KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Maatschappelijk
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 4 Antidubbeltelregel
Artikel 5 Algemene Bouwregels
Artikel 6 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 7 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 8 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 9 Overgangsrecht
Artikel 10 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doel Bestemmingsplan
1.2 Ligging Plangebied
1.3 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Ruimtelijk Beleidskader
2.1 Inleiding En Conclusie
2.2 Rijksbeleid
2.3 Provinciaal- En Regionaal Beleid
2.4 Gemeentelijk Beleid
2.5 Conclusie
Hoofdstuk 3 Planbeschrijving
Hoofdstuk 4 Sectorale Aspecten
4.1 Inleiding
4.2 Milieueffectrapportage
4.3 Water
4.4 Geluid
4.5 Luchtkwaliteit
4.6 Bedrijven En Milieuhinder
4.7 Externe Veiligheid
4.8 Ecologie
4.9 Bodem
4.10 Archeologie
4.11 Cultuurhistorie
4.12 Eindconclusie
Hoofdstuk 5 Juridische Planbeschrijving
5.1 Algemeen
5.2 Opbouw Regels
5.3 De Bestemming
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Economische Uitvoerbaarheid
6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Bijlage 1 Advies Vrr
Bijlage 2 Ecologisch Onderzoek
Bijlage 3 Bodemonderzoek
Bijlage 4 Archeologisch Onderzoek

Huisartspost Rijsoord

Bestemmingsplan - gemeente Ridderkerk

Vastgesteld op 27-11-2014 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Huisartspost Rijsoord met identificatienummer NL.IMRO.0597.BPRIJS2014huisarts-VG01 van de gemeente Ridderkerk.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels.

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waar gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 achtererf

de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn achter de achtergevellijn van het hoofdgebouw.

1.6 bebouwing

een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.7 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.8 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.9 bevoegd gezag

bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.10 bijgebouw

een vrijstaand, afzonderlijk van het hoofdgebouw gebouwd gebouw, dat in functioneel en bouwkundig opzicht te onderscheiden is van en in volume ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.11 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of vergroten van een bouwwerk.

1.12 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.13 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.14 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel.

1.15 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.16 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.17 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.18 maatschappelijke voorzieningen

voorzieningen inzake welzijn, volksgezondheid, cultuur, religie, sport, onderwijs, openbare orde en veiligheid en daarmee gelijk te stellen sectoren.

1.19 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.20 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak.

1.21 peil

  1. a. voor gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelegen op een afstand van 5 m of minder uit de bestemming 'Verkeer' of 'Verkeer - verblijfsgebied': de hoogte van die weg;
  2. b. voor gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelegen op een afstand van meer dan 5 m uit de bestemming 'Verkeer' of 'Verkeer - verblijfsgebied': de gemiddelde hoogte van het aangrenzend terrein.

1.22 praktijkruimte

een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch, medisch, paramedisch, therapeutisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied.

1.23 voorgevel

de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie dan wel gelet op uitstraling ervan als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.

1.24 zijerf

de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn tussen de voorgevel- en de achtergevellijn van het gebouw.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling en de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.

2.2 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 diepte en breedte van een hoofdgebouw

De diepte en de breedte van een hoofdgebouw worden gemeten daar waar deze maten het grootst zijn, met dien verstande dat erkers en aan- en uitbouwen niet worden meegerekend.

2.4 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.5 inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.6 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Maatschappelijk

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. maatschappelijke voorzieningen;
  2. b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen, verkeers- en parkeervoorzieningen, groen en water.

3.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 4 Antidubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 5 Algemene Bouwregels

5.1 Overschrijding bouwhoogte

De bouwhoogte mag worden overschreden door antennes met ten hoogste 6 m.

5.2 Overschrijding bouwgrenzen

De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingen, aanduidingsgrenzen en regels worden overschreden door:

  1. a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 2,5 m bedraagt;
  2. b. tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding ten hoogste 2 m bedraagt;
  3. c. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt.

Artikel 6 Algemene Afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan - tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is - bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor:

  1. a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;
  2. b. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen ten hoogste 3 m bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.

De omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 7 Algemene Wijzigingsregels

Overschrijding bestemmingsgrenzen

Het college van burgemeester en wethouders kan de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.

Artikel 8 Overige Regels

8.1 Werking wettelijke regelingen

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 9 Overgangsrecht

9.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

  1. a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
  2. b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
  3. c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

9.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  1. a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  2. b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  3. c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  4. d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 10 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het bestemmingsplan Huisartspost Rijsoord'.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding En Doel Bestemmingsplan

Eind 2014 is de huidige huisarts in Rijsoord van plan om te stoppen met zijn praktijk aan huis (Mauritshoek 40). De opvolger van deze huisarts wil de praktijk voortzetten in Rijsoord. De huidige praktijk aan huis biedt niet de ruimte welke nodig is voor een moderne en toekomstbestendige praktijk met ondersteunend personeel. Tegelijkertijd wil de nieuwe huisarts de praktijk moderniseren, zodat meerdere zorgaanbieders samen kunnen werken in de wijk. Hierdoor kunnen andere eerstelijnswerkers zoals bijvoorbeeld fysiotherapeuten, ergotherapeuten, apothekers, diëtisten, logopedisten en thuiszorgorganisaties naast de huisarts opereren vanuit het gebouw.

De gemeente heeft samen met de huisarts gezocht naar een geschikte locatie voor een nieuwe praktijk van circa 200 m2. Uit deze zoektocht is de locatie aan de Vlasstraat (ter plaatse van het huidige speelveld) naar voren gekomen.

Vestiging van een huisartspost op deze locatie is echter niet toegestaan op basis van de vigerende beheersverordening Rijsoord, welke ter plaatse voorziet in een recreatiebestemming. Met voorliggend bestemmingsplan wordt de realisatie van de huisartspost juridisch-planologisch mogelijk gemaakt.

1.2 Ligging Plangebied

Het plangebied (zie figuur 1.1) bestaat uit het noordelijk deel van het huidige speelveld aan de Vlasstraat te Rijsoord.

afbeelding "i_NL.IMRO.0597.BPRIJS2014huisarts-VG01_0001.png"

Figuur 1.1. Ligging plangebied

1.3 Leeswijzer

Hoofdstuk 2 geeft een samenvatting van het actuele beleidskader dat relevant is voor het plangebied. Vervolgens komt in hoofdstuk 3 de ruimtelijke analyse van het gebied aan de orde. In hoofdstuk 4 worden de relevante milieuaspecten en de overige onderzoeken beschreven. In hoofdstuk 5 wordt een toelichting gegeven op de gekozen planvorm en de juridische regeling. Ten slotte gaat hoofdstuk 6 in op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan.

Hoofdstuk 2 Ruimtelijk Beleidskader

2.1 Inleiding En Conclusie

Dit hoofdstuk geeft een overzicht van het voor het plangebied relevante vigerende ruimtelijke beleidskader. De vigerende beheersverordening houdt geen rekening met de voorgenomen ontwikkeling. De ontwikkeling is in overeenstemming met het rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleid.

2.2 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) en Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) (2012)

De ontwikkelingsmogelijkheden die het bestemmingsplan biedt, passen binnen de beleidskeuzes en de leidende principes uit de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte en het Barro. Voor het plangebied is het uitgangspunt van duurzame verstedelijking van belang (zie ladder voor duurzame verstedelijking).

Ladder voor duurzame verstedelijking (artikel 3.1.6 Besluit ruimtelijke ordening)

Een zorgvuldige benutting van de beschikbare ruimte voor verschillende functies vraagt om een goede onderbouwing van nut en noodzaak van een nieuwe stedelijke ruimtevraag en een zorgvuldige ruimtelijke inpassing van de nieuwe ontwikkeling.

Overheden die nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk willen maken, moeten standaard een aantal stappen zetten die borgen dat tot een zorgvuldige ruimtelijke afweging en inpassing van die nieuwe ontwikkeling wordt gekomen. Ruimtelijke besluiten moeten aandacht besteden aan de Ladder voor duurzame verstedelijking (SER ladder). Bij de ladder moet de regionale behoefte aangetoond worden, of deze behoefte in bestaand stedelijk gebied opgevangen kan worden, en of de locatie multimodaal is of kan worden ontsloten.

Toetsing en conclusie rijksbeleid

Bij de ontwikkeling van de huisartspost in Rijsoord zijn geen rijksbelangen in het geding.

  • Er is behoefte aan een huisartspost in Rijsoord
  • De locatie betreft een inbreidingslocatie binnen bestaand stedelijk gebied. Hiermee wordt voldaan aan de voorkeursvolgorde voor verstedelijking.
  • De locatie is multimodaal ontsloten.

2.3 Provinciaal- En Regionaal Beleid

Provinciale Structuurvisie (2010 – actualisering 2012)

De provincie heeft een integrale structuurvisie voor de ruimtelijke ordening in Zuid-Holland ontwikkeld. De nieuwe Structuurvisie vervangt de vier streekplannen en de Nota Regels voor Ruimte. In deze Visie op Zuid-Holland beschrijft de provincie haar doelstellingen en provinciale belangen. De structuurvisie geeft de visie tot 2020 met bijbehorende uitvoeringsstrategie en een doorkijk naar 2040.

De kern van Visie op Zuid-Holland is het versterken van samenhang, herkenbaarheid en diversiteit binnen Zuid-Holland. Dit draagt bij aan een goede kwaliteit van leven en een sterke economische concurrentiepositie. Duurzame ontwikkeling en klimaatbestendigheid zijn belangrijke pijlers. Dit wil Zuid-Holland bereiken door realisering van een samenhangend stedelijk en landschappelijk netwerk. Goede bereikbaarheid, een divers aanbod van woon- en werkmilieus in een aantrekkelijk landschap met ruimte voor water, landbouw en natuur, zijn daarin kenmerkende kwaliteiten.

Visie op Zuid-Holland is opgebouwd uit vijf integrale hoofdopgaven, namelijk:

  • aantrekkelijk en concurrerend internationaal profiel;
  • duurzame en klimaatbestendige deltaprovincie;
  • divers en samenhangend stedelijk netwerk;
  • vitaal, divers en aantrekkelijk landschap;
  • stad en land verbonden.

Het plangebied is in de structuurvisie aangegeven als stads- en dorpsgebied: aaneengesloten bebouwd gebied, waarin de functies wonen, werken en voorzieningen gemengd en gescheiden voorkomen. Het beleid is gericht op concentratie van verstedelijking binnen de bebouwingscontouren. De verordening stelt geen specifieke eisen aan de ontwikkelingen binnen bestaand stedelijk gebied.

Verordening Ruimte

Samen met de structuurvisie is ook de Verordening Ruimte vastgesteld. De regels in deze verordening zijn bindend en werken door in gemeentelijke bestemmingsplannen. Het volgende artikel is relevant voor het bestemmingsplan:

'Artikel 2 Contouren

Om het stedelijk netwerk te versterken kiest de provincie het uitgangspunt om verstedelijking zoveel mogelijk in bestaand bebouwd gebied te concentreren. Hiermee wordt de kwaliteit van het bebouwde gebied behouden en versterkt. Om dit te bereiken zijn het stedelijk netwerk en alle daarbuiten gelegen kernen in Zuid-Holland voorzien van bebouwingscontouren. Deze geven de grens van de bebouwingsmogelijkheden voor wonen en werken weer. De bebouwingscontouren zijn strak getrokken om het bestaand stedelijk gebied en kernen, rekening houdend met en de reeds vastgelegde streekplangrenzen en plannen waar de provincie reeds mee heeft ingestemd. Verstedelijking buiten deze bebouwingscontouren is in principe niet toegestaan.'

Het plangebied ligt binnen de aangegeven bebouwingscontour. De Verordening Ruimte staat hierdoor de vaststelling van het bestemmingsplan niet in de weg.

Visie ruimte en mobiliteit (ontwerp, 2013)

Er is een nieuwe structuurvisie in voorbereiding. De locatie is in de ontwerpvisie Ruimte en mobiliteit aangeduid als bestaand stedelijk gebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0597.BPRIJS2014huisarts-VG01_0002.png"

Figuur 2.1. Uitsnede kaart 'beter benutten bebouwde ruimte', ontwerpvisie ruimte en mobiliteit.

De provincie wil het de bebouwde ruimte beter benutten. Met “bebouwde ruimte” worden de stedelijke agglomeratie, dorpen en linten en logistiek-industrieel systeem, inclusief de bijbehorende infrastructuur verstaan. Tegelijkertijd is er het streven om de leefkwaliteit van die bebouwde ruimte te verbeteren. In de ontwerpvisie ruimte en mobiliteit zijn specifiek voor de huisartspost geen relevante passages opgenomen.

2.4 Gemeentelijk Beleid

Structuurvisie Ridderkerk 2020

In de structuurvisie wordt als belangrijke kernkwaliteit van Ridderkerk aangegeven dat de Ridderkerker in de gemeente zelf kan wonen en werken. Kernpunten van de structuurvisie zijn:

  • de wijk centraal. Wonen, werken, leren en voorzieningen zijn in elkaars nabijheid te vinden. Het karakter van de wijken en de woningvoorraad sluiten aan bij de woonwensen van de huidige en toekomstige Ridderkerker;
  • alle wijken worden levensloopbestendig en zijn geschikt voor alle leeftijden;
  • Ridderkerk streeft functiemenging na. Wonen, werken, leren, landschap en voorzieningen worden gemengd en onderling goed verbonden.

De uitdaging is om te zorgen dat in de wijken het juiste aanbod is van zorg, onderwijs, sport en cultureel-maatschappelijke voorzieningen. Dit kan de wijken aantrekkelijk houden voor de huidige en toekomstige bewoners. Met de realisatie van de huisartspost wordt voorzien in de doelstellingen van de structuurvisie ten aanzien van het juiste aanbod aan zorg in de wijk.

Vigerende regeling

Ter plaatse van het plangebied vigeert momenteel beheersverordening 'Rijsoord'. Deze beheersverordening is op 12 september 2013 door de gemeenteraad vastgesteld. Met de vaststelling van deze beheersverordening is de regeling zoals deze was opgenomen in bestemmingsplan 'Rijsoord 1997' (vastgesteld d.d. 19 oktober 1998) opnieuw van toepassing verklaard. In de bijbehorende regeling is voor het plangebied de bestemming 'Recreatie' met de nadere aanduiding 'speelterrein' opgenomen (zie figuur 2.2).

afbeelding "i_NL.IMRO.0597.BPRIJS2014huisarts-VG01_0003.png"

Figuur 2.2 Uitsnede plankaart behorende bij beheersverordening Rijsoord

Op basis van de bij deze bestemming behorende regeling is de realisatie van een huisartspost niet mogelijk.

2.5 Conclusie

De realisatie van de huisartspost is niet mogelijk op basis van het vigerende bestemmingsplan maar is wel in overeenstemming met het ruimtelijke beleid van Rijk, provincie Zuid-Holland en het gemeentelijk beleid.

Hoofdstuk 3 Planbeschrijving

Locatiekeus en noodzaak

Zoals in de inleiding (hoofdstuk 1) reeds aangegeven is samen met de gemeente Ridderkerk intensief overlegd en nagedacht over alle mogelijke geschikte locaties. De uitgebreide zoektocht heeft opgeleverd dat de speelplaats aan de Vlasstraat de meest geschikte locatie is. Andere locaties zijn afgevallen omdat er onvoldoende ruimte beschikbaar is, de ligging niet centraal gelegen is of het financieel niet haalbaar is. Bij de speelplaats aan de Vlasstraat zijn deze bezwaren niet aanwezig. Voordelen zijn de centrale ligging, de geringe impact op de omgeving en het behoud van de (aangepaste) speelplaats.

Tijdens de gesprekken blijkt, zowel vanuit de bewoners als de gemeente Ridderkerk, dat er veel draagvlak is voor een moderne huisartspraktijk in Rijsoord (ongeacht de locatie). Er zijn meerdere redenen naar voren gekomen waarom er een huisartspraktijk in Rijsoord moet blijven. Allereerst is een vergrijzing in Rijsoord op komst waarbij de huisarts met een goede bereikbaarheid wenselijk danwel noodzakelijk is. Zeker ook gezien de plannen om ouderen steeds langer thuis te laten wonen met uitgebreide zorg.

Daarnaast zijn er weinig voorzieningen (overgebleven) in de wijk Rijsoord. Om de leefbaarheid in de wijk voor de toekomst in stand te houden is een dergelijke praktijk van groot belang. Een van de speerpunten in het rijks-, provinciaal- en gemeentelijk beleid is om wijkgebonden zorg aan te bieden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0597.BPRIJS2014huisarts-VG01_0004.png"

Figuur 3.1 Inrichtingstekening nieuwe situatie

Bouwplan

Het bouwplan voorziet in de realisatie van een circa 4 meter hoog plat afgedekt huisartenpraktijk. Het pand zal aan de noordzijde van de speelplaats, op de hoek van de Vlasstraat en de Ds Sleeswijk Visserstraat gerealiseerd. Hierdoor wordt het grootste deel van de speelplaats gehandhaafd. In figuur 3.1 is een weergave gegeven van het nieuwe inrichtingsplan. De nieuwe praktijk zal worden omringd door een haag die het zicht op de nieuwbouw grotendeels ontneemt.

De praktijk is bereikbaar vanaf de Vlasstraat. Om te voorzien in voldoende parkeergelegenheid worden aan de Vlasstraat vijf (haaks)parkeerplaatsen en één invalide parkeerplaats gerealiseerd. Tevens zal een stallingsruimte voor fietsen worden gebouwd.

Hoofdstuk 4 Sectorale Aspecten

4.1 Inleiding

Op grond van de Wet ruimtelijke ordening en op basis van jurisprudentie dient de uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan te worden aangetoond en moet worden onderbouwd dat er sprake is van een goede ruimtelijke ordening. In dit hoofdstuk zijn de sectorale aspecten beschreven die voor dit bestemmingsplan relevant zijn. De resultaten en conclusies van de onderzoeken zijn per aspect opgenomen in de betreffende paragraaf.

4.2 Milieueffectrapportage

Toetsingskader

In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast dient het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:

  • de kenmerken van de projecten;
  • de plaats van de projecten;
  • de kenmerken van de potentiële effecten.

Onderzoek en conclusies

In het Besluit milieueffectrapportage is opgenomen dat de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject mer-beoordelingsplichtig is in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 100 hectare of meer of een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat (Besluit milieueffectrapportage, Bijlage onderdeel D11.2). De beoogde ontwikkeling bestaat uit de realisatie van een huisartspost van circa 230 m2 oppervlakte. De beoogde ontwikkeling blijft daarmee ruim onder de drempelwaarde.

Opgemerkt dient te worden dat voor activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, toch dient te worden nagegaan of er sprake kan zijn van belangrijke gevolgen voor het milieu. Gelet op de kenmerken van het plan zoals het kleinschalige karakter in vergelijking met de drempelwaarden uit het Besluit m.e.r., de plaats van het plan en de kenmerken van de potentiële effecten zullen geen belangrijke negatieve milieugevolgen optreden. Dit blijkt ook uit de onderzoeken van de verschillende milieuaspecten zoals deze in de volgende paragrafen zijn opgenomen. Voor dit bestemmingsplan is dan ook geen mer-procedure of mer-beoordelingsprocedure noodzakelijk conform het Besluit m.e.r.

4.3 Water

Waterbeheer en watertoets

In een vroeg stadium van de planvorming moet overleg worden gevoerd met de waterbeheerder. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheergebied van het waterschap Hollandse Delta. Deze is verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer.

Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer

Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het waterschap en de gemeente nader wordt behandeld.

Europa:

  • Kaderrichtlijn Water (KRW).

Nationaal:

  • Nationaal Waterplan (NW);
  • Waterbeleid voor de 21ste eeuw (WB21);
  • Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW);
  • Waterwet.

Provinciaal:

  • Provinciaal Waterplan;
  • Provinciale Structuurvisie;
  • Verordening Ruimte.

Waterschapsbeleid

In het Waterbeheerplan 2009-2015 (2009) staat hoe Hollandse Delta het waterbeheer in het werkgebied in de komende jaren wil uitvoeren. Daarbij gaat het om betaalbaar waterbeheer met evenwichtige aandacht voor veiligheid, waterkwaliteit, waterkwantiteit, duurzaamheid en om het watersysteem als onderdeel van de ruimtelijke inrichting van ons land. Het Waterbeheerplan beschrijft de uitgangspunten voor het beheer, de ontwikkelingen die de komende jaren verwacht worden en de belangrijkste keuzen die het waterschap moet maken. Daarnaast geeft het Waterbeheerplan een overzicht van maatregelen en kosten. De maatregelen voor de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) zijn onderdeel van het plan.

Uit het oogpunt van waterkwaliteit moet schoon hemelwater bij voorkeur worden afgekoppeld en direct worden geloosd op oppervlaktewater. Dit vermindert de vuiluitworp uit het gemengde rioolstelsel en verlaagt de hydraulische belasting van de afvalwaterzuivering. Bij een toename van aaneengesloten verhard oppervlak van 500 m² of meer moet voor hemelwater een lozingsvergunning worden aangevraagd in het kader van de Keur. Als er sprake is van toename aan verhard oppervlak, dan moet in principe 10% van deze toename worden gecompenseerd in de vorm van open water binnen het peilgebied waarin de toename van verharding plaatsvindt.

Gemeentelijk beleid

De hoofddoelstelling van het Waterplan 2 Ridderkerk (2008-2012) is: 'Het realiseren van een goed beheersbaar en aantrekkelijk watersysteem, met helder water van voldoende kwaliteit en gevarieerde veilige oevers, dat op de gewenste gebruiksfuncties is afgestemd. Het waterplan moet leiden tot een brede en integrale visie op het watersysteem.' In het waterplan staan de maatregelen beschreven die de gemeente Ridderkerk en waterschap Hollandse Delta tot 2012 uitvoeren om de waterkwaliteit van sloten en singels te verbeteren en de wateroverlast te beperken. Wateroverlast wordt aangepakt door ruimte voor water te creëren. Daarnaast worden maatregelen uitgevoerd om de kwaliteit van het water te verbeteren.

Huidige situatie

Algemeen

Het plangebied is gelegen aan de Vlasstraat in Rijsoord en bestaat in de huidige situatie uit een speelveld.

De bodem in het plangebied bestaat uit zeekleigrond. In het plangebied is er sprake van grondwatertrap VI. Dat wil zegen dat de gemiddelde hoogste grondwaterstand varieert tussen 0,4 en 0,8 m beneden maaiveld en dat de gemiddelde laagste grondwaterstand op meer dan 1,2 m beneden maaiveld ligt. Het plangebied ligt in bemalingsgebied IJsselmonde-oost en peilgebied 27A met een zomerpeil van NAP -2,2 m en een winterpeil van NAP -2,4 m.

Waterkwantiteit

In de directe omgeving van het plangebied is geen oppervlaktewater gelegen.

Milieubeschermingsgebied voor het grondwater

Het plangebied ligt buiten het milieubeschermingsgebied voor grondwater (zie figuur 4.1, plangebied rood omcirkeld) zoals vastgesteld in de provinciale milieuverordening. Hierdoor geldt er geen speciaal beschermingsregime om de kwaliteit van het grondwater te beschermen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0597.BPRIJS2014huisarts-VG01_0005.png"

Figuur 4.1 Milieubeschermingsgebieden voor grondwater (uitsnede kaart 8 Krimpenerwaard/Alblasserwaard behorende bij de Provinciale Milieuverordening Zuid-Holland)

Veiligheid en waterkeringen

Het plangebied is niet gelegen binnen de kern-/beschermingszone van een waterkering.

Afvalwaterketen en riolering

Het plangebied is in de huidige situatie niet aangesloten op een rioolstelsel.

Toekomstige situatie

Algemeen

De ontwikkeling bestaat uit de realisatie van een huisartsenpost.

Waterkwantiteit

Toename in verharding dient gecompenseerd te worden. Bij een toename van aaneengesloten verhard oppervlak van 500 m² of meer moet voor de versnelde afstroom van hemelwater een vergunning worden aangevraagd in het kader van de Keur. Bij een toename aan verhard oppervlak van meer dan 500 m2 in stedelijk gebied dient er volgens het beleid van waterschap Hollandse Delta 10% van de toename aan functioneel open water gerealiseerd worden.

Met de realisatie van het bouw- en inrichtingsplan zal in totaal circa 400 m2 oppervlakte worden verhard. Hierdoor hoeft er geen water te worden gecompenseerd.

Afvalwaterketen en riolering

Conform de Leidraad Riolering en vigerend waterschapsbeleid is het voor nieuwbouw gewenst een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:

  • hemelwater vasthouden voor benutting,
  • (in-) filtratie van afstromend hemelwater,
  • afstromend hemelwater afvoeren naar oppervlaktewater,
  • afstromend hemelwater afvoeren naar rioolwaterzuiveringsinstallatie.

Watersysteemkwaliteit en ecologie

Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem is het van belang om duurzame, niet-uitloogbare materialen te gebruiken, zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase.

Veiligheid en waterkeringen

De ontwikkeling heeft geen invloed op de waterveiligheid in de omgeving.

Waterbeheer

Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het waterschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de "Keur". Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van het waterschap gebouwd, geplant of opgeslagen mag worden. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit, het profiel en/of de veiligheid wordt aangetast, de aan- of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd. Ook voor het onderhoud gelden bepalingen uit de "Keur". Het onderhoud en de toestand van de (hoofd)watergangen worden tijdens de jaarlijkse schouw gecontroleerd en gehandhaafd.

Conclusie

De ontwikkeling heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse.

4.4 Geluid

Aangezien het plan geen nieuwe geluidgevoelige functies en/of wegen mogelijk maakt kan akoestisch onderzoek naar wegverkeerslawaai en/of spoorweglawaai achterwege blijven. Een huisartspost wordt niet als geluidgevoelig aangemerkt in het kader van de Wet geluidhinder.

4.5 Luchtkwaliteit

Beleid en Normstelling

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit.

Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer (ook wel Wet luchtkwaliteit genoemd, Wlk). Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in de volgende tabel weergegeven.

Tabel 4.1 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm

stof toetsing van Grenswaarde geldig
stikstofdioxide (NO2) jaargemiddelde concentratie 60 µg/m³ 2010 tot en met 2014
jaargemiddelde concentratie 40 µg/m³ vanaf 2015
fijn stof (PM10) jaargemiddelde concentratie 40 µg/m³ vanaf 11 juni 2011
24-uurgemiddelde concentratie max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg / m³

Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.

NIBM

In dit Besluit niet in betekenende mate (NIBM) is bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:

  • een project heeft een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10 (= 1,2 µg/m³);
  • een project valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen.

Onderzoek en conclusie

De ontwikkeling in het plangebied is met de realisatie van een huisartsenpost van 230 m2 dusdanig klein dat dit ten opzichte van de huidige situatie voor een beperkte verkeersaantrekkende werking zorgt. Het effect op de luchtkwaliteit bedraagt in geen geval meer dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarden voor PM10 en NO2. Op het plan is daarom het besluit nibm van toepassing. Een toetsing aan de grenswaarden kan achterwege blijven.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied gegeven. Dit is gedaan aan de hand van de monitoringstool (www.nsl-monitoring.nl) die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. Hieruit blijkt dat in 2012 de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijn stof direct langs de Vlasstraat (als maatgevende doorgaande weg in de omgeving van het plangebied) ruimschoots onder de grenswaarden uit de wetgeving lagen. Omdat direct langs deze weg aan de grenswaarden wordt voldaan, zal dit ook ter plaatse van het plangebied het geval zijn. Concentraties luchtverontreinigende stoffen nemen immers af naarmate een locatie verder van de weg ligt.

4.6 Bedrijven En Milieuhinder

Beleid en Normstelling

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:

  • ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd;
  • rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.

Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en nieuwe woningen in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit plan gebruikgemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009).

Onderzoek en conclusies

Voor artsenpraktijken geldt op basis van de VNG-uitgave Bedrijven en milieuzonering (2009) een richtafstand van 10 m tot een rustige woonwijk i.v.m. het aspect geluid (en 0 m in een gemengd gebied). De praktijk wordt op minimaal 10 m afstand van de dichtstbijzijnde woningen gerealiseerd. Er zal dan ook worden voldaan aan de richtafstand. Ter plaatse van de omliggende woningen is daarom sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Het aspect milieuhinder staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg. Overigens zijn in de directe omgeving van het gebied al diverse maatschappelijke functies aanwezig zoals een school, sportvoorzieningen en een verenigingsgebouw.

4.7 Externe Veiligheid

Beleid en normstelling

Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of door buisleidingen.

Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.

Vervoer van gevaarlijke stoffen

In de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (RVGS) is het externe veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over water en (spoor)wegen opgenomen. Op basis van de circulaire is voor bestaande situaties de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten 10-5 per jaar en de streefwaarde 10-6 per jaar. In nieuwe situaties is de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare objecten 10-6 per jaar; voor beperkt kwetsbare objecten in nieuwe situaties geldt een richtwaarde van 10-6 per jaar. Op basis van de circulaire geldt bij een overschrijding van de oriëntatiewaarde voor het GR of een toename van het GR een verantwoordingsplicht. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als in nieuwe situaties. De circulaire vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik. Wel kan de verantwoordingsplicht voor het GR nog buiten deze 200 m strekken.

Vooruitlopend op de vaststelling van het Besluit Transportroutes Externe Veiligheid is de circulaire per 1 januari 2010 gewijzigd. Met deze wijziging zijn de veiligheidsafstanden en plasbrandaandachtsgebieden uit het Basisnet Wegen en Basisnet Water opgenomen in de circulaire.

Visie Externe Veiligheid

De gemeente Ridderkerk heeft in samenwerking met DCMR Milieudienst Rijnmond en de Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond de Visie Externe Veiligheid opgesteld. Met de visie zet de gemeente in op een duurzame en zo veilig mogelijke ontwikkeling van Ridderkerk. De schaarse grond moet optimaal gebruikt kunnen worden. Tegelijkertijd moet de gemeente Ridderkerk ervoor zorgen dat de gemeente veiliger wordt, door de risico’s te verkleinen en te beheersen.

Het plaatsgebonden risico is hierbij een harde grenswaarde. Het betreft een vastgestelde afstand die aangehouden moet worden tussen bepaalde panden en de risicobron. De vrijheid om eigen veiligheidsambities te formuleren zit vooral binnen de kaders voor de verantwoording van het groepsrisico. Het groepsrisico is vooral ontwikkeld om het gemeentebestuur te laten bepalen welke risico’s zij nog aanvaardbaar vindt. Het gemeentebestuur heeft namelijk een wettelijke verantwoordingsplicht bij toename van het groepsrisico door een toename van personendichtheid of externe veiligheidsbronnen. De Visie richt zich dan ook voornamelijk op de uitwerking van deze kaders voor het groepsrisico.

Onderzoek

Volgens de provinciale risicokaart (www.riscokaart.nl) zijn in de directe omgeving van het plangebied geen risicovolle inrichtingen gelegen. Daarnaast vindt geen vervoer van gevaarlijke stoffen plaats over het water, het spoor of door buisleidingen dat van invloed is op de risicosituatie in het plangebied.

Ten noordoosten van het plangebied vindt wel vervoer van gevaarlijke stoffen plaats over de rijksweg A16. Volgens het Basisnet Weg is de veiligheidszone 26 m gemeten vanaf het middel van de weg. Daarnaast is sprake van een plasbrandaandachtsgebied (PAG) van 30 m. Het plangebied is op circa 185 m van de weg gelegen. De veiligheidszone en het PAG vormen dan ook geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling. Volgens de scenarioanalyse Extern Veiligheid Gemeente Ridderkerk (Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond, d.d. maart 2012) is het plangebied gelegen buiten de 1%-letaliteitscontour van de weg, maar binnen het invloedsgebied.

In het kader van de Externe Veiligheidsvisie is een groepsrisicoberekening uitgevoerd voor de beide snelwegen die zijn gelegen binnen de gemeente Ridderkerk (rijkswegen A15 en A16). In onderstaande grafiek is het groepsrisico ten gevolge van het transport van gevaarlijke stoffen op de A15 en A16 weergegeven. De hoogte van het groepsrisico ligt geheel onder de oriënterende waarde.

afbeelding "i_NL.IMRO.0597.BPRIJS2014huisarts-VG01_0006.png"

Figuur 4.2 Groepsrisico A15 en A16 in gemeente Ridderkerk

De ontwikkeling in het plangebied is met de realisatie van een huisartsenpost dusdanig klein dat er nauwelijks een verhoging van het groepsrisico zal optreden. Binnen de huisartsenpost zal niet gedurende een groot gedeelte van de dag grote groepen personen aanwezig zijn. Ook na de beoogde ontwikkeling zal het groepsrisico kleiner zijn dan de oriënterende waarde. Omdat de planlocatie buiten de 1%-letaliteitszone is gelegen, zijn er geen maatregelen nodig om de risico's te verkleinen en vormt de aanwezigheid van de weg geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling. Wel is een verantwoording van het groepsrisico noodzakelijk.

Verantwoording groepsrisico

Hierboven is reeds vermeld dat het plangebied binnen het invloedsgebied van de Rijksweg A16 is gelegen. Aangezien de vaststelling van het bestemmingsplan nauwelijks een verhoging van het groepsrisico tot gevolg zal hebben en het groepsrisico in de huidige situatie onder de oriënterende waarde is gelegen, kan worden volstaan met een beperkte verantwoording van het GR, waarin aandacht wordt besteed aan zelfredzaamheid. Over dit aspect is advies gevraagd aan de Veiligheidsregio. Dit advies is opgenomen in Bijlage 1.

Scenario

In de nabijheid van het plangebied is één risicobron aanwezig, te weten het vervoer van gevaarlijke stoffen over de rijksweg A16. Het worst case scenario is het vrijkomen van toxische stoffen door het (instantaan) falen van een tankwagen met ammoniak op de rijksweg. Het plangebied ligt binnen de 50% letaliteitscontour van het worst case scenario.

Zelfredzaamheid

Voor het beschouwde scenario als gevolg van een incident met toxische stoffen geldt dat een toxische wolk zich snel kan ontwikkelen en verplaatsen. Dit effect is vaak niet zichtbaar voor omwonenden. Zelfredzaamheid in dit scenario is alleen mogelijk als er tijdig alarmering plaatsvindt en gebouwen geschikt zijn om enkele uren te schuilen, denk hier bij aan het sluiten van ramen en deuren en met name het uitschakelen van (mechanische) ventilatiesystemen. Instructie met betrekking tot de juiste handelswijze in geval van een incident is noodzakelijk voor een effectieve zelfredzaamheid.

Maatregelen

De zelfredzaamheid in het plan kan worden vergroot door het treffen van maatregelen. De Veiligheidsregio adviseert om zorgt te dragen voor een goede voorlichting en instructie van de aanwezige personen zodat men weet hoe te handelen tijdens een calamiteit door middel van de campagne "goed voorbereid zijn heb je zelf in de hand".

Conclusie

Vanwege het zeer geringe effect van de beoogde ontwikkeling op het groepsrisico en de maatregel die mogelijk is om de zelfredzaamheid te vergroten, wordt het groepsrisico aanvaardbaar geacht.

4.8 Ecologie

Onderzoek

Voor de ontwikkelingen in het plangebied is onderzoek gedaan naar de aanwezige flora en fauna. Een volledige rapportage van dit onderzoek is opgenomen in Bijlage 2.

Conclusies en aanbevelingen

Op basis van de uitgevoerde quickscan flora en fauna kan worden geconcludeerd dat het gehele projectgebied wordt omsloten door struiken(hagen). Verspreid over het terrein bevinden zich enkele bomen. Wanneer deze gekapt worden dan dienen de struiken en bomen vooraf gecontroleerd te worden op de aanwezigheid van vogelnesten. Alle broedende vogels en hun nesten zijn beschermd ex. art. 11 van de Flora- en faunawet. Het broedseizoen duurt globaal vanaf half maart tot en met half juli, maar is soortspecifiek. Verder moet bij de overweging tot het kappen van de bomen rekening gehouden worden met het Bomenbeleidsplan en de Groene Kaart van Ridderkerk.

Bij de uitvoering van de werkzaamheden dient men te allen tijde rekening te houden met de in de Flora- en faunawet opgenomen Algemene Zorgplicht (Art. 2). De Zorgplicht houdt in dat schadelijke effecten aan planten en dieren door menselijk handelen tot een minimum beperkt moeten worden. Deze wettelijke verplichting geldt voor alle flora en fauna in Nederland ongeacht de beschermde status.

De uitvoering van de werkzaamheden dient conform de Gedragscode Flora- en faunawet voor de gemeente Ridderkerk plaats te vinden (Boom, 2013).

De flora en fauna staat vaststelling van het bestemmingsplan niet in de weg.

4.9 Bodem

Normstelling en beleid

Volgens artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan onderzoek te worden verricht naar de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde nieuwe functie. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone gronden te worden gerealiseerd.

Onderzoek en conclusie

Ter plaatse van het plangebied is onderzoek gedaan naar de bodemkwaliteit. Een volledige rapportage van dit onderzoek is opgenomen in Bijlage 3. Op basis van dit onderzoek is geconstateerd dat licht verhoogde gehalten zijn aangetoond in grond en grondwater. De aangetoonde gehalten geven echter geen aanleiding tot het uitvoeren van vervolgonderzoek en/of het treffen van saneringsmaatregelen. Het plangebied wordt geschikt geacht voor de beoogde bestemming.

Aanbevelingen

Eventuele afvoer van grond dient plaats te vinden conform de regelgeving in het Besluit bodemkwaliteit. Aanbevolen wordt om eventueel vrijkomende grond op de locatie her te gebruiken. Voor hergebruik als bodem binnen de locatie is het Besluit bodemkwaliteit niet van toepassing.

4.10 Archeologie

Regelgeving en beleid

Verdrag van Malta

Het Verdrag van Malta is in 1992 ondertekend en in 1995 in werking getreden. Doelstelling van het Verdrag van Malta is de bescherming en het behoud van archeologische waarden. Als gevolg van dit verdrag wordt in het kader van de ruimtelijke ordening het behoud van het archeologisch erfgoed meegewogen zoals alle andere belangen die bij de voorbereiding van het plan een rol spelen. De inhoud van het Verdrag van Malta is neergelegd in de Wet op de Archeologische Monumentenzorg die op 1 september 2007 van kracht is geworden en een wijziging van de Monumentenwet 1988 tot gevolg heeft gehad. Op grond van deze aangescherpte regelgeving stellen Rijk en provincie zich op het standpunt dat in het ruimtelijk beleid zorgvuldig met het archeologische erfgoed moet worden omgegaan. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken.

Het Rijk heeft deze beleidsuitgangspunten neergelegd in onder meer de Cultuurnota 2005-2008, de Nota Belvedère, het Structuurschema Groene Ruimte 2, de Nota Ruimte, de Wijziging van de Monumentenwet 1988 en diverse publicaties van het Ministerie van OC&W.

Onderzoek en conclusie

Voor de bouw van de huisartspost is onderzoek gedaan naar de aanwezige archeologische waarden. Een volledige rapportage van dit onderzoek is opgenomen in Bijlage 4. Dit onderzoeksrapport is beoordeeld door het Bureau Oudheidkundig Onderzoek Rotterdam (BOOR) en is akkoord bevonden. Op basis van de resultaten van dit onderzoek kan worden geconcludeerd dat de archeologische waarden de vaststelling van het bestemmingsplan niet in de weg staan.

4.11 Cultuurhistorie

Nota Belvedère (1999)

In plaats van een op behoud en bescherming gericht beleid, wil het Rijk cultuurhistorische elementen een plaats geven in een op ontwikkeling gericht ruimtelijk beleid. Ruimtelijke ordening kan ertoe bijdragen dat de betekenis van cultuurhistorische elementen en structuren groter wordt, door ze in te passen of een nieuwe functie te geven. Een en ander is mede van belang om de recreatieve belevingswaarde van die elementen en gebieden te versterken.

De Alblasserwaard en Vijfheerenlanden zijn door het Rijk aangewezen als Belvedèregebied. In de Nota Belvedère pleit het Rijk ervoor cultuurhistorische kwaliteit te integreren met ruimtelijke ontwikkelingen.

De planontwikkeling ligt op zodanige afstand van de Alblasserwaard en Vijfheerenlanden dat geen sprake is van enige invloed.

Cultuurhistorische Hoofdstructuur Zuid-Holland (provincie Zuid-Holland, 2003)

De provincie Zuid-Holland heeft de Cultuurhistorische Hoofdstructuur Zuid-Holland (CHS) vastgesteld. De provincie betrekt hierdoor de cultuurhistorie bij ruimtelijke ontwikkelingen en richt zich hierbij vooral op het beschermen en versterken van het cultureel erfgoed voor zover dit is vastgelegd op de kaart van de CHS. Om deze reden is de CHS opgenomen in de streekplannen en in de Nota Regels voor Ruimte. De CHS vormt de basis voor toetsing van en advisering over bestemmings- en bouwplannen van gemeenten en erfgoedaspecten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0597.BPRIJS2014huisarts-VG01_0007.png"

Figuur 4.3 Cultuurhistorische waarden (bron: CHS provincie Zuid-Holland) (plangebied blauw omcirkeld)

Onderzoek en conclusie

Op basis van de provinciale cultuurhistorische waardenkaart (figuur 4.3) is te zien dat voor het plangebied geen cultuurhistorische waarden gelden. Het aspect cultuurhistorie staat de vaststelling van het bestemmingsplan niet in de weg.

4.12 Eindconclusie

Op basis van de onderzochte informatie zijn er geen belemmeringen voor de vaststelling van het bestemmingsplan ten aanzien van de milieu- en overige aspecten.

Hoofdstuk 5 Juridische Planbeschrijving

In dit hoofdstuk is uiteengezet welke gedachten aan de juridische regeling ten grondslag hebben gelegen en hoe de juridische regeling is vormgegeven.

5.1 Algemeen

Dit bestemmingsplan vormt het juridische kader voor het plangebied. Op basis van dit bestemmingsplan zal de beoogde ontwikkeling zonder verdere uitwerking van de bestemmingen of andere planologisch-juridische procedures kunnen worden uitgevoerd. Daarnaast vervult het plan, na realisatie van de huisartspost, een belangrijke beheer- en gebruiksfunctie. Iedere functie in het plangebied is voorzien van een daarop toegesneden bestemmingsregeling.

De planopzet biedt flexibiliteit voor de beoogde herinrichting en tegelijkertijd rechtszekerheid voor de gebruikers van de aangrenzende gebieden. De in het plan vastgelegde omvang van de diverse functies is vastgelegd op de verbeelding en in de bestemmingsregeling. Door deze wijze van bestemmen zijn de functies ruimtelijk begrensd.

Ingevolge de Wro, het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de daarbij behorende ministeriële Regeling standaarden ruimtelijke ordening (Rsro) dienen bestemmingsplannen op vergelijkbare wijze opgebouwd en gepresenteerd te worden en tevens digitaal uitwisselbaar gemaakt te worden. Er is een aantal standaarden door het Ministerie van VROM ontwikkeld, waaronder de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP2012). In dit bestemmingsplan is van deze standaarden voor zover van toepassing gebruikgemaakt. Hiermee wordt de rechtsgelijkheid en de uniformiteit binnen de gemeentelijke c.q. landelijke bestemmingsplannen gediend. Het bestemmingsplan is tevens afgestemd op de terminologie en regelgeving zoals opgenomen in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). De regeling is tevens afgestemd op de gemeentelijke standaard voor bestemmingsplannen.

5.2 Opbouw Regels

De juridische regeling bestaat uit vier hoofdstukken. Het eerste hoofdstuk bevat de definities van begrippen, die voor het algemene begrip, de leesbaarheid en uitleg van het plan van belang zijn en de wijze van meten. In hoofdstuk twee wordt op de bestemmingen en hun gebruik ingegaan. Het derde hoofdstuk gaat in op de algemene bepalingen. De overgangs- en slotbepalingen maken onderdeel uit van het vierde hoofdstuk.

5.3 De Bestemming

Om de realisatie van de huisartspost mogelijk te maken is de passende bestemming 'Maatschappelijk' voor het plangebied opgenomen. Binnen deze bestemming is een bouwvlak opgenomen waarbinnen de bebouwing mag worden opgericht. De bijbehorende bouwregels en toegelaten functies zijn vastgelegd in de regels.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Economische Uitvoerbaarheid

De realisering van het plan betreft een particuliere ontwikkeling. Met betrekking tot deze ontwikkeling is een koopovereenkomst afgesloten tussen de initiatiefnemer en de gemeente Ridderkerk. Hierin zijn afspraken gemaakt over onder andere de overdracht van de grond. De financieel-economische uitvoerbaarheid is daarmee gewaarborgd, zodat het plan kan worden gerealiseerd.

6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

6.2.1 Inspraak- en vooroverlegprocedure

Gezien de beperkte omvang en de gewenste doorlooptijd van het project is er voor gekozen om het plan direct als ontwerp ter inzage te lagen. Conform de wettelijke vereisten zal het plan daarom 6 weken ter inzage worden gelegd, waarin een ieder in de gelegenheid wordt gesteld om zienswijzen tegen het plan in te dienen. Het plan wordt tezamen met de ontwerpomgevingvergunning gecoördineerd ter inzage gelegd conform de coördinatieregeling.

In het kader van het (artikel 3.1.1. Bro) vooroverleg heeft er echter al wel afstemming plaatsgevonden met de Veiligheidsregio Rotterdam (VRR).

De omwonenden zijn op 13 januari 2014 geïnformeerd over het plan op een speciaal door de gemeente georganiseerde bewonersavond.

6.2.2 Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan heeft vanaf 8 augustus 2014 gedurende 6 weken ter inzage gelegen. Gelijktijdig heeft gecoördineerd de omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen ter inzage gelegen. Dit is bekend gemaakt via een publicatie in de Combinatie, de Staatscourant en via de gemeentelijke website. Iedereen kon gedurende die periode een zienswijze indienen. Er is één zienswijze gezamenlijk ingediend namens meerdere omwonenden.

Zienswijze

De zienswijze is ondertekend door de volgende personen:

  • Fam. E. Bestebreurtje, Vlasstraat 12
  • L. IJsselstein, Vlasstraat 13
  • Fam. W. Post, Vlasstraat 14
  • Fam. Mannak, Vlasstraat 15
  • F. van Dalen, Ds. Sleeswijk Visserstraat 34
  • Fam. W. Belder, Ds. Sleeswijk Visserstraat 32
  • Fam. H. Baas, Ds. Sleeswijk Visserstraat 28
  • Fam. S. op den Brouw, Ds. Sleeswijk Visserstraat 26
  • M. J. van 't Hof, Ds. Sleeswijk Visserstraat 16

Via de telefoon heeft de heer H. Nugteren, Ds. Sleeswijk Visserstraat 36, laten weten dat de zienswijze ook namens hem is ingediend, maar dat zijn naam per abuis niet op de brief staat.

De zienswijze is opgesplitst in twee delen, namelijk een uitleg waarom de indieners van de zienswijze het gebouw niet willen (punt 1 tot en met 7). Daarnaast worden er punten aangedragen mocht het gebouw toch gebouwd worden (punt 8 tot en met 14). De zienswijze is puntsgewijs samengevat. De reactie vanuit de gemeente is direct cursief daaronder geplaatst.

  1. 1. De speeltuin bestaat al sinds de jaren zestig en heeft een openbaar karakter. Door plaatsing van het gebouw gaat dit openbare karakter verloren. Het verkleinen druist daarnaast in tegen de wens van de overheid om meer ruimte ter beschikking te stellen voor buitenvermaak van kinderen.

Reactie gemeente

De komst van de huisartsenpraktijk verkleint inderdaad de ruimte op het speelterrein. In het ontwerp is hier dan ook zoveel mogelijk rekening mee gehouden. Dit is onder andere gedaan door het parkeren op straat op te lossen en het gebouw in zijn geheel en een kwartsslag gedraaid aan de noordzijde te plaatsen. Door deze situering kunnen alle speeltoestellen blijven staan en moet enkel de heuvel verdwijnen.

  1. 2. Gesteld wordt dat het woongenot zal verminderen door extra verkeer. De wijk rondom het nieuwe gebouw is namelijk rustig. De nieuwe activiteiten leiden tot een toename van verkeersbewegingen. De Vlasstraat is een weg waar veel scholieren gebruik van maken. Zij lopen hierdoor gevaar.

Reactie gemeente

De nieuwe huisartspraktijk zal beperkt leiden tot extra verkeer. De verwachting is dat de praktijk vooral overdag verkeer aantrekt. Vanwege de geringe grootte van de praktijk verwachten wij geen substantiële toename van verkeersintensiteit.

  1. 3. De parkeerbelasting neemt toe in de omgeving. Dit is niet wenselijk.

Reactie gemeente

Voor het parkeren is gekeken naar het gebruik van het gebouw. Er worden zes parkeerplaatsen, waaronder een invalideplaats, aangelegd. Dit aantal is gebaseerd op de richtlijnen van het CROW. De verwachting is dat de parkeerdruk overdag in de buurt, wanneer de praktijk meestal open is, dan ook niet substantieel toeneemt.

  1. 4. De huisarts vervangt de praktijk van dhr. Barnard. Hij heeft een beperkte praktijk die bestaat uit circa 300 personen. Dit roept de vraag op of er überhaupt animo is bij bewoners uit Rijsoord om naar deze nieuwe arts te gaan. Gevraagd wordt om de noodzaak van de praktijk te onderbouwen.

Reactie gemeente

De gemeente heeft als beleid dat in elke wijk het voorzieningenniveau op orde moet zijn. Dit is dan ook een belangrijke reden om mee te werken. Hierdoor ontstaat namelijk een goede eerstelijns medische voorziening in Rijsoord, waar meerdere zorgaanbieders met elkaar kunnen samenwerken en waar plek is voor ondersteunend personeel. Gelet op het teruglopen van het voorzieningenniveau in Rijsoord, is het belangrijk om juist de eerstelijnszorg te behouden en te versterken.

Hierbij moet worden opgemerkt dat ondernemers in principe vestingvrijheid hebben. Het is dan ook de primaire verantwoordelijkheid van de betreffende ondernemer (in dit geval de huisarts) om zich te vestigen op een locatie waar voldoende vraag is naar zijn diensten.

De rol van de gemeente hierbij is om een goede ruimtelijke belangenafweging te maken.

  1. 5. Gesteld wordt dat de onderbouwing naar alternatieve locaties niet voldoende is gedeeld met bewoners. Gevraagd wordt om hier meer inzicht in te geven.
    Het idee bestaat namelijk dat de mening van de huisarts doorslaggevend is geweest, en dat de mening van de bewoners niet is gevraagd. De verschillende belangen zouden hierbij niet goed zijn afgewogen.

Reactie gemeente

De gemeente herkent zich niet in het beeld dat de andere locaties onvoldoende zijn gedeeld.

Op de bewonersavond zijn een aantal afgevallen locaties toegelicht. In de brief richting omwonenden van 19 februari 2014 heeft het college uitgelegd dat voor de locatie aan de Vlasstraat is gekozen vanwege aspecten als ruimte, bebouwingscontouren, tijd en financiën. De gemeente heeft namelijk samen met de aanvrager onderzoek gedaan naar een geschikte locatie. Uit deze locatiestudie is naar voren gekomen dat de gekozen locatie aan de Vlasstraat geschikt is voor de vestiging van een huisarts. Ook is onderzocht of een praktijkruimte goed kan worden ingepast in de recent aangelegde speelplaats. Dit bleek het geval te zijn. Het bestemmingsplan is dan ook specifiek voor deze locatie opgesteld.

Bij het zoeken naar een geschikte locatie is in eerste instantie gezocht naar panden met de juiste bestemming, namelijk maatschappelijk. Deze panden bleken vrijwel niet aanwezig te zijn, of de vraagprijs lag veel hoger dan de taxatiewaarde.

In tweede instantie is dan ook gezocht naar panden met een weliswaar afwijkende bestemming (bijvoorbeeld een bedrijf- of woningbestemming), maar waar via een reguliere procedure het gebruik van het pand zou kunnen worden gewijzigd.

Pas in laatste instantie is onderzoek gedaan naar de verschillende open en onbebouwde locaties in en rondom Rijsoord, waaronder de locatie aan de Vlasstraat.

Problematisch bij veel van de gronden buiten Rijsoord is dat deze buiten de bebouwingscontour van de provincie liggen (de vroegere rijksbufferzone). In principe mag daarbuiten geen stedelijke functie worden gevestigd. Dit geldt ook voor de gronden ten noorden van de Vlasstraat of de Mauritsstraat. Medewerking aan verdere verstedelijking van deze gronden past daarnaast ook niet binnen het gemeentelijk beleid. Dat beleid is namelijk ook gericht op instandhouding van de bestaande groengebieden.

Uiteindelijk is de locatie aan de Vlasstraat overgebleven als serieuze optie en is onderzocht of de huisartsenpraktijk inpasbaar is, waarbij zoveel mogelijk rekening is gehouden met de speelplaats. De aanvrager heeft uiteindelijk aan het college medewerking gevraagd via een principeverzoek.

  1. 6. De resultaten van de handtekeningenactie zijn overhandigd tijdens de bijeenkomst in de basisschool. Hieruit blijkt dat niet alleen de naaste bewoners tegen de vestiging zijn. Gevraagd wordt om de handtekeningactie in te brengen bij deze zienswijze. Ook wordt gevraagd uit te leggen wat er gedaan is met de handtekeningenactie.
    In de handtekeningenactie zelf stond dat de ondertekenaars tegen de komst van een dokter-/fysiopraktijk aan de Vlasstraat / Ds. Dominee Visserstraat waren. De argumenten waren: dit gaat grotendeels ten koste van de speeltuin en er wordt geen nieuwe speeltuin gerealiseerd ter compensatie in de wijk. Daarnaast is de speeltuin de afgelopen zomer [2013] gerenoveerd en zijn er nieuwe toestellen geplaatst. Tevens is de buurt niet op de hoogte gebracht van de bouwplannen en vonden zij dat niet correct.

Reactie gemeente

Op 18 februari 2014 heeft het college een principebesluit genomen over deze locatie. In het college zijn toen alle voor- en tegenargumenten besproken, waaronder de handtekeningenactie. Uiteindelijke heeft het college besloten om mee te werken aan het principeplan voor een huisartspraktijk aan de Vlasstraat.

De buurt is geïnformeerd over de bouwplannen via een bewonersavond op 13 januari 2014. Bij het ontwerp van de huisartspraktijk is geprobeerd om de speeltuin zoveel mogelijk in de huidige staat te houden. Zie ook de beantwoording onder punt 1.

  1. 7. Rondom de locatie zal op korte termijn overgegaan worden tot sloop- / nieuwbouw. Hier zou een huisarts geïntegreerd kunnen worden. Gevraagd wordt of dit is meegenomen, of dat dit alsnog kan worden gedaan?

Reactie gemeente

De locatie van woningbouwvereniging Woonvisie is ook onderzocht. De geplande nieuwbouw gaat naar verwachting niet voor 2017 plaatsvinden. De locatie is om die reden niet verder onderzocht.

  1. 8. Het uitzicht veranderd door plaatsing van het gebouw. Voor een aantal bewoners verdwijnt daardoor het vrije uitzicht.

Reactie gemeente

Door de komst van de huisartspraktijk zal inderdaad het uitzicht verminderen. Dit is vervelend voor de betreffende bewoners. De gemeente heeft hier echter een belangenafweging gemaakt, en ervoor gekozen om het voorzieningenniveau in Rijsoord op peil te houden.

  1. 9. Op de eerste tekeningen is het gebouw anders gesitueerd, namelijk westelijk op de kavel. Op verzoek van de buren is het gebouw echter gedraaid. Zij houden hierdoor vrij uitzicht uit de tuin. Het bevreemdt de bewoners dat dit op een dergelijke wijze is gedaan, en dat andere bewoners niet om hun visie is gevraagd. Hierdoor wordt het probleem verplaatst naar andere bewoners. Gesteld wordt dat de gemeente hier een steek zou hebben laten vallen en procesmatig onjuist heeft gehandeld.

Reactie gemeente

Tijdens de bewonersavond op 13 januari 2014 zijn formulieren neergelegd waarop mensen op- of aanmerkingen kwijt konden. Hier is door de betreffende bewoner gebruikt van gemaakt. Er is toen in reactie daarop onderzocht of het draaien van het gebouw mogelijk was, bijvoorbeeld vanuit stedenbouwkundig opzicht. Dit bleek het geval te zijn. Het plan is toen hierop verder uitgewerkt.

In de brief die is verstuurd naar de direct omwonenden op 19 februari 2014 stond overigens al dat onderzocht wordt of het gebouw gedraaid kon worden.

  1. 10. Tijdens het overleg in de basisschool zijn tekeningen getoond. Het blijkt nu dat het gebouw groter is geworden. Afgevraagd wordt waarom het gebouw groter is geworden. Ook wordt gesteld dat dit een procesmatige fout is.

Reactie gemeente

Het gebouw dat is getoond op de bewonersavond was een schetsmatig plan. Dit plan was nog niet architectonisch en bouwkundig uitgewerkt. Bij de uitwerking van een plan kan het gebeuren dat het plan wijzigt, bijvoorbeeld vanwege bouwbesluiteisen.

Het gebouw op de tekening met parkeren aan de straatzijde dat was vertoond op de bewonersavond had een oppervlakte van 219 m2. Het uiteindelijke gebouw heeft een oppervlakte van 237 m2. Deze toename komt vooral door het toevoegen van de entree aan het gebouw. Dit is 18 vierkante meter meer. Het betreft een beperkte vergroting.

  1. 11. Het gebouw wordt c.a. 4 meter hoog. De mededeling dat dit komt door installaties is niet helder en twijfelachtig. Gesteld wordt dat dit ook architectonische redenen kan hebben. Ook zou door de gemeente eerder verteld zijn dat het gebouw niet hoger wordt dan het gebouw op het perceel ernaast.

Reactie gemeente

De uiteindelijke vorm van een gebouw is meestal een samenspel tussen techniek en architectuur. De uiteindelijke keuze voor een hoogte van 4 meter komt mede door de wens om zonnepanelen op het dak te plaatsen, de noodzaak om technische voorzieningen in het gebouw weg te werken en de daarbij gekozen architectonische oplossing. Overigens is een bouwhoogte van 4 meter in een dorps gebied als Rijsoord prima inpasbaar.

  1. 12. Gevraagd wordt om een planschaderapport te overleggen.

Reactie gemeente

Er is geen planschaderapport beschikbaar dat kan worden overlegd.

  1. 13. Gevraagd wordt of er vanuit de gemeente toezeggingen zijn gedaan voor toekomstige uitbreidingen die ten koste kunnen gaan van het speelterrein. Ook gevraagd wordt of de gemeente bereid is om daarover in de toekomst na te denken.

Reactie gemeente

Er zijn geen afspraken gemaakt of toezeggingen gedaan. De verwachting is dat de huisartspraktijk toekomstbestendig is ontworpen en voorlopig geen extra ruimte nodig heeft. We kunnen echter hierover geen garanties afgeven. Op het moment dat er een vraag komt voor uitbreiding, dan zal deze onderzocht moeten worden. Hier zal ook een belangenafweging plaats moeten vinden.

  1. 14. Gesuggereerd wordt om het gebouw te plaatsen in de meest zuidwestelijke hoek van het speelterrein, direct grenzend aan de woningblokken. Hierdoor wordt het uitzicht het minst verstoord.

Reactie gemeente

De uiteindelijk gekozen locatie op het noorden van het speelterrein heeft als nadeel dat een aantal omwonenden minder uitzicht krijgt. Verplaatsing van de huisartspost zal leiden tot meer uitzicht voor hen.

De voorgestelde nieuwe locatie in het zuidwesten van het speelterrein zal dan echter weer leiden tot nieuwe ontwerpproblemen, zoals het op moeten lossen van het parkeren op eigen terrein omdat daarvoor geen plek is in de Ds. Sleeswijk Visserstraat. Hierdoor zal dan hoogstwaarschijnlijk een groter gedeelte van de speelplaats moeten verdwijnen.

Gelet hierop houden wij vast aan de gekozen locatie en situering en gaan we geen andere locaties onderzoeken. Wij vinden de gekozen locatie en uitwerking namelijk vanuit ruimtelijke optiek prima aanvaardbaar en onderbouwd.

De ingediende zienswijze leidt niet tot aanpassing van het bestemmingsplan.

6.2.3 Overlegpartners

Gelijktijdig met het ter inzage leggen van het ontwerpbestemmingsplan is deze ook opgestuurd aan de verschillende overlegpartners. Het plan is opgestuurd naar de volgende instanties:

  1. 1. DCMR
  2. 2. Oasen
  3. 3. Stadsregio Rotterdam
  4. 4. Veiligheidsregio Rotterdam
  5. 5. Waterschap Hollands Delta
  6. 6. Provincie Zuid-Holland

De DCMR heeft als interne overlegpartner op het plan gereageerd op het aspect Externe Veiligheid. De toelichting is hierop aangepast. Deze aanpassing heeft niet geleid tot aanpassingen in de regels of de verbeelding.

Bijlage 1 Advies Vrr

Bijlage 1 Advies VRR

Bijlage 2 Ecologisch Onderzoek

Bijlage 2 Ecologisch onderzoek

Bijlage 3 Bodemonderzoek

Bijlage 3 Bodemonderzoek

Bijlage 4 Archeologisch Onderzoek

Bijlage 4 Archeologisch onderzoek