te merken als kruimelgeval worden er ook minder eisen gesteld aan de aanvraag omgevingsvergunning, bijvoorbeeld is een minder uitgebreide ruimtelijke onderbouwing nodig.

Het doel is om vooruitlopend op de inwerkingtreding van de Omgevingswet het huidige kruimelgevallenbeleid te vertalen naar planregels. Deze regeling geldt voor de gehele gemeente en is aanvullend op de bestaande ruimtelijke regels in bestemmingsplannen.

De aanvullende bouw- en gebruikregeling in voorliggend plan kan vervolgens worden gebruikt ten behoeve van toetsing van kleine bouwwerken in het tijdelijk deel van het omgevingsplan. Daarmee wordt enerzijds geoefend met de Omgevingswet en anderzijds wordt een gedeelte van het bestaande beleid alvast geconcretiseerd naar regels die aansluiten op de Omgevingswet.

1.3 Leeswijzer

Na dit inleidende hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 het huidige beleid beschreven. In hoofdstuk 3 wordt er ingegaan op de Omgevingswet en de gevolgen daarvan. Vervolgens is in hoofdstuk 4 de planopzet beschreven. Tot slot wordt in hoofdstuk 5 de uitvoerbaarheid van het plan aangetoond.


Systematiek motivering

Voorliggend Chw-bestemmingsplan bevat de regeling die aansluit op de gemeentelijke beleidsnota kruimelgevallen van de gemeente Lisse.

In dit hoofdstuk (2) en in hoofdstuk 3 wordt, naast de beleidsbeschrijving en het beleidskader, ook een doorkijk gegeven hoe het behandelde onderwerp of onderwerpen worden vertaald naar de regels. Daarmee bevatten deze hoofdstukken een uitleg van:

  1. 1. wat het specifieke onderwerp of onderwerpen inhoudt: dit kan een beschrijving zijn van een onderdeel van een beleidsstuk relevant voor dit plan, of een beschrijving van een bestaande of toekomstige wet;
  2. 2. welke van deze onderwerp(en) geregeld moet/gaat worden in de regels. En op welke wijze dat gebeurt.

Vervolgens wordt in hoofdstuk 4 de toelichting gegeven hoe de onderwerpen die vanuit hoofdstukken 2 en 3 geregeld moeten/gaan worden, zijn vertaald naar concrete regels. Waar nodig gebeurt dat met een aanvullende uitleg van de toepassing van deze regels.

Met de toepassing van de hierboven toegelichte systematiek wordt bereikt dat de gehele toelichting van dit bestemmingsplan voorziet in een heldere uitleg van de planregels.

Hoofdstuk 2 Beschrijving Beleid

2.1 Vigerend Beleid

2.1.1 Vigerende kruimelgevallenregeling

De vigerende kruimelgevallenregeling die van toepassing is Kruimelbeleid' 1e herziening, 2011.

Doel van de beleidsnota

Deze beleidsnota is opgesteld voor de (verwachte) meest voorkomende aanvragen voor kruimelgevallen. In de nota is aangegeven in welke gevallen het college positief staat tegenover het afwijken van de vigerende bestemmingsplannen. Er wordt in principe medewerking verleend aan gevallen die binnen de gestelde beleidsregels vallen.

2.1.2 Beleidsnota huisvesting arbeidsmigranten

Deze beleidsregel is bedoeld om met een eenvoudige procedure, via een omgevingsvergunning, het gebruik van een pand als logiesfunctie mogelijk te maken. Om op die manier arbeidsmigranten, die hier tijdelijk zijn om te werken, in bestaande panden te kunnen huisvesten.

2.2 Beleidsanalyse

2.2.1 Gemeentelijk beleid Lisse

Voor de aanvullende regeling bouwen en gebruiken gelden er enkele gemeente specifieke regels. Deze regels hebben betrekking tot:

  • Regeling bijgebouwen bij een woning,
  • Regeling bijgebouwen bij een ander gebouw dan een woning,
  • Regeling nutsvoorzieningen,
  • Regeling bouwwerken, geen gebouw zijnde,
  • Regeling dakkapellen,
  • Regeling water op het erf bij woningen en woongebouwen,
  • Regeling sport- of speeltoestel anders dan voor uitsluitend particulier gebruik,
  • Regeling kassen of bedrijfsgebouwen van lichte constructie,
  • Regeling gebruik, gronden ten behoeve van evenementen,
  • Regeling gebruik, wijzigen van het gebruik van bouwwerken,
  • Regeling gebruik, wijzigen van het gebruik van een recreatiewoning voor bewoning,
  • Regeling gebruik, aan-huis gebonden beroep,
  • Regeling gebruik, bijgebouwen.

Voor de inhoudelijke invulling van de regeling in de voorliggend plan wordt de beleidsnota kruimelgevallen beleidsneutraal overgenomen.

2.2.2 Beleidsnota huisvesting arbeidsmigranten

Beleidsregel “Ruimtelijke randvoorwaarden logiesgewijze huisvesting tijdelijke arbeidsmigranten Duin- en Bollenstreek” voor de gemeenten Hillegom, Lisse, Noordwijk en Teylingen

De beleidsregel is bedoeld voor meerderjarige arbeidsmigranten die hier voor een korte (aantal maanden) dan wel een langere periode (aantal jaren) werkzaam zijn. Deze arbeidsmigranten hebben niet de bedoeling om zich hier te vestigen en horen daarom niet te worden gehuisvest in woningen, maar in logiesgebouwen. De druk op de woningmarkt in de Duin- en Bollenstreek is al groot en het is niet de bedoeling dat door de huisvesting van deze groep de druk nog verder wordt verhoogd. Bovendien is in de regionale richtlijnen ook vastgesteld dat huisvesting voor wisselende bewoners in logiesgewijze huisvesting thuis hoort, zodat daarmee voor andere inwoners duidelijk is dat er geen woningverdringing plaatsvindt.

Deze beleidsregel is daarbij opgesteld voor omgevingsvergunningaanvragen waarbij gebruik wordt gemaakt van de zogenaamde kruimelgevallenregeling opgenomen in artikel 4 lid 9 van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht.

In de beleidsregel worden de diverse mogelijkheden voor huisvesting geboden, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen het werkingsgebied GOM en het stedelijk gebied. De regeling zelf heeft betrekking op het gehele ambtsgebied van de gemeente Teylingen of Hillegom of Lisse of Noordwijk.

De toetsing van deze huisvesting, in bestaande bebouwing, vindt plaats op het gebied van maatschappelijke en ruimtelijke kwaliteit.

2.3 Toekomstige Situatie

De gewenste situatie is dat de aanvullende regels voor bouwen en gebruiken, de zogeheten kruimelgevallen, via het Chw-plan (uiteindelijk) in het omgevingsplan terecht komen als afwijkingsregels bij omgevingsplan activiteiten. In hoofdstuk 3, subparagraaf 3.1.3, volgt een nadere toelichting.

2.4 Uitgangspunten Regels

Om tot nieuwe aanvullende regels voor bouwen en gebruik te komen zijn er verschillende uitgangspunten opgesteld:

  • De Beleidsnota Kruimelbeleid 1e herziening 2011 wordt beleidsneutraal overgezet naar dit voorliggend plan.
  • Er worden regels opgenomen voor zowel bouwen van kleinere bouwwerken als voor gebruik (beroep en bedrijf aan huis en huisvesting arbeidsmigranten).
  • Er komt één vergunningplicht. In het beoordelingskader van deze vergunningplicht komen zowel de regels uit de beleidsnota, als de regels waar het bevoegd gezag daadwerkelijk het initiatief aan kan toetsen en een afweging in kan maken, dit betreft de welstandstoets. Het college van burgemeester en wethouders heeft op die manier een grondslag om de vergunning te weigeren, omdat het initiatief niet voldoet aan de redelijke eisen van welstand. Dit is ook in lijn met de Omgevingswet.
  • De regeling is aanvullend op de huidige ruimtelijke regels. Dat betekent dat met de regeling in het Chw-plan de huidige regels niet worden vervangen. De regeling in het Chw-plan is pas van toepassing als een activiteit niet voldoet aan het geldende bestemmingsplan, of in het geval dat er geen regels over de betreffende activiteit zijn gesteld in het geldende bestemmingsplan.
  • Voor de begrippen wordt zoveel mogelijk aangesloten op de Omgevingswet. Een aantal begrippen in de beleidsnota hebben andere formuleringen dan de definities die zijn opgenomen in het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl) en/of de Omgevingswet.
    1. 1. Dit is vertaald in de begrippen en wijze van meten van dit plan door de begrippen en wijze van meten op te nemen uit de beleidsnota. Voor begrippen die inhoudelijk gelijk zijn aan de formuleringen onder de Omgevingswet worden de begrippen uit het Bbl / Omgevingswet opgenomen. En worden daarmee de begrippen en wijze van meten uit de beleidsnota vervangen. Inhoudelijk blijft de strekking van elk begrip / wijze van meten gelijk ten opzichte van de beleidsnota. Maar ook hiermee wordt veder geanticipeerd op de Omgevingswet.
  • De bruidsschat wordt nog niet betrokken in dit Chw-plan.
  • Bij een toetsing van een aanvraag voor het realiseren van huisvesting van arbeidsmigranten wordt getoetst aan een open norm. Deze open norm wordt ingevuld door ruimtelijke en maatschappelijke kwaliteiten. Zoals verwoord in de Beleidsregel vastgestelde Beleidsregel “Ruimtelijke randvoorwaarden logiesgewijze huisvesting tijdelijke arbeidsmigranten Duin- en Bollenstreek” voor de gemeenten Hillegom, Lisse, Noordwijk en Teylingen. In de regeling is een dynamische verwijzing opgenomen naar de beleidsregel.

De regeling in dit Chw plan geldt aanvullend op de bestaande bestemmingsplannen. Dit geldt ook voor het Veegplan Lisse.

Hoofdstuk 3 Anticiperen Op De Omgevingswet - Plansystematiek

3.1 Beleidskader

3.1.1 De Omgevingswet

Op 1 januari 2024 treedt de Omgevingswet in werking. Alle gemeenten hebben dan het omgevingsplan van rechtswege (ook wel het tijdelijk deel omgevingsplan genoemd). Hierin zitten onder andere alle geldende bestemmingsplannen en de bruidsschatregeling (de gedecentraliseerde Rijksregels). Het omgevingsplan van rechtswege is vanaf 1 januari 2024 in te zien in het Omgevingsloket (het Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO)). Hieraan worden alle nieuwe aanvragen en initiatieven getoetst.

Om zich voor te bereiden op deze zogeheten transitieperiode wordt in voorliggend plan geanticipeerd op de Omgevingswet, door een regeling op te stellen die zoveel mogelijk aansluit op de nieuwe wetgeving. Daarvoor wordt gebruik gemaakt van de Crisis- en herstelwet. Deze regeling heeft uitsluitend betreffend op een aantal bouw- en gebruiksregels.

In voorbereiding op de Omgevingswet bleek dat op dit moment veel initiatieven die niet passen in het geldende bestemmingsplan toegestaan worden met toepassing van het kruimelgevallenbeleid. Dit beleid is voor inwoners en ondernemers niet in te zien via het Omgevingsloket, omdat dit beleid als los beleidsdocument naast het omgevingsplan van rechtswege blijft bestaan. Daarnaast betekent het dat initiatieven die niet in het omgevingsplan van rechtswege passen, maar wel altijd vergund werden op basis van het kruimelgevallenbeleid, met de komst van de Omgevingswet een buitenplanse omgevingsplanactiviteit (BOPA) worden. Daarom is ervoor gekozen om het kruimelgevallenbeleid om te zetten naar een juridische regeling in een bestemmingsplan met verbrede reikwijdte onder de Crisis- en herstelwet om alvast voor te sorteren op de juridische regels die uiteindelijk een plek dienen te krijgen in het permanente omgevingsplan. Een bestemmingsplan met verbrede reikwijdte is niet hetzelfde als een omgevingsplan, maar hierbij kan al wel gebruik worden gemaakt van de ruimte die de Omgevingswet biedt om bepaalde regelgeving flexibeler in te vullen. Ook wordt in dit Chw-plan een (dynamische) verwijzing opgenomen naar het geldende arbeidsmigrantenbeleid.

Om een bestemmingsplan met verbrede reikwijdte op te kunnen stellen, is het ministerie van Binnenlandse Zaken gevraagd om het hele grondgebied van Lisse hiervoor aan te wijzen. Deze status is toegekend. Zie voor een nadere toelichting subparagraaf 3.1.3.

3.1.2 Kruimelgevallenregeling onder de Omgevingswet

Het is belangrijk om de juridische regels op orde te hebben op het moment dat de Omgevingswet in werking treedt. Dit schept duidelijkheid voor de plantoetsers, maar het geeft ook duidelijkheid en een betere juridische borging van de verleende vergunningen aan de initiatiefnemers.

Het opstellen van een Chw-plan geeft de gemeente de mogelijkheid om een ander type bestemmingsplan op te stellen dat meer aansluit bij de toekomstige structuur en systematiek van het omgevingsplan. Ook zijn er meer mogelijkheden om de juridische regeling flexibeler in te vullen.

Bij de inwerkingtreding van de Omgevingswet vervalt het onderscheid tussen artikel 2.12, lid 1, onderdeel a sub 2 en 3 van de Wabo. Kort gezegd betekent dit dat kruimelgevallen niet meer bestaan onder de Omgevingswet.

De gemeente kan ervoor kiezen om de regels uit de Wabo kruimellijst geheel of gedeeltelijk als afwijkingsregels in het omgevingsplan op te nemen. Met het vertalen van de beleidsnota kruimelgevallen is in dit Chw-plan ervoor gekozen om de beleidsnota als afwijkingsregels op te nemen in het uiteindelijke omgevingsplan.

3.1.3 Chw-status

Voor dit plan wordt gebruik gemaakt van Chw wetgeving. In het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet (BuChw) staan de afwijkingen genoemd waarvan gebruik gemaakt kan worden.


Integrale benadering fysieke leefomgeving - artikel 7c BuChw

Door gebruik te maken van de Chw wetgeving kan voor de gemeente Lisse 1 bestemmingsplan worden gemaakt waarin het kruimelgevallenbeleid wordt vertaald naar:

  • Op elkaar afgestemde regels inzake de (huidige) kruimelgevallen voor bouw- en gebruiksactiviteiten (beleidsneutraal);
  • Een integrale benadering van aspecten van de fysieke leefomgeving, toets aanvaarbaarheid (kleine) bouwwerken inclusief omgevingskwaliteit, op grond van bestaand beleid;
  • Het waarborgen van omgevingskwaliteit. Door de koppeling naar de welstandsregels (toepassing open normen en de beleidsregel Welstand).

Daarnaast kan met de Chw wetgeving worden afgeweken de digitale aspecten zoals vastgelegd in de RO Standaarden 2012. In dit geval kan er onder meer gewerkt worden met als ware werkingsgebieden waaraan de verschillende regels gekoppeld kunnen worden. En met een inhoudsopgave van de regels die meer aansluit bij een alsware omgevingsplan.

Artikel 7c geeft de gemeenteraad daarnaast de bevoegdheid om in een bestemmingsplan een verbod op te nemen om zonder vergunning een bepaalde activiteit te verrichten. Dit is nodig voor de planregels in voorliggend Chw-plan. Voor het bestemmingsplan moet namelijk gewerkt worden met een vergunningplicht die volgt uit bestaand beleid. Om daarmee op een innovatie wijze aan te kunnen sluiten op de systematiek van de Omgevingswet.

Daarnaast is in het verlengde hiervan ook artikel 7g aangevraagd. Feitelijk levert dat dezelfde mogelijkheden op als 7c, maar dan voor het hele ambtsgebied van de gemeente. Aangezien het om gemeentebreed beleid gaat is dit artikel nodig. Dit betreft dan alleen regels op grond van de bestaande beleidsnota's voor kruimelgevallen en de huisvesting van arbeidsmigranten

Artikel 7c BuChw maakt bovengenoemde afwijkingen van de huidige wetgeving mogelijk.

3.2 Plansystematiek Kruimelgevallenregeling

Het is van belang dat de ambities en voorwaarden van op een adequate manier in het Chw-plan worden geregeld. De volgende wijze van regelen (plansystematiek) wordt aangehouden:

  • Vergunningplicht voor de (voormalige) kruimelgevallen met bijbehorende beoordelingsregels. Bij de aanvraag activiteit bouwen wordt beoordeeld op onder meer de welstandsnota.
  • Er wordt een overgangsbepaling opgenomen waarmee wordt gezorgd dat de regeling in voorliggend plan aanvullend is op de bestaande ruimtelijke regels. Dat betekent dat als een plan strijdig is met de huidige ruimtelijke regels, bijvoorbeeld bestemmingsplannen, getoetst wordt aan dit voorliggend plan. Dit geldt alleen voor de onderwerpen die in dit plan zijn geregeld, zoals bijbehorende bouwwerken. Daarnaast geldt deze regeling indien in de huidige geldende bestemmingsplannen geen regeling is opgenomen voor de betreffende activiteit.

Zie voor een nadere toelichting paragraaf 4.1.

Waterbelang

Plannen die op basis van deze regeling worden aangevraagd kunnen het waterbelang raken van het Hoogheemraadschap van Rijnland. Belangen waaraan gedacht moet worden zijn waterkeringen, watergangen, grondwater(onttrekkingen). Mocht dit het geval zijn dan dient er ook een verzoek tot overleg bij Rijnland te worden gevraagd

3.3 Juridische Planopzet

Het Chw-plan bestaat uit een geografische plaatsbepaling (verbeelding), regels en een toelichting. De geografische plaatsbepaling en de regels vormen tezamen het juridisch bindende gedeelte van het Chw-plan. Beide onderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast.

De toelichting heeft in beginsel geen rechtskracht. Niettemin vormt zij een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting geeft een weergave van de beweegredenen, en de beleidsuitgangspunten die aan het plan ten grondslag liggen. Daarbij is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan.


Regels
In de regels worden aspecten zoals toegestane bouwmogelijkheden voor bijbehorende bouwwerken vastgelegd. Het bestemmingsplan biedt zoveel mogelijk directe rechten met eenvoudige en duidelijke regels, die rechtszekerheid bieden. Deze regels gelden aanvullend op de bestaande geldende bestemmingsplannen.


Regelingen

De regels bestaan uit de volgende hoofdstukken:

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Hoofdstuk 2 Activiteiten - Bouwen

Hoofdstuk 3 Activiteiten - Gebruik

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels.

Hoofdstuk 4 Planopzet

4.1 De Planologische Opgave

De opgave is om het huidige kruimelgevallenbeleid en de beleidsregel ''Ruimtelijke randvoorwaarden logiesgewijze huisvesting tijdelijke arbeidsmigranten Duin- en Bollenstreek” voor de gemeenten Hillegom, Lisse, Noordwijk en Teylingen te vertalen naar heldere en toetsbare regels. Waarbij er zoveel mogelijk wordt aangesloten op de Omgevingswet.

Plansystematiek

Voor het opstellen van de regeling is de volgende plansystematiek gehanteerd:

Het doel van dit plan is om het bestaande kruimelgevallenbeleid juridisch vast te leggen in aanloop naar de inwerkingtreding van de Omgevingswet op 1 januari 2024. Hiervoor wordt de vergunning voor deze gevallen geregeld als een binnenplanse omgevingsvergunning (op grond van artikel 2.1, onder a, van de Wabo). Bij de regels over aan-huis-gebonden beroep en bedrijf en over de huisvesting van arbeidsmigranten gaat het om een omgevingsvergunning voor een bestemmingsplanactiviteit als bedoeld in artikel 7c, veertiende lid, van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet.

De regels in dit plan die zien op bouwactiviteiten zijn geformuleerd als beoordelingsregels voor een omgevingsvergunning. Hier is voor gekozen om alvast zoveel mogelijk aan te sluiten bij de wetgevingstechniek die in het omgevingsplan gehanteerd zal worden. De vergunningplicht zelf is bij deze activiteiten niet opgenomen, omdat die vergunningplicht in de Wabo is opgenomen, namelijk in artikel 2.1, onder a.

Omdat dit plan aanvullend is ten opzichte van de bestaande bestemmingsplannen, is er in artikel 3 een voorziening getroffen om te waarborgen dat er niet alsnog een buitenplanse vergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan nodig is vanwege het niet voldoen aan de regels uit het 'reguliere' bestemmingsplan dat op een bepaalde locatie geldt. Deze voorziening houdt in dat dit plan, voor de onderwerpen die erin geregeld worden, in de plaats treedt van het 'reguliere' bestemmingsplan dat ter plaatse geldt. Met andere woorden: op het moment dat dit plan van toepassing is op een activiteit is het 'reguliere' plan niet meer van toepassing, waardoor er ook geen buitenplanse vergunning nodig is om van dat plan af te wijken.

Dat het plan aanvullend is op de reeds geldende bestemmingsplannen geldt ook voor de dubbelbestemmingen. De regeling in voorliggend plan leidt niet tot een aanpassing van de dubbelbestemmingen. Dus ook bijvoorbeeld de bescherming van de molenbiotoop blijft behouden. In voorliggend plan worden geen activiteiten geregeld waarmee de regeling van voorliggend plan in plaats kan treden van de regeling voor de dubbelbestemmingen.

4.2 Toelichting Op De Regels

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

In Hoofdstuk 1 is een aantal begrippen verklaard die gebruikt worden in de regels. Dit voorkomt dat er bij de uitvoering van het plan onduidelijkheden ontstaan over de uitleg van bepaalde regelingen. Daarnaast is het artikel "Wijze van meten" opgenomen waarin bepaald is hoe de voorgeschreven maatvoering in het plan gemeten moet worden.

In artikel 3 is de regeling opgenomen ten aanzien van de werking van dit Chw plan ten opzichte van reeds vastgestelde bestemmingsplannen.


Hoofdstuk 2 Activiteiten - Bouwen
In hoofdstuk 2 zijn de in het plan voorkomende bouwregels geregeld. In ieder artikel is per activiteit bepaald welk bebouwingsregels er gelden.


Hoofdstuk 3 Activiteiten - Gebruik

In Hoofdstuk 3 zijn de in het plan voorkomende gebruiksactiviteiten en bijbehorende regels geregeld. In ieder artikel is per gebruiksactiviteit bepaald welk gebruik van de gronden is toegestaan.


Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Hoofdstuk 4 behelst het overgangsrecht. Ook van dit artikel staat de redactie vast. Het is gebaseerd op het Besluit ruimtelijke ordening. De slotregel is de titel van het bestemmingsplan. In de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (artikel 2.1) staat het algemene verbod om de gronden en bouwwerken in strijd met de bestemming te gebruiken.

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

5.1 Economische Uitvoerbaarheid

Bij ontwikkelingen die door middel van een bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt, is het noodzakelijk aan te tonen in hoeverre de beoogde plannen financieel haalbaar zijn en wie de risicodragende partij is. In dit kader is in afdeling 6.4 Wro bepaald dat de gemeenteraad een exploitatieplan moet vaststellen, indien een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen, bouwplan is voorgenomen. Hiervan kan worden afgeweken indien de plankosten anderzijds zijn verzekerd.

Voorliggend Crisis- en herstelwet (Chw) bestemmingsplan voorziet in het planologisch-juridisch borgen aanvullende regels voor bouwen en gebruik. Hetgeen voortkomt uit bestaand gemeentelijk beleid en een vastgestelde regionale beleidsregel. Aan dit Chw plan zijn, behoudens de (ambtelijke) kosten van het opstellen van het plan, geen kosten verbonden. De wijzigingen die met dit Chw plan worden doorgevoerd, leiden niet tot een bouwplan als bedoeld in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening. Het is daarom niet nodig om een exploitatieplan conform artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening op te stellen. Gesteld wordt dat het bestemmingsplan economisch uitvoerbaar is.

5.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

5.2.1 Overleg ex artikel 3.1.1 Bro

Gedurende de ter visie legging zijn de wettelijke overlegpartners tevens in de gelegenheid gesteld een reactie in te dienen, dit wordt in de navolgende subparagraaf toegelicht.

5.2.2 Zienswijzenprocedure

Het ontwerpbestemmingsplan heeft vanaf woensdag 20 december 2023 tot en met dinsdag 30 januari 2024 ter inzage gelegen. Gelijktijdig met de zienswijzeperiode is het wettelijk overleg conform artikel 3.1.1. Besluit ruimtelijke ordening (Bro) met de ketenpartners uitgevoerd. In totaal zijn er drie overlegreacties ingediend van onze ketenpartners. De nota waarin deze reacties/zienswijzen zijn beantwoord is als bijlage x toegevoegd.

Het gedeeltelijk inwilligen c.q. gedeeltelijk gegrond verklaren van de reacties van de vooroverlegpartners leiden tot de volgende aanpassingen aan het bestemmingsplan:

  1. 1. In de toelichting is de volgende zinssnede toegevoegd aan hoofdstuk 3: "Plannen die op basis van deze regeling worden aangevraagd kunnen het waterbelang raken van het Hoogheemraadschap van Rijnland. Belangen waaraan gedacht moet worden zijn waterkeringen, watergangen, grondwater(onttrekkingen). Mocht dit het geval zijn dan dient er ook een verzoek tot overleg bij Rijnland te worden gevraagd."
  2. 2. Verduidelijking dat de planregels aanvullend gelden op de bestaande bestemmingsplannen en dat de bescherming van de belangen door middel van de dubbelbestemmingen daardoor gewaarborgd is.
  3. 3. In artikel 9 wordt de extra voorwaarde opgenomen dat de omgevingsvergunning alleen wordt verleend als niet binnen de provinciale molenbiotoop wordt gebouwd. Onder verwijzing naar de omgevingsverordening van de provincie en diens rechtsopvolgers.
  4. 4. In artikel 12 wordt een voorwaarde opgenomen waarmee een stapeling van omgevingsvergunningen en daarmee het creëren van extra bouwmogelijkheden anders dan de regels hadden beoogd wordt uitgesloten.



De volgende ambtshalve wijzigingen worden in het bestemmingsplan doorgevoerd:

  1. 1. De regeling met betrekking tot logiesverstrekking aan arbeidsmigranten is aangepast. Er is een algeheel verbod op logiesverstrekking in gebouwen opgenomen. Hiervan kan worden afgeweken specifiek voor het verstrekken van logies aan arbeidsmigranten.
  2. 2. In artikel 4 is verduidelijkt dat een overkapping bij een woning en bijbehorend bouwwerk, anders dan een overkapping en luifel, bij een ander gebouw dan een woning gebouwd moeten worden in het zij- en achtererf.

5.3 Crisis- En Herstelwet

Het ministerie van Binnenlandse Zaken heeft, naar aanleiding van het verzoek van de gemeente, het gemeentelijk grondgebied Lisse aangewezen als een gebied waar artikel 7c en 7g van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet van toepassing is (Regeling uitvoering Crisis- en herstelwet zesentwintigste tranche, 1 december 2023). En waar het dus mogelijk is om gebruik te maken van deze wet.


De Crisis- en herstelwet (hierna Chw) is daarmee van toepassing op dit bestemmingsplan.


Toelichting & Motivering toepassing Chw

De Chw voorziet in een drietal soorten maatregelen:

  1. 1. Procedurele maatregelen (hoofdstuk 1)
  2. 2. Bijzondere voorzieningen (hoofdstuk 2)
  3. 3. Wijziging van bestaande regelgeving (hoofdstukken 3 en 4).


Specifiek voor dit bestemmingsplan worden de maatregelen genoemd onder 2. toegepast.


Maatregel 2

Voor voorliggend bestemmingsplan wordt hoofdstuk 2 van de wet toegepast.

In hoofdstuk 2 gaat het in afdeling 2 om het bij wijze van experiment afwijken van bestaande regelgeving. Op deze manier kan er als voorbereiding op de Omgevingswet alvast gebruik gemaakt worden van de regelgeving van de Omgevingswet. Uitsluitend voor een aantal aanvullende bouw- en gebruiksregels.


Motivering toepassing hoofdstuk 2 Chw

Dit hoofdstuk kan worden toegepast omdat voldaan wordt aan de voorwaarden zoals genoemd in artikel 2.4 van het hoofdstuk. Het bestemmingsplan wordt vastgesteld krachtens artikel 3.1, eerste lid, van afdeling 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening. Het bestemmingsplan wordt opgesteld op een wijze dat het aan de regels van de Omgevingswet voldoet. Hiermee is afdeling 2, van hoofdstuk 2, van de Chw op dit besluit van toepassing.

Het aspect Chw is nader toelicht in subparagraaf 3.1.3.

Bijlage 1 Nota Van Beantwoording Overlegreacties/zienswijzen Tevens Nota Van Wijzigingen

Bijlage 1 Nota van beantwoording overlegreacties/zienswijzen tevens Nota van wijzigingen