De Schelft
Bestemmingsplan - gemeente Noordwijk
Vastgesteld op 18-10-2022 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
het bestemmingsplan De Schelft met identificatienummer NL.IMRO.0575.BPMOSDeSchelft-VA01 van de gemeente Noordwijk.
1.2 bestemmingsplan:
De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
1.3 aanduiding:
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 aanduidingsgrens:
De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 aanduidingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak waarop een aanduiding betrekking heeft.
1.6 aan- en uitbouw:
een uitbreiding van een (bestaande) ruimte, welke is gebouwd aan een hoofdgebouw of indien een bedrijfswoning aanwezig, aan de bedrijfswoning, die door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw of de bedrijfswoning en in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw of bedrijfswoning.
1.7 aan-huis-verbonden beroep:
een (para)medisch, juridisch, administratief, therapeutisch, verzorgend, ontwerptechnisch, kunstzinnig of daarmee gelijk te stellen beroep of bedrijf dat, in een woonruimte wordt uitgeoefend door de bewoner, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfuctie in overeenstemming is.
1.8 achtererfgebied:
erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 m van de voorkant, van het hoofdgebouw.
1.9 afgewerkt bouwterrein:
de gemiddelde hoogte van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde omringende grond: bij hellende terreinen: het hoogste punt van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde omringende grond.
1.10 afgraven en ophogen van de bodem:
het verrichten van handelingen, waardoor de hoogteligging van een terrein of de bodem van een water (al dan niet tijdelijk) wordt verlaagd of verhoogd. Hieronder wordt niet begrepen:
- a. de werkzaamheden, die in het kader van de normale agrarische bedrijfsvoering worden verricht zoals (diep)ploegen en frezen;
- b. het maken van ondiepe (circa 1 meter) en weder te dichten sleuven en gaten voor het leggen van buizen, drainagebuizen en kabels;
- c. het reguliere onderhoud aan watergangen (baggerwerkzaamheden).
1.11 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.12 bebouwingsgrens:
de op de kaart, blijkens de daarop voorkomende verklaring, als zodanig aangegeven lijn, die door gebouwen niet mag worden overschreden, behoudens overschrijdingen die krachtens deze regels zijn toegestaan.
1.13 bebouwingspercentage:
een aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het bouwperceel c.q. bouwvlak of bestemmingsvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.
1.14 bedrijf:
een onderneming waarbij de bedrijfsactiviteiten gericht zijn op het vervaardigen, bewerken, herstellen, installeren, inzamelen/of en verhandelen van goederen, dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen.
1.15 bedrijfsgebouw:
een gebouw dat dient voor de uitoefening van een of meer bedrijfsactiviteiten.
1.16 bedrijfs- of dienstwoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slecht bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering.
1.17 bedrijfsvloeroppervlakte:
het vloeroppervlak van de ruimten die worden of kunnen worden gebruikt voor bedrijfsactiviteiten.
1.18 bestaand (in relatie tot afmetingen):
afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen zoals aanwezig op het tijdstip van het in werking treden van het bestemmingsplan, dan wel nadien gerealiseerd kunnen worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van ter inzagelegging is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald.
1.19 bestaand (in relatie tot bebouwing):
bebouwing aanwezig ten tijde van het in werking treden van het bestemmingsplan, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van ter inzagelegging is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald.
1.20 bestaand (in relatie tot gebruik):
gebruik dat bestaat ten tijde van het in werking treden van het bestemmingsplan.
1.21 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak.
1.22 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.23 Bevi-inrichtingen:
bedrijven zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
1.24 bevoegd gezag:
bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning.
1.25 bijgebouwen:
een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw of indien een bedrijfswoning aanwezig, aan de bedrijfswoning, en dat in architectonisch en functioneel opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw of bedrijfswoning.
1.26 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.27 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak.
1.28 bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren, waarbij het maximale hoogteverschil tussen vloeren 1,5 meter mag zijn, (of horizontale balklagen) is begrensd en waarvan de lagen een nagenoeg gelijk omvang hebben, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw, dakopbouw en/of zolder.
1.29 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.30 bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel.
1.31 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.32 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.33 bouwwerk, geen gebouw zijnde:
een bouwwerk dat geen gebouw is.
1.34 carport:
een aan- of bijgebouw, al dan niet aangebouwd aan een gebouw of een ander bouwwerk, bestaande uit slechts van boven afgesloten c.q. afgedekte, en uit ten hoogste twee wanden, niet zijnde een voorwand, voorziene ruimte van lichte constructie, kennelijk slechts bestemd om te dienen als overdekte stalling voor een motorrijtuig.
1.35 dagrecreatie:
activiteiten ter ontspanning in de vorm van sport, spel, toerisme en educatie, waarbij overnachting uitdrukkelijk is uitgesloten.
1.36 dak:
iedere bovenbeëindiging van een gebouw.
1.37 detailhandel:
het bedrijfsmatig aan particulieren te koop of te huur aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van goederen aan personen, die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit; horecadoeleinden worden hier niet onder begrepen.
1.38 dienstverlening:
het bedrijfsmatig verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals reis- en uitzendbureaus, kapsalons, pedicures, wasserettes, makelaarskantoren, internetwinkels en bankfilialen.
1.39 dove gevel:
een bouwkundige constructie die een ruimte van een gebouw scheidt van de buitenlucht, zonder te openen delen en met een in NEN 5077, zoals die geldt op het moment van vaststelling van het plan, bedoelde karakteristieke geluidswering die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidsbelasting van die constructie en 35 dB(A).
1.40 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.41 gebruik:
gebruiken, het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven.
1.42 gedeeltelijk vernieuwen:
de inhoud van een bouwwerk mag niet worden vergroot en of in opeenvolgende fasen nagenoeg geheel worden afgebroken en herbouwd. Een gedeeltelijke vernieuwing of verandering mag er niet toe leiden dat in een betrekkelijk korte periode in feite een compleet nieuw bouwwerk wordt gerealiseerd.
1.43 geluidsgevoelige objecten:
woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen, zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder.
1.44 geluidwerende voorziening:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, zoals een geluidscherm of geluidwal om geluidhinder te beperken voor mensen die achter de geluidwerende voorziening wonen of verblijven.
1.45 gevellijn:
denkbeeldige lijn die strak langs de gevel van een gebouw loopt tot aan de bouwperceelsgrenzen, dan wel de aangeduide lijn.
1.46 groenvoorziening:
ruimten in de open lucht, waaronder in ieder geval worden begrepen (bos)parken, plantsoenen en bermen, met de daarbij behorende sloten, vijvers en daarmee gelijk te stellen wateren en ondergrondse infrastructurele voorzieningen.
1.47 hoofdfunctie:
de belangrijkste functie waar de kenmerkende activiteiten plaatsvinden waarvoor het hoofdgebouw en/of de gronden mogen worden gebruikt.
1.48 hoofdgebouw:
een gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, door zijn aard, functie, constructie of afmetingen, dan wel, gelet op die bestemming het belangrijkst is. In geval van bedrijfsbebouwing met bedrijfswoning is dit altijd de bedrijfsbebouwing.
1.49 huishouden:
persoon of groep personen die een huishouding voert, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan; bedrijfsmatige kamerverhuur wordt daaronder niet begrepen.
1.50 kantoor:
een gebouw of een gedeelte daarvan, gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, juridisch, ontwerp technisch of daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan of geholpen.
1.51 kap:
de volledige of nagenoeg volledige afdekking van een gebouw in een gebogen vorm dan wel met een dakhelling van ten minste 15° en ten hoogste 75°.
1.52 Keur:
wettelijke regels, opgesteld door het waterschap, waarin regels zijn opgenomen voor het bouwen en het gebruik van de gronden die aan een waterloop of (binnen een) waterkering zijn gelegen.
1.53 maaiveld:
bovenkant van een terrein dat een bouwwerk omgeeft.
1.54 maatschappelijke dienstverlening:
het verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder gezondheidszorg, jeugdopvang, naschoolse opvang, praktijkruimten, welzijnsinstellingen en/of zorginstellingen.
1.55 maatschappelijke voorzieningen:
educatieve, sociaal-medische en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van sport (bijvoorbeeld evenementenhal en zwembad) en sportieve recreatie en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, voorzieningen ten behoeve van verenigingsleven en daarmee gelijk te stellen sectoren, met ondergeschikte horeca ten dienste van deze voorzieningen.
1.56 maatvoeringsvlak:
het geometrisch bepaald vlak, dat goothoogtes en woningtypes scheidt.
1.57 natuurwaarde:
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de aanwezige flora en fauna.
1.58 NEN:
door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde op het moment van vaststelling van het plan.
1.59 nok:
het snijpunt van twee hellende dakvlakken.
1.60 normaal onderhoud, gebruik en beheer:
een gebruik gericht op het in zodanige conditie houden of brengen van objecten dat het voortbestaan van deze objecten op tenminste het bestaande kwaliteitsniveau wordt bereikt.
1.61 nutsvoorzieningen:
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie;
1.62 ondergeschikte functie:
functie waarvoor maximaal 30% van de vloeroppervlakte als zodanig mag worden gebruikt met een maximum van 30 m².
1.63 onderdoorgang:
een op de verbeelding aangegeven gebied waar binnen een doorgang mogelijk moet zijn, waarboven bebouwing mag worden opgericht.
1.64 onoverdekt zwembad:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde dat dient als zwemvoorziening voor de bewoner van de woning op het betreffende perceel en zijn gasten.
1.65 overbouwing:
het op de verdieping overkluizen van onderliggende gronden door bebouwing.
1.66 overkapping:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak en maximaal twee wanden.
1.67 overig bouwwerk:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, ten behoeve van wegen en waterlopen, zoals een brug, duiker of viaduct, alsmede beeldende kunst;
1.68 patiowoning:
een woning met een geheel of gedeeltelijk omsloten binnenplaats of binnentuin, gevormd door de gevels van belendende, dan wel op het eigen bouwperceel aanwezige bebouwing.
1.69 passend in straat- en bebouwingsbeeld:
- a. een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte;
- b. een goede hoogte-/breedteverhouding tussen de bebouwing onderling;
- c. een samenhang in bouwvorm/architectonisch beeld tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is;
- d. de cultuurhistorische samenhang van de omgeving.
1.70 perceelsgrens:
een grens van een bouwperceel.
1.71 permanente bewoning:
bewoning van een woning als hoofdverblijf.
1.72 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.
1.73 recreatieve voorziening:
voorziening ten behoeve van recreatie, hieronder mede begrepen sport- en spelaccommodaties, voorzieningen ter bevordering van de lichamelijke en geestelijke gezondheid, kantine alsmede accommodaties voor administratieve functies ten dienste van de bestemming.
1.74 plangebied:
het gebied waarop dit bestemmingsplan betrekking heeft;
1.75 seksinrichting:
een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub, een privé-huis of een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.
1.76 speelvoorziening:
voorziening die bestemd is voor vermaak of ontspanning, waarbij uitsluitend van de zwaartekracht of de fysieke kracht van de mens gebruik wordt gemaakt;
1.77 straatmeubiliair:
verkeersgeleiders, verkeersborden, brandkranen, lichtmasten, zitbanken, bloembakken, papier-, glas- en andere inzamelbakken, toegangsconstructies voor ondergrondse voorzieningen, kunstwerken en draagconstructies voor reclame, alsmede abri's en kleinschalige bouwwerken ten behoeve van (openbare) nutsvoorzieningen;
1.78 uitvoeren:
uitvoeren, het doen uitvoeren, laten uitvoeren en in uitvoering geven;
1.79 verkeervoorzieningen:
alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden daaronder begrepen de daarin gelegen parkeerplaatsen, bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen en zijkanten;
1.80 vloeroppervlakte:
de totale oppervlakte van hoofdgebouwen en aan- en bijgebouwen op de begane grond.
1.81 voorgevel:
de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie, dan wel gelet op uitstraling ervan, als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.
1.82 voorgevellijn:
de grens van het bouwvlak die gericht is naar de weg en waarop de bebouwing is georiënteerd.
1.83 vrijstaande woning:
een bouwmassa bestaande uit één vrijstaand hoofdgebouw.
1.84 watergang:
een werk al of niet overdekt, dienend om in het openbaar belang water te ontvangen, te bergen, af te voeren en toe te voeren, de boven water gelegen taluds, bermen en onderhoudspaden daaronder mede verstaan;
1.85 waterkering:
een voorziening om water tegen te houden, zoals een dijk en een dam.
1.86 woning of wooneenheid:
een complex van ruimten, dat blijkens zijn indeling en inrichting bestemd is voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden. Hieronder vallen tevens bijzondere woonvormen in de vorm van begeleid wonen voor mensen met dementie maar geen bedrijfsmatige kamergewijze verhuur.
1.87 Wro:
de Wet ruimtelijke ordening, zoals die luidde ten tijden van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, installaties ten behoeve van functioneren van het gebouw, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.2 de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens:
de kortste afstand tussen de (zijdelingse) grenzen van een bouwperceel en enig punt van het op dat bouwperceel voorkomende bouwwerk;
2.3 de afstand tussen gebouwen:
de kortste afstand tussen de buitenwerkse gevelvlakken van de gebouwen;
2.4 onderlinge afstand:
de afstand tussen bouwwerken onderling, alsmede de afstand van bouwwerken tot perceels- of bestemmingsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst is;
2.5 dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.6 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, dan wel de snijlijn van het dakvlak en de gevellijn. Indien zich op een dakschild één of meerdere dakkapellen of dakopbouwen bevinden,. waarvan de gezamenlijke breedte meer bedraagt dan 50 % van de breedte van de gevel waarop het betreffende dakschild rust, is de gootlijn van de dakkapel c.q. de dakopbouw bepalend voor de goothoogte.
N.B.: bij een lessenaarsdak wordt de laagste snijlijn als goothoogte aangemerkt.
2.7 de hoogte van een dakopbouw:
vanaf de afdekking van de bovenste bouwlaag tot aan het hoogste punt van de dakopbouw;
2.8 de hoogte van een kap:
vanaf de bovenkant goot, boeibord of daarmee gelijk te stellen constructiedeel tot aan het hoogste punt van de kap;
2.9 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.10 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.11 het bebouwd oppervlak van een bouwperceel:
de oppervlakte van alle op een bouwperceel gelegen bouwwerken tezamen;
2.12 peil:
- a. voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang grenst aan de weg: + 20 cm ten opzichte van de hoogte van de kruin van de weg;
- b. voor andere gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse van de bouw, waarbij plaatselijke, niet bij het verdere verloop van het terrein passende, ophogingen of verdiepingen aan de voet van het bouwwerk, anders dan noodzakelijk voor de bouw ervan, buiten beschouwing blijven;
- c. indien in of op het water wordt gebouwd: de hoogte van het terrein ter plaatse van het meest nabijgelegen punt waar het water grenst aan het vaste land.
2.13 ondergeschikte bouwdelen:
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, balkons, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de bouw- c.q. bestemmingsgrens met niet meer dan 0,5 meter wordt overschreden.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Maatschappelijk
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. maatschappelijke dienstverlening;
- b. maatschappelijke voorzieningen;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - horeca' is horeca ten dienste van de maatschappelijke voorzieningen toegestaan;
- d. aan de hoofdfunctie ondergeschikte verkeersvoorzieningen;
- e. fiets- en voetpaden;
- f. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals tuinen, erven, terreinen, groenvoorzieningen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen en parkeervoorzieningen.
3.2 Bouwregels
Artikel 4 Waarde - Archeologie 1
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangemerkte gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het herstel en behoud van archeologische waarden.
4.2 Bouwregels
Op de in lid 4.1 bedoelde gronden mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn;
- a. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
- 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
- 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
- b. het bepaalde onder a onder 1 en 2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
- 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 100 m²;
- 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 5 Algemene Bouwregels
5.1 Overschrijding bouwgrens
Het overschrijden van de op de verbeelding aangeduide bouwgrens voor de bouw van bouwwerken van ondergeschikte aard zoals loggia's, erkers, keldertoegangen, dakoverstekken, luifels en balkons, die qua aard en afmetingen bij de bestemming passen is toegestaan, mits wordt voldaan aan onderstaande voorwaarden:
- a. de diepte ten hoogste 1/3 van de diepte van de voortuin bedraagt, tot een maximum van 1,5 meter;
- b. de breedte ten hoogste 40% van de voorgevelbreedte, of de volle breedte van het bestaande raamkozijn bedraagt;
- c. de goothoogte ten hoogste 3 meter bedraagt.
5.2 Hoogteaanduidingen
5.3 Ondergronds bouwen
5.4 Bestaande maten en afstanden
Artikel 6 Algemene Gebruiksregels
6.1 Strijdig gebruik
Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend:
- a. standplaats voor onderkomens, uitgezonderd kampeerwagens en tenten indien gelijktijdig niet meer dan één kampeerwagen en/of tent per bouwperceel wordt geplaatst en deze niet voor bewoning wordt gebruikt;
- b. het opslaan van materialen en voorwerpen behoudens voor zover dit noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- c. het al dan niet ten verkoop opslaan van ongebruikte en/of gebruikte, dan wel geheel of ten dele uit gebruikte onderdelen samengestelde motorrijtuigen of aanhangwagens, welke bruikbaar en niet aan hun bestemming onttrokken zijn, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- d. het gebruiken als opslag-, stort-, lozing- of bergplaats van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke bestemming onttrokken voorwerpen en materialen, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
- e. het gebruik van gronden en de daarop voorkomende bouwwerken als seksinrichting of seksbedrijf;
- f. het gebruik van gronden en de daarop voorkomende bouwwerken als automatenhal/speelhal;
- g. het gebruik van gronden en de daarop voorkomende bouwwerken als coffeeshop;
- h. het gebruik of laten gebruiken van antennedragers, welke primair zijn opgericht voor het dragen van antennes voor reclamedoeleinden.
6.2 Geen strijdig gebruik
Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval niet het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van evenementen gerekend.
Artikel 7 Algemene Afwijkingsregels
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van:
- a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
- b. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
- c. de bestemmingsbepalingen voor het bouwen teneinde een geringe mate van afwijking van de plaats en richting van de bestemmingsgrenzen toe te staan dit noodzakelijk is in verband met afwijkingen of onnauwkeurigheden ten opzichte van de feitelijke situatie of in die gevallen waar een rationele verkaveling van de gronden een geringe afwijking vergt;
- d. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10 m;
- e. het bepaalde ten aanzien van de maximale (bouw)hoogte van gebouwen en toestaan dat de (bouw)hoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, mits:
- 1. de oppervlakte van de vergroting niet meer dan 10 m2 bedraagt;
- 2. de hoogte niet meer dan 1,25 maal de maximale (bouw)hoogte van het betreffende gebouw bedraagt tot een maximum van 2 m boven de maximale (bouw)hoogte.
- f. de bouw van niet voor bewoning bestemde gebouwen en andere bouwwerken met een inhoud van ten hoogste 50 m3 en een goothoogte van niet meer dan 4 meter. (ten dienste van het openbaar nut), zoals schakelhuisjes, transformatorhuisjes, wachthuisjes, telefooncellen, muurtjes, geluidswerende voorzieningen, standbeelden, speelvoorzieningen en straatmeubilair;
mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
- het straat- en bebouwingsbeeld;
- de woonsituatie;
- de milieusituatie;
- de verkeersveiligheid;
- de sociale veiligheid;
- de gebruiksmogelijkheden;
- van de aangrenzende gronden.
Artikel 8 Algemene Wijzigingsregels
8.1 Waarde - Archeologie 1
Het bevoegd gezag kan een of meer bestemmingsvlakken van de bestemming 'Waarde -Archeologie 1' geheel of gedeeltelijk verwijderen, indien:
- a. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
- b. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.
Artikel 9 Algemene Procedureregels
Indien het college van burgemeester en wethouders gebruik wil maken van de nadere eis als bedoeld in deze regels, dienen de volgende procedureregels in acht te worden genomen:
- a. het voornemen tot het verlenen van de nadere eis ligt gedurende twee weken bij de gemeente voor een ieder ter inzage;
- b. het college van burgemeester en wethouders maken het voornemen bekend in één of meer dag, nieuws- of huis-aan-huisbladen, die in de gemeente worden verspreid en voorts op gebruikelijke wijze;
- c. gedurende de termijn van terinzagelegging kan een ieder tegen het voornemen om gebruik te maken van de nadere eis schriftelijk zienswijzen indienen bij het college van burgemeester en wethouders;
- d. het besluit tot het verlenen van de nadere eis vermeldt in ieder geval hetgeen omtrent de ingekomen zienswijzen is overwogen. Aan indieners van zienswijzen wordt een afschrift van het besluit tot verlening toegezonden.
Artikel 10 Overige Regels
10.1 Verwijzing naar andere wettelijke regelingen
Waar in dit bestemmingsplan wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, wordt geduid op de regelingen zoals die luidden op het tijdstip van de vaststelling van het bestemmingsplan.
10.2 Aanpassen verwijzingen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het bestemmingsplan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van het aanpassen van opgenomen bepalingen in de voorafgaande artikelen, waarbij op grond van artikel 10.1 verwezen wordt naar bepalingen in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan worden gewijzigd.
10.3 Parkeernormen
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 11 Overgangsrecht
11.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
- b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%;
- c. sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
11.2 Overgangsrecht gebruik
- a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
- b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
- c. indien het gebruik, bedoeld in sub a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
- d. sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 12 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan 'De Schelft'.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
In Noordwijkerhout is nabij het stadscentrum het perceel 'De Schelft' gelegen. Tot 2020 was dit perceel in gebruik als sport- en recreatiecentrum De Schelft. Dit centrum met een multifunctionele hal/sporthal en zwembad is in 2020 door brand verwoest. De gemeenteraad heeft op 10 november 2021 besloten dat op dezelfde plek als de oude Schelft een multifunctionele hal met zwembad wordt teruggebouwd.
Het perceel is in het huidige bestemmingsplan 'Mossenest' (vastgesteld op 27 juni 2013) bestemd als 'Maatschappelijk' (zie figuur 1.2). In de regels van dit bestemmingsplan is opgenomen dat deze gronden bestemd zijn voor 'maatschappelijke dienstverlening'. Een sport- en recreatiecentrum zijn niet passend binnen de bestemming 'maatschappelijke dienstverlening'. Ambtelijk is geconstateerd dat bij vaststelling van het bestemmingsplan 'Mossenest' de bestemming 'maatschappelijke voorzieningen' per abuis niet is overgenomen uit eerdere bestemmingsplanregelingen. Aangezien de gronden als 'maatschappelijke voorzieningen' in gebruik zijn sluit het huidige planologische kader (bestemmingsplan 'Mossenest') dan ook niet aan op de bestaande situatie.
Dit bestemmingsplan is opgesteld om deze omissie te herstellen en een correct juridisch-planologisch kader te bieden voor het perceel van De Schelft. Doel van dit bestemmingsplan is om binnen de bestemming 'Maatschappelijk' (opnieuw) de 'maatschappelijke voorzieningen' toe te staan zodat, conform eerdere plannen, weer sprake is van een juiste regeling voor het plangebied. Het bestemmingsvlak en de bouwmogelijkheden blijven ongewijzigd ten opzichte van het bestemmingsplan 'Mossenest'.
1.2 Ligging Plangebied
Het plangebied ligt aan de oostkant van de kern Noordwijkerhout. Het plan ligt aan de Maandagsewetering en Schelftweg. Ter plaatse waren maatschappelijke voorzieningen waaronder een indoor zwembad en een sport- en recreatiecentrum. Figuur 1.1 geeft de ligging van het plangebied weer.
Figuur 1.1 Luchtfoto met globale ligging plangebied
1.3 Geldend Bestemmingsplan
De gronden waar binnen de correctie van de bestemming wordt toegepast vallen binnen de bestemming 'Maatschappelijk' van het bestemmingsplan 'Mossenest' (zie ook figuur 1.2). Dit plan richt zich het correct opnemen van de maatschappelijke voorzieningen binnen de bestemming 'Maatschappelijk'. De begrenzing van het plangebied blijft gelijk aan de grens van de bestemming 'Maatschappelijk' zoals deze is opgenomen in het bestemmingsplan 'Mossenest'. Ook de bouwmogelijkheden blijven gelijk aan dit plan.
Figuur 1.2 Bestemmingsplan Mossenest waarin plangebied is aangegeven als bestemming Maatschappelijk.
1.4 Leeswijzer
In hoofdstuk 2 wordt de bestaande situatie beschreven en wordt vervolgens ingegaan op de correctieve wijziging. In hoofdstuk 3 en 4 wordt ingegaan op de correctie in relatie tot beleid en milieuaspecten. Hoofdstuk 5 gaat in op de juridische regeling van dit bestemmingsplan. Ten slotte is in hoofdstuk 6 de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid nader toegelicht.
Hoofdstuk 2 Huidige Situatie En Planbeschrijving
Ter plaatse van het plangebied waren in de oorspronkelijke situatie maatschappelijke voorzieningen aanwezig. Deze voorzieningen betroffen een indoorzwembad en een sport- en recreatiecentrum (waaronder verenigingsleven zoals carnaval en toneel). Door brand zijn deze voorzieningen in 2020 verwoest. Conform het huidige bestemmingsplan mag het plangebied maximaal voor 55% bebouwd worden met daarbij een maximale bouwhoogte van 9 meter. Met het oog op voornemen voor herbouw is ambtelijk ontdekt dat de maatschappelijke voorzieningen per abuis niet in het huidige bestemmingsplan Mossenest als dusdanig zijn bestemd.
In de toekomstige situatie wordt een correct planologisch / juridisch kader gegeven waarbinnen de maatschappelijke voorzieningen opgenomen zijn. Fysiek en ruimtelijk zijn er geen andere wijzigingen ten opzichte van het huidige bestemmingsplan 'Mossenest'. Ook wordt middels dit bestemmingsplan geen extra vierkante meters 'Maatschappelijk' toegestaan.
Hoofdstuk 3 Beleid
In dit bestemmingsplan is de bestemming 'Maatschappelijk' voor De Schelft aangepast door binnen die bestemming ook maatschappelijke voorzieningen toe te staan. De bestemmingsregeling is hiermee afgestemd op de multifunctionele hal en het zwembad die hier vóór de brand in 2020 aanwezig waren. Door (opnieuw) maatschappelijke voorzieningen toe te staan, wordt herbouw van De Schelft mogelijk. Deze correctieve wijziging is passend binnen het gemeentelijk-, provinciaal- en rijksbeleid. Er worden geen extra vierkante meters 'Maatschappelijk' toegevoegd waardoor ook geen toetsing aan de ladder duurzame verstedelijking noodzakelijk is.
Conclusie
Vanuit het beleid zijn geen belemmeringen voor de correctie die mogelijk wordt gemaakt middels onderhavig bestemmingsplan.
Hoofdstuk 4 Onderzoek
In dit bestemmingsplan is de bestemming 'Maatschappelijk' voor De Schelft aangepast door binnen die bestemming correctief ook maatschappelijke voorzieningen toe te staan. Er worden geen nieuw bedrijfsactiviteiten toegestaan of mogelijk gemaakt waardoor toetsing aan externe veiligheid en bedrijven en milieuzonering niet noodzakelijk is.
Er worden geen geluidsgevoelige bestemmingen mogelijk gemaakt. Daarnaast worden niet meer vierkante meter toegevoegd aan de functie. Hierdoor zullen de verkeersstromen niet wijzigen en ook zal het verkeer als gevolg van deze correctie niet toenemen. Om deze reden onderzoek naar geluid, luchtkwaliteit, stikstof en verkeer/parkeren niet noodzakelijk.
Fysiek ruimtelijke ingrepen worden niet voorzien met dit bestemmingsplan. Voor deze correctieve wijziging is, voor de bestemmingsplanwijziging, geen nader onderzoek voor water, bodemkwaliteit, natuur en archeologie noodzakelijk. Indien in de toekomst bij eventuele wijzigingen een omgevingsvergunning aangevraagd wordt dienen deze aspecten wel beoordeeld en mogelijk onderzocht te worden. Om deze reden is voor archeologie een dubbelbestemming opgenomen.
Conclusie
Vanuit de (milieu)aspecten zijn geen belemmeringen voor de correctie die mogelijk wordt gemaakt middels onderhavig bestemmingsplan.
Hoofdstuk 5 Juridische Planbeschrijving
5.1 Algemeen
Voor de opbouw van een bestemmingsplan geldt de landelijke Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP2012). In dit bestemmingsplan wordt van deze standaard gebruik gemaakt. Hiermee wordt de rechtsgelijkheid en de uniformiteit binnen de gemeentelijke c.q. landelijke bestemmingsplannen gediend. De hoofdstukindeling bestaat uit:
- Hoofdstuk 1 Inleidende regels.
- Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels.
- Hoofdstuk 3 Algemene regels.
- Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels.
In de navolgende paragrafen wordt de inhoud van de hoofdstukken in dit bestemmingsplan toegelicht.
5.2 Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In dit artikel worden de begrippen gedefinieerd, die in de regels worden gehanteerd voor zover deze begrippen van het 'normale' spraakgebruik afwijken of een specifiek juridische betekenis hebben. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan zal moeten worden uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis.
Artikel 2 Wijze van meten
Dit artikel geeft aan hoe hoogte- en andere maten die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden.
5.3 Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Maatschappelijk
Dit plan voorziet enkel in de bestemming 'Maatschappelijk'. Binnen deze bestemming zijn de gronden bestemd voor maatschappelijke voorzieningen en maatschappelijke dienstverlening. Waar het bij maatschappelijke dienstverlening gaat om verlenen van maatschappelijke diensten gaat het bij maatschappelijke voorzieningen om de voorzieningen waaronder ook de bebouwing valt. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - horeca' is horeca ten dienste van de maatschappelijke voorzieningen toegestaan. Ook heeft deze bestemming betrekking op aan de hoofdfunctie ondergeschikte verkeersvoorzieningen, fiets- en voetpaden en bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals tuinen, erven, terreinen, groenvoorzieningen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, speelvoorzieningen, nutsvoorzieningen en parkeervoorzieningen. In de bouwregels zijn de bouwhoogte voor de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, opgenomen.
Artikel 4 Waarde - Archeologie 1
De gronden met deze bestemming zijn, naast de bestemming 'Maatschappelijk' mede bestemd voor het beschermen van mogelijk aanwezige archeologische resten. Het artikel bepaalt dat bij bodemingrepen die dieper reiken dan 30 centimeter onder het maaiveld of bodemingrepen die een oppervlakte van meer dan 100 m2 beslaan, het uitvoeren van nader onderzoek noodzakelijk is. De bouwregels en het omgevingsvergunningstelsel in dit artikel borgen de bescherming van eventuele archeologische waarden.
5.4 Hoofdstuk 3 Algemene Regels
De algemene regels bevatten regels die in beginsel op meerdere bestemmingen van toepassing zijn. Dit hoofdstuk bevat de wettelijk verplichte anti-dubbeltelregel. Daarnaast zijn in dit bestemmingsplan algemene bouwregels, algemene afwijkingsregels en algemene wijzigingregels opgenomen. Daarnaast is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de bestemming 'Artikel 4 Waarde - Archeologie 1' te verwijderen mits nader onderzoek aantoont dat er geen te beschermen en veilig te stellen waarden in de bodem aanwezig zijn.
In de regels is rekening gehouden met het paraplubestemmingsplan Parkeren en Wonen dat op 27 september 2018 is vastgesteld. Voor de parkeernormen is de regeling van dit bestemmingsplan overgenomen in artikel 10.3 Parkeernormen.
5.5 Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
De overgangsbepalingen zijn conform het Besluit ruimtelijke ordening. De slotregel geeft aan onder welke naam dit plan kan worden aangehaald.
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
6.1.1 Overleg ex artikel 3.1.1 Bro
In het kader van het wettelijke verplichte overleg op grond van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening zal het ontwerpbestemmingsplan worden toegezonden aan diverse belanghebbenden partijen.
6.1.2 Zienswijzen
Het ontwerpbestemmingsplan heeft overeenkomstig artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) van 24 mei 2022 tot en met 5 juli 2022 ter inzage gelegen. Gedurende deze termijn is iedereen in de gelegenheid gesteld een zienswijze in te dienen. Er zijn geen zienswijze op het plan ingediend.
6.1.3 Vaststelling bestemmingsplan
Na afronding van de ontwerpfase heeft de gemeenteraad op 18 oktober 2022 het bestemmingsplan vastgesteld. Na vaststelling wordt het vastgestelde bestemmingsplan eveneens gedurende 6 weken ter inzage gelegd. Tijdens deze periode kan beroep ingesteld worden bij de Raad van State.
6.2 Economische Uitvoerbaarheid
Bij nieuwe ontwikkelingen moet onder de Wet ruimtelijke ordening (Wro) tegelijk met het bestemmingsplan een exploitatieplan worden vastgesteld, tenzij het kostenverhaal anderszins is verzekerd, bijvoorbeeld door middel van gemeentelijke gronduitgifte of een anterieure overeenkomst. De gemeente heeft hierbij de onderzoeksverplichting om de financieel-economische uitvoerbaarheid van het plan te toetsen.
De kosten van de planvorming voor het opnieuw opnemen van de functie maatschappelijke voorzieningen bestaan uit de kosten die gemoeid zijn met het opstellen van dit bestemmingsplan. Deze kosten worden door de gemeente gedragen. Daarmee is de economische uitvoerbaarheid van het onderhavige bestemmingsplan in voldoende mate aangetoond.