KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Bouw- En Gebruiksregels
Artikel 3 Aanvullende Bouw- En Gebruiksregels
Artikel 4 Inwerkingtreding
Artikel 5 Citeertitel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 De Beheersverordening
1.2 Ligging Verordeningsgebied
1.3 Vigerende Plannen
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Beschrijving Rijsoord
Hoofdstuk 3 Uitgangspunten En Uitleg Regeling
3.1 Inleiding
3.2 Keuze Voor Beheersverordening
3.3 Uitleg Van De Regeling
3.4 Aanvullende Ruimtelijke Instrumenten
Hoofdstuk 4 Beleidsaspecten
4.1 Inleiding
4.2 Rijksbeleid
4.3 Provinciaal Beleid
4.4 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 5 Sectorale Aspecten
5.1 Inleiding
5.2 Archeologie
5.3 Bodem
5.4 Ecologie
5.5 Externe Veiligheid
5.6 Luchtkwaliteit
5.7 Bedrijven En Milieuhinder
5.8 Water
5.9 Conclusie
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Economische Uitvoerbaarheid
6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

Rijsoord

Beheersverordening - gemeente Ridderkerk

Vastgesteld op 12-09-2013 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 verordening

de beheersverordening 'Rijsoord' van de gemeente Ridderkerk.

1.2 verordeningsgebied

het gebied waarop deze verordening van toepassing is, zoals vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0597.BVRIJSOORD2013-VG01 met bijbehorende regels en bijlagen.

1.3 besluitvlak

een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waarvoor ingevolge deze verordening regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of bebouwen van deze gronden.

1.4 bestaand legale functies

functies die krachtens een omgevingsvergunning voor het gebruik kunnen worden uitgeoefend.

1.5 bestaande legale bouwwerken

bouwwerken die op het tijdstip van de vaststelling van de verordening:

  1. a. aanwezig zijn én bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht zijn gebouwd;
  2. b. nog kunnen worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen.

1.6 bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

Artikel 2 Bouw- En Gebruiksregels

In het verordeningsgebied gelden de volgende regels:

  1. a. ten aanzien van het gebruik, het bouwen en het uitvoeren van werken en werkzaamheden geldt:
    1. 1. ter plaatse van besluitvlak I: de regeling zoals opgenomen in Bijlage 1 en de daarbijbehorende kaart zoals opgenomen in Bijlage 2;
    2. 2. ter plaatse van besluitvlak II: de regeling als opgenomen in Bijlage 1 en de daarbijbehorende kaart zoals opgenomen in Bijlage 3;
  2. b. in aanvulling op het bepaalde onder a geldt voor de in het gebied aanwezige archeologische waarden die zijn vastgelegd op de provinciale archeologische waardenkaart de regeling zoals opgenomen in Bijlage 4 van de regels;
  3. c. in afwijking van het bepaalde onder a, zijn de wijzigingsbevoegdheden zoals opgenomen in Bijlage 1 niet van toepassing;
  4. d. in afwijking van het bepaalde onder a, is de bevoegdheid om nadere eisen te stellen zoals opgenomen in Bijlage 1 niet van toepassing;
  5. e. in afwijking van het bepaalde onder a, is de procedurele bepaling zoals opgenomen in artikel 24 lid b zoals opgenomen in Bijlage 1 niet van toepassing;
  6. f. daar waar in Bijlage 1 'aanlegvergunning' staat wordt gelezen: 'omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden';
  7. g. daar waar in Bijlage 1 'vrijstelling' staat, wordt gelezen: 'afwijking'.

Artikel 3 Aanvullende Bouw- En Gebruiksregels

In aanvulling op het bepaalde in artikel 2 geldt in het verordeningsgebied, voor zover het bestaande legale gebruik (bouwen en gebruik) afwijkt van hetgeen in artikel 2 is geregeld, het volgende:

  1. a. de in het verordeningsgebied gelegen gronden en bestaande legale bouwwerken mogen worden gebruikt overeenkomstig het bestaande legale gebruik;
  2. b. bestaande legale bouwwerken mogen worden vervangen door bouwwerken van dezelfde afmetingen en op dezelfde locatie.

Artikel 4 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na bekendmaking van het raadsbesluit.

Artikel 5 Citeertitel

De beheersverordening wordt aangehaald als: 'Beheersverordening Rijsoord'.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 De Beheersverordening

Conform de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is de gemeente Ridderkerk bezig haar bestemmingsplannen te actualiseren. Voor de kern Rijsoord is het vigerende bestemmingsplan nog niet geactualiseerd.

Om aan de actualiseringsplicht te voldoen, bestaat als alternatief voor een nieuw bestemmingsplan de mogelijkheid een beheersverordening op te stellen. Dit instrument leent zich voor situaties waarbij redelijkerwijs geen ruimtelijke ontwikkelingen worden voorzien of waarbij onduidelijk is op welke termijn ruimtelijke ontwikkelingen verwacht (kunnen) worden. Voor die situaties legt een beheersverordening de ruimtelijke mogelijkheden uit de vigerende bestemmingsplannen vast en blijven ook alle legale situaties toegestaan die van die vigerende plannen afwijken. Aangezien de vigerende regelingen voor de komende jaren afdoende ruimte bieden voor kleinschalige ontwikkelingen, is een beheersverordening voor dit gebied een goed instrument om over een actueel planologisch kader te beschikken.

Een nadere toelichting op het instrument 'beheersverordening' en de keuze hiervoor is opgenomen in paragraaf 3.2. Hierin wordt tevens ingegaan op het type beheersverordening dat voor dit gebied is gekozen.

1.2 Ligging Verordeningsgebied

De exacte ligging en begrenzing van het verordeningsgebied is weergegeven in figuur 1.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0597.BVRIJSOORD2013-VG01_0001.jpg"1.3 Vigerende plannen

1.3 Vigerende Plannen

In het verordeningsgebied zijn de volgende plannen van kracht:

  • Bestemmingsplan Rijsoord 1997 (vastgesteld d.d. 19 oktober 1998, goedgekeurd d.d. 18 mei 1999);
  • Rijsoord 1997, 2e wijziging (vastgesteld d.d. 27 januari 2007, goedgekeurd d.d. 19 april 2007).

Deze plannen komen, zoals in de Wro is bepaald en voor zover in het verordeningsgebied gelegen, bij inwerkingtreding van de beheersverordening te vervallen.

1.4 Leeswijzer

De toelichting bij de verordening is als volgt opgebouwd:

  • in hoofdstuk 2 wordt een beschrijving van het verordeningsgebied gegeven;
  • in hoofdstuk 3 zijn de uitgangspunten van de beheersverordening beschreven en wordt uitleg gegeven aan de regeling die bij deze verordening hoort;
  • in hoofdstuk 4 zijn de relevante beleidsstukken samengevat en is beoordeeld in hoeverre de uitgangspunten van deze verordening binnen het geldende beleid passen;
  • in hoofdstuk 5 wordt ingegaan op de relevante sectorale aspecten;
  • in hoofdstuk 6 wordt ingegaan op de uitvoerbaarheid van de verordening.

Hoofdstuk 2 Beschrijving Rijsoord

Ter voorbereiding bij het opstellen van deze beheersverordening is een stedenbouwkundige analyse uitgevoerd. Hieruit blijkt dat het verordeningsgebied Rijsoord bestaat uit enkele verschillende deelgebieden met een eigen karakteristiek en opbouw.

De oude lintstructuren langs de Rijksstraatweg en Pruimendijk zijn het meest kenmerkend. Aan deze linten is het dorp langs de Waal gegroeid. Later zijn verschillende uitbreidingen gerealiseerd, variërend van een soort 'toevallige' invoegingen van een woonpercelen tot projectmatig ontwikkelde uitbreidingswijkjes in verschillende typologieën en bouwstijlen. Her en der door de kern verspreid liggen ook andere functies, waaronder bedrijven en horeca. Een soort centrumgebiedje met een clustertje van voorzieningen heeft de kern eigenlijk niet meer.

Verspreid door Rijsoord ligt een aantal maatschappelijke voorzieningen zoals ouderenhuisvesting. Dit zijn duidelijk herkenbare losse objecten binnen het stedenbouwkundig patroon.

Lint Rijksstraatweg/Waaldijk

Het lint van de Rijksstraatweg/Waaldijk is een zeer divers lint. Aan het lint staan vooral woningen. Daartussen staan her en der andere functies zoals horeca, maatschappelijke functies of bedrijven. De bebouwing langs dit lint is zeer divers. De woningen verschillen erg van maat en schaal, architectuur, bouwjaar en kaveloppervlak. Op enkele plekken staan nog oude bouwsteden met ensembles van (voormalige) agrarische bedrijven.

Mauritsweg

De Mauritsweg wordt gekenmerkt door een smal straatprofiel en vooral lage rijwoningen met één bouwlaag en een kap. Veel woningen staan direct aan de straat zonder voortuin, andere woningen hebben een ondiepe tuinstrook. Aan de straatzijde zijn veel dakkapellen gerealiseerd. Het is gezien het smalle profiel van belang dat de hoofdmassa van de gebouwen niet te veel wordt aangetast door verschillende aan-, uit- en opbouwen aan de straatzijde.

G. Frohilstraat e.o / Witbloemstraat e.o

Aan de J.C. Backstraat, G. Frohilstraat, Ds Sleeswijk Visserstraat, Linnenstraat, Blauwbloemstraat en Witbloemstraat staan rijwoningen binnen kleine dorpsuitbreidingsprojecten uit de jaren '50 – '70. De buurtjes hebben een eenduidige ruimtelijke opbouw. Er is van vanuit westelijke naar oostelijke richting ontwikkeld. In de loop der jaren is aan een deel van de woningen extra woonruimte toegevoegd door verhogingen van de nok. Deze verhoging is nagenoeg niet zichtbaar vanaf de straatzijde. Aan de achterzijde is een extra raampartij toegevoegd. Deze toevoeging past binnen het straatbeeld en kan in vergelijkbare situaties in deze buurten overal worden toegestaan.

Schalksedijkje en Sandelingeweg

Het buurtje aan de Schalksedijkje en Sandelingeweg heeft een geheel eigen karakter door de lossere stedenbouwkundige opzet met bungalowwoningen op ruimte kavels. Op een aantal kavels, zijn na verloop van tijd een afwijkend typen ontwikkeld met een grotere maatvoeringen en een andere architectuur (bijvoorbeeld met een kap).

Mauritshoek

Aan de westzijde van de Mauritsweg is eind jaren '70 van de vorige eeuw een woonbuurtje ontwikkeld met een meer diffuse structuur door verspringende rooilijnen en oriëntaties. Karakteristiek is de wisseling van voor- en achterkanten langs de woonstraten met een woonerfachtige structuur. Hier staan verschillende typen grondgebonden woningen. De dynamiek in dit buurtje is gering.

Dominee Allendorpstraat

De laatste projectmatige uitbreiding van Rijsoord is aan de zuidoostzijde gerealiseerd aan de Dominee van Allendorpstraat. Het betreft een klein buurtje met een eenvoudige opzet met twee-onder-één-kapwoningen en een appartementengebouw met aanliggende (senioren)woningen. Gezien de woningtypen is de dynamiek in dit buurtje beperkt.

Hoofdstuk 3 Uitgangspunten En Uitleg Regeling

3.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt de keuze voor het instrument beheersverordening uiteengezet en een uitleg gegeven bij de planologische regeling.

3.2 Keuze Voor Beheersverordening

De Wet ruimtelijke ordening (Wro) beidt gemeenten de mogelijkheid om in plaats van een bestemmingsplan een beheersverordening voor een gebied vast te stellen. Een beheersverordening vormt, net als het bestemmingsplan, het kader waaraan onder andere bouwaanvragen worden getoetst en op basis waarvan de gemeente handhavend kan optreden op het moment dat in strijd met bepalingen uit de verordening wordt gehandeld (denk aan illegale gebruiksvormen of illegale bebouwing).

De Wro heeft een bovengrens gesteld voor gebieden waarvoor de verordening kan worden toegepast. Een beheersverordening vormt namelijk een beheerregeling voor het bestaand gebruik voor een gebied waarin geen ruimtelijke ontwikkelingen zijn voorzien binnen de horizon van de verordening. Onder beheerregeling wordt zowel een regeling voor de daadwerkelijk aanwezige situatie verstaan, als een regeling voor planologische ruimte. Dit betekent dat de beheersverordening kan worden ingezet voor gebieden waar op korte en middellange termijn (circa de komende 10 jaar) geen ontwikkelingen worden verwacht die afbreuk doen aan het bestaande straat- en functiebeeld van het betreffende gebied. Naast de bestaande situatie, kan de beheersverordening ook voorzien in planologische ruimte, zolang hiermee geen ruimtelijke ontwikkeling ontstaat.

De gemeente is gehouden aan de zogenoemde actualiseringsplicht op grond van artikel 3.1 Wro. Deze actualiseringsplicht betekent dat de gemeente ervoor dient te zorgen dat het hele grondgebied is voorzien van actuele bestemmingsplannen of beheersverordeningen, dat wil zeggen niet langer dan 10 jaar geleden vastgesteld.

De gemeente kiest er voor om voor Rijsoord een beheersverordening vast te stellen. Deze beheersverordening heeft tot doel de bestaande situatie te beheren.

Gebleken is dat het huidige planologische kader van onderhavig beheersgebied nog voldoende actueel is. Binnen deze regeling worden geen ongewenste ontwikkelingen en mogelijkheden geboden. Er is daarom voor gekozen uit te gaan van de planologische mogelijkheden zoals nu in de vigerende bestemmingsplannen zijn opgenomen.

3.3 Uitleg Van De Regeling

3.3.1 Uitgangspunten van de regeling

De beheersverordening is gebaseerd op de volgende uitgangspunten:

  • beheer van de bestaande legale situatie (gebruik en bouwen);
  • (in principe) het behoud van de planologische ruimte zoals deze in de geldende plannen is opgenomen en de in de tussentijd verleende ontheffingen/afwijkingen.

Zowel het behoud van de bestaande situatie als het behoud van de planologische ruimte vormen de onderlegger voor de beheersverordening. Om de planologische ruimte uit de vigerende plannen in deze verordening over te nemen, is de regeling uit de vigerende plannen in deze verordening overgenomen.

In de regeling is expliciet bepaald dat indien de bestaande legale situatie afwijkt van hetgeen op het kaartbeeld en/of in de regels is bepaald, de bestaande legale situatie alsnog is toegestaan.

Met de inwerkingtreding van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) is een aantal termen die gebruikt werden in de voorgaande bestemmingsplannen niet meer actueel. In plaats van een 'aanlegvergunning', wordt nu gesproken van een 'omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden' en in plaats van een ontheffing of vrijstelling, is nu sprake van een afwijking. De inhoud en de bedoeling van de regels wijzigen echter niet, er is sprake van een nieuwe naam van de vergunningen. In deze verordening is aangegeven hoe deze vergunningen nu moeten worden gelezen.

3.3.2 Bestemmingsplan Rijsoord 1997

Het vigerende bestemmingsplan 'Rijsoord 1997' is het basisplan dat binnen het verordeningsgebied vigeert. De regeling en bijbehorende kaart zijn om die reden in artikel 2 vastgelegd en opgenomen als bijlage bij de regels van de verordening.

Wijzigingsbevoegdheden uit het vigerende plan kunnen binnen een beheersverordening echter niet worden overgenomen. Voor wijzigingsbevoegdheden geldt dat deze ontwikkelingen mogelijk maken die afwijken van ofwel de bestaande ruimtelijke structuur ofwel de bestaande functionele structuur. Om die reden stroken deze regelingen niet met het doel van een beheersverordening als instrument. De wijzigingsbevoegdheden zijn daarom uitgesloten via artikel 2. Hetzelfde geldt voor nadere eisen. De wet staat niet toe dat de verordening een dergelijke regeling bevat.

De uitgewerkte wijzigingsbevoegdheden kunnen wel als zodanig opgenomen worden in de beheersverordening. Het opgenomen wijzigingsplan 'Rijsoord 1997 - 2e wijziging' is voorzien van een apart besluitvlak.

3.3.3 Overige legale situaties

Situaties die niet voldoen aan de ter plaatse geldende regeling, maar wel legaal tot stand gekomen zijn, blijven eveneens toegestaan. Dit is bepaald in artikel 3.

Het kan daarbij gaan om zowel bouw- als gebruiksmogelijkheden overeenkomstig een eerder doorlopen ruimtelijke procedure, zoals artikel 19 procedures.

Voor de volgende ontwikkelingen is een artikel 19 procedure doorlopen:

  • de realisatie van volkstuinen met daarbij behorende hobbykassen en bergingen voor gereedschappen;
  • bouwplan voor de bouw van een vrijstaande woning op de percelen Waaldijk 119, 121, 125 en 127;
  • het realiseren van een aanbouw aan de woning op het perceel Govert Flohillstraat 13;
  • de bouw van 6 woningen met inpandige garage, 6 tuinkasten en een doorlopende steiger op het perceel Waaldijk 47;
  • het realiseren van een bouwplan voor de openbare basisschool de Piramide aan de Gerard Alewijnzstraat;
  • de bouw van een woning met inpandige garage en aangebouwde berging/atelierruimte op het peceel Waaldijk 117;
  • de bouw van 25 woningen Rijksstraatweg/Rijsoordsestraat/Pruimendijk;
  • uitbreiden van de woning op het perceel Rijksstraatweg 89;
  • gebruik panden Rijksstraatweg 46 a en 46b ten behoeve van kantoren;
  • uitbreiden garage bij de woning op de percelen aan de Rijksstraatweg 39a en 39b;
  • bouw van een woning op het perceel Rijksstraatweg 185;
  • realisatie uitbreiding aan de achterzijde van de woning op het perceel Waaldijk 91;
  • aanpassen aanbouw en het bouwen van een bijgebouw op het perceel Rijksstraatweg 62;
  • uitbreiden en verhogen atelier op het perceel Pruimendijk 17;
  • uitbreiden van de woning op het perceel Rijksstraatweg 136.

Archeologische waarden

Na vaststelling van de bovengenoemde plannen is nieuw archeologisch beleid opgesteld door de provincie Zuid-Holland.

De nadere onderbouwing van dit sectorale aspect is opgenomen in paragraaf 5.2, waaruit blijkt dat binnen het verordeningsgebied middelhoge tot hoge archeologische verwachtingswaarden voorkomen. Voor deze gebieden is een minimum oppervlakte van 100 m2 en/of dieptemaat van 30 cm bepaald die archeologisch onderzoek verplicht stelt bij ruimtelijke ontwikkelingen.

De bijbehorende regels die op basis van deze verwachtingswaarde van toepassing zijn, zijn opgenomen in Bijlage 4 van de regels. Deze zijn verankerd in artikel 2 sub b. Deze regeling ter bescherming van de archeologische (verwachtings)waarden geldt ter aanvulling op de bovengenoemde regelingen.

Overgangsregels

Deze beheersverordening kent geen overgangsregels. Dit wordt niet nodig geacht omdat al het legale gebruik en alle legale bouwwerken expliciet zijn toegestaan in deze verordening via artikel 3.

3.4 Aanvullende Ruimtelijke Instrumenten

De beheersverordening is slechts één van de beschikbare instrumenten voor het ruimtelijke beheer van het plangebied en kan niet los worden gezien van de andere instrumenten die ook voor het beheer kunnen worden benut. Het gaat daarbij om het volgende:

  • het welstandstoezicht;
  • het vergunningvrij bouwen;
  • de planologische kruimelgevallen;
  • omgevingsvergunning voor afwijken van de beheersverordening te voorzien van een ruimtelijke onderbouwing, ook wel de planologische omgevingsvergunning genoemd.

3.4.1 Welstandstoezicht

In het kader van het welstandstoezicht wordt het uiterlijk van een bouwwerk beoordeeld aan de hand van de zogenaamde redelijke eisen van welstand. Deze eisen zijn voor het plangebied vastgelegd in de gemeentelijke welstandsnota. Een aanvraag voor een omgevingsvergunning bouwactiviteiten wordt getoetst aan de welstandseisen. Daarmee is het welstandstoezicht een instrument voor het beheer van de ruimtelijke kwaliteit van een gebied, net zoals de beheersverordening of een bestemmingsplan.

3.4.2 Het vergunningvrij bouwen

In bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (Bor) zijn bouw- en gebruiksactiviteiten opgenomen waarvoor geen omgevingsvergunning nodig is. Daarbij is onderscheid gemaakt tussen twee categorieën van vergunningvrije activiteiten:

  • de geheel vergunningvrije activiteiten uit artikel 2 van Bijlage II, die niet binnen een bestemmingsplan of beheersverordening hoeven te passen, zoals aan- of uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen, zonnepanelen, vlaggenmasten, erfafscheidingen, nutsgebouwtjes, dakkapellen, antenne-installaties, straatmeubilair, containers voor huisvuil en installaties voor het regelen van het verkeer;
  • de activiteiten uit artikel 3 van bijlage II, die alleen vergunningvrij zijn als zij passen binnen een bestemmingsplan of beheersverordening, zoals bouwwerken op het achtererf die hoger zijn dan 5.00 m, openbare speeltoestellen en onder omstandigheden veranderingen aan bouwwerken.

Voor beide categorieën gelden enkele uitzonderingen op het vergunningvrij bouwen.

Voor de vergunningvrije activiteiten uit bijlage II, artikel 2 is geen procedure van toepassing. Deze kunnen zonder meer worden uitgevoerd. Voor activiteiten uit bijlage II artikel 3, is een procedure voor het gebruik van toepassing.

3.4.3 Planologische kruimelgevallen

In bijlage II van het Bor zijn ook de zogenaamde planologische kruimelgevallen opgenomen. Het gaat om zogenaamde bijbehorende bouwwerken, die groter zijn dan de bouwvergunningvrije bouwwerken, infrastructurele en nutsvoorzieningen, antennes tot 40 m, duurzame energie-installaties, evenementen en gebruiksveranderingen tot maximaal 1.500 m2 binnen de bebouwde kom, inclusief inpandige bouwactiviteiten.

Voor de activiteiten die via kruimelgevallenregeling mogelijk kunnen worden gemaakt geldt de reguliere voorbereidingsprocedure van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Dit betekent dat er een beslistermijn van 8 weken geldt na ontvangst van de aanvraag. Nadat de vergunning is verleend staat tegen de vergunning bezwaar en beroep open.

3.4.4 Planologische omgevingsvergunning

Voor - de op dit moment - onvoorziene ontwikkelingen, die niet met de voorgaande instrumenten zijn in te passen, biedt de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht de mogelijkheid van de beheersverordening af te wijken. Dit kan alleen als wordt aangetoond dat de beoogde ontwikkeling in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. Mocht zich gedurende de looptijd van een plan zodoende een situatie voordoen die niet in de beheersverordening is in te passen, en ook niet met voorgaande instrumenten kan worden toegestaan, zal deze situatie worden beoordeeld in het kader van de gevolgen die de betreffende ontwikkeling voor de ruimtelijke kwaliteit heeft.

Voor het bouwen/gebruiken met een ruimtelijke onderbouwing geldt de uitgebreide voorbereidingsprocedure. Deze procedure omvat een termijn waarin de ontwerpvergunning ter inzage wordt gelegd en een ieder zijn of haar zienswijze kan indienen. De procedure heeft een beloop van 6 maanden. Nadat de vergunning is verleend staat hiertegen direct beroep open.

3.4.5 Toepassing van de instrumenten in aanvulling op de beheersverordening

Bij het opstellen van de Beheersverordening 'Rijsoord' is rekening gehouden met de mate waarin de bovengenoemde instrumenten kunnen worden ingezet in het verordeningsgebied. Gelet op de mogelijkheden die het vergunningvrij bouwen biedt en met name ook de planologische kruimelgevallen, is ervoor gekozen bepaalde bouw- en gebruiksmogelijkheden niet in de beheersverordening op te nemen.

Bij deze keuze heeft de strekking van het instrument de beheersverordening een belangrijke rol gespeeld. De beheersverordening is bedoeld om de bestaande situatie te beheren. Op het moment dat zich een geval voordoet die niet als passend binnen de 'bestaande situatie' kan worden beschouwd, kunnen de eerder genoemde alternatieve instrumenten worden ingezet. Voorbeelden van activiteiten waarvan wordt verwacht dat deze in het gebied zullen voorkomen zijn:

  • vergunningvrij bouwen van algemene voorzieningen, zoals vuilcontainers, straatmeubilair, etc;
  • gebruiksveranderingen via de kruimelgevallenregeling.

Het vergunningvrij bouwen is een wettelijk recht. De gemeente kan hier geen invloed op uitoefenen. Dit is anders voor de activiteiten uit de kruimelgevallenregeling. Deze activiteiten moet de gemeente eerst goedkeuren voordat deze kunnen worden uitgevoerd.

Hoofdstuk 4 Beleidsaspecten

4.1 Inleiding

In het kader van deze beheersverordening is getoetst welke beleidsstukken op rijks-, provinciaal en gemeentelijk niveau relevant zijn. Gelet op de uitgangspunten van deze beheersverordening - voortzetting van de bestaande situatie, inclusief de planologische mogelijkheden - is met name stilgestaan bij beleid dat eventuele consequenties voor de beheersverordening kan of dient te hebben. Omdat de beheersverordening ziet op het beheer van de bestaande situaties is een uitgebreidere toetsing niet noodzakelijk. De conclusie is dat deze beleidsaspecten de totstandkoming van de beheersverordening niet in de weg staan.

4.2 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) (13 maart 2012)

Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op 13 nationale belangen. Voor Ridderkerk relevante belangen zijn:

  • een excellent en internationaal bereikbaar vestigingsklimaat in de stedelijke regio's met een concentratie van topsectoren;
  • een robuust hoofdnetwerk van weg en vaarwegen rondom en tussen de belangrijkste stedelijke regio's inclusief de achterlandverbindingen;
  • het in stand houden van de hoofdnetwerken van weg, spoor en vaarwegen om het functioneren van de netwerken te waarborgen;
  • betere benutting van de capaciteit van het bestaande mobiliteitssysteem van weg en vaarwegen;
  • ruimte voor het hoofdnetwerk voor vervoer van (gevaarlijke) stoffen via buisleidingen;
  • verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water) en bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico's;
  • ruimte voor waterveiligheid, een duurzame zoetwatervoorziening en klimaatbestendige stedelijke (her)ontwikkeling;
  • ruimte voor behoud en versterking van (inter-)nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten;
  • zorgvuldige afwegingen en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke plannen.

Deze belangen zijn vertaald in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro).

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

Het Barro (voorheen AMvB Ruimte) bevat inhoudelijke regels van de rijksoverheid waaraan bestemmingsplannen, provinciale inpassingsplannen, uitwerkingsplannen, wijzigingsplannen, beheersverordeningen en omgevingsvergunningen met ruimtelijke onderbouwing moeten voldoen. Het Barro bevat regels over Project Mainportontwikkeling Rotterdam (Maasvlakte II), Kustfundament, Grote rivieren, Waddenzee en Waddengebied, Defensie (militaire terreinen, munitie, militaire luchtvaart) en Erfgoed (Unesco).

Het Barro bevat geen bepalingen die een specifieke opdracht betekenen voor Rijsoord.

4.3 Provinciaal Beleid

Provinciale Structuurvisie

In deze 'Visie op Zuid-Holland' beschrijft de provincie haar doelstellingen en provinciale belangen. De structuurvisie geeft de visie voor 2020 met bijbehorende uitvoeringsstrategie. Daarnaast is er een doorkijk naar 2040.

De kern van Visie op Zuid-Holland is het versterken van samenhang, herkenbaarheid en diversiteit binnen Zuid-Holland. Dit draagt bij aan een goede kwaliteit van leven en een sterke economische concurrentiepositie. Duurzame ontwikkeling en klimaatbestendigheid zijn belangrijke pijlers. Dit wil Zuid-Holland bereiken door realisering van een samenhangend stedelijk en landschappelijk netwerk. Goede bereikbaarheid, een divers aanbod van woon- en werkmilieus in een aantrekkelijk landschap met ruimte voor water, landbouw en natuur, zijn daarin kenmerkende kwaliteiten.

Visie op Zuid-Holland is opgebouwd uit vijf integrale hoofdopgaven, namelijk:

  • aantrekkelijk en concurrerend internationaal profiel;
  • duurzame en klimaatbestendige deltaprovincie;
  • divers en samenhangend stedelijk netwerk;
  • vitaal, divers en aantrekkelijk landschap;
  • stad en land verbonden.

Verordening Ruimte

In samenhang met de structuurvisie is ook de Verordening Ruimte vastgesteld. De regels in deze verordening zijn bindend en werken door in gemeentelijke plannen. Het volgende artikel is relevant voor deze beheersverordening:

Artikel 2 Contouren

Om het stedelijk netwerk te versterken kiest de provincie het uitgangspunt om verstedelijking zoveel mogelijk in bestaand bebouwd gebied te concentreren. Hiermee wordt de kwaliteit van het bebouwde gebied behouden en versterkt. Om dit te bereiken zijn het stedelijk netwerk en alle daarbuiten gelegen kernen in Zuid-Holland voorzien van bebouwingscontouren. Deze geven de grens van de bebouwingsmogelijkheden voor wonen en werken weer. De bebouwingscontouren zijn strak getrokken om het bestaand stedelijk gebied en kernen. Er is rekening gehouden met de vastgelegde streekplangrenzen en plannen waar de provincie al mee heeft ingestemd. Verstedelijking buiten deze bebouwingscontouren is in principe niet toegestaan.

Het verordeningsgebied is binnen de contour gelegen en maakt bovendien geen extra verstedelijking mogelijk. Deze beheersverordening is om die reden in overeenstemming met de provinciale verordening.

Actualisering Provinciale structuurvisie en Verordening Ruimte (januari 2013)

De actualiseringen van de Provinciale structuurvisie en Verordening Ruimte (tot en met januari 2013) bevat geen relevante passages en artikelen waarmee in deze beheersverordening specifiek rekening dient te worden gehouden.

4.4 Gemeentelijk Beleid

Structuurvisie Ridderkerk 2020

Als belangrijke kernkwaliteit van Ridderkerk wordt aangegeven dat de Ridderkerker in de gemeente zelf kan wonen en werken. Alle wijken in Ridderkerk dienen levensloopbestendig en geschikt te zijn voor alle leeftijden. Dit geldt dus ook voor Rijsoord. Veel woningen in Ridderkerk voldoen niet meer aan de wensen van de huidige en toekomstige woonconsument. Ridderkerk wil niet meer gaan bouwen in het landschap, maar ook vanuit de duurzaamheid inzetten op kwaliteitsverbetering van het bestaand stedelijk gebied.

De beleidskeuze voor de dorpen Rijsoord en Oostendam heeft betrekking op het in stand houden van de kleine aantrekkelijke (woon)dorpen in het landschap. De Waal en het omliggende landschap zijn de visitekaartjes van de dorpen. Om de rust en het karakter van deze parels te behouden is goed beheer noodzakelijk. Rijsoord ligt op relatief grote afstand van Ridderkerk en hebben een beperkte binding met het centrum van Ridderkerk. Het voorzieningenniveau in de dorpen is beperkt, maar toereikend. Door goede langzaam verkeer en openbaar vervoersvoorzieningen zijn de voorzieningen van Ridderkerk goed te bereiken. De auto blijft echter een belangrijk vervoersmiddel voor het dorp. De rust in het dorp is een bijzondere kwaliteit. Gestapelde bebouwing en grote uitbreidingslocaties tasten het idyllische karakter aan. De beperkt beschikbare ruimte dient strategisch te worden ingezet voor vooral starters- en seniorenwoningen. In 2020 is het aanzicht van het dorp nauwelijks veranderd. Door goed beheer zal de kwaliteit verder toenemen. Ook in 2020 kunnen Ridderkerkers hier rustig wonen in een dorpse, gezellige en lommerrijke sfeer.

Wijkontwikkelingsprogramma Rijsoord (2009)

Uit het wijkontwikkelingsprogramma Rijsoord en Oostendam valt op te maken dat bewoners gemiddeld lang in Rijsoord wonen. In geval van verhuizing willen veel bewoners in of nabij het dorp blijven wonen. Door de bewoners wordt dan ook aandacht gevraagd voor de bevolkingsopbouw en de sociale samenhang. Beide worden beïnvloed door de in- en uitstroom van bewoners. Deze is in de koopsector niet te beïnvloeden en in de huursector slechts beperkt. In de kern Rijsoord zijn op enkele locaties bedrijfsactiviteiten toegestaan. Nieuwe ontwikkelingen in de vorm van grootschalige bedrijfsactiviteiten zijn niet aan de orde.

Hoofdstuk 5 Sectorale Aspecten

5.1 Inleiding

In het kader van de beheersverordening heeft voor het verordeningsgebied een scan plaatsgevonden van relevante omgevingsaspecten in het gebied. Dit onderzoek is beperkt van aard, omdat de beheersverordening gericht is op instandhouding van de bestaande situatie met de bestaande kwaliteit. Het onderzoek richtte zich erop te bepalen of in het gebied vanuit het oogpunt van milieu, natuur, verkeer of water aanleiding bestaat tot het treffen van maatregelen. Hiervoor is een toets uitgevoerd op het voldoen aan wet- en regelgeving.

5.2 Archeologie

Toetsingskader: Monumentenwet 1988

Onderzoek en conclusie

Op grond van de Monumentenwet 1988 dient rekening te worden gehouden met aanwezige dan wel te verwachten archeologische monumenten. Voor het verordeningsgebied geldt op basis van de provinciale waardenkaart een middelhoge tot hoge archeologische verwachting. Om deze waarden te beschermen is in de verordening een beschermde regeling opgenomen die ertoe leidt dat bij bodemwerkzaamheden vanaf een bepaalde diepte en/of omvang eerst archeologisch onderzoek dient plaats te vinden, voordat die werkzaamheden mogen worden uitgevoerd.

5.3 Bodem

Toetsingskader: Wet bodembescherming

Onderzoek en conclusie

In de Wet bodembescherming is bepaald dat bij functiewijzigingen onderzocht dient te worden of de bodemkwaliteit voldoende is voor de betreffende functiewijziging. Deze beheersverordening is gericht op instandhouding van de bestaande planologische situatie. Er wordt in de beheersverordening geen functiewijziging mogelijk gemaakt waarbij rekening moet worden gehouden met de bodemkwaliteit ter plaatse. Hierdoor is geen nader bodemonderzoek noodzakelijk. Het aspect bodem staat de vaststelling van de beheersverordening niet in de weg.

5.4 Ecologie

Toetsingskader: Flora- en faunawet en Natuurbeschermingswet 1998

Onderzoek en conclusie

Er dient onderzocht te worden of de Flora- en faunawet, de Natuurbeschermingswet 1998 en het beleid van de provincie ten aanzien van de Ecologische Hoofdstructuur, de uitvoering van het plan niet in de weg staan. De beheersverordening staat geen ontwikkelingen toe, die een negatieve invloed hebben op de omliggende natuurgebieden of voor de in het wild levende dieren en planten, alsmede voor hun directe leefomgeving. Vanuit ecologisch oogpunt zijn er geen bezwaren voor vaststelling van de beheersverordening.

5.5 Externe Veiligheid

Toetsingskader: Besluit externe veiligheid inrichtingen, Besluit externe veiligheid buisleidingen en Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen

Onderzoek en conclusie

In (de directe omgeving van) het verordeningsgebied zijn geen risicovolle inrichtingen gelegen die van invloed zijn op de veiligheidssituatie in het gebied. Deze inrichtingen worden ook niet mogelijk gemaakt met deze beheersverordening.

Er vindt wel vervoer van gevaarlijke stoffen plaats over wegen en door een hogedrukaardgasleiding. Het betreft het vervoer van gevaarlijke stoffen over de Rijkswegen A15/A16 en door de buisleiding A555-KR door het verordeningsgebied.

Hogedruk aardgasleiding

In afbeelding 5.1 is de locatie van de hogedruk aardgasleiding weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0597.BVRIJSOORD2013-VG01_0002.jpg"Afbeelding 5.1: Hogedruk aardgasleiding binnen het verordeningsgebied

De hogedruk aardgasleiding beschikt over een effectafstand van 490 m. Deze effectafstand ligt evenals de leiding binnen het verordeningsgebied. De beheersverordening maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk ten opzichte van de huidige planologische situatie. Het groepsrisico zal hierdoor niet toenemen als gevolg van de beheersverordening. Een verantwoording van het groepsrisico is verderop opgenomen in deze paragraaf.

Rijkswegen A15/A16

De rijkswegen beschikken conform het basisnet weg over een veiligheidszone van 66 m en een plasbrandaandachtsgebied van 30 m vanaf de buitenste wegrand. De beheersverordening maakt geen ontwikkelingen mogelijk ten opzichte van de huidige planologische situatie. Nieuwe ontwikkelingen binnen de veiligheidszone of binnen het plasbrandaandachtsgebied worden dan ook niet mogelijk gemaakt met deze beheersverordening. Het groepsrisico is in de huidige situatie kleiner dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde. De beheersverordening zorgt niet voor een toename van het groepsrisico. Het groepsrisico zal hierdoor na vaststelling van de beheersverordening nog steeds minder dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde bedragen.

Kijfhoek

Het rangeerterrein Kijfhoek is een inrichting die onder het Bevi valt en beschikt over een milieuvergunning. Deze vergunning is in september 2012 door de Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid verleend namens de provincie Zuid-Holland. In deze vergunning is rekening gehouden met de verwachte groei van het goederenvervoer over het spoor (tot 2020) en zijn acceptabele veiligheidsrisico's voor de omgeving gegarandeerd.

De verleende vergunning voor Kijfhoek sluit aan bij het 'Beheerplan Groepsrisico Kijfhoek'. Uit dit beheerplan blijkt dat het verordeningsgebied deels binnen het invloedsgebied van Kijfhoek is gelegen. Uit het beheerplan blijkt tevens dat het goepsrisico voor Kijfhoekonder de oriëntatiewaarde ligt. De intentie is om ook in de toekomst het groepsrisico blijvend onder de oriëntatiewaarde te houden. Het beheer van het groepsrisico wordt bereikt door het uitvoeren van berekeningen en/of het verwerken van plangegevens voor alle te wijzigen of nieuwe plannen in het invloedsgebied van Kijfhoek. Aangezien voorliggende beheersverordening consoliderend van aard is en geen ontwikkelingen mogelijk maakt, heeft de vaststelling hiervan geen invloed op de hoogte van het GR als gevolg van dit rangeerterrein. Een uitgebreide verantwoording van het GR is daarom niet noodzakelijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0597.BVRIJSOORD2013-VG01_0003.png"

Figuur 5.2 Ligging PR 10-6-risicocontour nabij het verordeningsgebied (bron: www.risicokaart.nl)

Verantwoording GR

Effectscenario

Het scenario “Volledige breuk van de aardgastransportleiding” is maatgevend voor de omvang van het groepsrisico. Een volledige breuk van de aardgastransportleiding kan optreden als gevolg van een (ernstige) beschadiging. Bijvoorbeeld als gevolg van graafwerkzaamheden uitgevoerd door derden in de directe omgeving van de aardgastransportleiding. Indien de aardgastransportleiding ineens breekt, komt er een grote hoeveelheid aardgas vrij. Dit aardgas zal in de meeste gevallen direct ontsteken, wat een (verticale) fakkel tot gevolg heeft. De fakkel kan afhankelijk van de eigenschappen van de aardgastransportleiding tot een hoogte van enkele honderden meters reiken. Buiten de fakkel kunnen mensen komen te overlijden als gevolg van de warmtestraling. Op grotere afstand van de fakkel (buiten de 100% letaliteitzone) worden personen tegen de warmtestraling van de fakkel beschermd indien ze zich binnen bevinden. De mate waarin personen binnen het gebied beschermd worden tegen de warmtestraling van de fakkel is afhankelijk van waar de leidingbreuk optreedt, en of ze zich binnen of buiten bevinden.

Maatregelen ter beperking van risico's

Voor buisleidingen geldt dat de Rijksoverheid met wettelijke regels en richtlijnen ruimte heeft gereserveerd voor het vervoer van gevaarlijke stoffen teneinde aan de toekomstige ruimtevraag te kunnen voldoen. Omleiden van transporten is dan ook geen optie. Omdat er al sprake is van vigerende gebruiksmogelijkheden zonder ontwikkelingen leidt dit niet tot extra personen en is er ook geen mogelijkheid om het externe veiligheidsrisico te verlagen door vermindering van de aanwezigheid van personen. Er zijn daarom geen mogelijkheden om deze risico's te beperken.

Maatregelen ter beperking van effecten

Deze beheersverordening legt de huidige planologische situatie vast. Er is geen sprake van ontwikkelingen. Binnen de beheersverordening is er geen ruimte voor de realisatie van maatregelen.

Mogelijkheden voor bestrijdbaarheid van calamiteiten

Aangenomen wordt dat het verordeningsgebied voldoende toegankelijk is voor hulpdiensten en dat er voldoende primaire, secundaire en tertiaire bluswatervoorzieningen aanwezig zijn. De beheersverordening legt enkel de huidige planologische situatie vast, er wordt vanuit gegaan dat in de huidige situatie voldaan wordt aan de toegankelijkheid en hoeveelheid bluswater.

Beschouwing van zelfredzaamheid

In het gebied is geen sprake van de aanwezigheid van groepen personen met een verminderde zelfredzaamheid zodat er geen bijzondere maatregelen nodig zijn. In het algemeen wordt gesteld dat de zelfredzaamheid van de aanwezige personen kan worden verhoogd door het bieden van handelingsperspectief. Voor het gebied geldt, evenals de rest van Ridderkerk, dat er wordt gezorgd voor een dekking van het Waarschuwings- en alarmeringssysteem (WAS).

Er wordt geconcludeerd dat het aspect externe veiligheid de vaststelling van de beheersverordening niet in de weg staat.

5.6 Luchtkwaliteit

Toetsingskader: grenswaarden uit de Wet milieubeheer en Besluit niet in betekenende mate (nibm)

Onderzoek en conclusie

De beheersverordening maakt geen ontwikkelingen mogelijk die van invloed zijn op de concentraties luchtverontreinigende stoffen. Formele toetsing aan de grenswaarden uit de Wet luchtkwaliteit kan daarom achterwege blijven.

5.7 Bedrijven En Milieuhinder

Toetsingskader: Richtafstanden uit de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009)

Onderzoek en conclusie

In het beheersgebied zijn in de huidige situatie onder andere woningen, bedrijven met categorie 2 en 3.1, horecadoeleinden en maatschappelijke doeleinden aanwezig. De functies zijn reeds in de bestaande situatie aanwezig en passen binnen de algemene toelaatbaarheid en vormen daardoor geen belemmering voor de vaststelling van de beheersverordening. In het gebied vinden door middel van deze beheersverordening geen ontwikkelingen plaats. Er worden dan ook geen (nieuwe) hinder veroorzakende of hinder gevoelige functies mogelijk gemaakt. Een nader onderzoek naar milieuhinder van bedrijvigheid en horeca is niet noodzakelijk. Geconcludeerd wordt dat er ter plaatse van de woningen in en rondom het verordeningsgebied sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Het aspect bedrijven en milieuhinder staat de vaststelling van de beheersverordening dan ook niet in de weg.

5.8 Water

Toetsingskader: Waterwet/watertoets/Besluit ruimtelijke ordening

Onderzoek en conclusie

Het verordeningsgebied ligt binnen het beheersgebied van het waterschap Hollandse Delta, dat verantwoordelijk is voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer.

De beheersverordening maakt geen ontwikkelingen mogelijk die voor een grote toename in verharding van het oppervlak zorgen. Het gebied is in de huidige situatie al grotendeels verhard. Watercompensatie is voor deze beheersverordening dan ook niet noodzakelijk. De ontwikkeling heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundig systeem ter plaatse.

5.9 Conclusie

Deze beheersverordening legt de bestaande situatie vast, terwijl kleinschalige ruimtelijke wijzigingen mogelijk blijven binnen het bestaande planologische toelaatbare gebruik. Gezien het feit dat er geen ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt binnen het verordeningsgebied heeft er een scan plaats gevonden naar de omgevingsaspecten. Geconcludeerd wordt dat geen van de omgevingsaspecten het vaststellen van de beheersverordening in de weg staan.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Economische Uitvoerbaarheid

De beheersverordening is een planologisch instrument dat conserverend van aard is. Gezien het karakter van de beheersverordening, zullen er aan de uitvoerbaarheid daarvan (met uitzondering van de ambtelijke kosten voor het opstellen en vaststellen van de verordening) dan ook geen kosten verbonden zijn. De economische uitvoerbaarheid van de beheersverordening is om die reden verzekerd.

6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

De voorliggende beheersverordening legt de bestaande situatie vast en continueert zoveel mogelijk de vigerende (bestemmings)planregeling. Zoals in hoofdstuk 2 al aan de orde is gekomen, zijn er geen ontwikkelingen voor het verordeningsgebied voorzien. Ook zijn er geen particuliere initiatieven bekend die tot een ander inzicht ten aanzien van de planologische ruimte zouden moeten leiden. De maatschappelijke uitvoerbaarheid van de beheersverordening is, gezien het voorgaande, verzekerd.