KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Bouw- En Gebruiksregels
Artikel 3 Aanvullende Bouw- En Gebruiksregels
Artikel 4 Inwerkingtreding
Artikel 5 Citeertitel
Bijlagen
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 De Beheersverordening
1.2 Ligging Verordeningsgebied
1.3 Vigerende Plannen
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Beschrijving Verordeningsgebied
Hoofdstuk 3 Uitgangspunten En Uitleg Regeling
3.1 Inleiding
3.2 Keuze Voor Beheersverordening
3.3 Uitleg Van De Regeling
3.4 Aanvullende Ruimtelijke Instrumenten
Hoofdstuk 4 Beleidsaspecten
4.1 Inleiding
4.2 Rijksbeleid
4.3 Provinciaal Beleid
4.4 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 5 Sectorale Aspecten
5.1 Inleiding
5.2 Archeologie
5.3 Bodem
5.4 Ecologie
5.5 Externe Veiligheid
5.6 Luchtkwaliteit
5.7 Bedrijven En Milieuhinder
5.8 Water
5.9 Conclusie
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Economische Uitvoerbaarheid
6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Bijlage 1 Voorschriften Bestemmingsplan Oosterpark En Gorzen
Bijlage 2 Plankaart Bestemmingsplan Oosterpark En Gorzen
Bijlage 3 Voorschriften Bestemmingsplan Landelijk Gebied Oost
Bijlage 4 Plankaarten Bestemmingsplan Landelijk Gebied Oost
Bijlage 5 Voorschriften Landelijk Gebied 1972
Bijlage 6 Plankaarten Bestemmingsplan Landelijk Gebied 1972
Bijlage 7 Regels Waarde - Archeologie 1
Bijlage 8 Regels Waarde - Archeologie 2
Bijlage 9 Regels Waarde - Archeologie 3
Bijlage 10 Regels Waarde - Archeologie 4

Rijkswegen en het Oosterpark

Beheersverordening - gemeente Ridderkerk

Vastgesteld op 12-12-2013 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 verordening

de beheersverordening 'Oosterpark en de rijkswegen' van de gemeente Ridderkerk.

1.2 verordeningsgebied

het gebied waarop deze verordening van toepassing is, zoals vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0597.BVOPARKENRIJKSW-VG01 met bijbehorende regels en bijlagen.

1.3 besluitvlak

een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waarvoor ingevolge deze verordening regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of bebouwen van deze gronden.

1.4 bestaande legale functies

functies die krachtens een omgevingsvergunning voor het gebruik kunnen worden uitgeoefend.

1.5 bestaande legale bouwwerken

bouwwerken die op het tijdstip van de vaststelling van de verordening:

  1. a. aanwezig zijn én bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht zijn gebouwd;
  2. b. nog kunnen worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen.

1.6 bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

Artikel 2 Bouw- En Gebruiksregels

In het verordeningsgebied gelden de volgende regels:

  1. a. ten aanzien van het gebruik, het bouwen en het uitvoeren van werken en werkzaamheden geldt:
    1. 1. ter plaatse van besluitvlak I: de regeling zoals opgenomen in Bijlage 1 en de daarbijbehorende kaart zoals opgenomen in Bijlage 2;
    2. 2. ter plaatse van besluitvlak II: de regeling zoals opgenomen in Bijlage 3 en de daarbijbehorende kaart zoals opgenomen in Bijlage 4;
    3. 3. ter plaatse van besluitvlak III: de regeling zoals opgenomen in Bijlage 5 en de daarbijbehorende kaart zoals opgenomen in Bijlage 6;
  2. b. in aanvulling op het bepaalde onder a geldt voor de in het gebied aanwezige archeologische waarden:
    1. 1. ter plaatse van besluitvlak Waarde - Archeologie 1: de regeling zoals opgenomen in Bijlage7 van de regels;
    2. 2. ter plaatse van besluitvlak Waarde - Archeologie 2: de regeling zoals opgenomen in Bijlage8 van de regels;
    3. 3. ter plaatse van besluitvlak Waarde - Archeologie 3: de regeling zoals opgenomen in Bijlage9 van de regels;
    4. 4. ter plaatse van besluitvlak Waarde - Archeologie 4: de regeling zoals opgenomen in Bijlage10 van de regels;
  3. c. in afwijking van het bepaalde onder a, zijn de wijzigingsbevoegdheden zoals opgenomen in Bijlage 1, Bijlage 3 en Bijlage 5 niet van toepassing;
  4. d. in afwijking van het bepaalde onder a, zijn de bevoegdheden om nadere eisen te stellen zoals opgenomen in Bijlage 1, Bijlage 3 en Bijlage 5 niet van toepassing;
  5. e. in afwijking van het bepaalde onder a, is de procedurele bepalingen zoals opgenomen in Bijlage 1, Bijlage 3 en Bijlage 5 niet van toepassing;
  6. f. daar waar in Bijlage 1, Bijlage 3 en Bijlage 5 'aanlegvergunning' staat wordt gelezen: 'omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden';
  7. g. daar waar in Bijlage 1, Bijlage 3 en Bijlage 5 'vrijstelling' staat, wordt gelezen: 'afwijking'.

Artikel 3 Aanvullende Bouw- En Gebruiksregels

In aanvulling op het bepaalde in artikel 2 geldt in het verordeningsgebied, voor zover het bestaande legale gebruik (bouwen en gebruik) afwijkt van hetgeen in artikel 2 is geregeld, het volgende:

  1. a. de in het verordeningsgebied gelegen gronden en bestaande legale bouwwerken mogen worden gebruikt overeenkomstig het bestaande legale gebruik;
  2. b. bestaande legale bouwwerken mogen worden vervangen door bouwwerken van dezelfde afmetingen en op dezelfde locatie.

Artikel 4 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na bekendmaking van het raadsbesluit.

Artikel 5 Citeertitel

De beheersverordening wordt aangehaald als: 'Beheersverordening Oosterpark en de rijkswegen'.

Bijlagen

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 De Beheersverordening

Conform de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is de gemeente Ridderkerk bezig haar bestemmingsplannen te actualiseren. Actualisatie vindt plaats door middel van de vaststelling van een nieuw bestemmingsplan of vaststelling van een beheersverordening. Voor het gebied Oosterpark en de rijkswegen heeft de gemeente gekozen voor het instrument van de beheersverordening.

De beheersverordening leent zich voor situaties waarbij redelijkerwijs geen ruimtelijke ontwikkelingen worden voorzien of waarbij onduidelijk is op welke termijn ruimtelijke ontwikkelingen verwacht (kunnen) worden. Voor die situaties legt een beheersverordening de ruimtelijke mogelijkheden uit de vigerende bestemmingsplannen vast en blijven ook alle legale situaties toegestaan die van die vigerende plannen afwijken. Aangezien de planologische regelingen die op het verordeningsgebied van toepassing zijn voor de komende jaren afdoende ruimte bieden voor kleinschalige ontwikkelingen, is een beheersverordening voor dit gebied een goed instrument om over een actueel planologisch kader te beschikken.

Een nadere toelichting op het instrument 'beheersverordening' en de keuze hiervoor is opgenomen in paragraaf 3.2. Hierin wordt tevens ingegaan op het type beheersverordening dat voor dit gebied is gekozen.

1.2 Ligging Verordeningsgebied

De begrenzing van dit gebied is met name ingegeven door de bestemmingsplannen en/of verordeningen die voor de gronden rondom de rijkswegen en het Oosterpark zijn vastgesteld. De exacte ligging en begrenzing van het verordeningsgebied is weergegeven in figuur 1.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0597.BVOPARKENRIJKSW-VG01_0001.jpg"

1.3 Vigerende Plannen

In het verordeningsgebied zijn de volgende plannen van kracht:

  • Bestemmingsplan 'Oosterpark en Gorzen' (vastgesteld d.d. 29 mei 1995, goedgekeurd d.d. 5 december 1995);
  • Bestemmingsplan 'Landelijk Gebied Oost' (vastgesteld d.d. 17 november 1986, goedgekeurd d.d. 30 juni 1987);
  • Bestemmingsplan 'Landelijk Gebied 1972' (vastgesteld d.d. 8 september 1997, goedgekeurd d.d. 17 oktober 1973);

Deze plannen komen, zoals in de Wro is bepaald en voor zover in het verordeningsgebied gelegen, bij inwerkingtreding van de beheersverordening te vervallen.

1.4 Leeswijzer

De toelichting bij de verordening is als volgt opgebouwd:

  • in hoofdstuk 2 wordt een beschrijving van het verordeningsgebied gegeven;
  • in hoofdstuk 3 zijn de uitgangspunten van de beheersverordening beschreven en wordt uitleg gegeven aan de regeling die bij deze verordening hoort;
  • in hoofdstuk 4 zijn de relevante beleidsstukken samengevat en is beoordeeld in hoeverre de uitgangspunten van deze verordening binnen het geldende beleid passen;
  • in hoofdstuk 5 wordt ingegaan op de relevante sectorale aspecten;
  • in hoofdstuk 6 wordt ingegaan op de uitvoerbaarheid van de verordening.

Hoofdstuk 2 Beschrijving Verordeningsgebied

Verordeningsgebied

Het verordeningsgebied kan in twee typen gebieden worden opgedeeld:

  • het Oosterpark;
  • de Rijkswegen.

Het Oosterpark

Aan de zuidzijde van Ridderkerk, direct grenzend aan de noordzijde van de A15, bevindt zich het langgerekte Oosterpark. Het park is aangelegd als een buffer tussen de bebouwing van de wijk Drievliet en de snelwegen.

Het park herbergt verschillende functies. Naast de recreatieve functie (zwemmen, wandelen, paardrijden, etc) bevinden zich enkele woningen in het park, een pannenkoekenhuis, een tuincentrum en een aantal sportvelden.

De Rijkswegen

De gemeente Ridderkerk wordt doorkruist door de rijkswegen A15, A16 en A38. De Rijkswegen A15 en A16 liggen tussen de verkeersknooppunten Ridderkerk-Noord en Ridderkerk-Zuid parallel aan elkaar, waardoor Ridderkerk het breedste wegvak van Nederland kent, namelijk zestien rijstroken (4 x 4) en acht vluchtstroken.

Langs de A15 ligt aan de oostzijde van de gemeente een LPG tankstation. Dit tankstation valt ook binnen het verordeningsgebied.

Hoofdstuk 3 Uitgangspunten En Uitleg Regeling

3.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt de keuze voor het instrument beheersverordening uiteengezet en een uitleg gegeven bij de planologische regeling.

3.2 Keuze Voor Beheersverordening

De Wet ruimtelijke ordening (Wro) biedt gemeenten de mogelijkheid om in plaats van een bestemmingsplan een beheersverordening voor een gebied vast te stellen. Een beheersverordening vormt, net als het bestemmingsplan, het kader waaraan onder andere bouwaanvragen worden getoetst en op basis waarvan de gemeente handhavend kan optreden op het moment dat in strijd met bepalingen uit de verordening wordt gehandeld (denk aan illegale gebruiksvormen of illegale bebouwing).

De Wro heeft een bovengrens gesteld voor gebieden waarvoor de verordening kan worden toegepast. Een beheersverordening vormt namelijk een beheerregeling voor het bestaand gebruik voor een gebied waarin geen ruimtelijke ontwikkelingen zijn voorzien binnen de horizon van de verordening. Onder beheerregeling wordt zowel een regeling voor de daadwerkelijk aanwezige situatie verstaan, als een regeling voor planologische ruimte. Dit betekent dat de beheersverordening kan worden ingezet voor gebieden waar op korte en middellange termijn (circa de komende 10 jaar) geen ontwikkelingen worden verwacht die afbreuk doen aan het bestaande weg- en functiebeeld van het betreffende gebied. Naast de bestaande situatie, kan de beheersverordening ook voorzien in planologische ruimte, zolang hiermee geen ruimtelijke ontwikkeling ontstaat.

De gemeente is gehouden aan de zogenoemde actualiseringsplicht op grond van artikel 3.1 Wro. Deze actualiseringsplicht betekent dat de gemeente ervoor dient te zorgen dat het hele grondgebied is voorzien van actuele bestemmingsplannen of beheersverordeningen. Actueel wil zeggen niet langer dan 10 jaar geleden vastgesteld.

De gemeente kiest er voor om voor het plangebied een beheersverordening vast te stellen. Deze beheersverordening heeft tot doel de bestaande situatie te beheren.

Gebleken is dat het huidige planologische kader van onderhavig beheersgebied nog voldoende actueel is. Binnen deze regeling worden geen ongewenste ontwikkelingen en mogelijkheden geboden. Er is daarom voor gekozen uit te gaan van de planologische mogelijkheden zoals nu in de vigerende bestemmingsplannen zijn opgenomen.

3.3 Uitleg Van De Regeling

3.3.1 Uitgangspunten van de regeling

De beheersverordening is gebaseerd op de volgende uitgangspunten:

  • beheer van de bestaande legale situatie (gebruik en bouwen);
  • (in principe) het behoud van de planologische ruimte zoals deze in de geldende plannen is opgenomen en de in de tussentijd verleende ontheffingen/afwijkingen.

Zowel het behoud van de bestaande situatie als het behoud van de planologische ruimte vormen de onderlegger voor de beheersverordening. Om de planologische ruimte uit de vigerende plannen in deze verordening over te nemen, is de regeling uit de vigerende plannen in deze verordening overgenomen.

In de regeling is expliciet bepaald dat indien de bestaande legale situatie afwijkt van hetgeen op het kaartbeeld en/of in de regels is bepaald, de bestaande legale situatie alsnog is toegestaan.

Met de inwerkingtreding van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) is een aantal termen die gebruikt werden in de voorgaande bestemmingsplannen niet meer actueel. In plaats van een 'aanlegvergunning', wordt nu gesproken van een 'omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden' en in plaats van een ontheffing of vrijstelling, is nu sprake van een afwijking. De inhoud en de bedoeling van de regels wijzigen echter niet, er is sprake van een nieuwe naam van de vergunningen. In deze verordening is aangegeven hoe deze vergunningen nu moeten worden gelezen.

3.3.2 Vigerende bestemmingsplannen

De vigerende bestemmingsplannen dienen als basisplannen die binnen het verordeningsgebied vigeren. De regelingen en bijbehorende kaarten zijn om die reden in artikel 2 vastgelegd en opgenomen als bijlage bij de regels van deze verordening.

Wijzigingsbevoegdheden uit de vigerende plannen kunnen binnen een beheersverordening niet worden overgenomen. Voor wijzigingsbevoegdheden geldt dat deze ontwikkelingen mogelijk maken die afwijken van ofwel de bestaande ruimtelijke structuur ofwel de bestaande functionele structuur. Om die reden stroken deze regelingen niet met het doel van een beheersverordening als instrument. De wijzigingsbevoegdheden zijn daarom uitgesloten via artikel 2. Hetzelfde geldt voor nadere eisen. De wet staat niet toe dat de verordening een dergelijke regeling bevat.

3.3.3 Overige legale situaties

Situaties die niet voldoen aan de ter plaatse geldende regeling, maar wel legaal tot stand gekomen zijn, blijven eveneens toegestaan. Dit is bepaald in artikel 3.

Het kan daarbij gaan om zowel bouw- als gebruiksmogelijkheden overeenkomstig een eerder doorlopen ruimtelijke procedure, zoals artikel 19 WRO procedures.

Archeologische waarden

De gemeente Ridderkerk heeft recentelijk archeologisch beleid vastgesteld. De nadere onderbouwing van dit sectorale aspect is opgenomen in paragraaf 5.2, waaruit blijkt dat binnen het verordeningsgebied geen tot een redelijk hoge archeologische verwachtingswaarden voorkomen. Voor deze gebieden is vanaf een bepaalde dieptemaat archeologisch onderzoek verplicht bij ruimtelijke ontwikkelingen.

De bijbehorende regels die op basis van deze verwachtingswaarde van toepassing zijn, zijn opgenomen in Bijlage 7 tot en met Bijlage 10 van de regels. Deze zijn verankerd in artikel 2. Deze regeling ter bescherming van de archeologische (verwachtings)waarden geldt ter aanvulling op de bovengenoemde regelingen.

Overgangsregels

Deze beheersverordening kent geen overgangsregels. Dit wordt niet nodig geacht omdat al het legale gebruik en alle legale bouwwerken expliciet zijn toegestaan in deze verordening via artikel 3.

3.4 Aanvullende Ruimtelijke Instrumenten

De beheersverordening is slechts één van de beschikbare instrumenten voor het ruimtelijke beheer van het verordeningsgebied en kan niet los worden gezien van de andere instrumenten die ook voor het beheer kunnen worden benut. Het gaat daarbij om het volgende:

  • het welstandstoezicht;
  • het vergunningvrij bouwen;
  • de planologische kruimelgevallen;
  • omgevingsvergunning voor afwijken van de beheersverordening te voorzien van een ruimtelijke onderbouwing, ook wel de planologische omgevingsvergunning genoemd.

3.4.1 Welstandstoezicht

In het kader van het welstandstoezicht wordt het uiterlijk van een bouwwerk beoordeeld aan de hand van de zogenaamde redelijke eisen van welstand. Deze eisen zijn voor het verordeningsgebied vastgelegd in de gemeentelijke welstandsnota. Een aanvraag voor een omgevingsvergunning bouwactiviteiten wordt getoetst aan de welstandseisen. Daarmee is het welstandstoezicht een instrument voor het beheer van de ruimtelijke kwaliteit van een gebied, net zoals de beheersverordening of een bestemmingsplan.

Voor de rijkswegen is het welstandregime niet relevant. Voor het Oosterpark geldt het reguliere welstandregime. De architectuur is terughoudend en de landschappelijke inpassing van de verschillende functies geldt als voornaamste speerpunt voor dit gebied.

3.4.2 Het vergunningvrij bouwen

In bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (Bor) zijn bouw- en gebruiksactiviteiten opgenomen waarvoor geen omgevingsvergunning nodig is. Daarbij is onderscheid gemaakt tussen twee categorieën van vergunningvrije activiteiten:

  • de geheel vergunningvrije activiteiten uit artikel 2 van Bijlage II, die niet binnen een bestemmingsplan of beheersverordening hoeven te passen, zoals aan- of uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen, zonnepanelen, vlaggenmasten, erfafscheidingen, nutsgebouwtjes, dakkapellen, antenne-installaties, straatmeubilair, containers voor huisvuil en installaties voor het regelen van het verkeer;
  • de activiteiten uit artikel 3 van bijlage II, die alleen vergunningvrij zijn als zij passen binnen een bestemmingsplan of beheersverordening, zoals bouwwerken op het achtererf die niet hoger zijn dan 5.00 m, openbare speeltoestellen en onder omstandigheden veranderingen aan bouwwerken.

Voor beide categorieën gelden enkele uitzonderingen op het vergunningvrij bouwen.

Voor de vergunningvrije activiteiten uit bijlage II, artikel 2, is geen procedure van toepassing. Deze kunnen zonder meer worden uitgevoerd. Voor activiteiten uit bijlage II, artikel 3, is een procedure voor het gebruik van toepassing.

3.4.3 Planologische kruimelgevallen

In bijlage II van het Bor zijn ook de zogenaamde planologische kruimelgevallen opgenomen. Het gaat onder meer om bijbehorende bouwwerken, die groter zijn dan de bouwvergunningvrije bouwwerken, infrastructurele en nutsvoorzieningen, antennes tot 40 m en duurzame energie-installaties.

Voor de activiteiten die via kruimelgevallenregeling mogelijk kunnen worden gemaakt geldt de reguliere voorbereidingsprocedure van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Dit betekent dat er een beslistermijn van 8 weken geldt na ontvangst van de aanvraag. Nadat de vergunning is verleend staat tegen de vergunning bezwaar en beroep open.

3.4.4 Planologische omgevingsvergunning

Voor - de op dit moment - onvoorziene ontwikkelingen, die niet met de voorgaande instrumenten zijn in te passen, biedt de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht de mogelijkheid van de beheersverordening af te wijken. Dit kan alleen als wordt aangetoond dat de beoogde ontwikkeling in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. Mocht zich gedurende de looptijd van een plan zodoende een situatie voordoen die niet in de beheersverordening is in te passen, en ook niet met voorgaande instrumenten kan worden toegestaan, zal deze situatie worden beoordeeld in het kader van de gevolgen die de betreffende ontwikkeling voor de ruimtelijke kwaliteit heeft.

Voor het bouwen/gebruiken met een ruimtelijke onderbouwing geldt de uitgebreide voorbereidingsprocedure. Deze procedure omvat een termijn waarin de ontwerpvergunning ter inzage wordt gelegd en een ieder zijn of haar zienswijze kan indienen. De procedure heeft een beloop van 6 maanden. Nadat de vergunning is verleend staat hiertegen direct beroep open.

Hoofdstuk 4 Beleidsaspecten

4.1 Inleiding

In het kader van deze beheersverordening is getoetst welke beleidsstukken op rijks-, provinciaal en gemeentelijk niveau relevant zijn. Gelet op de uitgangspunten van deze beheersverordening - voortzetting van de bestaande situatie, inclusief de planologische mogelijkheden - is met name stilgestaan bij beleid dat eventuele consequenties voor de beheersverordening kan of dient te hebben. Omdat de beheersverordening toeziet op het beheer van de bestaande situaties is een uitgebreidere toetsing niet noodzakelijk. De conclusie is dat deze beleidsaspecten de totstandkoming van de beheersverordening niet in de weg staan.

4.2 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) (maart 2012)

Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op 13 nationale belangen. Voor Ridderkerk relevante belangen zijn:

  • een excellent en internationaal bereikbaar vestigingsklimaat in de stedelijke regio's met een concentratie van topsectoren;
  • een robuust hoofdnetwerk van weg en vaarwegen rondom en tussen de belangrijkste stedelijke regio's inclusief de achterlandverbindingen;
  • het in stand houden van de hoofdnetwerken van weg, spoor en vaarwegen om het functioneren van de netwerken te waarborgen;
  • betere benutting van de capaciteit van het bestaande mobiliteitssysteem van weg en vaarwegen;
  • ruimte voor het hoofdnetwerk voor vervoer van (gevaarlijke) stoffen via buisleidingen;
  • verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water) en bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico's;
  • ruimte voor waterveiligheid, een duurzame zoetwatervoorziening en klimaatbestendige stedelijke (her)ontwikkeling;
  • ruimte voor behoud en versterking van (inter-)nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten;
  • zorgvuldige afwegingen en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke plannen.

Deze belangen zijn vertaald in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro).

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

Het Barro (voorheen AMvB Ruimte) bevat inhoudelijke regels van de rijksoverheid waaraan bestemmingsplannen, provinciale inpassingsplannen, uitwerkingsplannen, wijzigingsplannen, beheersverordeningen en omgevingsvergunningen met ruimtelijke onderbouwing moeten voldoen. Het Barro bevat regels over Project Mainportontwikkeling Rotterdam (Maasvlakte II), Kustfundament, Grote rivieren, Waddenzee en Waddengebied, Defensie (militaire terreinen, munitie, militaire luchtvaart) en Erfgoed (Unesco). Het Barro bevat geen relevante passages voor deze beheersverordening.

4.3 Provinciaal Beleid

Provinciale Structuurvisie

In deze 'Visie op Zuid-Holland' beschrijft de provincie haar doelstellingen en provinciale belangen. De structuurvisie geeft de visie voor 2020 met bijbehorende uitvoeringsstrategie. Daarnaast is er een doorkijk naar 2040.

De kern van Visie op Zuid-Holland is het versterken van samenhang, herkenbaarheid en diversiteit binnen Zuid-Holland. Dit draagt bij aan een goede kwaliteit van leven en een sterke economische concurrentiepositie. Duurzame ontwikkeling en klimaatbestendigheid zijn belangrijke pijlers. Dit wil Zuid-Holland bereiken door realisering van een samenhangend stedelijk en landschappelijk netwerk. Goede bereikbaarheid, een divers aanbod van woon- en werkmilieus in een aantrekkelijk landschap met ruimte voor water, landbouw en natuur, zijn daarin kenmerkende kwaliteiten.

Visie op Zuid-Holland is opgebouwd uit vijf integrale hoofdopgaven, namelijk:

  • aantrekkelijk en concurrerend internationaal profiel;
  • duurzame en klimaatbestendige deltaprovincie;
  • divers en samenhangend stedelijk netwerk;
  • vitaal, divers en aantrekkelijk landschap;
  • stad en land verbonden.

Verordening Ruimte

In samenhang met de structuurvisie is ook de Verordening Ruimte vastgesteld. De regels in deze verordening zijn bindend en werken door in gemeentelijke plannen. In de Verordening Ruimte zijn geen bepalingen opgenomen die relevant zijn voor deze beheersverordening.

Ontwerp actualisering Provinciale structuurvisie en Verordening Ruimte (juni 2013)

De actualisering van de Provinciale structuurvisie en Verordening Ruimte (tot en met juni 2013) bevat geen relevante passages en artikelen waarmee in deze beheersverordening specifiek rekening dient te worden gehouden.

4.4 Gemeentelijk Beleid

Structuurvisie Ridderkerk 2020

Als belangrijke kernkwaliteit van Ridderkerk wordt aangegeven dat de Ridderkerker in de gemeente zelf kan wonen en werken. Om dit te faciliteren heeft de gemeente een 8-tal uitdagingen geformuleerd:

  • Woningen bouwen voor alle doelgroepen;
  • Verouderde woningen renoveren of slopen;
  • Zorgen dat er voldoende werkgelegenheid aanwezig blijft;
  • Zorgen dat er voldoende personeel is;
  • Goede fiets- en openbaar vervoervoorzieningen aanleggen;
  • De sociale samenhang in de buurten en wijken versterken;
  • Zorgen dat er voldoende voorzieningen blijven;
  • Ridderkerk duurzamer maken en de milieuoverlast verminderen.

In de structuurvisie wordt niet ingegaan op de Rijkswegen. Wel is het gebied rondom de snelwegen als 'vallei' aangewezen, met een parkachtige setting van het snelweglandschap als speerpunt. Ook voor het Oosterpark kent de gemeente geen specifieke doelen, anders dan het behoud van zijn huidige functie als recreatieve en ecologische buffer tussen de Rijkswegen en de woonwijken die ten noorden daarvan liggen.

Hoofdstuk 5 Sectorale Aspecten

5.1 Inleiding

In het kader van deze beheersverordening zijn de relevante omgevingsaspecten in het verordeningsgebied onderzocht. Dit onderzoek is beperkt van aard, omdat de beheersverordening gericht is op instandhouding van de bestaande situatie met de bestaande kwaliteit. Bepaald is of in het gebied vanuit het oogpunt van milieu, natuur, verkeer of water aanleiding bestaat tot het treffen van maatregelen. Hiervoor is een toets uitgevoerd op het voldoen aan wet- en regelgeving.

5.2 Archeologie

Toetsingskader: Gemeentelijk archeologiebeleid

Onderzoek en conclusie

Op basis van de archeologische waarden- en beleidskaart van de gemeente Ridderkerk gelden ter plaatse van het verordeningsgebied verschillende archeologische verwachtingswaarden. In onderstaande figuur 5.1 is duidelijk te zien dat de ondergrond van de rijkswegen niet toegankelijk is als gevolg van de ophogingen, wegverharding en bijbehorende voorzieningen. Voor het Oosterpark en de aangrenzende gebieden langs de rijkswegen is een redelijk hoge archeologische verwachtingswaarde toegekend en voor de waterpartijen een lage verwachtingswaarde.

afbeelding "i_NL.IMRO.0597.BVOPARKENRIJKSW-VG01_0002.png"

Figuur 5.1: Archeologische Waarden- en Beleidskaart (AWK) Ridderkerk

Om deze waarden te beschermen is in de verordening een beschermde regeling opgenomen die ertoe leidt dat bij bodemwerkzaamheden vanaf een bepaalde diepte en/of omvang eerst archeologisch onderzoek dient plaats te vinden, voordat die werkzaamheden mogen worden uitgevoerd.

5.3 Bodem

Toetsingskader: Wet bodembescherming

Onderzoek en conclusie

In de Wet bodembescherming is bepaald dat bij functiewijzigingen onderzocht dient te worden of de bodemkwaliteit voldoende is voor de betreffende functiewijziging. Deze beheersverordening is gericht op instandhouding van de bestaande planologische situatie. Er wordt in de beheersverordening geen functiewijziging mogelijk gemaakt waarbij rekening moet worden gehouden met de bodemkwaliteit ter plaatse. Hierdoor is geen nader bodemonderzoek noodzakelijk. Het aspect bodem staat de vaststelling van de beheersverordening niet in de weg.

5.4 Ecologie

Toetsingskader: Flora- en faunawet en Natuurbeschermingswet 1998

Onderzoek en conclusie

Er dient onderzocht te worden of de Flora- en faunawet, de Natuurbeschermingswet 1998 en het beleid van de provincie ten aanzien van de Ecologische Hoofdstructuur, de uitvoering van het plan niet in de weg staan. De beheersverordening staat geen ontwikkelingen toe, die een negatieve invloed hebben op de omliggende natuurgebieden of voor de in het wild levende dieren en planten, alsmede voor hun directe leefomgeving. Vanuit ecologisch oogpunt zijn er geen bezwaren voor vaststelling van de beheersverordening.

5.5 Externe Veiligheid

Toetsingskader: Besluit externe veiligheid inrichtingen, Besluit externe veiligheid buisleidingen en Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen

Onderzoek en conclusie

Risicovolle inrichtingen

Aan de zuidoostzijde van het verordeningsgebied is de BEVI-inrichting Shell Ridderkerk gelegen. Dit betreft een LPG-tankstation. Deze inrichting beschikt over een PR10-6 risicocontour van 45 m en een invloedsgebied voor het groepsrisico van 150 m. Op afbeelding 5.2 is de locatie van het LPG-tankstation weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0597.BVOPARKENRIJKSW-VG01_0003.png"

Afbeelding 5.2: BEVI binnen verordeningsgebied

Voor het LPG-tankstation geldt dat deze in het verordeningsgebied gelegen is. De PR10-6 contour is volledig binnen, en het invloedsgebied grotendeels binnen het verordeningsgebied gelegen. De beheersverordening voorziet niet in nieuwe ontwikkelingen ten opzichte van de huidige planologische situatie. Het groepsrisico zal dan ook niet toenemen ten opzichte van de huidige situatie. Met een beperkte verantwoording van het groeprisico kan worden volstaan.


Transport gevaarlijke stoffen

De beheersverordening wordt opgesteld voor een deel van de Rijkswegen A15 en A16. Over deze rijkswegen worden gevaarlijke stoffen vervoerd. Het betreft de tracés Z74, Z55, Z75, Z76 en Z77 voor de Rijksweg A15 en de tracés Z134, Z55 en de Z56-1 voor de Rijksweg A16. Voor het tracé Z77 (omleidingsroute Noordtunnel(A15): via N915) geldt dat er binnen de veiligheidszone van 93 meter 3 kwestbare objecten zijn gelegen. Dit betreffen de woningen aan de Damweg 2, 4 en 6. Deze woningen zijn hier reeds in de huidige situatie aanwezig. De beheersverordening voorziet niet in nieuwe kwetsbare objecten binnen de veiligheidszone van de rijkswegen. Voor alle tracés geldt dat het groepsrisico niet groter is dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde en de veiligheidszone maximaal 80 meter bedraagt. Alle wegen beschikken daarnaast over een Plasbrand aandachtsgebied (PAG) van 30 meter vanaf de buitenste rijbaan.

Gezien het feit dat een beheersverordening puur de huidige situatie vastlegt en er geen ontwikkelingen worden voorzien in combinatie met het lage groepsrisico zorgt ervoor dat er geen verantwoording van het groepsrisico opgesteld hoeft te worden.

Langs en door het verordeningsgebied ligt een drietal hogedruk aardgasleidingen. Dit betreffen de volgende leidingtracés:

- W-530-01-KR

- A-517-KR-123

- W-507-01-KR

De effectafstanden van deze leidingen variëren van 140 tot maximaal 410 meter. De locaties van de verschillende leidingen zijn weergegeven op afbeelding 5.3.

afbeelding "i_NL.IMRO.0597.BVOPARKENRIJKSW-VG01_0004.png"

Afbeelding 5.3: Hogedruk aardgasleidingen ten opzichte van het verordeningsgebied.

De beheersverordening maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk ten opzichte van de huidige planologische situatie. Het groepsrisico zal derhalve niet toenemen als gevolg van het vaststellen van deze beheersverordening. Een verantwoording van het groepsrisico is verderop opgenomen in deze paragraaf.

Verantwoording GR

Effectscenario

Het scenario “Volledige breuk van de aardgastransportleiding” is maatgevend voor de omvang van het groepsrisico ten gevolge van de hogedruk aardgasleiding. Een volledige breuk van de aardgastransportleiding kan optreden als gevolg van een (ernstige) beschadiging. Bijvoorbeeld als gevolg van graafwerkzaamheden uitgevoerd door derden in de directe omgeving van de aardgastransportleiding. Indien de aardgastransportleiding ineens breekt, komt een grote hoeveelheid aardgas vrij. Dit aardgas zal in de meeste gevallen direct ontsteken, wat een (verticale) fakkel tot gevolg heeft. De fakkel kan afhankelijk van de eigenschappen van de aardgastransportleiding tot een hoogte van enkele honderden meters reiken. Buiten de fakkel zullen mensen komen te overlijden als gevolg van de warmtestraling. Op grotere afstand van de fakkel (buiten de 100% letaliteitzone) worden personen tegen de warmtestraling van de fakkel beschermd indien ze zich binnen bevinden. De mate waarin personen binnen het verordeningsgebied beschermd worden tegen de warmtestraling van de fakkel is afhankelijk van waar de leidingbreuk optreedt, en of ze zich binnen of buiten bevinden.

Met betrekking tot het vervoer van brandbare gassen zoals LPG of propaan is een incident mogelijk met een tankwagen geladen met een van deze stoffen met als gevolg het voltrekken van een BLEVE (Boiling liquid expanding vapour explosion). In het meest geloofwaardige scenario scheurt de tankwagen waardoor het tot vloeistof verdichte gas (LPG) expandeert en een overdrukscenario veroorzaakt (koude BLEVE). Dit kan worden gevolgd door een wolkbrand of een explosiescenario waarvan de effecten overeenkomen met de drukgolf van de koude BLEVE. In de onderstaande tabel staan de effectafstanden van het scenario weergegeven. Dit scenario wordt gezien als het maatgevend scenario voor een ongeval met een LPG- tankwagen. Het scenario waarbij een zogenaamde warme BLEVE ontstaat is na uitvoering van de maatregelen uit het LPG convenant (aanbrengen van hittewerende coating op tankwagens) niet meer maatgevend. Dit geldt bijvoorbeeld ook voor het beschouwen van effecten bij het verladen van LPG bij LPG tankstations.

Tabel 5.1 Effectafstanden koude BLEVE scenario

Koude BLEVE-scenario met een tankwagen
Effect Schadebeeld Effectafstand
100% letaal (0,3 bar) verwoestende schade 30 m
1% letaal ( 0,1 bar)
(= invloedsgebied)
middelmatige schade 70 m
Glasbreuk (0,03 bar) lichte schade 180 m

Maatregelen ter beperking van risico's

Voor buisleidingen geldt dat de Rijksoverheid met wettelijke regels en richtlijnen ruimte heeft gereserveerd voor het vervoer van gevaarlijke stoffen teneinde aan de toekomstige vervoersvraag te kunnen voldoen. Omleiden van transporten is dan ook geen optie. Omdat er al sprake is van toegestane functies zonder ontwikkelingen leidt dit niet tot extra personen. Ook is er geen mogelijkheid om het externe veiligheidsrisico te verlagen door vermindering van de aanwezigheid van personen. Er zijn daarom geen mogelijkheden om deze risico's te beperken.

Voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg geldt dat de maximale transporten zijn vastgelegd in het basisnet Weg. Hier kan niet zondermeer vanaf geweken worden.

Maatregelen ter beperking van effecten

Deze beheersverordening legt de huidige planologische situatie vast. Er is geen sprake van ontwikkelingen. Binnen de beheersverordening is er geen ruimte voor de realisatie van maatregelen om het externe veiligheidseffecten te verlagen.

Mogelijkheden voor bestrijdbaarheid van calamiteiten

Aangenomen wordt dat het gebied voldoende toegankelijk is voor hulpdiensten en dat er voldoende primaire, secundaire en tertiaire bluswatervoorzieningen aanwezig zijn. Het betreft immers grotendeels de Rijksweg. De beheersverordening legt enkel de huidige planologische situatie vast, er wordt vanuit gegaan dat in de huidige situatie voldaan wordt aan de toegankelijkheid en hoeveelheid bluswater.

Beschouwing van zelfredzaamheid

Binnen de veiligheidszone is geen sprake van de aanwezigheid van groepen personen met een verminderde zelfredzaamheid zodat er geen bijzondere maatregelen nodig zijn. In het algemeen wordt gesteld dat de zelfredzaamheid van de aanwezige personen kan worden verhoogd door het bieden van handelingsperspectief. Voor het gebied geldt, evenals de rest van Ridderkerk, dat er wordt gezorgd voor een dekking van het Waarschuwings- en alarmeringssysteem (WAS).

Het aspect externe veiligheid staat de vaststelling van deze beheersverordening niet in de weg.

5.6 Luchtkwaliteit

Toetsingskader: grenswaarden uit de Wet milieubeheer en Besluit niet in betekenende mate (nibm)

Onderzoek en conclusie

De beheersverordening maakt geen ontwikkelingen mogelijk die van invloed zijn op de concentraties luchtverontreinigende stoffen. Formele toetsing aan de grenswaarden uit de Wet luchtkwaliteit kan daarom achterwege blijven.

5.7 Bedrijven En Milieuhinder

Toetsingskader: Richtafstanden uit de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009)

Onderzoek en conclusie

Het verordeningsgebied bestaat overwegend uit de rijkswegen A15 en A16 en bijbehorende verkeersknooppunten. Bedrijvigheid is aanwezig in de vorm van een LPG-tankstation langs de A15, een pannenkoekenhuis, een tuincentrum en sportverenigingen in het Oosterpark.

In hun huidige vorm (mede gelet op de planologische ruimte) is sprake van een goede ruimtelijke ordening. Herziening ofwel aanpassing van de bestaande functies, alsmede de planologische mogelijkheden is om die reden niet aan de orde. In het verordeningsgebied worden bovendien geen nieuwe hinder veroorzakende of hinder gevoelige functies mogelijk gemaakt, zodat nader onderzoek naar milieuhinder van bedrijvigheid en horeca niet noodzakelijk is.

Geconcludeerd wordt dat het aspect bedrijven en milieuhinder de vaststelling van de beheersverordening niet in de weg staat.

5.8 Water

Toetsingskader: Waterwet/watertoets/Besluit ruimtelijke ordening

Onderzoek en conclusie

Het verordeningsgebied ligt binnen het beheersgebied van het waterschap Hollandse Delta, dat verantwoordelijk is voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer.

De beheersverordening maakt geen ontwikkelingen mogelijk die voor een grote toename in verharding van het oppervlak zorgen. Watercompensatie is voor deze beheersverordening dan ook niet noodzakelijk. De beheersverordening heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundig systeem ter plaatse.

5.9 Conclusie

Deze beheersverordening legt de bestaande situatie vast, terwijl kleinschalige ruimtelijke wijzigingen mogelijk blijven binnen het bestaande planologische toelaatbare gebruik. Uit de scan naar de relevante omgevingsaspecten blijkt dat de omgevingsaspecten geen belemmering vormen voor het vaststellen van de beheersverordening.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Economische Uitvoerbaarheid

De beheersverordening is een planologisch instrument dat conserverend van aard is. Gezien het karakter van de beheersverordening, zullen er aan de uitvoerbaarheid daarvan (met uitzondering van de ambtelijke kosten voor het opstellen en vaststellen van de verordening) dan ook geen kosten verbonden zijn. De economische uitvoerbaarheid van de beheersverordening is om die reden verzekerd.

6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

De voorliggende beheersverordening legt de bestaande situatie vast en continueert zoveel mogelijk de vigerende (bestemmings)planregeling. Zoals in hoofdstuk 2 al aan de orde is gekomen, zijn er geen ontwikkelingen voor het verordeningsgebied voorzien. Ook zijn er geen particuliere initiatieven bekend die tot een ander inzicht ten aanzien van de planologische ruimte zouden moeten leiden. De maatschappelijke uitvoerbaarheid van de beheersverordening is, gezien het voorgaande, verzekerd.

Bijlage 1 Voorschriften Bestemmingsplan Oosterpark En Gorzen

Bijlage 1 Voorschriften bestemmingsplan Oosterpark en Gorzen

Bijlage 2 Plankaart Bestemmingsplan Oosterpark En Gorzen

Bijlage 2 Plankaart bestemmingsplan Oosterpark en Gorzen

Bijlage 3 Voorschriften Bestemmingsplan Landelijk Gebied Oost

Bijlage 3 Voorschriften bestemmingsplan Landelijk Gebied Oost

Bijlage 4 Plankaarten Bestemmingsplan Landelijk Gebied Oost

Bijlage 4 Plankaarten bestemmingsplan Landelijk Gebied Oost

Bijlage 5 Voorschriften Landelijk Gebied 1972

Bijlage 5 Voorschriften Landelijk Gebied 1972

Bijlage 6 Plankaarten Bestemmingsplan Landelijk Gebied 1972

Bijlage 6 Plankaarten bestemmingsplan Landelijk gebied 1972

Bijlage 7 Regels Waarde - Archeologie 1

Bijlage 7 Regels Waarde - Archeologie 1

Bijlage 8 Regels Waarde - Archeologie 2

Bijlage 8 Regels Waarde - Archeologie 2

Bijlage 9 Regels Waarde - Archeologie 3

Bijlage 9 Regels Waarde - Archeologie 3

Bijlage 10 Regels Waarde - Archeologie 4

Bijlage 10 Regels Waarde - Archeologie 4