Het Balkon 1e Herziening
Bestemmingsplan - Maassluis
Vastgesteld op 05-04-2011 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
het bestemmingsplan 'Het Balkon, 1e herziening' van de gemeente Maassluis;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met bijbehorende regels als vervat in het gml-bestand NL.IMRO.0556.70BPHetBalkonherz1-0001;
1.3 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.4 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 aaneengesloten woning:
een woning die onderdeel uitmaakt van een blok van meer dan twee aaneengebouwde woningen, niet zijnde een gestapelde woning;
1.6 aan-huis-gebonden beroep:
het door de bewoner van de woning beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of daarmee vergelijkbaar gebied, die door hun beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend, niet zijnde detailhandel, behoudens de beperkte verkoop van artikelen verband houdende met de activiteiten;
1.7 aan-huis-gebonden bedrijf:
het door de bewoner van de woning bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, geheel of overwegend door handwerk, alsmede kappers, schoonheidssalonnen, hondentrimsalonnen en pedicures die door hun beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend, niet zijnde detailhandel, behoudens de beperkte verkoop van artikelen verband houdende met de activiteiten;
1.8 achtergevel:
de gevel van het oorspronkelijke hoofdgebouw die (bij benadering) evenwijdig loopt aan de voorgevel en die niet als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt;
1.9 achtergevelbouwgrens:
de als zodanig aangegeven lijn aan de van de weg gekeerde zijde van het perceel, die niet door gebouwen mag worden overschreden, behoudens krachtens deze regels toegelaten afwijkingen;
1.10 antenne-installatie:
Installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie;
1.11 appartementen:
boven dan wel beneden elkaar gesitueerde woningen waarbij per woning een zelfstandige toegankelijkheid, al dan niet direct vanaf het voetgangersniveau, gewaarborgd is;
1.12 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.13 bedrijf:
een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis gebonden beroepen daaronder niet begrepen;
1.14 bedrijfs- of dienstwoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein;
1.15 bestaand:
- bij bebouwing: bebouwing zoals aanwezig op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde (omgevings)vergunning;
- bij gebruik: gebruik zoals aanwezig op het tijdstip dat het plan rechtskracht heeft verkregen;
1.16 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.17 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.18 bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;
1.19 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.20 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.21 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.22 bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel;
1.23 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
1.24 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.25 carport:
een vrijstaand bouwwerk, dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw, bestaande uit maximaal 3 gesloten wanden, bestemd om te dienen als overdekte stalling voor motorrijtuigen op meer dan twee wielen en daarvoor ook toegankelijk is vanaf de openbare weg;
1.26 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen, verhuren en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.27 dienstverlening:
het bedrijfsmatig verrichten van diensten welke bestaan uit het verlenen van diensten aan derden met of zonder rechtstreeks contact met het publiek;
1.28 dwarskap:
een kap op een woning met de nokrichting loodrecht op de voorgevellijn;
1.29 erker:
een uitbouw in één bouwlaag aan de voor- en/of zijgevel van een woning deeluitmakend van het hoofdgebouw;
1.30 extensieve recreatie:
die vormen van recreatie die in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving, zoals wandelen en fietsen;
1.31 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.32 geluidzoneringsplichtige inrichting:
een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld;
1.33 gevelreclame:
tekst en/of afbeelding, in enigerlei vorm aangebracht of aan te brengen op een naar de openbare weg toegekeerde en van daaraf zichtbare gevel van een pand, met het oogmerk aandacht van voorbijgangers te vragen voor een in het betreffende pand duurzaam uitgeoefende commerciële activiteit;
1.34 geschakelde woning:
een woning, waarvan het hoofdgebouw door middel van een aanbouw verbonden is aan een ander hoofdgebouw en waarbij één zijgevel van het hoofdgebouw in de zijdelingse perceelsgrens wordt gebouwd;
1.35 groenvoorziening:
waaronder begrepen openbare parken, plantsoenen, speelplaatsen, trapvelden en speelweiden, natuurvoorzieningen en openbare niet-commerciële sportvoorzieningen;
1.36 half-vrijstaande woning:
een woning, niet zijnde 2-onder-1 kapwoning, die onderdeel uitmaakt van een blok van twee aaneen gebouwde woningen;
1.37 hoofdgebouw:
een gebouw dat op een bouwperceel door zijn aard, functie, constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;
1.38 horeca(bedrijf):
het bedrijfsmatig verstrekken en ter plaatse nuttigen van dranken en/of etenswaren en/of logies onderverdeeld in categorieën overeenkomstig in de bij dit plan behorende staat van horeca-activiteiten;
1.39 kunstwerk:
bouwwerken ten behoeve van weg- en waterbouw;
1.40 maatschappelijke voorziening:
het uitoefenen van activiteiten gericht op de sociale, maatschappelijke, educatieve en openbare dienstverlening, waaronder:
- gezondheidszorg; en/of
- zorg en welzijn; en/of
- jeugd/kinderopvang; en/of
- onderwijs; en/of
- religie; en/of
- uitvaart/begraafplaats; en/of
- bibliotheken; en/of
- openbare dienstverlening; en/of
- openbaar bestuur; en/of
- verenigingsleven; en/of
- gevangeniswezen; en/of
- defensie/militaire zaken;
1.41 oeverlijn:
de lijn die de grens aangeeft tussen oever en water, ten tijde van het zomerpeil;
1.42 overkapping:
een bouwwerk met een open constructie met maximaal één gesloten wand;
1.43 particulier opdrachtgeverschap:
situatie dat de burger of een groep van burgers - in dat laatste geval georganiseerd als rechtspersoon zonder winstoogmerk of krachtens een overeenkomst - tenminste de economische eigendom verkrijgt en volledig zeggenschap heeft over en verantwoordelijkheid draagt voor het gebruik van de grond, het ontwerp en de bouw van de woning;
1.44 patiowoningen:
een woning, niet zijnde een gestapelde woning, waarvan het hoofdgebouw maximaal 80 % van de perceelsgrootte mag zijn, met ten minste 1 slaapkamer op de begane grond;
1.45 peil:
- voor hoofdgebouwen: het bouwkundig peil dat maximaal 0,1 meter boven of onder de wegkruin van de voorliggende weg ligt;
- voor bouwwerken op gronden ter plaatse van de aanduiding "railverkeer" (rv), met uitzondering van viaducten en duikers: de hoogte van de spoorstaaf;
- voor bouwwerken op het perron: de hoogte van het perron;
- voor aan - en uitbouwen: de bovenkant van de afgewerkte begane grondvloer van het hoofdgebouw;
- in alle andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
1.46 perifere detailhandel:
detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke stoffen en detailhandel in ABC-goederen (auto's, boten en caravans), tuincentra, bouwmarkten, grove bouwmaterialen, keukens en sanitair alsmede woninginrichting waaronder meubels, die vanwege de omvang en aard van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig hebben voor de uitstalling (en uit dien hoofde niet binnen de aangewezen winkelconcentratiegebieden gevestigd kunnen worden);
1.47 recreatie:
alle vormen van dagrecreatie en verblijfsrecreatie;
1.48 recreatief medegebruik:
vormen van recreatie (zoals wandelen en fietsen) waarvoor geen specifieke inrichting van het gebied noodzakelijk is, doch in hoofdzaak kan worden volstaan met de voorzieningen die reeds ten behoeve van de hoofdfunctie aanwezig zijn;
1.49 seksinrichting:
het bedrijfsmatig - of in een omvang of frequentie die daarmee overeenkomt - gelegenheid bieden tot het ter plaatse, in een gebouw of in een vaartuig, verrichten van seksuele handelingen;
1.50 terras:
een buiten de besloten ruimte van een inrichting liggend deel van een horecabedrijf waar sta- of zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken of spijzen voor directe consumptie kunnen worden bereid of verstrekt;
1.51 verbeelding:
de verbeelding van het bestemmingsplan 'Het Balkon, 1e herziening', bestaande uit de kaart met tekeningnummer NL.IMRO.0556.70BPHetBalkonherz1-0001;
1.52 verkoopvloeroppervlak:
de totale vloeroppervlakte van overdekte verkoopruimten, die bedoeld zijn voor het publiek en die direct samenhangen met de winkelverkoop;
1.53 voorgevelbouwgrens:
de als zodanig aangegeven lijn, waar de voorgevel van een hoofdgebouw op moet zijn georiënteerd die niet door gebouwen mag worden overschreden, behoudens krachtens deze regels toegelaten afwijkingen;
1.54 voorgevel:
de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie dan wel gelet op uitstraling ervan als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt;
1.55 voorgevellijn:
de denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen;
1.56 voorziening van openbaar nut:
voorziening ten behoeve van het op het openbare net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer;
1.57 vrijstaande woning:
een vrijstaande woning heeft minimaal aan drie zijden een privé-buitenruimte, die bovendien langs twee van de gevels gemiddeld ten minste 2,5 meter breed is (eventueel bebouwd met een schuur of garage);
1.58 Wet:
Wet ruimtelijke ordening;
1.59 woongebouw:
een gebouw bestaande uit meerdere appartementen;
1.60 woonwagen:
voor bewoning bestemd gebouw, dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst;
1.61 woning:
een complex van ruimte, uitsluitend voor de huisvesting van één afzonderlijke huishouding;
1.62 zijgevel:
een gevel van het oorspronkelijke hoofdgebouw die voor en achtergevel met elkaar verbindt.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.2 breedte van een bouwwerk:
van een tot de buitenkant van een zijgevel dan wel het hart van een gemeenschappelijke scheidingsmuur, met dien verstande dat indien de zijgevels niet evenwijdig lopen dan wel verspringen, het gemiddelde geldt van de kleinste en grootste breedte.
2.3 dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.4 diepte van een bouwwerk:
buitenwerks tussen de voorgevel en de achtergevel, met dien verstande dat, indien een gevel niet evenwijdig loopt of verspringt, het gemiddelde geldt van de kleinste en grootste diepte.
2.5 goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.6 hoogte van een windturbine:
vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.
2.7 inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde en boven peil van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.8 oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.9 peil:
- a. voor gebouwen: de hoogte van de afgewerkte begane grondvloer ter plaatse van de hoofdtoegang;
- b. voor bouwwerken, geen gebouw zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
2.10 vloeroppervlakte van een bouwwerk binnenwerks:
het totaal van alle horizontale oppervlaktes van alle ruimtes binnen dat gebouw met inbegrip van eventuele binnenwanden, maar met uitzondering van de onderbouw en van oppervlaktes waarboven geen vrije hoogte van tenminste 1,5 meter aanwezig is.
2.11 bedrijfsvloeroppervlakte van een bouwwerk binnenwerks:
de totale vloeroppervlakte van de bouwlagen ten dienste van kantoren, winkels of bedrijven, met inbegrip van de daarbij behorende magazijnen en overige dienstruimten.
2.12 uitzondering ondergeschikte bouwonderdelen:
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bebouwings- en bestemmingsgrenzen worden ondergeschikte bouwdelen van gebouwen, zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, balkons, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de bebouwings- en/of bestemmingsgrens met niet meer dan 1 meter wordt overschreden.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Groen" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groen met de daarbij behorende bouwwerken;
- b. speelvoorzieningen;
- c. waterpartijen;
- d. verhardingen ten behoeve van voet- en fietspaden, parkeerplaatsen, speelplaatsen en verblijfsgebied;
- e. nutsvoorzieningen;
- f. leidingen en overige bijbehorende voorzieningen;
met de daarbij behorende:
- g. andere bouwwerken.
Ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van verkeer - fietspad" (sv-fp), is een fietsverbinding, alsmede inspectiepad voor Rijkswaterstaat toegestaan.
Ter plaatse van de aanduiding "weg" (we) is een hoofdverkeersverbinding toegestaan, met een minimale doorrijhoogte van 3,6 meter.
3.2 Dubbelbestemmingen
3.3 Bouwregels
3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 4 Maatschappelijk
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Maatschappelijk" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. scholen;
- b. praktijkruimten gezondheidszorg;
- c. kinderopvang;
met de daarbij behorende:
- a. wegen en paden;
- b. parkeervoorzieningen;
- c. groenvoorzieningen;
- d. speelvoorzieningen;
- e. tuinen, erven en terreinen;
- f. nutsvoorzieningen;
- g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.2 Dubbelbestemmingen
4.3 Bouwregels
Artikel 5 Tuin
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Tuin" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. tuinen bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
- b. parkeren ten behoeve van het wonen.
5.2 Dubbelbestemmingen
5.3 Bouwregels
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
- a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
- b. ter plaatse van de aanduiding "parkeerterrein"(p) is één parkeerplaats per bouwperceel toegestaan met een maximale oppervlakte van 18 m²;
- c. de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste:
- 1. van erf- en terreinafscheidingen grenzend aan openbaar gebied 1 meter;
- 2. van erf- en terreinafscheidingen elders 2,5 meter;
- 3. van lichtmasten en vlaggenmasten 6 meter;
- 4. van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 2,5 meter.
Artikel 6 Verkeer
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Verkeer" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het gemotoriseerd verkeer (met name gebied- en wijkontsluiting);
- b. railverkeer;
- c. groenvoorzieningen;
- d. water;
- e. wegen, voet- en fietspaden;
- f. parkeervoorzieningen;
- g. nutsvoorzieningen;
- h. leidingen en overige bijbehorende voorzieningen;
met de daarbij behorende:
- i. andere bouwwerken.
Ter plaatse van de bouwaanduiding "onderdoorgang" [ond] is een onderdoorgang in de vorm van een hoofdverkeersverbinding toegestaan, met een minimale doorrijhoogte van 3,6 meter.
Ter plaatse van de aanduiding "railverkeer" (rv) is aangegeven, is een ongelijkvloerse ontsluiting voor railverkeer toegestaan.
6.2 Dubbelbestemmingen
6.3 Bouwregels
6.4 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan het bepaalde in lid 6.1 zodat:
- a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de waterstaatsbelangen;
- b. vooraf een schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de waterkering en/of waterloop.
Artikel 7 Wonen
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Wonen" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. woningen;
- b. bijbehorende bouwwerken;
- c. tuinen, erven en parkeervoorzieningen;
met de daarbij behorende:
- d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Ter plaatse van de aanduiding "maatschappelijk" (m) zijn op de begane grond en de eerste verdieping praktijkruimten gezondheidszorg toegestaan.
Ter plaatse van de bouwaanduiding "nokrichting" [nr] zijn uitsluitend dwarskappen toegestaan.
Ter plaatse van de aanduiding "parkeerterrein" (p) zijn parkeer-voorzieningen waaronder garages en carports toegestaan.
Ter plaatse van de aanduiding "weg" (we) is een wegontsluiting van parkeerterreinen toegestaan.
7.2 Dubbelbestemmingen
7.3 Bouwregels
7.4 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van de situering van bouwwerken nabij aansluitingen van wegen, indien dit uit een oogpunt van de verkeersveiligheid noodzakelijk mocht blijken.
7.5 Gebruiksregels
Onder strijdig gebruik als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onderdeel c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt niet verstaan het gebruik van gedeelten van woningen ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen, mits:
- a. de woonfunctie als primaire functie gehandhaafd blijft;
- b. het vloeroppervlak in gebruik voor aan-huis-gebonden beroepen niet groter is dan 25% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw met een maximum van 50 m2;
- c. het gebruik niet leidt tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluiting en parkeersituatie ter plaatse;
- d. geen gebruik wordt gemaakt van gevelreclame;
- e. het beroep alleen door de bewoner wordt uitgeoefend;
- f. er geen ingevolge de Wet milieubeheer vergunningplichtige activiteiten plaatsvinden;
- g. geen horeca en detailhandel plaatsvinden;
- h. de extra parkeervoorzieningen op eigen terrein dienen te worden gerealiseerd.
Artikel 8 Waarde - Archeologie
8.1 Bestemmingsomschrijving
8.2 Bouwregels
8.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de andere bouwwerken.
8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin, dat de bestemming "Waarde - Archeologie" (geheel of gedeeltelijk) vervalt, als op basis van archeologisch onderzoek, dat voldoet aan de normen van de archeologische beroepsgroep, geen archeologische waarden zijn vastgesteld. Alvorens een wijziging wordt uitgevoerd dient vooraf een advies verkregen te zijn van de gemeentelijk archeoloog.
Artikel 9 Waterstaat - Waterkering
9.1 Bestemmingsomschrijving
9.2 Bouwregels
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 10 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 11 Algemene Bouwregels
11.1 Algemene bepaling over bestaande afstanden en andere maten
11.2 Overschrijding bouwgrenzen
De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van de aanduidingen en de bepalingen in Hoofdstuk 2, uitsluitend worden overschreden door:
- a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding niet meer dan 2,5 meter bedraagt;
- b. tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding niet meer dan 2 meter bedraagt;
- c. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer dan 1,5 meter bedraagt.
Artikel 12 Algemene Aanduidingsregels
12.1 Milieuhinder van bestaande bedrijven, aangeduid met de aanduiding 'milieu zone 50dB(A) contour (Kapelpolder)' en 'milieuzone 55 dB(A) contour (Kapelpolder)'
Bij de uitvoering van het plan en toepassing van regels als opgenomen in Hoofdstuk2 en Hoofdstuk 3 dienen de milieuhindercontouren van de bestaande bedrijven, aangeduid met de aanduiding 'milieuzone - 50 dB(A) contour (Kapelpolder)' en 'milieuzone - 55 dB(A) contour (Kapelpolder)' milieuzone - geurzone' in acht genomen te worden, in die zin dat milieuhindergevoelige functies als bedoeld in de Wet geluidhinder niet binnen deze contouren mogen worden gerealiseerd.
12.2 Afwijken
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 12.1 voor het realiseren van milieuhindergevoelige functies binnen de hiervoor bedoelde contouren, indien - als gevolg van het treffen van maatregelen of anderszins - is komen vast te staan dat ter plaatse geen sprake meer is van in planologisch opzicht relevante milieuhinder.
Artikel 13 Algemene Afwijkingsregels
13.1 Algemeen
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels van het plan ten behoeve van:
- a. geringe afwijkingen van het plan indien blijkt dat uitsluitend ten gevolge van onnauwkeurigheden in de kaart of in de regels, deze geringe afwijkingen in het belang van een juiste verwerkelijking of toepassing van het plan gewenst of noodzakelijk zijn;
- b. afwijkingen ten aanzien van de op de aanduidingen en in de regels gegeven oppervlakte- en hoogtematen, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
- c. afwijkingen ten aanzien van de bepalingen opgenomen in deze regels inzake de afmetingen van woningen, alsmede de afmetingen van de bij de woning toegestane bijbehorende bouwwerken, voor zover dit in het belang van goede huisvesting van minder valide personen noodzakelijk is;
- d. de oprichting van niet voor bewoning bestemde bouwwerken en andere bouwwerken voor algemeen nut, zoals openbare toiletten, telefooncellen, wachthuisjes, (afval)inzamelcontainers, gasreduceerstations, rioolgemalen en transformatorstations, en naar de aard en omvang daarmee gelijk te stellen bouwwerken, voor zover deze bouwwerken geen grotere (goot)hoogte dan 4 meter hebben en geen grotere inhoud hebben dan 60 m3;
- e. voor straatmeubilair, zoals lichtmasten en verkeerslichtinstallaties e.d. met een hoogte van maximaal 12 meter;
- f. voor abri's, reclame- en informatieobjecten, kunstwerken, vlaggenmasten e.d.;
- g. ten aanzien van ondergeschikte punten met het oog op de aanpassingen aan de werkelijke afmetingen in het terrein en aan het beloop van bepaalde gegevenheden, met dien verstande dat de structuur van het plan niet wordt aangetast, de belangen van derden in redelijkheid niet worden geschaad en de afwijking gewenst of noodzakelijk wordt geacht voor de juiste verwezenlijking van het plan;
- h. voor het oprichten van voorzieningen ten dienste van het ontvangen en zenden van telecommunicatiesignalen rondom infrastructuur dan wel in bebouwd gebied op gebouwen van 15 meter of hoger met uitzondering van plaatsing op of zeer nabij gebouwen waar mensen permanent dan wel veelvuldig verblijven (zoals woongebouwen, scholen en dergelijke), tenzij plaatsing buiten een woongebouw redelijkerwijs onmogelijk is;
- i. de oprichting van een Jongerenontmoetingsplek, mits de inhoud van het bouwwerk niet meer bedraagt dan 30 m2 en de hoogte niet meer bedraagt dan 3,5 meter. Het bevoegd gezag houdt onder andere rekening met mogelijke overlast en de ruimtelijke kwaliteit.
13.2 Nadere eisen
Het bevoegd gezag kan bij verlening van de omgevingsvergunning als bedoeld in lid 13.1 voorwaarden stellen ten aanzien van:
- a. de situering en maatvoering van de in lid 13.1 onder d ,h en i genoemde objecten ten einde een ruimtelijk verantwoorde plaatsing van deze objecten ten opzichte van de omgeving te waarborgen;
- b. ter waarborging van de verkeersveiligheid, de brandveiligheid, een adequate brand- en rampenbestrijding en zelfredzaamheid;
- c. de gewenste parkeer-, laad- en losruimte, van voldoende omvang, op eigen terrein.
13.3 Voorwaarden
De in lid 13.1 genoemde omgevingsvergunningen mogen slechts worden verleend indien:
- a. hiervoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
- b. geen blijvende onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de in het bestemmingsplan beschreven en te beschermen stedenbouwkundige structuur en/of de ruimtelijke kwaliteiten van het gebied;
- c. geen verkeersonveilige situaties ontstaan.
Artikel 14 Algemene Wijzigingsregels
14.1 Algemeen
Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen, overeenkomstig het bepaalde in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), ten behoeve van:
- a. bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of technisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 5 meter bedragen en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
- b. het aanbrengen van wijzigingen in de plaats, richting en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen en/of andere grenslijnen en aanduidingen ten behoeve van de praktische uitvoering van het plan met dien verstande dat de afwijking ten hoogste 5 meter mag bedragen, mits het wijzigingen betreft waarbij geen belangen van derden worden geschaad, dan wel ter correctie van afwijkingen of onnauwkeurigheden van bestemmingsvlakken ten opzichte van de feitelijke situatie of anderszins een meetverschil of indien de situatie ter plekke daartoe aanleiding geeft;
- c. het aanbrengen van wijzigingen in de plaats, richting en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen en/of andere grenslijnen en aanduidingen ten behoeve van de praktische uitvoering van het plan met dien verstande dat de afwijking ten hoogste 5 meter mag bedragen, mits het wijzigingen betreft waarbij geen belangen van derden worden geschaad, dan wel ter correctie van afwijkingen of onnauwkeurigheden van bestemmingsvlakken en/of aanduidingen ten opzichte van de feitelijke situatie of anderszins een meetverschil of indien de situatie ter plekke daartoe aanleiding geeft.
14.2 Voorwaarden
De in lid 14.1 genoemde wijzigingen zijn slechts toegestaan indien:
- a. hiervoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
- b. geen blijvende onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de in het bestemmingsplan beschreven en te beschermen stedenbouwkundige structuur en/of de ruimtelijke, c.q. de milieukwaliteiten van het gebied en de omgeving;
- c. geen verkeersonveilige situaties ontstaan.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 15 Overgangsrecht
15.1 Overgangsrecht bouwwerken
15.2 Overgangsrecht gebruik
Artikel 16 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
"Regels bestemmingsplanHet Balkon, 1e herziening"