KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Bouw- En Gebruiksregels
Artikel 3 Aanvullende Bouw- En Gebruiksregels
Artikel 4 Inwerkingtreding
Artikel 5 Citeertitel
Bijlagen
Bijlage 1 Voorschriften Bestemmingsplan Bedrijventerrein Woude
Bijlage 2 Plankaart Bestemmingsplan Bedrijventerrein Woude
Bijlage 3 Voorschriften Bestemmingsplan Ringdijk-de Woude
Bijlage 4 Plankaart Bestemmingsplan Ringdijk-de Woude
Bijlage 5 Regels Wonen
Bijlage 6 Regels Waarde - Archeologie 1
Bijlage 7 Regels Waarde - Archeologie 2
Bijlage 8 Regels Waarde - Archeologie 3
Bijlage 9 Regels Waarde - Archeologie 4
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 De Beheersverordening
1.2 Ligging Verordeningsgebied
1.3 Vigerende Plannen
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Beschrijving Verordeningsgebied
Hoofdstuk 3 Uitgangspunten En Uitleg Regeling
3.1 Inleiding
3.2 Keuze Voor Beheersverordening
3.3 Uitleg Van De Regeling
3.4 Aanvullende Ruimtelijke Instrumenten
Hoofdstuk 4 Beleidsaspecten
4.1 Inleiding
4.2 Rijksbeleid
4.3 Provinciaal Beleid
4.4 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 5 Sectorale Aspecten
5.1 Inleiding
5.2 Archeologie
5.3 Bodem
5.4 Ecologie
5.5 Externe Veiligheid
5.6 Luchtkwaliteit
5.7 Bedrijven En Milieuhinder
5.8 Water
5.9 Conclusie
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Economische Uitvoerbaarheid
6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

Woude

Beheersverordening - gemeente Ridderkerk

Vastgesteld op 24-03-2014 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 verordening

de beheersverordening 'Woude' van de gemeente Ridderkerk.

1.2 verordeningsgebied

het gebied waarop deze verordening van toepassing is, zoals vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0597.BVWoude-VG01 met bijbehorende regels en bijlagen.

1.3 aan- en uitbouw

een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van en in volume ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.4 aan-huis-gebonden bedrijf

het op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, voor zover sprake is van een inrichting type A, zoals bedoeld in het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit) en die door de beperkte omvang in een gedeelte van een woning en de daarbij behorende bebouwing worden uitgeoefend.

1.5 aan-huis-gebonden beroep

het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch of daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, dan wel het uitoefenen van een beroep op medisch, paramedisch of therapeutisch gebied, welke door hun beperkte omvang in een gedeelte van een woning en de daarbij behorende bebouwing worden uitgeoefend.

1.6 achtererf

de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn achter de achtergevellijn van het hoofdgebouw.

1.7 afhankelijke woonruimte

een bijgebouw bij een woning, dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met die woning en waar een gedeelte van de huishouding, zoals gehuisvest in die woning, uit een oogpunt van mantelzorg is ondergebracht.

1.8 besluitvlak

een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waarvoor ingevolge deze verordening regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of bebouwen van deze gronden.

1.9 bestaande legale functies

functies die krachtens een omgevingsvergunning voor het gebruik kunnen worden uitgeoefend.

1.10 bestaande legale bouwwerken

bouwwerken die op het tijdstip van de vaststelling van de verordening:

  1. a. aanwezig zijn én bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht zijn gebouwd;
  2. b. nog kunnen worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen.

1.11 bijgebouw

een vrijstaand, afzonderlijk van het hoofdgebouw gebouwd gebouw, dat in functioneel en bouwkundig opzicht te onderscheiden is van en in volume ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.12 bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.13 erker

een uitbouw aan de voorzijde van de woning, met een maximale breedte van 75% van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw, een maximale diepte van 2 m en een maximale hoogte gelijk aan de hoogte van de begane grondlaag van de desbetreffende woning vermeerderd met 0,35 m.

1.14 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.15 hoofdgebouw

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.16 mantelzorg

het bieden van zorg aan eenieder die aantoonbaar hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband.

1.17 volkstuinen

gronden waarop voor particulier gebruik, op recreatieve wijze voedings- en siergewassen worden geteeld.

1.18 voorgevel

de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie dan wel gelet op uitstraling ervan als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.

Artikel 2 Bouw- En Gebruiksregels

In het verordeningsgebied gelden de volgende regels:

  1. a. ten aanzien van het gebruik, het bouwen en het uitvoeren van werken en werkzaamheden geldt:
    1. 1. ter plaatse van besluitvlak I: de regeling zoals opgenomen in Bijlage 1 en de daarbijbehorende kaart zoals opgenomen in Bijlage 2;
    2. 2. ter plaatse van besluitvlak II: de regeling zoals opgenomen in Bijlage 3 en de daarbijbehorende kaart zoals opgenomen in Bijlage 4;
  2. b. ter plaatse van het besluitvlak 'volkstuinen' geldt in aanvulling op het bepaalde onder a dat ter plaatse volkstuinen zijn toegestaan, met inachtneming van de volgende regels;
    1. 1. per volkstuin is één gebouw met een vloeroppervlak van ten hoogste 8 m2 en een maximale bouwhoogte van 2,5 m toegestaan;
    2. 2. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 1 m;
    3. 3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.
  3. c. ter plaatse van het besluitvlak 'Wonen' gelden in afwijking van het bepaalde onder a de regeling als opgenomen in Bijlage 5 van de regels;
  4. d. in aanvulling op het bepaalde onder a geldt voor de in het gebied aanwezige archeologische waarden:
    1. 1. ter plaatse van besluitvlak Waarde - Archeologie 1: de regeling zoals opgenomen in Bijlage 6 van de regels;
    2. 2. ter plaatse van besluitvlak Waarde - Archeologie 2: de regeling zoals opgenomen in Bijlage 7 van de regels;
    3. 3. ter plaatse van besluitvlak Waarde - Archeologie 3: de regeling zoals opgenomen in Bijlage 8 van de regels;
    4. 4. ter plaatse van besluitvlak Waarde - Archeologie 4: de regeling zoals opgenomen in Bijlage 9 van de regels;
  5. e. in afwijking van het bepaalde onder a, zijn de wijzigingsbevoegdheden zoals opgenomen in Bijlage1 en Bijlage 3 niet van toepassing;
  6. f. in afwijking van het bepaalde onder a, zijn de bevoegdheden om nadere eisen te stellen zoals opgenomen in Bijlage 1 en Bijlage 3 niet van toepassing;
  7. g. daar waar in Bijlage 1 en Bijlage 3 'aanlegvergunning' staat wordt gelezen: 'omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden';
  8. h. daar waar in Bijlage 1 en Bijlage 3 'vrijstelling' staat, wordt gelezen: 'afwijking'.

Artikel 3 Aanvullende Bouw- En Gebruiksregels

In aanvulling op het bepaalde in artikel 2 geldt in het verordeningsgebied, voor zover het bestaande legale gebruik (bouwen en gebruik) afwijkt van hetgeen in artikel 2 is geregeld, het volgende:

  1. a. de in het verordeningsgebied gelegen gronden en bestaande legale bouwwerken mogen worden gebruikt overeenkomstig het bestaande legale gebruik;
  2. b. bestaande legale bouwwerken mogen worden vervangen door bouwwerken van dezelfde afmetingen en op dezelfde locatie.

Artikel 4 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na bekendmaking van het raadsbesluit.

Artikel 5 Citeertitel

De beheersverordening wordt aangehaald als: 'Beheersverordening Woude'.

Bijlagen

Bijlage 1 Voorschriften Bestemmingsplan Bedrijventerrein Woude

Bijlage 2 Plankaart Bestemmingsplan Bedrijventerrein Woude

Bijlage 3 Voorschriften Bestemmingsplan Ringdijk-de Woude

Bijlage 4 Plankaart Bestemmingsplan Ringdijk-de Woude

Bijlage 5 Regels Wonen

Bijlage 6 Regels Waarde - Archeologie 1

Bijlage 7 Regels Waarde - Archeologie 2

Bijlage 8 Regels Waarde - Archeologie 3

Bijlage 9 Regels Waarde - Archeologie 4

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 De Beheersverordening

Conform de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is de gemeente Ridderkerk bezig haar bestemmingsplannen te actualiseren. Voor het bedrijventerrein Woude en het bebouwingslint langs de Ringdijk zijn de vigerende bestemmingsplannen nog niet geactualiseerd.

Om aan de actualiseringsplicht te voldoen, bestaat als alternatief voor een nieuw bestemmingsplan de mogelijkheid een beheersverordening op te stellen. Dit instrument leent zich voor situaties waarbij redelijkerwijs geen ruimtelijke ontwikkelingen worden voorzien of waarbij duidelijk is op welke termijn ruimtelijke ontwikkelingen verwacht (kunnen) worden. Voor die situaties legt een beheersverordening de ruimtelijke mogelijkheden uit de vigerende bestemmingsplannen vast en blijven ook alle legale situaties toegestaan die van die vigerende plannen afwijken. Aangezien de vigerende regelingen voor de komende jaren afdoende ruimte bieden voor kleinschalige ontwikkelingen, is een beheersverordening voor dit gebied een goed instrument om over een actueel planologisch kader te beschikken.

Een nadere toelichting op het instrument 'beheersverordening' en de keuze hiervoor is opgenomen in paragraaf 3.2. Hierin wordt tevens ingegaan op het type beheersverordening dat voor dit gebied is gekozen.

1.2 Ligging Verordeningsgebied

De exacte ligging en begrenzing van het verordeningsgebied is weergegeven in figuur 1.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0597.BVWoude-VG01_0001.jpg"

1.3 Vigerende Plannen

In het verordeningsgebied zijn de volgende plannen van kracht:

  • Bestemmingsplan 'Bedrijventerrein Woude' (vastgesteld d.d. 15 juli 1996, goedgekeurd d.d. 12 november 1996);
  • Bestemmingsplan 'Ringdijk - De Woude' (vastgesteld d.d. 27 augustus 1984, goedgekeurd d.d. 19 maart 1985).

Deze plannen komen, zoals in de Wro is bepaald en voor zover in het verordeningsgebied gelegen, bij inwerkingtreding van de beheersverordening te vervallen.

1.4 Leeswijzer

De toelichting bij de verordening is als volgt opgebouwd:

  • in hoofdstuk 2 wordt een beschrijving van het verordeningsgebied gegeven;
  • in hoofdstuk 3 zijn de uitgangspunten van de beheersverordening beschreven en wordt uitleg gegeven aan de regeling die bij deze verordening hoort;
  • in hoofdstuk 4 zijn de relevante beleidsstukken samengevat en is beoordeeld in hoeverre de uitgangspunten van deze verordening binnen het geldende beleid passen;
  • in hoofdstuk 5 wordt ingegaan op de relevante sectorale aspecten;
  • in hoofdstuk 6 wordt ingegaan op de uitvoerbaarheid van de verordening.

Hoofdstuk 2 Beschrijving Verordeningsgebied

Bedrijventerrein Woude

Op voormalige agrarische gronden is einde vorige eeuw bedrijventerrein Woude ontwikkeld. Het bedrijventerrein Woude wordt begrensd door de Rotterdamseweg, de Gildeweg en de waterloop evenwijdig aan de Ringdijk en vormt hiermee een ruimtelijke afronding van het bedrijventerrein Donkersloot-noord. Het bedrijventerrein is in eerste instantie ontwikkeld voor Ridderkerkse bedrijven die door ruimtegebrek of door de aanwezigheid elders in een woonomgeving in Ridderkerk minder gewenst waren.

Het bedrijventerrein wordt ontsloten door de Gildeweg, welke eveneens voorziet in de ontsluiting voor bedrijventerrein Donkersloot-noord. Door de hier toegestane beperkte hoogte van de bebouwing, de grote afstand daarvan ten opzichte van de hoofdrijbaan en door de 'dunne' beplanting is het profiel zeer grootschalig en heeft een eigen beeldkarakter. Om de milieubelasting richting het woongebied Slikkerveer te beperken is voorzien in een brede groenbuffer richting de Ringdijk.

Ringdijk

De Ringdijk aan de oostzijde van Slikkerveer maakt eveneens deel uit van het verordeningsgebied. Het karakter wordt hier sterk bepaald door de groene taluds en de deels historische bebouwing tussen de Benedenrijweg en de Ringdijk. Het talud langs de dijk is nagenoeg onbebouwd gebleven, waardoor dit deel een bijzonder groen karakter heeft. Het verordeningsgebied word sterk bepaald door de aan de dijkvoet gesitueerde en op de dijk georiënteerde bebouwing. Deze bestaat vooral uit lage rijtjes met arbeiderswoningen en verspreid voorkomende twee-aan-één of vrijstaand gebouwde woningen.

Op de opengebleven tussenliggende agrarische gronden zijn verspreid volkstuinen en een enkele paardenbak aanwezig.

Aan de Ringdijk ligt tevens het cultuurhistorisch waardevolle Huis te Woude. Het kasteel Huis te Woude is gebouwd op een stuk grafelijk domeinvan de De Woudes uit Delfland. Het tot stand gekomen muurwerk van het nog niet afgebouwde kasteel overleefde de overstroming van 1373, maar werd tijdens de Hoekse en Kabeljauwse twisten in 1418 omver getrokken. In 1421, tijdens de Sint Elizabethvloed werd het met een kleilaag bedekt en twintig jaar later legde men de polderdijk eroverheen. In 1969 zijn de restanten van Huis te Woude gerestaureerd, waardoor ze weer zichtbaar werden voor het publiek. In 2011 zijn de funderingen en een deel van de gevel opnieuw gerestaureerd en gedeeltelijk weer opgebouwd.

Hoofdstuk 3 Uitgangspunten En Uitleg Regeling

3.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt de keuze voor het instrument beheersverordening uiteengezet en een uitleg gegeven bij de planologische regeling.

3.2 Keuze Voor Beheersverordening

De Wet ruimtelijke ordening (Wro) biedt gemeenten de mogelijkheid om in plaats van een bestemmingsplan een beheersverordening voor een gebied vast te stellen. Een beheersverordening vormt, net als het bestemmingsplan, het kader waaraan onder andere bouwaanvragen worden getoetst en op basis waarvan de gemeente handhavend kan optreden op het moment dat in strijd met bepalingen uit de verordening wordt gehandeld (denk aan illegale gebruiksvormen of illegale bebouwing).

De Wro heeft een bovengrens gesteld voor gebieden waarvoor de verordening kan worden toegepast. Een beheersverordening vormt namelijk een beheerregeling voor het bestaand gebruik voor een gebied waarin geen ruimtelijke ontwikkelingen zijn voorzien binnen de horizon van de verordening. Onder beheerregeling wordt zowel een regeling voor de daadwerkelijk aanwezige situatie verstaan, als een regeling voor planologische ruimte. Dit betekent dat de beheersverordening kan worden ingezet voor gebieden waar op korte en middellange termijn (circa de komende 10 jaar) geen ontwikkelingen worden verwacht die afbreuk doen aan het bestaande straat- en functiebeeld van het betreffende gebied. Naast de bestaande situatie, kan de beheersverordening ook voorzien in planologische ruimte, zolang hiermee geen ruimtelijke ontwikkeling ontstaat.

De gemeente is gehouden aan de zogenoemde actualiseringsplicht op grond van artikel 3.1 Wro. Deze actualiseringsplicht betekent dat de gemeente ervoor dient te zorgen dat het hele grondgebied is voorzien van actuele bestemmingsplannen of beheersverordeningen. Actueel wil zeggen niet langer dan 10 jaar geleden vastgesteld.

De gemeente kiest er voor om voor het plangebied een beheersverordening vast te stellen. Deze beheersverordening heeft tot doel de bestaande situatie te beheren.

Gebleken is dat het huidige planologische kader van onderhavig beheersgebied nog voldoende actueel is. Binnen deze regeling worden geen ongewenste ontwikkelingen en mogelijkheden geboden. Er is daarom voor gekozen uit te gaan van de planologische mogelijkheden zoals nu in de vigerende bestemmingsplannen zijn opgenomen.

3.3 Uitleg Van De Regeling

3.3.1 Uitgangspunten van de regeling

De beheersverordening is gebaseerd op de volgende uitgangspunten:

  • beheer van de bestaande legale situatie (gebruik en bouwen);
  • (in principe) het behoud van de planologische ruimte zoals deze in de geldende plannen is opgenomen en de in de tussentijd verleende ontheffingen/afwijkingen.

Zowel het behoud van de bestaande situatie als het behoud van de planologische ruimte vormen de onderlegger voor de beheersverordening. Om de planologische ruimte uit de vigerende plannen in deze verordening over te nemen, is de regeling uit de vigerende plannen in deze verordening overgenomen.

In de regeling is expliciet bepaald dat indien de bestaande legale situatie afwijkt van hetgeen op het kaartbeeld en/of in de regels is bepaald, de bestaande legale situatie alsnog is toegestaan.

Met de inwerkingtreding van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) is een aantal termen die gebruikt werden in de voorgaande bestemmingsplannen niet meer actueel. In plaats van een 'aanlegvergunning', wordt nu gesproken van een 'omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden' en in plaats van een ontheffing of vrijstelling, is nu sprake van een afwijking. De inhoud en de bedoeling van de regels wijzigen echter niet, er is sprake van een nieuwe naam van de vergunningen. In deze verordening is aangegeven hoe deze vergunningen nu moeten worden gelezen.

3.3.2 Vigerende bestemmingsplannen

De vigerende bestemmingsplannen dienen als basisplannen die binnen het verordeningsgebied vigeren. De regelingen en bijbehorende kaarten zijn om die reden in artikel 2 vastgelegd en opgenomen als bijlage bij de regels van deze verordening.

Wijzigingsbevoegdheden uit de vigerende plannen kunnen binnen een beheersverordening niet worden overgenomen. Voor wijzigingsbevoegdheden geldt dat deze ontwikkelingen mogelijk maken die afwijken van ofwel de bestaande ruimtelijke structuur ofwel de bestaande functionele structuur. Om die reden stroken deze regelingen niet met het doel van een beheersverordening als instrument. De wijzigingsbevoegdheden zijn daarom uitgesloten via artikel 2. Hetzelfde geldt voor nadere eisen. De wet staat niet toe dat de verordening een dergelijke regeling bevat.

3.3.3 Overige legale situaties

Situaties die niet voldoen aan de ter plaatse geldende regeling, maar wel legaal tot stand gekomen zijn, blijven eveneens toegestaan. Dit is bepaald in artikel 3.

Het kan daarbij gaan om zowel bouw- als gebruiksmogelijkheden overeenkomstig een eerder doorlopen ruimtelijke procedure, zoals artikel 19 WRO procedures. Binnen het verordeningsgebied zijn geen ruimtelijke procedures conform artikel 19 WRO doorlopen.

Archeologische waarden

De gemeente Ridderkerk heeft recentelijk archeologisch beleid vastgesteld. De nadere onderbouwing van dit sectorale aspect is opgenomen in paragraaf 5.2, waaruit blijkt dat binnen het verordeningsgebied middelhoge tot hoge archeologische verwachtingswaarden voorkomen. Voor deze gebieden is vanaf een bepaalde dieptemaat archeologisch onderzoek verplicht bij ruimtelijke ontwikkelingen.

De bijbehorende regels die op basis van deze verwachtingswaarde van toepassing zijn, zijn opgenomen in Bijlage 6 tot en met Bijlage 9 van de regels. Deze zijn verankerd in artikel 2. Deze regeling ter bescherming van de archeologische (verwachtings)waarden geldt ter aanvulling op de bovengenoemde regelingen.

Erfbebouwingsregeling

Voor de bestaande woningen is in deze beheersverordening een geactualiseerde erfbebouwingsregeling opgenomen. Hiermee worden de bouw- en gebruiksmogelijkheden afgestemd op de meest actuele bestemmingsplannen binnen de gemeente Ridderkerk. De nieuwe regeling voorziet onder andere in een regeling met betrekking tot mantelzorg.

Overgangsregels

Deze beheersverordening kent geen overgangsregels. Dit wordt niet nodig geacht omdat al het legale gebruik en alle legale bouwwerken expliciet zijn toegestaan in deze verordening via artikel 3.

3.4 Aanvullende Ruimtelijke Instrumenten

De beheersverordening is slechts één van de beschikbare instrumenten voor het ruimtelijke beheer van het verordeningsgebied en kan niet los worden gezien van de andere instrumenten die ook voor het beheer kunnen worden benut. Het gaat daarbij om het volgende:

  • het welstandstoezicht;
  • het vergunningvrij bouwen;
  • de planologische kruimelgevallen;
  • omgevingsvergunning voor afwijken van de beheersverordening te voorzien van een ruimtelijke onderbouwing, ook wel de planologische omgevingsvergunning genoemd.

3.4.1 Welstandstoezicht

In het kader van het welstandstoezicht wordt het uiterlijk van een bouwwerk beoordeeld aan de hand van de zogenaamde redelijke eisen van welstand. Deze eisen zijn voor het verordeningsgebied vastgelegd in de gemeentelijke welstandsnota. Een aanvraag voor een omgevingsvergunning bouwactiviteiten wordt getoetst aan de welstandseisen. Daarmee is het welstandstoezicht een instrument voor het beheer van de ruimtelijke kwaliteit van een gebied, net zoals de beheersverordening of een bestemmingsplan.

Voor het gebied rondom de Ringdijk geldt een bijzonder welstandsregime. Het heeft een cultuurhistorische waarde omdat de eerste groei van de stad is af te lezen van de bebouwing langs de dijk. Het behoud van het dorpse karakter staat dan ook voorop, met de daarbij behorende afwisseling en individualiteit van de veelal kleinschalige bebouwing.

Voor het bedrijventerrein Woude geldt het reguliere welstandsregime. Dit houdt in dat het beleid terughoudend is en zich met name richt op het goed functioneren en het beheer van het terrein. Representativiteit en zorgvuldige inpassing van nieuwe architectuur tussen de bestaande panden is van belang.

3.4.2 Het vergunningvrij bouwen

In bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (Bor) zijn bouw- en gebruiksactiviteiten opgenomen waarvoor geen omgevingsvergunning nodig is. Daarbij is onderscheid gemaakt tussen twee categorieën van vergunningvrije activiteiten:

  • de geheel vergunningvrije activiteiten uit artikel 2 van Bijlage II, die niet binnen een bestemmingsplan of beheersverordening hoeven te passen, zoals aan- of uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen, zonnepanelen, vlaggenmasten, erfafscheidingen, nutsgebouwtjes, dakkapellen, antenne-installaties, straatmeubilair, containers voor huisvuil en installaties voor het regelen van het verkeer;
  • de activiteiten uit artikel 3 van bijlage II, die alleen vergunningvrij zijn als zij passen binnen een bestemmingsplan of beheersverordening, zoals bouwwerken op het achtererf die niet hoger zijn dan 5.00 m, openbare speeltoestellen en onder omstandigheden veranderingen aan bouwwerken.

Voor beide categorieën gelden enkele uitzonderingen op het vergunningvrij bouwen.

Voor de vergunningvrije activiteiten uit bijlage II, artikel 2 is geen procedure van toepassing. Deze kunnen zonder meer worden uitgevoerd. Voor activiteiten uit bijlage II artikel 3, is een procedure voor het gebruik van toepassing.

3.4.3 Planologische kruimelgevallen

In bijlage II van het Bor zijn ook de zogenaamde planologische kruimelgevallen opgenomen. Het gaat onder meer om bijbehorende bouwwerken, die groter zijn dan de bouwvergunningvrije bouwwerken, infrastructurele en nutsvoorzieningen, antennes tot 40 m en duurzame energie-installaties.

Voor de activiteiten die via kruimelgevallenregeling mogelijk kunnen worden gemaakt geldt de reguliere voorbereidingsprocedure van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Dit betekent dat er een beslistermijn van 8 weken geldt na ontvangst van de aanvraag. Nadat de vergunning is verleend staat tegen de vergunning bezwaar en beroep open.

3.4.4 Planologische omgevingsvergunning

Voor - de op dit moment - onvoorziene ontwikkelingen, die niet met de voorgaande instrumenten zijn in te passen, biedt de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht de mogelijkheid van de beheersverordening af te wijken. Dit kan alleen als wordt aangetoond dat de beoogde ontwikkeling in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. Mocht zich gedurende de looptijd van een plan zodoende een situatie voordoen die niet in de beheersverordening is in te passen, en ook niet met voorgaande instrumenten kan worden toegestaan, zal deze situatie worden beoordeeld in het kader van de gevolgen die de betreffende ontwikkeling voor de ruimtelijke kwaliteit heeft.

Voor het bouwen/gebruiken met een ruimtelijke onderbouwing geldt de uitgebreide voorbereidingsprocedure. Deze procedure omvat een termijn waarin de ontwerpvergunning ter inzage wordt gelegd en een ieder zijn of haar zienswijze kan indienen. De procedure heeft een beloop van 6 maanden. Nadat de vergunning is verleend staat hiertegen direct beroep open.

Hoofdstuk 4 Beleidsaspecten

4.1 Inleiding

In het kader van deze beheersverordening is getoetst welke beleidsstukken op rijks-, provinciaal en gemeentelijk niveau relevant zijn. Gelet op de uitgangspunten van deze beheersverordening - voortzetting van de bestaande situatie, inclusief de planologische mogelijkheden - is met name stilgestaan bij beleid dat eventuele consequenties voor de beheersverordening kan of dient te hebben. Omdat de beheersverordening ziet op het beheer van de bestaande situaties is een uitgebreidere toetsing niet noodzakelijk. De conclusie is dat deze beleidsaspecten de totstandkoming van de beheersverordening niet in de weg staan.

4.2 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) (maart 2012)

Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op 13 nationale belangen. Voor Ridderkerk relevante belangen zijn:

  • een excellent en internationaal bereikbaar vestigingsklimaat in de stedelijke regio's met een concentratie van topsectoren;
  • een robuust hoofdnetwerk van weg en vaarwegen rondom en tussen de belangrijkste stedelijke regio's inclusief de achterlandverbindingen;
  • het in stand houden van de hoofdnetwerken van weg, spoor en vaarwegen om het functioneren van de netwerken te waarborgen;
  • betere benutting van de capaciteit van het bestaande mobiliteitssysteem van weg en vaarwegen;
  • ruimte voor het hoofdnetwerk voor vervoer van (gevaarlijke) stoffen via buisleidingen;
  • verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water) en bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico's;
  • ruimte voor waterveiligheid, een duurzame zoetwatervoorziening en klimaatbestendige stedelijke (her)ontwikkeling;
  • ruimte voor behoud en versterking van (inter-)nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten;
  • zorgvuldige afwegingen en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke plannen.

Deze belangen zijn vertaald in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro).

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

Het Barro (voorheen AMvB Ruimte) bevat inhoudelijke regels van de rijksoverheid waaraan bestemmingsplannen, provinciale inpassingsplannen, uitwerkingsplannen, wijzigingsplannen, beheersverordeningen en omgevingsvergunningen met ruimtelijke onderbouwing moeten voldoen. Het Barro bevat regels over Project Mainportontwikkeling Rotterdam (Maasvlakte II), Kustfundament, Grote rivieren, Waddenzee en Waddengebied, Defensie (militaire terreinen, munitie, militaire luchtvaart) en Erfgoed (Unesco). In het Barro zijn voor het verordeningsgebied geen specifieke aanwijzingen opgenomen.

4.3 Provinciaal Beleid

Provinciale Structuurvisie

In deze 'Visie op Zuid-Holland' beschrijft de provincie haar doelstellingen en provinciale belangen. De structuurvisie geeft de visie voor 2020 met bijbehorende uitvoeringsstrategie. Daarnaast is er een doorkijk naar 2040.

De kern van Visie op Zuid-Holland is het versterken van samenhang, herkenbaarheid en diversiteit binnen Zuid-Holland. Dit draagt bij aan een goede kwaliteit van leven en een sterke economische concurrentiepositie. Duurzame ontwikkeling en klimaatbestendigheid zijn belangrijke pijlers. Dit wil Zuid-Holland bereiken door realisering van een samenhangend stedelijk en landschappelijk netwerk. Goede bereikbaarheid, een divers aanbod van woon- en werkmilieus in een aantrekkelijk landschap met ruimte voor water, landbouw en natuur, zijn daarin kenmerkende kwaliteiten.

Visie op Zuid-Holland is opgebouwd uit vijf integrale hoofdopgaven, namelijk:

  • aantrekkelijk en concurrerend internationaal profiel;
  • duurzame en klimaatbestendige deltaprovincie;
  • divers en samenhangend stedelijk netwerk;
  • vitaal, divers en aantrekkelijk landschap;
  • stad en land verbonden.

Verordening Ruimte

In samenhang met de structuurvisie is ook de Verordening Ruimte vastgesteld. De regels in deze verordening zijn bindend en werken door in gemeentelijke plannen. Het volgende artikel is relevant voor deze beheersverordening:

Artikel 2 Contouren

Om het stedelijk netwerk te versterken kiest de provincie het uitgangspunt om verstedelijking zoveel mogelijk in bestaand bebouwd gebied te concentreren. Hiermee wordt de kwaliteit van het bebouwde gebied behouden en versterkt. Om dit te bereiken zijn het stedelijk netwerk en alle daarbuiten gelegen kernen in Zuid-Holland voorzien van bebouwingscontouren. Deze geven de grens van de bebouwingsmogelijkheden voor wonen en werken weer. De bebouwingscontouren zijn strak getrokken om het bestaand stedelijk gebied en kernen. Er is rekening gehouden met de vastgelegde streekplangrenzen en plannen waar de provincie al mee heeft ingestemd. Verstedelijking buiten deze bebouwingscontouren is in principe niet toegestaan.

Het verordeningsgebied is binnen de contour gelegen en maakt bovendien geen extra verstedelijking mogelijk. Deze beheersverordening is om die reden in overeenstemming met de provinciale verordening.

Actualisering Provinciale structuurvisie en Verordening Ruimte (januari 2013)

De actualiseringen van de Provinciale structuurvisie en Verordening Ruimte (tot en met januari 2013) bevat geen relevante passages en artikelen waarmee in deze beheersverordening specifiek rekening dient te worden gehouden.

4.4 Gemeentelijk Beleid

Structuurvisie Ridderkerk 2020

Als belangrijke kernkwaliteit van Ridderkerk wordt aangegeven dat de Ridderkerker in de gemeente zelf kan wonen en werken. Om dit te faciliteren heeft de gemeente een 8-tal uitdagingen geformuleerd:

  • Woningen bouwen voor alle doelgroepen;
  • Verouderde woningen renoveren of slopen;
  • Zorgen dat er voldoende werkgelegenheid aanwezig blijft;
  • Zorgen dat er voldoende personeel is;
  • Goede fiets- en openbaar vervoervoorzieningen aanleggen;
  • De sociale samenhang in de buurten en wijken versterken;
  • Zorgen dat er voldoende voorzieningen blijven;
  • Ridderkerk duurzamer maken en de milieuoverlast verminderen.

In de structuurvisie is het gebied langs de Ringdijk aangewezen als 'groene begrenzing wijken'. Doelstelling is om de cultuurhistorische dijken - waaronder de Ringdijk - openbaar en toegankelijk te maken. Hierbij zal de functie van de Ringdijk als fietsroute worden versterkt.

Voor bedrijventerrein Woude wordt ingezet op continuering, verduurzaming en verbetering van de bestaande (reguliere) bedrijvigheid.

Volkstuinen

De gemeente Ridderkerk heeft recentelijk beleid ontwikkeld voor de bebouwingsmogelijkheden op de verschillende (gemeentelijke)volkstuinen. Omdat de volkstuinen in oorsprong, oppervlakte en karakter verschillen is het vanuit ruimtelijk oogpunt niet wenselijk om één regeling voor alle volkstuinen toe te passen. De in deze beheersverordening opgenomen volkstuinen langs de Ringdijk zijn voorzien van een passende planologische regeling, waarbij per volkstuin één gebouw met een vloeroppervlak van ten hoogste 8 m2 en een maximale bouwhoogte van 2,5 m is toegestaan.

Hoofdstuk 5 Sectorale Aspecten

5.1 Inleiding

In het kader van de beheersverordening heeft voor het verordeningsgebied een scan plaatsgevonden van relevante omgevingsaspecten in het gebied. Dit onderzoek is beperkt van aard, omdat de beheersverordening gericht is op instandhouding van de bestaande situatie met de bestaande kwaliteit. Het onderzoek richtte zich erop te bepalen of in het gebied vanuit het oogpunt van milieu, natuur, verkeer of water aanleiding bestaat tot het treffen van maatregelen. Hiervoor is een toets uitgevoerd op het voldoen aan wet- en regelgeving.

5.2 Archeologie

Toetsingskader: Gemeentelijk archeologiebeleid

Onderzoek en conclusie

Op basis van de archeologische waarden- en beleidskaart van de gemeente Ridderkerk gelden ter plaatse van het verordeningsgebied verschillende archeologische verwachtingswaarden. Op onderstaand figuur 5.1 is duidelijk te zien dat de Ringdijk een gebied is met een hoge archeologische verwachtingswaarde. Hier zijn archeologische waarden te verwachten op 0 tot 50 cm onder het maaiveld. Daarnaast is op basis van de Cultuurhistorische Hoofdstructuur (CHS) van de Provincie Zuid-Holland een zeer hoge archeologische verwachtingsplaats aangewezen.

De gronden naast de Ringdijk hebben een redelijk hoge verachtingswaarde op archeologische vondsten op een diepte van 0-50 cm respectievelijk 50-80 cm beneden maaiveld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0597.BVWoude-VG01_0002.png"

Figuur 5.1: Archeologische Waarden- en Beleidskaart (AWK) Ridderkerk

Om deze waarden te beschermen is in de verordening een beschermde regeling opgenomen die ertoe leidt dat bij bodemwerkzaamheden vanaf een bepaalde diepte en/of omvang eerst archeologisch onderzoek dient plaats te vinden, voordat die werkzaamheden mogen worden uitgevoerd.

5.3 Bodem

Toetsingskader: Wet bodembescherming

Onderzoek en conclusie

In de Wet bodembescherming is bepaald dat bij functiewijzigingen onderzocht dient te worden of de bodemkwaliteit voldoende is voor de betreffende functiewijziging. Deze beheersverordening is gericht op instandhouding van de bestaande planologische situatie. Er wordt in de beheersverordening geen functiewijziging mogelijk gemaakt waarbij rekening moet worden gehouden met de bodemkwaliteit ter plaatse. Hierdoor is geen nader bodemonderzoek noodzakelijk. Het aspect bodem staat de vaststelling van de beheersverordening niet in de weg.

5.4 Ecologie

Toetsingskader: Flora- en faunawet en Natuurbeschermingswet 1998

Onderzoek en conclusie

Er dient onderzocht te worden of de Flora- en faunawet, de Natuurbeschermingswet 1998 en het beleid van de provincie ten aanzien van de Ecologische Hoofdstructuur, de uitvoering van het plan niet in de weg staan. De beheersverordening staat geen ontwikkelingen toe, die een negatieve invloed hebben op de omliggende natuurgebieden of voor de in het wild levende dieren en planten, alsmede voor hun directe leefomgeving. Vanuit ecologisch oogpunt zijn er geen bezwaren voor vaststelling van de beheersverordening.

5.5 Externe Veiligheid

Toetsingskader: Besluit externe veiligheid inrichtingen, Besluit externe veiligheid buisleidingen en Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen

Onderzoek

Risicovolle inrichtingen

In het zuiden van het verordeningsgebied ligt een BEVI-inrichting. Dit betreft het tankstation van de Esso aan de Rotterdamseweg. Dit tankstation verkoopt tevens LPG en is daarom een BEVI-inrichting. De inrichting beschikt over een PR 10-6 risicocontour van 45 m en een invloedsgebied voor het groepsrisico van 150 m. Zowel de PR 10-6 risicocontour als het invloedsgebied voor het groepsrisico liggen binnen het verordeningsgebied.

Aan de Touwslagerstraat 13 is daarnaast het bedrijf Pakor BV gelegen. Hier vindt opslag van gevaarlijke stoffen plaats. Het bedrijf is geen Bevi-inrichting. Volgens de Risicokaart (www.risicokaart.nl) is de PR 10-6 risicocontour van het bedrijf 165 m. De dodelijke effectafstand bedraagt 107 m en de effectafstand voor gewonden bedraagt 590 m. Het bedrijf is op circa 230 m van het verordeningsgebied gelegen. Het verordeningsgebied ligt dan ook binnen de effectafstand voor gewonden.

De beheersverordening voorziet niet in enige ontwikkeling, waardoor de aanwezige risicovolle inrichting geen beperkingen vormen voor de vaststelling van voorliggende beheersverordening. Door de ligging binnen het invloedsgebied van de inrichtingen is wel een beperkte verantwoording van het groepsrisico nodig. Deze verantwoording is verderop in deze paragraaf opgenomen.

Transport gevaarlijke stoffen

Over de Rotterdamseweg, ten zuiden aangrenzend aan het plangebied, vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. Dit weggedeelte maakt deel uit van de gemeentelijke routering voor het vervoer van gevaarlijke stoffen, maar is niet opgenomen in het Basisnet of de Circulaire RVGS. Dat houdt in dat voor deze weg geen risicoplafond is vastgesteld met de bijbehorende veiligheidszone. De hoogte van het GR en het invloedsgebied van de weg zijn berekend in het kader van de Externe Veiligheidsvisie Ridderkerk. Uit de visie blijkt dat de PR 10-6-contour niet buiten de weg ligt. In de huidige situatie ligt het GR beneden de oriënterende waarde. Omdat het plan geen ontwikkelingen mogelijk maakt binnen het invloedsgebied van de Rotterdamseweg, is het plan niet van invloed op de hoogte van het GR. In de verantwoording van het GR is evenwel ingegaan op het meest geloofwaardige ongevalscenario en de effecten.

In de directe omgeving van het verordeningsgebied vindt daarnaast geen vervoer van gevaarlijke stoffen plaats over het spoor, het water of door buisleidingen.

Verantwoording GR

Omvang GR huidige en toekomstige situatie

Voor het lpg-tankstation en Pakor BV geldt dat er zowel in de huidige situatie als in de toekomstige situatie sprake is van een GR dat beneden de oriënterende waarde ligt. De uitvoering van de beheersverordening zorgt niet voor een toename van het GR, omdat er geen ontwikkelingen in zijn voorzien.

Effectscenario

Pakor, Touwslagersweg

Voor Pakor bestaat het maatgevende ongevalscenario uit een loodsbrand (50 m2). In de onderstaande tabel staan de effectafstanden van het scenario weergegeven die zijn gebaseerd op de scenarioanalyse van de VRR die deel uitmaakt van de Externe veiligheidsvisie van de gemeente Ridderkerk.

Tabel 5.1 Effectafstanden loodsbrand (bron: VRR, scenarioanalyse EV Ridderkerk)

Scenario loodsbrand
Effect Schadebeeld Effectafstand
100% letaal verwoestende schade 0 m
10% letaal middelmatige schade 0 m
1% letaal
(= invloedsgebied)
middelmatige schade 0 m
1e graads brandwonden (bij hitte) lichte schade 50 m

Lpg-tankstation Rotterdamseweg

Voor het lpg-tankstation bestaat het maatgevend ongevalscenario uit een incident met een tankwagen waarbij een BLEVE ontstaat. In het maatgevende, meest geloofwaardige, scenario scheurt de tankwagen waardoor het tot vloeistof verdichte gas (lpg) expandeert en een overdrukscenario veroorzaakt (BLEVE). Dit kan worden gevolgd door een wolkbrand of een explosiescenario. De effecten reiken tot op grotere afstand dan 150 m van het LPG-vulpunt. In de onderstaande tabel staan de effectafstanden van het scenario weergegeven die zijn gebaseerd op de scenarioanalyse van de VRR die deel uitmaakt van de Externe veiligheidsvisie van de gemeente Ridderkerk.

Tabel 5.2 Effectafstanden BLEVE-scenario (bron: VRR, scenarioanalyse EV Ridderkerk)

Koude BLEVE-scenario met een tankwagen
Effect Schadebeeld Effectafstand
100% letaal verwoestende schade 90 m
10% letaal middelmatige schade 140 m
1% letaal
(= invloedsgebied)
middelmatige schade 230 m
1e graads brandwonden (bij hitte) lichte schade 400 m

Transport gevaarlijke stoffen over de Rotterdamseweg

Met betrekking tot het vervoer van brandbare gassen zoals LPG of propaan is een incident mogelijk met een tankwagen geladen met een van deze stoffen met als gevolg het voltrekken van een BLEVE (Boiling liquid expanding vapour explosion). In het meest geloofwaardige scenario scheurt de tankwagen waardoor het tot vloeistof verdichte gas (LPG) expandeert en een overdrukscenario veroorzaakt (koude BLEVE). Dit kan worden gevolgd door een wolkbrand of een explosiescenario waarvan de effecten overeenkomen met de drukgolf van de koude BLEVE. In de onderstaande tabel staan de effectafstanden van het scenario weergegeven. Dit scenario wordt gezien als het maatgevend scenario voor een ongeval met een LPG- tankwagen. Het scenario waarbij een zogenaamde warme BLEVE ontstaat is na uitvoering van de maatregelen uit het LPG convenant (aanbrengen van hittewerende coating op tankwagens) niet meer maatgevend. Dit geldt bijvoorbeeld ook voor het beschouwen van effecten bij het verladen van LPG bij tankstations.

Tabel 5.3 Effectafstanden koude BLEVE scenario

Koude BLEVE-scenario met een tankwagen
Effect Schadebeeld Effectafstand
100% letaal (0,3 bar) verwoestende schade 30 m
1% letaal ( 0,1 bar)
(= invloedsgebied)
middelmatige schade 70 m
Glasbreuk (0,03 bar) lichte schade 180 m

Maatregelen ter beperking van risico's

Vermindering van het aantal transporten van lpg (het aantal verladingen) zorgt voor een beperking van de risico's. Verdere vermindering van het aantal transporten is niet mogelijk, de jaarlijkse doorzet van lpg is in de vergunning reeds vergund en beperkt tot maximaal 1.000 m³ lpg per jaar.

Vermindering van het aantal transportbewegingen over de Rotterdamseweg leidt tot een beperking van risico's. Deze transporten zijn echter gekoppeld aan de vergunde doorzet van de langs de Rotterdamseweg gelegen bedrijven zoals bijvoorbeeld het LPG-tankstation. Deze bedrijven worden daardoor beperkt in haar bedrijvigheid. Dergelijke maatregelen zijn, gelet op de hoogte van het groepsrisico echter niet noodzakelijk.

Vanwege het reeds relatief lage risico dat uit gaat van de aanwezige risicovolle inrichting Pakor BV is het realiseren van maatregelen om de risico's te verkleinen niet noodzakelijk.

Maatregelen ter beperking van effecten

Deze beheersverordening legt de huidige planologische situatie vast. Er is geen sprake van ontwikkelingen. Binnen de beheersverordening is er geen ruimte voor de realisatie van maatregelen om de externe veiligheidseffecten te verlagen.

Mogelijkheden voor bestrijdbaarheid van calamiteiten

Aangenomen wordt dat het gebied voldoende toegankelijk is voor hulpdiensten en dat er voldoende primaire, secundaire en tertiaire bluswatervoorzieningen aanwezig zijn. Het verordeningsgebied beschikt over voldoende oppervlaktewater en een goede infrastructuur. De beheersverordening legt enkel de huidige planologische situatie vast. Er wordt vanuit gegaan dat in de huidige situatie voldaan wordt aan de toegankelijkheid en hoeveelheid bluswater.

Beschouwing van zelfredzaamheid

Binnen de PR 10-6-risicocontour is geen sprake van de aanwezigheid van groepen personen met een verminderde zelfredzaamheid zodat er geen bijzondere maatregelen nodig zijn. In het algemeen wordt gesteld dat de zelfredzaamheid van de aanwezige personen kan worden verhoogd door het bieden van handelingsperspectief. Voor het gebied geldt, evenals de rest van Ridderkerk, dat er wordt gezorgd voor een dekking van het Waarschuwings- en alarmeringssysteem (WAS).

Conclusie

Het aspect externe veiligheid staat de vaststelling van deze beheersverordening niet in de weg.

5.6 Luchtkwaliteit

Toetsingskader: grenswaarden uit de Wet milieubeheer en Besluit niet in betekenende mate (nibm)

Onderzoek en conclusie

De beheersverordening maakt geen ontwikkelingen mogelijk die van invloed zijn op de concentraties luchtverontreinigende stoffen. Formele toetsing aan de grenswaarden uit de Wet luchtkwaliteit kan daarom achterwege blijven.

5.7 Bedrijven En Milieuhinder

Toetsingskader: Richtafstanden uit de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009)

Onderzoek en conclusie

Het verordeningsgebied bestaat uit een bebouwingslint en een bedrijventerrein. In dit verordeningsgebied zijn voornamelijk woon- en bedrijfs- en horecafuncties aanwezig. De bedrijfsfunctie betreft bedrijvigheid tot maximaal milieucategorie 4.1. De milieuzonering is in het vigerende bestemmingsplan gebaseerd op de VNG-brochure. De functies passen binnen de algemene toelaatbaarheid en vormen geen belemmering voor de vaststelling van deze beheersverordening. In het verordeningsgebied worden ook geen (nieuwe) hinder veroorzakende of hinder gevoelige functies mogelijk gemaakt. Een nader onderzoek naar milieuhinder van bedrijvigheid en horeca is niet noodzakelijk. Geconcludeerd wordt dat er ter plaatse van de woningen rondom het verordeningsgebied sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Het aspect bedrijven en milieuhinder staat de vaststelling van de beheersverordening dan ook niet in de weg.

5.8 Water

Toetsingskader: Waterwet/watertoets/Besluit ruimtelijke ordening

Onderzoek en conclusie

Het verordeningsgebied ligt binnen het beheersgebied van het waterschap Hollandse Delta, dat verantwoordelijk is voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer.

Het gehele verordeningsgebied ligt daarnaast in een boringsvrije zone (zie figuur 5.2). Dit betekent dat het gebied te maken heeft met specifieke eisen bij (bouw)activiteiten. Deze zijn vastgelegd in de Provinciale Milieuverordening Zuid-Holland. De beheersverordening maakt geen (bouw)activiteiten mogelijk die van invloed zijn op de boringsvrije zone. De boringsvrije zone vormt dan ook geen belemmering voor het voorliggende plan. Daarnaast maakt de beheersverordening geen ontwikkelingen mogelijk die voor een grote toename in verharding van het oppervlak zorgen. Watercompensatie is voor deze beheersverordening dan ook niet noodzakelijk. De beheersverordening heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundig systeem ter plaatse.

afbeelding "i_NL.IMRO.0597.BVWoude-VG01_0003.png"afbeelding "i_NL.IMRO.0597.BVWoude-VG01_0004.png"

Figuur 5.2 Milieubeschermingsgebieden voor grondwater (uitsnede kaart 8 Krimpenerwaard/Alblasserwaard behorende bij de Provinciale milieuverordening Zuid-Holland)

5.9 Conclusie

Deze beheersverordening legt de bestaande situatie vast, terwijl kleinschalige ruimtelijke wijzigingen mogelijk blijven binnen het bestaande planologische toelaatbare gebruik. Uit de scan naar de relevante omgevingsaspecten blijkt dat de omgevingsaspecten geen belemmering vormen voor het vaststellen van de beheersverordening.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Economische Uitvoerbaarheid

De beheersverordening is een planologisch instrument dat conserverend van aard is. Gezien het karakter van de beheersverordening, zullen er aan de uitvoerbaarheid daarvan (met uitzondering van de ambtelijke kosten voor het opstellen en vaststellen van de verordening) dan ook geen kosten verbonden zijn. De economische uitvoerbaarheid van de beheersverordening is om die reden verzekerd.

6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

De voorliggende beheersverordening legt de bestaande situatie vast en continueert zoveel mogelijk de vigerende (bestemmings)planregeling. Zoals in hoofdstuk 2 al aan de orde is gekomen, zijn er geen ontwikkelingen voor het verordeningsgebied voorzien. Ook zijn er geen particuliere initiatieven bekend die tot een ander inzicht ten aanzien van de planologische ruimte zouden moeten leiden. De maatschappelijke uitvoerbaarheid van de beheersverordening is, gezien het voorgaande, verzekerd.