Merwe-Vierhavens
Bestemmingsplan - Gemeente Rotterdam
Vastgesteld op 28-11-2024 - geheel in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
Het bestemmingsplan Merwe-Vierhavens met identificatienummer NL.IMRO.0599.BP1122VierhMerwh-va01 van de gemeente Rotterdam.
1.2 bestemmingsplan:
De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
1.3 Aanbouw (uitbouw)
Een uitbreiding van het hoofdgebouw in één bouwlaag (hieronder wordt een uitbouw begrepen).
1.4 Aanduiding
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.5 Aanduidingsgrens
De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.6 Acceptabele gevel
Een gevel of zijde met een gecumuleerde geluidbelasting van maximaal 55 dB Lden. Bij het bepalen van de gecumuleerde geluidbelasting worden de volgende geluidbronnen betrokken: wegverkeerslawaai, scheepvaartlawaai, industrielawaai, nestgeluid en het geluid als gevolg van inrichtingen buiten een industrieterrein, voor elke inrichting die een hogere geluidbelasting veroorzaakt dan 50 dB(A) etmaalwaarde.
1.7 Acceptabel geveldeel
Een deel van een gevel of zijde met een gecumuleerde geluidbelasting van maximaal 55 dB Lden. Bij het bepalen van de gecumuleerde geluidbelasting worden de volgende geluidbronnen betrokken: wegverkeerslawaai, scheepvaartlawaai, industrielawaai, nestgeluid en het geluid als gevolg van inrichtingen buiten een industrieterrein, voor elke inrichting die een hogere geluidbelasting veroorzaakt dan 50 dB(A) etmaalwaarde.
1.8 Acceptabele buitenruimte
- a. Een buitenruimte behorende bij een individuele woning met een gecumuleerde geluidbelasting van maximaal 55 dB Lden, met uitzondering van een buitenruimte achter een vliesgevel. Bij het bepalen van de gecumuleerde geluidbelasting worden de volgende geluidbronnen betrokken: wegverkeerslawaai, scheepvaartlawaai, industrielawaai, nestgeluid en het geluid als gevolg van inrichtingen buiten een industrieterrein, voor elke inrichting die een hogere geluidbelasting veroorzaakt dan 50 dB(A) etmaalwaarde; of
- b. een afsluitbare Loggia buiten de thermische schil van de woning.
1.9 Achtererfgebied
Erf aan de achterkant van het oorspronkelijke hoofdgebouw en aan de zijkant(en) ervan, op meer dan 1 meter van de erfgrens aan de zijde van het openbaar toegankelijke gebied, alsmede op meer dan 1 meter van de voorkant van het hoofdgebouw.
1.10 Achtergrondmuziek
Muziek in een horeca-inrichting met een maximaal niveau van:
- 70 dB(A) wanneer er sprake is van direct aanpandige geluidgevoelige functies;
- 80 dB(A) wanneer er geen sprake is van direct aanpandige geluidgevoelige functies.
1.11 Archeologisch deskundige
Het Bureau Oudheidkundig Onderzoek Rotterdam of een andere deskundige op het gebied van archeologie.
1.12 Archeologisch monument
Monument als bedoeld in artikel 1.1. van de Erfgoedwet.
1.13 Bebouwing
Een of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.14 Bebouwingspercentage
Een percentage dat aangeeft hoeveel van het oppervlak van een bestemmingsvlak door gebouwen mag worden ingenomen.
1.15 Bedrijfswoning
Een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is.
1.16 Bedrijven
De bedrijven genoemd in de Lijst van bedrijfsactiviteiten behorende bij deze regels, of de bedrijven die anderszins toegestaan zijn op basis van de regels van dit bestemmingsplan.
1.17 Beleidskader hoog-risico biologische laboratoria Rotterdam-Rijnmond
Het 'Beleidskader hoog-risico biologische laboratoria Rotterdam-Rijnmond' dat als Bijlage 2 bij de regels van dit plan of een herziening of wijziging van dit beleidskader.
1.18 Beperkt kwetsbare objecten
- a. woningen, kantoorgebouwen, hotels, restaurants, winkels en bedrijfsgebouwen, voor zover deze objecten niet tot de categorie Kwetsbare objecten behoren;
- b. sporthallen, zwembaden, speeltuinen;
- c. sport- en kampeerterreinen en terreinen bestemd voor recreatieve doeleinden, voor zover zij niet tot de categorie Kwetsbare objecten behoren;
- d. andere objecten die met de onder a en b genoemde gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat daarin doorgaans aanwezig is en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid bij een ongeval, voor zover die objecten niet tot de categorie Kwetsbare objecten behoren;
- e. objecten met een hoge infrastructurele waarde, zoals een telefoon- of elektriciteitscentrale of een gebouw met vluchtleidingsapparatuur, voor zover die objecten wegens de aard van de gevaarlijke stoffen die bij een ongeval kunnen vrijkomen, bescherming verdienen tegen de gevolgen van dat ongeval.
1.19 Besluit externe veiligheid inrichtingen
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen zoals dat luidt ten tijde van de ter inzage legging van het ontwerp van dit bestemmingsplan.
1.20 Bestemmingsgrens
De grens van een bestemmingsvlak.
1.21 Bestemmingsvlak
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.22 Bouwaanduidingen
Alle aanduidingen met betrekking tot de wijze van bouwen en de verschijningsvorm van bouwwerken.
1.23 Bouwen
Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.24 Bouwgrens
De grens van een bouwvlak.
1.25 Bouwlaag
Het tussen twee opeenvolgende vloeren (of tussen een vloer en plat dak) gelegen, voor verblijf geschikt deel van een gebouw. Een kap, vliering, zolder, souterrain, alsmede een dakopbouw binnen het theoretisch profiel van een kap, worden niet als een afzonderlijke bouwlaag beschouwd. Alleen ingeval een dakopbouw of dakkapel breder is dan tweederde van de pandbreedte, wordt dit als een aparte bouwlaag geteld.
NB: onder het 'theoretisch profiel van een kap' wordt verstaan de ruimte binnen een kap met schuine zijden waarvan de hellingshoek ten minste 20 en maximaal 60 graden bedraagt, tenzij in de bestemmingsregels in hoofdtstuk 2 anders is bepaald.
1.26 Bouwperceel
Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.27 Bouwperceelgrens
De grens van een bouwperceel.
1.28 Bouwvlak
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.29 Bouwwerk
Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.30 Bruto vloeroppervlak (b.v.o.)
Het vloeroppervlak van een bouwwerk, inclusief de niet direct voor het hoofddoel bruikbare ruimten (bijvoorbeeld bij een productiebedrijf of winkel, de magazijn-, expeditie-, kantoorruimten). Gebouwde parkeervoorzieningen worden niet tot het b.v.o. gerekend.
1.31 Bijbehorend bouwwerk
Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.
1.32 Bijgebouw
Vrijstaand gebouw dat door constructie en/of afmetingen ondergeschikt is aan een hoofdgebouw gelegen op hetzelfde perceel.
1.33 Cultuur en ontspanning
Voorzieningen op het gebied van cultuur, spel en ontspanning, zoals een atelier, creativiteitscentrum, dansschool, kookstudio, muziekschool, museum, theater en met uitzondering van: een bioscoop, filmhuis en automatenhal.
1.34 Daghoreca
Horeca, met inachtname van de volgende voorwaarden:
- de inrichting mag geopend zijn tussen 07.00 en 23.00 uur;
- er mag niet meer dan achtergrondmuziek geproduceerd worden;
Een Feestzaal valt hier niet onder.
1.35 Dag- en avondhoreca (met achtergrondmuziek)
Horeca, met inachtname van de volgende voorwaarden:
- de inrichting mag op zondag t/m donderdag geopend zijn tussen 07.00 en 01.00 uur en op vrijdag en zaterdag tussen 07.00 en 03.00;
- er mag niet meer dan achtergrondmuziek geproduceerd worden.
Een Feestzaal valt hier niet onder.
1.36 Dag- en avondhoreca (met meer dan achtergrondmuziek)
Horeca, met inachtname van de volgende voorwaarden:
- de inrichting mag op zondag t/m donderdag geopend zijn tussen 07.00 en 01.00 uur en op vrijdag en zaterdag tussen 07.00 en 03.00;
- er mag meer dan achtergrondmuziek geproduceerd worden.
Een Feestzaal valt hier niet onder.
1.37 Dakterras
Een bouwkundige voorziening op het platte dak van een gebouw dat bestaat uit een te betreden vlak, geheel of gedeeltelijk omgeven door een hekwerk waarvan de bouwhoogte minimaal 1,2 meter bedraagt, al dan niet voorzien van een gebouwde voorziening op het dak (ten behoeve van de daktoegang), met inachtneming van het bepaalde in artikel 39.3.
1.38 Detailhandel
Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ter verkoop, verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.39 Dienstverlening
Het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen. Een belwinkel en een seksinrichting worden hier niet onder begrepen.
1.40 Dove gevel
- a. een bouwkundige constructie waarin geen te openen delen aanwezig zijn en met een in NEN 5077 bedoelde karakteristieke geluidwering die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidbelasting van die constructie en 33 dB onderscheidenlijk 35 dB(A), alsmede,
- b. een bouwkundige constructie waarin alleen bij uitzondering te openen delen aanwezig zijn, mits deze niet direct grenzen aan een geluidsgevoelige ruimte.
In dit verband wordt onder een geluidsgevoelige ruimte verstaan een ruimte binnen een woning voor zover die kennelijk als slaap-, woon- of eetkamer wordt gebruikt of voor een zodanig gebruik is bestemd, alsmede een keuken van ten minste 11 m2.
1.41 Dryproof bouwen
Een gebouw wordt tot het minimale uitgiftepeil waterdicht gemaakt.
1.42 Dubbele gevel
Gevelconstructie bestaande uit een buiten- en binnengevel, waarbij de buitenste gevel fungeert als gebouwgebonden geluidsscherm dat ten hoogste 30 mm geopend kan worden.
1.43 Duurzame energieproductie
Onder duurzame energieproductie wordt verstaan de productie van energie uit uitsluitend duurzame bronnen, zoals energie uit wind, waterkracht, zon, bodem, buitenluchtwarmte en biomassa. Energieopwekking uit waterstof is hiervan uitgesloten.
1.44 Dynamische parkeerbalans
Een door de gemeente beheerde periodiek te actualiseren parkeerbalans waarin inzichtelijk is gemaakt:
- Welke omgevingsvergunningen er verleend zijn;
- Locatie en hoeveelheid reeds gerealiseerde parkeerplaatsen;
- Locatie en hoeveelheid te realiseren parkeerplaatsen.
1.45 Erf
Al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden.
1.46 Erfgoedwet
De Erfgoedwet (2016), zoals deze luidt op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerp van dit bestemmingsplan.
1.47 Etmaalwaarde
De etmaalwaarde van het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau LAr, Lt in dB(A) met betrekking tot een inrichting is de hoogste van de volgende drie waarden:
- a. de waarde van het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau over de periode 07.00–19.00 uur (dag);
- b. de met 5 dB(A) verhoogde waarde van het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau over de periode 19.00–23.00 uur (avond);
- c. de met 10 dB(A) verhoogde waarde van het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau over de periode 23.00–07.00 uur (nacht).
1.48 Feestzaal
Een ruimte die bedrijfsmatig ter beschikking wordt gesteld voor uitsluitend het houden van feesten en partijen met een besloten karakter door middel van het verhuren van de accommodatie, waarbij het verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en drank mogelijk is.
1.49 Floor Space Index (FSI)
Het quotiënt van het bruto vloeroppervlak van een gebouw en de grootte van het perceel waarop dat gebouw staat.
1.50 Gevellijn
Grens waarin de voorgevel gebouwd moet worden.
1.51 Gevelpakket LFG met geluidwerende beglazing
Een gevel met tenminste de volgende geluidwering tegen laagfrequent geluid (LFG):
Gevelopbouw | 25 Hz | 31,5 Hz | 40 Hz | 50 Hz | 63 Hz | 80 Hz | 100 Hz | 125 Hz |
gevel met geluidwerende beglazing | 15 | 16 | 17 | 18 | 19 | 21 | 22 | 23 |
1.52 Gevelpakket LFG met extra geluidwerende beglazing
Een gevel met tenminste de volgende geluidwering tegen laagfrequent geluid (LFG):
Gevelopbouw | 25 Hz | 31,5 Hz | 40 Hz | 50 Hz | 63 Hz | 80 Hz | 100 Hz | 125 Hz |
gevel met extra geluidwerende beglazing | 19 | 20 | 21 | 22 | 23 | 25 | 27 | 29 |
1.53 Gezamenlijk geluid
Het geluid in dB Lden als gevolg van wegverkeerslawaai, industrielawaai, nestgeluid, scheepvaartgeluid, en het geluid als gevolg van inrichtingen buiten een industrieterrein, voor elke inrichting die een hogere geluidbelasting veroorzaakt dan 50 dB(A) etmaalwaarde tegelijk, energetisch opgeteld zonder correctie voor de verschillen in hinderlijkheid.
1.54 Gemeenschappelijke voorzieningen
Voorzieningen:
- a. uitsluitend ten behoeve van bewoners zoals bijeenkomst- en ontmoetingsruimtes, cultuur en ontspanning, wasvoorzieningen, met dien verstande dat detailhandel niet toegestaan is;
- b. ten behoeve van het functioneren van de gebouwen, zoals een lobby- en ontvangstruimte en kantoorfuncties, met dien verstande dat detailhandel niet toegestaan is.
1.55 Gemeenschappelijke gezonde buitenruimte
Een gemeenschappelijke buitenruimte bij een woningbouwblok met:
- a. een gecumuleerde geluidbelasting van maximaal 50 dB Lden. Bij het bepalen van de gecumuleerde geluidbelasting worden de volgende geluidbronnen betrokken: wegverkeerslawaai, scheepvaartlawaai, industrielawaai, nestgeluid en het geluid als gevolg van inrichtingen buiten een industrieterrein, voor elke inrichting die een hogere geluidbelasting veroorzaakt dan 50 dB(A) etmaalwaarde;
- b. een minimale oppervlakte van 8 m² per woning, met een minimum van 100 m² per gemeenschappelijke gezonde buitenruimte.
1.56 Gevaarlijke stoffen
Stoffen of preparaten die krachtens het Besluit verpakking en aanduiding milieugevaarlijke stoffen en preparaten zijn ingedeeld in een categorie als bedoeld in artikel 34, tweede lid van de Wet milieugevaarlijke stoffen, zoals deze luidt op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerp van dit bestemmingsplan.
1.57 Gebouw
Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.58 Geluidsgevoelige objecten
Hieronder worden verstaan de in de Wet geluidhinder aangewezen objecten: woningen, onderwijsgebouwen, ziekenhuizen, verpleeghuizen, verzorgingstehuizen, psychiatrische inrichtingen en kinderdagverblijven.
NB: Delen van deze gebouwen kunnen worden uitgezonderd wanneer deze een bestemming krijgen voor een functie die niet als geluidsgevoelig kan worden beschouwd.
1.59 Gezonde buitenruimte
Een buitenruimte behorende bij een individuele woning met een gecumuleerde geluidbelasting van maximaal 50 dB Lden, met uitzondering van een buitenruimte achter een vliesgevel. Bij het bepalen van de gecumuleerde geluidbelasting worden de volgende geluidbronnen betrokken: wegverkeerslawaai, scheepvaartlawaai, industrielawaai, nestgeluid en het geluid als gevolg van inrichtingen buiten een industrieterrein, voor elke inrichting die een hogere geluidbelasting veroorzaakt dan 50 dB(A) etmaalwaarde.
1.60 Gezonde gevel
Een gevel of zijde met een gecumuleerde geluidbelasting van maximaal 50 dB Lden. Bij het bepalen van de gecumuleerde geluidbelasting worden de volgende geluidbronnen betrokken: wegverkeerslawaai, scheepvaartlawaai, industrielawaai, nestgeluid en het geluid als gevolg van inrichtingen buiten een industrieterrein, voor elke inrichting die een hogere geluidbelasting veroorzaakt dan 50 dB(A) etmaalwaarde
1.61 Gezond geveldeel
Een deel van een gevel of zijde met een gecumuleerde geluidbelasting van maximaal 50 dB Lden. Bij het bepalen van de gecumuleerde geluidbelasting worden de volgende geluidbronnen betrokken: wegverkeerslawaai, scheepvaartlawaai, industrielawaai, nestgeluid en het geluid als gevolg van inrichtingen buiten een industrieterrein, voor elke inrichting die een hogere geluidbelasting veroorzaakt dan 50 dB(A) etmaalwaarde
1.62 GGD
Gemeentelijke Gezondheidsdienst Rotterdam-Rijnmond.
1.63 Grondgebonden woningen
Woningen met een eigen tuin.
1.64 Hoofdgebouw
Gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
1.65 Hoog-risico biologisch laboratorium
Een biologisch laboratorium met een biologische veiligheidsklasse 3 of hoger zoals bedoeld in het 'Beleidskader hoog-risico biologische laboratoria Rotterdam-Rijnmond'.
1.66 Horeca
Het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en drank.
1.67 Hotel
Het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf en bijbehorende voorzieningen zoals ter plaatse nuttigen van voedsel en dranken en het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie.
1.68 Kap
Een afdekking van een gebouw met schuine zijden waarbij de hellingshoek ten minste 20 en ten hoogste 60 graden bedraagt.
1.69 Kantoren
Het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.
1.70 Kleinschalige speeltoestellen
Speeltoestellen niet hoger dan 4 meter.
1.71 Kleinschalige detailhandel
Kleinschalige detailhandel bij sport-, culturele, medische, onderwijs, recreatie- en vrije tijdsvoorzieningen, alsmede andere locaties met veel bezoekers of passanten, met een assortiment dat aansluit op de aard van deze voorzieningen of locaties.
1.72 Kwetsbare objecten
- a. woningen, met uitzondering van:
- 1. verspreid liggende woningen van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen per hectare;
- 2. dienst- en bedrijfswoningen van derden;
- b. gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, zoals:
- 1. ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen;
- 2. scholen;
- 3. gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen;
- c. gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, zoals:
- 1. kantoorgebouwen en hotels met een b.v.o. van meer dan 1500 m² per object;
- 2. complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk b.v.o. meer dan 1000 m² bedraagt en winkels met een totaal b.v.o. van meer dan 2000 m² per winkel, voor zover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd;
- d. kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen.
1.73 Maaiveld
De bovenkant van het aansluitende, afgewerkte terrein dat een bouwwerk omgeeft, met dien verstande dat in geaccidenteerd terrein het gemiddelde van die bovenkanten wordt aangehouden.
1.74 Loggia
Een aan drie zijden afsluitbare buitenruimte welke zich binnen of tegen het gevelvlak bevindt.
1.75 Maakbedrijven
- a. Bedrijven die van bestaande materialen nieuwe producten maken. Maakbedrijven zijn onder andere actief in de productie van industriële machines, (maritieme) engineering, clean tech, recycling en zuivering, biobased plastics, composiet, duurzame energieproductie en voedselproductie, onderzoeksvoorzieningen.
- b. creatieve en ambachtelijke maakbedrijven die zich bezig houden met activiteiten als speur- en ontwikkelingswerk, ontwerp/design, testing en prototyping.
1.76 Maatschappelijke voorzieningen
Voorzieningen op het gebied van onderwijs, religie, gezondheidszorg, cultuur, maatschappelijke dienstverlening en publieke dienstverlening. Bioscopen en filmhuizen vallen hier niet onder.
1.77 Milieudeskundige
De DCMR Milieudienst Rijnmond of de daarvoor in de plaats tredende instantie.
1.78 Mobiliteitshub
Een gebouwde collectieve parkeervoorziening voor auto's en fietsen, waaronder voorzieningen ten behoeve van de realisatie van minimaal één vorm van deelmobiliteit. De voorziening is openbaar toegankelijk. Naast mobiliteitsvoorzieningen kunnen er ook andere voorzieningen worden aangeboden.
1.79 Nachthoreca
Horeca, met inachtname van de volgende voorwaarden:
- de inrichting mag 24 uur per dag geopend zijn;
- er mag meer dan achtergrondmuziek geproduceerd worden.
Een Feestzaal valt hier niet onder.
1.80 NAP
Het Normaal Amsterdams Peil is de referentiehoogte waaraan hoogtemetingen in Nederland worden gerelateerd.
1.81 Nieuw hoog-risico biologisch laboratorium
Nieuwvestiging van een hoog-risico biologisch laboratorium of uitbreiding van een bestaand (hoog-risico biologisch) laboratorium met een hoog-risico biologisch laboratorium.
1.82 Oorspronkelijke zij- resp. achtergevel
De zij- resp. achtergevel van een gebouw op het tijdstip van eerste oplevering van het gebouw.
1.83 Ondergeschikte detailhandel
Detailhandel in ter plaatse vervaardigde goederen bij een productiebedrijf, ondergeschikt aan de hoofdfunctie.
1.84 Openbaar nutsvoorzieningen
Op het openbaar leidingen net aangesloten voorzieningen op het vlak van gas-, water-, elektriciteitsdistributie, blokverwarming, (riool)gemalen (een gasdrukregelstation wordt niet hieronder begrepen).
1.85 Openbaar toegankelijk gebied
Weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid onder b. van de Wegenverkeerswet 1994, openbaar water, alsmede ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van de zogenaamde brandpaden voor de achterontsluiting van tuinen voor langzaam verkeer.
1.86 Openbare collectieve parkeervoorziening op maaiveld
Een collectieve parkeervoorziening voor (deel)auto's op maaiveld die openbaar toegankelijk is en meerdere bouwplots bedient.
1.87 Peil (straat-)
- a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van de kruin van de weg;
- b. voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang niet aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang, na voltooiing van de aanleg van dat terrein.
Indien een bouwwerk aan meer dan één weg wordt gebouwd, is het peil van de hoogstgelegen weg maatgevend.
1.88 Perifere detailhandel
Detailhandel in goederen die qua aard en omvang van de aangeboden goederen niet of niet goed inpasbaar is in centra, zoals detailhandel in auto's, boten, caravans, tuincentra artikelen, bouwmarkt, grove bouwmaterialen, keuken- en sanitair- en woninginrichting.
1.89 Praktijkruimte
Een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch, medisch, paramedisch, therapeutisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied.
1.90 Publieke dienstverlening
Bestuursorganen van de overheid en de daaraan gekoppelde ambtelijke diensten ten behoeve van de beleidsvoorbereiding en -uitvoering, alsmede politie, brandweer, reinigingsdiensten, gezondheidsdiensten.
1.91 Rijbaan
Elk voor rijdende voertuigen bestemd weggedeelte, met uitzondering van (brom)fietspaden.
1.92 Rijstrook
Gedeelte van de rijbaan van een weg (welke door middel van doorgetrokken of onderbroken strepen gemarkeerd is) van zodanige breedte dat bestuurders van motorvoertuigen op meer dan twee wielen daarvan gebruik kunnen maken.
1.93 Seksinrichting
De voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht.
1.94 Souterrain
Een gedeeltelijk onder het maaiveld gelegen gebruiksruimte van een gebouw.
1.95 Straatmeubilair
Voorzieningen ten behoeve van de weggebruiker, zoals verkeersborden, straatverlichting, zitbanken, plantenbakken e.d.
1.96 Tuin
Terrein ten behoeve van de aanleg van groenvoorzieningen, met de daarbij behorende verharding (paden, terrassen) en vijvers en dat in overwegende mate niet voor bebouwing in aanmerking komt.
1.97 Uitstekende delen aan gebouwen
Erkers, luifels, balkons, galerijen e.d.
1.98 Vercammencurve vanaf 25 Hz
Referentiecurve Vercammen voor laagfrequent geluid
Tertsband | 25 | 31,5 | 40 | 50 | 63 | 80 | 100 | 125 | Hz |
Ongewogen geluid binnen | 65 | 59 | 55 | 50 | 46 | 42 | 39 | 36 | dB |
1.99 Vitale en kwetsbare functies
Trafohuisjes, gemalen, gasdrukmeet- en regelstations, nutsvoorzieningen, gezondheidszorg met overnachtingsfunctie.
1.100 VRR
Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond.
1.101 Water
Waterlopen (sloten, singels, vijvers e.d.) ten behoeve van de waterberging, alsmede de aan- en afvoer van oppervlaktewater.
1.102 Wet geluidhinder
De Wet geluidhinder zoals deze luidt op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerp voor dit bestemmingsplan.
1.103 Wetproof bouwen
Een gebouw wordt zo gebouwd dat tijdens een overstroming water in de woning kan komen maar dat het pand geen of weinig schade ondervindt en na de overstroming weer bruikbaar is.
1.104 Wet ruimtelijke ordening
De Wet ruimtelijke ordening zoals deze luidt op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerp voor dit bestemmingsplan.
1.105 Woningwet
De Woningwet zoals deze luidt op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerp voor dit bestemmingsplan.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de dakhelling
Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.2 de goothoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.3 de inhoud van een bouwwerk
Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.5 de oppervlakte van een bouwwerk
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van een bouwwerk.
2.6 de breedte van een gebouw
Van en tot de buitenkant van een zijgevel dan wel het hart van een gemeenschappelijke scheidingsmuur, met dien verstande, dat wanneer de zijgevels verspringen of niet evenwijdig lopen, het gemiddelde wordt genomen van de kleinste en de grootste breedte.
2.7 de afstand van een gebouw tot de zijdelingse perceelsgrens
Vanaf het punt van de gevel van een gebouw welke het dichtst bij de perceelsgrens is gelegen, haaks op de perceelsgrens.
2.8 ondergeschikte bouwdelen
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons, zonnepanelen, dakgoten en overstekende daken, liftopbouwen, glazenwasinstallaties, technische installaties e.d. buiten beschouwing gelaten, alsmede een dikker dakpakket wanneer dat nodig is voor een groen dak, mits de overschrijding niet meer dan 1,5 meter bedraagt.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bedrijven t/m categorie 2 als bedoeld in de Lijst van bedrijfsactiviteiten behorende bij deze regels;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 1': tevens een chocoladefabriek met een productieoppervlak van meer dan 2.000 m² uit milieucategorie 5.1;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 2': tevens een timmerwerkfabriek met een productieoppervlak van meer dan 200 m² uit milieucategorie 3.2;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 3': tevens voor Maakbedrijven die qua aard en milieueffecten vergelijkbaar zijn met milieucategorie 3.1;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 5': tevens voor een slachterij uit milieucategorie 3.2;
- f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 11': tevens voor een bedrijfsverzamelgebouw met een bierbrouwerij uit milieucategorie 3.1, meubelfabricage uit milieucategorie 3.2, een distributiecentrum voor boodschappen uit milieucategorie 3.1, een kleinschalige koffiebranderij en de vervaardiging van wijn uit milieucategorie 2;
- g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd – 2': tevens voor kantoor, zaalverhuur ten behoeve van vergaderingen en evenementen, maximaal één bedrijfswoning en Dag- enavondhoreca (met achtergrondmuziek);
- h. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor' tevens voor zelfstandige kantoren;
- i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - 1' tevens voor een Feestzaal;
- j. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' tevens voor één bedrijfswoning, uitsluitend op de verdieping;
- k. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - 2' tevens voor detailhandel in werkkleding en toebehoren;
- l. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van cultuur & ontspanning - 1' tevens voor werkateliers voor kunstenaars;
- m. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van cultuur & ontspanning - 2' tevens voor cultuur en ontspanning en ruimtes voor cultuur, kunst exposities en ateliers;
- n. ter plaatse van de aanduiding 'gemengd' tevens voor kantoren, sport en recreatie, cultuur en ontspanning, Dag- en avondhoreca (met achtergrondmuziek) en Ondergeschikte detailhandel;
- o. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' tevens voor een parkeerplaats voor vrachtwagens met bijbehorende voorzieningen;
- p. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – 15' tevens voor meubelfabricage en maakbedrijven uit milieucategorie 3.1, met dien verstande dat de bedrijfsactiviteiten inpandig plaatsvinden;
- q. bedrijfsgebonden kantoren;
- r. bijbehorende opslag- en werkterreinen en erf, op het moment van vaststelling van het bestemmingsplan bestaande parkeervoorzieningen, ontsluitingswegen en -paden, opstelplaatsen ten behoeve van laden en lossen, invalidenparkeerplaatsen, groen en water;
- s. walstroomvoorzieningen;
- t. mobiliteitshubs en openbare collectieve parkeervoorzieningen op maaiveld.
3.2 Bouwregels
3.3 Specifieke gebruiksregels
3.4 Afwijken van de gebruiksregels
3.5 Nadere eisen bedrijfsgebouwen
- 1. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd of in gebruik worden genomen indien de begane grondvloer wordt gebouwd op een peil van minimaal 3,60 meter +NAP;
- 2. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd of in gebruik worden genomen indien elektra-, gas- en telecomaansluitingen op minimaal 3,90 meter +NAP worden geplaatst;
- 3. van de eis in lid 1 mag worden afgeweken indien er schadebeperkende maatregelen worden getroffen waarmee de negatieve effecten van overstroming worden voorkomen, conform Dryproofbouwen. Hierbij dient de volgende schadebeperkende maatregelen in ieder geval te worden getroffen: het waterkerend maken van de gevels tot een hoogte van minimaal 3,60 meter +NAP;
- 4. van de eis in lid 1 mag worden afgeweken indien er een vergelijkbare bescherming tegen overstroming wordt gerealiseerd, conform Wetproof bouwen;
- 5. de eisen in lid 1 en lid 2 gelden niet voor gebouwen die op het moment van terinzagelegging van dit bestemmingsplan reeds zijn gebouwd en in gebruik zijn.
Artikel 4 Bedrijf - 1
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijven tot en met categorie 4.2' voor bedrijfsactiviteiten t/m milieucategorie 4.2 ten behoeve van op- en overslag en productie van fruit en sappen;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijven tot en met categorie 5.1' voor bedrijfsactiviteiten t/m milieucategorie 5.1 ten behoeve van op- en overslag en productie van fruit en sappen;
- c. bedrijfsgebonden kantoren;
- d. bijbehorende opslag- en werkterreinen en erf, parkeervoorzieningen, ontsluitingswegen en -paden, opstelplaatsen ten behoeve van laden en lossen, invalidenparkeerplaatsen, groen en water;
- e. walstroomvoorzieningen.
4.2 Bouwregels
4.3 Specifieke gebruiksregels
4.4 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.3.2 alvorens deze omgevingsvergunning te verlenen winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de VRR en de GGD, waarbij VRR en GGD hun advies baseren op het 'Beleidskader hoog-risico biologische laboratoria Rotterdam-Rijnmond'.
4.5 Nadere eisen bedrijfsgebouwen
- 1. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd of in gebruik worden genomen indien de begane grondvloer wordt gebouwd op een peil van minimaal 3,60 meter +NAP;
- 2. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd of in gebruik worden genomen indien elektra-, gas- en telecomaansluitingen op minimaal 3,90 meter +NAP worden geplaatst;
- 3. van de eis in lid 1 mag worden afgeweken indien er schadebeperkende maatregelen worden getroffen waarmee de negatieve effecten van overstroming worden voorkomen, conform Dryproofbouwen. Hierbij dient de volgende schadebeperkende maatregelen in ieder geval te worden getroffen: het waterkerend maken van de gevels tot een hoogte van minimaal 3,60 meter +NAP;
- 4. van de eis in lid 1 mag worden afgeweken indien er een vergelijkbare bescherming tegen overstroming wordt gerealiseerd, conform Wetproof bouwen;
- 5. de eisen in lid 1 en lid 2 gelden niet voor gebouwen die op het moment van terinzagelegging van dit bestemmingsplan reeds zijn gebouwd en in gebruik zijn.
Artikel 5 Bedrijf - 2
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijven tot en met categorie 4.2':
- 1. voor laad-, los- en overslagbedrijven t.b.v. zeeschepen voor stukgoederen (uitsluitend in de vorm van fruit) uit milieucategorie 4.2;
- 2. voor laad-, los- en overslagbedrijven t.b.v. binnenvaart voor stukgoederen (uitsluitend in de vorm van fruit) uit milieucategorie 3.2;
- 3. opslag van fruit en fruitproducten in pak- en koelhuizen uit milieucategorie 3.1;
- 4. bijbehorende activiteiten gericht op de productie en verwerking van fruit zoals de vervaardiging van vruchtensap, conservering van fruit, vervaardiging van uit fruit bestaande voedingsmiddelen en het verrichten van deelverwerkingen aan fruit, qua milieuhinder vergelijkbaar met een bedrijf uit milieucategorie 4.2 of lager;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijven tot en met categorie 3.2': voor bedrijfsactiviteiten t/m milieucategorie 3.2 ten behoeve van op- en overslag en distributie van voedsel, fruit en stukgoed
- c. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijven tot en met categorie 3.1': voor bedrijfsactiviteiten t/m milieucategorie 3.1 ten behoeve van op- en overslag en distributie van voedsel, fruit en stukgoed;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 16': voor bedrijfsactiviteiten t/m categorie 5.3 alleen voor zover sprake is van de op- en overslag van non-ferrometalen en legeringen, waaronder CMR-stoffen (geen poedervormige metalen) en ongevaarlijke goederen als stukgoed en in verpakkingen ten behoeve van zeeschepen;
- e. bedrijfsgebonden kantoren;
- f. bijbehorende opslag- en werkterreinen en erf, parkeervoorzieningen, ontsluitingswegen en -paden, opstelplaatsen ten behoeve van laden en lossen, invalidenparkeerplaatsen, groen en water;
- g. walstroomvoorzieningen.
5.2 Bouwregels
5.3 Specifieke gebruiksregels
5.4 Afwijken van de gebruiksregels
5.5 Nadere eisen bedrijfsgebouwen
- 1. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd of in gebruik worden genomen indien de begane grondvloer wordt gebouwd op een peil van minimaal 3,60 meter +NAP;
- 2. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd of in gebruik worden genomen indien elektra-, gas- en telecomaansluitingen op minimaal 3,90 meter +NAP worden geplaatst;
- 3. van de eis in lid 1 mag worden afgeweken indien er schadebeperkende maatregelen worden getroffen waarmee de negatieve effecten van overstroming worden voorkomen, conform Dryproofbouwen. Hierbij dient de volgende schadebeperkende maatregelen in ieder geval te worden getroffen: het waterkerend maken van de gevels tot een hoogte van minimaal 3,60 meter +NAP;
- 4. van de eis in lid 1 mag worden afgeweken indien er een vergelijkbare bescherming tegen overstroming wordt gerealiseerd, conform Wetproof bouwen;
- 5. de eisen in lid 1 en lid 2 gelden niet voor gebouwen die op het moment van terinzagelegging van dit bestemmingsplan reeds zijn gebouwd en in gebruik zijn.
Artikel 6 Bedrijf - 3
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijven tot en met categorie 4.2' voor bedrijfsactiviteiten t/m milieucategorie 4.2 ten behoeve van overslag en verwerking van afval, met dien verstande dat het gebruik niet meer mag worden hervat als dit gebruik -zijnde het uitvoeren van deze specifieke bedrijfsacitivteiten- eenmaal is beëindigd en drie maanden gestaakt is geweest;
- b. bedrijven t/m milieucategorie 2 als bedoeld in de Lijst van bedrijfsactiviteiten behorende bij deze regels;
- c. bedrijfsgebonden kantoren;
- d. bijbehorende opslag- en werkterreinen en erf, parkeervoorzieningen, ontsluitingswegen en -paden, opstelplaatsen ten behoeve van laden en lossen, invalidenparkeerplaatsen, groen en water;
- e. walstroomvoorzieningen.
6.2 Bouwregels
6.3 Specifieke gebruiksregels
6.4 Afwijken van de gebruiksregels
6.5 Nadere eisen bedrijfsgebouwen
- 1. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd of in gebruik worden genomen indien de begane grondvloer wordt gebouwd op een peil van minimaal 3,60 meter +NAP;
- 2. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd of in gebruik worden genomen indien elektra-, gas- en telecomaansluitingen op minimaal 3,90 meter +NAP worden geplaatst;
- 3. van de eis in lid 1 mag worden afgeweken indien er schadebeperkende maatregelen worden getroffen waarmee de negatieve effecten van overstroming worden voorkomen, conform Dryproofbouwen. Hierbij dient de volgende schadebeperkende maatregelen in ieder geval te worden getroffen: het waterkerend maken van de gevels tot een hoogte van minimaal 3,60 meter +NAP;
- 4. van de eis in lid 1 mag worden afgeweken indien er een vergelijkbare bescherming tegen overstroming wordt gerealiseerd, conform Wetproof bouwen;
- 5. de eisen in lid 1 en lid 2 gelden niet voor gebouwen die op het moment van terinzagelegging van dit bestemmingsplan reeds zijn gebouwd en in gebruik zijn.
Artikel 7 Bedrijf - 4
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf - 4' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone - geluidruimte zone 1': Maakbedrijven die voldoen aan de normen voor geluidruimte zone 1 in tabel 1, met inachtname van het bepaalde in 7.4.10;
- b. ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone - geluidruimte zone 2': Maakbedrijven die voldoen aan de normen voor geluidruimte zone 2 in tabel 1, met inachtname van het bepaalde in 7.4.10;
- c. ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone - geluidruimte zone 3': Maakbedrijven die voldoen aan de normen voor geluidruimte zone 3 in tabel 1, met inachtname van het bepaalde in 7.4.10;
- d. ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone - geluidruimte zone 4': Maakbedrijven die voldoen aan de normen voor geluidruimte zone 4 in tabel 1, met inachtname van het bepaalde in 7.4.10;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 6': uitsluitend een hoogspannings(koppel)station voor het transporteren, verdelen en transformeren van elektrische energie met een transformatorvermogen van 200-1000 MVA uit milieucategorie 4.2 met bijbehorende voorzieningen, kabels en leidingen;
- f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 7': uitsluitend een elekriciteitsdistributiebedrijf met een transformatorvermogen van 100-200 MVA uit milieucategorie 3.2 met daarbij behorende ondergrondse en bovengrondse leidingen en toebehoren;
- g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 8': uitsluitend voor:
- 1. een installatie voor stadsverwarming;
- 2. een installatie voor koude-levering;
- 3. bijbehorende voorzieningen zoals elektrische boilers, biofuel boilers, gas boilers (niet zijnde noodboilers), pompen, warmtebuffers, stikstofgeneratoren, warmtepompen, transformatoren, hulp- en stoomketels, overige elektrische installaties, warmwater opslag en luchtscheidingsinstallaties;
- 4. zonnepanelen;
- 5. bijbehorende voorzieningen voor de energietransitie zoals piek- en back-upinstallaties, elektriciteitsopslag met batterijen;
- 6. bijbehorende boven- en ondergrondse water-, warmte-, gas- waterstof en elektriciteitsleidingen;
en met inachtname van het bepaalde in 7.4.3;
- h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 9': tevens een bierbrouwerij uit milieucategorie 3.1 met bijbehorende Dag- en avondhoreca (met achtergrondmuziek) en Ondergeschikte detailhandel;
- i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 10': uitsluitend een netbeheerbedrijf met bijbehorende activiteiten en voorzieningen zoals bijeenkomstruimten, en met inachtname van het bepaalde in 7.4.3;
- j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 13': tevens voor een bedrijfsgebouw met laboratoria en kantoorruimte;
- k. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor': tevens voor zelfstandige kantoren;
- l. ter plaatse van de aanduiding 'horeca': tevens voor Dag- en avondhoreca (met achtergrondmuziek);
- m. havengebonden kantoren;
- n. bedrijfsgebonden kantoren;
- o. ter plaatse van de aanduiding 'gemengd' tevens:
- 1. sportvoorzieningen, met inachtname van het bepaalde in 7.4.9;
- 2. cultuur, met inachtname van het bepaalde in 7.4.9;
- 3. dienstverlening, met inachtname van het bepaalde in 7.4.9;
- 4. in aanvulling op het bepaald in lid 7.1 sub 'l': twee nieuwe Dag- en avondhoreca (metachtergrondmuziek)-inrichtingen, met inachtname van het bepaalde in 7.4.9;
- 5. Ondergeschikte detailhandel, met inachtname van het bepaalde in 7.4.9;
- 6. Kleinschalige detailhandel, met inachtname van het bepaalde in 7.4.9;
- p. gebouwde parkeervoorzieningen;
- q. ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting': een reservering voor een ontsluitingsroute, met inachtname van het bepaalde in 7.2.2 onder 'g';
- r. ter plaatse van de aanduiding 'groen': reservering voor doorgaande groenstructuur met doorgaand fietspad, met inachtname van het bepaalde in 7.2.2 onder 'h';
- s. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - gasdrukregelstation': een gasontvang- en verdeelstation met daarbij behorende ondergrondse en bovengrondse leidingen en toebehoren uit milieucategorie 3.1;
- t. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - 2': tevens voor Dag- en avondhoreca(met meer dan achtergrondmuziek);
- u. kades, taluds en afmeervoorzieningen;
- v. walstroomvoorzieningen;
- w. bijbehorende opslag- en werkterreinen en erf, op het moment van vaststelling van het bestemmingsplan bestaande parkeervoorzieningen, terrassen ten behoeve van een horecavestiging, invalidenparkeerplaatsen, ontsluitingswegen en -paden, opstelplaatsen ten behoeve van laden en lossen, groen en water;
- x. mobiliteitshubs en openbare collectieve parkeervoorzieningen op maaiveld;
- y. dakterrassen met bijbehorende voorzieningen zoals toegangsgebouwen, groen, wateropvang, energieopwekking met zonnepanelen of wind.
7.2 Bouwregels
7.3 Afwijken van de bouwregels
7.4 Specifieke gebruiksregels
7.5 Afwijken van de gebruiksregels
7.6 Nadere eisen bedrijfsgebouwen
- 1. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd of in gebruik worden genomen indien de begane grondvloer wordt gebouwd op een peil van minimaal 3,60 meter +NAP;
- 2. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd of in gebruik worden genomen indien elektra-, gas- en telecomaansluitingen op minimaal 3,90 meter +NAP worden geplaatst;
- 3. van de eis in lid 1 mag worden afgeweken indien er schadebeperkende maatregelen worden getroffen waarmee de negatieve effecten van overstroming worden voorkomen, conform Dryproofbouwen. Hierbij dient de volgende schadebeperkende maatregelen in ieder geval te worden getroffen: het waterkerend maken van de gevels tot een hoogte van minimaal 3,60 meter +NAP;
- 4. van de eis in lid 1 mag worden afgeweken indien er een vergelijkbare bescherming tegen overstroming wordt gerealiseerd, conform Wetproof bouwen;
- 5. de eisen in lid 1 en lid 2 gelden niet voor gebouwen die op het moment van terinzagelegging van dit bestemmingsplan reeds zijn gebouwd en in gebruik zijn.
Artikel 8 Bedrijf - Nutsvoorziening
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. voorzieningen van openbaar nut.
8.2 Bouwregels
Artikel 9 Bedrijf - Overig
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf - Overig' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. een bedrijfsverzamelgebouw met bedrijfsactiviteiten t/m milieucategorie 2 van de Lijst vanbedrijfsactiviteiten;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 12' tevens voor een bedrijfsverzamelgebouw met bedrijfsactiviteiten t/m milieucategorie 3.1 van de Lijst vanbedrijfsactiviteiten, een bakkerij en een koffiebranderij;
- c. kantoren;
- d. bedrijfsgebonden kantoren;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - 2': tevens één Nachthoreca-inrichting en twee Dag- en avondhoreca (met achtergrondmuziek)-inrichtingen;
- f. ter plaatse van de aanduiding 'horeca': tevens voor Dag- en avondhoreca (met achtergrondmuziek);
- g. bijbehorende opslag- en werkterreinen en erf, parkeervoorzieningen, ontsluitingswegen en -paden, opstelplaatsen ten behoeve van laden en lossen, invalidenparkeerplaatsen, groen en water.
9.2 Bouwregels
9.3 Specifieke gebruiksregels
9.4 Afwijken van de gebruiksregels
9.5 Nadere eisen bedrijfsgebouwen
- 1. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd of in gebruik worden genomen indien de begane grondvloer wordt gebouwd op een peil van minimaal 3,60 meter +NAP;
- 2. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd of in gebruik worden genomen indien elektra-, gas- en telecomaansluitingen op minimaal 3,90 meter +NAP worden geplaatst;
- 3. van de eis in lid 1 mag worden afgeweken indien er schadebeperkende maatregelen worden getroffen waarmee de negatieve effecten van overstroming worden voorkomen, conform Dryproofbouwen. Hierbij dient de volgende schadebeperkende maatregelen in ieder geval te worden getroffen: het waterkerend maken van de gevels tot een hoogte van minimaal 3,60 meter +NAP;
- 4. van de eis in lid 1 mag worden afgeweken indien er een vergelijkbare bescherming tegen overstroming wordt gerealiseerd, conform Wetproof bouwen;
- 5. de eisen in lid 1 en lid 2 gelden niet voor gebouwen die op het moment van terinzagelegging van dit bestemmingsplan reeds zijn gebouwd en in gebruik zijn.
Artikel 10 Bedrijventerrein
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bedrijfsactiviteiten t/m milieucategorie 3.1, van de Lijst van bedrijfsactiviteiten;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijven tot en met categorie 3.2' voor bedrijfsactiviteiten t/m milieucategorie 3.2 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'cultuur en ontspanning' tevens voor een theater;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'horeca' voor Dag- en avondhoreca (met achtergrondmuziek);
- e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - 1' voor een Feestzaal;
- f. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' tevens voor een bedrijfswoning;
- g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - 1' tevens voor detailhandel in woninginrichting;
- h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 14' tevens voor een benzinestation met LPG met een maximale doorzet van 500 m³ per jaar;
- i. bedrijfsgebonden kantoren;
- j. bijbehorende opslag- en werkterreinen en erf, parkeervoorzieningen, ontsluitingswegen en -paden, opstelplaatsen ten behoeve van laden en lossen, invalidenparkeerplaatsen, groen en water.
10.2 Bouwregels
10.3 Specifieke gebruiksregels
10.4 Afwijken van de gebruiksregels
10.5 Nadere eisen bedrijfsgebouwen
- 1. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd of in gebruik worden genomen indien de begane grondvloer wordt gebouwd op een peil van minimaal 3,60 meter +NAP;
- 2. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd of in gebruik worden genomen indien elektra-, gas- en telecomaansluitingen op minimaal 3,90 meter +NAP worden geplaatst;
- 3. van de eis in lid 1 mag worden afgeweken indien er schadebeperkende maatregelen worden getroffen waarmee de negatieve effecten van overstroming worden voorkomen, conform Dryproofbouwen. Hierbij dient de volgende schadebeperkende maatregelen in ieder geval te worden getroffen: het waterkerend maken van de gevels tot een hoogte van minimaal 3,60 meter +NAP;
- 4. van de eis in lid 1 mag worden afgeweken indien er een vergelijkbare bescherming tegen overstroming wordt gerealiseerd, conform Wetproof bouwen;
- 5. de eisen in lid 1 en lid 2 gelden niet voor gebouwen die op het moment van terinzagelegging van dit bestemmingsplan reeds zijn gebouwd en in gebruik zijn.
Artikel 11 Detailhandel - Perifeer
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Detailhandel - Perifeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. Perifere detailhandel;
- b. bedrijven t/m milieucategorie 2 als bedoeld in de Lijst van bedrijfsactiviteiten behorende bij deze regels en kantoren, uitsluitend op de begane grond;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'gemengd' tevens voor kantoren, uitsluitend op de begane grond;
- d. erf, op het moment van vaststelling van het bestemmingsplan bestaande parkeervoorzieningen, ontsluitingswegen en -paden, invalidenparkeerplaatsen, groen en water;
- e. mobiliteitshubs en openbare collectieve parkeervoorzieningen op maaiveld'
11.2 Bouwregels
Artikel 12 Groen
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen, met bijbehorende voet- en fietspaden en watergangen;
- b. ontsluitingswegen;
- c. invalidenparkeerplaatsen;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'cultuur en ontspanning': tevens voor een siertuin, tentoonstellingensterrein en parkeerterrein;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - 1': tevens voor een voedseltuin;
- f. ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting': tevens voor een reservering voor een ontsluitingsroute;
- g. uitstekende delen aan gebouwen die toegelaten zijn krachtens een aangrenzende bouwbestemming;
- h. terrassen ten behoeve van een horecavestiging die is toegelaten op grond van een aangrenzende bestemming;
- i. walstroomvoorzieningen;
- j. kleinschalige voorzieningen voor openbaar nut en verkeer en vervoer.
12.2 Bouwregels
12.3 Specifieke gebruiksregels
Ter plaatse van het aanduidingsvlak 'cultuur en ontspanning' mag maximaal 20% in gebruik worden genomen als parkeerterrein.
Artikel 13 Horeca
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. Dag- en avondhoreca (met achtergrondmuziek);
- b. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor': kantoor en opleidingsruimte, uitsluitend op de eerste verdieping;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning': een bedrijfswoning, uitsluitend op de tweede vedieping;
- d. erf, op het moment van vaststelling van het bestemmingsplan bestaande parkeervoorzieningen, ontsluitingswegen en -paden, invalidenparkeerplaatsen, groen en water;
- e. mobiliteitshubs en openbare collectieve parkeervoorzieningen op maaiveld.
13.2 Bouwregels
Artikel 14 Kantoor
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. Kantoor;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'horeca' tevens voor Dag- en avondhoreca (met achtergrondmuziek), uitsluitend op de begane grond;
- c. erf, parkeervoorzieningen, ontsluitingswegen en -paden, invalidenparkeerplaatsen, groen en water.
14.2 Bouwregels
Artikel 15 Overig - Bedrijf -5 En Verkeer-verblijfsgebied
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Overig - Bedrijf -5 en Verkeer-Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. tijdelijke, feitelijk aanwezige bedrijfsactiviteiten ten behoeve van de overslag van droogstukgoed en overige massagoed uit milieucategorie 5.3;
- b. tijdelijke bedrijfsgebonden kantoren;
- c. tijdelijke bijbehorende opslag- en werkterreinen en erf, parkeervoorzieningen, ontsluitingswegen en -paden, groen en water;
- d. voorzieningen ten behoeve van wandelen, verblijven en spelen, zoals trottoirs, voetpaden en trappen;
- e. voorzieningen voor rijdende en stilstaande voertuigen, zoals rijstroken, fietspaden, parkeerplaatsen;
- f. groenvoorzieningen, waterpartijen, waterlopen en overige in het kader van de waterhuishouding nodige voorzieningen, zoals taluds, invalidenparkeerplaatsen, keerwanden en beschoeiingen;
- g. bouwwerken voor kleinschalige openbaar nutsvoorzieningen, verkeer en vervoersvoorzieningen;
- h. mobiliteitshubs en openbare collectieve parkeervoorzieningen op maaiveld.
15.2 Bouwregels
15.3 Specifieke gebruiksregels
Artikel 16 Overig - Verkeer-verblijfsgebied En Woongebied -1
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Overig - Verkeer-Verblijfsgebied en Woongebied -1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. voorzieningen ten behoeve van wandelen, verblijven en spelen, zoals trottoirs, voetpaden en trappen;
- b. voorzieningen voor rijdende voertuigen, zoals rijstroken, fietspaden;
- c. groenvoorzieningen, waterpartijen, waterlopen en overige in het kader van de waterhuishouding nodige voorzieningen, zoals taluds, keerwanden en beschoeiingen;
- d. bouwwerken voor kleinschalige openbaar nutsvoorzieningen, verkeer en vervoersvoorzieningen;
- e. terrassen ten behoeve van een horecavestiging die is toegelaten op grond van een aangrenzende bestemming;
- f. woningen met de daarbij behorende aanbouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- g. kantoren met een maximum van 1.000 m² bvo per vestiging;
- h. Daghoreca met bijbehorende terrassen;
- i. dienstverlening;
- j. bedrijven t/m milieucategorie 2 als bedoeld in de Lijst van bedrijfsactiviteiten behorende bij deze regels;
- k. maatschappelijke voorzieningen en sportvoorzieningen;
- l. Ondergeschikte detailhandel
- m. mobiliteitshubs en openbare collectieve parkeervoorzieningen op maaiveld;
- n. Dakterrassen;
- o. groenvoorzieningen, tuinen, invalidenparkeerplaatsen, ontsluitingswegen en -paden, water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
16.2 Bouwregels
16.3 Specifieke gebruiksregels
16.4 Afwijken van de gebruiksregels
16.5 Nadere eisen woningen
Nadat de bestemming is verkleurd, zoals bedoeld in lid 16.3.1 , gelden de Nadere eisen woningen van de bestemming Woongebied - 1 zoals die zijn opgenomen in 24.5.
16.6 Nadere eisen vitale en kwetsbare functies en maatschappelijke voorzieningen
Nadat de bestemming is verkleurd, zoals bedoeld in lid 16.3.1 , gelden de Nadere eisen vitale enkwetsbare functies en maatschappelijke voorzieningen van de bestemming Woongebied - 1 zoals die zijn opgenomen in 24.6.
Artikel 17 Verkeer - Parkeerterrein
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Parkeerterrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. parkeerterrein;
- b. een gebouwde parkeervoorziening.
17.2 Bouwregels
Artikel 18 Verkeer - Verblijfsgebied
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. voorzieningen ten behoeve van wandelen, verblijven en spelen, zoals trottoirs, voetpaden en trappen;
- b. voorzieningen voor rijdende en stilstaande voertuigen, fietsparkeerplaatsen, zoals rijstroken, fietspaden, parkeerplaatsen, invalidenparkeerplaatsen;
- c. voorzieningen voor laden en lossen;
- d. groenvoorzieningen, waterpartijen, waterlopen en overige in het kader van de waterhuishouding nodige voorzieningen, zoals taluds, keerwanden en beschoeiingen;
- e. bouwwerken voor kleinschalige openbaar nutsvoorzieningen, verkeer en vervoersvoorzieningen;
- f. geluidswerende voorzieningen;
- g. uitstekende delen aan gebouwen die toegelaten zijn krachtens een aangrenzende bouwbestemming;
- h. terrassen ten behoeve van een horecavestiging die is toegelaten op grond van een aangrenzende bestemming;
- i. walstroomvoorzieningen.
18.2 Bouwregels
Artikel 19 Verkeer - Verblijfsgebied 1
19.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. voorzieningen ten behoeve van wandelen, verblijven en spelen, zoals trottoirs, voetpaden en trappen;
- b. voorzieningen voor rijdende voertuigen, fietsparkeerplaatsen, invalidenparkeerplaatsen, zoals rijstroken, fietspaden;
- c. voorzieningen voor laden en lossen;
- d. groenvoorzieningen, waterpartijen, waterlopen en overige in het kader van de waterhuishouding nodige voorzieningen, zoals taluds, keerwanden en beschoeiingen;
- e. bouwwerken voor kleinschalige openbaar nutsvoorzieningen, verkeer en vervoersvoorzieningen;
- f. geluidswerende voorzieningen;
- g. uitstekende delen aan gebouwen die toegelaten zijn krachtens een aangrenzende bouwbestemming;
- h. terrassen ten behoeve van een horecavestiging die is toegelaten op grond van een aangrenzende bestemming;
- i. walstroomvoorzieningen;
- j. invalidenparkeerplaatsen.
19.2 Bouwregels
Artikel 20 Verkeer - Verblijfsgebied 2
20.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. voorzieningen ten behoeve van wandelen, verblijven en spelen, zoals trottoirs, voetpaden en trappen;
- b. voorzieningen voor langzaam verkeer, zoals fiets- en wandelpaden;
- c. voorzieningen voor laden en lossen, invalidenparkeerplaatsen, ;
- d. ontsluitingsroutes voor aangrenzende percelen, niet zijnde routes of wegen voor doorgaand verkeer;
- e. groenvoorzieningen, waterpartijen, waterlopen en overige in het kader van de waterhuishouding nodige voorzieningen, zoals taluds, keerwanden en beschoeiingen;
- f. bouwwerken voor kleinschalige openbaar nutsvoorzieningen, verkeer en vervoersvoorzieningen;
- g. geluidswerende voorzieningen;
- h. uitstekende delen aan gebouwen die toegelaten zijn krachtens een aangrenzende bouwbestemming.
20.2 Bouwregels
Artikel 21 Verkeer - Wegverkeer
21.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Wegverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. voorzieningen voor rijdende en stilstaande voertuigen, zoals rijstroken, trambanen, fietspaden, parkeerplaatsen, invalidenparkeerplaatsen, met de daarbij behorende kunstwerken zoals viaducten, bruggen, duikers;
- b. voorzieningen ten behoeve van wandelen en verblijven, zoals trottoirs, paden en trappen;
- c. voorzieningen voor laden en lossen;
- d. groenvoorzieningen, waterlopen en overige in het kader van de waterhuishouding nodige voorzieningen, zoals taluds, keerwanden en beschoeiingen;
- e. bouwwerken ten behoeve van kleinschalige openbaar nutsvoorzieningen, verkeer en vervoersvoorzieningen;
- f. geluidswerende voorzieningen;
- g. uitstekende delen aan gebouwen die toegelaten zijn krachtens een aangrenzende bouwbestemming;
- h. terrassen ten behoeve van een horecavestiging die is toegelaten op grond van een aangrenzende bestemming;
- i. walstroomvoorzieningen.
21.2 Bouwregels
Artikel 22 Water
22.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. waterlopen en waterberging, de aan- en afvoer van oppervlaktewater, met bijbehorende voorzieningen;
- b. ligplaatsen voor schepen;
- c. bruggen ten behoeve van langzaamverkeerverbindingen over water;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'groen': tevens voor een getijdenpark;
- e. walstroomvoorzieningen.
22.2 Bouwregels
Artikel 23 Wonen
23.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. woningen, uitsluitend op de verdiepingen;
- b. dakterrassen;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'horeca' tevens voor Dag- en avondhoreca (met achtergrondmuziek), uitsluitend op de begane grond;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - 1' tevens voor Gemeenschappelijkevoorzieningen, uitsluitend op de begane grond;
- e. voorzieningen zoals (inpandige) bergingen, invalidenparkeerplaatsen, fietsparkeersplaatsen, technische installaties en kelders alsmede groen, water en ontsluitingswegen en -paden.
23.2 Bouwregels
23.3 Specifieke gebruiksregels
Artikel 24 Woongebied - 1
24.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Woongebied - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. woningen, met de daarbij behorende aanbouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- b. kantoren, met een maximum van 1.000 m² bvo per vestiging, met inachtneming van het bepaalde in 24.3.4,
- c. Daghoreca met bijbehorende terrassen, met een maximum van 12 horecavestigingen, met inachtneming van het bepaalde in 24.3.4;
- d. dienstverlening, met inachtneming van het bepaalde in 24.3.4;
- e. bedrijven t/m milieucategorie 2 als bedoeld in de Lijst van bedrijfsactiviteiten behorende bij deze regels, met inachtneming van het bepaalde in 24.3.4;
- f. maatschappelijke voorzieningen en sportvoorzieningen, met in achtneming van het bepaalde in 24.3.4;
- g. detailhandel, met inachtneming van het bepaalde in 24.3.4;
- h. Ondergeschikte detailhandel, met inachtneming van het bepaalde in 24.3.4
- i. mobiliteitshubs en openbare collectieve parkeervoorzieningen op maaiveld;
- j. Dakterrassen;
- k. groenvoorzieningen, tuinen, ontsluitingswegen en -paden, water, invalidenparkeerplaatsen en waterhuishoudkundige voorzieningen.
24.2 Bouwregels
24.3 Specifieke gebruiksregels
24.4 Afwijken van de gebruiksregels
24.5 Nadere eisen woningen
- 1. woningen mogen uitsluitend worden gebouwd of in gebruik worden genomen indien de begane grondvloer wordt gebouwd op een peil van minimaal 3,60 meter +NAP;
- 2. woningen mogen uitsluitend worden gebouwd of in gebruik worden genomen indien elektra-, gas- en telecomaansluitingen op minimaal 3,90 meter +NAP worden geplaatst
- 3. van de eis in lid 1 mag worden afgeweken indien er schadebeperkende maatregelen worden getroffen waarmee de negatieve effecten van overstroming worden voorkomen, conform Dryproofbouwen. Hierbij dient de volgende schadebeperkende maatregelen in ieder geval te worden getroffen: het waterkerend maken van de gevels tot een hoogte van minimaal 3,60 meter +NAP.
24.6 Nadere eisen vitale en kwetsbare functies en maatschappelijke voorzieningen
- 1. een gebouw mag uitsluitend voor een Vitale en kwetsbare functies in gebruik worden genomen als de begane grondvloer is gebouwd op een peil van minimaal 3,90 meter +NAP;
- 2. een gebouw mag uitsluitend voor een maatschappelijke voorziening, met uitzondering van gezondheidszorg met overnachtingsfunctie, in gebruik worden genomen als de begane grondvloer is gebouwd op een peil van minimaal 3,60 meter +NAP;
- 3. van de eis in lid 1 mag worden afgeweken indien er schadebeperkende maatregelen worden getroffen waarmee de negatieve effecten van overstroming worden voorkomen, conform Dryproofbouwen. Hierbij dient de volgende schadebeperkende maatregelen in ieder geval te worden getroffen: het waterkerend maken van de gevels tot een hoogte van minimaal 3,90 meter +NAP
- 4. van de eis in lid 2 mag worden afgeweken in er schadebeperkende maatregelen worden getroffen waarmee de negatieve effecten van overstroming worden voorkomen, conform Dryproof bouwen. ierbij dient de volgende schadebeperkende maatregelen in ieder geval te worden getroffen: het waterkerend maken van de gevels tot een hoogte van minimaal 3,60 meter +NAP.
Artikel 25 Leiding - Gas
25.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een ondergrondse hogedruk gastransportleiding, inclusief de bijbehorende voorzieningen, alsmede de bijbehorende belemmeringenstroken.
25.2 Bouwregels
25.3 Afwijken van de bouwregels
25.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 26 Leiding - Hoogspanning
26.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Hoogspanning' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor ondergrondse hoogspanningsleidingen, inclusief de bijbehorende voorzieningen, alsmede de bijbehorende belemmeringenstroken. In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de regels van dit artikel vóór de bepalingen die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.
26.2 Bouwregels
26.3 Afwijken van de bouwregels
26.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 27 Leiding - Warmte
27.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Warmte' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een ondergrondse warmtetransportleidingen, inclusief de bijbehorende voorzieningen, alsmede de bijbehorende belemmeringenstroken.
27.2 Bouwregels
27.3 Afwijken van de bouwregels
27.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 28 Leiding - Water
28.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een ondergrondse drinkwater transportleiding, inclusief de bijbehorende voorzieningen, alsmede de bijbehorende belemmeringenstroken.
28.2 Bouwregels
28.3 Afwijken van de bouwregels
28.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 29 Waarde - Archeologie 1
29.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor behoud van de aan de gronden eigen zijnde archeologische waarden.
29.2 Bouwregels
29.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 30 Waarde - Archeologie 2
30.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor behoud van de aan de gronden eigen zijnde archeologische waarden.
30.2 Bouwregels
30.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 31 Waarde - Archeologie 3
31.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor behoud van de aan de gronden eigen zijnde archeologische waarden.
31.2 Bouwregels
31.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 32 Waarde - Cultuurhistorie
32.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud van de aan het gebied eigen zijnde cultuurhistorische waarden.
32.2 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
Artikel 33 Waterstaat - Waterkering
33.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor waterkering.
33.2 Bouwregels
33.3 Afwijken van de bouwregels
Artikel 34 Waterstaat - Waterstaatkundige Functie
34.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de instandhouding van een hoofdwatergang.
34.2 Bouwregels
Op de voor ''Waterstaat - Waterstaatkundige functie' bestemde gronden, mag in afwijking van de bouwregeling voor de andere voorkomende bestemming(en) dan 'Waterstaat - Waterstaatkundigefunctie' niet worden gebouwd.
34.3 Afwijken van de bouwregels
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 35 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 36 Regels Over Parkeren
36.1 Algemene regels voor parkeren (deelgebieden Bedrijventerrein Gustoweg, FTR, BSR Van Uden en Sappencluster)
- a. Indien voor het bouwen, gebruiken, of voor activiteiten of functies een omgevingsvergunning is vereist, wordt deze alleen verleend als voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid en/of ruimte voor laden en lossen;
- b. De parkeerbehoefte onder 'a' wordt berekend op basis van de parkeernormen en berekeningsmethode, zoals opgenomen in de 'Beleidsregeling parkeernormen voor auto en fiets gemeente Rotterdam 2022'. Indien dit beleid wordt gewijzigd of herzien, wordt een aanvraag voor een omgevingsvergunning getoetst aan het op dat moment geldende beleid.
36.2 Regels voor parkeren ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - parkeren 1' (deelgebieden Merwehaven, Galileipark, Marconikwartier en Keilekwartier)
36.3 Regels voor parkeren ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - parkeren 2' (deelgebieden Galileipark, Marconikwartier en Keilekwartier)
Bij de aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het bouwen in de gebieden Marconikwarter en Keilekwartier en ter plaatse van de conserverend bestemde kavels in het Galileipark zoals begrensd met de gebiedsaanduiding 'overige zone – parkeren 2' kan de parkeerbehoefte berekend worden op basis van de parkeernormen en berekeningsmethode, zoals opgenomen in de 'Beleidsregeling parkeernormen voor auto en fiets gemeente Rotterdam 2022' onder de volgende voorwaarden:
- 1. Het betreft een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het bouwen die past binnen de bouw- en gebruiksregels van die locatie;
- 2. Het gaat om de verandering of uitbreiding van een bestaand gebouw dat op het moment van vaststelling van dit bestemmingsplan aanwezig is;
- 3. Er is geen sprake van volledige sloop en nieuwbouw, tenzij het gaat om een gebouw dat door een calamiteit verloren is gegaan.
Indien de 'Beleidsregeling parkeernormen voor auto en fiets gemeente Rotterdam 2022' wordt gewijzigd of herzien, wordt een aanvraag voor een omgevingsvergunning getoetst aan het op dat moment geldende beleid.
36.4 Strijdig gebruik
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in elk geval gerekend het gebruiken of laten gebruiken van gronden of bouwwerken als bedoeld in artikel 36.2 waarbij nog niet is voorzien in:
- 1. De noodzakelijke mobiliteitshub, waarbij geldt dat er uiterlijk binnen 10 jaar vanaf het moment dat een omgevingsvergunning wordt verleend, voorzien moet zijn in een mobiliteitshub waarbinnen de parkeerbehoefte van die omgevingsvergunning opgevangen kan worden;
- 2. De mogelijkheid tot tijdelijk parkeren in een openbare collectieve parkeervoorziening op maaiveld of in een bestaande parkeergarage, uiterlijk op het moment dat de bebouwing waar de omgevingsvergunning betrekking op heeft is opgeleverd.
36.5 Monitoringsverplichting
- a. Het college van burgemeester en wethouders monitort gedurende de werkingsduur van dit bestemmingsplan door middel van een Dynamische parkeerbalans of wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid ten behoeve van de activiteiten en functies ter plaatse van de aanduiding 'overige zone – parkeren 1' waarbij in ieder geval inzicht wordt geboden in:
- 1. Het aantal en de locatie van de te realiseren en de gerealiseerde parkeerplaatsen;
- 2. De met de mogelijk gemaakte activiteiten en functies samenhangende aanwezigheidspercentages.
- b. De monitoringsgegevens worden bijgehouden in een monitoringstool en aan een ieder op aanvraag terstond beschikbaar gesteld.
Artikel 37 Melding Geluid
- a. Het is verboden om binnen de aanduiding 'Overige zone - industrieterrein met geluidruimteverdelingM4H' een activiteit te starten of de representatieve bedrijfssituatie daarvan te wijzigen zonder dit ten minste vier weken voor het begin ervan te melden;
- b. Het bepaalde onder 'a' is niet van toepassing op:
- 1. activiteiten waarvoor een omgevingsvergunning is vereist als bedoeld in 41.3 en 41.6;
- 2. type A inrichtingen in de zin van het Activiteitenbesluit;
- c. Een melding wordt door of in opdracht van de initiatiefnemer opgesteld, wordt ondertekend en bevat ten minste:
- 1. de aanduiding van de activiteit;
- 2. het adres waarop de activiteit wordt verricht;
- 3. de begrenzing van de locatie waar de activiteit wordt verricht;
- 4. de naam en het adres van degene die de activiteit verricht;
- 5. een berekening van de langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus door de representatieve bedrijfssituatie in de dag-, avond- en nachtperiode op de voor het betreffende kavel geldende toetspunten;
- 6. dan wel, in afwijking van 5, een onderbouwing dat de start of wijziging van de activiteit niet leidt tot een toename van de eerder voor de locatie waar de activiteit wordt verricht met een vergunning of maatwerkvoorschrift toegelaten langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus in de representatieve bedrijfssituatie;
- 7. de dagtekening.
- d. Het bevoegd gezag kan bepalen dat aanvullende gegevens en bescheiden worden verstrekt die nodig zijn om te beoordelen of kan worden voldaan aan de regels over geluid in dit bestemmingsplan.
Artikel 38 Toepassing Artikel 2.17 Activiteitenbesluit: Afwijking Standaard Waarden Piekgeluiden
Voor de toepassing van artikel 2.17 Activiteitenbesluit in de avond- en de nachtperiode, gelden op de gevels van gerealiseerde of vergunde geluidgevoelige gebouwen binnen M4H en op de gevels van gedezoneerde woningen binnen de eerder geldende grenzen van het industrieterrein M4H, de onderstaande waarden voor de maximale geluidniveaus (LAMax), gemeten in de meterstand Fast, in plaats van de waarden voor de maximale geluidniveaus (LA Max) uit het Activiteitenbesluit:
- a. door aandrijfgeluid van transportmiddelen niet meer dan 70 dB(A);
- b. door overige activiteiten niet meer dan 65 dB(A);
- c. voor geluidgevoelige gebouwen die zijn gelegen op een bedrijventerrein in de zin van het Activiteitenbesluit worden de waarden onder a. en b. met 5 dB verhoogd.
Artikel 39 Algemene Bouwregels
39.1 Afdekking van gebouwen
Ingeval noch de regels, noch de verbeelding (plankaart) duidelijkheid verschaffen over de wijze van afdekking van gebouwen, mogen gebouwen met verschillende kapvormen of plat afgedekt worden.
39.2 Dakkapellen
Tenzij in de regels in hoofdstuk 2 anders is bepaald, is op een kap/schuin dakvlak een dakkapel toegestaan, onder de volgende voorwaarden:
- a. ingeval zij geplaatst wordt op het voordakvlak of een naar het openbaar toegankelijke gebied gekeerd dakvlak, mag zij niet breder zijn dan 2/3 deel van bedoeld dakvlak; niet meer dan één dakkapel mag op elk van bedoelde dakvlakken worden gerealiseerd;
- b. op een ander dakvlak dan de onder sub a. genoemde, zijn meerdere dakkapellen toegestaan, waarbij de dakkapellen in totaal niet breder mogen zijn dan 2/3 deel van het bedoeld dakvlak;
- c. op een aanbouw aan een hoofdgebouw is een dakkapel alleen toegestaan op het achterdakvlak;
- d. in alle gevallen geldt dat een dakkapel dient te voldoen aan de volgende eisen:
- 1. voorzien van een plat dak;
- 2. gemeten vanaf de voet van de dakkapel niet hoger dan 1,50 meter;
- 3. onderzijde meer dan 0,5 meter en minder dan 1 meter boven de dakvoet;
- 4. bovenzijde meer dan 0,5 meter onder de daknok;
- 5. zijkanten meer dan 0,5 meter van de zijkanten van het dakvlak.
39.3 Dakterrassen en dakopbouwen
Indien de maximum toegestane bouwhoogte/aantal bouwlagen van een gebouw is bereikt, geldt dat een dakterras bij een woonfunctie mag worden gerealiseerd onder de voorwaarden dat:
- a. voor een Dakterras geldt dat een terrasafscheiding een maximum bouwhoogte heeft van 1,5 m, gemeten vanaf de terrasvloer met een maximumhoogte van 0,4 meter en op een afstand van minimaal 1,2 meter uit de dakrand aan de voorgevel. Bij vrijstaande bouwblokken geldt de 1,2 meter afstand voor alle dakranden die geen andere bebouwing raken. Indien een borstwering aanwezig is die als afscheiding kan functioneren, kan daarmee worden volstaan;
- b. een gebouwde voorziening op het dak (ten behoeve van de daktoegang) is toegestaan met een maximum oppervlakte van 6 m2 (inclusief overstekken e.d.), een maximum bouwhoogte van 3 meter, gemeten vanaf de te realiseren terrasvloer en een minimale afstand tot de dakranden die gelijk is aan de hoogte van de opbouw.
39.4 Overkragingen
Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – overkraging' kunnen burgemeester en wethouders kunnen - gehoord de milieudeskundige en de stedenbouwkundige - bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 7.2.2 onder 'd' en artikel 19.2.1 onder 'b' teneinde een overkraging toe te staan, met dien verstande dat:
- a. de overkraging op minimaal 20 meter boven maaiveld komt;
- b. er sprake is van een goede stedenbouwkundige inpassing.
Artikel 40 Algemene Aanduidingsregels
40.1 overige zone - gezoneerd industrieterrein
Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - gezoneerd industrieterrein' zijn grote lawaaimakers toegestaan.
40.2 vrijwaringszone - dijk
40.3 geluidzone - industrie
40.4 veiligheidszone - gasdrukregelstation 1 en - 2
40.5 veiligheidszone - leiding
Gronden en/of bouwwerken mogen alleen in gebruik worden genomen voor Kwetsbare objecten of Beperkt kwetsbare objecten indien is aangetoond op welke manier de gebruikers zijn beschermd tegen brandoverslag als gevolg van een fakkelbrand.
40.6 milieuzone - geur
40.7 Evenementen
40.8 veiligheidszone - lpg
Ter plaatse van de aanduiding veiligheidszone – lpg mogen geen nieuwe kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten worden gebouwd.
Artikel 41 Overige Zone - Industrieterrein Met Geluidruimteverdeling M4h
41.1 Aanduidingsomschrijving
De gronden ter plaatse van de aanduiding 'Overige zone - industrieterrein met geluidruimteverdeling M4H' zijn behalve voor de daar toegelaten bestemming(en), mede bestemd voor het verdelen van de beschikbare geluidruimte op het industrieterrein.
41.2 Specifieke gebruiksregel strijdig gebruik
Tot strijdig gebruik met dit bestemmingsplan wordt in ieder geval gerekend:
- a. Het wijzigen van de bebouwing of het gebruik in de representatieve bedrijfssituatie van een bestaande inrichting buiten de gronden met een aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - kavel met specifieke geluidruimte' als dat leidt tot een toename van de langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus in de dag-, avond- of nachtperiode op de geluidzonegrens of op de gevel van een geluidgevoelig gebouw binnen de geluidzone, tenzij die toename past binnen een voor de inrichting geldende vergunning of voor de inrichting geldend maatwerkvoorschrift op grond van het Activiteitenbesluit milieubeheer, dan wel past binnen de geluidproductiewaarden als weergegeven onder sub b en sub c.
Tot een strijdig gebruik met dit bestemmingsplan wordt tevens gerekend:
- b. het binnen de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - kavel met specifieke geluidruimte':
- 1. wijzigen van de bebouwing of het gebruik van een bestaande inrichting;
- 2. oprichten van een inrichting, of het daarna uitbreiden of wijzigen;
als dat leidt tot een overschrijding van de waarden voor de langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus in de representatieve bedrijfssituatie in de dag-, avond- of nachtperiode, op de toetspunten behorende bij het kavel waarop de inrichting is gelegen, als opgenomen in de geluidtoetsingstabel in Bijlage 3;
- c. alsmede, na een splitsing van een bestaande inrichting in twee of meer inrichtingen binnen de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - kavel met specifieke geluidruimte ', het door een afgesplitste inrichting veroorzaken van meer langtijdgemiddeld geluid in de representatieve bedrijfssituatie, dan op grond van de omgevingsvergunning bestemmingsplanactiviteit voor het splitsen voor die inrichting is toegelaten.
41.3 Specifieke gebruiksregel aanwijzing vergunningplicht bij splitsing inrichting
Het is verboden zonder omgevingsvergunning voor een bestemmingsplanactiviteit binnen de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - kavel met specifieke geluidruimte ' een inrichting te splitsen in twee of meer inrichtingen.
41.4 Beoordelingsregels vergunningplicht bij splitsing inrichting
Een omgevingsvergunning als bedoeld in 41.3 voor het splitsen van een inrichting wordt verleend als naar het oordeel van burgemeester en wethouders aan de volgende voorwaarden is voldaan:
- a. de gezamenlijke langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus in de representatieve bedrijfssituaties in de dag-, avond- of nachtperiode voldoen op de toetspunten in de geluidtoetsingstabel in Bijlage 3, behorende bij het kavel waarop de inrichtingen zijn gelegen, aan de in de tabel voor die punten opgenomen waarden;
- b. de geluidruimte wordt evenwichtig tussen de inrichtingen verdeeld;
- c. de grenswaarden op grond van de Wet geluidhinder worden niet overschreden;
- d. de DCMR milieudienst Rijnmond, het Havenbedrijf Rotterdam en de gemeente Schiedam zijn in de gelegenheid gesteld een advies uit te brengen.
41.5 Toepassing handleiding meten en rekenen industrielawaai
De langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus in deze regels worden bepaald conform het Reken- en meetvoorschrift geluid 2012 Industrielawaai en de Handleiding meten- en rekenen industrielawaai voor complexe situaties (methode II) waarbij:
- a. voor de inrichtingen binnen de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - kavel met specifieke geluidruimte' het overdrachtsgebied tussen het industrieterrein en de rekenpunten leeg wordt verondersteld met een vaste maaiveldhoogte die gelijk is aan de maaiveldhoogte van het kavel en met een bodemdemping 0;
- b. standaard meteocorrectie en luchtdemping: TNO-TPD worden toegepast.
41.6 Omgevingsvergunning afwijken strijdig gebruik
Burgemeester en wethouders kunnen, vanwege de specifieke omstandigheden en mogelijkheden, de verwachte ontwikkelingen en de betrokken belangen in aanmerking nemend, bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 41.2 indien:
- a. uit een door de aanvrager overgelegd akoestisch onderzoek blijkt dat ook bij benutting van de voor alle kavels op het industrieterrein gereserveerde geluidruimte, bepaald met het zonebeheersmodel dat door burgemeester en wethouders wordt gebruikt in het kader van de informatieplicht uit artikel 163 van de Wet geluidhinder, de grenswaarden op grond van de Wet geluidhinder niet worden overschreden;
- b. de overschrijding van de geluidwaarden is geminimaliseerd door:
- 1. een akoestisch efficiënte indeling van het betreffende terrein;
- 2. de werkzaamheden die afwijking noodzakelijk maken, zoveel mogelijk in de dagperiode plaatsvinden;
- 3. bedrijfseconomisch haalbare maatregelen zijn getroffen om de geluidbelasting tot een minimum te beperken;
- c. de DCMR milieudienst Rijnmond, het Havenbedrijf Rotterdam en de gemeente Schiedam in de gelegenheid zijn gesteld een advies uit te brengen.
41.7 Vervallen geluidreservering kavel BSR Van Uden
Ter plaatse van de bestemming Overig - Bedrijf -5 en Verkeer-Verblijfsgebied vervalt de geluidruimte voor het kavel indien de automatische verkleuring als bedoeld in 16.3.1 heeft plaatsgevonden.
41.8 Wijzigingsbevoegdheid herverdeling geluidruimte
Ter plaatse van de aanduiding 'Overige zone - industrieterrein met geluidruimteverdeling M4H' kunnen burgemeester en wethouders op grond van artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening de gebruiksregels voor de bestemmingen als volgt wijzigen:
- a. binnen de grenzen van het industrieterrein kunnen één of meer kavels met de aanduiding 'kavel met specifieke geluidruimte' worden verwijderd of gewijzigd;
onder de volgende voorwaarden:
- 1. bestaande inrichtingen worden niet in hun bestaande, rechtmatige gebruik beperkt;
- 2. bestaande inrichtingen worden niet onevenredig in hun nog niet benutte gebruiksmogelijkheden beperkt;
- 3. de grenswaarden op grond van de Wet geluidhinder worden niet overschreden;
- 4. de DCMR milieudienst Rijnmond, het Havenbedrijf Rotterdam en de gemeente Schiedam zijn in de gelegenheid gesteld een advies uit te brengen.
41.9 Berekenen geluidruimte inrichting gelegen buiten aanduiding
De geluidruimte voor een inrichting die is gelegen op gronden buiten de aanduiding 'kavel met specifieke geluidruimte' wordt bepaald op basis van oppervlaktebronnen, met voor elke oppervlaktebron een bronsterkte overeenkomstig de waarden als aangewezen in 41.2. Deze oppervlaktebronnen emitteren geluid volgens het spectrum industrielawaai, hebben een hoogte van 2 meter boven het plaatselijk maaiveld en een verdeling van ten minste één deelbron per 5 meter in de x en y richting (per 25m2 een deelbron). Het volledige terrein van de inrichting wordt als onbebouwd beschouwd met een met een bodemdemping 0.
Artikel 42 Algemene Afwijkingsregels
42.1 Afwijking toegestane afmetingen, maten en percentages
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning voor het bouwen afwijken van de regels van dit bestemmingsplan voor afwijkingen van toegestane afmetingen, maten (waaronder minimale en maximale afstanden) en percentages tot niet meer dan 10% van die afmetingen, maten en percentages, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het straat- en bebouwingsbeeld, de verkeersveiligheid, de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken en de milieusituatie.
42.2 Afwijking toegestane bouwhoogte techniek
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning voor het bouwen afwijken van de regels van dit bestemmingsplan ten aanzien van de maximum toegestane bouwhoogte van een gebouw, ten behoeve van technische voorzieningen op het dak, welke noodzakelijk zijn voor het doelmatig functioneren van het bouwwerk, zoals liftopbouwen, zonnepanelen, lichtkoepels, schoorstenen, antennemasten, luchtverversingsapparatuur, glazenwas installatie e.d., mits de overschrijding van de maximum bouwhoogte niet meer dan 5 meter bedraagt, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het straat- en bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
42.3 Afwijken toegestane milieucategorieën
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de in dit bestemmingsplan toegestane bedrijfsactiviteiten ten behoeve van andere bedrijfsactiviteiten dan die primair zijn toegelaten, welke - gehoord de milieudeskundige - daarmede naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn.
Artikel 43 Overige Regels - Hogere Waarden
43.1 Hogere waarden bestaande woningen
- a. Met het vaststellen van het voorliggende bestemmingsplan met verbrede reikwijdte wordt, gebruikmakend van artikel 7c, lid 9 van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet, ter plaaste van het adres Marconistraat 27 een hogere waarde van 60 dB vanwege het wegverkeerslawaai van de Verlengde Galileistraat ingevolge artikel 110a, lid 1 van de Wet geluidhinder vastgesteld;
- b. Met het vaststellen van het voorliggende bestemmingsplan met verbrede reikwijdte wordt, gebruikmakend van artikel 7c, lid 9 van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet, ter plaatse van de adressen Keileweg 10A en Gustoweg 31, de in onderstaande tabel aangegeven hogere waarden vanwege het industrielawaai van industrieterrein Havens Noord Oost-Frankenland ingevolge artikel 110a, lid 1 van de Wet geluidhinder vastgesteld.
43.2 Hogere waarden nieuwe geluidgevoelige functies - wegverkeer
Met het vaststellen van het voorliggende bestemmingsplan met verbrede reikwijdte wordt, gebruikmakend van artikel 7c, lid 9 van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet, ter hoogte van de gronden met de bestemming Woongebied - 1, de volgende hogere waarden ingevolge artikel 110a, lid 1 van de Wet geluidhinder vastgesteld:
*Blok 1, 2, 3, 4 en 6 zoals bedoeld in Bijlage 5 Kaart toetspunten hogere waarden
** Voor de in de tabel genoemde bronmatregelen, zie Bijlage 4 Hogere waarden.
43.3 Hogere waarden nieuwe geluidgevoelige functies - industrielawaai
- a. Met het vaststellen van het voorliggende bestemmingsplan met verbrede reikwijdte wordt, gebruikmakend van artikel 7c, lid 9 van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet, ter hoogte van de gronden met de bestemming Woongebied - 1, voor alle toetspunten zoals aangegeven op Bijlage5 Kaart toetspunten hogere waarden een hogere waarde van 55 dB(A) vanwege het industrielawaai van industrieterrein Havens Noord Oost-Frankenland ingevolge artikel 110a, lid 1 van de Wet geluidhinder vastgesteld;
- a. Met het vaststellen van het voorliggende bestemmingsplan met verbrede reikwijdte wordt, gebruikmakend van artikel 7c, lid 9 van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet, ter hoogte van de gronden met de bestemming Woongebied - 1 en Overig - Verkeer-Verblijfsgebied en Woongebied-1, voor alle toetspunten zoals aangegeven op Bijlage 5 Kaart toetspunten hogere waarden een hogere waarde van 55 dB(A) vanwege het industrielawaai van industrieterrein Waal-Eemhaven ingevolge artikel 110a, lid 1 van de Wet geluidhinder vastgesteld
43.4 Hogere waarden - uitgestelde hogere waarden
Artikel 44 Overige Regels - Waterveiligheid
- 1. een voorziening voor openbaar nut mag alleen worden gerealiseerd als de begane grondvloer is gebouwd op een peil van minimaal 3,90 meter +NAP;
- 2. van de eis in lid 1 mag worden afgeweken in er schadebeperkende maatregelen worden getroffen waarmee de negatieve effecten van overstroming worden voorkomen, conform Dryproof bouwen. Hierbij dient de volgende schadebeperkende maatregelen in ieder geval te worden getroffen: het waterkerend maken van de gevels tot een hoogte van minimaal 3,90 meter +NAP.
Artikel 45 Evenementen
45.1 Geluidnormering
Voor evenementen geldt dat het equivalente geluidsniveau (gemeten over een tijdsinterval van 3 minuten) veroorzaakt door het ten gehore brengen van muziek en/of het gebruik van geluidsapparatuur ter plaatse van de gevel van Geluidsgevoelige objecten niet meer mag bedragen dan het bepaalde onder evenementen in lid 40.7.
45.2 Begin- en eindtijden van evenementen
- a. Een evenement is toegestaan tussen 08.00 - 23.00 uur.
- b. Bij evenementen vanwege de viering van oud- en nieuw geldt een eindtijd tot 01.00 uur.
45.3 Op- en afbouwperiode
- a. De op- en afbouwperiode mag in totaal niet meer dagen bedragen dan hieronder is opgenomen:
- 1. Voor evenementen vallend onder de Categorie Klein: maximaal 4 dagen
- 2. Voor evenementen vallend onder de Categorie Middel binnen parken: maximaal 10 dagen
- 3. Voor evenementen vallend onder de Categorie Middel buiten de parken: maximaal 7 dagen
- 4. Voor evenementen vallend onder de Categorie Groot binnen parken: maximaal 15 dagen
- 5. Voor evenementen vallend onder de Categorie Groot buiten de parken: maximaal 7 dagen
- b. De op- en afbouw is uitsluitend toegestaan tussen 7.00 uur en 23.00 uur, en op zondag tussen 12.00 en 23.00 uur tenzij het noodzakelijke geluidsarme activiteiten betreft.
45.4 Gebruiksruimte categorie Groot en Middel
Indien blijkt dat ruimte resteert binnen de categorie Groot of Middel voor wat betreft het aantal evenementen en/of evenementdagen is het toegestaan gebruik te maken van de hogere evenementencategorie onder voorwaarde dat vastgehouden wordt aan de maximale geluidsbelasting en op- en afbouwperiode van de oorspronkelijke categorie.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 46 Overgangsrecht
46.1 Overgangsrecht bouwwerken
46.2 Overgangsrecht gebruik
Artikel 47 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan 'Merwe-Vierhavens'
Bijlagen Bij De Regels
Bijlage 1 Beleidskader Hoog-risico Biologische Laboratoria
Bijlage 2 Lijst Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 3 Geluidruimteverdeling
Bijlage 4 Hogere Waarden
Bijlage 5 Kaart Toetspunten Hogere Waarden
Bijlage 6 Parkeerregeling M4h
Bijlage 7 Dubbele En Dove Gevels
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Het Merwe-Vierhavensgebied (hierna: 'M4H-gebied') is een haven- en industriegebied in het westen van Rotterdam. Het gebied gaat de komende decennia transformeren naar een gemengd woon-werkgebied. Dit gebeurt enerzijds vanwege de afnemende havenactiviteiten en anderzijds vanwege de behoefte aan nieuwe woningen en bedrijvigheid in combinatie met de gunstige ligging van het gebied. Deze ambitie bestaat al lange tijd en is vastgelegd in diverse bestuurlijk vastgestelde visies en documenten. Tot dusverre ging de transformatie stapsgewijs, dus project voor project met een daarbij behorende planprocedure. De transformatie van de Europointtorens, de herontwikkeling van voormalige koelloodsen tot De Werkplaats en Stadshaven Brouwerij en de herontwikkeling van het Keilepand zijn belangrijke eerste projecten voor de herontwikkeling van het gebied.
Met de vaststelling van het Ruimtelijk Raamwerk (2019) is de ruimtelijke en programmatische visie op de toekomst van het gebied dermate concreet geworden dat een start gemaakt kan worden met de planmatige ontwikkeling van het gebied. Het Ruimtelijk Raamwerk gaat uit van herontwikkeling naar een aantrekkelijk gemengd woon-werkgebied met een groot programma aan nieuwe woningen, voorzieningen en een specifiek type bedrijvigheid (innovatieve maakindustrie) dat werkgelegenheid biedt voor heel Rotterdam. Deze innovatieve maakindustrie geeft een impuls aan de voor stad en haven belangrijke transities in energie en mobiliteit en is belangrijk voor de ontwikkeling van een meer circulaire economie. Een belangrijk onderdeel van de programmatische hoofdstructuur is de nieuwbouw van woningen en een substantieel programma bedrijvigheid en voorzieningen. Een ander belangrijk uitgangspunt is de menging van verschillende functies. Mengen faciliteert delen, bijvoorbeeld van parkeerplekken (overdag voor werkers, in de avond voor bewoners) of energie (kantoren hebben warmte over, woningen hebben warmte nodig) en leidt tot slim ruimtegebruik. Menging leidt ook tot meer toekomstbestendigheid, leefbaarheid en innovatie. Zie paragraaf 4.1 voor een meer uitgebreide beschrijving van het Ruimtelijk Raamwerk.
Om deze gebiedsontwikkeling mogelijk te maken is besloten om op basis van het Ruimtelijk Raamwerk een bestemmingsplan met bijbehorend Milieueffectrapport (MER) te maken. Op grond van de huidige planologische kaders is de voorgenomen gebiedsontwikkeling namelijk niet mogelijk, met name omdat het gebied is aangewezen als gezoneerd industrieterrein dat is bedoeld voor grote lawaaimakers. Met de vaststelling van dit bestemmingsplan komen de grotendeels zeer gedateerde beheersverordeningen in het gebied te vervallen en krijgen de nu aanwezige bedrijven een passende bestemming.
Om de herontwikkeling mogelijk te maken wordt een groot deel van het gebied onttrokken aan het gezoneerde industrieterrein. Dit gezoneerde industrieterrein, Havens Noord Oost-Frankenland, ligt voor een deel ook op Schiedams grondgebied. Ook daar spelen ontwikkelingen en wordt het gezoneerde industrieterrein opgeheven (gedezoneerd). Rotterdam en Schiedam trekken samen op bij de dezonering en gebiedsontwikkeling. De gedeeltelijke dezonering wordt door dit bestemmingsplan mogelijk gemaakt. Voor het deel van de resterende geluidzone dat buiten de plangrens ligt is het bestemmingsplan 'Parapluherziening geluidzone Havens Noordwest Oost-Frankenland' opgesteld.
1.2 Uitkomsten Mer (Voorkeursalternatief) En Ontwikkelmogelijkheden Bestemmingsplan
Op grond van het Ruimtelijk Raamwerk is de Notitie Reikwijdte en Detailniveau M4H (NRD) opgesteld. De NRD bevat de onderzoekscope van het bestemmingsplan. Het programma woningen, voorzieningen en bedrijvigheid uit het Ruimtelijk Raamwerk is in de NRD omgezet in het programma dat in het MER onderzocht wordt. Hierbij is het programma van het Ruimtelijk Raamwerk iets verruimd. Het onderzochte programma gaat uit van maximaal 7.000 woningen, 547.000 m² nieuwe bedrijvigheid en 137.000 m² (maatschappelijke) voorzieningen voor de periode t/m 2035. Dit is het (totale) programma waar inde milieuonderzoeken en de overige onderdelen van dit bestemmingsplan aan getoetst wordt. In MER-termen wordt dit het 'planvoornemen' genoemd. Dit programma moet gerealiseerd worden in de deelgebieden Merwehaven, Marconikwartier, Keilekwartier en Galileipark (zie figuur 1.1). Het programma is uitgesplitst per deelgebied, zie daarvoor paragraaf 5.1.
Figuur 1.1: de deelgebieden binnen M4H
Uit de onderzoeken in het MER is gebleken dat niet in één keer het hele programma (planvoornemen) ontwikkelgericht bestemd kan worden. Op sommige locaties moeten namelijk eerst aanvullende maatregelen getroffen worden voordat het hele programma ontwikkeld kan worden. Concreet betekenen deze maatregelen dat nu aanwezige bedrijven verplaatst moeten worden, erfpachtcontracten moeten worden opengebroken of dat de bedrijfsvoering ingeperkt moet worden. Hiervoor is niet gekozen. In deze fase van de gebiedsontwikkeling is gekozen om de privaatrechtelijke en huidige overeenkomsten met de bedrijven te respecteren en dit als uitgangspunt te nemen voor de milieuonderzoeken.
Dit resulteert, samen met een aantal andere aspecten zoals gemeentelijke grondpositie en financiële uitvoerbaarheid, in een aangepast planvoornemen. Het aangepaste programma is het zogenaamde voorkeursalternatief (VKA). Dit gaat uit van maximaal 2.764 nieuwe woningen, 160.000 m² bvo nieuwe maakindustrie en 80.000 m² nieuwe (maatschappelijke) voorzieningen. De woningen komen allemaal in het deelgebied Merwehaven. In dit deelgebied is de geluidbelasting acceptabel om nieuwe woningen toe te laten. De gemeente is hier (grotendeels) eigenaar en er is een Masterplan met een sluitende grondexploitatie. De maakindustrie komt in het gebied Galileipark en de voorzieningen komen in beide gebieden. Concreet maakt dit bestemmingsplan het volgende programma mogelijk:
- In het gebied Merwehaven: maximaal 2.764 woningen, aangevuld met 40.000 m² bvo voorzieningen (kleinschalige kantoren, een kleinschalige supermarkt, bedrijven t/m categorie 2 die geschikt zijn voor functiemenging, dienstverlening en horeca) en 20.000 m² maatschappelijke functies en sport. Het programma is grotendeels nu al te realiseren (Marconistrip en noordelijke helft van de pieren) en een kleiner deel (zuidelijke helft van de pieren) is pas te realiseren wanneer het stuwadoorsbedrijf aan de Gustoweg vertrokken is. Dit komt door de geluidbelasting die dit bedrijf veroorzaakt. Uiterlijk 2032 zijn de bedrijfsactiviteiten beëindigd. Alle gronden in dit gebied keren terug naar de gemeente waardoor de gemeente volledige grondpositie heeft. De bouwhoogte is maximaal 40 meter bij de blokken in de Marconistrip en maximaal 25 meter op de pieren. Op de pieren zijn onder voorwaarden hoogteaccenten tot 50 meter toegestaan;
- In het gebied Galileipark: maximaal ca. 160.000 m² nieuwe innovatieve maakindustrie. Aanvullend wordt hier een ondersteunend voorzieningenprogramma bestemd dat uitgaat van maximaal 19.500 m² bvo nieuwe horeca, sport, cultuur en dienstverlening. Het nieuwbouwprogramma ontstaat door invulling van een aantal braakliggende kavels en herontwikkeling van kavels waar de bedrijven op korte termijn vertrekken vanwege aflopende contracten. Dit betreft ca. de helft van het gebied. Op deze kavels is de zogenaamde milieuzonering nieuwe stijl toegepast (op grond van VNG-uitgave 2019). Dit betekent dat er concrete milieunormen zijn opgenomen voor de nieuwe bedrijven die zich daar kunnen vestigen. Vrijwel alle kavels in het Galileipark zijn in erfpacht uitgegeven aan het Havenbedrijf, die ze verhuurt of in erfpacht uitgeeft aan bedrijven. Het Havenbedrijf gaat de kavels waarop zij grip heeft zelf uitgeven en/of ontwikkelen. De maximale bouwhoogte is 25 meter. Er zijn hoogteaccenten van 40 en 70 meter toegestaan. Het bebouwingspercentage is afhankelijk van de kavelgrootte en varieert van 60% tot 100%. De andere helft van het Galileipark is in gebruik door bedrijven met een langlopend erfpachtcontract. Deze gronden zijn overwegend conserverend bestemd, dus conform de huidige situatie en/of de huur- en erfpachtcontracten. In het Galileipark is in de huidige situatie ca. 40.000 m² bedrijvigheid en ca. 15.500 m² voorzieningen aanwezig. Het hierboven beschreven nieuwbouwprogramma kan in aanvulling op dit bestaande programma gerealiseerd worden.
Het Marconi- en Keilekwartier zijn in dit bestemmingsplan 'conserverend' bestemd (volgens de bestaande of vergunde situatie). Hier zijn nu nog geen nieuwe woningen mogelijk (zie voor de onderbouwing paragraaf 4.2), maar het is nadrukkelijk de wens om ook deze gebieden volgens het Ruimtelijk Raamwerk te herontwikkelen. Dit kan met toekomstige ruimtelijke procedures onder de Omgevingswet. Dit bestemmingsplan maakt wel alvast de weg vrij voor de toekomstige transformatie door deze gebieden te onttrekken aan het gezoneerde industrieterrein en de hoge, vigerende milieucategorieën naar beneden te brengen. Nieuwe zware bedrijvigheid die een beperking vormt voor de toekomstige woningbouw is daardoor niet meer mogelijk. In Hoofdstuk 4 is meer uitleg gegeven over het voorkeursalternatief, de bijbehorende afweging en de wijze waarop de andere gebieden bestemd zijn. In paragraaf 5.15 is een uitgebreide omschrijving gegeven van het toekomstperspectief.
1.3 Gekozen Planopzet
Dit bestemmingsplan heeft zowel een conserverend als ontwikkelingsgericht karakter. Er zijn vier situaties te onderscheiden:
- 1. de gebieden Gustoweg/BSR Van Uden, FTR en Vierhavens/Sappencluster met overwegend zware bedrijvigheid en het bedrijventerrein Gustoweg: bestemd conform de huidige erfpachtcontracten die daar lopen. Hier is mogelijke ontwikkeling pas na 2032 of nog later aan de orde. BSR Van Uden, FTR en Vierhavens/Sappencluster blijven onderdeel van het gezoneerde industrieterrein. Het bedrijventerrein Gustoweg wordt overwegend bestemd conform het huidige gebruik en maakt geen onderdeel meer uit van het gezoneerde industrieterrein. Het stuwadoorsbedrijf BSR Van Uden (hierna: 'BSR Van Uden') heeft een bestemming die uiterlijk 31 juli 2032 komt te vervallen en op basis daarvan mogen de huidige bedrijfsactiviteiten tot dat moment uitgevoerd worden;
- 2. de gebieden Marconikwartier en Keilekwartier die nu nog niet ontwikkelgericht bestemd kunnen worden, maar waar herontwikkeling naar een gemengd woon-werkmilieu in de periode t/m 2035 wel wenselijk is: bestemd conform het huidige gebruik. Deze gebieden maken geen onderdeel meer uit van het gezoneerde industrieterrein;
- 3. het gebied Galileipark dat nu grotendeels ingevuld is met extensieve bedrijvigheid: bestemd conform het huidige gebruik in combinatie met een ontwikkelingsgerichte bestemming voor nieuwe maakindustrie op de braakliggende kavels en een aantal andere kavels. Ook is een aanvullend programma met onder andere horeca en dienstverlening bestemd. Dit gebied maakt geen onderdeel meer uit van het gezoneerde industrieterrein, behalve het 150 kV transformatorstation van Tennet aan de Galileistraat 13 en het aangrenzende transformatorstation van Stedin;
- 4. het gebied Merwehaven dat in de periode t/m 2035 herontwikkeld wordt naar gemengd woon-werkgebied: hier is grotendeels een bestemming opgenomen die nu al woningbouw in combinatie met werken, een gemengd programma en maatschappelijke voorzieningen mogelijk maakt. Dit gebied maakt geen onderdeel meer uit van het gezoneerde industrieterrein. Het zuidelijk deel van de Merwepieren kan op basis van de kameleonbestemming herontwikkeld worden zodra de bedrijfsactiviteiten van BSR Van Uden beëindigd zijn (zie 4.3.1.1).
In Hoofdstuk 4 en Hoofdstuk 6 wordt verder ingegaan op de wijze van bestemmen.
1.4 Ligging En Begrenzing
De plangrens van het bestemmingsplan wordt globaal gevormd door de Speedwellstraat in het zuidoosten, de Vierhavensstraat in het noordoosten, het Marconiplein en de Schiedamseweg in het noorden, de gemeentegrens in het westen en het hart van de Nieuwe Maas in het zuiden. Het gebied wordt omsloten door de woonwijken Oud-Mathenesse, Bospolder en Schiemond, en in het oosten door het Schiedamse deel van bedrijventerrein Nieuw-Mathenesse. Aan de noordoostzijde grenst het gebied aan de één kilometer lange Vierhavensstrip met daar bovenop het Dakpark. Het plangebied is ca. 207 ha groot, wat ongeveer vergelijkbaar is met de binnenstad van Rotterdam. Zie figuur 1.2.
Figuur 1.2: begrenzing van het plangebied
1.5 Geldende Planologische Kaders
In het gebied gelden vier beheersverordeningen, twee onherroepelijke bestemmingsplannen en drie parapluherzieningen. Binnen het gebied is ook nog sprake van één ontwerpbestemmingsplan. Zie figuur 1.3 en de toelichting daaronder.
Figuur 1.3: geldende kaders
De nummers in figuur 1.3 verwijzen naar de volgende kaders:
- 1. Beheersverordening ‘Bedrijventerrein Nieuw-Mathenesse’, onherroepelijk geworden op 1 januari 2014. De bestemming betreft hoofdzakelijk industrieterrein waarbinnen ook kantoorgebouwen mogelijk zijn. Er zijn geen regels met betrekking tot milieucategorieën opgenomen.
- 2. Beheersverordening 'Handels- en industrieterreinen Merwehavens - Vierhavens', onherroepelijk geworden op 1 januari 2014. In de beheersverordening is bepaald dat de gronden binnen het plangebied gebruikt mogen worden ten behoeve van gebouwen voor handel, nijverheid, openbaar nut en verkeer. Deze beheersverordening geldt voor vrijwel het hele M4H-gebied en is een voortzetting van het planologische regime uit 1937.
- 3. Bestemmingsplan ‘Transformatie Europointtorens II en III’, ontwerp. Dit bestemmingsplan onttrekt de torens aan het gezoneerde industrieterrein en maakt de woonfunctie mogelijk.
- 4. Beheersverordening 'Keileweg en omgeving', onherroepelijk geworden op 1 januari 2014. De gronden binnen dit gebied hebben de bestemming 'Bedrijven ' waarbinnen een grote verscheidenheid aan bedrijven is toegestaan, van (chemische) industrie tot levensmiddelenproductie. Detailhandel, horeca en zelfstandige kantoren zijn expliciet uitgesloten.
- 5. Bestemmingsplan ‘Ferro locatie’, onherroepelijk geworden op 21 april 2018. Dit bestemmingsplan is opgesteld voor de transformatie van de voormalige Ferrofabriek tot danceclub. Het initiatief is echter niet doorgegaan en gelet op de ontwikkelingen zal in het nieuwe bestemmingsplan hier geen danceclub meer toegestaan worden. Wel zijn lichtere horeca en evenementen mogelijk;
- 6. Beheersverordening ‘IJsselstraat’, onherroepelijk geworden op 1 januari 2014. Maakt bedrijven t/m categorie 2 mogelijk.
- 7. Bestemmingsplan ‘150 kV kabeltracé Rotterdam Centrum-Marconistraat’, onherroepelijk geworden op 14 december 2019. Opgesteld ten behoeve van een nieuwe ondergrondse 150 kV verbinding.
Parapluherzieningen:
- Parapluherziening parkeernormering Rotterdam, onherroepelijk 14 december 2017;
- Parapluherziening terrassen, onherroepelijk 19 februari 2015;
- Parapluherziening Biologische veiligheid, onherroepelijk 14 mei 2018.
1.6 Parapluherziening Resterende Geluidzone Gezoneerd Industrieterrein
Dit bestemmingsplan zorgt samen met het Schiedamse bestemmingsplan 'Geluidzone Havens Noordwest / Oost-Frankeland' (NL.IMRO.0606.BP00105-0002, vastgesteld d.d. 6 februari 2024) voor een verkleining van het gezoneerde industrieterrein 'Havens Noord Oost - Frankenland'. Door de gedeeltelijke dezonering wordt de huidige geluidzone van dit industrieterrein kleiner. De geluidzone ligt voor een groot deel buiten de plangrens van dit bestemmingsplan en valt over de aangrenzende woongebieden. Om de resterende geluidzone buiten de plangrens van dit bestemmingsplan te regelen is een zogenaamde parapluherziening opgesteld. Dit is het bestemmingsplan 'Parapluherziening geluidzone Havens Noordwest Oost-Frankenland' met IMRO-code NL.IMRO.0599.BP1235HavensNOF-va01. Het eerder genoemde Schiedamse bestemmingsplan bepaald de resterende geluidzone binnen Schiedam.
1.7 Leeswijzer
In Hoofdstuk 2 wordt het bestemmingsplan getoetst aan de verschillende beleidskaders op nationaal, provinciaal en gemeentelijk beleid. Met de toetsing wordt aangetoond dat de voorgenomen gebiedsontwikkeling voldoet aan de verschillende beleidskaders. Hoofdstuk 3 bevat een beschrijving van de huidige situatie van het plangebied, waarbij ook de archeologische en cultuurhistorische waarden beschreven zijn. Hoofdstuk 4 is het meest belangrijke onderdeel van de toelichting. Hierin wordt een korte beschrijving van het Ruimtelijk Raamwerk gegeven en is beschreven welk deel van het programma uit het Ruimtelijk Raamwerk bestemd wordt (het zogenaamde voorkeursalternatief/VKA uit het MER). Ook is beschreven waarom de andere gebieden nu nog niet ontwikkelgericht bestemd kunnen worden volgens het Ruimtelijk Raamwerk en op welke manier deze gebieden dan wel bestemd zijn. Hoofdstuk 5 bevat een beschrijving van de uitkomsten van de milieuonderzoeken uit het MER. De milieuonderzoeken zijn de onderbouwing voor het VKA, en tonen de milieutechnische uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan aan. In dit hoofdstuk is ook beschreven welke maatregelen er in de toekomst genomen kunnen worden om de herontwikkeling van het Keile- en Marconikwartier mogelijk te maken. In Hoofdstuk 6 is een uitleg gegeven over de verschillende planregels van dit bestemmingsplan. In Hoofdstuk 7 en Hoofdstuk 8 wordt uitleg gegeven over de financiële en maatschappelijke uitvoerbaarheid.
1.8 Bestemmingsplan Verbrede Reikwijdte
Dit bestemmingsplan is aangemeld als bestemmingsplan met verbrede reikwijdte op grond van artikel 7c, van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet (Chw). Het bestemmingsplan maakt op onderstaande wijze gebruik van de Chw:
- Toepassing van een 'kameleonbestemming' (tijdelijke bestemming) bij BSR Van Uden en op de punten van de Merwepieren;
- Hogere waarden en uitgestelde hogere waarden in de planregels;
- Een bepaling voor een maximale binnenwaarde voor gezamenlijk geluid, anticiperend op de Omgevingswet.
Hoofdstuk 2 Beleid
2.1 Rijksbeleid
2.1.1 Nationale Omgevingsvisie (NOVI)
Vastgesteld op 11 september 2020
Nederland staat voor een aantal urgente opgaven, die zowel lokaal, nationaal als wereldwijd spelen. Het betreffen opgaven op het gebied van klimaatverandering, energietransitie, circulaire economie, bereikbaarheid en woningbouw. Deze opgaven zullen Nederland flink veranderen en door goed in te spelen op deze veranderingen kan Nederland vooroplopen en kansen verzilveren. Met de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) geeft het Rijk een langetermijnvisie op de toekomst en de ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland. In de NOVI zijn de opgaven als volgt ingedeeld:
- ruimte maken voor klimaatadaptatie en energietransitie;
- verduurzamen van de economie en behouden van groeipotentieel;
- sterker en leefbaarder maken van steden en regio's;
- toekomstbestendig ontwikkelen van landelijk gebied.
Daarnaast zijn er drie afwegingsprincipes opgenomen die helpen bij het afwegen en prioriteren van verschillende belangen en opgaven:
1. Combinaties van functies gaan voor enkelvoudige functies;
2. Kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal;
3. Afwentelen naar tijd en plaats wordt voorkomen (een ontwikkeling mag geen negatieve effecten elders of op toekomstige generaties hebben).
2.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
Vastgesteld op 22 augustus 2011, geconsolideerde versie 5 juni 2014
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is de juridische vertaling van het beleid uit de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). Het besluit bevat regels die doorwerken op gemeentelijk niveau, en dus relevant zijn voor bestemmingsplannen. Voorbeelden van zaken die geregeld zijn in het Barro zijn rijksvaarwegen, hoofdwegen, het 380 kV-netwerk en buisleidingen van nationaal belang.
2.1.3 Besluit ruimtelijke ordening (ladder voor duurzame verstedelijking)
In werking getreden op 1 oktober 2012, gewijzigd per 1 juli 2017
Het doel van de ladder is zorgvuldig en duurzaam ruimtegebruik, met oog voor de toekomstige ruimtebehoefte en ontwikkelingen in de omgeving. De ladder geeft daarmee invulling aan het nationaal ruimtelijk belang gericht op een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij ruimtelijke besluiten. Dit belang staat beschreven in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte binnen een breder kader van een goede ruimtelijke ordening. Gemeenten moeten plannen die een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maken motiveren volgens de Ladder.
Concreet betekent dit dat het bestemmingsplan een beschrijving bevat van de behoefte aan de betreffende ontwikkeling. Wanneer deze ontwikkeling buiten het bestaand stedelijk gebied gerealiseerd wordt, moet gemotiveerd worden waarom er niet binnen het stedelijk gebied voorzien kan worden in de behoefte. M4H ligt volledig binnen stedelijk gebied, dus alleen de behoefte hoeft onderbouwd te worden in het kader van toetsing aan de Ladder. Een stedelijke ontwikkeling is in het Bro gedefinieerd als de ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.
2.2 Provinciaal En Regionaal Beleid
2.2.1 Omgevingsvisie en Omgevingsverordening
Vastgesteld op 20 januari 2019 door Provinciale Staten van Zuid-Holland, in werking getreden op 1 april 2019
Het Omgevingsbeleid van Zuid-Holland omvat al het provinciale beleid voor de fysieke leefomgeving. Het bestaat uit twee kaderstellende instrumenten: de Omgevingsvisie en de Omgevingsverordening. Daarnaast zijn in het Omgevingsbeleid operationele doelstellingen opgenomen, zodat zichtbaar is hoe de provincie zelf invulling geeft aan de realisatie van haar beleid. Deze operationele doelstellingen maken onderdeel uit van verschillende uitvoeringsprogramma’s en -plannen, zoals het Programma Ruimte en het Programma Mobiliteit.
De provincie zet in op een groenblauwe structuur als samenhangend stelsel van verschillende groene ruimtes met land- en waterroutes die stad en land met elkaar verbinden. Opgave daarbij is om de groene kwaliteiten zowel binnen als buiten de stad te versterken en de samenhang tussen stedelijke parken, recreatiegebieden, natuurgebieden en agrarisch landschap te vergroten.
Zes richtinggevende ambities zijn daarbij relevant:
- 1. klimaatbestendige delta;
- 2. een nieuwe, circulaire economie;
- 3. een levendige meerkernige metropool;
- 4. energievernieuwing, geen fossiele brandstoffen meer;
- 5. bereikbare provincie, geen files;
- 6. Gezonde en aantrekkelijke leefomgeving.
Het Omgevingsbeleid krijgt vorm via een opgave gerichte aanpak. Vanuit maatschappelijke opgaven wordt er, samen met belanghebbenden, bepaald welke onderdelen van het omgevingsbeleid worden toegepast. Op deze wijze wordt er een uitnodigend perspectief geboden, zonder een beoogde eindsituatie te schetsen. Daarom omvat de Omgevingsvisie geen eindbeeld voor 2030 of 2050, maar wel ambities die voortkomen uit actuele maatschappelijke opgaven.
De ambities geven vorm aan de volgende provinciale 'Opgaven Omgevingskwaliteit':
- 1. Landschap en cultuurhistorie: beschermen, versterken en beleefbaar maken van de kwaliteit van het landschap, cultuurhistorische waarden en natuurlijke karakteristieken van de leefomgeving.
- 2. Gezondheid en veiligheid: zorgen voor een gezonde en veilige leefomgeving en het beperken van hinder;
- 3. Natuur en recreatie: behouden en versterken van natuurwaarden en het ontwikkelen van voldoende, aantrekkelijk en beleefbaar groen en water, waar mensen met plezier recreëren;
- 4. Ruimte en verstedelijking: zorgen voor een zorgvuldig ruimtegebruik en een compact, samenhangend en kwalitatief hoogwaardig bebouwd gebied;
- 5. Wonen: bevorderen van de beschikbaarheid van voldoende passende woningen in een aantrekkelijke leefomgeving, aansluitend op de behoeften van verschillende doelgroepen;
- 6. Bodem en ondergrond: zorgen voor een duurzaam, veilig en efficiënt gebruik van bodem en ondergrond;
- 7. Cultuurparticipatie en bibliotheken: ondersteunen van cultuurparticipatie en bibliotheken;
- 8. Klimaatadaptatie: bevorderen van een leefomgeving die de gevolgen van klimaatverandering en weersextremen kan opvangen;
- 9. Zoetwater en drinkwater: duurzaam voorzien in de behoefte aan zoetwater en waarborgen van de beschikbaarheid van voldoende drinkwater;
- 10. Bereikbaarheid: bevorderen van een goede en veilige bereikbaarheid, met een mobiliteitsnetwerk dat keuzevrijheid biedt en aansluit op de behoeften van reizigers en vervoerders;
- 11. Regionale economie: versterken van een vitale, innovatieve en toekomstbestendige regionale economie;
- 12. Energievoorziening: bevorderen van een betrouwbare, duurzame en efficiënte energievoorziening met een minimale uitstoot van broeikasgassen.
Het bovenstaande heeft betrekking op de fysieke leefomgeving in brede zin en anticipeert op de inwerkingtreding van de omgevingswet. Voor bestemmingsplannen is afdeling 6.2 van de omgevingsverordening (OV) relevant. De inhoud van deze afdeling is gelijk aan die van de Verordening Ruimte 2014, de voorloper van de Omgevingsverordening.
2.2.2 Strategie werklocaties MRDH 2019-2030
Deze strategie bevat de visie tot 2030 en regionale afspraken tot 2023 over werklocaties in de Metropoolregio Rotterdam Den Haag (MRDH). Hiermee versterken de 23 regiogemeenten het regionaal economisch vestigingsklimaat door kwalitatief én kwantitatief te sturen op de voorraad. Het doel is werkgelegenheidsgroei en arbeidskansen voor de economie van morgen én duurzaam ruimtegebruik. De integraliteit draagt bij aan regionale samenhang en duidelijkheid bij stakeholders zoals vastgoedpartijen.
Het beleid voor bedrijventerreinen stuurt op evenwicht tussen vraag en aanbod, en borgt duurzame vitaliteit. Het marktevenwicht is redelijk in balans, maar in sommige gebieden gaat de uitgifte bovengemiddeld snel. In en nabij Den Haag is een tekort aan stedelijke ‘klassiek kleinschalige’ terreinen, en op termijn mogelijk een tekort aan terreinen voor bedrijven met een hogere milieucategorie. De MRDH werkt met betrokken regiogemeenten in 2019 aan een oplossing. In de hele regio zorgt het forse woningtekort voor conflicterende ruimteclaims in het stedelijke gebied. Op veel bedrijventerreinen wordt gekeken naar transformatiemogelijkheden naar wonen. Die zijn echter wel belangrijk in de ontwikkeling en behoud van de regionale werkgelegenheid.
Het kantorenbeleid stuurt op het kwalitatief versterken van de bestaande voorraad en het onttrekken van incourant bestaand aanbod en overmatige plancapaciteit (geplande nieuwbouw). De geactualiseerde aanbodinventarisatie geeft nieuwe inzichten. Toplocaties en (inter)nationaal concurrerende vestigingsmilieus kunnen uitbreiden, en op minder goed met OV-bereikbare locaties wordt het aanbod geoptimaliseerd. Daarnaast wordt op veel snelweglocaties de overmaat in het vastgoed gereduceerd door transformatie naar nieuwe functies (zoals wonen). Met maatwerk stemmen de regiogemeenten het aanbod af op specifieke ruimtelijk-economische ontwikkelingen.
2.3 Gemeentelijk Beleid
2.3.1 Omgevingsvisie 'De Veranderstad, werken aan een wereldstad voor iedereen'
De Omgevingsvisie beschrijft de stedelijke koers voor de ontwikkeling van Rotterdam. Het is een nieuwe stadsvisie die richting geeft aan de verdere ontwikkeling van Rotterdam. Deze Omgevingsvisie vervangt de in 2007 vastgestelde Stadsvisie Rotterdam 2030. Tot de datum van invoering van de Omgevingswet krijgt de Omgevingsvisie de status van structuurvisie onder het huidige regime van de Wet ruimtelijke ordening. Hoofdlijn van de Omgevingsvisie is dat Rotterdam kiest voor goede groei. Groei die bijdraagt aan het welzijn van de inwoners, aan een duurzame samenleving en aan economische vooruitgang. Groei die het Rotterdamse rijke erfgoed en de identiteit ondersteunt en versterkt.
De Omgevingsvisie gaat uit van 5 langetermijndoelen (perspectieven): compact, inclusief, duurzaam, gezond, productief. Mede aan de hand daarvan worden in de Omgevingsvisie vijf hoofdkeuzes benoemd waarmee invulling wordt gegeven aan de koers voor Rotterdam voor goede groei:
- Rotterdam zet in op prettig leven in de delta: Rotterdam wordt een gezonde, groene en aantrekkelijke stad in de grotere metropoolregio om te wonen, werken, recreëren, sporten en bewegen;
- Rotterdam gaat verstedelijken & verbinden. Er wordt verstedelijkt binnen de bestaande stad om de stad te versterken. Verstedelijking gebeurt vooral bij en rondom bestaand of nieuw hoogwaardig openbaar vervoer;
- Rotterdam zet in op vitale wijken met een divers aanbod aan woon- en werkruimte en passende maatschappelijke voorzieningen. Het moet niet uitmaken waar je opgroeit om dezelfde kans te hebben op goed onderwijs, een goede woning en passend werk. In de wijken komen een heleboel opgaven samen: deze worden in samenhang aangepakt om de wijken toekomstbestendig te maken;
- Rotterdam zet de schouders onder de energie- en grondstoffentransitie: Er wordt gewerkt aan een stad die klimaatneutraal is en waar w grondstoffen hergebruikt worden. Zo wordt een duurzaam Rotterdam gecreëerd met een bloeiende en innovatieve economie. Voor nu en toekomstige generaties;
- Rotterdam vernieuwt het verdienvermogen: Rotterdam heeft een sterke economische uitgangspositie. Tegelijkertijd is Rotterdam, onder meer door zijn uitstekende (internationale) bereikbaarheid, een middelpunt van innovatie en van kennisintensieve dienstverlening;
Er is een aantal gebieden waar meerdere grote opgaven bij elkaar komen en waar er tegelijkertijd kansen liggen om veel van onze stedelijke doelstellingen te realiseren. Deze strategische gebieden vragen om gebiedsspecifieke richtinggevende keuzes. Het betreft de binnenstad, Alexander tot en met Zuidplein en Rotterdam-Zuid. Voor de ontwikkeling van deze gebieden formuleert de omgevingsvisie enkele gebiedskeuzes.
2.3.2 Rotterdamse Woonvisie - Een koers tot 2040 en acties voor de komende 5 jaar
Vastgesteld op 14 maart 2024 door de Rotterdamse gemeenteraad
Rotterdam is een stad in beweging. Steeds meer mensen willen er wonen, werken en verblijven. Het realiseren van voldoende woningen, werkgelegenheid en voorzieningen is essentieel om deze trek naar de stad op te kunnen vangen. Daarnaast is het bieden van een fijn en betaalbaar thuis aan alle huidige inwoners minstens zo belangrijk. Steeds meer Rotterdammers hebben moeite om een betaalbare en passende woning te vinden. Om Rotterdammers meer perspectief te bieden op een betaalbare woning die past bij hun behoeften zullen er vooral meer woningen in het middensegment moeten komen. De absolute omvang van de sociale voorraad dient daarbij stabiel te worden gehouden. De Rotterdamse Woonvisie heeft twee onderdelen: de visie op het gebied van wonen met een doorkijk tot 2040 en een concreet uitvoeringsprogramma met maatregelen voor de komende 5 jaar.
Ambities 2040: een fijn en betaalbaar thuis voor iedereen
De ambities in de Woonvisie zijn:
- 1. Rotterdam is een betaalbare stad voor iedereen;
- 2. Rotterdam is een diverse en inclusieve stad: het streven is om wijken te creëren die de diversiteit van de wijk weerspiegelen, zodat iedereen er een thuis kan vinden en binnen dezelfde wijk kan doorstromen. Bovendien wordt ingezet op meer variatie op het gebied van gebouwen of blokken, met verschillende prijsklassen, afmetingen, doelgroepen en met ruimtes voor ontmoeting.
- 3. Rotterdam als innovatieve woonstad, met lef. Dit uit zich in:
- a. Nieuwe woonconcepten die inspelen op de veranderende bevolking met meer alleenstaanden en meer ouderen;
- b. Nieuwe instrumenten die het goed functioneren van de woningmarkt bevorderen;
- c. Bij nieuwbouw is altijd aandacht voor duurzaamheid, voorzieningen in de buurt, een aantrekkelijke openbare ruimte, voldoende groen, werkgelegenheid, en sociale cohesie. Hoogwaardige architectuur en stedenbouw dragen bij aan de kwaliteit van de stad.
Acties voor de komende 5 jaar
Deze ambities komen samen in 4 pijlers die richtinggevend zijn voor de komende vijf jaar:
- 1. Meer en betaalbare woningen. Er wordt geprobeerd het absolute aantal sociale woningen stabiel te houden en het aantal woningen in het middensegment, voor zowel huur als koop wordt vergroot. De belangrijkste maatregelen:
- a. Per jaar wordt met de bouw van 3.500-4.000 woningen door nieuwbouw en tijdelijke woningen gestart. De stad wordt uitgedaagd om in de bestaande voorraad meer woonruimte te maken (denk aan optoppen en woningdelen).
- b. Er wordt bij nieuwbouw tot 2026 gestuurd op 55% betaalbare woningen (20% sociaal en 35% middensegment en vanaf 2026 op 65% betaalbare woningen (25% sociaal en 40% middensegment) en deze woningen zijn bedoeld voor mensen met een bijbehorend salaris.
- c. Er worden maatregelen genomen voor meer middensegment, door de inzet van koopinstrumenten en financiële middelen. Betaalbaarheid door gebruik te maken van zowel publieke als privaatrechtelijk instrumenten wordt geborgd.
- d. Er is aandacht voor de snelheid van bouwen van betaalbare woningen: er komt een nieuwe Rotterdamse Bouwwet, waarbij wordt geëxperimenteerd met flexibiliteit in regelgeving voor betaalbare woningen zonder de kwaliteit en de omgeving uit het oog te verliezen.
2. Toekomstbestendige en vitale wijken
3. Huisvesting en aandachtsgroepen
4. Betere positie op de woningmarkt
2.3.3 Nota bedrijfsruimte
Vastgesteld door de gemeenteraad in 2020
Het Rotterdamse beleid over bedrijfsruimte en bedrijventerreinen is vastgelegd in de Nota bedrijfsruimte - ruimte voor bedrijven. De nota is het geldende beleid voor de periode t/m 2030. In Rotterdam zijn (exclusief de haventerreinen) in totaal 43 bedrijventerreinen aanwezig. De terreinen hebben een totale oppervlakte van 698 netto hectare. De Rotterdamse voorraad bedrijventerreinen bedraagt in oppervlakte circa 30% van de voorraad van de MRDH. Op dit moment is er een voelbaar tekort aan grootschalige locaties in Rotterdam. Dit tekort stijgt tot een tekort van 133 ha. in 2035 ten opzichte van het planaanbod en raakt alle type bedrijventerreinen, maar met name de types 'bedrijvenecosysteem logistiek' (48 ha.) 'industrieel' (29 ha.) en 'klassiek kleinschalig' (20 ha.). De 133 ha. bestaat uit uitbreidingsvraag, veroorzaakt door de autonome groei van bedrijven, en vervangingsvraag, veroorzaakt door bedrijven die moeten verplaatsen vanwege transformatie van het bedrijventerrein waar ze gevestigd zijn. Het verwachte ruimtetekort kan niet geheel binnen de gemeentegrenzen worden opgelost; de mogelijkheden om nieuwe bedrijventerreinen te creëren in Rotterdam zijn beperkt.
Rotterdam moet inspelen op deze vraag door het bieden van nieuwe ruimte en door efficiënt om te gaan met bestaande ruimte voor bedrijvigheid. Dit kan onder meer in de vorm van verdichting, door een hogere intensiteit van het gebruik van de ruimte te realiseren. Tegelijkertijd vraagt de groei van de stad ook om ruimte voor andere functies. Wonen is de meest prominente hiervan. De gemeente Rotterdam heeft de ambitie om in totaal 50.000 woningen tot 2040 binnenstedelijk te bouwen. Vanwege de beperkte ruimte en de grote vraag naar zowel bedrijvigheid als andere stedelijke functies ligt de focus in de Nota op het zo optimaal gebruiken van de bestaande bedrijventerreinen. Voor sommige bedrijventerreinen wordt ingezet op functiemenging met wonen om de economische meerwaarde te vergroten. Ook wordt geanticipeerd op de economie van morgen en verdere verduurzaming. Dit is vertaald in een aantal stedelijke ambities. Daarnaast is per gebied een specifieke koers opgesteld.
2.3.4 Detailhandel Rotterdam 2017: stedelijke ambities en spelregels voor een toekomstbestendige detailhandelsstructuur
Vastgesteld door de Raad op 29 juni 2017
De detailhandel is een belangrijke sector voor de stad. Het is echter ook een sector is met een hoge dynamiek. Om te komen tot een actueel en toepasbaar detailhandelsbeleid is de nota 'Detailhandel Rotterdam 2017: stedelijke ambities en spelregels voor een toekomstbestendige detailhandelsstructuur' vastgesteld. Deze nota is een update van de in 2013 vastgestelde Nota detailhandel. De nieuwe nota bevat de ambities en uitgangspunten ten aanzien van dit onderwerp voor de komende jaren en is opgesteld in samenwerking met ondernemers (verenigingen) en de Metropoolregio Rotterdam Den Haag. Per Rotterdams deelgebied is daarnaast een Gebiedskoers vastgesteld waarin de keuzes ten aanzien van detailhandel per deelgebied beschreven staan.
Er zijn vier stedelijke ambities ten aanzien van detailhandel geformuleerd:
- 1. een evenwichtige detailhandelsstructuur, waarbij de samenhang tussen de verschillende winkelgebieden essentieel is. Ingezet wordt op toekomstbestendige en geconcentreerde winkelgebieden en verspreid liggende winkels dienen zoveel mogelijk tegengegaan te worden. Per gebied heeft een uitwerking van deze ambitie plaatsgevonden. Deze zijn vastgelegd in de Gebiedskoersen die onderdeel zijn van de nota;
- 2. meer flexibiliteit en dynamiek ter versterking van de detailhandelsstructuur door het geven van ruimte aan nieuwe concepten in toekomstbestendige winkelgebieden;
- 3. het detailhandelsbeleid als toetsingskader voor ruimtelijke ontwikkelingen, bij nieuwe detailhandelsinitiatieven maar ook bij aanpassing of actualisatie van bestemmingsplannen. Dit betekent dat de gemeente de mogelijkheid heeft om bij actualisatie van bestemmingsplannen de detailhandelsbestemming van panden, buiten de gedefinieerde gebieden, te wijzigen (indien het pand geen detailhandelsfunctie meer heeft). Het stedelijk detailhandelsbeleid fungeert in deze context als voorzienbaar kader;
- 4. een bruisende binnenstad, in samenhang met andere voorzieningen zoals horeca, leisure, dienstverlening en een aantrekkelijke buitenruimte.
Om de ambities te halen zijn een aantal spelregels opgesteld, zoals geen nieuwe winkels buiten de bestaande detailhandelsstructuur, geen detailhandel op bedrijventerreinen. Er gelden strenge voorwaarden voor het creëren van nieuwe winkelgebieden, bijvoorbeeld wanneer er sprake is van een nieuwe woonwijk en hierdoor de basis kan worden geboden voor een goede consumentenverzorging van de inwoners in de wijk. Hierbij wordt afgewogen of er sprake is van voldoende draagvlak, afstand en reistijd tot bestaande winkels. In het gemeentelijk beleid is geen regelgeving op gemakswinkels (ook wel buurtsupers of city stores genoemd).
Qua uitgangspunten en intentie is de visie op kleine kernen van toepassing bij nieuwe detailhandel. Het behoud van kwaliteit van de leefomgeving in de kleine kernen zijn nieuwe concepten toelaatbaar, waarbij detailhandelsaanbod wordt gecombineerd met andere publieksgerichte voorzieningen. In kleine kernen kan maatwerk vereist zijn om de kwaliteit van de leefomgeving te behouden. De aard en omvang van de voorzieningen moeten wel in overeenstemming zijn met de verzorgingsfunctie van het gebied.
2.3.5 Horecanota Rotterdam
Vastgesteld door B&W in januari 2024
In de Horecanota staat de balans tussen levendigheid en een aantrekkelijk woon- en leefklimaat centraal. De nota beschrijft het instrumentarium dat hieraan invulling geeft. Gebiedsgericht werken, een verdere vereenvoudiging van het vergunningstelsel, verfijning van het handhavingskader en stimulering van eigen initiatief door experimenten zijn hiervan de elementen.
Belang voor de stad
Rotterdam is een levendige stad met een aantrekkelijke binnenstad, een groot cultureel aanbod en een gevarieerde samenstelling van bewoners, ondernemers en bezoekers. Horeca speelt een cruciale rol: een goede mix van kwaliteit en kwantiteit, een balans met andere stedelijke functies en openbare orde en veiligheid, bevordert de populariteit van Rotterdam. Bovendien levert de horecasector werkgelegenheid op en stimuleert het de lokale economie. De aantrekkingskracht van de stad is de afgelopen jaren toegenomen. Er wordt weer geld uitgegeven door bezoekers, Rotterdam voert de goede lijstjes aan en is in 2015 uitgeroepen tot beste binnenstad van Nederland. Tegelijkertijd verdicht de bewoning en is ruimte schaars. Het is dus van belang alles in goede banen te leiden en deze schaarse ruimte optimaal te benutten. De positieve ontwikkelingen van Rotterdam weten sommige delen van de stad onvoldoende te bereiken vanwege de aanwezigheid van malafide ondernemingen, georganiseerde criminaliteit en overlast. Dit vraagt om extra aandacht en stevig optreden.
Visie en ambities
Met dit horecabeleid borduurt Rotterdam voort op de goede ontwikkelingen in onze stad. Met oog voor ondernemerschap en aandacht voor een prettig woon- en leefklimaat voor onze bewoners zijn aan de hand van een aantal uitgangspunten vier ambities bepaald waarmee Rotterdam invulling geeft aan de visie op horeca voor de komende jaren.
De Horecanota 2017-2021 geeft invulling aan de visie van Rotterdam ten aanzien van de horeca voor de komende vijf jaar. De horecanota staat niet op zichzelf. Het is een kader dat samen met andere gemeentelijke kaders en visies moet zorgen voor het behoud en de verdere ontwikkeling van Rotterdam als aantrekkelijke stad om in te wonen, te werken en te verblijven. Op basis van de visie en aan de hand van onderstaande uitgangspunten realiseert Rotterdam de ambities van balans in de wijk, een veerkrachtige binnenstad, verantwoord ondernemerschap en de stad als laboratorium.
- Rotterdam bruist!;
- de wijk is het uitgangspunt bij het bepalen van de mogelijkheden en onmogelijkheden;
- bewoners en ondernemers hebben inspraak en nemen gezamenlijk verantwoordelijkheid;
- ruimte voor innovatie en experimenten ter bevordering van het ondernemerschap en woon- en leefgenot;
- minder regels, minder lasten en een vereenvoudigd vergunningenstelsel;
- uitgaan van vertrouwen en sturen op naleving (high trust);
- wanneer regels en afspraken worden geschonden, dan wordt stevig opgetreden (high penalty).
Uiteenzetting horecastelsel (vergunningen)
In deze paragraaf is aangegeven wat in Rotterdam verstaan wordt onder horeca en voor welke vormen een exploitatievergunning noodzakelijk is. Ook wordt een toelichting gegeven op bijzondere vormen van (tijdelijke) horeca en de andere zaken die bij het starten en/of overnemen van een horeca-inrichting komen kijken.
Wat is horeca?
Horeca kent enorm veel verschijningsvormen en dankzij creatieve ondernemers komen er naast hotels, restaurants en cafés nog steeds meer vormen bij. In Rotterdam verstaan we onder horeca elk openbaar pand of openbare ruimte waar je structureel en tegen betaling kan eten en drinken (of afhalen) en/of waar amusement of ontspanning wordt aangeboden. De exacte definitie is in de Algemene Plaatselijke Verordening opgenomen onder het begrip: openbare inrichting.
De Horecanota ziet niet toe op alle vormen van openbare inrichtingen. Prostitutiebedrijven en coffeeshops kennen vanwege hun bijzondere karakter eigen beleidsregels en aparte vergunningen. Vestigingsvoorwaarden voor hotels zijn eveneens geen onderdeel van dit beleid. Een restaurant in een hotel natuurlijk wel.
Exploitatievergunning of niet?
In Rotterdam bestaan meerdere categorieën exploitatievergunningen. De aard van de activiteiten die in de horeca-inrichting worden aangeboden bepaalt welke categorie vereist is. Hoe uitbundiger de bedrijfsvoering van een horeca-inrichting, hoe uitgebreider de vereiste exploitatievergunning. Dit geeft tevens de mogelijkheid om een deel van de ondernemers die beperkte en/of zeer lichte vormen van horeca exploiteren vrij te stellen van de vergunningplicht (categorie 0). Dit is de afgelopen jaren een duidelijke lastenverlichting gebleken en sluit aan bij de high trust (high penalty) aanpak.
Naast bedrijven waar horeca de primaire bedrijfsvoering is, kent Rotterdam ook talloze bedrijven, instellingen en clubhuizen waar horeca slechts een ondersteunende functie heeft. Ook hiervan kan een groot deel gebruik maken van de vrijstelling van de vergunningplicht. Omdat er op basis van landelijke wetgeving, zoals de Winkeltijdenwet, ruimtelijke ordeningswetgeving en de Drank- en Horecawet nu eenmaal verschil zit tussen deze vormen van zeer lichte en/of ondersteunende horeca, onderscheiden we in Rotterdam drie varianten die vrijgesteld van de exploitatievergunningplicht mogen exploiteren; exploitatiecategorie 0.
Indien een horeca-inrichting een horecabestemming heeft, dan worden de basisvoorwaarden verruimd en deels vervangen met onderstaande voorwaarden. De overige voorwaarden blijven gelijk.
Ook als er geen sprake is van een horecabestemming kan het zijn dat er ruimere voorwaarden gelden. Sommige instellingen en voorzieningen hebben traditiegetrouw een aanzienlijk horecadeel, maar waarbij de openbare orde niet in het geding komt. Dit is een verzamelcategorie van instellingen en bijzondere objecten (limitatief): muziek- en sportverenigingen, musea, theaters, filmhuizen, hotels/hostels, rouwcentra, ziekenhuizen, bejaarden- en verzorgingshuizen, gebedshuizen, bedrijfskantines en instelling voor hoger onderwijs. De overige voorwaarden blijven gelijk aan de basisvoorwaarden. (Voor muziek- en sportverenigingen geldt dat uit de bestemming dient te volgen dat sport en/of muziek de primaire functie van het object is.)
Indien het woon- en leefklimaat in een straat of buurt onder grote druk staat, kan de burgemeester verbieden dat horeca zich daar zonder vergunning vestigt. Dit gebeurt door middel van een aanwijzingsbesluit dat voor bepaalde of onbepaalde tijd van kracht is. De aanwijzing wordt genomen op basis van het Horecagebiedsplan dat ter plaatse van kracht is, waarin ook gemotiveerd is waarom het gebied wordt aangewezen. In die gevallen is altijd een exploitatievergunning vereist om horeca-activiteiten te exploiteren, ook al is er sprake van één van de hierboven beschreven situaties.
Exploitatievergunning
Wanneer een ondernemer meer of zwaardere activiteiten wil dan hierboven beschreven is een exploitatievergunning noodzakelijk. Rotterdam hanteert hiervoor een duidelijk vergunningstelstel dat aan de hand van losse activiteiten is opgebouwd. Dit wil zeggen dat de activiteiten worden vergund die in een horeca-inrichting kunnen plaatsvinden. Het vergunningstelsel biedt ondernemers op deze manier ruimte voor verschillende horecaconcepten.
Exploitatiecategorieën
De combinatie van activiteiten die in een horeca-inrichting wordt aangeboden bepaalt in welke exploitatiecategorie de inrichting valt. Daarbij is relevant in hoeverre de activiteiten effect hebben op de openbare orde en het woon- en leefklimaat in de omgeving van het horecabedrijf. Hoe meer effect, des te zwaarder de exploitatiecategorie. Hoe zwaarder de categorie, des te zwaarder de toets bij vergunningverlening. Elke ondernemer kan gebruik maken van de voor hem of haar geldende vrijstelling van de exploitatievergunningplicht (categorie 0). Indien meer of zwaardere activiteiten worden aangeboden is een exploitatievergunning vereist in de categorie 1 t/m 4+ (licht, regulier, middelzwaar, zwaar, buiten categorie).
Gebiedsgericht werken
Een belangrijk, zo niet het belangrijkste onderdeel van de Horecanota is gebiedsgericht werken; kennis uit de wijk is bepalend voor wat kan en wat niet. Deze werkwijze, waarbij maatwerk en flexibiliteit centraal staan, heeft in de afgelopen jaren reeds z’n vruchten afgeworpen op het gebied van horeca. Door per wijk of buurt een duidelijke visie en/of ambitie te hebben en daaraan vestigingsvoorwaarden te stellen, kunnen bekende en nog onbekende horeca-ontwikkelingen worden beoordeeld en gerealiseerd. Het horecagebiedsplan biedt het kader hiervoor.
2.3.6 Havenvisie 2030, herijking 2019
De Havenvisie beschrijft de ambitie en het toekomstperspectief voor het Rotterdamse haven- en industriecomplex, inclusief de zeehavens van Dordrecht en Moerdijk. De centrale doelstelling is het in stand houden en vergroten van de maatschappelijke en economische waarde van dit complex en het reduceren van ongewenste externe effecten zoals de CO2-uitstoot.
Er zijn een aantal hoofddoelen beschreven die erop gericht zijn de concurrentiepositie van de Rotterdamse haven te versterken en duurzame groei in een haven van wereldklasse te realiseren. De hoofddoelen hebben onder andere betrekking op digitalisering, energietransitie en het verbinden van de haven met stad en regio. De haven en de regio hebben de komende jaren drie urgente opgaven: de economische transitie, de sociale transitie en het vergroten van de attractiviteit van de regio. Deze opgaven beïnvloeden het realiseren van de ambitie en doelen sterk. Om die reden zijn per opgave prioriteiten benoemd waar de komende jaren de focus op ligt om nu en in de toekomst als haven economische en maatschappelijke waarde te blijven creëren.
De economische transitie gaat over digitalisering, veranderende goederenstromen en energie- en grondstoffen transitie. De sociale transitie houdt een verandering van beroepen en vaardigheden in. Zo moeten er meer hoogwaardige opleidingen komen en de arbeidsmarkt moet beter met het onderwijs verbonden worden. Het vergroten van de attractiviteit heeft te maken met het vinden van een balans tussen verstedelijking en behoud van de havens en de milieu- en gezondheidseffecten daarvan.
2.3.7 Beleidskader evenementen 2019
Vastgesteld door de gemeenteraad op 9 juli 2019
In het beleidskader Evenementen 2019 is aangegeven dat Rotterdam een echte evenementenstad is. Er vinden jaarlijks zo'n 1.500 evenementen plaats in de stad, waarvan circa 65 grote evenementen. De evenementen worden jaarlijks door meer dan 3,3 miljoen mensen bezocht. Evenementen genereren waarde voor de stad. Investeringen in evenementen leiden tot een veelvoud aan opbrengsten op verschillende terreinen.
De groei van de stad leidt tot verdichting en het gebruik van de steeds schaarser wordende openbare ruimte staat onder spanning. Met de groei van de stad komen ook de bestaande evenementenlocaties onder druk te staan, terwijl het initiatief voor evenementen en de omvang van evenementen vanwege succes toeneemt. Dit maakt het noodzakelijk om keuzes op het gebied van evenementen én het vinden van nieuwe evenementenlocaties te maken om een juiste balans te vinden tussen de dynamiek van de stad en leefbaarheid voor bewoners en ondernemers.
Het beleidskader heeft de volgende doelstellingen:
- De Rotterdamse evenementen bieden samen een aantrekkelijk vrijetijdsaanbod voor álle Rotterdammers
- We vinden een goede balans tussen leefbaarheid en levendigheid
- Vergroten maatschappelijk en economisch rendement
- Versterken (inter)nationale profiel van de stad
Door in M4H ruimte te bieden om evenementen te kunnen houden, wordt bijgedragen aan dit beleidsdoel.
2.4 Gebiedsgericht Beleid
2.4.1 Structuurvisie Stadshavens en Ontwikkelstrategie Merwe-Vierhavens
respectievelijk vastgesteld in 2011 en 2016 door de Rotterdamse gemeenteraad
In de Structuurvisie Stadshavens uit 2011 is de transformatieopgave van het M4H-gebied naar een gemengd woon-werkmilieu voor het eerst door gemeente en Havenbedrijf neergelegd in een formeel, publiek document. De samenwerking tussen Havenbedrijf en gemeente is vastgelegd in de Samenwerkingsovereenkomst (SOK) Stadshavens (2007). In de Ontwikkelingsstrategie Merwe-Vierhavens is beschreven hoe het Havenbedrijf en de gemeente samen met marktpartijen het gebied willen ontwikkelen tot de stedelijke proeftuin, waar haven en stad, kennis en kunde bij elkaar komen, waar nieuwe woon-en werkvormen een plek krijgen en gezamenlijke (duurzame) meerwaarde wordt gecreëerd voor stad en regio. Vanuit een flexibel ontwikkelkader dat ruimte biedt aan nieuwe marktontwikkelingen probeert de gemeente hierin richting te geven en kansen voor ondernemers, bezoekers en later ook bewoners te creëren. Echter er waren destijds nog drie ontwikkelscenario's voor woningbouw in de verschillende deelgebieden mogelijk. Daaropvolgend zijn onderstaande visies gemaakt, waarin concretere keuzes zijn gemaakt t.a.v. de programmatische en ruimtelijke ontwikkeling
2.4.2 Visie en strategie Rotterdam Makers District
vastgesteld door B&W op 12 december 2017
Na vaststelling van de Ontwikkelstrategie trok de markt aan en blijkt het ontwikkelde profiel voor het gebied als maakstad (Makers District) in relatie tot de opgaven haven en stad ('next economy”) op het gebied van energietransitie, digitalisering en circulaire economie aan te slaan. Om die reden is de 'Visie en strategie Rotterdam Makers District' opgesteld. Het document betreft een uitwerking en invulling van de ontwikkelstrategie uit 2016. In de visie wordt beschreven hoe de gemeente en het Havenbedrijf het M4H-gebied (in samenhang met de RDM-campus) willen ontwikkelen tot een gemengd gebied, waarin naast de maakindustrie ook plaats is voor woningbouw, horeca en andere stedelijke functies.
De nieuwe economie: innovatieve maakindustrie
Door digitalisering en de transitie naar een duurzame energievoorziening en circulaire economie verschiet de huidige economie in hoog tempo van kleur. Onderdeel van de nieuwe economie is de terugkeer van de maakindustrie naar de regio, in een nieuwe vorm. Het betreft innovatieve maakindustrie die kleinschalig, hooggespecialiseerd en kostenefficiënt produceert. Technieken met betrekking tot 3D-printen, robotisering en material science, het ontwerpen en ontwikkelen van nieuwe materialen uit bestaande materialen, maken dit mogelijk. De nieuwe maakindustrie wordt getypeerd door kleinschalig ondernemerschap. Kostbare testfaciliteiten worden gedeeld in bijvoorbeeld gemeenschappelijke productieruimten, die ook de lokale kennisdeling en de ontwikkeling van vaardigheden bevorderen. Door de maritieme en industriële entourage, het gevarieerde aanbod aan bedrijfsruimten en de ligging tussen stad en haven is het Makers District de aangewezen locatie voor innovatieve maakindustrie. De innovatieve maakindustrie vraagt om kleine en middelgrote bedrijfsruimten, om gemeenschappelijke faciliteiten zoals labs, cleanrooms en datacenters en om een flexibele, open omgeving. Veel ruimtes in M4H lenen zich goed voor industriële productie. Dit aanbod, gecombineerd met het water, de kades en de authentieke ‘ruwe’ havensfeer maken het gebied aantrekkelijk voor de beoogde bedrijven. Naast de aanwezigheid van geschikte bebouwing zijn de nabijheid van creatief talent, afzetmarkten en kenniscentra doorslaggevend voor het succes.
Het aantrekken van de innovatieve maakindustrie heeft een grote impact voor vernieuwing van de economie van stad en haven. De innovaties die er vandaan komen, staan niet op zichzelf. Ze combineren vaak toepassingsmogelijkheden in verschillende economische sectoren: van de logistiek, automobiliteit en petrochemie tot food en gezondheidszorg, van waterbouw en woningbouw tot design. Door de nabijheid tot elkaar ontstaan kruisbestuivingen. Daarmee is de nieuwe maakindustrie een aanjager van innovatie in verschillende regionale waardeketens. Ook de zakelijke dienstverlening, die zijn centrum heeft in onder meer het Rotterdam Central District, profiteert van de aanwezigheid van de nieuwe maakindustrie.
Gebiedsontwikkeling
De meer technische maakindustrie zal tot een bepaalde omvang met name een plaats vinden in het hart van het gebied (in het Ruimtelijk Raamwek het Galileipark genoemd). In het gebied rond de Europointtorens zal een gemengd gebied ontstaan met wonen en werken in hoge dichtheid. De transformatie van de Europointtorens is hier een goede aanjager voor. In het Vierhavensblok is ruimte voor kleinschalige, ambachtelijke en/of creatieve maakindustrie, aangevuld met woningen. Rondom de Keilehaven met karakteristieke panden zoals Katoenveem komen voorzieningen, horeca aan het water en op termijn experimenteel wonen. De Merwehaven (met inbegrip van de Marconistrip) wordt getransformeerd naar stedelijk woongebied met maximaal 2.764 woningen. De gebieden Vierhavens en Fruit Terminal Rotterdam blijven voorlopig in gebruik als haven- en bedrijventerrein. Herontwikkeling is hier pas later aan de orde.
2.4.3 Ruimtelijk Raamwerk Merwe-Vierhavens
Vastgesteld op 27 juni 2019 door de Rotterdamse gemeenteraad
Het Ruimtelijk Raamwerk Merwe-Vierhavens is de ruimtelijke en programmatische uitwerking van de Visie en strategie Rotterdam Makers District. Het raamwerk bevat per gebied een beschrijving van het toekomstige programma (de verschillende functies en dichtheden per deelgebied) en de toekomstige ruimtelijke hoofdstructuur (de hoofdopzet van wegen, parkeren en andere openbare ruimte). Daarnaast zijn thema's als bebouwingsstructuur, mobiliteit en buitenruimte uitgewerkt, evenals een aantal principes voor een duurzame gebiedsontwikkeling.
Hoofdstuk 3 Beschrijving Van Het Plangebied
3.1 Algemeen
M4H is een haven- en industrieterrein tussen dijk en rivier, dat gekenmerkt wordt door het water, de kades en de sfeer van een havengebied. Maat en schaal van havenbekkens en gebouwen typeren het gebied, net als de beeldbepalende gebouwen en monumenten. Het gebied is grotendeels in gebruik door diverse bedrijven. De bedrijvigheid op de havenpieren heeft overwegend een havenfunctie, bedrijvigheid aan de randen van Merwe-Vierhavens heeft voornamelijk een industriële en handelsfunctie. Gebouwen op de havenpieren dienen voor opslag (loodsen) en transportfaciliteiten (luchtbruggen, los- en laadperrons). In de buitenrand aan de noordoostelijke zijde is meer diversiteit in functies, zoals horeca, kantoor, detailhandel en wonen. De haven- en kadegebonden bedrijvigheid is in de loop van de tijd afgenomen en voor een deel vervangen door niet-watergebonden activiteiten. Deels betreft dit nog steeds (grootschalige) bedrijvigheid, deels gaat het om marginale bedrijvigheid zoals handel in tweedehands goederen en auto's. Ook komen er stedelijke functies voor zoals ateliers, studio's en werkplaatsen voor ondernemers in de creatieve sector en circulaire maakindustrie. De komst van deze functies betekende de start van de transformatie van het gebied. In Europoint II en III, de Lee Towers, zijn 883 woningen aanwezig. Verder wordt er alleen gewoond in de bedrijfswoningen die verspreid over het gebied aanwezig zijn.
Grondpositie
Vrijwel alle gronden in het gebied zijn in eigendom van de gemeente, behalve in het Marconikwartier, hier is het merendeel van de gronden particulier bezit. Een belangrijk deel van de gronden in het overige deel van M4H is in hoofderfpacht uitgegeven aan het Havenbedrijf Rotterdam. Via huur- en of erfpachtovereenkomsten zijn gronden weer uitgegeven aan bedrijven. In het Keilekwartier heeft de gemeente gronden zelf in erfpacht uitgegeven of al dan niet tijdelijk verhuurd.
Bijna alle gronden zijn op dit moment uitgegeven, behalve een deel van het gebied grenzend aan de Schiedamseweg (de zogenoemde Marconistrip), enkele kavels aan weerszijden van de Keilehaven en de kavels op de hoek Keilestraat/Vierhavensstraat. Deze kavels liggen braak. De gronden op de Merwepieren komen op korte termijn vrij en worden weer volledig eigendom van de gemeente. Daarna kunnen ze worden uitgegeven voor woningbouw.
Milieucategorieën
In M4H komen bedrijfsactiviteiten voor van milieucategorie 2 tot en met milieucategorie 5.3. Het gebied maakt deel uit van het gezoneerde industrieterrein 'Havens Noordwest en Oost-Frankenland'. In de huidige situatie sluit de geluidzone niet goed meer aan bij het feitelijke gebruik omdat de grote lawaaimakers, op het 150 kV-transformatorstation van Tennet en het bijbehorende transformatorstation van Stedin aan de Galileistraat na, verdwenen zijn. De geluidzone is daardoor groter dan op basis van de feitelijke situatie nodig is.
3.2 Ruimtelijke Structuur En Ontsluiting
De ruimtelijke structuur van het plangebied wordt in grote mate bepaald door de waterbekkens van Merwe-, Keile-, Lek- en IJsselhaven. Het gebied ligt volledig buitendijks en is begrensd door waterkeringen. De dijk ligt op de grens van het plangebied met de omliggende stadswijken Oud- Mathenesse en Bospolder. De straten vanaf de dijkroute lopen over het midden van de pieren met aan weerszijden langgerekte bebouwing. Zo zijn deze havens indertijd ontworpen. De havenbekkens zijn onderdeel van de karakteristieke typologie van deze pieren met zichtlijnen naar de Nieuwe Maas. Het Galileïpark wijkt af van deze opbouw met een eigen logica die door de rondweg Galileistraat en Keileweg wordt gevormd. De ruimtelijke ontwikkeling is zuiver planmatig en ingericht voor de overslag van stukgoederen, maar ook voor industrie en lijndiensten voor personenvervoer. De dichtheid in het gebied is nog laag, mede door de leegstaande terreinen en gebouwen die de terugloop van de groente- en fruithandel en de energie-industrie in Merwe-Vierhavens heeft achtergelaten.
Het plangebied wordt aan de waterzijde ontsloten door diverse havens die uitkomen op de Nieuwe Maas. Voor autoverkeer is het gebied vooral ontsloten via de Tjalklaan en de Vierhavensstraat. De Vierhavensstraat vormt de verbinding met het centrum van Rotterdam. Ook vanaf de Schiedamseweg is het gebied bereikbaar. Vanaf de Vierhavenstraat en de Schiedamse weg kent het gebied twee entrees: de Keileweg en de Benjamin Franklinstraat. De hoofdwegen in het gebied zijn de Keileweg, Marconistraat en de Benjamin Franklinstraat. Als doorgaande route ontsluiten de Marconistraat en Vierhavensstraat de havenpieren. Vrijwel haaks op de Marconistraat en Vierhavensstraat liggen rechte straten die de havenpieren ontsluiten. De IJsselstraat, Lekstraat, Keilestraat en Radiostraat lopen over het midden van de smalle havenpieren. De Galileistraat en de Keileweg vormen samen een interne rondweg op de brede pier tussen de Keilehaven en Merwehaven. De Benjamin Franklinstraat is een aangelegde ontsluitingsweg na gedeeltelijke demping van de Lekhaven (1992) en Keilehaven (1997). Zie figuur 3.1. Parkeren vindt in het Vierhavens-Merwehavengebied plaats in de openbare ruimte op straat, in een parkeergarage, langs de weg en binnen de aanwezige parkeervakken op het bedrijventerrein. Daarnaast wordt geparkeerd op eigen terrein. In bepaalde straten is in het verleden vanwege de hoge parkeerdruk betaald parkeren ingevoerd.
Het Marconiplein, een knooppunt van openbaar vervoer met metro, tram en bus, grenst direct aan het plangebied, en is de belangrijkste OV-ontsluiting. Er vertrekken metro's richting Beurs en Schiedam Centrum, met directe verbindingen naar Capelle a/d IJssel, Spijkenisse, Ommoord en Nesselande. Trams verbinden het gebied met station met Schiedam, Spangen, de rest van het gebied Delfshaven en het centrum. Aan de Schiedamseweg zijn twee bus- en tramhaltes aanwezig die het deelgebied Merwehaven kunnen ontsluiten in de toekomst. De waterkant is door twee watertaxi haltes (nabij de Fruitvis en Kunst&Complex) ontsloten naar andere waterhaltes in de stad. Ook is er recent een OV-veerdienst gestart tussen Marconistraat en RDM aan de overzijde van de Nieuwe Maas.
Figuur 3.1: ontsluiting van het gebied
3.3 Gebruik Per Deelgebied
Het plangebied is op basis van het Ruimtelijk Raamwerk op te delen in een aantal gebieden: Galileipark, Merwehaven, Marconikwartier, Keilekwartier, Gustoweg, FTR en Vierhavens. Zie figuur 3.2.
Figuur 3.2: de deelgebieden op basis van het raamwerk
Galileipark
Het Galileipark ligt centraal in het M4H-gebied en wordt begrensd door de Marconistraat, Benjamin Franklinstraat, Keileweg en de Merwehaven. De bebouwing is op de Galileistraat, Keileweg of Benjamin Franklinstraat georiënteerd. In het gebied zijn met name nutsbedrijven gevestigd met een extensief ruimtebeslag, waaronder een 150 kV transformatorstation. Voorheen stond er een energiecentrale in het gebied. Een deel van de gronden ligt braak en heeft geen functie. Het gaat om de kavels 'Truckparking-Oost', 'Truckparking-West', 'Eon-West', 'Eon-Zuid' en 'Ferro-West'. Zie paragraaf 4.3.2 voor een kaartje met de begrenzing van deze kavels. Truckparking Oost zal op korte termijn herontwikkeld worden met kantoren en laboratoria. Tussen Merwehaven en Galileistraat staan twee voormalige loodsen die herontwikkeld zijn. In de zuidelijke loods is bedrijfsruimte gerealiseerd en in de noordelijke loods is een brouwerij met horeca gevestigd (milieucategorie 3.1) met bijbehorende horeca. Ook de voormalige kantoren van de Ferrofabriek worden herontwikkeld tot bedrijfs- en kantoorruimte.
Merwehaven
Het gebied Merwehaven bestaat uit het voormalige rangeerterrein tussen Marconistraat en Schiedamseweg en de Merwepieren. De Merwehaven bestaat uit drie insteekhavens die dieper landinwaarts zijn aangelegd en een gezamenlijke havenmond hebben en is aangelegd als stukgoedhaven. Het voormalige rangeerterrein dat tussen de Schiedamseweg en de Marconistraat lag is grotendeels een braakliggend terrein doordat veel treinsporen zijn verwijderd. Dit deel van het deelgebied Merwehaven wordt ook wel de 'Marconistrip' genoemd. Hier zijn tijdelijke activiteiten gevestigd in afwachting van herontwikkeling. In het westelijke deel staan nog enkele loodsen en voormalig douanekantoor. Verder naar het oosten staat een voormalige opslagloods die gebruikt wordt als evenementen en vergaderlocatie en daarachter kassen en een terrein. Ook hier is horeca aanwezig en er vinden evenementen plaats. In de meest oostelijke punt van de Marconistrip staat een bedrijfsgebouw dat tijdelijk in gebruik is door Stedin en een fruitbedrijf (dit pand wordt binnenkort gesloopt). Daarnaast staat het rijksmonument Rotterdamse Citrusveiling die af en toe in gebruik is als evenementenlocatie. Het aanpalende kantoor van dit gebouw is verhuurd aan een fruitimporteur. De havenpieren van de Merwehaven worden nu nog gebruikt door de Rotterdam Fruitwharf voor laad-, los- en overslag activiteiten voor de zeeschepen. Deze activiteiten vinden nog plaats op basis van een tijdelijke verhuring en eindigen wanneer het in combinatie met woningbouw niet meer mogelijk is. Dan komen de gronden vrij voor herontwikkeling.
Marconikwartier
Het gebied Marconikwartier ligt in de noordoostelijke hoek van het plangebied, direct ten zuiden van het Marconiplein. In vergelijking met het omringende havengebied heeft dit deelgebied een fijnmazig stratenpatroon met drie evenwijdig lopende straten: Marconistraat, Galvanistraat en van Helmontstraat. De kavels zijn overwegend kleinschalig in vergelijking met de rest van het M4H-gebied, en de bebouwingsdichtheid is relatief hoog. Het gebied bestaat uit laagbouw en hoogbouw. Het onderlinge verschil in bouwhoogte is groot. Rondom het Marconiplein staan de vijf Europointtorens met een hoogte tot 95 meter, de overige bebouwing is ten hoogste vier lagen hoog.
De gronden tussen de Marconistraat en de Schiedamseweg zijn in gebruik door Gemeentewerken Rotterdam. Verder staat hier Europoint V, een gebouw met kleinschalige kantoren. Tussen de Marconistraat en Galvanistraat staan de Europointtorens I t/m IV en de parkeergarage die daar bijhoort. Europoint I is in gebruik als kantoorgebouw, Europoint II en III zijn getransformeerd tot woongebouwen (de Lee Towers met 883 woningen en horeca in de plint) en Europoint IV, de Science Tower, is in gebruik als bedrijfsverzamelgebouw met kantoren, onderwijs en laboratoria. In de toren zijn met name bedrijven met een biomedisch wetenschappelijk profiel aanwezig. Tussen Europoint I en II is nog een fastfoodrestaurant aanwezig. De gronden tussen de Galvanistraat en Van Helmontstraat bestaan uit relatief kleine kavels en kennen een veelheid aan functies: onder andere twee zalencentra, een chocoladefabriek, bedrijfsverzamelgebouwen, creatieve maakindustrie, een garage voor oldtimers, een groothandel, garagebedrijven en een transformatorstation. Op het meest zuidelijke kavel, tussen de Van Helmontstraat en Keileweg, is perifere detailhandel aanwezig in de vorm van een bouwmarkt en meubelzaak. De milieucategorie varieert van 2 tot 5.1.
Keilekwartier
Het Keilekwartier ligt ten zuiden van het Marconikwartier en Galileipark en wordt begrensd door de Vierhavensstraat, Keilestraat en de Keileweg. In het Keilekwartier ligt de Keilehaven, een gegraven insteekhaven met smalle havenpieren, die direct toegankelijk is vanaf de Nieuwe Maas. Er zijn nog enkele wat grotere bedrijven aanwezig, waaronder de afvaloverslag van de AVR en een import/exportbedrijf voor fruit. Een deel van de gronden ligt braak, heeft een tijdelijke functie of wordt als opslagterrein gebruikt. Het gebruik van de gronden ter plaatse van de gedempte haven, tussen Benjamin Franklinstraat en Vierhavensstraat, is intensiever. Het zwaartepunt ligt op cultuur en creatieve maakindustrie. In de noordwestelijke hoek van dit deel van het Keilekwartier is Atelier van Lieshout in een aantal panden gevestigd met werkplaatsen, expositieruimtes en een beeldentuin. Verder naar het oosten is horeca aanwezig en het voormalige Chefaro-kantoor met de bijbehorende opslagloods die nu muziekstudio's huisvest (Soundport). Nabij de Vierhavensstraat stond Keilewerf I. In dit gebouw waren diverse werkplaatsen aanwezig met onder andere staalslagers, meubelmakers en stoffeerders. In juni 2023 is het pand geheel afgebrand. Keilewerf II aan de Keilstraat is behouden gebleven en biedt ruimte aan veel ondernemers. Ten westen van Keilewerf II staat het Keilepand waar ook creatieve maak- en foodbedrijven in gevestigd zijn. Na herontwikkeling is er ook een expositie- en presentatieruimte aanwezig. Tussen de bebouwing aan de Keileweg en de Keilestraat is een voedseltuin aangelegd. Aan de zijde van de Vierhavensstraat staat Studio Rosegaarde met atelier en werkruimte. De omliggende gronden zijn onbebouwd en hebben geen functie. In de Keilehaven wordt een getijdepark aangelegd.
Gustoweg e.o.
Het gebied bestaat uit een kleinschalig bedrijventerrein dat wordt omsloten door de Marconistraat, Gustoweg, van Berckenrodestraat en de Nieuw-Mathenesserstraat en BSR Van Uden aan de Gustoweg. Op het bedrijventerrein zijn verschillende functies aanwezig: een zalencentrum, perifere detailhandel, horeca, autobedrijven, een tankstation en diverse kleinschalige bedrijven uit categorie 2 en in sommige gevallen uit categorie 3.1 of 3.2. Een aantal gebouwen staat leeg. De bebouwing bestaat overwegend uit één of twee bouwlagen en is bijna allemaal gebouwd tussen 1945 en 1970. Ten zuiden van het bedrijventerrein ligt BSR Van Uden. Dit bedrijf slaat stukgoederen, bulkgoederen en breakbulk op- en over. Er zijn diverse vaste en drijvende kranen en grootschalige bedrijfsgebouwen aanwezig. Het bedrijf valt in milieucategorie 5.3.
FTR
De FTR-locatie ligt op de punt tussen de Merwehaven en Vierhavens en heeft een oppervlakte van ca. 15 ha. Het voormalige fruitoverslagbedrijf heeft hier vijf grootschalige loodsen staan met een gezamenlijke footprint van ruim 5 ha. Er vindt overslag van momenteel non-ferro op en van zeeschepen plaats. In de toekomst is de locatie weer beoogd voor de op- en overslag plus bewerking en productie van fruit. Naast de FTR locatie is een import- en exportbedrijf uit categorie 3.2 aanwezig, en een milieupark. Er is ook een braakliggend kavel dat op termijn gaat dienen als truckparkeerplaats. Het terrein wordt ontsloten door de Galileistraat en Keileweg.
Vierhavens
Het gebied Vierhavens bestaat uit de Lek-, IJssel- en Koushaven. De havens zijn allen in gebruik door de omliggende bedrijven. Er zijn drie grote bedrijven aanwezig twee die zich richten op de op- en overslag en de productie van sappen, en een bedrijf dat zich richt op de op- en overslag van fruit. De bedrijven vallen respectievelijk in milieucategorie 5.1, 4.2 en 3.1 en hebben grootschalige bedrijfsgebouwen op hun terreinen. Verder staat het rijksmonument HAKA-gebouw binnen dit gebied, dat gerenoveerd is en in gebruik is als bedrijfsverzamelgebouw en horeca. Aan de Keileweg staat De Vertrekhal, dat in gebruik is als bedrijfsverzamelgebouw. Tussen Keile- en Vierhavensstraat is een tankstation aanwezig. Op de kop van de pier tussen Lek- en IJsselhaven staat een radarpost met kantoorgebouw van het Havenbedrijf.
3.4 Ontstaansgeschiedenis En Cultuurhistorie
3.4.1 Ontstaansgeschiedenis
Vanaf de 16e eeuw ontwikkelde Rotterdam zich als een havenstad. De eerste havenbekkens ontstonden door buitendijkse zandplaten in de Maas te bedijken. Hierdoor ontstonden onder andere de Waterstad, Oude Haven, Haringvliet en Leuvehaven. Door de opbloeiende economie in de jaren '40 van de 19e eeuw nam de vraag naar laad-los-gelegenheden en pakhuizen nog verder toe. Na het gereedkomen van de Nieuwe Waterweg in 1872 werden de eerste havenbekkens op de zuidoever van de Nieuwe Maas aangelegd. Door de industriële revolutie veranderde de schaal, typologie en ligging van het havengebied. Omdat het zwaartepunt steeds meer op overslag van bulkgoederen kwam te liggen (al dan niet na bewerking) in plaats van de overslag van stukgoed en de lijndiensten, verschoof het zwaartepunt van de havenactiviteiten meer naar de zuidoever. Er bleef echter ook behoefte aan stukgoedhavens. Hiervoor zijn de Parkhaven, Sint-Jobshaven en Schiehaven aangelegd. De volgende havens die op de noordoever aangelegd werden zijn de Vierhavens en Merwehaven. Zie figuur 3.3 voor de ontwikkeling van het gebied tussen 1912 en 1933.
Figuur 3.3: de situatie omstreeks 1912 (boven), omstreeks 1917 wanneer de gasfabriek net is gebouwd (midden) en omstreeks 1933 (beneden), net na de voltooiing van de Merwehavens. De nummers op de kaart uit 1933 refereren naar de zaken die in de tekst genoemd worden.
Vierhavens (1912-1932)
Al tijdens de aanleg van Parkhaven, Sint Jobshaven en Schiehaven werden plannen gemaakt voor de aanleg van nog meer stukgoedhavens op de noordoever. A.C. Burgdorffer, directeur van de dienst gemeentewerken, presenteerde in 1912 het plan voor de Vierhavens, van west naar oost: de Keilehaven, Lekhaven, IJsselhaven en de Koushaven. Deze gebieden waren niet bedoeld voor zeeschepen, maar voor de verhuur van kaden aan scheepvaartondernemingen die behoefte hadden aan een aansluiting op het spoor en emplacementen. Een belangrijke impuls voor de aanleg van deze nieuwe gebieden was het besluit uit 1909 om een nieuwe gasfabriek in het gebied te bouwen. Voor de aanleg van de gasfabriek en de havens werd een stuk grondgebied van Schiedam geannexeerd. Niet alle raadsleden waren enthousiast over het plan. Sommigen vreesden dat de ontwikkeling op de rechteroever ten koste zou gaan van de nog nieuwe havengebieden op de linkeroever en dat er meer bedrijven naar de rechteroever zouden verhuizen zoals de Rotterdamsche Lloyd al had gedaan. Omdat stukgoedhavens onmisbaar waren voor Rotterdam om lijndiensten aan zich te binden, werd het plan toch vastgesteld.
Voor het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog werd een begin gemaakt met de aanleg van de Vierhavens. Langs de Vierhavensstraat kreeg de havenspoorlijn Rotterdam West een rangeerterrein met een breedte van veertien sporen (aangeduid met '1' in figuur 3.1). Een loopbrug tussen de Hudsonstraat en de Vierhavensstraat overbrugde het rangeerterrein. Op de havenpieren werden havensporen met kruiswissels en kraansporen aangelegd. De behoefte aan kadelengte bleek groot te zijn. Voordat de havenbekkens in gebruik werden genomen, was het overgrote deel van de kadelengte reeds verhuurd. De gasfabriek (aangeduid met '2' in figuur 3.3) werd in 1913 in gebruik genomen en vanaf 1916 verrezen de eerste bedrijfsgebouwen en fabrieken op de havenpieren. Met de voltooiing van het HAKA-gebouw (aangeduid met '3' in figuur 3.3) in 1932 was het Vierhavensgebied volledig gevuld en in gebruik.
Bebouwing
In het gebied verrezen diverse bedrijfsgebouwen. Het HAKA-gebouw (1932), dat bestond uit kantoren, fabriek- en opslagruimte, een koffiebranderij, theemengerij, verpakkingsafdelingen en een silogebouw, is wellicht het bekendste en bestaat nog steeds. Het is aangewezen als rijksmonument en het gebouw is recentelijk getransformeerd tot bedrijfsverzamelgebouw met horeca. Ook het gebouw van N.V. Katoenveem (1920, aangeduid met '4' in figuur 3.3) is aangewezen als rijksmonument en bestaat nog steeds. Het is gebouwd voor de aanvoer en opslag van katoen en door de constructie en vooruitstrevende sprinklerinstallatie geheel brandvrij. Het pand heeft een lange periode leeg gestaan en wordt waarschijnlijk getransformeerd voor culturele functies. De overige oorspronkelijke bebouwing is vrijwel geheel verdwenen. Deze bestond uit fabrieken, waaronder de gasfabriek, bebouwing ten behoeve van de lijndiensten die uit het gebied vertrokken, loodsen en pakhuizen. De gasfabriek is in 1968 gesloopt en in 2017 is gestart met de bodemsanering. De gashouder uit 1950 bestaat nog wel. Alleen aan het begin van de Keileweg en Keilestraat en rondom de kruising van deze wegen met de Benjamin Franklinstraat is nog bebouwing uit de periode 1914-1945 te vinden. De overige bebouwing is met name in de periode 1970-2011 gebouwd. Zie figuur 3.4 voor een aantal van de hierboven genoemde bedrijven.
Figuur 3.4: vroegere en nog bestaande bebouwing in de Vierhavens, met de klok mee vanaf linksboven: de gemeentelijke gasfabriek (1912), Katoenveem (1920), de loodsen en het Keilepand van Thomsen's Havenbedrijf (1921, aangeduid met '5' in figuur 3.3) en het HAKA-gebouw (1932).
Merwehaven (1923-1933)
Tijdens de Eerste Wereldoorlog bleek dat er te weinig stukgoedhavens ontwikkeld werden. Stukgoedhavens hebben in tegenstelling tot bulkhavens veel kadelengte en weinig wateroppervlak nodig. Daarom werd in 1916, toen de eerste bebouwing op de kades van de Vierhavens verrees, het plan gepresenteerd voor de Driehavens, die toen nog op Schiedams grondgebied lagen. Aanvankelijk bestond het plan uit één lange insteekhaven. Om meer kadelengte te creëren, zijn twee havenbekkens toegevoegd. De uitvoering van het Driehavenplan liet een decennium op zich wachten. Twee factoren die een voorspoedige aanleg bemoeilijkten, waren de hoge kosten die het Driehavenplan met zich meebracht en opnieuw een partiële annexatie van Schiedams grondgebied. Pas in 1925 begon men met de aanleg, en vanaf dat moment kreeg het nieuwe havengebied de huidige naam Merwehaven. Het gebied is 37 hectare groot met 3 kilometer aan kadelengte en bood faciliteiten voor de stukgoedsector en lijndiensten.
Bebouwing
Vanaf 1928 ontstond de eerste bebouwing, waaronder de elektriciteitscentrale aan de Galileistraat (1935, aangeduid met '6' in figuur 3.3), ten noorden van de gasfabriek. De 'elektriciteitsfabriek' werd ontworpen door A. van der Steur van de Dienst Gemeentewerken en bestond uit een kantoor met laboratorium, een personeelsgebouw en schakelstations. Aan de havens werden voornamelijk loodsen gebouwd, waarvan sommigen voorzien waren van dakluiken zodat de goederen met behulp van kranen in de loodsen konden worden geplaatst. Nabij het Marconiplein ontstond een bedrijventerrein voor bedrijven die niet per se nabij het water gevestigd hoefden te zijn. Een voorbeeld hiervan is de Ford-fabriek (1930, aanduid met '7' in figuur 3.3), die echter nooit als fabriek in gebruik is genomen. Henry Ford vond de fabriek uiteindelijk te ver van het water liggen en besloot een fabriek op te richten in Amsterdam. Het gebouw in Rotterdam werd een Ford-dealer en garage met kantoren. Ook de nog bestaande chocoladefabriek van Baronie-De Heer (aangeduid met '8' in figuur 3.3) staat in dit gebied. Zie figuur 3.5 voor een aantal van de hierboven genoemde bedrijven.
Figuur 3.5: vroegere bebouwing in de Merwehaven: links de Ford-fabriek (1930) en rechts de elektriciteitscentrale (1935)
Tweede Wereldoorlog - jaren '70
Tijdens de Tweede Wereldoorlog raakte 40 procent van de Rotterdamse haven verwoest. In de Vierhavens en de Merwehaven liepen vooral het gebied rond de Vierhavensstraat, de havenpier aan de Lekhaven en de havenpieren in de Merwehaven grote schade op. De wederopbouw verliep voorspoedig omdat het herstel van de haven de hoogste prioriteit kreeg, nog boven de wederopbouw van de stad . De gedachte was dat hoe sneller de haven weer op volle kracht kon functioneren, hoe beter de Rotterdamse en zelfs de nationale economie zich kon herstellen. In slechts 4 jaar tijd waren de havens hersteld. De kaden werden bovendien gemoderniseerd door ze te voorzien van nieuwe kranen. De havenpieren kregen een efficiëntere indeling. Loodsen werden hersteld dan wel herbouwd. Het Keilepand van Thomsen's Havenbedrijf was onbeschadigd, maar de overige loodsen moesten worden herbouwd. Onderdeel van de herbouw is het huidige pand Vertrekhal Oranjelijn, gebouwd in 1948 en aangewezen als gemeentelijk monument. Het gebouw, waar een spoorlijn doorheen liep, bestond uit werkplaatsen, ruimtes voor douane, portiers en EHBO, en op de verdieping waren een kantine, keuken, een was- en kleedruimte voor 550 havenarbeiders en een wachtruimte voor passagiers die mee voerden op de vrachtschepen. In 1954 werd de elektriciteitscentrale uitgebreid. Bij de grens met Schiedam ontwikkelde zich in de jaren vijftig bedrijventerrein Mathenesse. Het ging om kleinschalige bedrijven die in schril contrast stonden met de grote schaal van de bedrijven op de havenpieren van de Merwehaven. Vanaf 1950 specialiseerde de stukgoedsector in het gebied zich steeds meer in fruit. Er verschenen koel- en vrieshuizen, waaronder het modernste ter wereld aan de Radiostraat. Het gebied kreeg in 1955 een eigen veilinggebouw voor fruit: de Citrusveiling, ontworpen door architect H.A. Maaskant.
Jaren '70 - 2016
Tussen 1965 en 1975 werden het Overbeekhuis en de drie Europoint-torens gebouwd. Vanaf de jaren '70 werd de functie als 'distripark' speciaal voor groente en fruit verder uitgebouwd. Begin jaren '90 begon men met het uitvoeren van een ontwikkelingsplan voor het gebied. Uitgangspunten waren verbetering van de beleefbaarheid van Rotterdam als wereldhaven, versterking van de ligging aan de 'economische as' (de verbinding tussen Rotterdam-noordwest en het centrum), Marconiplein als knooppunt op de economische as, benadrukken van zichtlijnen, monumentale gebouwen en verkavelingsrichting. De wegenstructuur werd aangepast en de Lekhaven en Keilehaven werden gedeeltelijk gedempt. De fruit- en foodhaven had zich een belangrijke positie in Europa verworven, maar de stukgoedoverslag was door de komst van de container dramatisch teruggelopen. Bovendien was de industriële functie van M4H al een tijd op haar retour. De oude loodsen en fabrieken kwamen leeg te staan. In de jaren negentig kreeg M4H een aantal nieuwe functies, de een positiever dan de ander. Voorbeelden zijn de tippelzone, detentieboten, en de komst van creatieve pioniers. Begin jaren twintig kwam er meer creatieve sector in de leegstaande industriële panden en veemloodsen.
2016 - heden
Vanaf 2016 hebben er vanuit de gebiedsstrategie ontwikkelingen plaatsgevonden. Voorbeelden van recentelijke ontwikkelingen zijn de transformatie van Europoint II en III, de komst van de Floating Farm, de 'culturele vrijstaat' Weelde aan de Marconistraat en de herontwikkeling van het Steurgebouw, het Keilepand, de Werkplaats en de Keilewerf.
3.4.2 Cultuurhistorische waardering en monumenten
Om de cultuurhistorische waarden van het plangebied te onderzoek is een Cultuurhistorische Verkenning opgesteld. Deze is vastgesteld op 20 februari 2018 door het college van B&W. De cultuurhistorische waardevolle zaken zijn aangeduid op de kaart in figuur 3.6 (met inachtname van de passage hieronder), deze kaart is ook opgenomen in Bijlage 1.
Actuele stand van zaken cultuurhistorisch waardevolle zaken
Omdat de CV uit 2018 komt is deze niet meer volledig actueel, dit geldt ook voor figuur 3.4 die afkomstig is uit de CV. Ook bevat de kaart een aantal omissies. De afwijkingen zijn als volgt:
- het voormalige Ferrokantoor is niet meer van cultuurhistorische waarde omdat het ingrijpend verbouwd is;
- het Garagebouw is inmiddels gesloopt en daarom niet meer van waarde;
- een deel van de Ferrofabriek is gesloopt en is daarom ook niet meer van waarde;
- alleen de radarpost aan de Lekstraat 13 zelf is cultuurhistorisch waardevol, niet de aanbouw die ook aangeduid is in figuur 3.6;
- het Steurgebouw is aangewezen als gemeentelijk monument in plaats van toekomstig gemeentelijk monument. Alleen het bakstenen bouwdeel is monumentaal;
- bij de Citrusveiling is alleen de monsterzaal en veilinghal monumentaal, de overige bouwdelen niet;
- de gashouder bij de Ferrofabriek, het Keilepand, de fabriek van de Hollandsche Maatschappij voor Gecondenseerde Melk en het kantoor van de Hollandsche Kleefmachinefabriek zijn aangewezen als gemeentelijk monument in plaats van toekomstig gemeentelijk monument.
Figuur 3.6: cultuurhistorisch waardevolle zaken
De cultuurhistorisch waardevolle bebouwing in figuur 3.6 is te onderscheiden in rijksmonumenten (bruin aangeduid), gemeentelijke monumenten (lichtgroen aangeduid), toekomstige gemeentelijk monumenten (paars aangeduid), beeldbepalende objecten (rood aangeduid) en beeldondersteunende objecten (oranje aangeduid). Na vaststelling van de CV (2018) zijn alle toekomstige gemeentelijke monumenten (kantoor GEB, Keilepand, Gashouder, Chefaro, Melkfabriek, Kleefmachinefabriek en transformatorstation Vierhavensstraat) aangewezen als gemeentelijk monument. De paarse aanduidingen uit figuur 3.6 moeten dus gelezen als gemeentelijke monumenten.
De waardering van de beeldbepalende en beeldondersteunende objecten is gebaseerd op de architectuurhistorische, cultuurhistorische en stedenbouwkundige waarde van een object en de gaafheid of herkenbaarheid van het gebouw/ complex. Ook de specifieke locatie of 'het verhaal' van een gebouw of object kan er voor zorgen dat iets cultuurhistorisch waardevol is. Verder is er sprake van beeldbepalende structuren, trein- en havenkraansporen, kaden, oevers en steigers, en beeldbepalende openbare ruimte. Hieronder wordt per thema ingegaan op de waardevolle zaken. In paragraaf 3.4.3 is uiteengezet hoe de verschillende zaken beschermd zijn.
Monumenten
Een monument kan een gebouw, water, terrein of een ander object zijn dat van nationaal belang is (rijksmonument), of dat van algemeen belang is voor Rotterdam (gemeentelijk monument). Monumenten zijn van belang vanwege de schoonheid, de betekenis voor de wetenschap en architectuur of de cultuurhistorische waarde. Dit is voor rijksmonumenten vastgelegd in de Erfgoedwet en voor gemeentelijke monumenten in de Erfgoedverordening 2020. Er bestaat ook nog een categorie 'toekomstige gemeentelijke monumenten'. Toekomstige gemeentelijke wachten op aanwijzing tot 'definitief' gemeentelijk monument. Deze zijn niet in het plangebied aanwezig.
Rijksmonumenten
- Katoenveem, Keilestraat 39. Het betonnen pakhuis is gebouwd in 1920 naar een functionalistisch ontwerp van J.J. Kanters en is van algemeen belang vanwege de cultuurhistorische, architectuurhistorische, typologische en bouwhistorische waarde. Bovendien is het van belang binnen het (pakhuizen)oeuvre van de architect J.J. Kanters;
- Rotterdamse Citrusveiling, Marconistraat 19-27. Het gebouw is gebouwd tussen 1952 en 1955 en is cultuurhistorisch van belang vanwege de betekenis voor de Rotterdamse haven en de economische wederopbouw van Nederland. Vanwege het zichtbare betonskelet met een vlakvulling van bakstenen is het gebouw typerend voor de wederopbouwperiode;
- HAKA gebouw met garage, Vierhavenstraat 38-42. Het gebouw is gebouwd tussen 1931 en 1932 en van algemeen belang vanwege architectuur- en cultuurhistorische waarde alsmede van belang wegens bouwtechnische en innovatieve waarde. Ook van situationele waarde wegens de met de oorspronkelijke functie verbonden, markante ligging in het Vierhavengebied. Binnen het oeuvre van architect Mertens neemt het gebouw een belangrijke positie in.
Gemeentelijke monumenten
- Vertrekhal Oranjelijn, Benjamin Franklinstraat 501-515 / Keilestraat 8. Het pand is gebouwd tussen 1946 en 1948 en van cultuurhistorische waarde vanwege de oorspronkelijke bestemming die sterk is verbonden met de snelle naoorlogse groei van de goederenoverslag en passagierstransfers en de snelle wederopbouw van de Rotterdamse haven. Het logistieke karakter van het poortgebouw komt herkenbaar tot uitdrukking in de architectonische inpassing van de verkeersdoorgang voor de trein;
- Kantoor GEB, Galileistraat 15, 1929; GEB Gevelornament elektriciteitscentrale, beeldengroep met drie allegorische figuren, bij Galileistraat 15
- Keilepand, Keilestraat 9, Thomsen's havenbedrijf, 1921
- Gashouder Ferrofabriek, hoek Keileweg / Benjamin Franklinstraat, 1950
- Fabriek Chefaro, Keilestraat 3, 1946
- Fabriek Hollandsche Maatschappij voor Gecondenseerde Melk, Keileweg 26, 1916
- Kantoor Hollandsche Kleefmachinefabriek, Keileweg 28, 1926
- GEB Onderverdeelstation, Vierhavensstraat 68 / Galvanistraat 4, 1930
Figuur 3.7: Enkele monumenten, met de klok mee vanaf linksboven: de Citrusveiling, de Vertrekhal Oranjelijn, het Keilepand en de gashouder.
Beeldbepalende objecten
- GEB Schoorsteen, bij Galileistraat 15. Als onderdeel van een functioneel en architectonische ensemble; door zijn hoogte als landmark in de verre omtrek zichtbaar;
- GEB ‘Kolenbak’ (kelder van GEB-schakelstation), bij Galileistraat 15. Als herinnering aan het kolossale schakelstation van de elektriciteitscentrale die het gebied domineerde;
- GEB Pompgebouw, Galileistraat 22. Door zijn functie voor de elektriciteitscentrale; door zijn architectonische detaillering; als onderdeel van een functioneel en architectonische ensemble; door zijn ligging op de kade aan de Merwehaven;
- Chocoladefabriek Baronie de Heer, Galvanistraat 10. Door de robuuste baksteenarchitectuur, de strenge ritmiek van de gevelgeleding en de zichtbaarheid in het straatbeeld;
- Kantoortorens Europoint I t/m IV, Galvanistraat 15 / Marconistraat 2, 16. Door de bijzondere architectuur door het markante ontwerp, de toepassing van luxueuze materialen; vanwege de stedenbouwkundige kwaliteit door de alzijdigheid van de gebouwen en de functie als landmark;
- Bedrijfsgebouw, Galvanistraat 34-36. Als representatief kantoorgebouw door de architectonische detaillering (met uitzondering van de vernieuwde puien);
- Bedrijfsgebouw, Van Helmontstraat 9. Als representatief kantoorgebouw door de architectonische detaillering;
- Slachthuis, Van Helmontstraat 17-23. Als representatief kantoorgebouw door de architectonische detaillering;
- Van Helmontstraat 22-24 / Keileweg 27. Fabrieksgebouwen en –kantoor behoren tot het complex van de chemiefabriek Ferro. Deze gebouwen vormen een herkenbaar ensemble. Een deel van de bedrijfsgebouwen is gesloopt en het kantoor wordt ingrijpend gerenoveerd;
- Loodsen, Keilestraat 9b-9c. Vanwege de kenmerkende combinatie van een geprefabriceerde constructie van gewapend beton en gevelvulling van traditioneel metselwerk;
- Chefarokantoor, Keileweg 8. Door de representatieve voorgevel met metselwerk van witte baksteen en brede vensterstroken;
- Bedrijfspand met bovenwoning, Keileweg 10. Door zijn functie, gebouwd naar typologie van een herenhuis; voornaam gedetailleerde voorgevel;
- Bedrijfspand met bovenwoning, Keileweg 14. Door zijn functie, gebouwd naar typologie van een herenhuis; voornaam gedetailleerde asymmetrische voorgevel;
- Verkeerscentrale (radarpost), Lekstraat 14. Vanwege zijn relevante functie in het havengebied; door het architectonisch ontwerp en de bijzondere typologie; van stedenbouwkundig belang door zijn markante silhouet en door de alzijdigheid van het gebouw die versterkt wordt door de vrijstaande locatie op het uiteinde van een havenpier;
- Loods, Marconistraat 39-43. Vanwege de kenmerkende combinatie van een geprefabriceerde constructie van gewapend beton en gevelvulling van traditioneel metselwerk; de ligging evenwijdig aan de Marconistraat (voorzijde) en voormalig rangeerterrein (achterzijde);
- Loods met muur en poort, Marconistraat 52. Door de architectonische detaillering en de nog aanwezige muur met poort op de kade; de alzijdigheid van het gebouw die voortkomt uit de ligging op de kop van de haven;
- Loods, Marconistraat 81-83. Vanwege de kenmerkende langgerektheid en deurenreeks; de tweezijdige oriëntatie en de situering op het rangeerterrein die de functionele relatie met treinverkeer en vrachtverkeer benadrukt;
- GEB Onderverdeelstation, Marconistraat 100. Door zijn functie als onderverdeelstation in Merwe-Vierhavens; door de kubistische hoofdvorm en het markante silhouet van de ventilatieschachten;
- Loodsen en poortgebouwen, Radiostraat 1, 27, 36. Vanwege de kenmerkende langgerektheid en deurenreeks van naoorlogse loodsen, het poortgebouw met de gevelsteen die de havenarbeid verbeeldt; de tweezijdige oriëntatie van de loodsen op de kade en de straat;
- Waterreservoir, bij Speedwellstraat 1. Door zijn bijzondere typologie, de robuuste baksteenarchitectuur en zijn markante verschijningsvorm;
- Bedrijfspand, Vierhavensstraat 50-54. Door het ontwerp met optimale lichttoetreding door grote vensters en glaspuien, de brede vensterstrook op de verdieping en sheddaken; representatieve voorgevel aan de Vierhavensstraat; ligging op de kop van (het gedempte gedeelte van) de Keilehaven.
Figuur 3.8: Enkele beeldbepalende objecten, met de klok mee vanaf linksboven: de Emaillefabriek Ferro, het GEB pompgebouw, en de bedrijfspanden aan de Keileweg 14 en 10.
Beeldbepalende structuren en openbare ruimte
Als waardevolle structuren zijn onder andere aangewezen de Marconistraat, die nog steeds een sterke ruimtelijke relatie heeft met de havens, de resterende havensporen en de karakteristieke opbouw van de havenpieren met een rechte ontsluitingsweg over het midden van de pieren. De groene inrichting van de gedempte Keilehaven en diverse kademuren zijn aangewezen als beeldbepalende openbare ruimte.
3.4.3 Vertaling in bestemmingsplan
Rijks- en gemeentelijke monumenten
Rijksmonumenten zijn beschermd op basis van de Erfgoedwet en hebben daarom geen aanvullende beschermde regeling gekregen in dit bestemmingsplan. Gemeentelijke monumenten zijn beschermd op basis van de Erfgoedverordening 2020. Deze monumenten hoeven daarom niet extra beschermd te worden tegen mogelijke sloop.
Beeldbepalende objecten en toekomstige gemeentelijke monumenten
De beeldbepalende objecten worden in dit bestemmingsplan beschermd door middel van de dubbelbestemming Waarde - Cultuurhistorie. Ook toekomstige gemeentelijke monumenten krijgen deze dubbelbestemming. Dit omdat ze nu nog niet beschermd zijn op basis van de gemeentelijk monumentenverordening. Het opnemen van deze regeling volgt uit het Handboek voor het opstellen en borgen van Cultuurhistorische Verkenningen (vastgesteld door B&W in 2017). Deze dubbelbestemming werpt een drempel op tegen sloop, in die zin dat een omgevingsvergunning voor het slopen alleen wordt verleend onder een aantal voorwaarden:
- sloop is noodzakelijk vanwege zwaarwegende maatschappelijke, technische of economische redenen, en;
- nieuwbouw mogelijk is, en;
- de aanvrager van de omgevingsvergunning aannemelijk heeft gemaakt dat de nieuwbouw op de plaats van het te slopen object gebouwd zal worden en dat bij het ontwerp van de nieuwbouw de vanuit cultuurhistorisch oogpunt van belang zijnde stedenbouwkundige, bouwkundige, architectonische en ensemble waarden in acht genomen worden, die onder andere gevormd worden door de situering, schaal, vorm en geleding van de bebouwing.
Er zijn ook een aantal situaties waarin niet voldaan hoeft te worden aan deze voorwaarden, bijvoorbeeld als een gebouw door een calamiteit verloren is gegaan, of in geval van een aanschrijving van B&W op grond van de Woningwet.
Het uitgangspunt is dat alle beeldbepalende objecten zoals aangeduid in figuur 3.6 beschermd worden door middel van de genoemde dubbelbestemming. Op basis van o.a. nader inzicht en onderzoek is echter geconstateerd dat niet alle objecten daadwerkelijk een hoge monumentale waarde hebben waardoor een sloopbescherming niet noodzakelijk is. Dit heeft ertoe geleid dat onderstaande objecten geen dubbelbestemming hebben gekregen.
- GEB 'Kolenbak': geen dubbelbestemming omdat het geen gebouw is, maar een fundament. De bak krijgt vanwege de cultuurhistorische waarde waarschijnlijk wel een nieuwe functie in de inrichting van de openbare ruimte. Behoud is het uitgangspunt;
- Het voormalige kantoor van Ferro: geen dubbelbestemming omdat het ingrijpend is verbouwd. Cultuurhistorische waarden zijn daardoor deels verdwenen;
- Ferrofabriek: een deel van de fabriek is gesloopt. Alleen de nog bestaande bebouwing krijgt een dubbelbestemming;
- Radarpost Lekstraat: alleen de oorspronkelijke radarpost zelf heeft een dubbelbestemming gekregen, het kantoor dat er later aan verbonden is niet. Dit kantoor heeft geen cultuurhistorische waarde.
Beeldbepalende structuren en openbare ruimte
Deze zaken zijn overwegend bestemd met een bestemming die geen bouwwerken toelaat, zoals een groen- of verkeersbestemming. Nadere planologische bescherming is daarom niet aan de orde.
3.5 Archeologie
3.5.1 Beleidskader
Rotterdam draagt sinds 1960 zorg voor het eigen archeologisch erfgoed en is in het bezit van een door het rijk verleende opgravingsbevoegdheid. Het doel van de Rotterdamse archeologie is: (1) te zorgen voor het behoud van archeologische waarden ter plaatse in de bodem; (2) te zorgen voor de documentatie van archeologische waarden indien behoud ter plaatse niet mogelijk is; (3) te zorgen dat de resultaten van het archeologisch onderzoek bereikbaar en kenbaar zijn voor derden.
De gemeente Rotterdam bezit een Archeologische Waardenkaart (AWK) en een vastgestelde lijst met Archeologisch Belangrijke Plaatsen (ABP's), die opgenomen zijn in de gemeentelijke Archeologieverordening. Genoemde beleidsinstrumenten moeten een tijdige en volwaardige inbreng van archeologische belangen bij ruimtelijke ontwikkelingen waarborgen. Dit instrumentarium sluit aan op en komt mede voort uit het rijksbeleid en het provinciale beleid dat naar aanleiding van het Europese 'Verdrag van Malta' is ontwikkeld.
Het vaststellen, waarderen en documenteren van archeologische waarden vindt binnen de archeologische monumentenzorg gefaseerd plaats. Na een bureau-onderzoek kan het nodig zijn een archeologische inventarisatie in het veld uit te voeren. De resultaten van de inventarisatie kunnen vervolgens leiden tot een aanvullend archeologisch onderzoek. De resultaten van laatstgenoemd onderzoek vormen het uitgangspunt bij de keuze om een vindplaats te behouden, op te graven, waarnemingen uit te voeren tijdens het bouwproject of geen verdere stappen te ondernemen.
3.5.2 Bewoningsgeschiedenis
De bodemopbouw van het plangebied bestaat volgens de geologische kaart grotendeels uit Afzettingen van Duinkerke III op oudere afzettingen van Duinkerke op veen. Op grond van deze bodemopbouw kunnen bewoningssporen en vondsten uit de IJzertijd, Romeinse tijd en Middeleeuwen in het plangebied voorkomen. In de diepere ondergrond (die niet in detail is gekarteerd) is kans op sporen en vondsten uit vroegere perioden (Bronstijd, Neolithicum en ouder). Bijvoorbeeld daar waar rivierduinen of fossiele rivieroevers in de ondergrond voorkomen.
De Maas vormt een belangrijk element in de bewoningsgeschiedenis. In een deel van het gebied, aan de zuidkant van het Vierhavengebied, heeft erosie en sedimentatie door de Nieuwe Maas plaatsgevonden, mogelijk nog tot in de Late Middeleeuwen. De Maasoevers waren van oudsher aantrekkelijk voor bewoning door de mens. De verder van de Maas gelegen delen van het plangebied werden in de Middeleeuwen (10e-12e eeuw) ontgonnen. De maaiveld-daling ten gevolge van de ontwatering van het klei- en klei-op-veengebied maakte de aanleg van dijken noodzakelijk. Het gebied werd door de ontginningen kwetsbaar voor overstromingen. Ten noorden van de Nieuwe Maas ging het ontgonnen gebied in de 12e eeuw ten onder. Het gebied werd in stappen herbedijkt. Delen van die 13e- en 14e-eeuwse dijken met eraan gelieerde bewoningssporen, zijn in het plangebied bewaard gebleven. Het gaat om een deel van de zuidelijke en westelijke dijk van de polder Nieuw Mathenesse. De polder moet al voor 1400 tegen de 13e-eeuwse Schiedamseweg (die deel uitmaakt van Schielands Hoge Zeedijk) zijn ontstaan. De vier havens Koushaven, IJsselhaven, Lekhaven en Keilehaven kwamen in de periode 1912-1916 tot stand. De Merwehaven in de periode 1923-1930. Het maaiveld van het oude poldergebied lag oorspronkelijk rond de 0 m NAP. Door de ophogingen ligt het maaiveld nu op circa 3 tot 3,50 m + NAP. De diepte van de havens varieert globaal van 3,65 tot 10,65 m - NAP.
3.5.3 Archeologische verwachting
Voor het hele gebied geldt een redelijk hoge tot hoge archeologische verwachting, zoals aangegeven op de Archeologische Waarden- en Beleidskaart (AWK) van Rotterdam. Dit geldt voor het landgedeelte van het hele plangebied, en soms (afhankelijk van de huidige waterdiepte) voor de waterbodems. Plaatselijk is de archeologische waarde zeer hoog: dit betreft delen van tracés van voormalige dijken uit de Middeleeuwen. Kenmerkend voor het grootste deel van het gebied zijn de ophogingen die hebben plaatsgevonden in verband met de aanleg van havens en bedrijventerreinen. Gevolg van die ophogingen is dat de archeologische waarden zich op de meeste plaatsen diep in de bodem bevinden.
3.5.4 Vertaling in het bestemmingsplan
De beschermingswaardige zaken in de bodem binnen het plangebied worden door middel van vier dubbelbestemmingen beschermd. Zie figuur 3.9 en onderstaande tekst.
Figuur 3.9 archeologische waarden in het gebied.
Waarde - Archeologie 1
Voor het overgrote deel van het landgebied (Waarde - Archeologie 1) geldt een bouwregeling en een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerk zijnde, voor bouw- en graafwerkzaamheden dieper dan 2,0 meter beneden maaiveld en die ook een oppervlakte groter dan 200 vierkante meter beslaan.
Waarde - Archeologie 2
Voor de afzettingen van de Nieuwe Maas aan de zuidrand van het plangebied (Waarde - Archeologie 2) geldt een bouwregeling en een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerk zijnde, voor bouw- en graafwerkzaamheden dieper dan 3,0 meter beneden maaiveld en die ook een oppervlakte groter dan 200 vierkante meter beslaan.
Waarde - Archeologie 3
Voor het watergebied (Waarde - Archeologie 3) geldt dat bij bagger- en andere werkzaamheden (uitgezonderd het op normale diepte houden van de vaarwegen), een archeologisch vooronderzoek dient te worden uitgevoerd. Voor het gehele watergedeelte van het plangebied geldt daarom een bouwregeling en een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerk zijnde, voor bouw- en graafwerkzaamheden met een oppervlakte van meer dan 200 vierkante meter en die ook dieper reiken dan de huidige onderwaterbodem.
Hoofdstuk 4 Planbeschrijving
In dit hoofdstuk wordt een korte samenvatting van het Ruimtelijk Raamwerk gegeven. Vervolgens wordt uitgelegd hoe het voorkeursalternatief (VKA) tot stand is gekomen. Dit heeft voornamelijk milieutechnische redenen maar er zijn ook andere aspecten die tot de keuze hebben geleid. Op basis van het VKA wordt Merwehaven en een groot deel van het Galileipark ontwikkelgericht bestemd. In dit hoofdstuk is beschreven hoe de gebieden er in de toekomst uit gaan zien en hoe dat doorwerkt in de regels en verbeelding van dit bestemmingsplan. Ook voor de overige gebieden is uitgelegd hoe ze bestemd zijn en waarom. In algemene zin wordt in dit hoofdstuk dus uitgelegd welke planologische keuzes er gemaakt zijn.
4.1 Ruimtelijk Raamwerk M4h
Het plangebied vormt samen met het RDM-terrein het Makers District, waar de transitie van haven naar de nieuwe economie in de vorm van innovatieve maakindustrie in de praktijk wordt gebracht. Waar de nadruk bij het RDM-terrein vooral op bedrijvigheid en onderwijs ligt, komen in M4H ook woningen en stedelijke- en culturele voorzieningen, naast de innovatieve bedrijvigheid. De ruimtelijke condities voor deze transformatieopgave zijn vastgelegd in het Ruimtelijk Raamwerk.
Het gebied is al in trek bij pioniers en startende bedrijven met gedeelde faciliteiten en de eerste woningen zijn een feit, maar er moet nog veel gebeuren om de doorontwikkeling naar een echt innovatiemilieu mogelijk te maken. De dichtheid is nog laag, er is veel vrachtverkeer vanwege de zittende bedrijven, het gebied is vrijwel geheel versteend en het gebied is ingeklemd tussen barrières. Deze knelpunten leiden tot de volgende opgaven voor het gebied:
- het aantrekken van bedrijven in verschillende groeifasen, zodat zowel startende als groeiende bedrijven (scale ups – grown ups) in het gebied terecht kunnen. Gedeelde voorzieningen zijn belangrijk zodat alle benodigde diensten in het gebied aanwezig zijn;
- het gebied moet groener, aantrekkelijker, verkeersveiliger en levendiger worden door goede infrastructuur voor langzaam verkeer en aantrekkelijke openbare ruimte;
- monumentale gebouwen op prominente locaties moeten een functie krijgen voor interactie en ontmoeting, bijvoorbeeld door de vestiging van horeca, onderwijs en cultuur;
- om het gebied levendig, aantrekkelijk en veilig te maken moet de dichtheid omhoog;
- de aansluiting op de omgeving moet verbeterd worden. De omliggende wegen worden verbindend in plaats van scheidend.
Het ruimtelijk raamwerk brengt het antwoord op deze opgaven samen in een ruimtelijk-programmatisch concept dat bestaat uit een aantal thema's die nader uitgewerkt zijn. Het gaat hierbij om de eerste fase van het raamwerk, dus de periode tot 2035. Ook is beschreven op welke wijze de thema's in het bestemmingsplan moeten doorwerken. In algemene zin bestaat het ruimtelijk-programmatisch concept uit drie thema's: programmatische hoofdstructuur, ruimtelijke hoofdstructuur en aantakking op de omgeving en mobiliteit.
Programmatische hoofdstructuur
Voor de programmatisch hoofdstructuur is het M4H-gebied opgedeeld in vijf deelgebieden (zie figuur 4.1). Kort samengevat is het programma per deelgebied als volgt.
- Galileipark: de plek voor de grotere maakbedrijven in het hart van het gebied. In het gebied is ruimte voor aanvullende functies die bijdragen aan een energiek vestigingsklimaat voor innovatieve bedrijven, zoals horeca, cultuur, onderwijs en evenementen. Wonen is hier uitgesloten. Beoogd wordt om in dit gebied maximaal ruimte te bieden aan bedrijven en tegelijkertijd zorg te dragen voor een goede inpassing met de andere deelgebieden;
- Marconikwartier: het deelgebied met de hoogste dichtheden en meest stedelijke mix van wonen, werken en voorzieningen nabij het Marconiplein;
- Keilekwartier: werk-woonmilieus met ruimte voor ambachtelijke en creatieve maakbedrijven, op de overgang naar de werkgebieden;
- Merwehaven: een stedelijk woon-werkmilieu met het accent op wonen en ondersteunende voorzieningen zoals scholen, winkels en horeca;
- Gustoweg, FTR en Vierhavens: hier blijven vooralsnog de huidige activiteiten gevestigd. Het uitgangspunt is dat de bestaande bedrijven hier hun erfpachtcontract uitzitten.
Figuur 4.1: de deelgebieden op basis van het raamwerk
Een belangrijk onderdeel van de programmatische hoofdstructuur is de nieuwbouw van woningen. In de periode tot 2035 gaat het om maximaal 7.000 nieuwe woningen. In paragraaf 4.3 is een beschrijving opgenomen van het volledige programma, met uitsplitsing per deelgebied. Een ander belangrijk uitgangspunt is de menging van verschillende functies. Mengen zorgt voor delen, bijvoorbeeld van parkeerplekken (overdag voor werkers, in de avond voor bewoners) of energie (kantoren hebben warmte over, woningen hebben warmte nodig) en leidt tot slim ruimtegebruik. Menging leidt ook tot meer toekomstbestendigheid, leefbaarheid en innovatie.
Ruimtelijke hoofdstructuur
Het belangrijkste onderdeel van de ruimtelijke hoofdstructuur is de Delflandsedijk, ter plaatse van het plangebied herkenbaar door de hoger liggende Schiedamseweg en het Dakpark. De dijkroute, bestaande uit de Schiedamseweg en de Vierhavensstraat, vormt de belangrijkste ontsluitingsroute. Op basis van het Ruimtelijk Raamwerk zijn vanaf deze route lange lijnen richting de rivier beoogd, de huidige Radiostraat, Galileistraat, Keileweg, Keilestraat, Lekstraat en IJsselstraat. Bij de stedenbouwkundige uitwerking is overigens van een aantal van deze uitgangspunten afgestapt. De Radiostraat loopt niet meer in één rechte lijn door naar de Schiedamseweg en er komt mogelijk geen doorgaande verbinding tussen de korte pier en de Schiedamsedijk. Alle genoemde straten blijven behouden in de toekomstige situatie, net als het huidige tracé Marconistraat en Benjamin Franklinstraat, de toekomstige Havenallee. Dit wordt de belangrijkste interne ontsluitingsroute, met ruimte voor langzaam verkeer en meer ruimte voor groen. De ruimte voor autoverkeer wordt beperkt,behalve in het gebied Merwehaven omdat de weg het toekomstige woongebied ontsluit.
De Keileweg en Galileistraat, de toekomstige Makersstraat, worden op een andere manier op elkaar aangesloten en vormen de hoofdontsluiting van het centrale deel van M4H. Deze Makersstraat biedt hier de ruimte voor het zware (vracht)verkeer. Op de westelijke Merwepier wordt een nieuwe ontsluitingsroute aangelegd. De huidige verbinding tussen Marconistraat en Schiedamseweg verdwijnt en komt ter plaatse van de rotonde in de Galileistraat-Marconistraat te liggen. De koppen van de pieren worden ingericht als parken, die via een fietsroute met bruggen met elkaar verbonden worden. Ook komt er een langzaam verkeerroute door het Galileipark. Figuur 4.2 geeft een impressie van de toekomstige ruimtelijke hoofdstructuur.
Figuur 4.2: Ruimtelijke hoofdstructuur voor de periode tot 2035.
Aantakking op de omgeving en mobiliteit
M4H is verbonden met een aantal belangrijke verkeersroutes zoals de Tjalklaan, Vierhavensstraat en Westzeedijk en daarmee goed bereikbaar, maar deze wegen vormen ook barrières met de omgeving. De dijk versterkt dit nog eens. M4H kan als woon-werkgebied alleen floreren als het goed is verbonden met de omgeving, met de stad en de haven. Om de barrièrewerking op te heffen komen er nieuwe aansluitingen op de Schiedamseweg en Vierhavensstraat en worden oversteekplaatsen aangelegd. De nieuwe aansluitingen komen ter plaatse van de huidige rotonde in de Marconistraat/Galileistraat en ter plaatse van de Keilestraat. De huidige verbinding van de Benjamin Franklinstraat met de Schiedamseweg komt te vervallen. Ook is een nieuwe verbinding met de Vierhavensstraat nodig om het Sappencluster goed te ontsluiten.
Een andere belangrijke ingreep is de herinrichting van het Marconiplein op de langere termijn. De belangrijkste ingrepen zijn het aanbrengen van continuïteit in de dijkroute, een opwaardering van het metrostation en een betere koppeling tussen binnen- en buitendijks gebied. De herinrichting van het Marconiplein overstijgt het Ruimtelijk Raamwerk en dit bestemmingsplan, maar is in de toekomst noodzakelijk om een goede entree te creëren voor M4H.
Als gevolg van de ontwikkeling van M4H veranderen intensiteit, samenstelling en oriëntatie van het verkeer rond en in het gebied. Een mobiliteitstransitie waarbij volop ruimte wordt geboden aan voetgangers, fietsers en openbaar vervoer en stimuleren van actieve en schone vormen van mobiliteit is noodzakelijk om te komen tot een betrouwbaar netwerk voor personen en goederen en voor een aantrekkelijke en gezonde omgeving. De belangrijkste onderdelen van de mobiliteitsaanpak zijn een goede scheiding tussen auto- en vrachtverkeer en langzaam verkeer, een goed langzaam verkeer-netwerk, inzet op collectieve vervoerssystemen, stimuleren fietsgebruik, geen straatparkeren, inzet op goede verbindingen met omliggende OV-knooppunten en relatief lage parkeernormen.
In paragraaf 5.2 wordt nader ingegaan op de mobiliteitsaanpak.
4.2 Voorkeursalternatief Mer
Voor dit bestemmingsplan is een MER uitgevoerd. Hierin is het programma uit het Ruimtelijk Raamwerk onderzocht. Zie voor een beschrijving van het onderzochte programma en de uitkomsten Hoofdstuk 5. De belangrijkste conclusies uit het MER over het planvoornemen zijn als volgt:
- Het gebied is relatief zwaar geluidbelast, waardoor woningbouw niet zonder meer mogelijk is. Er is daarom een specifiek toetsingskader opgesteld om te beoordelen waar en onder welke omstandigheden woningbouw toelaatbaar is. Woningbouw is alleen mogelijk als er ter plaatse niet meer dan 70 dB gecumuleerd geluid is, voldaan wordt aan de maximale ontheffingswaarde uit de Wet geluidhinder (geen dove gevel) én indien elke woning tenminste één gezonde of acceptabele zijde heeft of deze door middel van maatregelen gecreëerd wordt. Een gezonde gevel heeft een geluidbelasting van 50 dB Lden, een acceptabele gevel heeft een geluidbelasting van 55 dB Lden. Met gecumuleerd geluid wordt bedoeld de geluidbelasting van alle in het gebied aanwezige geluidbronnen bij elkaar opgeteld (wegverkeerslawaai, industrielawaai, nestgeluid, scheepvaartgeluid en het geluid van bedrijven die op grond van het Activiteitenbesluit meer dan 50 dB(A) op een gevel mogen veroorzaken;
- Nestgeluid (het geluid van afgemeerde schepen) is een belangrijke oorzaak van de hoge cumulatieve geluidbelasting in het gebied. Om de geluidbelasting in te perken is een maatregelenpakket opgesteld. Dat gaat uit van het opheffen van een aantal ligplaatsen voor zee- en binnenvaart rondom de Merwehaven. De resterende ligplaatsen in dit gebied worden voorzien van walstroom. Ook in de IJsselhaven wordt het aantal ligplaatsen verminderd;
- Het hierboven genoemde maatregelenpakket zorgt er samen met de gedeeltelijke dezonering van het industrieterrein Havens Noord Oost-Frankenland voor dat de cumulatieve geluidbelasting in het gebied Merwehaven daalt tot onder de 70 dB. De geluidbelasting vanwege industrielawaai bedraagt maximaal 55 dB(A)
- Het is noodzakelijk om te werken met duurzame mobiliteitsconcepten (relatief lage parkeernorm, stimuleren gebruik fiets, OV en deelmobiliteit, parkeren in hubs). 'Traditionele' mobiliteitsconcepten waarbij de parkeervraag niet gereduceerd wordt leiden tot knelpunten in de verkeersafwikkeling. Het beoogde programma van Merwehaven en Galileipark kan met toepassing van een duurzaam mobiliteitsconcept ontwikkeld worden zonder dat er knelpunten optreden. Indien er meer programma ontwikkeld wordt zijn (met toepassing van een duurzaam mobiliteitsconcept) nader onderzoek en verkeerskundige maatregelen nodig;
- De 0,5 OUE/m³ als 99,99-P geurcontour van AVR ligt over een groot deel van het Keilekwartier ten oosten van de Benjamin Franklinstraat en over de zuidwestelijke hoek van het Marconikwartier. Hier zijn maatregelen nodig in geval van woningbouw. De 1 OUE/m³ als 99,99-P geurcontour van AVR ligt over het deel van het Keilekwartier ten westen van de Benjamin Franklinstraat. Woningbouw is hier niet mogelijk op basis van het aspect geur.
Het bovenstaande leidt concreet tot de volgende conclusies:
- Op grond van de berekende geluidbelasting, het gehanteerde toetsingskader en met uitvoering van het maatregelenpakket nestgeluid kunnen op de Marconistrip en het noordelijk deel van de pieren woningen bestemd worden. Ook in het Marconikwartier is woningbouw mogelijk op basis van het aspect geluid;
- Op het zuidelijk deel van de pieren zijn pas woningen mogelijk als de activiteiten van het overslagbedrijf BSR Van Uden zijn beëindigd. Dit gebeurt uiterlijk in 2032;
- De geluidbelasting is in delen van het Keilekwartier te hoog om woningen te bestemmen op grond van het afwegingskader geluid. De geurcontour van AVR maakt realisatie van geurgevoelige functies in het deel ten westen van de Benjamin Franklinstraat onmogelijk, ten oosten van deze weg zouden maatregelen nodig zijn;
- Met inachtneming van het maatregelenpakket duurzame mobiliteit worden er op voorhand met de ontwikkeling van de Merwehaven en Galileipark geen verkeerskundige knelpunten verwacht. Als verplicht onderdeel van de MER wordt de belasting van de wegen en kruispunten met verkeer (auto-, tram- en langzaam verkeer) gemonitord. Zo kan vroegtijdig worden geanticipeerd, indien er zich knelpunten voordoen. Bijvoorbeeld door middel van een reconstructie van een kruispunt.
Voorkeursalternatief
De hier boven genoemde conclusies zijn in belangrijke mate bepalend voor het voorkeursalternatief. Maar er worden ook andere aspecten meegewogen, zoals gemeentelijke grondpositie, beschikbaarheid van een visie en financiële haalbaarheid. Het voorkeursalternatief, dus het programma dat in dit bestemmingsplan bestemd is, is als volgt.
- In het gebied Merwehaven: maximaal 2.764 woningen, aangevuld met 40.000 m² bvo voorzieningen (kleinschalige kantoren, een kleinschalige supermarkt, bedrijven t/m categorie 2 die geschikt zijn voor functiemenging, dienstverlening en horeca) en 20.000 m² maatschappelijke functies en sport;
- In het gebied Galileipark: maximaal ca. 160.000 m² nieuwe innovatieve maakindustrie. Aanvullend wordt hier een ondersteunend voorzieningenprogramma bestemd dat uitgaat van maximaal 19.500 m² bvo nieuwe horeca, sport, cultuur en dienstverlening. Het nieuwbouwprogramma ontstaat door invulling van een aantal braakliggende kavels en herontwikkeling van kavels waar de bedrijven op korte termijn vertrekken vanwege aflopende contracten.
In het Marconi- en Keilekwartier wordt nu geen woningbouw mogelijk gemaakt. De afweging is als volgt.
- Op basis van het Ruimtelijk Raamwerk krijgt het gebied Marconikwartier in de toekomst een sterk stedelijk karakter, met de hoogste dichtheden van het M4H-gebied. Het programma gaat uit van ca. 1.500-2.500 nieuwe woningen, ca. 110.000 - 180.000 m² bvo bedrijvigheid en ca. 27.000 tot 45.000 m² bvo (maatschappelijke) voorzieningen. Dit programma is in het MER onderzocht en er zijn geen milieutechnische knelpunten om het bovengenoemde programma te bestemmen. Wel is ook in dit gebied sprake van een hoge geluidbelasting en ligt het in de impact van de verschillende geluidbronnen (industrie, ligplaatsen voor schepen, autoverkeer). Daarom is sturing nodig om een acceptabel akoestisch klimaat te borgen. Acceptabel betekent dat er tenminste één gevel met een geluidbelasting van maximaal 55 dB, zie ook het onderdeel 'Milieueffectrapportage'. De gemeente heeft deels grip op de gronden in het Marconikwartier. Doordat de gronden grotendeels in handen van particulieren zijn en er vanuit het Ruimtelijk Raamwerk en MER ruimtelijke en milieutechnische voorwaarden voor de transformatie gelden, is een integrale sturing op de beoogde kwaliteit noodzakelijk. Om die reden is het noodzakelijk om eerst een ruimtelijke visie op te stellen voordat het gebied ontwikkelgericht bestemd kan worden. Daarnaast zijn ook anterieure afspraken nodig om de financiële haalbaarheid van de transformatie aan te tonen. Deze visie kan worden opgesteld nu de geluidsonderzoeken zijn afgerond en de informatie uit het MER beschikbaar is. Dit bestemmingsplan anticipeert al wel op de transformatie van het Marconikwartier. Zo worden de gronden 'conserverend' bestemd: de planologische milieucategorie wordt verlaagd tot de feitelijk aanwezige milieucategorie en bouwmogelijkheden worden ook afgestemd op de feitelijke situatie. Nieuwe zware bedrijvigheid wordt zo uitgesloten. Ook worden de gronden uit het gezoneerde industrieterrein gehaald. Er zijn een aantal partijen in het gebied die nu al willen ontwikkelen. Op dit moment wordt tussen gemeente en eigenaren in het Marconikwartier gewerkt aan een gezamenlijke ontwikkelvisie. Het streven is dat dit document in 2025 gereed is. De ontwikkelvisie is nodig om de ontwikkeling van de verschillende kavels in samenhang te kunnen bezien. Het programma moet gelijkelijk verdeeld worden over het deelgebied;
- Voor het Keilekwartier wordt op basis van het Ruimtelijk Raamwerk uitgegaan van een gemengd woon-werkmilieu met ca. 1.200-1.700 woningen, 100.000 tot 150.000 m² bvo bedrijvigheid en 25.000 - 37.000 m² bvo voorzieningen. De gemeente heeft hier veel grondpositie. Desondanks is herontwikkeling met woningen in een substantieel deel van het gebied niet mogelijk vanwege de hoge geluidbelasting. Zie de passage over geluid. Ook de geurcontour van AVR zorgt voor beperkingen. Pas nadat een aantal bedrijven uit het M4H-gebied vertrokken zijn of wanneer er andere maatregelen zoals walstroom getroffen zijn daalt de geluidbelasting hier voldoende om woningen toe te staan. Ook moet het industrielawaai uit Waal-Eemhaven gedaald zijn. Daarnaast geldt in het Keilekwartier hetzelfde als in het Marconikwartier: het is noodzakelijk dat er eerst een ontwikkelvisie opgesteld wordt voordat het gebied ontwikkelgericht bestemd kan worden. De ontwikkelvisie is nodig om de ontwikkeling van de verschillende kavels in samenhang te kunnen bezien. Het programma moet gelijkelijk verdeeld worden over het deelgebied. Daarom is hier ook conserverend bestemd, maar wordt door de dezonering en verlaging van de milieucategorieën geanticipeerd op de gebiedsontwikkeling.
4.3 Programma En Wijze Van Bestemmen Per Deelgebied
4.3.1 Merwehaven
Masterplan Merwehaven
Voor het toekomstige woon-werkgebied Merwehaven heeft de gemeenteraad in 2023 het Masterplan Merwehaven vastgesteld. Het Masterplan doet uitspraken over de openbare ruimte en gebouwde omgeving en beoogd programma om deze in goede samenhang te ontwikkelen. Daarbij is nadrukkelijk rekening gehouden met de historie. Ook het maken van een goede verbinding met de omgeving is een belangrijk doel van het masterplan. Dit alles uiteraard zonder een blauwdruk te zijn zodat er flexibel kan worden gereageerd op veranderende eisen in de toekomst. Dit Masterplan vormt een kader voor de nadere uitwerking in de vorm van een Beeldkwaliteitsplan en inrichtingsplannen voor de openbare ruimte. Ook wordt in een later stadium per deelgebied een stedenbouwkundige Nota van Uitgangspunten (NvU) opgesteld. De NvU dient als kader voor de realisatie van de bouwwerken en bevat voorwaarden waar ontwikkelaars rekening mee moeten houden. Voor een gedetailleerde uitleg over de totstandkoming van het ruimtelijk ontwerp, de gemaakte keuzes, de ruimtelijke opbouw, het programma en de vertaling in het bestemmingsplan wordt verwezen naar de aanvulling op het MER in Bijlage 6 van de toelichting. Hier onder volgt een verkorte beschrijving van het Masterplan.
Programma en woonmilieu
Op basis van het Ruimtelijk Raamwerk gaat het programma uit van ca. 2.300 tot 3.300 nieuwe woningen, maximaal 20.000 m² bvo maatschappelijke voorzieningen en sport, en maximaal 40.000 m² bvo gemengd programma (bedrijvigheid, horeca, kantoren en dienstverlening). Op basis van de uitkomsten van het voorkeursalternatief (zie paragraaf 4.2) is dit programma voor het bestemmingsplan bijgesteld naar maximaal 2.764 woningen, 40.000 m² bvo gemengd programma bij de woningen en ca. 20.000 m² maatschappelijke voorzieningen. De bouwhoogte is maximaal 27 meter bij de blokken in de Marconistrip en maximaal 25 meter op de pieren. In de Marconistrip zijn onder voorwaarden hoogteaccenten tot 40 meter toegestaan. Op de pieren zijn onder voorwaarden hoogteaccenten tot 50 meter toegestaan.
In het Ruimtelijk Raamwerk wordt het deelgebied Merwehaven omschreven als een stedelijk woon-werkmilieu met het accent op wonen en ondersteunende voorzieningen zoals scholen, winkels en horeca. Het gebied wordt een aansprekend milieu voor mensen die een eigen plek zoeken binnen een sterk dynamisch stedelijke omgeving. Op de pieren ligt de nadruk op stedelijke gezinnen in stoere stadsblokken met aantrekkelijke groene verblijfsplekken om te spelen en te recreëren en elkaar te ontmoeten. Met ruimte om in een nabij atelier of aan huis te werken. Op de Marconistrip is een grotere functiemix wonen en voorzieningen in hogere dichtheid te vinden waar het accent ligt op hoogstedelijke kleine huishoudens in leeftijd van 23 tot 65+. Goed ingerichte openbare ruimte, strategisch gepositioneerd met zicht op de havens maakt het wonen in dichte bebouwing aantrekkelijk. De Merwehaven biedt ruimte voor makers, in plinten en in bestaande gebouwen. Voorbeelden van makers die in dit milieu een plek kunnen vinden zijn: ateliers, kleine drukkerij, stadslandbouw, kleinschalige werkplaatsen, vormgevers. Zie figuur 4.3 voor een impressie van de hoofdstructuur wanneer heel Merwehaven ontwikkeld is (fase 1 en fase 2, na 2032).
Figuur 4.3 hoofdstructuur na 2032
Ruimtelijke structuur en ontsluiting
De huidige drukke Marconistraat wordt omgevormd naar een meer groene Havenallee. De Havenallee is de 'rode draad' door heel de ontwikkeling van M4H. Het wordt een groene en informele allee, geschikt voor fietsers en voetgangers en lokaal voor autoverkeer. Bij Merwehaven heeft de weg wel meer een functie voor autoverkeer omdat de weg het woongebied ontsluit. Zwaar verkeer wordt zo veel mogelijk geweerd op de Havenallee. De Merwehaven wordt ontsloten via aansluiting van de Galileistraat op de Schiedamseweg en via de Nieuw-Mathenesserstraat. Eventueel krijgt de Grote Merwepier een rechtstreekse aansluiting op de Schiedamseweg. Het uitgangspunt is dat op de koppen van de pieren parken komen die met (fiets)bruggen met elkaar verbonden worden. De haalbaarheid hiervan wordt nog onderzocht.
De Schiedamsedijk krijgt een groenzone langs de dijk. Daarmee krijgt deze dijk een landschappelijke uitstraling. Het is een kwalitatieve impuls voor zowel het beeld van de Schiedamseweg als voor de nieuwe ontwikkeling. De bebouwing staat op afstand van de weg en staat niet in één lijn en heeft een gevarieerd karakter. De groene zone van circa 20 meter is in feite een reserveringszone voor de mogelijke toekomstige dijkverhoging. Hiermee is rekening gehouden in dit bestemmingsplan door geen bebouwing toe te staan in deze zone. Vanaf de dijk zijn op twee locaties zichtlijnen richting het havengebied. Hier zijn openingen in de bebouwing ter hoogte van de entree's van het gebied. Deze twee groengebieden bevinden zich op belangrijke locaties in het plan (ter hoogte van de knooppunten) en liggen in het verlengde van de groenstructuren van Oud Mathenesse. Daarmee vormen ze belangrijke scharnierpunten in het geheel.
De Schiedamse dijk is niet alleen een waardevol landschapselement en bescherming tegen water maar wordt ook als ruimtelijke barrière tussen Oud Mathenesse en Merwehaven ervaren. Deze dijk zal op termijn opgehoogd moeten worden, waardoor de barrière alleen maar zal toenemen. Het hoogteverschil vormt de belangrijkste barrière. Ook de oversteekbaarheid is nu erg matig en de tramhaltes zijn krap bemeten. Belangrijk is dus dat de verbindingen over de dijk goed vorm krijgen. Het aantal oversteken moet tegelijkertijd beperkt blijven vanwege de verkeersafwikkeling op de dijk. Deze worden gecombineerd met de hoofdtoegangen van Merwehaven. Door de oversteekplaatsen ontstaat één lange doorgaande lijn voor met name voetgangers vanuit de groenstructuren van oud Mathenesse tot aan de koppen van de pieren. De twee tramhaltes worden verschoven en direct gekoppeld aan de oversteekplaatsen. Zo zijn de haltes goed bereikbaar vanuit beide wijken.
De (auto) ontsluiting ligt op de buitenkant van de pieren. Op de kleine pier aan de westelijke zijde, op de grote pier aan de oostelijke zijde. Dit heeft als voordeel de eerdergenoemde koppeling met de voet- en fietsoversteek over de Schiedamseweg. Ook is het voordeel dat auto's zo min mogelijk over het midden van de pieren rijden. Het hele gebied zal vrij zijn van parkeerplaatsen. Dit is geborgd in de regels van de bestemmingen ter plaatse. Auto's worden geparkeerd in een hubs. Een hub is een parkeergarage uitgebreid met voorzieningen zoals reparatieservices en pakketdiensten. En niet alleen een parkeergarage, het is ook de plek waar deelauto's beschikbaar zijn. Het wordt dus een belangrijk knooppunt in de wijk. Alle woningen blijven wel per auto bereikbaar, maar alleen voor incidenteel gebruik. Het masterplan voorziet in tenminste drie hubs. Twee daarvan bevinden zich aan de Havenallee direct bij de entree van de wijk, dus ook dicht bij de tramhaltes. Daarmee versterken ze dit ov-knooppunt, waarmee het gebruik van openbaar vervoer wordt gestimuleerd. De derde hub bevindt zich op het tweede deel van de lange pier. Zo zijn de loopafstanden naar de hubs altijd te overzien. Door het parkeren van de auto centraal te organiseren ontstaat ruimte voor het creëren van een groene en rustige binnenterreinen, als tegenhanger van de geluidsbelaste gevels. Dit is nodig om een acceptabel leefklimaat in Merwehaven te creëren.
Deelgebieden en stedenbouwkundige opzet
De Marconistrip: overgang van dijk naar stadswijk
De bebouwing van de Marconistrip is duidelijk oost-west gericht. Een reeks van geschakelde en gestapelde volumes omzomen groene semi-publieke groene hoven. Deze hoven zijn de groene rustplekken in het gebied en hebben een groene inrichting. Aan de zijde van de dijk vormt de bebouwing een gevarieerd geheel, met wisselende rooilijnen en verschillende proporties van de gebouwen. Aan de zijde van de Havenallee is de bebouwing forser van maat en hoger. Hier staat de bebouwing in één lijn. Aan deze zijde komen de voorzieningen en bedrijvigheid in de plint. Er zijn drie bestemmingsvlakken opgenomen voor de toekomstige woningen en voorzieningen.
De Merwepieren
De hoofdontsluiting ligt op de buitenkant van de pieren. Hieraan staan gesloten bouwblokken in één lijn, waarin (deels) de bestaande loodsen in zijn meegenomen. Hier zijn de ook de hoogteaccenten van 50 meter beoogd. Deze gebouwen schermen het gebied goed af van het omringende geluid. De binnenzijde van de pieren zijn informeler. Op de korte pier komen aan de binnenzijde met name losstaande blokken, op de lange pier gaat het om gesloten bouwblokken. Voorzieningen komen aan de binnenzijden van de pieren. Bedrijvigheid komt in de plinten aan de buitenzijde van de grote pier. Elk deelgebied krijgt ook een op korte loopafstand bereikbare, meer op de buurt gerichte groene buurtpleinen. Deze buurtpleinen vormen het hart van de buurt. De buurtpleinen zijn ook de plekken waar de deeleconomie wordt vormgegeven met een collectief energiesysteem, deelauto's en -fietsen en voorzieningen voor (gescheiden) afvalverwerking. De deeleconomie zorgt voor een efficiënter gebruik waardoor maximaal kan worden ingezet op de kwaliteit van deze voorzieningen.
In het Merwehavengebied moet zorgvuldig worden omgegaan met de omringende geluidsbelasting. Het geluid komt van de Schiedamsedijk, omliggende bedrijven en schepen maar ook vanaf de industrie vanaf de overkant van de rivier (de Waal- en Eemhaven). Omdat het geluid van vele kanten komt is het belangrijk dat er zoveel mogelijk gezonde of acceptabele binnenhoven worden gemaakt. Met gezond wordt bedoeld een geluidbelasting van maximaal 50 dB Lden, en met acceptabel wordt bedoeld een geluidbelasting van maximaal 55 dB Lden. Een deel van de bebouwing zal hoog zijn en geluid tegenhouden zodat aan de achterkant een gezond of acceptabel gebied ontstaat. De buitenruimte van de bebouwing aan de randen is gezond of acceptabel te maken door een serre-constructies. Maar het merendeel van de woningen zal een meer natuurlijke gezonde of acceptabele zijde moeten hebben in de vorm van een binnenhof. Dit vraagt om een stedenbouwkundige opzet waarbij die binnenhoven zo goed mogelijk zijn afgeschermd van het geluid. In de eindfase van de gebiedsontwikkeling zal de grootste geluidsbelasting uit het zuiden en het oosten komen. Om die reden zal de bebouwing op de lange pier aan de oostzijde goed aaneengesloten moeten zijn. De eerste fase van de planvorming biedt nog geen ruimte voor woningbouw op de tweede helft van de pieren. Hier is de geluidsbelasting nog te hoog vanwege BSR Van Uden. Belangrijk is dat er wordt nagedacht hoe de komende 10 jaar dit deel van het gebied een tijdelijke invulling kan krijgen.
Figuur 4.4: impressie van het gebied na 2032, gezien vanuit het zuidwesten.
4.3.2 Galileipark
Het Galileipark wordt in de huidige situatie omsloten door de Merwehaven, Marconistraat, Galileistraat, Keileweg en Benjamin Franklinstraat. In paragraaf 3.3 is beschreven dat in het gebied in de huidige situatie uitsluitend bedrijvigheid of kantoren aanwezig zijn met als uitzondering horeca in de noordelijke voormalige fruitloods en in het Steurgebouw. In de toekomstige situatie wordt het Galileipark een locatie voor innovatie, experimenten, testen, maken en leren. Bedrijvigheid heeft de vorm van maakindustrie en er is ruimte voor een aanvullend programma met horeca, dienstverlening, sport en cultuur. Ook is er ruimte voor ondergeschikte en kleinschalige detailhandel. Wonen en andere geluidgevoelige functies zijn hier uitgesloten. Makers vinden een plek in bestaande of nieuwe loodsen en in nieuwe bedrijfsgebouwen en kantoren. De focus ligt hier met name op thema's die goed bij de transformatie van M4H naar de nieuwe economie passen; energietransitie, circulair (recycling en hergebruik), duurzame mobiliteit en diensten die daarbij nodig zijn (bv productie van elektronica, ontwikkelen en toepassen van digitale producten, onderzoek en testen in laboratoria, inzameling en verwerking) etc.
Voor het Galileipark is een ontwikkel- en beeldkwaliteitsplan opgesteld. Het ontwikkelplan heeft als basis gediend voor het beeldkwaliteitsplan Galileipark. In het beeldkwaliteitsplan zijn de ruimtelijke, stedenbouwkundige en architectonische kaders opgeschreven voor de ontwikkeling van het Galileipark. Het beeldkwaliteitsplan Galileipark is vervolgens vertaald in een welstandsparagraaf voor het Galileipark. Deze welstandsparagraaf is vastgesteld door de gemeenteraad van gemeente Rotterdam. Voor een gedetailleerde uitleg over de totstandkoming van het ruimtelijk ontwerp, de gemaakte keuzes, de ruimtelijke opbouw, het programma en de vertaling in het bestemmingsplan wordt verwezen naar de aanvulling op het MER in Bijlage 6 van de toelichting. Hier onder volgt een verkorte beschrijving van het de beoogde herontwikkeling van het Galileipark.
De Ferro-locatie met de Emaillefabriek, het voormalige kantoor en de gashouder maken ook onderdeel uit van het Galileipark. Dit vormt samen met de Citrusveiling en Kunst en Complex de drie brandpunten van M4H. Hier zijn naast bedrijvigheid ook andere gemengde functies gewenst, zoals horeca en cultuur. Met name de gashouder leent zich voor een grotere publieksaantrekkende functie. Het plein en de gashouder zijn geschikt voor functies die aansluiten bij de aangrenzende bebouwing, zoals voor (publieksgerichte) innovatie, experimenteren, testen, maken en leren.
Een deel van het Galileipark is in gebruik door bedrijven met een langlopend erfpachtcontract. Dit geldt met name voor de nutsbedrijven: de transformatorstations van Tennet en Stedin, en het warmtestation van Uniper. De zuidelijke voormalige fruitloods (De Werkplaats) is kortgeleden verbouwd tot bedrijfsverzamelgebouw voor de maak-en engineeringsbedrijven. De noordelijke voormalige fruitloods is getransformeerd tot bierbrouwerij en horeca (Stadshaven Brouwerij).
Een aantal kavels in het Galileipark ligt braak. Het gaat om de twee kavels ten noorden van het 150 kV-station (truckparking), twee kavels waar de Eon-centrale stond, het kavel achter de Ferrofabriek en het recentelijk gesaneerde kavel naast de Ferrofabriek (Ferro West). Hier zijn ontwikkelingen mogelijk. Daarnaast zijn er twee kavels met huidige bebouwing waar geen langlopende erfpachtcontracten zijn: het voormalige Garagegebouw met kantoor in de hoek Marconistraat - Galileistraat en het kavel in de hoek in de hoek Keileweg - Galileistraat. Ook is een klein nieuwbouwvolume mogelijk ten noorden van de De Werkplaats en bij het bestaande Pompgebouw. Zie figuur 4.3 voor alle bovengenoemde locaties.
Figuur 4.3: locaties in het Galileipark waar ontwikkelingen mogelijk zijn (rood omlijnd). De nummers refereren naar paragraaf 4.3.2.1.
4.3.3 Marconikwartier en Keilekwartier
Het Marconikwartier ligt in de noordoostelijke hoek van het plangebied en er komen verschillende functies voor. In paragraaf 3.3 is een nadere beschrijving te vinden. Op basis van het raamwerk krijgt het gebied, dat vlak bij het metrostation Marconiplein ligt, in de toekomst een sterk stedelijk karakter, met de hoogste dichtheden van het M4H-gebied. Het programma gaat uit van ca. 1.500-2.500 nieuwe woningen, ca. 110.000 - 180.000 m² bvo bedrijvigheid (in beginsel tot en met categorie 2, met bouwkundige maatregelen om hinder te beperken is ook 3.1 mogelijk) en ca. 27.000 tot 45.000 m² bvo voorzieningen. Voor het Keilekwartier wordt uitgegaan van een gemengd woon-werkmilieu met ca. 1.200-1.700 woningen, 100.000 tot 150.000 m² bvo bedrijvigheid (tot en met categorie 3.1) en 25.000 - 37.000 m² bvo voorzieningen. In beide gebieden vallen dienstverlening en kleinschalige kantoren ook onder de noemer bedrijvigheid. In paragraaf 4.2 is uitgelegd dat het beoogde woon-werkmilieu nu nog niet ontwikkelgericht bestemd wordt. De gebieden zijn daarom bestemd volgens de feitelijke situatie, en onttrokken aan het gezoneerde industrieterrein. In de Keilehaven is een getijdenpark mogelijk gemaakt.
In beide gebieden is ter plaatse van bestaande bedrijven de bestemming 'Bedrijf' opgenomen. Deze bestemming laat bedrijven t/m categorie 2 toe, waar het merendeel van de bedrijfsactiviteiten in valt. Bedrijven met een hogere milieucategorie hebben een maatbestemming. Dit zijn de gemeentewerf in Europoint V (categorie 3.1), de chocoladefabriek aan de Galvanistraat 6-16 (categorie 5.1), de werkplaats voor halfproducten van hout en metaal aan de Van Helmonstraat 25 en de slachterij aan de Van Helmontstraat 9 (beide categorie 3.2). Keilewerf 1 en 2, Studio Roosegaarde en het Keilepand hebben ook een maatbestemming, die is afgestemd op hun bedrijfsactiviteiten. AVL heeft een maatbestemming die naast bedrijfsactiviteiten cultuur en ontspanning en ruimtes voor cultuur, kunst exposities en werk ateliers voor kunstenaars toestaat.
Er is gekozen voor maatbestemmingen omdat bestaande bedrijven aanwezig kunnen blijven, maar het niet wenselijk is dat er andere categorie 3.1, 3.2 of 5.1-bedrijven voor in de plaats komen. Bedrijven uit een hogere milieucategorie dan 2 zijn namelijk niet direct toelaatbaar naast woningen (wanneer het gebied verder ontwikkeld wordt). Daarom zijn de bedrijven uit een hogere categorie strak bestemd. Als één van de bovengenoemde bedrijven vertrekt mag er alleen eenzelfde soort bedrijf terugkomen zoals gespecificeerd in de maatbestemming, of een categorie 2 bedrijf. Bedrijven uit categorie 2 zijn wel algemeen direct toelaatbaar naast woningen. Een maatbestemming voor dit soort bedrijven is daarom niet nodig.
Op grond van het Ruimtelijk Raamwerk zijn in beide gebieden overigens wel 3.1 bedrijven wenselijk, maar alleen in combinatie met woningen, dus een gebouw met een combinatie van woningen en bedrijvigheid. Dit betekent dat de toekomstige bedrijven extra isolatiemaatregelen moeten treffen zodat er in de woningen daarboven sprake is van een goed woon- en leefklimaat.
Andere bestemmingen die in deze gebieden voorkomen zijn Wonen (Europoint II en III), Horeca (KFC), Kantoor (Europoint I), Detailhandel - Perifeer (Praxis en Leen Bakker) en Cultuur en Ontspanning (AVL). De zalencentra zijn bestemd als bedrijf met een specifieke aanduiding die het zalencentrum mogelijk maakt. De braakliggende gronden zijn bestemd as Verkeer - Verblijfsgebied. Dit moet gezien worden als een tijdelijke bestemming totdat de gebieden verder herontwikkeld kunnen worden. Nu kunnen hier nog geen woningen bestemd worden. Alleen een bedrijfsbestemming opnemen is niet doelmatig omdat het de bedoeling is dat er een gemengd woon-werkmilieu ontstaat, en nieuwe solitaire bedrijven dus niet wenselijk zijn. De bestemming Verkeer - Verblijfsgebied doet het meest recht aan de situatie. Binnen deze bestemming kunnen overigens (tijdelijke) initiatieven vergund worden in de periode totdat het gebied geschikt is voor woningbouw. Hierbij kan gedacht worden aan placemaking, kunst en cultuur, horeca etc. De voedseltuin is bestemd als Groen. De huidige, te verplaatsen verkeersverbinding tussen de Citrusveiling en Europoint V is 'wegbestemd' met Verkeer - Verblijfsgebied 2. Binnen deze bestemming zijn doorgaande verkeersverbindingen uitgesloten.
4.3.4 Overige gebieden
De overige gebieden binnen het plangebied zijn de Vierhavens en omliggende gronden, de FTR-locatie en de Gustoweg en omgeving.
Hoofdstuk 5 Milieu
Voor dit bestemmingsplan is een milieueffectrapport (MER) opgesteld en wordt een procedure doorlopen waarbij de milieueffectrapportage beoordeeld wordt door de Commissie voor de milieueffectrapportage. Verder dient het MER als onderbouwing van dit bestemmingsplan. Het MER is opgenomen in bijlage in Bijlage 3 en de bijbehorende bijlagen in Bijlage 4. Tussen ontwerp en vaststelling van het bestemmingsplan is het MER geactualiseerd en aangevuld. Dit vanwege het advies van de Commissie voor de milieueffectrapportage en omdat een aantal milieuthema's herijking of aanvulling behoefden. De aanvulling (d.d. 2 februari 2024) van het MER is opgenomen in Bijlage 6 van de toelichting. De inhoud van de aanvulling is verwerkt in onderstaande paragrafen.
In het milieueffectrapport, dat bestaat uit een hoofdrapport met een publieksvriendelijke samenvatting, verschillende onderzoeksrapporten en de hierboven genoemde aanvulling zijn de milieueffecten onderzocht. Hierbij zijn telkens de milieueffecten onderzocht voor de volgende situaties:
- De huidige situatie: de situatie in het jaar 2022/2023
- De referentiesituatie: is de huidige situatie aangevuld met autonome ontwikkelingen tot 2032. Autonome ontwikkelingen zijn ontwikkelingen die hoe dan ook plaatsvinden, los van de herontwikkeling van het M4H-gebied. Denk aan groei of juist afname van verkeer, het realiseren van vergunde bouwprojecten en het vertrek van bedrijven waarvan contracten aflopen.
- Het planvoornemen: is datgene wat de gemeente Rotterdam en het Havenbedrijf willen realiseren, in dit geval de transformatie van M4H naar een innovatief woon- werkmilieu. Het gebied moet ruimte bieden voor de innovatieve maakindustrie met een mix van werken, wonen, cultuur, horeca en onderwijs overeenkomstig het Ruimtelijk Raamwerk 2035 en bijbehorend programma;
- Het voorkeursalternatief (VKA): is de planologische invulling van het gebied dat in dit bestemmingsplan daadwerkelijk is opgenomen. Dit is een aanscherping van het planvoornemen en biedt ruimte aan een kleiner programma. Concreet heeft het voorkeursalternatief betrekking op de herontwikkeling van de Marconistrip, de Merwepieren en het Galileipark
Het MER bestaat uit 3 delen, een deel A, een deel B en een deel C. In deel A zijn allereerst de milieueffecten van het planvoornemen onderzocht, aan de hand van twee variabelen:
- het ruimtelijk programma: met een variatie in het aantal woningen en de omvang van bedrijvigheid en voorzieningen, en
- mobiliteitsmaatregelen: met een variatie in meer of minder ingrijpende mobiliteitsmaatregelen.
De uitkomsten van alle onderzoeken samen leiden voor een belangrijk deel tot het gekozen voorkeursalternatief zoals beschreven in Hoofdstuk 4 (maar er zijn ook andere aspecten die meewegen). Uit de onderzoeken naar de aspecten geluid en mobiliteit blijkt namelijk dat het niet mogelijk is het hele planvoornemen nu te bestemmen. De andere milieuaspecten vormen minder of geen belemmering
In deel B van het MER worden de milieueffecten van het VKA beschreven en beoordeeld. Deel C geeft een doorkijk naar de periode na realisatie van het VKA, beschrijft spelregels voor uitvoering van het VKA en bevat een aanzet tot een Monitoring & Evaluatie Programma. Sommige spelregels uit het MER werken door in de regels van het bestemmingsplan. Dit om negatieve milieueffecten te voorkomen of te mitigeren.
In de navolgende paragrafen is een beknopte samenvatting opgenomen van de onderzoeken die per milieuthema voor het planvoornemen (oftewel het volledige programma van het Ruimtelijk Raamwerk) en het voorkeursalternatief (oftewel de herontwikkeling van M4H die met dit bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt) zijn uitgevoerd. In het MER zijn ook de huidige- en referentiesituatie onderzocht, hiertegen wordt het planvoornemen afgewogen. Bij de meeste milieuthema's is de referentiesituatie gelijk aan de huidige situatie en geldt de beschrijving voor beide situaties. Bij sommige thema's is de referentiesituatie wel relevant. In dat geval is voor de referentiesituatie een aparte beschrijving opgenomen.
Bij nagenoeg alle milieuthema's geldt dat als er geen belemmeringen of negatieve effecten zijn voor het planvoornemen dat dit ook geldt voor het VKA. Het planvoornemen omvat immers een groter programma dan het VKA.
5.1 Algemene Uitgangspunten Onderzoek
In het MER zijn zoals hiervoor beschreven de milieueffecten van het planvoornemen met een bandbreedte in het programma en verschillende mobiliteitsvarianten in beeld gebracht. In deze paragraaf wordt hierover meer uitleg gegeven.
In Figuur 5.1 zijn twee typen gebieden weergeven, de 'conserverende' gebieden waar de bedrijvigheid de komende tijd wordt voortgezet (licht roze) en de gebieden waar op basis van het Ruimtelijk Raamwerk ontwikkelingen zijn gewenst. De conserverende gebieden zijn kavels die in hoofdzaak door het Havenbedrijf in erfpacht zijn uitgegeven aan bedrijven. Op deze kavels zal naar verwachting de nu aanwezige bedrijvigheid in de planperiode worden voortgezet. Dit (vergunde) ruimtegebruik wordt als uitgangspunt bij het maken van het nieuwe bestemmingsplan en het milieuonderzoek gehanteerd. Voor de donker roze vlakken (Merwehaven, Marconikwartier, Galileipark en Keilekwartier) is onderzocht in hoeverre deze bestemd kunnen worden met het programma uit het Ruimtelijk Raamwerk.
Figuur 5.1: conserverende gebieden (lichtroze, zonder nadere aanduiding) en gebieden waar ontwikkeling op basis van het Ruimtelijk Raamwerk vóór 2035 wenselijk is.
Laag en hoog programma ontwikkelgebieden
Het planvoornemen omvat een bandbreedte in het ruimtelijk programma tot het einde van de bestemmingsplanperiode, dat uitgaat van een hoog en een laag programma. Door het onderzoeken van een bandbreedte wordt inzichtelijk gemaakt welk programma in de komende tien jaar realiseerbaar is binnen wet- en regelgeving en de gestelde ambities voor het plangebied, mede afhankelijk van de daadwerkelijke economische groei en maatschappelijke ontwikkelingen. Deze bandbreedte is voor de ontwikkelgebieden tezamen (donker en midden roze gekleurde gebieden in Figuur 5.1) als volgt ingeschat:
Programma | Laag | Hoog |
Werken (aantal m2 bvo) | 349.000 m2 | 547.466 m2 |
Woningen (aantal) | 4.626 | 7.052 m² |
Voorzieningen (aantal m2 bvo) | 85.769 m2 | 137.027 m2 |
Tabel 5.1 bandbreedte programma planvoornemen
De bovenstaande metrages zijn gebaseerd op het Ruimtelijk Raamwerk en de Notitie Reikwijdte en Detailniveau M4H (NRD, vastgesteld op 1 oktober 2019 door het college van B&W). Na vaststelling van de NRD is één en ander nog verder uitgewerkt, wat uiteindelijk heeft geleid tot de tabel hier boven en onder. Het programma is nader uitgewerkt per deelgebied. Zie tabel 5.2.
Tabel 5.2 Nadere uitwerking programma planvoornemen per deelgebied
Mobiliteitsvarianten
Rotterdam is een stad in transitie en beweging en wordt de komende jaren verder verdicht. Dit geeft meer verkeers- en parkeerdruk. Met alle negatieve gevolgen voor de CO2-uitstoot en de luchtkwaliteit van dien. Zoals ook in het Coalitieakkoord 2022-2026 staat beschreven moeten er om dit tegen te gaan, keuzes worden gemaakt. Niet alles kan, en niet alles kan tegelijkertijd. Voor alle modaliteiten (fiets, auto, OV etc.) moet op een slimme manier worden nagedacht om een prettige en bereikbare stad te blijven.
In het Ruimtelijk Raamwerk zijn acht leidende principes voor een duurzame gebiedsontwikkeling geformuleerd. De principes uit het Ruimtelijke Raamwerk voor M4H zijn doorvertaald naar drie ambities die voor het MER relevant zijn: stedelijkheid, bereikbaarheid en duurzaamheid. Ten aanzien van bereikbaarheid is het doel om te komen tot:
- een betrouwbaar verkeersnetwerk voor personen en goederen en
- een bereikbare, aantrekkelijke en gezonde omgeving in M4H.
Daarnaast moet voorkomen worden dat er verkeerskundige knelpunten op het omliggende wegennet optreden en moet de verkeersveiligheid gewaarborgd zijn.
In het MER is onderzocht welke maatregelen nodig zijn om dit te verwezenlijken. Hiertoe is onderzoek gedaan naar verschillende mobiliteitsvarianten, met een variatie in meer of minder ingrijpende mobiliteitsmaatregelen. In combinatie met het laag en hoog programma zijn daarom vijf mobiliteitsvarianten gedefinieerd. Bij de eerste toetsing van de effecten van het planvoornemen zijn nog geen extra maatregelen meegenomen op het gebied van reduceren parkeervraag, mobiliteitsinnovaties en op het gebied van fiets en OV. Dit is dus een worst-case benadering (mobiliteitspakket 'S'). Op basis van de effecten van het planvoornemen zijn vervolgens drie nadere varianten beschouwd met een hoger ambitieniveau voor mobiliteit. Mobiliteitspakket 'M' is ambitieus voor wat betreft de inzet op mobiliteitsinnovaties, OV, fiets, deelmobiliteit om een verschuiving in de modal split te realiseren ten gunste van het OV, de fiets en de voetganger. In mobiliteitspakket 'L' is een hoge ambitie opgenomen wordt volop ruimte geboden aan voetgangers, fietsers en openbaar vervoer om zo een verschuiving in de modal split te realiseren ten gunste van het OV, de fiets en de voetganger . Tabel 5.3 geeft verschillen tussen de vijf mobiliteitsvarianten visueel weer.
Er is geen 'Variant 6 – Laag programma met mobiliteitspakket L' in beeld gebracht. Variant 5 (hoog programma en ambitie L) laat de effecten zien van een groter programma, de effecten van variant 6 zullen in elk geval niet groter zijn. Verder is variant 6 niet realistisch, omdat deze niet rendabel is.
Tabel 5.3 Mobiliteitsvarianten
Uit het onderzoek naar mobiliteit is gebleken dat mobiliteitsvarianten 1 en 2 zorgen voor overbelasting van één of meerdere bestaande kruispunten en een verslechterde verkeersveiligheid. Deze mobiliteitsvarianten hebben ook een slecht effect op de leefbaarheid, duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit van het gebied. Om die reden is in de overige milieuonderzoeken telkens gerekend met variant 3, 4 en 5 (voor zover mobiliteit relevant is voor die onderzoeken).
Ambities
In het Ruimtelijk Raamwerk zijn acht principes geformuleerd voor een duurzame gebiedsontwikkeling. Deze ambities zijn doorvertaald in drie ambities die voor het MER relevant zijn. Daar zijn vanuit de m.e.r.-systematiek nog twee ambities aan toegevoegd. Zie tabel 5.4. Bij de verschillende milieuaspecten worden de effecten van het planvoornemen op het betreffende milieuaspect telkens getoetst aan deze ambities (voor zover relevant). Hierbij worden vijf scores gehanteerd: zeer negatief, negatief, neutraal, positief en zeer positief. De toetsing aan de ambities is in de volgende paragrafen achterwege gelaten omdat dit niet relevant is voor de toetsing aan de milieuwetgeving. In het MER in Bijlage 3 is de toetsing wel terug te vinden.
Tabel 5.4: Ambities Ruimtelijk Raamwerk
5.2 Mobiliteit
5.2.1 Kader en werkwijze
Kader
Voor het aspect verkeer en vervoer zijn er geen wettelijke kaders op nationaal niveau. Wel zijn er op gemeentelijk niveau diverse beleidsregels en visies van belang. In tabel 5.5 is dit gemeentelijk kader samengevat.
Tabel 5.5: Gemeentelijk kader mobiliteit
Onderzoeksopzet
De ontwikkeling van M4H leidt door de transformatie en verdichting tot extra verkeersbewegingen, verandering van verkeersstromen en verandering in het gebruik van de auto, het OV en fiets in en om het gebied. Met behulp van het verkeersmodel MRDH zijn verkeersberekeningen voor de vijf mobiliteitsvarianten (zoals in paragraaf 5.1 beschreven) uitgevoerd. Omdat de M4H studie al langere tijd loopt, zijn de uitkomsten gebaseerd op een oudere versie van het verkeersmodel met een scenario met stijgend autogebruik. Als gevolg van de voorgestelde inrichting van het gebied en de bijbehorende mobiliteitsaanpak die we in M4H hanteren, gaan we voor het gebied M4H wel uit van een relatief laag autogebruik. Denk aan inzet op deelmobiliteit, fiets, goede verbindingen met omliggende OV-knooppunten (Schiedam, Marconiplein). Concreet is er onderzoek gedaan naar de bereikbaarheid over de weg, de kruispuntbelasting, de wijze van verplaatsing (modal split) en de verkeersveiligheid. Over het onderzoek naar de bereikbaarheid en kruispuntbelasting het volgende.
- De bereikbaarheid over de weg is kwantitatief in beeld gebracht. Daarbij is gebruik gemaakt van de zogenoemde I/C-verhouding. Deze waarde deelt de intensiteit (het aantal voertuigen) op een wegvak door de capaciteit van dat wegvak. Hoe hoger de I/C-verhouding, hoe drukker het is en hoe minder goed de doorstroming en bereikbaarheid is. Bij de toetsing is voor alle wegvakken de I/C-verhouding berekend. Op basis van de I/C-verhouding zijn de onderzochte wegvakken ingedeeld in een klasse. De klasse geeft aan of er sprake is van een vlotte doorstroming, een verslechterde doorstroming of dat het verkeersaanbod, in de piekuren of de spits, zo groot is dat er congestie optreedt. Voor wegverkeer worden vier klassen gehanteerd.
- Zwaarbelaste verkeersregelinstallaties (VRI's) zijn potentiële knelpunten, deze zijn inzichtelijk gemaakt aan de hand van kruispuntbelastingen. Uit de statische verkeersmodelanalyses kan een eerste indicatie worden afgeleid van de mate van (over)belasting van kruispunten. Veel kruispunten hebben in algemene zin een verzadigingsgraad van 0,85. Het rekenprogramma geeft een standaardwaarde van 0,85 voor alle VRI's (verkeersregelinstallaties op kruispunten) waarvan de afwikkeling goed verloopt en maakt geen differentiatie 'hoe goed' de afwikkeling op deze kruispunten verloopt. Een waarde van 0,85 betekent dat potentiële knelpunten kunnen worden uitgesloten. Bij een waarde boven 0,85 is een nadere studie wenselijk om te onderzoeken of sprake is van een knelpunt. Kleine overschrijdingen zijn niet direct aanleiding om knelpunten te verwachten, dit geeft vooral aan dat met het statische verkeersmodel geen definitieve uitspraak gedaan kan worden. Voor dit bestemmingsplan zijn de kruispuntbelastingen op basis van het statische model voldoende om uitspraken te doen over het al dan niet optreden van (belangrijke) nadelige verkeerseffecten. De grens van 0,85 wordt daarbij als signaalwaarde gehanteerd, waarbij behoefte is aan nader onderzoek om de urgentie van maatregelen te bepalen.
Het studiegebied is te zien in figuur 5.2. Het studiegebied is aan de noordzijde begrens door de A20 aan de oostzijde door de Maastunnel en aan de westzijde door de Buitenhavenweg, Broersvest en 's-Gravenlandseweg.
Figuur 5.2: studiegebied
5.2.2 Onderzoeksresultaten
Huidige situatie en referentiesituatie
De huidige situatie is voor een aantal thema's gelijk aan de referentiesituatie. Waar dit niet het geval is een onderscheid gemaakt, bijvoorbeeld met bullits.
Verkeersstructuur
Auto- en vrachtverkeer
M4H ligt op de Rechter Maasoever tussen wijken van Schiedam en Rotterdam. Vanuit Schiedam (westzijde) is het gebied vanaf de A4 bereikbaar en via de Maasdijk/Nieuw-Mathenesseweg en de Rotterdamsedijk/Schiedamseweg ontsloten. Van de Rotterdamse zijde (noord- en oostzijde) is M4H via de A20 en S114 (Tjalklaan) bereikbaar. Vanaf de afslag 16 Vlaardingen op de A4 bedraagt de reistijd per auto 8 minuten (deelgebied Merwehavens). Vanaf de afslag 12 Rotterdam op de A20 bedraagt de reistijd per auto 4 minuten (deelgebied Marconikwartier). De verkeersstructuur in en rondom M4H bestaat uit de volgende wegen: de Vierhavensstraat aan de oostkant, de Schiedamseweg en de Marconistraat aan de noordkant en de Nieuwe Mathenesseweg en Gustoweg aan de westkant. Verder ligt in het gebied een aantal toegangswegen naar de bedrijven, zoals de Benjamin Franklinstraat, de Galileïstraat, de Keileweg en de Keilestraat. Overal geldt een snelheidsregime van 50 km/uur.
De referentiesituatie bevat enkele infrastructurele wijzigingen. Dit zijn de belangrijkste, de overige wijzigingen zijn optimalisaties van kruisingen:
- 1. Verplaatsing van de kruising Schiedamseweg – Benjamin Franklinstraat naar het westen. Deze komt te liggen ten westen van de Citrusveiling en sluit aan op de Galileistraat via een nieuwe weg, de 'Verlengde Galileistraat'.
- 2. Een nieuwe ontsluiting voor het vrachtverkeer met herkomst en bestemming Sappencluster op de Vierhavenstraat, deze ontsluiting wordt gerealiseerd ter hoogte van de Keilestraat.
- 3. De aansluiting Galvanistraat – Vierhavenstraat wordt een volledige T-aansluiting, in plaats van de huidige aansluiting waarbij alleen de richting Noord-Zuid is aangesloten.
Openbaar vervoer (OV)
Per OV is het noordelijk deel van het plangebied goed bereikbaar. Op 10 minuten fietsafstand en 20 minuten loopafstand van deelgebied Merwehaven ligt station Schiedam Centrum. Metrohalte Marconiplein ligt tegen de noordoosthoek van het plangebied, hier stoppen de metrolijnen A, B en C. Over de Schiedamseweg lopen tramlijn 21 en 24. Langs het plangebied lopen ook enkele buslijnen, maar dit zijn avond/nachtdiensten die beperkt bijdragen aan de OV-bereikbaarheid van het gebied. Het zuidelijk deel van het plangebied is minder goed bereikbaar is per OV.
Fiets
De bereikbaarheid van het gebied per fiets is mogelijk via de bestaande wegen. Alleen langs de Vierhavensstraat, Marconistraat, Schiedamseweg en langs een deel van de Keileweg zijn vrijliggende fietspaden gelegen voor de ligging van deze wegen). Deze wegen maken onderdeel uit van een fietsroute door de stad. De overige wegen hebben geen specifiek fietsgedeelte.
Parkeren
Parkeren vindt bij de bedrijven met name op eigen terrein en langs de straten plaats. Op de hoek van de Benjamin Franklinstraat en de Galvanistraat is op loopafstand van de woontorens Lee Towers een parkeergarage, waar ook bezoekers tegen betaling gebruik van kunnen maken. Een aandachtspunt met parkeren is het stallen van voertuigen. Vanaf de tweede helft van 2021 is er betaald parkeren ingevoerd op de Keileweg waarmee langdurige stalling wordt voorkomen.
Wijze van verplaatsing (modal split)
De modal split is gebaseerd op verkeersmodelcijfers, in werkelijkheid kan deze iets afwijken, maar het geeft wel een goede indruk van de wijze van verplaatsing.
- In de huidige situatie is bijna 2/3 van de verplaatsingen gebaseerd op autoverplaatsingen (circa 65%), de overige verplaatsingen bestaat uit circa 18% openbaar vervoer en 17% fiets. Het percentage autoverplaatsingen neemt in de komende tien jaar af.
- In de referentiesituatie is meer dan de helft van de verplaatsingen gebaseerd op autoverplaatsingen (circa 56%). De overige verplaatsingen in de referentiesituatie bestaan uit circa 19% openbaar vervoer en circa 24% fiets. Hiermee ligt het aandeel auto in de referentiesituatie (ruim) boven het aandeel in de Rotterdamse binnenstad. Wat overigens te verklaren is vanwege het feit dat er nu in dit gebied hoofdzakelijk gewerkt wordt en de bereikbaarheid met het OV beperkt is.
Verkeersafwikkeling
In M4H (maar ook stadsbreed) is in de referentiesituatie sprake van een toename van de hoeveelheid reizigers in en rondom het gebied, zowel per auto, OV en fiets. Deze toenames worden grotendeels veroorzaakt door de autonome ontwikkelingen: toename van het aantal kantoren en bedrijven in Marconikwartier en de TP-loodsen in het Galileipark. Daarnaast laten de trends en ontwikkelingen zien dat de mobiliteit autonoom nog steeds groeit, ook zonder ontwikkeling van M4H.
Kruispuntbelastingen
Geen enkel kruispunt in het studiegebied heeft een waarde hoger dan 0,85. Hieruit volgt dat de doorstroming van het verkeer goed verloopt.
Effecten planvoornemen
Verkeerstructuur
M4H transformeert van een havengebied met veel vrachtverkeer en scheepvaartverkeer naar een werk-woongebied met hogere dichtheden waar veel meer interactie tussen auto, fiets en voetgangers is dan nu. Een mobiliteitstransitie (waarbij volop ruimte wordt geboden aan voetgangers, fietsers en openbaar vervoer en stimuleren van actieve en schone vormen van mobiliteit) is noodzakelijk om te komen tot een betrouwbaar netwerk voor personen en goederen en voor een aantrekkelijke en gezonde omgeving. In het Ruimtelijk Raamwerk zijn diverse maatregelen voorzien aan de bestaande infrastructuur: Voor alle onderzochte mobiliteitsvarianten binnen het planvoornemen (variant 1 t/m 5) gelden de volgende uitgangspunten voor de verkeersstructuur:
- 1. De infrastructuur is mede bepalend of mensen kiezen voor de fiets of openbaar vervoer in plaats van de eigen auto. Belangrijke maatregelen zijn:
- Goed ontworpen en georganiseerde fiets- en looproutes vanaf het Marconiplein (de first en last mile vanaf het belangrijkste knooppunt voor metro, tram en bus).
- Een fijnmazig netwerk voor fietsers en voetgangers. Binnen het netwerk zijn drie langzaamverkeersroutes (regionale fietsroute, Marconiroute en Koppenroute) die zorgen voor optimale ontsluiting van het gebied voor de fiets en de aantakking van het gebied voor de fiets op de omgeving.
- Goede aansluitingen voor vervoer over water
- 2. Nieuwe aansluitingen op de dijkroute (Vierhavensstraat en Schiedamseweg), waarmee deze straten (in combinatie met adressen en oversteekplaatsen vanuit de achterliggende wijken) een volwaardig onderdeel worden van het stedelijk weefsel en waardoor het mogelijk wordt de interne structuur van M4H te herordenen;
- 3. Vrachtverkeer en langzaam verkeer (fietsers en voetgangers) worden zoveel mogelijk gescheiden. Beide krijgen een eigen hoofdroute:
- De 'Makersstraat' (bestaande uit de Keileweg en Galileïstraat) ontsluit het Galileipark voor zwaar verkeer. De straat is optimaal ingericht voor alle modaliteiten, langs de weg liggen vrijliggende fietspaden.
- Fietsers en voetgangers doorkruisen M4H via de 'Havenallee' (Marconistraat en Benjamin Franklinstraat).
- De snelheid wordt in verschillende straten teruggebracht van 50 km/uur naar 30 km/uur (uitgezonderd de Vierhavensstraat, de Schiedamseweg en de Makersstraat).
Effecten mobiliteitsvarianten
Mobiliteitsuitgangspunten variant 1 en 2
Het planvoornemen zonder (innovatieve) mobiliteitsmaatregelen, waarvan in eerste instantie de effecten zijn bepaald, bestaat uit twee varianten: een laag programma en een hoog programma beide zonder mobiliteitsmaatregelen. Variant 1 en 2 (laag en hoog programma, geen ambitie) laten beide zien dat door de transformatie en verdichting het autoverkeer, OV-gebruik en fietsverkeer toeneemt. De modal split verschuift in beide varianten niet ten gunste van OV en fiets. Ook is gebleken dat deze varianten een negatief effect hebben op de verkeersafwikkeling in het gebied. Met het toevoegen van het bouwprogramma neemt de hoeveelheid verkeer in het gebied toe. Dit zorgt voor een grotere druk op de kruispunten. Het gevoerde mobiliteitsbeleid zorgt door het ontmoedigen van autogebruik voor een afname van de kruispuntbelastingen. De mobiliteitsvarianten 1 en 2 leiden bij enkele VRI's tot overschrijding van de signaalwaarde 0,85. Bij variant 1 raakt in de avondspits op het Marconiplein de kruising Schiedamseweg – Vierhavensstraat (0,94) mogelijk overbelast. Bij variant 2 geldt dat voor meerdere kruisingen: de kruising Tjalklaan – Spaanseweg in de ochtendspits (0,90) en de avondspits (0,91) en de kruisingen Vierhavensstraat – Keileweg (0,95) en Schiedamseweg – Vierhavensstraat (1,00) in de avondspits.
Mobilteitsuitgangspunten varianten 3,4,5
Net als bij variant 1 en 2 is ook bij variant 3, 4 en 5 de Beleidsregeling Parkeernormen auto en fiets van de gemeente (2018) uitgangspunt. In tegenstelling tot variant 1 en 2 wordt een deel of zelfs de volledige parkeervraag na toepassing van reductiefactoren (zoals gebruik van fiets, OV, deelauto's, dubbelgebruik parkeerplaatsen) opgelost in een voorziening op afstand (bijvoorbeeld in een hub). In varianten 3 en 4 (ambitie M) wordt 50% van de parkeervraag op afstand opgelost en in variant 5 (ambitie L) wordt 100% van de parkeervraag op afstand opgevangen. Varianten 3, 4 en 5 laten alle drie verschuivingen in de modal split zien. Variant 3 (laag programma, ambitie M) en 4 (hoog programma, ambitie M) laten beide een daling in het percentage autogebruik en een stijging in het percentage fietsgebruik zien. Hoewel het aantal OV-reizigers in beide varianten toeneemt, is het percentage OV-gebruik bij beide varianten nog wel lager dan in de referentiesituatie. Variant 5 laat een flinke daling in het aandeel autogebruik (in percentages) en een flinke stijging in het aandeel fietsgebruik (in percentages) zien. Het aantal OV-reizigers neemt toe in variant 5, maar het aandeel OV-gebruik (in percentage) is in de modal split gelijk ten opzichte van de referentiesituatie.
Variant 3 (laag programma, ambitie M) genereert flinke verkeerstoenames ten opzichte van de referentiesituatie, de toenames zijn niet meer zo hoog als bij variant 1 en 2. Variant 4 (hoog programma, ambitie M) genereert vergelijkbare verkeerstoenames als variant 2 en meer dan variant 3. Variant 5 (hoog programma, ambitie L) leidt tot vergelijkbare verkeerstoenames als variant 3. Bij alle varianten wordt de signaalwaarde overschreden op het Marconiplein: kruising Schiedamseweg – Vierhavensstraat (variant 3: 0,87, variant 4: 0,94 en variant 5: 0,86,). Bij variant 4 raakt één extra kruising overbelast in de avondspits: de kruising Tjalklaan – Spaanseweg (0,87). Bij alle drie de varianten is aandacht nodig voor de verkeersveiligheid op de locaties waar veel verschillende verkeersstromen (auto's en vrachtauto's versus fietsers en voetgangers) kruisen, zoals het Marconiplein en ook de kruisingen op de Havenallee (Schiedamseweg/Benjamin Franklinstraat) Over het Marconiplein en de Havenallee, met name de Benjamin Franklinstraat rijden nog veel auto's, terwijl het langzaam verkeer hier ook veel passeert. Dit geldt voor alle varianten.
Conclusie
Op basis van de effectbeoordeling en de toetsing aan de ambities in deel A van het MER blijkt dat mobiliteitsvariant 5 (hoog programma, ambitie L) ten opzichte van de andere mobiliteitsvarianten (variant 3 en 4) het beste scoort op de effecten. De scores van variant 5 liggen overigens dicht bij de scores van mobiliteitsvariant 3 (laag programma, ambitie M). Beide varianten lieten nog steeds (licht) negatieve effecten op de verkeersafwikkeling en verkeersveiligheid zien. Indien in de toekomst wordt overgegaan tot de ontwikkeling van het volledige planvoornemen (dus het VKA + deelgebieden Marconikwartier en Keilekwartier) is het noodzakelijk om dynamische kruispuntberekeningen uit te voeren voor o.a. het Marconiplein alsook de kruising Tjalklaan – Spaanseweg, vanwege de hogere kruispuntbelastingen op deze kruispunten. Ook is het wenselijk om de belasting van de wegen en kruispunten met verkeer (auto-, tram- en langzaam verkeer) te monitoren. Zodoende kan vroegtijdig worden geanticipeerd, indien er zich knelpunten voordoen. Bijvoorbeeld door middel van een reconstructie van een kruispunt
Effecten voorkeursalternatief (VKA)
Wijze van verplaatsing (modal split)
Vanwege het aangepaste programma in het VKA (ten opzichte van het planvoornemen) dat in dit bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt wordt de mobiliteitsstrategie voor M4H, gericht op de ontwikkeling van een duurzaam en robuust mobiliteitssysteem met hubs verspreid door het gebied, eerst alleen in de Merwehaven en Galileipark uitgewerkt. Hierdoor zal dan vooralsnog ook alleen in deze gebieden een modal shift (van auto naar OV en fiets) plaatsvinden en in Marconikwartier en Keilekwartier nog niet. De modal split van heel M4H laat niettemin een gemiddelde modal split zien waarbij ten opzichte van de referentiesituatie het aandeel autoverkeer in het VKA flink afneemt (12%) en het fietsgebruik flink toeneemt (16%). Doordat de situering van het extra programma in het westelijk deel van M4H gunstiger voor de fiets is dan voor het OV neemt het aandeel OV-gebruik af (absoluut gezien is er geen afname maar wel een toename van OV-ritten).
Verkeersafwikkeling en kruispuntbelasting
De verkeersintensiteiten nemen door de ontwikkeling van het VKA ten opzichte van de referentiesituatie op een aantal wegen toe zoals op de Keileweg, Galvanistraat en Benjamin Franklinstraat, maar de toenames zijn minder groot en nemen op een aantal wegen juist flink af, zoals de uitgang Haka-gebouw, de Marconistraat (west) en de Oranjelaan ten opzichte van de referentiesituatie. Wat betreft de kruispuntbelasting laat eén kruispunt, Marconiplein: Schiedamseweg – Vierhavensstraat in de avondspits een belasting van 0,86 zien. Voor dit kruispunt kan op basis van het gebruikte statische verkeersmodel geen uitspraak gedaan worden over de mate waarin sprake is van een aandachts- of knelpunt. De lichte overschrijding is geen aanleiding om op voorhand een knelpunt te verwachten. Met nadere kruispuntstudies kan de verkeersafwikkeling op dit kruispunten nader worden onderzocht. Verder wordt – ook als verplicht onderdeel van de m.e.r. - de belasting van de wegen en kruispunten met verkeer (auto-, tram- en langzaam verkeer) gemonitord. Zodoende kan vroegtijdig worden geanticipeerd, indien er zich knelpunten voordoen. Bijvoorbeeld door middel van een reconstructie van een kruispunt.
Verkeersveiligheid
De verkeerstoenames kunnen enerzijds tot extra drukte en daarmee tot een verslechtering van de verkeersveiligheid leiden. Maatregelen zoals snelheidsverlaging van een aantal binnenwegen, scheiden van verkeersstromen en duurzaam veilig heringerichte straten zijn noodzakelijk om de verkeersveiligheid in deze gebieden te verbeteren.
Mobiliteitsstrategie
Het mobiliteitsconcept uit het MER is verder uitgewerkt in drie scenario's in de Mobiliteitsstrategie M4H. Deze is vastgesteld door het college op 22 februari 2022. In alle drie de scenario's wordt geparkeerd in collectieve mobiliteitshubs. Hierbij is vooral gevarieerd in de mate van ambitie qua mobiliteitstransitie (nadere uitwerking van de mobiliteitspakketten M + L), de loopafstand tot een mobiliteitshub en daaraan gerelateerd de dimensionering van de hubs. In de mobiliteitsstrategie is nog geen voorkeursscenario aangewezen. Met een adaptieve ontwikkelstrategie kunnen alle scenario's in de praktijk doorgroeien naar dat wat op dat moment voor het (deel-) gebied het beste werkt. Met het toepassen van de mobiliteitsstrategie is de bereikbaarheid van het gebied geborgd. In beginsel wordt mobiliteitspakket M toegepast. Dit is geborgd in de parkeerregeling van het bestemmingsplan (zie paragraaf 6.2.1). De parkeerregels beiden ook de mogelijkheid pakket L toe te passen. Het verschil tussen pakket M en L wordt concreet bepaald door de beschikbaarheid van Mobility as a Service (MaaS) plus een first/last-mile voorziening.
Het parkeren wordt uitsluitend geregeld in collectieve voorzieningen: de mobiliteitshubs waar ook deelmobiliteit beschikbaar is. In figuur 5.2a zijn zowel de beoogde hubs in Merwehaven als ook een indicatie van de hubs in Galileipark weergegeven. Een uitgangspunt bij het dimensioneren van de hubs in Merwehaven is het dubbelgebruik van parkeerplaatsen voor woon- en werkfuncties. De parkeerbehoefte per deelgebied is daardoor lager dan bij exclusief gebruik van parkeerplekken. De parkeerbehoefte kan in de toekomst fluctueren. Het is daarom van groot belang om de vraag en het aanbod te monitoren zodat eventuele bijstellingen in aantal parkeerplaatsen later mogelijk zijn. Voor de hubs betekent dit dat de constructie aan te passen is bij veranderende vraag.
Figuur 5.2a: locatie parkeerhubs
In Merwehaven komen twee hubs in de Marconistrip en een hub halverwege de lange vaarpier. De hubs in de Marconistrip worden bij de verbindingen met Oud-Mathenesse geplaatst. Hiermee liggen ze in de buurt van beide tramhaltes en kunnen de hubs ook van betekenis zijn voor de bewoners van Oud-Mathenesse. Op de korte vaarpier is ook ruimte voor een optionele hub gereserveerd (niet ingetekend in figuur 2.5a). Op het moment dat de kleine pier wordt ontwikkeld, wordt beoordeeld of deze vierde mobiliteitshub nodig is. In Galileipark, Marconikwartier en Keilekwartier zijn de parkeerhubs indicatief ingetekend. Dit vergt bij de verdere planuitwerking nog een nadere studie.
In paragraaf 6.2.1. is uitgelegd hoe de parkeerstrategie doorwerkt in het bestemmingsplan.
5.2.3 Conclusie
De ontwikkeling van de Merwehaven (Merwepieren en Marconistrip) en het Galileipark leidt niet of nauwelijks tot aandachtspunten. Alleen op het Marconiplein (kruising Schiedamseweg – Vierhavensstraat) is een zeer lichte overschrijding van de signaalwaarde berekend. Monitoring van deze en andere kruispunten blijft noodzakelijk, zodoende kan vroegtijdig worden ingegrepen, indien zich knelpunten voordoen. In het kader van verkeerveiligheid moeten er wel maatregelen getroffen om deze te verbeteren. Het aspect verkeer vormt geen belemmering voor dit bestemmingsplan.
5.3 Geluid
5.3.1 Kader en werkwijze
Kader
Bij het ontwikkelen van een nieuw ruimtelijk plan is het belangrijk om rekening te houden met geluidsbronnen en de mogelijke hinder of overlast daarvan voor mensen. Geluidhinder kan ontstaan door verschillende activiteiten. Voor dit bestemmingsplan zijn de volgende geluidbronnen relevant:
- wegverkeerslawaai (incl. tram);
- industrielawaai van de gezoneerde industrieterreinen Havens Noordwest en Oost-Frankenland (HNOF) en Waal-Eemhaven (WEH);
- geluid van afgemeerde schepen (nestgeluid);
- geluid van varende schepen.
Voor het wegverkeer- en industrielawaai is de Wet geluidhinder het wettelijk kader. Voor het geluid van bedrijven/inrichtingen die niet zijn gelegen op een gezoneerd Industrieterrein is het Activiteitenbesluit relevant. Volgens de Wet ruimtelijke ordening moet in het kader van goede ruimtelijke ordening sprake zijn van een goede leefkwaliteit of leefomgevingskwaliteit. Deze begrippen zijn niet duidelijk omlijnd en kennen vele invalshoeken. Met betrekking tot geluid betekent het echter dat niet alleen gekeken wordt naar de geluidsbronnen genoemd in de Wet geluidhinder, maar ook naar niet wettelijke bronnen zoals scheepvaart, nestgeluid en 30 km/uur wegen.
Wegverkeer- en industrielawaai
In de Wet geluidhinder zijn geluidsnormen opgenomen voor wegverkeerslawaai, railverkeerslawaai en industrielawaai. Deze normen geven de hoogst acceptabele geluidsbelasting bij geluidsgevoelige functies zoals woningen. Bij het bepalen van de maximaal toegestane geluidsbelasting maakt de Wet geluidhinder onderscheid tussen bestaande situaties en nieuwe situaties. Nieuwe situaties zijn nieuw te bouwen geluidsgevoelige functies of nieuwe geluidhinder veroorzakende functies.
Voor wegverkeerslawaai geldt voor nieuwe woningen en andere geluidgevoelige objecten welke in de geluidzone van een bestaande weg worden gerealiseerd een voorkeursgrenswaarde van 48 dB en een maximale ontheffingswaarde van 63 dB. Voor nieuwe woningen welke in de zone van een nieuwe weg worden gerealiseerd geldt een voorkeursgrenswaarde van 48 dB en een maximale ontheffingswaarde van 58 dB. Voor andere geluidsgevoelige objecten geldt een maximale ontheffingswaarde van 63 dB. Voor industrielawaai geldt voor woningen een voorkeursgrenswaarde van 50 dB en een maximale ontheffingswaarde van 55 dB.
Geluid bedrijven/inrichting
Voor bedrijven/inrichtingen niet gelegen op een gezoneerd industrieterrein geldt het standaard toetsingskader uit tabel 2.17a van het Activiteitenbesluit. Voor de dagperiode geldt er maximaal geluidniveau op de gevel van woningen van 50 dB(A), in de avond 45 dB(A) en in de nacht 40 dB(A).
Goede ruimtelijke ordening – cumulatief geluid
Omdat M4H een zeer geluidbelast gebied is (met industrielawaai en nestgeluid als belangrijke geluidbronnen) is het enkel toetsen aan de Wet geluidhinder met het oog op gezondheid onvoldoende. Daarom is besloten om het cumulatieve geluid steviger te betrekken bij de onderbouwing van dit bestemmingsplan. Vanuit een goede ruimtelijke ordening wordt bekeken of er in geval van cumulatie van geluidsbronnen sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Vanwege het ontbreken van een wettelijk kader is ervoor gekozen de geluidseffecten op basis van de methode Miedema in het MER weer te geven en te beoordelen. De methode geeft aan dat bij een gevelbelasting van maximaal 65 dB(A) sprake is van een tamelijk slechte akoestische kwaliteit en bij een gevelbelasting van maximaal 70 dB(A) sprake is van een slechte akoestische kwaliteit. Zie tabel 5.6
Tabel 5.6 Classificatie akoestische kwaliteit Miedema
Ook is de GGD om advies gevraagd over de mogelijkheid om ondanks de hoge geluidbelasting te zorgen voor een zo gezond mogelijke leefomgeving voor de te bouwen woningen. Vanuit de landelijke GGD-richtlijn voor omgevingsgeluid en gezondheid geeft de GGD aan dat ten aanzien van het aspect geluid van een gezonde woonomgeving kan worden gesproken als de geluidbelasting op de gevel als gevolg van alle bronnen niet hoger is dan 50 Lden en 40 Lnight. In een stedelijke omgeving wordt een gevelbelasting van 55 Lden en 45 Lnight niet gezond, maar nog wel acceptabel genoemd. Wanneer de geluidbelasting op een van de gevels hoger is dan 55 Lden wordt de woonsituatie door de GGD nog als aanvaardbaar beschouwd als voldaan kan worden aan een aantal voorwaarden zoals een of meer andere gevels of geveldelen met een gezonde of acceptabele geluidbelasting. Door rekening te houden met deze voorwaarden in het ontwerp van de woningen kunnen de woningen die niet voldoen aan het predicaat 'gezond', volgens de richtlijn en advies van de GGD wel als acceptabel of aanvaardbaar worden beschouwd. Extra maatregelen in de woonomgeving zijn volgens de GGD goed om de leefomgevingskwaliteit te verbeteren, maar kunnen niet worden ingezet om de gezondheidseffecten van hoge geluidbelasting te compenseren. Figuur 5.3. toont de afwegingstabel van de GGD Rotterdam-Rijnmond die voor de ontwikkeling van M4H is opgesteld.
Figuur 5.3: afwegingstabel GGD
Met inachtneming van het advies van de GGD is specifiek voor dit bestemmingsplan een afwegingskader opgesteld om te bepalen wanneer woningbouw mogelijk is. Woningbouw is alleen mogelijk indien:
- 1. De cumulatieve geluidbelasting maximaal 70 dB bedraagt. Een geluidbelasting tot 70 dB is alleen acceptabel in combinatie met minimaal één gezonde of acceptabele gevel of geveldeel;
- 2. Er dus tenminste één gezonde of acceptabele gevel of geveldeel aanwezig is of gecreëerd wordt. Een gezonde gevel heeft een cumulatieve geluidbelasting van maximaal 50 Lden, een acceptabele gevel heeft een cumulatieve geluidbelasting van maximaal 55 Lden. Tenminste één van de slaapkamers moet aan de gezonde of acceptabele gevel gerealiseerd worden. Indien er vanwege de ligging van de woning geen gezonde of acceptabele gevel aanwezig is kan deze gecreëerd worden met een loggia of vliesgevel. Met een slimme stedenbouwkundige opzet kan de akoestische situatie ook geoptimaliseerd worden. Denk aan afschermende bouwblokken of delen van gebouwen waar vanwege de geluidbelasting andere functies komen dan woningen;
- 3. Woningen een gezonde of acceptabele buitenruimte hebben. Dit kan ook een gebouwgebonden collectieve gezonde of acceptabele buitenruimte zijn. Zo kunnen bewoners in rust buiten zitten. Een gezonde of acceptabele buitenruimte kan ook gecreëerd worden door een loggia;
- 4. Er voldaan wordt aan de maximale ontheffingswaarde van de Wet geluidhinder voor wegverkeer- en industrielawaai (resp. 63 dB en 55 dB(A)). Anders moeten woningen met een dove gevel gerealiseerd worden, wat ten koste gaat van de woon- en leefkwaliteit;
- 5. Er voldaan wordt aan een binnenwaarde van maximaal 33 dB voor het gezamenlijk geluid. Hierbij worden alle bronnen meegeteld: wegverkeerslawaai, industrielawaai, nestgeluid, scheepvaartgeluid, het geluid als gevolg van bedrijfsactiviteiten en stemgeluid van terrassen. Met deze regeling wordt aangesloten om het regime van de Omgevingswet. Deze regeling zorgt er voor dat woningen voldoende geïsoleerd worden op de aanwezige geluidbronnen;
- Woningen voldoende geïsoleerd worden tegen laagfrequent geluid (LFG) dat afkomstig is van varende of stilliggende schepen.
Maatregelen 2 t/m 5 zijn vastgelegd in de regels van dit bestemmingsplan (zie paragraaf 6.2.17.2). Op locaties waar niet aan voorwaarden 1 én 5 kan worden voldaan is geen woonbestemming opgenomen. De bovengrens van 70 dB is gekozen omdat er bij een lagere bovengrens substantieel minder woningen ontwikkeld kunnen worden. Er heeft dus een afweging plaatsgevonden tussen de woningbouwopgave enerzijds en gezondheidsaspecten anderzijds.
Rotterdams beleid
Ten behoeve van het bestemmingsplan moet onderzocht worden of de voorkeursgrenswaarde Wet geluidhinder overschreden wordt. Is dit het geval, dan is onderzoek noodzakelijk naar maatregelen die genomen kunnen worden om de geluidsbelasting terug te dringen. Indien het niet haalbaar blijkt de geluidsbelasting terug te dringen tot de maximaal toelaatbare waarde biedt de Wet geluidhinder de mogelijkheid een hogere maximaal toelaatbare geluidsbelasting vast te stellen. Dit heet het nemen van een Besluit hogere waarden. De motivering van dit besluit moet voldoen aan het Rotterdamse Ontheffingsbeleid Wet Geluidhinder. Dit beleid is erop gericht het aantal geluidsgehinderden zoveel mogelijk terug te dringen.
Onderzoeksopzet
Door RoyalHaskoningDHV is een akoestisch onderzoek uitgevoerd waarbij de effecten van de verschillende relevante geluidbronnen ieder afzonderlijk in beeld zijn gebracht. Ook is de cumulatieve geluidbelasting in beeld gebracht. In eerste instantie zijn de effecten beschouwd voor de huidige en referentiesituatie en vervolgens zijn de effecten voor het volledige planvoornemen en het VKA beoordeeld. Bij deze beoordeling zijn telkens de effecten beschouwd op drie verschillende type woningen.
Tussen ontwerp en vaststelling van het bestemmingsplan is het akoestisch onderzoek aangevuld met een oplegnotitie (Oplegnotitie geluid, Royal Haskoning DHV d.d. 22 november 2024, Bijlage 7) De oplegnotitie moet gezien worden als een aanvulling op het akoestisch onderzoek in het MER en de bijlagen daarvan. De voornaamste redenen om het akoestisch onderzoek aan te passen zijn: het Schiedamse deel van dit industrieterrein is in de tussentijd gedezoneerd, het transformatorstation van Stedin is toegevoegd aan gezoneerde industrieterrein en de gewijzigde milieuvergunningen van BSR Van Uden en HIWA zijn verwerkt. Ook vanwege het toevoegen van een aantal Schiedamse bedrijven aan het geluidmodel en de aanpassing van de milieuzonering nieuwe stijl in het Galileipark is het akoestisch onderzoek aangevuld.
Als eerste zijn de effecten op de bestaande woningen buiten de huidige geluidszone beschouwd. Dit betreft woningen die aan de randen van het industrieterrein zijn gelegen, buiten het plangebied van het bestemmingsplan. Daarna zijn de effecten op de woningen die in het plangebied zijn gesitueerd en die na dezonering, zie hierna, buiten het gezoneerde industrieterrein komen te liggen beschouwd. Binnen het plangebied zijn, behoudens de Europoint-torens, geen bestaande woningen aanwezig – behalve enkele bedrijfs- woningen die buiten de wettelijke beschouwing van standaard geluidgevoelige objecten vallen. Zowel de bestaande woningen buiten het plangebied als de woningen in het dezoneren gebied worden beoordeeld onder de noemer 'bestaande woningen'. Vervolgens zijn er de beoogde ontwikkellocaties van M4H waar industrielawaai relevant is. Deze worden beoordeeld als nieuwe woningen. De geluideffecten zijn berekend op 5, 30 en 50 meter hoogte.
In het kader van het bestemmingsplan is er niet ingegaan op de referentiesituatie omdat deze grotendeels gelijk is aan de huidige situatie (er komen geen woningen bij in het gebied in de referentiesituatie). In het kader van het bestemmingsplan hoeft ook geen afweging gemaakt hoeft te worden over de referentiesituatie. Wel worden de resultaten voor het planvoornemen en VKA samengevat.
In het MER en het bijbehorende akoestisch zijn voor de volledigheid alle geluidbronnen afzonderlijk beschouwd. In het kader van het bestemmingsplan volstaat een toetsing aan de wettelijke grenswaarden van de Wet Geluidhinder en in het kader van de goede ruimtelijke ordening wordt aan de hand van de cumulatieve geluidbelasting getoetst aan het specifieke afwegingskader. Onderdeel van de cumulatieve geluidbelasting zijn ook de afzonderlijke bedrijven/inrichting die geen onderdeel (meer) uitmaken van het gezoneerde industrieterrein. De effecten van de betreffende bedrijven zijn daarom niet afzonderlijk beoordeeld en getoetst aan het Activiteitenbesluit.
Tot slot zijn ook de effecten van laagfrequent geluid en piekgeluiden beschouwd. Deze vormen van geluid kunnen als hinderlijk ervaren worden en in het kader van een goede ruimtelijke ordening is het wenselijk om hier een afweging over te maken.
Cumulatief geluid
De cumulatieve geluidbelasting Lcum is het geluid van alle geluidbronnen tezamen, deze geluidbelasting is berekend volgens de methode zoals beschreven in de Aanvullingsregeling geluid uit de Omgevingswet. De methode berekent de gecumuleerde geluidbelasting, rekening houdend met de verschillende dosiseffectrelaties van de soorten geluidbronnen. Voor scheepvaartlawaai is geen vastgestelde omrekenformule, maar dit komt qua type geluidhinder overeen met spoorweglawaai. Scheepvaartlawaai is dan ook als zodanig opgenomen in de berekeningen van de cumulatieve geluidbelasting. Anticiperend op de Omgevingswet is nestgeluid in de cumulatie beschouwd als industrielawaai. Hierbij zijn de rekenregels uit het toekomstige stelsel toegepast. De geluidbelasting als gevolg van de soorten geluidbronnen zijn hiervoor omgerekend volgens de daarvoor voorgeschreven formules en vervolgens energetisch bij elkaar opgeteld. Hierdoor kan het hindereffect goed in beeld worden gebracht.
Laagfrequent geluid
Laagfrequent geluid is geluid met lagere frequenties (tot circa 100 Hz). Bijna alle geluidbronnen produceren een combinatie van gewoon geluid en LFG. De hoeveelheid LFG verschilt per bron. Natuurlijke bronnen van LFG zijn bijvoorbeeld wind, golven op het strand, zee en onweer. Andere bekende bronnen van LFG zijn wegverkeer, railverkeer, vliegverkeer, windturbines, industrie, transformatoren, warmtepompen, airconditioning, zuigercompressoren, generatoren, wasmachines, muziek bij festivals en discotheken en mechanische ventilatie.
Nederland kent geen wettelijke eisen voor de beoordeling van laagfrequent geluid. Omdat bekend is dat laagfrequent geluidhinder kan veroorzaken (ook bij lagere niveaus), is wel een analyse verricht naar het laagfrequente geluid van scheepvaart, nestgeluid en het transformatorstation in het Galileipark op de ontwikkellocaties. Voor de beoordeling van de aanvaardbaarheid van laagfrequent geluid wordt gewoonlijk getoetst aan de zogenaamde Vercammencurve. Deze curve is gebaseerd op 3 tot 10 % gehinderden door laagfrequent geluid. Uit jurisprudentie (zie uitspraak RvS 200509380/1 d.d. 13 december 2006) blijkt dat dit een geaccepteerde methode is om de hinder vanwege laagfrequent geluid te beoordelen.
Piekgeluiden
Ook de maximale geluidniveaus (piekgeluiden) zijn onderzocht op basis van de brongegevens in het zonebeheermodel en expert judgement. In de toekomstsituatie (planvoornemen en VKA) komt woningbouw namelijk vlak bij het verkleinde gezoneerde industrieterrein te liggen. Piekgeluiden als gevolg van de activiteiten van de bedrijven op het gezoneerde industrieterrein kunnen hierdoor overlast veroorzaken op de nieuwbouwwoningen en zijn inzichtelijk gemaakt en beoordeeld. De niet gezoneerde bedrijven zijn buiten beschouwing gelaten, deze bedrijven moeten op relatief korte afstand al aan de normen voldoen. Voor nieuwe bedrijven geldt hetzelfde. De aanname is dat bestaande bedrijven die niet aan de normwaarden voldoen bij de transformatie worden geamoveerd of met een maatwerkvoorschrift worden ingepast, als het gaat om overschrijdingen in bestaande situaties bij bestaande woningen.
Fruitterminal FTR-locatie
Om de akoestische inpasbaarheid van een toekomstige fruitterminal op de FTR-locatie aan te tonen is een specifiek akoestisch onderzoek uitgevoerd (Bijlage 8). In het onderzoek zijn drie varianten van een fruitterminal getoetst aan de geluidruimte van de FTR-locatie.
5.3.2 Onderzoeksresultaten
Huidige situatie en referentiesituatie
In de huidige en referentiesituatie zijn woningen aanwezig in de Europoint-torens. Daarnaast zijn er enkele bedrijfswoningen aanwezig. De dichtstbijzijnde bestaande woningen buiten het plangebied (en hiermee ook buiten het gezoneerd industrieterrein) liggen langs de randen van het industrieterrein: in Schiedam-Zuid aan de westzijde, aan de Schiedamseweg aan de noordzijde, aan de Vierhavensstraat aan de oostzijde, en aan de Speedwellstraat aan de zuidoostzijde.
Industrielawaai
Op bestaande woningen worden voor zowel de industrieterreinen Havens Noord Oost - Frankenland (HNOF) als Waal - Eemhaven (WEH) geluidwaarden berekend die hoger zijn dan 55 dB(A). Voor bestaande woningen buiten het plangebied ten hoogste 57 dB(A) en voor bestaande woningen binnen het plangebied ten hoogste 67 dB(A).
Wegverkeer
Buiten het plangebied zijn met name de bestaande woningen relevant aan de randen van het plangebied waar het verkeer langsrijdt. Te zien is dat het meeste van het gemotoriseerd verkeer over de Vierhavensstraat (s114) en de Schiedamseweg rijdt. De geluidbelasting op bestaande woningen bedraagt hier ten hoogste 57 dB: buiten deze doorgaande routes neemt de geluidbelasting als gevolg van wegverkeer af. De geluidbelasting bedraagt ten hoogste 58 bij de bestaande woningen aan de Hudsonstraat 99 en Rotterdamsedijk 144-160 en 63 dB bij de Europoint II toren (exclusief aftrek artikel 110g Wgh).
Cumulatief geluid
Voor de huidige situatie van de cumulatieve geluidbelasting zijn alle geluidbronnen van de eerder genoemde huidige situaties per geluidbron samengevoegd. In de huidige situatie is de cumulatieve geluidbelasting ten hoogste 72 dB Lcum bij de bestaande woningen buiten het plangebied aan de Speedwellstraat en 85 dB binnen het plangebied aan de Keileweg 10A.
Laagfrequent geluid
In algemene zin heeft geluid van scheepvaart, nestgeluid en een transformatorstation een laagfrequent karakter heeft. Bij de bestaande woningen wordt er (indicatief en uitgaande van standaard glas in de gevels) aan de Vercammen curve voldaan bij een jaargemiddeld geluidsniveau op de gevel van 51 en 53 dB voor respectievelijk scheepvaartgeluid en nestgeluid (uitgaande van de maximale invallende geluidniveaus op de gevel, zonder correctie voor de periode van het etmaal). Bij de bestaande woningen wordt in de huidige situatie voor scheepvaartlawaai (indicatief) hieraan voldaan. De waarde voor nestgeluid wordt (indicatief) in de huidige situatie met maximaal 7 dB overschreden.
Effecten planvoornemen
Industrielawaai
Met het oog op de transformatie en de woningbouwplannen is een gedeeltelijke dezonering noodzakelijk. In figuur 5.4 is de voorgenomen nieuwe zonering opgenomen. Het resterende gezoneerde industrieterrein bestaat uit de gebieden Sappencluster, FTR en BSR Van Uden, het 150 kV station van Tennet en het aangrenzende transformatorstation van Stedin. Tussen ontwerp en vaststelling van het bestemmingsplan heeft Schiedam besloten het gehele Schiedamse deel van HNOF te dezoneren. Dit vanwege de woningbouwplannen in Schiedam. De bovengenoemde situatie is als uitgangspunt gehanteerd voor het akoestisch onderzoek.
Figuur 5.4: Nieuwe zonering industrieterrein HNOF
Gedeeltelijk gedezoneerd industrieterrein HNOF
In het gedezoneerde deel van M4H neemt de geluidbelasting door industrielawaai van HNOF af en kan op veel punten waar nieuwe woningen beoogd zijn voldaan worden aan de maximale ontheffingswaarde van 55 dB(A). Dit komt immers door het verkleinen van het gezoneerd industrieterrein waardoor ook het gebied, waarbinnen grote lawaaimakers mogelijk zijn, kleiner wordt. De geluidsbelasting op de verschillende rekenpunten varieert echter sterk. Lokaal op de punten van de Merwepieren en de pier van het Keilekwartier bedraagt de geluidbelasting respectievelijk nog steeds 63 dB(A) en 64dB(A). Hier kan dus niet voldaan worden aan de maximale ontheffingswaarde van 55 dB(A). Bij een bestaande woning buiten het plangebied bedraagt de geluidbelasting ten hoogste 58 dB(A) bij de Speedwellstraat. Bij een bestaande woningen binnen het plangebied bedraagt de geluidbelasting ten hoogste 58 dB(A) bij de Gustoweg 31. De geluidzone van het resterende gezoneerde industrieterrein is met een groene contour weergeven in figuur 5.4a (groene contour).
Figuur 5.4a: geluidzone van het resterende industrieterrein HNOF (groene contour)
Gezoneerd industrieterrein WEH
De geluidsbelasting als gevolg van het gezoneerde industrieterrein WEH bedraagt in een groot gedeelte van het plangebied waar nieuwe woningen zijn voorzien (namelijk binnen het deelgebied Merwehaven en Marconikwartier) 53 dB(A) en 54 dB(A). Hier wordt voldaan de maximale ontheffingswaarde. Op veel punten in het Keilekwartier bedraagt de geluidbelasting 56 dB(A) tot maximaal 58 dB(A). Hier kan dus niet voldaan worden aan de maximale ontheffingswaarde. Bij een bestaande woning buiten het plangebied bedraagt de maximale geluidbelasting ten hoogste 56 dB(A) bij de Hudsonstraat 99. Bij een bestaande woning binnen het plangebied maximaal 56 dB(A) bij de Keileweg 10A.
Wegverkeer (incl. tram)
Het akoestisch onderzoek heeft wegverkeer beschouwd op basis van de drie mobiliteitspakketten die ook in hoofdstuk 5 zijn beschouwd. Hierbij gaat het om variant 3 (laag programma, mobiliteitspakket M), variant 4 (hoog programma, mobiliteitspakket M) en variant 5 (hoog programma, mobiliteitspakket L). Op basis van het akoestisch onderzoek is naar voren gekomen dat de geluidbelasting door wegverkeerlawaai bij variant 4 het hoogst is, hoewel deze in beperkte mate onderscheidend is van de andere twee varianten. Dat variant 4 de hoogste belasting heeft is ook goed te verklaren: het gaat uit van het hoge woningbouwprogramma wat direct resulteert in meer verkeer, maar het gaat uit van het medium ambitieniveau (M) ten aanzien van mobiliteitsmaatregelen. De effecten in deze paragraaf zijn dus worst-case op basis van variant 4 in beeld gebracht.
Op de bestaande woningen aan de randen en binnen M4H verandert door de transformatie van M4H beperkt de geluidbelasting door wegverkeerlawaai. Op enkele locaties neemt de geluidbelasting met 1 dB af en op sommige andere locaties neemt deze met 1-2 dB toe, met een uitschieter van een toename van 5 dB op de bestaande woning aan de Keileweg 10A. Nergens overschrijdt deze de maximale ontheffingswaarde van 63 dB
Bij de nieuwe beoogde woningen is juist aan de buitenranden van M4H de geluidbelasting door wegverkeerlawaai hoger, meer in het plangebied neemt de geluidbelasting af. Te zien is dat de doorgaande grotere straten hogere geluidbelastingen kennen. Zo ligt de geluidbelasting op leefniveau (5 meter) langs de Vierhavensstraat tegen de maximale ontheffingswaarde van 68 dB exclusief aftrek aan (65-67 dB), maar wordt deze nergens overschreden. De Marconistraat en Benjamin Franklinstraat hebben geluidbelastingen op leefniveau (5 m hoogte) tussen de 56-64 dB. De geluidbelastingen op straat langs de ontsluitingswegen in het plangebied zijn hiermee hoger dan dieper in M4H. Bijvoorbeeld op de pieren van de Merwehaven en de Keilehaven is duidelijk te zien dat het geluideffect van wegverkeer afneemt hoe dichter bij het water men komt. Op de kop van de Merwepieren ligt de geluidbelasting rondom de voorkeursgrenswaarde (48-51 dB).
Cumulatief
Op de bestaande woningen buiten M4H neemt de cumulatieve geluidbelasting door het voornemen maximaal 3 dB af en bij de te bestaande woningen binnen het plangebied ten hoogste 11 dB. De geluidbelasting wijzigt bij het gros van de woningen niet of zeer beperkt (1 dB).
Bij de nieuw beoogde woningen is de cumulatieve geluidbelasting het hoogst aan de pieren. De Merwehaven laat cumulatieve geluidbelastingen van boven de 75 dB zien, lokaal zelfs boven de 80 dB (tot maximaal 85 dB bij de oostzijde van de tweede pier van de Merwehaven). Ook het Keilekwartier kent cumulatieve geluidbelastingen op de meeste rekenpunten boven de 70 dB. In het Marconikwartier liggen de cumulatieve geluidbelastingen lager, omdat het effect door de scheepvaart beperkter is, maar ook hier liggen de cumulatieve geluidbelastingen veelal tussen de 61-70 dB. De mediaan op ontwikkellocaties is 69 dB. Het geluidklimaat op de locaties waar nieuwe woningen zijn beoogd is incidenteel tamelijk slecht, tot grotendeels slecht en zeer slecht. Zie tabel 5.7 voor een overzicht.
Cumulatieve geluidbelasting in dB | ||||
Hoogte | Merwehaven | Marconikwartier | Galileipark | Keilekwartier |
5 meter | 67-85 | 61-68 | 61-67 | 65-70 |
30 meter | 67-84 | 65-69 | 65-69 | 67-73 |
50 meter | 67-80 | 66-68 | 67-69 | 69-73 |
Tabel 5.7: cumulatieve geluidbelastingen per deelgebied
Laagfrequent geluid
Voor de bestaande woningen buiten het plangebied en de bestaande woningen binnen het plangebied blijft de kans op laagfrequent gelijk. Wat betreft de nieuwe beoogde woningen bedraagt het geluidsniveau door scheepvaart ten hoogste 55 dB. Uitgaande van een standaardgevel kan binnen een woning een overschrijding optreden van de richtwaarde van de Vercammen curve met (afgerond) 1 en 4 dB in respectievelijk de 63 en 125 Hz band. Deze overschrijding wordt niet alleen veroorzaakt door het laagfrequente karakter van het geluid, maar ook door het feit dat de geluidsbelasting vanwege scheepvaartverkeer hier hoog is: Een geluidsniveau op de gevel van 55 dB(A) in alle periodes van het etmaal, dat is 61 dB Lden.Voor woningen met een lagere geluidsbelasting zal de overschrijding geringer zijn: Bij een geluidsniveau op de gevel van 51 dB(A) op de gevel wordt (indicatief) overal voldaan aan de Vercammen curve. Een kanttekening hierbij is dat voor de varende schepen in de haven een gelijk toerental (zelfde geluidvermogen) is gebruikt als van de doorgaande scheepvaart. Dit is een worst-case aanname. Daarnaast zijn de berekende geluidsniveaus afhankelijk van de aannames over de verblijftijd en vaarsnelheid of dat de geluidemissie van varende schepen in de haven overschat kan zijn.
Wat betreft de nieuwe beoogde woningen bedraagt het geluidsniveau per situatie als gevolg van nestgeluid ten hoogste 69 dB. Uitgaande van een standaardgevel kan binnen een woning een overschrijding optreden van de richtwaarde van de Vercammen curve met (afgerond) 8, 13 en 16 dB in respectievelijke de 31,5, 63 en 125 Hz band. Deze overschrijding wordt niet alleen veroorzaakt door het laagfrequente karakter van het geluid, maar ook door het feit dat de geluidsbelasting vanwege nestgeluid hier erg hoog is: Een geluidsniveau op de gevel van 69 dB(A) in alle periodes van het etmaal, oftewel een geluidsniveau van 75 dB Lden. Voor woningen met een lagere geluidsbelasting zal de overschrijding geringer zijn: Bij een geluidsniveau op de gevel van 55 dB(A) voldoen de 31,5 en 63 Hz banden (indicatief) aan de Vercammen curve. In de 125 Hz band treedt een overschrijding van de Vercammen curve met 2 dB op. Pas bij een geluidsniveau van 53 dB(A) op de gevel wordt (indicatief) overal voldaan aan de Vercammen curve.
Een kanttekening is dat over een jaar gezien het laagfrequent geluid niet voortdurend aanwezig zal zijn. Er is immers rekening gehouden met jaargemiddelde aantallen in de berekeningen voor het nestgeluid en scheepvaartlawaai. Gerekend is met het hoogst voorkomende geluidsniveau op de rekenpunten in het etmaal. Het laagfrequent geluid zal plaatselijk zeker optreden, echter is het onwaarschijnlijk dat dit gelijktijdig over het gehele plangebied optreedt.
Conclusie planvoornemen
Uit het voorgaande is gebleken dat industrielawaai een belangrijke geluidbron is die voor de (zeer) hoge geluidbelastingen in M4H zorgt (tot maximaal 67 dB(A) op nieuwe woningen). Ook wegverkeerlawaai is hoog (tot maximaal 64 dB op nieuwe woningen langs de Vierhavensstraat), maar blijft in het binnengebied van M4H binnen de grenzen van de wettelijke normen. Ook de gecumuleerde geluidbelasting, is met name door de bijdrage van het nestgeluid (zeer) hoog (maximaal 83 dB op nieuwe woningen).
Voor M4H geldt de ambitie dat er een gezonde en leefbare wijk wordt ontwikkeld, door transformatie van een verouderd industrieterrein. Een deel van het gebied blijft echter gezoneerd industrieterrein. Ook een groot deel van de aanwezige ligplaatsen blijven. Dit resulteert zonder meer in negatieve milieueffecten. De transformatie leidt niet tot een verlaging van de geluidbelasting. In plaats daarvan worden er potentieel geluidgehinderden in een geluidbelast gebied gesitueerd. Ongeacht het programma (laag of hoog) is hier sprake van. In grote delen van deelgebieden kan niet worden voldaan de wettelijke grenswaarden van de Wet geluidhinder en in het kader van het cumulatief geluid is het geluidklimaat op de locaties waar nieuwe woningen zijn beoogd incidenteel tamelijk slecht, tot grotendeels slecht en zeer slecht. Dit resulteert in het niet behalen van de ambities voor gezondheid – sterker nog: het doet afbreuk daaraan. Het is daarom noodzakelijk gebleken alternatieven te onderzoeken ten aanzien van de omgang met geluid.
Nadere keuzes en maatregelen die geresulteerd hebben in het voorkeursalternatief
Uit voorgaande blijkt dat er nadere keuzes en maatregelen nodig zijn om met name de cumulatieve geluidbelasting te verminderen. Drie bronnen, waarbij maatregelen mogelijk zijn, dragen met name bij aan de hoge (cumulatieve) geluidbelastingen. Hierna worden de te nemen keuzes en te treffen maatregelen per bronsoort beschreven.
Industrielawaai gedeeltelijk gedezoneerd industrieterrein HNOF
De positieve effecten van de gedeeltelijke dezonering van het industrieterrein HNOF zijn aanzienlijk. Toch blijft er sprake van overschrijdingen van de Wet geluidhinder, vooral in het Keilekwartier. De hoogst berekende waarde voor industrielawaai ligt daar na dezonering op 64 dB(A). Het Keilekwartier ligt ook meer binnen de geluidzone van de Waal- en Eemhaven (WEH) dan de andere deelgebieden
Verdergaande dezonering van het HNOF is voorlopig niet aan de orde. In Vierhavens ten zuiden van Keilehaven zitten voorlopig nog havengebonden bedrijven. Wanneer deze bedrijven vertrekken, kan er sprake zijn van vrijkomende geluidruimte, als het bestemmingsplan op de vrijkomende terreinen daarop wordt aangepast. Echter, van deze of andere bedrijven in het HNOF is op dit moment nog geen zekerheid dat ze in de komende tien jaar of snel daarna zullen vertrekken. Bij FTR wordt het geluidbudget op de kavel via het bestemmingsplan M4H vastgelegd tot de maximale waarde voor industrielawaai van 55 dB(A) op de dichtstbijzijnde toekomstige woonbebouwing van Merwehaven. Dit is haalbaar zonder dat al toegestane activiteiten daardoor onmogelijk worden gemaakt.
Buiten het HNOF wordt in het bestemmingsplan M4H het lawaai afkomstig van het te ontwikkelen bedrijventerrein Galileipark door inwaartse zonering beperkt zodat de maximale waarde voor Industrielawaai van 55 dB(A) op de dichtstbijzijnde toekomstige woonbebouwing niet wordt overschreden. Dat geldt voor zowel Merwehaven, als het op langere termijn gewenste woon-werkgebied in Marconikwartier en het Keilekwartier. Dit wordt per nieuw te vestigen bedrijf apart getoetst. Er is geen sprake van een gezoneerd industrieterrein of een cumulatieve norm.
Het aflopen van de erfpachtcontracten van RFW en Total Produce op de Merwepieren is al een feit en is een uitgangspunt voor dit MER. Daarmee komt geluidruimte vrij in Merwehaven. Met het aflopen van het erfpachtcontract in 2032 van het bedrijf BSR Van Uden aan de Gustoweg komt ook het industrielawaai van die inrichting te vervallen. En met deze havengebonden activiteiten ook het nestgeluid van de zeeschepen die tot deze inrichtingen behoren.
Nestgeluid
Een belangrijke bron van de hoge cumulatieve geluidbelasting is het zogeheten nestgeluid van afgemeerde schepen. Ten behoeve van de gebiedsontwikkeling en een acceptabele of aanvaardbare leefomgeving is daarom een op dit moment meest haalbaar maatregelenpakket voor nestgeluid samengesteld (zie figuur 5.5). Naast het eerdergenoemde vertrek van bedrijven uit de Merwehaven, en de daarmee samenhangende zeevaart, is besloten tot aanvullende maatregelen, die in afspraken tussen gemeente en Havenbedrijf worden geborgd in de Havenverordening. In het middelste waterbekken van Merwehaven komen de ligplaatsen voor zee- en binnenvaart te vervallen. Permanente ligplaatsen voor zeeslepers in Merwehaven komen eveneens te vervallen, maar pas zodra deze de nog op te leveren woningen nadelig beïnvloeden. Het aantal ligplaatsen voor binnenvaart rondom de Merwepieren wordt ten dele gehandhaafd of tijdelijk toegestaan (vanwege het huidige, grote tekort daaraan in de Rotterdamse haven). Daarbij is ook besloten tot het aanleggen van walstroom bij de te handhaven ligplaatsen. De duur van tijdelijke ligplaatsen wordt afgestemd op een gefaseerde woningbouw in Merwehaven. Ook komt er walstroom voor zeevaart bij De Werkplaats (aan de westelijke zijde van het Galilieipark). Uitbreiding van walstroom richting overige ligplaatsen in het HNOF is deels afhankelijk van aflopende erfpachtcontracten en toekomstige planwijzigingen, die zijn in dit stadium vaak nog onzeker, met uitzondering van de voorgenomen walstroom bij Continental Juice.
Figuur 5.5: Maatregelen nestgeluid
Bovengenoemde maatregelen aan het nestgeluid in M4H resulteren per saldo in een (soms forse) afname van de geluidbelasting, samen met de beschreven maatregelen voor bedrijvigheid en het beëindigen van de activiteiten van BSR Van Uden op de middellange termijn.
Om een duidelijk beeld van het nestgeluid in de rest van het havengebied van Rotterdam te krijgen, wordt door de gemeente en het HbR nog een langjarig meetprogramma opgezet. Ook de Waal- Eemhaven aan de overzijde van de Nieuwe Maas wordt meegenomen in dit meetprogramma. Voor de ontwikkelingen van de M4H biedt dit mogelijk nog een wenkend perspectief. Waar nu bij de beoordeling van nestgeluid uitgegaan is van geëxtrapoleerde bronvermogens op basis van kortdurende metingen, zal deze informatie nog worden verrijkt en worden herijkt op basis van dit meetprogramma.
Industrielawaai Waal- en Eemhaven (WEH)
Als gevolg van het gezoneerde industrieterrein WEH, dat ten zuiden van M4H aan de Nieuwe Maas ligt, wordt de maximale ontheffingswaarde voor industrielawaai van 55 dB(A) vooral overschreden in het Keilekwartier. Voor deze bron geldt dat er vooralsnog geen veranderingen voorzien zijn, omdat de betreffende geluidzone hiervan niet wijzigt. Woningbouw binnen deze geluidzone is daarom voorlopig niet mogelijk. Onderzoek naar mogelijkheden voor verkleining van deze zone is nu niet aan de orde.
Voorkeursalternatief
Met inachtneming van de hiervoor beschreven maatregelen en keuzes is het voor wat betreft geluid mogelijk om het deelgebied Merwehaven (bestaande uit de Marconistrip en Merwepieren) onder voorwaarden (zie het toetsingskader voor cumulatief geluid) te transformeren naar een gemengd woon- en werkgebied. In onderstaande paragrafen wordt dit nader getoetst.
Industrielawaai gedeeltelijk gedezoneerd industrieterrein HNOF
Op het zuidelijk deel van de pieren is een geluidbelasting berekend tot 63 dB(A) (voor beëindiging activiteiten van BSR Van Uden). Hierdoor is woningbouw nu nog niet mogelijk omdat dove gevels uit het oogpunt van woon- en leefkwaliteit en stedenbouwkundige kwaliteit niet wenselijk zijn. Op het noordelijk deel van de pieren kan wel voldaan worden aan de ontheffingswaarde van 55 dB(A). Na het beëindigen van de activiteiten van BSR Van Uden daalt de belasting ook op de zuidelijke delen van de pieren naar 55 dB(A) of lager. Op de Marconistrip is geluidbelasting berekend variërend tussen de 43 dB(A) en 49 dB(A). Deels kan er dus worden voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB(A) maar ook is het nodig om hogere waarden vast te stellen.
Binnen de voorgestelde zonegrens liggen 4 woningen die door de dezonering binnen de nieuwe geluidzone komen te liggen. Deze woningen liggen nu nog op het industrieterrein. Uit de rekenresultaten blijkt dat op twee van deze woningen de geluidsbelasting vanwege industrieterrein HNOF meer dan 50 dB(A) etmaalwaarde bedraagt. Zie tabel 5.8. Voor deze woningen moeten hogere waarden worden vastgesteld.
Tabel 5.8: Hogere waarden bestaande woningen
Na het beëindigen van de activiteiten van BSR Van Uden zijn voor de te ontwikkelen locaties binnen de nieuwe geluidzone (Marconistrip en Merwepieren) geluidbelastingen berekend in de klasse 51-55 dB(A). Voor deze ontwikkellocaties worden hogere waarden voorgesteld van 55 dB(A). Bij lang niet alle woningen zal overigens een geluidbelasting optreden van 55 dB(A). Op het moment dat er een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt aangevraagd kan nader onderzoek naar de exacte geluidbelasting worden uitgevoerd.
Door het vaststellen van een hogere waarde van maximaal 55 dB(A) zal de realisatie van de ontwikkeling van de Merwepieren gefaseerd moeten worden. Zo lang BSR Van Uden in bedrijf is kan op een groot deel van de pieren niet aan de waarde van 55 dB(A) worden voldaan en kunnen er daar geen woningen worden opgeleverd. Om te voorkomen dat in de periode tot de bedrijfsbeëindiging BSR Van Uden beperkt wordt door de vastgestelde hogere waarden van 55 dB(A) bij de woningen aan de zuidelijke Merwepieren is in de planregels vastgelegd dat de hogere waarden pas in werking treden, zodra de woningen zijn gebouwd.
Industrielawaai WEH
Voor de ontwikkellocaties Marconistrip en Merwepieren, waar het bestemmingsplan woonbebouwing mogelijk maakt, ligt de geluidbelasting vanwege industrieterrein Waal-Eemhaven in de geluidklasse 51-55 dB(A). Voor deze ontwikkellocaties worden hogere waarden voorgesteld van 55 dB(A). Bij lang niet alle woningen zal overigens een geluidbelasting optreden van 55 dB(A). Op het moment dat er een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt aangevraagd kan nader onderzoek naar de exacte geluidbelasting worden uitgevoerd.
Wegverkeerslawaai
Het wegverkeerlawaai is vooral relevant langs de Marconistrip. Hier ligt de Marconistraat wat een deel van het bestemmingsverkeer binnen M4H afwikkelt. Hier ligt de geluidbelasting op leefniveau rondom de 60 dB, wat relatief hoog is. Het wegverkeerslawaai op de Merwepieren ligt lager, omdat het een gebied wordt, waarbij ruimte gemaakt wordt voor langzaam-verkeer en de ruimte voor autoverkeer wordt beperkt. Het wegverkeerslawaai ligt hier dan ook richting de zuidpunten van de Merwepieren onder de voorkeursgrenswaarde (< 48 dB). Desondanks heeft het grootste deel van de woningen wel te maken met het wegverkeerslawaai afkomstig van de Marconistraat en in zekere mate ook van de Schiedamseweg ten noorden van de Marconistrip. Uit de rekenresultaten blijkt dat bij alle rekenpunten de geluidsbelasting 68 dB of lager bedraagt. Wel worden er hogere waarden vastgesteld voor de nieuwe woningen die langs de bestaande wegen zijn geprojecteerd. Ook moet er voor de woning aan de Marconistraat 27 vanwege de nieuwe wegaanleg voor de Verlengde Galileistraat een hogere waarde worden vastgesteld van 60 dB.
Hogere waarden
De hogere waarden zijn geborgd in de regels van die bestemmingsplan (artikel Overige regels - hogerewaarden). Da afweging om hogere waarden te verlenen is opgenomen in Bijlage 4 van de regels. In paragraaf 6.2.5 van de toelichting is meer uitleg gegeven over de systematiek.
Cumulatief
Merwepieren
Uit de rekenresultaten blijkt bij een aantal gevels, vooral de eerstelijn langs de pieren hebben een hoge geluidbelasting (61-65 dB Lcum). In het gros van het binnengebied van de Merwepieren is de geluidbelasting echter aanmerkelijk lager (tot 55 dB Lcum). Met name de binnenzijden van de bouwblokken zijn 'gezond' of 'acceptabel' (maximaal 55 dB Lcum). Hierdoor ontstaan er mogelijkheden voor woningbouw op de Merwepieren. De geluidbelasting op het zuidelijke deel van de pieren is dermate hoog dat niet mogelijk is hier nu al woningbouw te realiseren. Dit kan wel op het moment dat de activiteiten van BSR Van Uden beëindigd zijn. Daarom is een zogenaamde kameleonbestemming opgenomen.
Marconistrip
Uit de rekenresultaten blijkt dat aan de buitenranden van de Marconistrip de geluidbelasting tussen 66-70 dB Lcum bedraagt. Dit geldt zowel voor de noordzijde met name wegverkeer (langs de Schiedamseweg) en de zuidzijde (tegen de Merwepieren). De binnenzijden van de bouwblokken hebben een aanmerkelijk lagere geluidbelasting. Dit betekent dus dat op deze locaties de voorwaarde om aan de wettelijke grenswaarde voor wegverkeerlawaai niet wordt voldaan. Maatregelen zijn nodig om hier geluidgevoelige bestemmingen mogelijk te maken. Desondanks kan geconcludeerd worden dat de Marconistrip voor het overgrote deel ontwikkeld kan worden binnen het gestelde kader voor de cumulatieve geluidbelasting
Gezamenlijk geluid
Naast de beschouwing van het cumulatieve geluid is ook inzicht in het gezamenlijk geluid relevant voor de afweging van de invulling van het bestemmingsplan. Hieruit blijkt dat de maximaal berekende waarde in de klasse van 61-65 dB valt. Gelet op de gehanteerde maximale binnenwaarde van 33 dB is voor deze gevels een gevelwering benodigd van maximaal 32 dB. Dit is technisch uitvoerbaar.
Laagfrequent geluid
Door het toepassen van de maatregelen neemt de kans op hinder door laagfrequent geluid ook af. Het nestgeluid bedraagt na de maatregelen ten hoogste 63 dB in één etmaalperiode, wat een reductie van 6 dB is ten opzichte van het planvoornemen. De (indicatieve) overschrijding van de Vercammen curve wordt hierdoor beperkt tot maximaal 10 dB. Door het beëindigen van de activiteiten van BSR Van Uden wordt het nestgeluid op de Merwepieren verder gereduceerd, echter blijft de in het plangebied hoogst berekende geluidimmissie 63 dB.
Er is nader onderzoek uitgevoerd naar laagfrequent geluid (zie Bijlage 7). Hieruit volgen twee verschillende LFG-gevelpakketten met extra isolerend glas die afhankelijk van de hoogte van het LFG toegepast kunnen worden. Door toepassing van één van de twee gevelpakketten kan op vrijwel alle locaties worden voldaan aan de zogenaamde Vercammencurve, wat betekent dat er binnen in de woning minder kans is op hinder van LFG. Op enkele locaties kan niet voldaan worden. Hier is een beperkte overschrijding van de Vercammencurve. Dit wordt aanvaardbaar geacht omdat de berekende overschrijding naar verwachting slechts beperkt in tijd zal optreden. En omdat het treffen van nog zwaardere bouwkundige maatregelen redelijkerwijs niet verlangd kan worden. Huizen moeten dan als bunkers gebouwd worden, met afwijkende gevelconstructies. Dit is financieel en stedenbouwkundig onwenselijk. In de regels van de woonbestemmingen zijn bepalingen opgenomen over het toepassen van de LFG-gevelpakketten. Zie ook paragraaf 6.2.17.
Piekgeluiden
Voor de beoordeling van de piekgeluiden wordt in het bestemmingsplan (verbrede reikwijdte) aangesloten bij de standaardwaarden uit het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl, art. 5.65), voor de toepassing van artikel 2.19 Activiteitenbesluit (Barim). Dit is geregeld in artikel Artikel 38. Concreet betekent dit, dat bij de toepassing van het Activiteitenbesluit de normwaarden uit tabel 5.9 worden toegepast, in plaats van de normen in het Activiteitenbesluit. Het Bkl maakt onderscheid tussen piekgeluiden als gevolg van de aandrijving van transportmiddelen en andere piekgeluiden.
Tabel 5.9: Standaardwaarden piekgeluiden op de gevels van geluidgevoelige gebouwen conform het Bkl, art. 5.65.1
Het Bkl voorziet niet in een standaard beschermingsniveau in de dagperiode. Desalniettemin is in de dagperiode een toetswaarde van 70 dB(A) voor piekgeluiden (niet veroorzaakt door laden en lossen) opgenomen. Indien dat niet haalbaar is, kan de grenswaarde met 5 dB(A) worden verhoogd naar 75 dB(A) met maatwerk.
In het MER en de Oplegnotitie geluid is onderzoek gedaan naar de piekgeluiden van de bedrijven in M4H. Per bedrijf zijn de piekgeluiden van beide categorieën (aandrijfgeluid en andere piekgeluiden) inzichtelijk gemaakt op de dichtstbijzijnde rekenpunten. Onderstaand worden kort de resultaten voor de relevante bedrijven voor het VKA geschetst. Hierbij is een onderscheid gemaakt tussen de situatie dat BSR Van Uden nog aanwezig is en alleen het noordelijk deel van de pieren ontwikkeld kan worden (fase 1) en de situatie dat BSR Van Uden vetrokken is en ook het zuidelijk deel van de pieren ontwikkeld kan worden (fase 2).
Uit de rekenresultaten blijkt het volgende:
- In fase 1, waarbij alleen het noordelijke deel van de pier wordt ontwikkeld, is er sprake van overschrijdingen door het bedrijf BSR Van Uden. De overschrijdingen worden veroorzaakt door het stoten van de grijpers tegen de bak van het schip, met een geluidbronvermogen van 125 dB(A). Het gaat om een overschrijding van 2 dB(A) ten opzichte van de standaard grenswaarde van 65 dB(A) in de avond. BSR Van Uden zal uiterlijk in 2032 zijn werkzaamheden in de Merwehaven beëindigen, waarna deze piekgeluiden niet meer zullen optreden;
- In fase 2, waarbij de gehele pier wordt ontwikkeld, kan sprake zijn van overschrijdingen door het bedrijf Access World Rotterdam. Deze overschrijdingen worden veroorzaakt door het neerzetten van containers op de kade tegenover de pier, met een geluidbronvermogen van 121 dB(A). De overschrijding in fase 2 kunnen zich voor doen op de zuidoostgevel van de bebouwing op de lange Merwepier die ligt tegenover de locatie van Acces World Rotterdam. De gronden mogen pas vanaf 2032 bebouwd worden als BSR Van Uden vetrokken is. Het gaat om een overschrijding van 1 dB(A) ten opzichte van de standaard grenswaarde van 65 dB(A) in de avond.
De overschrijdingen in fase 1 worden om meerdere redenen aanvaardbaar geacht. De start bouw van de woningen op de korte Merwepier waar de overschrijdingen als gevolg van BSR Van Uden optreden is voorzien voor 2029. Uitgaande van oplevering in 2030 is er slechts 2 jaar sprake van overschrijdingen. Naar analogie van de Crisis- en herstelwet (Ontwikkelingsgebied) is dit te verdedigen. Verder is de isolatie van de toekomstige woningen dermate dat de ruimschoots voldaan wordt aan de grenswaarde voor piekgeluiden binnen in de woningen. Voor piekgeluiden binnen in woningen gelden op grond van het Activiteitenbesluit standaard grenswaarden van 50 dB(A) in de avond en 45 dB(A) in de nacht. Bij een standaard geluidwering van de gevel van tenminste 20 dB (eis Bouwbesluit) en een geluidpiek van 67 dB(A) in de avond wordt ruimschoots aan de grenswaarde van 50 dB(A) voldaan. De gevelisolatie zal overigens een stuk meer bedragen dan 20 dB vanwege de eis dat er binnen in de woningen niet meer dan 33 dB mag optreden vanwege het gezamenlijk geluid.
De overschrijding met 2 dB is bovendien beperkt en ten opzichte van de standaard grenswaarde van 65 dB(A) met het menselijk oor maar net waarneembaar als hoger dan een piekgeluid van 65 dB(A). De optredende piekgeluiden zullen in het algemeen lager zijn dan 67 dB(A). De pieken vallen volgens de Handreiking industrielawaai en vergunningverlening in categorie 2: Beperkbare maximale geluidsniveaus. Het geheel voorkomen van de nadelige gevolgen kan echter niet worden gerealiseerd. Omdat het gaat om menselijk handelen is er sprake zijn van een vrij grote spreiding in de optredende geluidniveaus. En als een scheepsromp of container meer gevuld raakt, zal deze aanzienlijk minder afstralen dan een lege scheepsromp of container. Daarnaast zitten de voor de piekgeluiden gehanteerde bronvermogens aan de bovenzijde van de range van dit soort piekgeluiden. Tot slot is het akoestisch klimaat is in deze omgeving niet stil of rustig te noemen. Dat betekent dat in de buitenruimten en binnen bij geopende ramen er al veel geluiden waarneembaar zullen zijn, waardoor de piekgeluiden minder opvallend zullen zijn dan in een stille, rustige omgeving.
Over de overschreidingen in fase 2 het volgende. Vooropgesteld zal de situatie dat AWR voor overschrijdingen zorgt op de punten van de pieren zich in de praktijk niet voordoen. De privaatrechtelijke toestemming voor AWR om de locatie te gebruiken loopt namelijk af op 1 april 2025, terwijl de punten van de pieren pas in 2032 bebouwd mogen worden. Een bedrijf dat zich na 1 april 2025 op deze locatie vestigt moet een nieuwe milieuvergunning aanvragen. Het vergunde recht van AWR doet in 2032 dus niet meer ter zake. Evenwel is het correct dat op basis van de gehanteerde onderzoeksuitgangspunten (op basis van de milieuvergunning van AWR) de maximale waarde van 65 dB(A) in de avond met 1 dB(A) overschreden wordt. De berekende overschrijding wordt veroorzaakt door het geluid van het neerzetten van containers. In het akoestisch onderzoek in de bijlagen van het MER staat hierover het volgende. In het rekenmodel zijn piekbronnen met een geluidvermogen van 121 dB(A) opgenomen voor de containerhandelingen. In de RHDHV-bronnendatabase zijn in het verleden uitgevoerde geluidsmetingen verzameld. Voor piekgeluiden vanwege containerhandelingen zijn door RHDHV in het verleden piekgeluidvermogens tussen de 117 en 120 dB(A) (gemiddeld 119 dB(A)) gemeten. Aanvullend wordt in het artikel 'Piekbronhoogte bij het neerzetten van containers' van Peutz d.d. 29 november 2011 een piekgeluidvermogen van 117 dB(A) gehanteerd voor lege containers, waarbij rekening dient gehouden te worden met een spreiding van ± 3 dB(A). Hieruit blijkt dat met een worst-case piekgeluidvermogen is gerekend van 121 dB(A), maar dat in de praktijk sprake zal zijn van een piekgeluidvermogen van maximaal 120 dB(A). Door de overschatting in het onderzoek van ten minste 1 dB(A) zou in de praktijk voldaan kunnen worden aan de maximale waarde van 65 dB(A) in de avond. Mogelijk ligt de daadwerkelijke geluidbelasting nog wat lager.
Aantal geluidgehinderden en slaapverstoorden
Naar aanleiding van het toetsingsadvies van de Commissie m.e.r. is het aantal (ernstig) gehinderden en het aantal slaapverstoorden van het voorkeursalternatief in beeld gebracht. Bij de beoordeling van de effecten wat betreft aantallen gehinderden en slaapverstoorden is gebruik gemaakt van zogenaamde dosis-effectrelaties. In tabel 5.9a is zijn de kentallen per geluidbelastingsklasse aangegeven uit bijlage 2 van de Regeling geluid milieubeheer (Rgm): hoeveel procent van de inwoners is bij die geluidbelasting ernstig gehinderd of gehinderd. Bijvoorbeeld, bij een geluidbelasting van 65 t/m 69 dB heb je gemiddeld 20% kans dat iemand zich ernstig gehinderd voelt. Bij deze kentallen wordt gebruik gemaakt van de cumulatieve geluidbelasting over het etmaal. In tabel 5.9a is ook per geluidbelastingsklassen aangegeven hoeveel procent van de inwoners bij die geluidbelasting slaapverstoord is. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de cumulatieve geluidbelasting in de nachtperiode.
Tabel 5.9a: kengetallen geluidgehinderden en slaapverstoring
Op basis van de cumulatieve geluidbelasting in het voorkeursalternatief is, uitgaande van de dosis-effectrelaties van het Rgm, het aantal (ernstig) gehinderden en het aantal slaapverstoorden bepaald, voor twee varianten van de stedenbouwkundige invulling van Merwehaven:
- 1. Invulling Marconistrip en de noordelijke helft van de Merwepieren (Woongebied-1 uit het ontwerp bestemmingsplan), incl. het maatregelenpakket vanwege nestgeluid 2032;
- 2. Invulling Marconistrip en de gehele Merwepieren (Woongebied-2 uit het ontwerp bestemmingsplan), incl. het maatregelenpakket vanwege nestgeluid 2032 en het vertrek van BSR Van Uden na 2032.
De resultaten zijn weergeven in tabel 5.9b. De percentages (ernstig) gehinderden en slaapverstoorden in de nieuwe woningen van M4H komen in hoofdlijnen overeen met de percentages voor heel Rotterdam. De (ernstig) gehinderden en slaapverstoorden in Rotterdam hebben vooral geluidhinder van stedelijk wegverkeer (91%), industrielawaai is voor slechts 3% de belangrijkste geluidbron. In M4H zijn industrielawaai en nestgeluid van scheepvaartverkeer de belangrijkste bronnen. Industrielawaai wordt in het algemeen als minder hinderlijk ervaren dan wegverkeerslawaai.In deze berekeningen voor M4H is nog geen rekening gehouden met bouwkundige maatregelen (isolatie e.d.).
Tabel 5.9b: percentages gehinderden en slaapverstoorden.
Fruitterminal
Uit het akoestisch onderzoek in Bijlage 8 blijkt dat het bestemmingsplan voldoende geluidruimte bevat om een moderne fruitterminal op de FTR-locatie te realiseren. Afhankelijk van de variant is mogelijk extra geluidruimte nodig bij een aantal zone-immissiepunten. Op grond van de binnenplanse afwijkingsbevoegdheid in artikel 41.6 kan hiervoor een omgevingsvergunning verleend worden. De vergunning kan worden verleend omdat de extra geluidruimte niet leidt tot overschrijding van grenswaarden Wet geluidhinder en bovendien beperkt is.
5.3.3 Conclusie
Uit het voorgaande blijkt dat voldaan kan worden aan de maximale ontheffingswaarden van de Wet geluidhinder voor de te bestemmen woongebieden op de Marconistrip en het noordelijk deel van de Merwepieren. Daar wordt ook voldaan aan de tweede voorwaarde om woningbouw mogelijk te maken, namelijk het afwegingskader ten aanzien van de cumulatieve geluidbelasting. In de planregels wordt geborgd dat dit afwegingskader wordt voldaan. Verdere borging om de geluideffecten uit te kunnen sluiten vindt plaats door een geluidverkaveling in het bestemmingsplan op te nemen, een regeling voor piekgeluid en laagfrequent geluid in het bestemmingsplan op te nemen en tot slot door het vaststellen van hogere waarden voor nieuwe woningen. De geluidbelasting in het gebied wordt de komende jaren gemonitord met het Monitorings- en Evaluatieprogramma M4H, zie ook paragraaf 5.17. Daarmee is deze ontwikkeling aanvaardbaar en vormt het aspect geluid geen belemmering.
5.4 Luchtkwaliteit
5.4.1 Kader en onderzoeksopzet
Wettelijk kader
Het wettelijk kader voor luchtkwaliteit is de Wet milieubeheer (Wm). Hierin zijn grens- en richtwaarden vastgesteld voor bepaalde stoffen in de lucht. Stikstofdioxide (NO2), fijnstof (PM10) en zeer fijn stof (PM2,5) zijn de meest kritische stoffen. Als voldaan wordt aan de wettelijke normen voor deze stoffen kan een overschrijding van de normen voor de overige stoffen redelijkerwijs worden uitgesloten. Ook de World Health Organisation (WHO) heeft streefwaarden voor deze stoffen, uitgedrukt in een advieswaarde. Deze waarden zijn strenger dan de grenswaarden uit de Wm. De concentratie roet is ook bepalend voor de luchtkwaliteit, maar hiervoor bestaan geen wettelijke normen of advieswaarden. Zie tabel 5.10 voor de Wm en WHO-waarden.
Tabel 5.10: Grenswaarden
Relevant gemeentelijk beleid
Beleidsregel buitenklimaat: ongeacht de luchtkwaliteit worden geen nieuwe gevoelige bestemmingen gerealiseerd in de eerstelijns bebouwing bij wegen met meer dan 10.000 motorvoertuigbewegingen per etmaal binnen een afstand van 50 meter van de rand van de weg.
Onderzoeksopzet
De transformatie van M4H leidt (mogelijk) tot veranderingen in de concentratie lucht-verontreinigende stoffen als gevolg veranderingen in het autoverkeer, de scheepvaart en bedrijfsactiviteiten. In dit luchtkwaliteitsonderzoek zijn de effecten van het planvoornemen met laag en hoog programma, ondergebracht in de drie mobiliteitsvarianten 3, 4 en 5 berekend. De luchtkwaliteit in een gebied wordt mede bepaald door de aanwezige uitstootbronnen, zoals verkeer, scheepvaart, industrie, huishoudens en landbouw: de zogenaamde achtergrondconcentraties. Voor het thema luchtkwaliteit is sprake van significante verschillen (in positieve zin) tussen de huidige situatie en de referentiesituatie. Dit komt voornamelijk door de autonome groei van het verkeer in en rondom het plangebied, maar ook door investeringen vanuit de EU, het Rijk en de gemeente om de luchtkwaliteit te verbeteren. Dit gebeurt onder andere door maatregelen voor schonere auto's en minder uitstoot in de industrie en landbouw. Hierdoor daalden de concentraties fijn stof en stikstofdioxide de afgelopen jaren.
5.4.2 Onderzoeksresultaten
Huidige situatie
Om inzicht te krijgen in de huidige kwaliteit van de lucht in en rondom M4H, is de jaargemiddelde concentratie NO2 in beeld gebracht op basis van monitoringstool NSL. De uitkomsten zijn als volgt.
- er zijn geen overschrijdingen van de jaargemiddelde NO2-grenswaarde (40 µg/m3) in het gebied. De 2005-WHO advieswaarde (40 µg/m3) wordt niet overschreden, de 2021-WHO-advieswaarde (10 µg/m3) wordt wel ruimschoots overschreden;
- er zijn geen overschrijdingen van de jaargemiddelde grenswaarde of 2005-WHO advieswaarde voor PM10 (respectievelijk 40 en 20 µg/m3), wel wordt de 2021-WHO-streefwaarde van 15 µg/m3 overschreden.
- voor PM2,5 worden zowel de 2021-WHO-advieswaarde (5 µg/m3) ook de 2005-WHO-advieswaarde (10 µg/m3) overschreden. In het plangebied ligt de jaargemiddelde concentratie op deze waarde.
- voor roet zijn er geen wettelijke normen, het voldoet zowel in als buiten het plangebied aan de streefwaarde van 1,03 µg/m3.
Referentiesituatie
Uit het uitgevoerde onderzoek blijkt het volgende voor de referentiesituatie.
- de concentraties voor stikstofdioxide (NO2) liggen maximaal op 25,1 µg/m3. Deze treedt op langs de Radiostraat, ter hoogte van de Merwepieren. Dit is een daling van de concentraties ten opzichte van de huidige situatie met circa 1,5 µg/m3. Dit komt vooral door de maatregelen op Europees, landelijk en lokaal niveau. De 2021-WHO-advieswaarde (10 µg/m3) wordt ook in 2031 niet gehaald.
- de maximale concentraties fijn stof liggen op 19,4 µg/m3. Deze hoogste concentraties doen zich voor langs de Antennestraat, ter hoogte van de Merwepieren. Deze concentraties zijn gelijk aan de huidige situatie. De 2021-WHO-advieswaarde (15 µg/m3) wordt ook in 2031 niet gehaald in het plangebied, de 2005-WHO-advieswaarde (20 µg/m3) wel.
- de concentraties zeer fijn stof liggen op 11,7 µg/m3. Dit is 0,8 µg/m3 hoger dan in de huidige situatie. De concentraties zijn het hoogst langs de Gustoweg. De 2005- en 2021-WHO-advieswaarden (respectievelijk 10 en 5 µg/m3) worden autonoom niet gehaald in het plangebied.
- de concentratie roet (EC) ligt zowel in het plangebied als in het studiegebied maximaal op 1,03 µg/m3. Er zijn geen wettelijke kaders voor roet, maar het voldoet zowel in als buiten het plangebied aan de gezondheidskundige streefwaarde van 1,03 µg/m3.
Effecten planvoornemen en VKA
Door de transformatie van M4H neemt het verkeer toe. Door de groei van het verkeer nemen ook de concentraties luchtverontreinigende stoffen toe. Het scheepvaartverkeer neemt echter sterk af door een afname van de binnenvaart en de zeevaart in het plangebied. De planbijdrages van de scheepvaart op de luchtkwaliteit zijn daarom zeer beperkt. Een deel van de bestaande bedrijvigheid verdwijnt en daarmee vervallen ook de bijbehorende emissies. De nieuwe bedrijvigheid die mogelijk wordt gemaakt is mengbaar met wonen. Het uitgangspunt is daarom dat deze type bedrijvigheid geen significante bijdrage aan de concentraties oplevert. Gerekend is met beperkte bijdrages als gevolg van nieuwe bedrijfsactiviteiten.
In alle mobiliteitsvarianten worden toenames van de concentratie NO2 berekend op plangebiedniveau. De toenames liggen tussen 1,1 µg/m3 (variant 3) en 2,4 µg/m3 (variant 4). Dit betreft een toename tussen 3% en 6% van de NO2 grenswaarde (40 µg/m3 ). Ook de concentraties PM10 stijgen: 1,1 µg/m3 bij variant 3 en 5 en 1,2 µg/m3 bij variant 4. De concentraties PM2,5 en roet stijgen bij alle varianten met respectievelijk 1 µg/m3. en 0,22 µg/m3. De beschreven toenames gelden voor het planvoornemen. De toenames als gevolg van het VKA liggen lager.
Ondanks de toenames is in alle varianten is per saldo sprake van dalende concentraties ter hoogte van de gevoelige bestemmingen (de geprojecteerde woningen), met name door lagere concentratiebijdragen van bedrijfsactiviteiten, zee- en binnenvaart. In de varianten 3 en 5 is het saldo tussen woningen waar de concentratie afneemt en woningen met een toename iets positiever dan in variant 4 maar de verschillen zijn beperkt en nauwelijks onderscheidend.
Effecten mobiliteitsvariant 3
Effecten mobiliteitsvariant 4
Effecten mobiliteitsvariant 5
BSR Van Uden
Er is nader onderzoek uitgevoerd naar de uitstoot van fijnstof door het bedrijf BSR Van Uden, zie Bijlage9. Dit omdat het vermoeden bestaat dat de in de vergunning vastgelegde fijnstofuitstoot een onderschatting is van de werkelijke situatie. De hoeveelheid fijnstof die het bedrijf produceert is net als in het onderzoek naar zichtbaar stof uitgedrukt in verschillende contouren. Het belangrijkst is de jaargemiddelde 40 µg PM10/m³ contour, dit is de wettelijke grenswaarde voor fijnstof die is vastgelegd in de Wet milieubeheer. De jaargemiddelde 40 µg PM10/m³ contour, in het onderzoek donkergroen aangeduid, ligt niet over het toekomstige woongebied Merwehaven heen. Dit betekent dat in het toekomstige woongebied voldaan wordt aan de wettelijke grenswaarde voor fijnstof. Ook aan de etmaalgrenswaarde (maximaal 35 dagen per jaar een waarde van 50 µg PM10/m³ of meer) wordt voldaan. De fijnstofuitstoot van het bedrijf vormt daardoor geen beperking voor het toekomstige woongebied.
5.4.3 Conclusie
Bij alle mobiliteitsvarianten wordt voldaan aan de wettelijke grenswaarden van 40 µg/m3 voor stikstofdioxide, 40 µg/m3 voor fijnstof en 25 µg/m3 voor zeer fijnstof. Bij alle varianten wordt voldaan aan de Rotterdamse richtwaarde van 1,03 µg/m3 voor roet. Ook wordt voldaan aan de WHO 2005 advieswaarden voor stikstofdioxide en fijnstof. Er wordt niet voldaan aan niet voldaan aan de WHO advieswaarden 2021. Dit is echter geen wettelijk kader dus het vormt geen beperking voor de transformatie van het M4H gebied. Overigens wordt die in de huidige en referentiesituatie ook overschreden. Ten aanzien van het aspect 'luchtkwaliteit' zijn zowel het planvoornemen als het VKA uitvoerbaar.
Om te kunnen voldoen aan de Rotterdamse Beleidsregel buitenklimaat is in de regels van Woongebied -1 opgenomen dat scholen voor basis- en voortgezet onderwijs, kinderdagverblijven en buitenschoolse opvang zijn niet toegestaan binnen een afstand van 50 meter van de Schiedamseweg.
5.5 Geur
5.5.1 Kader en onderzoeksopzet
Kader
Het wettelijk kader wordt gevormd door de Wet geurhinder en veehouderijen (Wgv). Ook regionaal niveau geldt de Geuraanpak kerngebied Rijnmond, en op lokaal niveau de Geurverordening Floating Farm. Voor M4H is Geuraanpak kerngebied Rijnmond het meest relevant. De Geuraanpak is een nadere invulling van het provinciale stankbeleid. Het streven is dat buiten de terreingrens geen geur afkomstig van een inrichting waarneembaar is (strengste maatregelniveau I). Indien maatregelniveau I niet wordt behaald, wordt afgewogen of een lager maatregelniveau (II of III) kan worden gehanteerd. Zie tabel 5.11.
Tabel 5.11: Geuraanpak kerngebied Rijnmond
Onderzoeksopzet
Voor de beoordeling van het aspect geur is samen met de DCMR een bedrijveninventarisatie uitgevoerd. De geuremissie wordt uitgedrukt in Europese odour units per kubieke meter (OUE/m3). Eén Europese odour unit per kubieke meter is de concentratie geurstoffen die door iemand van een geurpanel in een laboratorium met zekerheid kan worden geroken. De geurbelasting is uitgedrukt in percentielwaarden. Voor de percentielwaarden wordt vaak 98-P of 99,99-P aangehouden. Bijvoorbeeld 1 OUE/m3 als 98-percentiel betekent dat de uurgemiddelde geurconcentratie van 1 OUE/m3 gedurende 98 procent van het jaar niet wordt overschreden. Echter, 2 procent van het jaar is de bron dus wel waarneembaar en kan als hinder ervaren worden. In uren uitgedrukt betekent dit dat er 175 uur per jaar wel geur (en dus mogelijk hinder) wordt ervaren. In het geval van het 99,99-percentiel geldt dat er afgerond 0,9 uur per jaar (afgerond 1 uur per jaar) mogelijk geur waarneembaar is vanaf de bron. Er is dus potentieel meer geurhinder in de 98-P dan in het 99,99-P.
Voor M4H wordt er naar gestreefd de geurhinder tot een uiterst minimum te beperken conform Maatregelniveau I uit de Geuraanpak Kerngebied Rijnmond. Dit betekent dat nieuwe (industriële) bedrijven geen geurwaarnemingen mogen veroorzaken buiten de terreingrens. De richtwaarde is maximaal 0,5 OUE/m³ als 99,99-P bij de terreingrens (conform maatregelniveau I). Voor bestaande (industriële) bedrijven wordt de richtwaarde van 0,5 OUE/m³ als 99,99-P ter plaatse van het geurgevoelige objecten als acceptabel bevonden (conform maatregelniveau II). Voor de floating farm wordt de minimale afstand van 50 meter tussen de inrichting en het geurgevoelig object als acceptabel bevonden.
Er zijn in M4H meerdere bedrijven die vanwege het type activiteit geurrelevant zijn (zie tabel 5.12). Enkele daarvan hebben echter een zeer lage geurbelasting of er zijn dusdanig maatregelen getroffen dat deze daardoor geen geurhinder buiten de terreingrens meer veroorzaken (aangeduid met 'maatregelniveau I'). Derhalve zijn deze bedrijven niet geurrelevant voor de transformatie van M4H. De bedrijven met een hogere geurhinder buiten de terreingrens zijn geurrelevant voor de transformatie van M4H. Dit zijn:
- AVR: het afval overslagbedrijf aan de Keilehaven. Hier wordt afval op schepen overgeslagen;
- Stadshaven Brouwerij/Bierfabriek: hier wordt bier gebrouwen waarbij bij het productieproces mogelijk een beperkte mate van geurhinder optreedt;
- Floating Farm: een drijvende stadsveehouderij. In de huidige situatie heeft de Floating Farm een omgevingsvergunning strijdig gebruik (ruimtelijk besluit) voor het houden van 40 melkkoeien en bijbehorende voorzieningen. Deze vergunning eindigt in 2026 en zal niet verlengd worden (erfpacht tot maximaal 30 juni 2029).
Tabel 5.12: Geurrelevante bedrijven in M4H
De AVR heeft een overeenkomst met de gemeente Rotterdam tot 2030. De ambitie is om het overslagstation naar elders in Rotterdam te verplaatsen, waardoor deze waarschijnlijk niet meer in gebruik zal zijn op deze locatie. Dan treedt er ook geen geurhinder meer op in de directe omgeving waardoor in genoemde deelgebieden geurgevoelige objecten kunnen worden toegevoegd. Momenteel is echter nog geen alternatieve locatie bekend waar AVR naar toe kan verplaatsen.
5.5.2 Onderzoeksresultaten
Huidige situatie en referentiesituatie
De geurcontouren van de drie bedrijven in de huidige situatie zijn vastgelegd in figuur 5.6. Voor AVR en de Stadshavenbrouwerij geldt dat deze figuur ook de referentiesituatie aangeeft. Floating Farm vertrekt in 2026 en is daarom niet meer aanwezig in de referentiesituatie. Het toekomstige woongebied Merwehaven is rood aangeduid.
Figuur 5.6: geurrelevante bedrijven in M4H
De 0,5 OUE/m³ als 99,99-P contour van AVR ligt over een groot deel van het Keilekwartier en het zuidwestelijke deel van het Marconikwartier. De 1 OUE/m³ als 99,99-P contour van AVR ligt over het westelijk deel van het Keilekwartier. In de huidige situatie zijn hier geen woningen aanwezig, waardoor dit geen knelpunt is. De contouren reiken niet tot het gebied Merwehaven. De 0,5 OUE/m³ als 99,99-P contour van de Stadshavenbrouwerij ligt wel over een deel van Merwehaven. Buiten deze contour is maximaal ca. 1 uur per jaar geurhinder te verwachten, waardoor er sprake is van een acceptabele situatie. Binnen de contour is mogelijk sprake van meer geurhinder. In de huidige situatie zijn hier geen woningen aanwezig, waardoor dit geen knelpunt is.
In de verordening voor de Floating Farm is alleen een 98-P contour vastgelegd. De 0,5 OUE/m³ als 98-P contour ligt over een klein deel gebied Merwehaven. Binnen deze contour kan ca. 175 uur per jaar geur waarneembaar zijn. hier zijn nu geen woningen aanwezig. Voor de Floating Farm is ook de Wgv relevant. Hierin is bepaald dat er in beginsel minimaal 100 meter afstand tussen een koeienstal en woningen moet zijn. In de verordening is onderbouwd dat die afstand in dit geval 50 meter kan bedragen, zie de stippellijn. Binnen deze afstand zijn woningen toegestaan. De contour ligt over een klein deel van Merwehaven.
Effecten planvoornemen en VKA
De gebiedsontwikkeling zorgt niet voor meer geurhinder veroorzakende bedrijven omdat het uitgangspunt is dat nieuwe bedrijven geen geurwaarnemingen buiten de terreingrens mogen veroorzaken. Door de bouw van woningen in Merwehaven, Marconikwartier en Keilekwartier ontstaat het risico op geuroverlast omdat de 0,5 OUE/m³ als 99,99-P contouren over deze gebieden liggen.
Voor het Keile- en Marconikwartier is AVR relevant. Het is niet mogelijk maatregelen aan de bron te treffen vanwege de aard van de bedrijfsactiviteiten. Buiten de 0,5 OUE/m³ als 99,99-P contour is maximaal ca. 1 uur per jaar geurhinder te verwachten, waardoor er sprake is van een acceptabele situatie. Tussen de 1,0 en 0,5 OUE/m³ als 99,99-P contouren is mogelijk geurhinder te verwachten. Er kunnen alleen geurgevoelige objecten (woningen) gerealiseerd worden als nader geuronderzoek uitgevoerd wordt. Hieruit volgen mogelijk maatregelen. Ook moet aangetoond worden dat AVR niet in haar bedrijfsvoering beperkt wordt. Dit is geborgd door de regeling in artikel 40.6.1 in combinatie met een aanduiding op de verbeelding. Binnen de 1 OUE/m³ als 99,99-P contour zijn geen nieuwe geurgevoelige objecten toegestaan. Dit is geborgd in artikel 40.6.2 in combinatie met een aanduiding op de verbeelding.
AVR heeft in beginsel een huurcontract tot 2030 en er wordt gezocht naar een alternatieve locatie voor het overslagstation. Mocht AVR vertrekken dan komen de geurcontouren te vervallen waardoor maatregelen niet meer nodig zijn. Als AVR aanwezig blijft kan onderzocht worden of geurbeperkende maatregelen mogelijk zijn. Op dit moment vormt de geurhinder van AVR een knelpunt om het hele planvoornemen uit te voeren. AVR vormt geen knelpunt voor het VKA omdat het Marconikwartier op grotere afstand ligt.
Voor Merwehaven zijn de Stadshavenbrouwerij en de Floating Farm relevant. Buiten de 0,5 OUE/m³ als 99,99-P contour is maximaal ca. 1 uur per jaar geurhinder te verwachten, waardoor er sprake is van een acceptabele situatie. Over de Stadshavenbrouwerij het volgende. De DCMR heeft onderzocht of er binnen de contour geurhinder te verwachten is. Uit het onderzoek blijkt dat er geen noemenswaardige geurhinder te verwachten is bij de toekomstige woningen. Dit komt door de maatregelen die het bedrijf al getroffen heeft (condenser en schoorsteen) en de afstand van de schoorsteen en brouwerij tot de nieuwbouw. Evenwel kan enkele uren per jaar geur worden waargenomen bij de woningen, maar dit zal niet tot hinder leiden. De toekomstige woningen leiden niet tot een beperking van de bedrijfsvoering. De brouwerij kan conform hun vergunning 20.000 hectoliter bier per jaar blijven brouwen zoals zij nu ook doet. De contour uit figuur 5.6 is niet opgenomen in de vergunning. Ook heeft de brouwerij geen milieuvergunning of milieumaatwerkvoorschrift. Omdat op voorhand aangetoond is dat er geen noemenswaardige hinder te verwachten is hoeft de contour niet opgenomen te worden in het bestemmingsplan.
In de situatie van het planvoornemen en VKA is de Floating Farm niet meer aanwezig. Er is echter wel een tijdelijke situatie waarin mogelijk geurgevoelige objecten kunnen worden gerealiseerd in de buurt van de Floating Farm. Hiervoor geldt dat er buiten de 50 meter adviesafstand vanwege het houden van koeien geen sprake is van geurhinder en geurgevoelige objecten zondermeer mogelijk zijn. In de tijdelijke situatie zijn binnen deze 50 meter alleen geurgevoelige objecten mogelijk, indien er maatregelen getroffen worden, zoals het aanbrengen van geurfilters in de geurgevoelige objecten.
5.5.3 Conclusie
De gebiedsontwikkeling zorgt niet voor meer geurhinder doordat nieuwe bedrijven geen geurwaarnemingen buiten de terreingrens mogen veroorzaken. Dit is geborgd in de regels van artikel 7.4.4. Onderzoek wijst uit dat er geen geurhinder van de Stadshavenbrouwerij te verwachten is bij de toekomstige woningen in Merwehaven. Hiermee is het VKA uitvoerbaar. Voor de toekomstige herontwikkeling van het Keile- en Marconikwartier zijn onderzoek en maatregelen nodig om geurhinder als gevolg van AVR te voorkomen. Dit is geborgd in de regels van artikel 40.6.
Hiermee is het VKA uitvoerbaar. Deze regeling ziet ook op het Keile- en Marconikwartier, ook al is daar nu nog geen ontwikkelgerichte bestemming opgenomen. Om het planvoornemen te realiseren zijn nadere maatregelen nodig.
5.6 Stofhinder
5.6.1 Kader en onderzoeksopzet
Kader
Het kader voor stofhinder is het Activiteitenbesluit. Hierin is een zorgplicht opgenomen: bedrijven voorkomen stofhinder, of beperken dit tot een aanvaardbaar niveau. Er gelden geen harde normen.
Onderzoeksopzet
Er is samen met DCMR een bedrijveninventarisatie uitgevoerd en op basis hiervan is een analyse gedaan.
5.6.2 Onderzoeksresultaten
Huidige en referentiesituatie
Er zijn in M4H twee bedrijven die mogelijk stofhinder veroorzaken. Het gaat om BSR Van Uden en AVR. De bedrijfsactiviteiten van BSR Van Uden bestaan uit op- en overslag van stuifgevoelige stoffen. AVR is een vuiloverslagstation in het Keilekwartier (AVR). Beide inrichtingen hebben een vergunning waarin is opgenomen dat stofverspreiding zoveel mogelijk voorkomen dient te worden op een afstand van 2 meter of meer van de bron.
Effecten planvoornemen en VKA
Aangezien beide bedrijven conform hun vigerende vergunningen stofhinder zo veel mogelijk moeten voorkomen op een afstand van 2 meter vanaf de bron, zijn er in beginsel ook geen negatieve milieueffecten te verwachten. Andersom geredeneerd heeft het planalternatief ook geen effect op stofhinder: nieuwe bedrijven moeten namelijk elke vorm van stofhinder binnen de eigen inrichting houden.
Voor BSR Van Uden geldt dat er voorschriften in de vergunning zijn opgenomen om stofverspreiding te voorkomen. Er is nader onderzoek uitgevoerd naar de stofverspreiding van dit bedrijf (zie Bijlage 9). Hieruit blijkt het volgende. De mate van verwachte stofhinder is in het onderzoek uitgedrukt in contouren. De contouren liggen om de 6 locaties op de kade van BSR Van Uden waar de kranen staan die stuifgevoelige goederen overslaan van en naar schepen, dit zijn de zogenaamde emissiebronnen. Hoe dichter bij de emissiebron, hoe groter de kans op stofhinder. In het onderzoek zijn vier contouren berekend:
- De grens waarbinnen <10 kg zichtbaar stof per hectare per jaar te verwachten is: hier is maandelijks tot incidenteel zichtbaar stof te verwachten (dit is de groene contour in het onderzoek, net zichtbaar in de rechter onder hoek);
- De grens waarbinnen <73 kg zichtbaar stof per hectare per jaar te verwachten is: hier is wekelijks tot maandelijks zichtbaar stof te verwachten (dit is de gele contour in het onderzoek);
- De grens waarbinnen <365 kg zichtbaar stof per hectare per jaar te verwachten is: hier is dagelijks tot wekelijks zichtbaar stof te verwachten (dit is de oranje contour in het onderzoek);
- De grens waarbinnen <3.650 kg zichtbaar stof per hectare per jaar te verwachten is: hier is dagelijks zichtbaar stof te verwachten (dit is de rode contour in het onderzoek).
figuur 5.6a: depositie van zichtbaar stof.
De uitgangspunten van het onderzoek zijn gebaseerd op de milieuvergunning van BSR Van Uden en de bijbehorende onderzoeken. Hierin is onder andere beschreven welke doorzet is toegestaan en welke maatregelen BSR Van Uden moet treffen om stofhinder in de omgeving te voorkomen. Verder is het goed te benoemen dat de stofdepositie met twee rekenmethoden berekend is: de TNO- en NTA-methode. De resultaten van de TNO-methode zijn worst-case en zijn daarom aangehouden voor de afweging.
Toetsingskader
Er is geen wettelijk toetsingskader voor de aanvaardbaarheid van zichtbaar stof. Wel kan gesteld worden dat woningbouw niet aanvaardbaar is in een gebied waar dagelijks of dagelijks tot wekelijks zichtbaar stof te verwachten is. Dit komt overeen met het gebied binnen de oranje contour, waar alleen de punten van de Merwepieren in vallen. Tussen de oranje en gele contour is wekelijks tot maandelijks stofhinder te verwachten. Hier is woningbouw wel aanvaardbaar. Vrijwel geheel Merwehaven (exclusief de punten van de Merwepieren) valt in deze zone. Pas buiten de groene contour, op ruim 2 km afstand van BSR Van Uden, is incidenteel of geen stofhinder te verwachten.
Afweging
Op grond van het bestemmingsplan kan het noordelijk deel van Merwehaven op korte termijn bebouwd worden. Dit deel is aangeduid met fase 1 in bovenstaande figuur. Het zuidelijk deel, de punten van de pieren, kan op grond van een kameleonbestemming pas bebouwd worden zodra BSR Van Uden de activiteiten gestaakt heeft. Dit vanwege de geluidbelasting die het bedrijf veroorzaakt. Dit deel is aangeduid met fase 2 in bovenstaande figuur. Toevalligerwijs valt de oranje contour uit het stofhinderonderzoek samen met de kameleonbestemming. Binnen de oranje contour zijn woningen niet aanvaardbaar. De gronden binnen de oranje contour mogen echter pas bebouwd worden wanneer BSR Van Uden de activiteiten gestaakt heeft. Hiermee verdwijnt ook de stofhinder. De oranje contour vormt dus geen beperking voor de woningbouwmogelijkheden die het bestemmingsplan op de punten van de pieren biedt.
De rest van de woonbestemmingen in Merwehaven ligt binnen de zone waar wekelijks tot maandelijks stofhinder te verwachten valt (tussen de oranje en gele contour). Er heeft een afweging plaatsgevonden over de woningbouw die dit bestemmingsplan hier mogelijk maakt in relatie tot de verwachte stofhinder.
Een situatie waarin toekomstige bewoners wekelijks tot maandelijks stofhinder kunnen verwachten is suboptimaal, maar wel aanvaardbaar. Vooropgesteld is het belangrijk om te noemen dat zichtbaar stof hinderlijk is, maar geen gezondheidseffecten heeft, zoals fijnstof. De voornaamste reden voor de aanvaardbaarheid is de tijdelijkheid van de stofhinder: uiterlijk 1 juli 2032 moet BSR Van Uden haar activiteiten staken en verdwijnt de stofhinder. De eerste start bouw in Merwehaven is eind 2025/begin 2026 beoogd. De woningen zullen medio/eind 2027 opgeleverd worden. De periode met verwachte stofhinder is dus beperkt. Bovendien ligt deze locatie in de Marconistrip halverwege de oranje en gele contour. Stofhinder is hier dus niet wekelijks te verwachten. De start bouw van de overige locaties is medio 2026 of later, oplevering vanaf 2028. De start bouw van de locatie die het dichtstbij BSR Van Uden ligt is pas begin 2029 voorzien. Hier is slechts een jaar stofhinder te verwachten uitgaande van een bouwtijd van 1.5 tot 2 jaar. Bij de woningbouw op de kop van de Marconistrip is vanwege de start bouw in 2030 helemaal geen stofhinder meer te verwachten. Overigens zijn er vanuit de Grensflat, tegenover de woningbouwlocatie, geen klachten bekend over stofhinder.
Verder zullen toekomstige bewoners op de hoogte worden gesteld van de te verwachten stofhinder. Zo kunnen zij zelf de keuze maken of dit voor hen aanvaardbaar is of niet. Ook regent het in Nederland gemiddeld één keer per drie dagen. Door een regenbui spoelt het stof weg. Er kan ook onderzocht worden of de ramen van de wooncomplexen in de tijdelijke situatie tot 2032 vaker gewassen kunnen worden. Auto's worden inpandig in mobiliteitshubs geparkeerd. Tot slot speelt hier ook het belang van de woningbouwopgave.
5.6.3 Conclusie
De bestaande bedrijven moeten op grond van hun vergunning maatregelen treffen om stofhinder zo veel mogelijk te voorkomen en vormen daarmee geen beperking voor het planalternatief of VKA. Het planalternatief of VKA zorgt niet voor een toename van stofhinder.
5.7 Water
5.7.1 Kader en onderzoeksopzet
Kader
Het beleidskader voor het aspect water is omvangrijk. In totaal gaat het om 24 kaders op Europees, landelijk, provinciaal, regionaal (het Hoogheemraadschap van Delfland) en gemeentelijk niveau. De belangrijkste kader zijn de Waterwet en waterbesluit, Keur Delfland, Watersleutel Delfland en Rotterdams Weerwoord. In het MER is al het beleid over water geanalyseerd en zijn de harde uitgangspunten voor de herontwikkeling van M4H op een rij gezet. Zie tabel 5.13.
Tabel 5.13: Harde uitgangspunten ten aanzien van water
Naast deze harde uitgangspunten gelden er nog een aantal aanvullende ambities vanuit het Ruimtelijk Raamwerk. Zie tabel 5.14.
Tabel 5.14: Aanvullende uitgangspunten ten aanzien van water
Onderzoeksopzet
Voor dit thema is een watertoets uitgevoerd (bijlage 6 van het MER) en er is een Adaptatiestrategie Waterveiligheid (bijlage 7 van het MER) opgesteld. In deze paragraaf zijn de effecten samengevat. Er is onderzoek gedaan naar de aspecten oppervlaktewater, grondwater, hemelwateroverlast, afvalwatersystemen, waterkwaliteit en waterveiligheid. Het bestemmingsplan moet minimaal voldoen aan de harde uitgangspunten uit tabel 5.13. Daarnaast is er getoetst aan de aanvullende ambities vanuit het Ruimtelijk Raamwerk.
5.7.2 Onderzoeksresultaten
Huidige situatie en referentiesituatie
Voor het thema water geldt dat de referentiesituatie voor de meeste aspecten gelijk is aan de huidige situatie. De autonome ontwikkelingen hebben gezien de beperkte omvang van deze ontwikkelingen niet of nauwelijks invloed op de waterhuishouding in M4H. De zeespiegelstijging heeft invloed op de kans op overstromen in de toekomst. Hierop wordt nader ingegaan bij het aspect waterveiligheid.
Algemeen
Het plangebied van M4H beslaat circa 207 hectare (land en water). 113 ha is verhard, 14 ha is onverhard en 80 ha bestaat uit oppervlaktewater (de Nieuwe Maas). Het huidige maaiveld in het plangebied varieert tussen de NAP +2,7 m en NAP +3,9 m. Dit komt uit op een gemiddelde maaiveldhoogte van NAP +3,5 m. De deelgebieden Gustoweg (oostzijde), Keilekwartier en het Marconikwartier zijn de laagstgelegen gebieden met een gemiddelde van NAP +3,3 m. De hoogstgelegen deelgebieden zijn de westzijde van Gustoweg, de noordzijde van het Keilekwartier en Galileipark.
Oppervlaktewater
Het enige oppervlaktewater binnen het plangebied zijn de Nieuwe Maas en de havenbekkens. Aan de noordzijde van het gebied zijn zich twee duikers, deze liggen in het verlengde van de primaire watergangen ten noorden van het plangebied. Beide duikers zijn aangesloten op een gemaal, ten noorden van de Schiedamseweg, buiten het plangebied. Het oostelijk gemaal pompt overtollig water uit het oppervlaktewatersysteem ten noorden van het plangebied. Het westelijk gemaal voert water af vanuit het oppervlaktewatersysteem ten noorden van het plangebied.
Grondwater
De grondwaterstanden in het plangebied van M4H kunnen sterk variëren. De bandbreedte van de grondwaterstanden in het gebied is grofweg 1,5 tot 3 m beneden maaiveld. Dichterbij de Nieuwe Maas neemt de grondwaterstand af, dit komt mede door het drainerend effect van het oppervlaktewater van de Nieuwe Maas. Heel M4H is een infiltratiegebied, de bovenlaag van het freatisch grondwater bevat zoetwater als gevolg van de aanvulling met hemelwater. In de huidige situatie is geen sprake van grondwateroverlast.
Hemelwateroverlast
Circa 113 hectare van het plangebied bestaat uit verhard oppervlak. Hemelwater dat terechtkomt op dit verharde oppervlak stroomt af naar het (hemelwater)riool, naar naastgelegen onverhard gebied om daar te infiltreren of naar het oppervlaktewater van de Nieuwe Maas. In de huidige situatie is geen waterbergingsgebied aanwezig. Uit een stresstest, uitgevoerd door de gemeente, komt naar voren dat bij een extreme bui van 70 mm in één uur, op verschillende locaties wateroverlast optreedt. De neerslag die hier valt kan mogelijk niet weg, omdat er laagtes in het maaiveld aanwezig zijn. In veel gevallen betreffen dit silo's, bouwputten, lokale verlagingen in het maaiveld of omwalde terreinen. De provincie Zuid-Holland toetst in plaats van een extreme bui van 70 mm in één uur, aan een hevige bui van 100 mm in 2 uur. Wanneer het plangebied M4H aan deze bui wordt blootgesteld wordt de wateroverlast op het maaiveld in het gebied groter. In het gehele gebied zijn in totaal 124 panden aanwezig. In het plangebied van M4H zijn 30 panden aangegeven met een verhoogd risico op wateroverlast door neerslag.
Afvalwatersysteem
In figuur 5.7 is de ligging van de riolering weergegeven op basis van de rioolbeheerkaart van de gemeente Rotterdam. Op enkele locaties (Merwehaven en Galileipark) is een gescheiden rioolsysteem aanwezig waar vuilwater en hemelwater afzonderlijk worden afgevoerd.
Figuur 5.7: Riolering in M4H
Waterkwaliteit
Binnen het plangebied is nu geen oppervlaktewater aanwezig behalve de Nieuwe Maas en havenbekkens. De Nieuwe Maas is een KRW-waterlichaam. In de huidige situatie voldoet de waterkwaliteit van de Nieuwe Maas niet aan de eisen van de Europese Kaderrichtlijn water (KRW). De ecologische toestand van de Nieuwe Maas is beoordeeld als matig. Daarnaast is de chemische toestand beoordeeld als 'voldoet niet'. Door de aanpassingen in de loop der tijd met havens, dijken en harde oevers die weinig ruimte laten voor de ontwikkeling van natuur, is de waterkwaliteit van de Nieuwe Maas achteruitgegaan. Het intergetijdengebied, het gebied dat boven water blijft bij laagwater en onder water staat bij hoogwater, is door deze aanpassingen verkleind.
Waterveiligheid
Het plangebied M4H ligt buitendijks. Het gebied is, op de hoogteligging van het maaiveld na, niet beschermd tegen hoogwater vanuit de Nieuwe Maas (zie verder onder kopje 'buitendijkse waterveiligheid'). Langs de west-, oost- en noordzijde is het plangebied omringd door de Delflandse Dijk (primaire waterkering), zie Figuur 5.8. Deze kering maakt onderdeel uit van dijkring 14 (Zuid-Holland) en heeft een overschrijdingskans van 1 op 30.000 jaar en een signaleringswaarde van 1 op 100.000 jaar. Het gehele plangebied van M4H wordt aangeduid als de beschermingszone van de Delflandse Dijk. Er sluiten twee regionale waterkeringen aan op de Delflandsedijk (NO en NW). De Delflandse Dijk aan de noordzijde van het plangebied voldoet niet overal (meer) aan de norm op basis van de laatste toetsronde, dit dijktraject dient dan ook versterkt te worden. Daarnaast heeft het dijktraject ten westen van het plangebied in het jaar 2100 een dijkhoogtetekort van circa 20 cm. Ruimte voor dijkversterking is relatief beperkt. Dijkversterkingsprojecten hebben hier dan ook direct een stedelijke opgave waarbij ruimtelijke ontwikkelingen in het gebied meekoppelkansen bieden. Het deel van de dijk ter hoogte van het plangebied voldoet wel aan de norm.
Figuur 5.8: Waterkeringen
Buitendijkse waterveiligheid
Uit een overstromingsanalyse van het jaar 2015 blijkt dat bij een stormscenario met een kans van 1/1.000 jaar een groot gedeelte van M4H te maken krijgt met overstroming vanuit de Nieuwe Maas (zie Figuur 5.9).
Figuur 5.9: Overstromingsanalyse
Het laagst gelegen deel van M4H ligt in de Keilehaven (Keilekwartier). Hier bevindt zich een talud met daarnaast een perceel op circa NAP +3,0 m. Het overstromingsrisico is hier circa 1 keer in de 10 jaar.
Door de zeespiegelstijging neemt de kans op overstromen in de toekomst toe. Voor de inschatting van de toekomstige overstromingskans is gebruik gemaakt van twee klimaatscenario's van het KNMI: het W+-scenario en het G-scenario. Uitgaande van het W+-scenario stijgt de zeespiegel met 35 cm in 2050 en 85 cm in 2100 (ten opzichte van 1990). Uitgaande van het G-scenario blijft deze stijging beperkt tot 15 cm in 2050 en 35 cm in 2100 (ten opzichte van 1990).
Een zeespiegelstijging van 35 cm vergroot de kans op een overstroming in een groot deel van het plangebied. De herhalingstijd van een overstroming in het gebied van eens in de 10.000 jaar wordt met deze stijging een herhalingstijd van eens in de 1.000 jaar. Bij een stijging van de zeespiegel met 85 cm wordt deze herhalingstijd zelfs eens in de 300 jaar. Tabel 5.15 geeft de ontwikkeling weer van de waterhoogte als functie van de herhalingstijd voor 2015 en voor beide scenario's.
Herhalingstijd | Zichtjaar | ||
2015 | 2050 (W+) / 2100 (G) | 2100 (W+) | |
10 jaar | 3 | 3,1 | 3,3 |
100 jaar | 3,2 | 3,3 | 3,4 |
300 jaar | 3,3 | 3,4 | 3,5 |
1.000 jaar | 3,4 | 3,5 | 3,7 |
3.000 jaar | 3,5 | 3,6 | 4,0 |
10.000 jaar | 3,6 | 3,9 | 4,3 |
Tabel 5.15: herhalingstijd overstromingen
Effecten planvoornemen en VKA
Oppervlaktewater
Het planvoornemen en VKA hebben geen effecten op het oppervlaktewater, omdat er geen nieuw oppervlaktewater in het gebied gerealiseerd wordt vanwege de diepe grondwaterstanden. De mogelijke introductie van getijdeparken kan leiden tot lokale (niet-significante) demping van de havenbekkens. Deze dempingen zijn qua omvang verwaarloosbaar in verhouding met het totale oppervlak van het waterlichaam.
Grondwater
Door lokale ophoging van het maaiveld als onderdeel van de Adaptiestrategie water neemt de ontwateringsdiepte toe. Dit werkt ten gunste van de minimaal benodigde ontwateringsdiepte. Dit heeft geen negatief effect op bebouwing (grondwateroverlast), mogelijk is dit wel nadelig voor natuurfuncties (droogtegevoeligheid). In het groen- en waterhuishoudingsplan moet een balans worden gezocht in hoeveel water nodig is om verdroging tegen te gaan en hoeveel regenwater nodig is om de groenvakken vitaal te houden. Op basis van de klimaatscenario's is de verwachting dat droogte in de toekomst toeneemt. De (extra) ambitie is om daarom meer water te infiltreren in de bodem. Dit helpt verdroging van de ondergrond tegen te gaan en heeft positieve effecten op het grondwater. In het later op te stellen groen- en waterhuishoudingsplan moet worden aangetoond dat het effect op grondwater in ieder geval neutraal is. Bij het inrichtingsontwerp moet rekening worden gehouden met de aanleg van infiltratievoorzieningen. Ook moet bij het vervangen van riolering of extra infiltratievoorzieningen aangetoond worden dat er geen te lage grondwaterstand bij kwetsbare funderingen optreedt of grondwateroverlast bij het verwijderen vervangen de lekkende/drainerende riolen die mogelijk in M4H aanwezig zijn.
Hemelwateroverlast
In het plangebied zijn meerdere panden aanwezig die kwetsbaar zijn voor wateroverlast. Door het planvoornemen kan deze kwetsbaarheid worden verminderd al dan niet worden opgelost. De exacte uitwerking hiervoor is echter nog niet bekend. Extra waterberging in de vorm van oppervlaktewater is binnen het plangebied niet mogelijk, daarom dienen alternatieve vasthoud- en bergingsvoorzieningen te worden aangebracht. Deze voorzieningen worden ook toegepast bij nieuwbouw. Voorbeelden zijn:
- Groene daken en gevels (beperkte waterberging, heeft een positief effect op de ruimtelijke kwaliteit en zorgt voor een reductie van de hittestress);
- Retentiedaken (grotere waterberging);
- Regenwatergebruiksystemen, zoals bijv. regentonnen (water kan als grondstof worden ingezet);
- Ondergrondse waterberging, waterberging in of onder hubs (water kan als grondstof worden ingezet);
- Verlaagde velden kunnen worden ingericht als potentiële waterberging (in potentie, afhankelijk van de uitwerking, een positief effect op ruimtelijke kwaliteit, hittestress en ecologie);
- Open waterberging (wadi's, greppels, bovengrondse waterbuffers, groene bergingen etc.);
- Infiltratie-/groenstroken;
- Waterbergende funderingen;
- Infiltratiekratten/waterbunkers;
- Verhoogde bouwpeilen, berging op straat
De (extra) ambitie is om hemelwater zoveel als mogelijk vast te houden in het plangebied en als grondstof in te zetten voor verscheidene doeleinden. Hemelwater dat wordt vastgehouden kan onder meer worden ingezet voor toiletten of autowassen.
Merwehaven
Merwehaven is een relatief hooggelegen buitendijks gebied is en ligt dichtbij de havenbekkens. Door de afstroming richting de havenbekkens is de verwachting dat bij extreme buiten de wateroverlast beperkt blijft. Hoewel Merwehaven buitendijks gebied is, is er de behoefte om regenwater vast te houden in het gebied. In langdurig droge perioden kan de zanderige waterdoorlatende grond en het lage grondwaterpeil negatieve effecten hebben op de vegetatie. De gemeente kiest voor een combinatie van verschillende maatregelen om daarmee de robuustheid van het watersysteem te vergroten en regenwater zoveel mogelijk vast te houden in het gebied zelf (zie figuur 5.9a):
- Gescheiden afvoersysteem, het riool verwerkt alleen afvalwater;
- Vasthouden regenwater in het gebied door goede infiltratie in de grond;
- Zoveel mogelijk groene plekken met wadi's;
- Gerichte infiltratie (bijv. via infiltratieleiding of ondergrondse 'grindkratten');
- Vasthouden water op privé terreinen (bijv. groene daken en groene binnenterreinen).
Figuur 5.9a: maatregelen in Merwehaven
Afvalwatersysteem
In de nieuwe situatie zal hemelwater gescheiden worden van het vuilwaterriool. Hemelwater wordt lokaal afgevoerd, het riool wordt minder zwaar belast en er vindt geen hemelwaterafvoer meer plaats naar de zuivering. Bij de gebiedsontwikkeling worden geen schadelijke of uitlogende materialen gebruikt. De ambitie is om ook het vuilwater te scheiden (grijs en zwart), hier grondstoffen uit terug te winnen en waar het kan lokaal in het gebied in te zetten. Dit wordt nader onderzocht en het is in dit stadium niet bekend of dit overal ruimtelijk inpasbaar is.
Waterkwaliteit
In de toekomstige situatie wordt hemelwater gescheiden van het afvalwater ingezameld. Hierdoor kunnen de riooloverstorten beperkt en/ of voorkomen worden, waardoor geen (vervuilde) lozing meer plaatsvindt vanuit M4H. Dit heeft een positief effect voor de waterkwaliteit van de Nieuwe Maas. In de havenbekkens worden mogelijk getijdeparken geïntroduceerd. Een deel van de harde kades wordt getransformeerd naar natuurvriendelijke oevers. Deze oevers geven meer ruimte voor natuur en ecologie. Er gaan meer en andere soorten planten groeien. Hierdoor verbetert de waterkwaliteit van de Nieuwe Maas op chemisch/fysische parameters. Ook de ecologische kwaliteit kan hierdoor toenemen.
Waterveiligheid
De waterkering Delflandsedijk die rondom het plangebied ligt is een beperkende factor voor de werkzaamheden die in het plangebied uitgevoerd worden. De stabiliteit en de kerende functie van de Delflandsedijk dienen geborgd te worden waardoor niet zonder meer werkzaamheden op, in of nabij de waterkering uitgevoerd mogen worden. Dit is geborgd in de bestemming Waterstaat - Waterkering die ter plaatse van de dijk opgenomen is (voor zover deze in het plangebied ligt).
Er zijn afspraken met het Hoogheemraadschap gemaakt over de toekomstige dijkversterking. Deze zijn vastgelegd in het document 'Afspraken ruimtereservering voor versterking van de primaire waterkering t.b.v. ontwikkeling Merwehaven' d.d. 14 juli 2022. In de notitie worden de uitgangspunten voor de ruimtereservering en het proces hiertoe te komen beschreven. Gemeente Rotterdam en het Hoogheemraadschap van Delfland zijn op basis van de uitgangspunten gekomen tot het bepalen van een minimale reservering voor de toekomst van de dijk. Deze is uitgewerkt in een toekomstig profiel. In Hoofdstuk 8 is te lezen hoe het bestemmingsplan hier rekening mee houdt, onder andere door ruimte te reserveren voor de toekomstige dijk. Deze houden ook rekening met toekomstig beheer. In het later op te stellen groen- en waterhuishoudingsplan M4H moet worden aangetoond dat er geen negatief effect op de stabiliteit van de waterkering en de veiligheid van het binnendijkse gebied optreedt.
Merwehaven
Het doel voor Merwehaven is om overstromingsrobuust te ontwikkelen zodat de risico's van buitendijks wonen en werken geminimaliseerd worden. De huidige maaiveldhoogte in Merwehaven ligt tussen de 3.20 en 3.40 m boven NAP. Het grootste deel van het gebied kan worden opgehoogd tot het niveau van minimaal 3.60 m boven NAP. Dit betekent dat het terrein in de Marconistrip (inclusief de Marconistraat) met zo'n 20 tot 40 cm zal worden opgehoogd. Dit hoeft vermoedelijk niet ten koste te gaan van de bestaande loodsen: de entrees liggen hier over het algemeen al hoger omdat die gekoppeld waren aan de hoger gelegen platforms aan het spoor. Ook op de korte pier is ophogen naar het niveau van 3.60 m mogelijk. De gebouwen op deze pier worden niet als beeldbepalend gezien.
Dit is lastiger voor de lange pier, hier staan veel beeldbepalende gebouwen. De drempelhoogte ligt over het algemeen op 3.40 m boven NAP. Voor de lange pier kiest de gemeente daarom voor een andere aanpak: in principe niet ophogen. Wel wordt midden op de pier één route op minimaal 3.60 m aangelegd met het oog op evacuatie en toegankelijkheid en aanvullende voorzieningen voor als er wateroverlast is door hoog water. Aanvullende voorzieningen kunnen zijn 'dry proof-gebouwen' of de aanleg van een keermuur rond de buitenkant van de pier op minimaal 3,60 m. Bij deze laatste optie kan de kering op termijn verder worden opgehoogd, mocht hier aanleiding voor zijn. Een aandachtspunt is wel de toegankelijkheid van de kade. Het voorkeursalternatief wijkt in de Merwepieren af van de in het MER gepresenteerde Adaptatiestrategie waar in heel Merwehaven het gebied tot minimaal 3,60 m boven NAP wordt opgehoogd. Met de alternatieve oplossingen ('dryproof' gebouwen of de aanleg van een keermuur) worden de overstromingsrisico's beperkt.
Buitendijkse veiligheid/Adaptiestrategie M4H
M4H ligt buitendijks. Een plotselinge overstroming door een dijkdoorbraak is niet aan de orde, maar wateroverlast door hoog water wel. Daardoor moet het gebied gesteld staan voor hoogwater, waarbij het gebied rekening moet houden met de stijging van de zeespiegel. Dit brengt inrichtingseisen met zich mee voor alle buitenruimtes van M4H. De gemeente hanteert bij ruimtelijke ontwikkelingen in het buitendijkse stedelijk gebied uitgiftepeilen voor het maaiveld. In M4H geldt een basisniveau van 3.60 meter boven N.A.P en 3.90 meter voor kwetsbare/vitale functies (bijvoorbeeld een trafostation). Dit brengt voor delen van M4H een opgave mee: de huidige hoogtes in M4H variëren tussen de 2.70 en 3.90 meter. De uitgiftepeilen van 3.60 en 3.90 gelden als vertrekpunt. Mits goed beargumenteerd, kunnen partijen ervoor kiezen af te wijken van deze uitgiftepeilen. Voor het bepalen van de juiste maatregelen wordt de meerlaagse veiligheidsbenadering gehanteerd:
- 1. Voorkomen schade
- 2. Beperken schade middels ruimtelijke inrichting
- 3. Crisisbeheersing in geval van een calamiteit
Voor het beoordelen van maatregelen op deze drie niveaus is het uitgangspunt dat het overstromingsrisico in buitendijks gebied niet hoger mag zijn dan het overstromingsrisico dat we als samenleving acceptabel vinden voor binnendijks gebied. Er zijn verschillende oplossingsrichtingen voorhanden, waarbij de hoofdkeuze zit tussen 'water buiten de deur' en 'leven met water'. 'Water buiten de deur' betekent het ophogen van het maaiveld. 'Leven met water' betekent dry- of wetproof bouwen. Beide hoofdkeuzes zijn in combinatie met crisisbeheersingsmaatregelen en brengen 'leefregels' met zich mee voor de gebruikers. Dryproof gebouwen zorgen dat water niet het gebouw in kan komen. Wetproof gebouwen kunnen water op de begane grond hanteren zonder schade. In alle gevallen is communicatie over risico's, taken en verantwoordelijkheden cruciaal. En ook bij nieuwbouw op 3.60 m kan er in extreme situaties sprake zijn van wateroverlast.
De belangrijkste criteria die gehanteerd zijn bij de keuze tussen oplossingsrichtingen zijn schadebeperking, kosteneffectiviteit, robuustheid, flexibiliteit, ruimtelijke kwaliteit, effect op andere gebieden en de bijdrage van de betreffende oplossing aan de proeftuin- en etalagefunctie van M4H. Voor de pieren leidt toepassing van deze criteria tot een hoofdkeuze 'leven met water', waarbij de middenstrook op de pieren hoger wordt aangelegd met het oog op evacuatie en toegankelijkheid. Voor de dijkzones en voor het middengebied leidt toepassing van de criteria tot de hoofdkeuze 'water buiten de deur': ophogen is hier het devies. In de dijkzone is de uitdaging gelegen in de integratie van ophoging als onderdeel van een (toekomstige) dijkversterking in de stedenbouwkundige en landschappelijke opzet. In het middengebied is ophoging op sommige plekken wel en op andere plekken niet mogelijk, vanwege bestaande monumentale, beeldbepalende of kapitaalintensieve bebouwing. Door het aanleggen van drempels bij Ferro en Citrusveiling wordt het Marconikwartier een compartiment dat voor het water is afgesloten. Op andere plekken in het middengebied met monumentale, beeldbepalende of kapitaalintensieve gebouwen wordt wet/dry proofing van de bebouwing voorgesteld. Door het op hoogte aanleggen van het geplande regionale fietspad (op 3,90) blijft het gebied ook bij overstroming toegankelijk.
De optelsom van maatregelen leidt tot een gevarieerd pallet, dat niet alleen waterveiligheid en risicobewustzijn bevordert, maar ook leidt tot ruimtelijke kwaliteit en een tot de verbeelding sprekende staalkaart van klimaatadaptatie in buitendijks gebied. Qua buitendijkse waterveiligheid beperkt de publieke verantwoordelijkheid zich tot een goede ruimtelijke ordening en hoogwatercommunicatie. Gebruikers van het buitendijks gebied zijn zelf verantwoordelijk voor overstromingsschade en moeten om deze te beperken zelf maatregelen treffen.
In paragraaf 6.2.6 staat beschreven welke regels ten aanzien van waterveilig bouwen opgenomen zijn in dit bestemmingsplan.
5.7.3 Conclusie
Er worden geen nieuwe oppervlakte wateren in M4H gerealiseerd. Door lokale ophoging van het maaiveld neemt de ontwateringsdiepte toe. Dit werkt ten gunste van de minimaal benodigde ontwateringsdiepte. Dit heeft geen negatief effect op bebouwing (grondwateroverlast), dit effect is mogelijk wel nadelig voor natuurfuncties (droogtegevoeligheid). Kansen op hemelwateroverlast kunnen door de ontwikkeling mogelijk worden beperkt. Het scheiden van het hemelwater van het vuilwaterriool heeft positieve effecten op het afvalwatersysteem. Door deze scheiding kunnen de riooloverstorten beperkt en/of voorkomen worden, waardoor geen (vervuilde) lozing meer plaatsvindt vanuit M4H. Door de ruimtereserveringen worden belemmeringen voor toekomstige uitbreiding van de Delflandsedijk voorkomen. Hierbij is ook rekening gehouden met de toegankelijkheid van de kering voor beheer en onderhoud. De Adaptiestrategie voor M4H verbetert de waterveiligheid in het buitendijkse gebied bij hoog water. Het aspect 'water' vormt geen belemmering voor het bestemmingsplan.
5.8 Externe Veiligheid
5.8.1 Kader en onderzoeksopzet
Kader
Het wettelijk kader op nationaal niveau wordt gevormd door het Bevi, Bevt en Bevb (Besluit externe veiligheid inrichtingen, transportroutes en buisleidingen). Op provinciaal niveau bevat de Omgevingsverordening Zuid-Holland regels voor een veiligheidszone aan weerszijden van de Nieuwe Maas. Op gemeentelijk niveau geldt het Beleidskader Groepsrisico Rotterdam 2011. Hierin is beschreven dat Rotterdam er naar streeft het groepsrisico niet te laten toenemen bij ontwikkelingen.
Onderzoeksopzet
Bij de toets aan het wettelijk kader wordt gekeken naar het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Het plaatsgebonden risico (PR) is de kans om te overlijden ten gevolge van een ongeval bij een risicobron (inrichting, leiding of transportroute) op een bepaalde plaats. De kans heeft betrekking op een fictief persoon die de hele tijd op die plaats aanwezig is. In theorie zou die persoon zich onafgebroken en onbeschermd op één bepaalde plaats moeten bevinden. Deze kans mag niet groter zijn dan 1 op 1 miljoen. Dit wordt uitgedrukt door een contour op een kaart rondom de risicobron, de zogenaamde PR 10-6-contour. Op de grens van de contour is de kans om te overlijden 1 op 1 miljoen, tussen de grens en inrichting is die kans groter. Binnen de contour mogen daarom geen nieuwe kwetsbare objecten, zoals woningen, geprojecteerd worden.
Het groepsrisico (GR) is een maat voor de kans dat bij een ongeval een groep slachtoffers valt met een bepaalde omvang (10, 100 of 1.000 personen). Het GR is daarmee een maat voor de maatschappelijke ontwrichting bij een calamiteit. Het GR wordt uitgedrukt in een grafiek, waarbij het aantal potentiële slachtoffers wordt afgezet tegen de jaarlijkse kans op een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het GR wordt bepaald binnen het invloedsgebied van een risicovolle activiteit. Dit invloedsgebied wordt begrensd door de 1% letaliteitsgrens (tenzij anders bepaald): de afstand waarop nog 1% van de blootgestelde mensen in de omgeving komt te overlijden bij een calamiteit met gevaarlijke stoffen. Het GR kan niet 'op de kaart' worden weergegeven, maar wordt weergegeven in een grafiek waar de kans op een ongeval (f) afgezet wordt tegen het aantal slachtoffers (N): de fN-curve.
In de onderzoeksresultaten wordt afzonderlijk ingegaan op de veiligheidsrisico's van inrichtingen, transportroutes en buisleidingen.
Voor de toetsing aan het provinciaal beleid zijn de veiligheidzones op een afstand van 25 en 40 meter aan weerszijden van de Nieuwe Maas relevant. Binnen deze zones mag alleen gebouwd worden wanneer gemotiveerd wordt dat de veiligheid van het scheepvaartverkeer niet beperkt wordt. Insteekhavens vallen buiten de regeling. Binnen deze zone maakt dit bestemmingsplan geen ontwikkelingen mogelijk dus nadere toetsing is niet aan de orde. Het gemeentelijk beleid komt aan de orde bij de verantwoording groepsrisico.
5.8.2 Onderzoeksresultaten
Huidige situatie en referentiesituatie
De referentiesituatie is in beperkte mate anders dan de huidige situatie. Er wordt een toename van functies verwacht waardoor meer personen in het gebied kunnen verblijven. Er zijn in M4H dan ook geen nieuwe Brzo-bedrijven toegestaan, maar deze zijn wel mogelijk aan de overzijde in de Waal-Eemhaven. Er wordt volstaan met indicaties omtrent de verandering van de personendichtheid.
Inrichtingen, transportroutes en leidingen (zie ook figuur 5.10)
- OK (voorheen SMD), een tankstation aan de Gustoweg met een LPG-vulpunt, -afleverpunt en -tank. De PR 10-6-contour is 17 meter;
- Uniper Warmtestation in het Galileipark (op het Stedin-kavel), met een gasdrukregelstation. De veiligheidszone voor kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten ligt op 5 meter rondom de inrichting, de veiligheidszone voor kwetsbare objecten op 25 meter. In het MER is beschreven dat er ook nog een gasmeetstation aanwezig is, maar de Gasunie heeft aangegeven dat het station niet meer aanwezig is;
- Hiwa Rotterdam Port Cold Stores in het Sappencluster, met ammoniak koelinstallaties. De PR 10-6-contour ligt op eigen terrein of over het water;
- Aan de zuidzijde van de Nieuwe Maas, Waal-Eemhaven, zijn wel risicovolle inrichtingen aanwezig. De invloedsgebieden van deze risicobronnen reiken echter niet altijd tot het plangebied. Er is één inrichting in Waal-Eemhaven die wel relevant is, omdat het invloedsgebied over het plangebied ligt: Broekman Project Services. Het bedrijf heeft een PR 10-6-contour, maar deze ligt ruim buiten het plangebied van M4H. Ook de veiligheidscontour (art. 14 Bevi) van industrieterrein Waalhaven overlapt de gronden van het plangebied niet.
- In- en nabij het plangebied bevinden twee vormen van risicovol transport plaats die relevant zijn voor het bestemmingsplan: het scheepvaartverkeer met gevaarlijke stoffen over de Nieuwe Maas en de bevoorrading van het LPG tankstation aan de Gustoweg. De Nieuwe Maas heeft geen PR 10-6-contour, maar wel een vrijwaringszone van 50 meter aan weerszijden op grond van het Barro. Het LPG-transport vindt plaats over de Tjalklaan, het Marconiplein, de Schiedamseweg en de Gustoweg. Per jaar zijn er ongeveer 70 bevoorradingen.
- Verder ligt er een 40 bar hogedruk aardgasleiding in het gebied die naar het gasdrukregelstation van Uniper loopt. De leiding heeft geen PR PR 10-6-contour. Het invloedsgebied 1% letaliteit is 175 meter en het invloedsgebied 100% letaliteit is 85 meter.
Figuur 5.10: risicovolle inrichtingen (links) en transportroutes (rechts)
Effecten planvoornemen en voorkeursalternatief
Het externe veiligheidsonderzoek is worst-case met een hoog programma doorgerekend. Het planvoornemen maakt de ontwikkeling van beperkt kwetsbare objecten (kantoren, bedrijfs-woningen, winkels) en kwetsbare objecten mogelijk (woningen, verzorgingstehuizen, scholen). Het VKA leidt op gebiedsniveau tot een minder hoge personendichtheid en dus tot een lager groepsrisico ten opzichte van het planvoornemen, al is dit verschil beperkt. Echter, op locatieniveau kan bij een laag programma door hoogbouw nog wel even hoge personendichtheden als bij een hoog programma ontstaan. Ontwikkelingen met grotere personendichteden nabij bestaande risicovolle inrichtingen kunnen leiden tot grotere externe veiligheidsrisico's. Per risicobron zijn de effecten in beeld gebracht:
- OK (voorheen SMD): de PR 10-6 van het LPG-tankstation reiken niet tot het dichtbijzijnde deelgebied waar ontwikkelingen plaatsvinden (Merwehaven). De personen-dichtheden binnen het invloedsgebied van het tankstation veranderen derhalve niet. Een groepsrisicoberekening is niet noodzakelijk. Het LPG-vulpunt heeft dus ook geen effect op het planvoornemen;
- Uniper: de veiligheidszone voor kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten ligt op 5 meter rondom de inrichting, de veiligheidszone voor kwetsbare objecten op 25 meter. Er zijn geen ontwikkelingen van kwetsbare objecten in het Galileipark voorzien. Er worden mogelijk wel beperkt kwetsbare objecten gerealiseerd, maar niet binnen de 5 of 25 meter contour. Hierdoor wordt er geen veiligheidsrisico verwacht en is een nadere motivatie niet nodig. Een groepsrisicoberekening is volgens het Activiteitenbesluit ook niet nodig. De twee veiligheidszones staan voor de volledigheid wel op de verbeelding, de regeling is opgenomen in artikel 40.4;
- HIWA: het invloedsgebied van het bedrijf reikt niet tot Merwehaven, waar ontwikkelingen zijn voorzien. Het invloedsgebied reikt ook niet tot Keilekwartier, wat in de toekomst herontwikkeld zal worden. Een groepsrisicoberekening is derhalve niet noodzakelijk;
- Broekman: Het bedrijf Broekman Project Services is een bedrijf dat buiten het plangebied ligt, ten zuiden van de Nieuwe Maas in de Waalhaven. Voor het bepalen van het risico (PR 10-6, 10-8 en het groepsrisico) is in 2010 een berekening uitgevoerd. Het bedrijf heeft een PR 10-6-contour, maar deze ligt ruim buiten het plangebied van M4H. Ook de veiligheidscontour (art. 14 Bevi) van industrieterrein Waalhaven overlapt de gronden van het plangebied niet. Daarmee wordt voldaan aan de normstelling uit het Bevi ten aanzien van het plaatsgebonden risico. De DCMR heeft aangegeven dat een groepsrisicoberekening noodzakelijk is indien een plangebied is gelegen binnen het zogeheten groepsrisico-inventarisatiegebied. De beoogde planontwikkeling ligt ruim buiten de 108-contour van Broekman Project Services. Hieruit volgt dat herberekening van het groepsrisico met de nieuwe hogere personendichtheden niet tot een ander berekeningsresultaat zal leiden dan de berekening uit 2010;
- Nieuwe Maas: uit de vuistregels van de Handleiding risicoanalyse transport (HART) blijkt veiligheidsrisico dusdanig beperkt is, dat daarmee geen sprake is van een (dreigende) overschrijding van het groepsrisico van 0,1 maal de oriëntatiewaarde. Er wordt rekening gehouden met de vrijwaringszone uit het Barro omdat er geen (beperkt) kwetsbare objecten binnen deze zone gerealiseerd worden;
- Voor de beoordeling van de veiligheidsrisico's van de LPG-transportroute wordt eveneens gebruik gemaakt van de HART. Conform de HART heeft een transportroute binnen de bebouwde kom geen plaatsgebonden risicocontour. Voor de verantwoording van het groepsrisico wordt met een vuistregel gewerkt. Deze vuistregel stelt dat er een overschrijding van 10% van de oriëntatiewaarde is wanneer er een gemiddelde personendichtheid van 200 personen per hectare is over een lengte van één kilometer. Met de beoogde ontwikkeling zal de bevolkingsdichtheid toenemen ten opzichte van de referentiesituatie, maar de personendichtheid zal lager liggen dan 200 personen per hectare (zowel bij het laag als het hoog programma). Daarmee kan conform het Bevt worden volstaan met een beperkte verantwoording van het groepsrisico;
- Voor de hogedruk aardgasleiding is een groepsrisicoberekening uitgevoerd. De maximaal berekende waarde van het groepsrisico in de huidige situatie bedraagt 0,016 en in de toekomstige situatie 0,661. Het groepsrisico bedraagt 0,66 maal de oriëntatiewaarde. Daarmee is geen sprake van een overschrijding van de oriëntatiewaarde. Omdat het groepsrisico echter hoger is dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde is wel een verantwoording van het groepsrisico noodzakelijk. Zie de passage 'verantwoording groepsrisico'.
Voor het voorkeursalternatief (de ontwikkeling van de Merwehaven en het Galiliepark) zijn niet alle bovenstaande risicobronnen relevant. Enkel Uniper, de hogedruk aardgasleiding en het bedrijf Broekman Project Services zijn relevant. Zoals hiervoor geschetst worden er binnen de veiligheidsafstand van 25 meter van Uniper geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt en leidt een nieuwe groepsrisico berekening voor het bedrijf Broekman niet tot een ander resultaat. Dit resulteert erin dat er alleen voor de hogedruk aardgasleiding een verantwoording van het Groepsrisico is opgesteld.
Verantwoording groepsrisico
Er zijn verschillende risicobronnen in of nabij het gebied aanwezig. Als gevolg van de transformatie en verdichting van personen in het plangebied is het groepsrisico toegenomen. Hiervoor is een Groepsrisicoverantwoording opgesteld (DCMR, kenmerk 5107542, d.d. 17-10-2023). Hieruit blijkt het volgende. De maximaal berekende waarde in de huidige situatie bedraagt 0,016 en in de toekomstige situatie 0,661. Het groepsrisico dient verantwoord te worden, aangezien er een overschrijding is van meer dan 10% van de oriëntatiewaarde. Volgens het gemeentelijke groepsrisicobeleid geldt een middelzware verantwoording. De VRR heeft geadviseerd op de verantwoording. In de verantwoording staan diverse voorschriften, maatregelen en voorzieningen over bouwkundige maatregelen en voorlichting. Eén van de maatregelen werkt door in het bestemmingsplan. Ter plaatse een zone van 15 meter aan weerszijden van de aardgasleiding is de gebiedsaanduiding veiligheidszone - leiding opgenomen. In de regels van de gebiedsaanduiding is bepaald dat gronden en/of bouwwerken alleen in gebruik mogen worden genomen voor Kwetsbare objecten of Beperkt kwetsbare objecten indien is aangetoond op welke manier de gebruikers zijn beschermd tegen brandoverslag als gevolg van een fakkelbrand. Zie ook het VRR advies in paragraaf Hoofdstuk 8. De Groepsrisicoverantwoording is door B&W vastgesteld bij de vrijgave van het ontwerpbestemmingsplan voor vaststelling. Hiermee is het groepsrisico verantwoord. De groepsrisico verantwoording is opgenomen is in Bijlage 2.
5.8.3 Conclusie
Voor zowel de inrichtingen als het transport van gevaarlijke stoffen kan geconcludeerd worden dat de effecten beperkt zijn. Als gevolg van een toename van het aantal personen is sprake van een beperkte toename van het groepsrisico vanwege de hogedruk aardgasleiding. De Groepsrisicoverantwoording is door B&W vastgesteld bij de vrijgave van het ontwerpbestemmingsplan voor terinzagelegging. Hiermee is het groepsrisico verantwoord en vormt het aspect 'externe veiligheid' een beperking voor de gebiedsontwikkeling.
5.9 Nautische Veiligheid
5.9.1 Kader en onderzoeksopzet
Kader
Het belangrijkste beleidskader voor nautische veiligheid is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Het Barro (maar ook de Provinciale Verordening) stelt dat rond rijksvaarwegen een vrijwaringzone aanwezig is. Conform het Barro bedraagt de vrijwaringszone van een vaarweg met een havenuitvaart (binnen een straal van 300 meter) 50 meter aan weerszijden.
Op gemeentelijk niveau is de Havenverordening Rotterdam 2020 relevant. Om de veiligheid in de havens van de gemeenten Rotterdam te borgen, gelden er regels voor de scheepvaart. Deze zijn vastgesteld in de Havenverordening. In verordening is bepaald dat het College gebieden kan aanwijzen waar bepaalde categorieën schepen niet mogen aanmeren, alsmede aanwijzen dat er op bepaalde plekken geen gevaarlijke stoffen mogen worden overgeslagen.
Onderzoeksopzet
Om te beoordeling of de transformatie van M4H invloed heeft op de nautische veiligheid is een korte analyse van de nautische situatie rondom M4H uitgevoerd door de divisie Havenmeester van de Port of Rotterdam. De nadruk ligt in de analyse op een vlotte en veilige doorvaart op de Nieuwe Maas. Belangrijke indicatoren hierbij zijn zicht, ligplaatsen, radarverstoring en lichthinder op schepen.
5.9.2 Onderzoeksresultaten
Huidige situatie en referentiesituatie
De Nieuwe Maas is zeer druk bevaren zowel door de beroepsvaart, rondvaartboten, watertaxi's alsook recreatieverkeer. Met de verderop gelegen cruise terminal op de Wilhelminapier passeren ook regelmatig cruiseschepen het gebied. Jaarlijks vinden hier ruim 100.000 scheepspassages plaats. Het scheepvaartverkeer zal de komende jaren autonoom iets groeien. De route maakte geen deel uit van de staande mastroute, deze loopt via Dordrecht. In M4H zijn momenteel langs de insteekhavens ligplaatsen voor schepen gesitueerd. Hier kunnen schepen aanmeren en goederen overslaan.
De Nieuwe Maas is bij M4H ruim 300 meter breed. Ook maakt de Nieuwe Maas ter hoogte van M4H een flauwe bocht richting het zuiden. Het zicht is vanwege de breedte en de uitgestrektheid van de Nieuwe Maas echter voldoende. Er staan geen obstakels of hoge objecten langs de kades. In stedelijk gebied is veel licht aanwezig. Dit licht komt van industrie, woningen, sportvelden, straatverlichting en auto's. Vanuit M4H is verlichting op de Nieuwe Maas aanwezig van de bestaande functies en de aanwezige straatverlichting van het gebied. Voor zover bekend hebben de schepen over de Nieuwe Maas geen hinder van de verlichting van de omliggende stedelijke gebieden.
Op de kop van de Lekhaven is radarpost 18 gesitueerd. Samen met andere radarposten is deze radarpost onderdeel van een gebiedsdekkend walradarnetwerk, waardoor de scheepvaart goed en veilig door het havengebied en in de havenbekkens van Rotterdam kan varen.
Planvoornemen en voorkeursalternatief
Het aantal schepen dat van en naar M4H vaart zal door de transformatie licht afnemen. Tegelijk zal het doorgaande scheepvaartverkeer niet afnemen en autonoom wellicht iets groeien. Er is dan ook weinig verschil in vergelijking met de huidige situatie en de referentiesituatie. In lijn met de afname van het aantal aanmerende schepen in M4H neemt ook het aantal ligplaatsen af. De ligplaatsvakken in het havenbekken tussen de twee pieren in de Merwehaven en de ligplaatsvakken in de Keilehaven komen te vervallen. De overige ligplaatsvakken in de Merwehaven, Lekhaven en IJsselhaven blijven behouden.
De transformatie van M4H heeft geen invloed op de breedte van de vaarweg voor scheepvaart over de Nieuwe Maas. Uitgaande van de aanwezige vrije zichtlijnen en de aanvaarroute langs M4H zal nieuwe bebouwing in geen effect hebben op de zichtlijnen voor vaartuigen. Er worden in dit bestemmingsplan geen ontwikkelmogelijkheden op de hoeken van de havenbekkens opgenomen, waarmee voldaan wordt aan het Barro en het provinciaal beleid.
De radardekking ligt niet alleen op de rivier maar voor een deel ook in de havenbekkens. De beoogde ontwikkelingen in de ontwikkellocaties in M4H hebben gezien de afstand tot de vaarweg echter geen invloed op deze radardekking. Nieuwe bebouwing heeft dus geen radarverstoring als gevolg. De ontwikkeling van M4H kan leiden tot enige extra lichtuitstraling vanuit de hoogbouw (met name woonbebouwing) langs de vaarweg. De bebouwing grenst echter niet direct aan het water, tussen het water en de bebouwing is een groen- of verkeersbestemming opgenomen. Omdat M4H in stedelijk gebied ligt is lichthinder waarschijnlijk beperkt.
5.9.3 Conclusie
De doorvaart op de Nieuwe Maas wordt niet belemmerd door de ontwikkeling van het Marconikwartier en Galileipark. De ontwikkelingen vinden op gepaste afstand plaats van de vaarroute. Zichtlijnen worden niet beperkt, er is geen invloed op radardekking en lichthinder is waarschijnlijk niet aan de orde. Het aspect nautische veiligheid vormt geen belemmering voor dit bestemmingsplan.
5.10 Overige Gezondheidsaspecten
5.10.1 Kader en onderzoeksopzet
Kader
Dit thema gaat over de gezondheidsaspecten die niet in de voorgaande paragrafen behandeld zijn, maar die wel mede bepalend zijn voor de fysieke of mentale gezondheid van toekomstige bewoners. Het gaat om:
- hittestress;
- lichthinder;
- stralingsveiligheid;
- gezondheidsklachten als gevolg van de aanwezigheid van landbouwdieren (endotoxinen en zoönosen);
- groen in het gebied;
- sport en bewegen;
- gezonde leefstijl
- sociale cohesie.
Voor deze thema's geldt geen nationaal beleid met concrete normen waaraan voldaan moet worden. Wel is er divers beleid op gemeentelijk niveau, zoals het Rotterdams Weerword en de Rotterdamse norm voor buitenspeelruimte.
Onderzoeksopzet
Voor dit thema is op basis van beschikbare informatie en expert judgement een analyse uitgevoerd.
5.10.2 Onderzoeksresultaten
Huidige situatie en referentiesituatie
- hittestress: bij het thema hittestress wordt de stedelijke temperatuur vergeleken met de temperatuur van het omliggende landelijke gebied. Ten opzichte van omliggende landelijke gebieden is het in M4H gemiddeld 1 tot 2 graden warmer, behalve nabij het water. In de referentiesituatie kan door het toenemende aantal hittegolven hittestress vaker voorkomen;
- lichthinder: wanneer er sprake is van ongemak als gevolg van overbelichting, spreekt men van lichthinder. De lichtemissie in M4H ligt tussen de 200-400 E-10 Watt/cm²/steradiaal en op sommige locaties boven de 400. De huidige lichtbronnen in M4H zijn hoofdzakelijk het scheepvaartverkeer en industrie in het havengebied en de diverse stedelijke functies (openbare straatverlichtingen, gebouwen, sportvelden, etc.) in het gebied en directe omgeving. In de referentiesituatie is de mate van lichthinder vergelijkbaar met de huidige situatie. Er is onderzoek uitgevoerd naar de lichthinder vanaf het bedrijf BSR Van Uden richting het toekomstige woongebied. Zie Bijlage 10. Uit het onderzoek volgt dat er lichthinder kan optreden indien er geen maatregelen getroffen worden. Voorbeelden van maatregelen zijn het plaatsen van kappen op de armaturen of het anders afstellen van armaturen. In paragraaf 6.2.17 is uitgelegd hoe het onderzoek doorwerkt in het bestemmingsplan;
- stralingsveiligheid: rondom hoogspanningskabels hangt een elektromagnetisch veld dat van invloed kan zijn op de gezondheid van kinderen. Het 150 kV-transformatorstation van Tennet en de ondergrondse hoogspanningskabels hebben een 0,4 T magneetveld dat het noordelijk deel van het Galileipark beslaat en voor een klein deel ter plaatse van de Citrusveiling ligt. Binnen het magneetveld zijn geen woningen, scholen, buitenspeelplaatsen, crèches en kinderdagverblijven toegestaan omdat kinderen daar langdurig verblijven. Andere bestemmingen waar kinderen voor kortere tijd en niet dagelijks verblijven (bijvoorbeeld sportvelden, speeltuinen, zwembaden, e.d.), zijn geen gevoelige bestemmingen en mogen wel binnen de contour gevestigd worden De referentiesituatie voor stralingsveiligheid is gelijk aan de huidige situatie;
- gezondheidsklachten als gevolg van de aanwezigheid van landbouwdieren (endotoxinen en zoönosen): de Floating Farm is de enige bron van endotoxinen en zoönosen in en nabij het gebied. Vanwege de beperkte omvang van de veehouderij worden wel endotoxinen verspreid, maar in zeer lage concentraties. In de huidige situatie zijn gezondheidseffecten niet volledig uitgesloten, maar er zijn ook geen klachten bekend. In de referentiesituatie is de Floating Farm niet meer aanwezig;
- groen in het gebied; het aandeel groen in het plangebied is zeer laag. Het gebied is grotendeels verhard, enkele kavels liggen braak. De grootste groengebieden zijn de percelen tussen de Schiedamseweg en Marconistraat en de voedseltuin in het verlengde van de Keilehaven aan de Keilstraat. In de referentiesituatie is een getijdenpark gerealiseerd in de Keilehaven;
- sport en bewegen: binnen M4H zijn geen openbare sportvoorzieningen aanwezig. Er zijn bijna geen wandel- en fietsroutes in het gebied. Dit geldt ook voor de referentiesituatie;
- gezonde leefstijl: in M4H zijn enkele restaurants, een bierbrouwerij en een fastfoodketen aanwezig. Verder is er in het Keilekwartier een voedseltuin. De voedseltuin draagt momenteel bij aan het stimuleren van een gezonde leefstijl, het biedt namelijk gezonde voeding en is ook een plek om samen te komen. In de referentiesituatie wijzigt dit niet;
- sociale cohesie: er zijn nu geen voorzieningen, buurtcentra en openbare ontmoetingsplekken in M4H die de sociale cohesie bevorderen. In de referentiesituatie evenmin.
Planvooremen en VKA
- hittestress: De extra bouwmassa in het gebied kan leiden tot een toename van de hittestress. Anderzijds voorziet het planvoornemen in de realisatie van een doorlopende groenstructuur en van koele verblijfsplekken aan het water, mede met het oog op het stedelijk hitte-eiland effect in de achterliggende wijken. Door de toevoeging van deze groenstructuur in het gebied wordt de toename van hittestress beperkt. Het planvoornemen draagt meer bij aan het tegengaan van hittestress dan het VKA. In zijn totaliteit bezien is de verwachting dat de hittestress redelijk gelijk blijft ten opzichte van de referentiesituatie;
- lichthinder: de lichtemissies zullen lokaal toenemen door de nieuwe stedelijke functies. De woningen stralen licht uit, met name gedurende de avondperiode. In de nacht zal dit minder zijn. De toevoeging van openbare verlichting en de aanwezigheid van gemotoriseerd vervoer draagt ook in zekere zin bij aan de lichtemissies in M4H. Het planvoornemen heeft meer lichthinder tot gevolg dan het VKA. De lichtemissies van het scheepvaartverkeer vanaf de Nieuwe Maas en overige havengebieden blijven min of meer gelijk. Op groter schaalniveau is het lichteffect door M4H echter zeer beperkt vanwege de huidige lichthinder in het havengebied en de bestaande stad. Er zal dan ook geen sprake zijn van toename van lichthinder op gemeentelijk schaalniveau;
- stralingsveiligheid: het bestemmingsplan maakt geen woningen, scholen, buitenspeelplaatsen, crèches en kinderdagverblijven mogelijk binnen de magneetveldcontour. Binnen de contour liggen alleen bedrijfs- en openbare ruimte bestemmingen. Binnen de bestemmingen voor openbare ruimte zijn speelplaatsen toegestaan, maar hiervoor is de contour geen beperking. Er is geen verschil tussen planvoornemen en VKA bij dit aspect;
- gezondheidsklachten als gevolg van de aanwezigheid van landbouwdieren (endotoxinen en zoönosen): wanneer de woningen in Merwehaven ontwikkeld worden is de Floating Farm niet meer aanwezig. Er is dan geen risico meer op gezondheidsklachten. Dit geldt zowel voor het planvoornemen als VKA;
- groen in het gebied: de bestaande en nieuwe groengebieden (buurtparken, velden, bekkens) zijn aanwezig binnen 500 meter van iedere nieuwe woning in het gebied. Het planvoornemen gaat uit van meer groen dan het VKA;
- sport en bewegen: het planvoornemen gaat uit van een substantieel programma sportvoorzieningen (max. ca. 46.000 m² bvo). Het VKA gaat uit van maximaal 20.000 m² bvo voor de functies sport en maatschappelijk gezamenlijk. De wandel- en fietsroutes door het gebied dragen hier verder aan bij;
- gezonde leefstijl: de transformatie biedt diverse mogelijkheden om te sturen op een gezonde leefstijl maar hier is geen vastgesteld beleid voor. Het is nu daarom niet concreet in hoeverre het planvoornemen of VKA hier aan kunnen bijdragen;
- sociale cohesie. Het planvoornemen gaat uit van een substantieel programma maatschappelijke voorzieningen (max. ca. 25.000 m² bvo). Het VKA gaat uit van maximaal 20.000 m² bvo voor de functies sport en maatschappelijk gezamenlijk. Dit bevordert de sociale cohesie, net als de nieuwe buurtparken en brandpunten zoals Ferro.
5.10.3 Conclusie
Voor de gezonheidsaspecten die in deze paragraaf behandeld zijn gelden overwegend geen harde normen. In algemene zin dragen het planvoornemen en VKA in positieve zin bij aan de onderzochte gezondheidsaspecten. De gezondheidsaspecten vormen in ieder geval geen belemmering voor het bestemmingsplan.
5.11 Bodem En Ondergrond
5.11.1 Kader en onderzoeksopzet
Kader
Het wettelijk kader is de Wet Bodembescherming. In de wet is geregeld dat ontwikkelingen niet mogen leiden tot verontreiniging van de (water)bodem. Op gemeentelijk niveau geldt de Verordening beheer ondergrond Rotterdam (VOBR). Het beleid gaat over de inrichting van de bodem met kabels, leidingen en andere ondergrondse infrastructuur. Ander gemeentelijk beleid is het Beheer- en beleidsplan niet gesprongen explosieven uit de Tweede Wereldoorlog. Alleen indien ontwikkelingen plaatsvinden nabij niet gesprongen explosieven worden deze verwijderd.
De bodemkwaliteit kan van invloed zijn op de beoogde functies, of financiële haalbaarheid van een bestemmingsplan. De bodem zelf kan ook verschillende functies hebben, zoals een archeologische-, of aardkundige waarde, energie-opslag, waterberging, drinkwaterwinning. Deze functies worden indien relevant elders in de toelichting beschouwd. In deze paragraaf staat de kwaliteit van de bodem centraal. Ter bescherming van toekomstige gebruikers worden bij nieuwe bestemmingen, of veranderingen van de huidige bestemmingen bepaalde eisen gesteld aan de kwaliteit van de bodem. Dat betekent dat soms onderzoek moet worden gedaan naar de bodemkwaliteit. Indien daaruit blijkt dat er sprake is van een (vermoedelijk) ernstige bodemverontreiniging wordt in deze paragraaf aangegeven hoe daar in relatie met de beoogde bestemming mee wordt omgegaan. Daaruit zal moeten blijken dat de beoogde bestemming haalbaar is.
Onderzoeksopzet
Op basis van beschikbare informatie en expert judgement is een analyse uitgevoerd.
5.11.2 Onderzoeksresultaten
Huidige en referentiesituatie
In het gebied wordt bodemdaling verwacht. De bodemdaling ligt naar verwachting tussen de 2 en 5 mm per jaar. De bovengrond (0 – 1 m beneden maaiveld) van M4H is in het algemeen licht verontreinigd. In de ondergrond (1 – 2 m beneden maaiveld) is dit hetzelfde. De bodemkwaliteit kan lokaal sterk afwijken. Met name ter plaatse van de voormalige gasfabriek aan de Keileweg/Galileistraat is sprake van een spoedeisende verontreiniging in de grond en het grondwater die mogelijk doorloopt tot aan het eerste watervoerend pakket. Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient hier rekening mee gehouden te worden, om te voorkomen dat de verontreiniging door bemalingen op het voormalig gasfabrieksterrein en in de omgeving op ongewenste wijze wordt verplaatst. Een eerste deellocatie is gesaneerd (Ferro-West), verdere deelsaneringen worden voorbereid. Gemeente Rotterdam krijgt subsidie van het Rijk voor de aanpak van de voormalige gasfabrieksterreinen in de gemeente, die hiervoor kan worden ingezet. Verspreid over het gebied worden lokaal verder diverse ernstige verontreinigingen aangetroffen. Aan de Vierhavenstraat 56 is een omvangrijke verontreiniging van grond en grondwater aangetroffen (circa 12.000 m3 in het grondwater). De overige grondwaterverontreinigingen zijn beperkt van omvang. Bij ruimtelijke ontwikkelingen in het gebied dient aandacht aan deze bodemverontreinigingen te worden besteed.
Twee locaties in het Keilekwartier en het Sappencluster zijn verdacht voor niet-gesprongen explosieven. Ook een klein deel aan de oostelijke zijde van het Marconikwartier is verdacht. Zie figuur 5.11
Figuur 5.11: Niet gesprongen explosieven
Planvoornemen en VKA
De bodemkwaliteit zal door de transformatie verbeteren omdat de verontreinigde grond gesaneerd moet worden en deels dient te worden vervangen door grond van betere kwaliteit. Indien er grondwateronttrekking in het gebied plaatsvindt, dient ook zorgvuldig omgegaan te worden met de aanwezige bodem- en grondwaterverontreinigingen. Hierbij wordt aandacht gevraagd voor verbetering van het bodemleven, zodat het aan te planten groen een duurzame start kan maken. Indien er grondwateronttrekking in het gebied plaatsvindt, dient ook zorgvuldig omgegaan te worden met de aanwezige bodem- en grondwaterverontreinigingen. Volgens de Bodemkwaliteitskaart is de bodem ter plaatse van de Merwepieren ligt verontreinigd. De bodem bij de Marconistrip en het Galileipark is deels ernstig verontreinigde grond. Voor deze laatstgenoemde locaties moet er een procedure doorlopen worden om de bodem geschikt te maken voor de beoogde functie.
Voor zowel de Marconistrip, Merwepieren en het Galileipark is er geen sprake van verdachte locaties voor niet gesprongen explosieven. Dit aspect is hiermee niet relevant voor het VKA. Voor het planvoornemen is wel nader onderzoek nodig vanwege de verdachte locaties in het Keilekwartier.
5.11.3 Conclusie
Het bestemmingsplan voorziet in nieuwbouw waarvoor ingrepen in de bodem nodig zijn. Bij iedere nieuwe ontwikkeling (werkzaamheden in de grond) dient rekening te worden gehouden met de bodemopbouw en bodemkwaliteit ter plaatse van de ontwikkeling en is een bodemonderzoek noodzakelijk. Indien uit onderzoek blijkt, dat sprake is van aanwezige gevallen van ernstige verontreiniging, dan moet een procedure doorlopen om de bodem geschikt te maken voor de beoogde functie. Ook voor gevallen van niet-ernstige bodemverontreiniging moet afgewogen worden of de bodem geschikt moet worden gemaakt voor de beoogde functie (denk bijvoorbeeld aan het inrichten van een grote moestuin of volkstuincomplex op een locatie met een licht verhoogd loodgehalte in de bodem). Het aspect bodem vormt hiermee geen belemmering voor het bestemmingsplan.
5.12 Ecologie
5.12.1 Kader en onderzoeksopzet
Kader
De Wet natuurbescherming (hierna Wnb) heeft per 1 januari 2017 de Boswet, Flora- en faunawet en de Natuurbeschermingswet 1998 vervangen. De Wnb regelt de bescherming van Natura 2000-gebieden, bescherming van soorten en de bescherming van houtopstanden. Naast bescherming vanuit de Wnb, zijn er ook gebieden die planologisch beschermd zijn. Het betreft het 'Natuurnetwerk Nederland' (hierna NNN). De bescherming van het NNN verloopt via het ruimtelijke ordeningsrecht (Barro, bestemmingsplannen). Op gemeentelijk niveau zijn de Natuurkaart Rotterdam en het Programma Rivieroevers de belangrijkste beleidskaders.
Onderzoeksopzet
De beoordeling is opgesplitst in gebiedsbescherming en soortenbescherming. Voor het thema gebiedsbescherming is de impact van stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden beoordeeld als gevolg van de beoogde transformatie. Nadruk ligt hierbij op de mate van aantasting van de instandhoudingsdoelstellingen van de Natura 2000-gebieden. Ook is er een gebiedsanalyse uitgevoerd. Hier ligt de nadruk op de mate van aantasting van het NNN. In de gebiedsanalyse is in het kader van de soortenbescherming ook aandacht besteed aan de aantasting en versterking van beschermde soorten.
5.12.2 Onderzoeksresultaten
Huidige situatie en referentiesituatie
Gebiedsbescherming
Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied is het gebied 'De Oude Maas', gelegen op ruim 6 kilometer ten zuiden van het plangebied. Dit gebied is aangewezen op basis van de Habitatrichtlijn. Overige Natura 2000-gebieden liggen op grotere afstand. De duingebieden met een stikstofgevoelige habitattypen zijn gelegen op meer dan 17 km afstand. Er bevindt zich binnen het plangebied op het land geen NNN. Alle grote wateren zoals grote rivieren, Deltawateren, IJsselmeergebied en Waddenzee en de gehele Noordzee behoren tot NNN 'grotere wateren en Noordzee'. Hieronder valt ook de Nieuwe Maas die ook deels onderdeel is van het plangebied. De wezenlijke kenmerken en waarden van het rivierengebied waaronder de Nieuwe Maas valt, kent een dynamisch en natuurlijk beeld met ruimte voor water- en sedimentstromen. De rivieren hebben een zo vrij mogelijke route naar zee, binnen verruimde bedijkingen en het gegeven zomerbed. Zie figuur 5.12.
Figuur 5.12: Natura 2000-gebieden
Soortenbescherming
Soortenbescherming houdt in dat beschermde planten en dieren (en hun verblijfplaats en/of functioneel leefgebied), die in de wet zijn aangewezen, niet met opzet mogen worden verstoord, gedood, geplukt, etc. Uit de gebiedsanalyse blijkt dat beschermde soorten aanwezig zijn en/of mogelijk verwacht worden in het plangebied. Het gaat om vleermuizen (verblijfplaatsen) en vogels met een jaarrond beschermd nest (nestlocaties). Er zijn geen andere soortgroepen of soorten aangetroffen of verwacht, met bescherming vanuit de Wet natuurbescherming waarvoor geen provinciale vrijstelling geldig is.
In de huidige situatie is een flink aandeel bebouwd gebied met veel bedrijfsloodsen en verharding aanwezig. Door de aanwezigheid van deze bedrijfsgebouwen is er een diversiteit aan flora en fauna aanwezig in het plangebied. De aanwezige flora en fauna in het havengebied is anders dan in het centrum, doordat minder verstoring door menselijke ingrepen plaatsvinden. Op de aanwezige braakliggende terreinen kunnen verschillende diersoorten een verblijf maken, zoals op het terrein langs de Marconistraat en rondom de Ferrolocatie.
Effecten planvoornemen/voorkeursalternatief
Gebiedsbescherming
Het plangebied met de te ontwikkelen gebieden kent geen overlap met beschermde natuurgebieden, zoals NNN en Natura 2000. Er treden dan ook geen directe effecten op, zoals ruimtebeslag. Er is een stikstofonderzoek uitgevoerd naar de effecten van de volledige transformatie van M4H.
Tijdens de gefaseerde ontwikkeling is er sprake van een depositietoename als gevolg van de aanlegwerkzaamheden en gebruiksfase. Tegelijkertijd nemen emissies af omdat er binnen het plangebied ligplaatsen verdwijnen (waardoor de binnenvaart en zeevaart afneemt) en bedrijven vertrekken. De berekende afname is groter dan de toename door de bouw- en gebruiksfase van de ontwikkelgerichte gebieden. Dit betekent dat negatieve effecten als gevolg van de transformatie van M4H op voorhand zijn uitgesloten en dat een passende beoordeling niet nodig is. Het aspect stikstof staat de vaststelling van het bestemmingsplan niet in de weg.
Overigens moet op grond van de Wnb voor elk vergunningplichtig project, dat mogelijk significante gevolgen heeft voor stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden, op projectniveau nog een stikstofonderzoek uitgevoerd. Het onderzoek moet aantonen dat de ontwikkeling geen significant nadelige gevolgen heeft voor Natura 2000-gebieden. Dit onderzoek wordt uitgevoerd bij de aanvraag omgevingsvergunning en dit wordt dus niet uitgevoerd in het kader van het bestemmingsplan.
Actualisatie voortoets
In 2022 is een voortoets met bijbehorende stikstofberekeningen uitgevoerd. De voortoets is in november 2023 geactualiseerd en als bijlage in de aanvulling op het MER (Bijlage 6) opgenomen. De bijbehorende stikstofberekeningen zijn uitgevoerd met de AERIUS versie 2023.0.1. De berekende stikstofdepositie als gevolg van het VKA op Natura 2000-gebieden zijn per bron in figuur 5.12a samengevat. De planbijdragen kunnen in deze tabel niet worden opgeteld, want deze maximale bijdragen zijn berekend op verschillende locaties in stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden.
Figuur 5.12a: berekende stikstofdepositie
Het planeffect tijdens gebruiksfase laat voor de zee- en binnenvaart een afname zien, de deposities van het wegverkeer nemen toe. De deposities van bedrijven blijven in het VKA gelijk. Uit het stikstofonderzoek is gebleken dat bij optelling van de verschillende bronnen er in geen van de zichtjaren sprake is van een toename van de stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden. De afname van de emissies door zeescheepvaart en binnenvaart is in alle zichtjaren groter dan de toename voor wegverkeer. Tijdens de realisatiefase wordt door de jaren heen, binnen verschillende Natura 2000-gebieden gedurende de uitvoeringsperiode van 10 jaar een toename van de stikstofdepositie berekend. Het maatgevende uitvoeringsjaar betreft 2024. De hoogste toename, berekend op stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden, is op Natura 2000-gebied Solleveld & Kapittelduinen en bedraagt 0,01 mol N/ha/jaar. De emissietoename tijdens de aanlegfase minus de emissieafname tijdens de gebruiksfase van het VKA laat (per saldo) een oplopende afname van de emissies vanuit het plangebied zijn. Emissies en deposities zijn op deze afstand sterk aan elkaar gerelateerd. Een afname in emissies zal leiden tot een depositieafname in de omliggende Natura 2000-gebieden. Hieruit volgt dat er in de periode 2024-2032 geen sprake is van een depositietoename. Het VKA is daarmee niet in strijd met de Wet natuurbescherming onderdeel Natura 2000 en daarmee voor dit onderdeel uitvoerbaar. Een passende beoordeling is niet nodig.
Soortenbescherming
Uit de gebiedsanalyse van het MER blijkt dat er in het plangebied (planvoornemen en hiermee ook het VKA) geen beschermde flora aanwezig is. Echter is in het plangebied (in potentie) wel beschermde fauna aanwezig. Het gaat om:
- Verblijfplaatsen van vleermuizen
- Nestlocaties van vogels met een jaarrond beschermd nest
Deze soorten kunnen worden aangetast, indien gebouwen in het plangebied worden gesloopt of gerenoveerd. Zonder het toepassen van mitigerende maatregelen bestaat het risico op overtreden van de Wet natuurbescherming. Hoewel in dit stadium niet zeker is of deze soorten ook werkelijk hier zitten en welke gebouwen behouden, gerenoveerd of gesloopt worden, moet dit bij de verdere uitwerking van de ontwikkelingen wel duidelijk zijn Door het vroegtijdig in beeld te brengen van de feitelijke aanwezig of afwezigheid van beschermde soorten, worden effecten op beschermde soorten zoveel mogelijk voorkomen. Er zijn geen andere soortgroepen of soorten aangetroffen of verwacht, met bescherming vanuit de Wet natuurbescherming waarvoor geen provinciale vrijstelling geldig is.
In het kader van de aanvulling van het MER (Bijlage 6) is nader onderzoek uitgevoerd voor het gebied Merwehaven. De rapporten zijn als bijlagen opgenomen in de aanvulling. In het project gebied zijn twee zomerverblijfplaatsen en een baltsterritorium van de gewone dwergvleermuis vastgesteld. Op basis van het vastgestelde baltsterritorium wordt er eveneens een paarverblijfplaats van de gewone dwergvleermuis verwacht binnen het projectgebied. Tevens is er een essentiële vliegroute van de gewone dwergvleermuis vastgesteld. De groenstrook ten noorden van de Schiedamseweg (buiten het plangebied van M4H) bevat essentieel foerageergebied voor de gewone dwergvleermuis. Binnen Merwehaven zijn geen verblijfplaatsen van de boommarter en de steenmarter, geen jaarrond beschermde nesten van vogels en geen exemplaren van beschermde vaatplanten vastgesteld. Overigens zijn wel niet beschermde vaatplanten aangetroffen.
Vanwege de transformatie worden mogelijk de verblijfplaatsen, de essentiële vliegroute en de essentiële foerageergebieden van de vleermuizen aangetast. Bij aantasting is een ontheffing Wet natuurbescherming nodig. Het onderzoek bevat de volgende aanbevelingen in relatie tot de soortenbescherming:
- Vraag voorafgaand aan de sloop van de bebouwing van de twee zomerverblijfplaatsen van de gewone dwergvleermuis een ontheffing Wet natuurbescherming aan;
- Maak bij voorkeur geen gebruik van aanvullende nachtelijke verlichting. Indien toch gebruik wordt gemaakt van aanvullende nachtelijke verlichting, dient vleermuisvriendelijke verlichting te worden toegepast met amberkleurig licht en/of richtarmaturen die uitstraling naar de omgeving voorkomen.
- Laat de werkzaamheden buiten het broedseizoen van vogels (globaal maart- augustus) plaatsvinden. Indien de werkzaamheden tijdens het broedseizoen plaats moeten vinden, dient het projectgebied vooraf ongeschikt te zijn gemaakt of dient een aanvullende inspectie op broedvogels door een ecoloog te worden uitgevoerd om overtredingen te vorkomen;
- Aanbevolen wordt om maatregelen te treffen om het doden van algemene amfibieën en zoogdieren te voorkomen. Er dient in één richting te worden gewerkt om de aanwezige fauna de gelegenheid te geven voo de werkzaamheden te vluchten;
- De aangetroffen varens zijn geen beschermde soorten, echter is het aan te bevelen de groeiplaatsen van deze soorten te behouden of de kademuren na de werkzaamheden geschikt te houden voor deze soorten.
Biodiversiteit
Door de aanwezigheid van de bedrijfsgebouwen is er een diversiteit aan flora en fauna aanwezig in het plangebied. Op de aanwezige braakliggende terreinen kunnen verschillende diersoorten een verblijf maken. Door de transformatie van de Marconistrip, de Merwepieren en het Galileipark wordt de huidige biodiversiteit aangetast. Anderzijds wordt hier nu groen toegevoegd. De toevoeging van groen heeft weer potentieel gunstige effecten op (beschermde) soorten. Waar het gebied in de huidige situatie arm is aan bomen en heesters, kunnen vleermuizen en vogels sterk profiteren van een toename aan (inheemse) bomen en heesters. In het Ruimtelijk Raamwerk wordt ingegaan op het verzachten van land-waterovergangen. Deze ingreep is kansrijk voor veel flora en fauna, enkel schept het voor muurflora risico's. Een aandachtspunt bij de ontwikkeling van groen is dat niet al het groen gecultiveerd wordt naar gebruiksgroen. Voor een versterking van de biodiversiteit is ook ecologisch waardevol groen relevant. Met optimaliserende maatregelen, zoals natuurinclusief bouwen, kan de biodiversiteit in het gebied verbeterd worden.
5.12.3 Conclusie
Bij elke ontwikkeling (bij voorkeur per groter ontwikkelgebied) moet nader onderzocht of er beschermde soorten en/of rode lijst soorten aanwezig zijn. Indien benodigd wordt een ontheffing aangevraagd, waarin de benodigde maatregelen zijn opgenomen. Hiermee wordt voldaan aan de randvoorwaarden voor soortenbescherming. Ook wordt voldaan aan de randvoorwaarden in het kader van gebiedsbescherming. Het aspect 'natuur' vormt geen belemmering voor het bestemmingsplan.
5.13 Duurzaamheid
5.13.1 Kader en onderzoeksopzet
Er bestaat veel beleid ten aanzien van duurzaamheid maar het is minder concreet dan bijvoorbeeld de wettelijke kaders voor geluid. De belangrijkste wettelijke kaders zijn als volgt:
- Klimaatakkoord: In het klimaatakkoord heeft Nederland zich gecommitteerd aan een reductie van de CO2-uitstoot van 49% in 2030 in vergelijking met 1990. In 2050 moet de uitstoot van broeikasgassen verder zijn gereduceerd, namelijk met 95%;
- BENG: Nieuwbouw moet voldoen aan de BENG-esien;
- Circulair Nederland en Grondstoffenakkoord: de Nederlandse economie draait in 2030 voor 50% op hergebruikt materiaal, in 2050 voor 100%.
Voor het bestemmingsplan M4H is het Ruimtelijk Raamwerk het meest belangrijke kader ten aanzien van duurzaamheid. Het Ruimtelijk Raamwerk geeft met een aantal principes invulling aan de ambities voor een duurzame gebiedsontwikkeling. Uit deze principes blijkt een brede opvatting van het begrip 'duurzaamheid': echte toekomstbestendige gebiedsontwikkeling is duurzaam voor people, planet en profit. Het bestemmingsplan schept waar mogelijk de kaders/ randvoorwaarden voor de beoogde duurzame ontwikkeling. De volgende duurzaamheidsaspecten uit het Ruimtelijk Raamwerk zijn het meest relevant. Hierbij is per aspect aangegeven of en hoe het geborgd kan worden door het bestemmingsplan. Bijna alle aspecten zijn nader onderzocht in het MER, maar niet allemaal in het onderdeel 'duurzaamheid'. In dat geval staat er een verwijzing naar het betreffende onderdeel/paragraaf.
- M4H verkiest delen van voorzieningen boven individueel eigendom. De functiemenging en dichtheid die het bestemmingsplan mogelijk maakt, leidt tot slim ruimtegebruik en draagvlak voor gemeenschappelijke voorzieningen. De warmte die een fabriek overheeft, kan een woning goed gebruiken. Regenwater kan worden opgevangen en gebruikt in een gemeenschappelijke binnentuin. Zaken als het bovenstaande kunnen in Nota's van Uitgangspunten nader uitgewerkt worden;
- M4H produceert en gebruikt duurzame energie. Onderzoek heeft het uitgewezen dat de oplossingsruimte voor de warmte/koudevoorzieningen in M4H is gelegen in collectieve oplossingen in de driehoek van een warmtenet (al dan niet retour), aquathermie (TEO: Thermische Energie uit Oppervlaktewater) en opslag in de bodem (WKO: Warmte Koude Opslag). Individuele en/of all electric systemen zijn onwenselijk. De varianten met een hoog elektriciteitsverbruik (bijvoorbeeld vanwege airco's op de daken) vallen af. Het bestemmingsplan maakt deze verschillende energieconcepten mogelijk en stuurt middels een bodemenergieplan op het slim gebruik van de warmte-koude-potentie van de ondergrond. Dit onderwerp is nader onderzocht in het MER. Zie ook paragraaf 5.13.2 en 5.14;
- M4H waardeert reststromen en restwarmte. Gestimuleerd wordt dat bestaande materialen van de huidige bebouwing in M4H zoveel mogelijk binnen het gebied worden hergebruikt. Dit geldt ook voor het bestratingsmateriaal en ander materiaal in de buitenruimte. Voor nieuwe bebouwing wordt gestreefd naar biobased bouwen en wordt gewerkt met een materialenpaspoort. Een circulair materialencentrum in M4H bevordert het hergebruik van bestaande materialen. Met bovengenoemde vertrekpunten voldoet de ontwikkeling van M4H aan het nationale en gemeentelijke beleid gericht op circulariteit. Dit onderwerp is nader onderzocht in het MER. Zie paragraaf 5.13.2;
- M4H maakt het mogelijk om te kiezen voor duurzame mobiliteit. Het bestemmingsplan bevat regels voor collectief parkeren en het gebruik van reductiefactoren (kortingsmogelijkheden op de parkeernorm). Hierdoor komen er minder parkeerplaatsen en worden bewoners verleid te kiezen voor OV, fiets, lopen, deel vervoer of andere innovatieve mobiliteitsconcepten. Uit het MER blijkt (op basis van de prognosecijfers uit de oudere versie van het VMRDH, waarbij uit wordt gegaan van stadsbrede toename van het autogebruik in de toekomst) ook dat het noodzakelijk is om gebruik te maken van innovatieve mobiliteitsconcepten omdat er anders knelpunten ontstaan in de verkeersafwikkeling. Met als gevolg dat de beoogde programmatische ambitie voor M4H dan niet gerealiseerd kan worden. De hubs die hiervoor worden ontwikkeld, bieden niet alleen parkeerplekken, maar ook verschillende vormen van deelmobiliteit en oplaadfaciliteiten. Ook de wegen worden zo ingericht dat het aantrekkelijker is de fiets te pakken of te wandelen Dit onderwerp is nader onderzocht in het MER bij het aspect 'mobiliteit'. Zie ook paragraaf 5.2;
- M4H werkt als één veerkrachtig klimaatadaptief systeem. M4H ligt buitendijks. De stabiliteit en de kerende functie van de Delflandse Dijk rond M4H is in het bestemmingsplan geborgd. In het bestemmingsplan is rekening gehouden met de benodigde ruimtereserveringen voor dijkverzwaring, ook om toekomstig beheer mogelijk te maken. In de Adaptatiestrategie M4H is een overstromingsstrategie geformuleerd met op te hogen gebieden en straten en andere maatregelen waardoor de waterveiligheid verbetert. De Marconistrip in deelgebied Merwehavens wordt opgehoogd naar minimaal 3.60 meter boven NAP (3.90 meter voor kwetsbare/vitale functies) als onderdeel van de dijkversterking. De pieren zullen op de huidige maaiveldhoogte van 3.40 meter +NAP blijven. Dit 'Leven met water' betekent daar dry- of wetproof bouwen met als doel om de omgeving waar nodig te beschermen tegen economische schade als er een overstroming plaatsvindt. Bovengenoemde zaken zijn geborgd in de regels van het bestemmingsplan (in het lid 'nadere eisen' bij verschillende enkelbestemmingen). Daarnaast komt er een robuuste groenstructuur in Merwehavens: een groene Havenallee, groene velden, buurtparken en op termijn een getijdepark in het middelste bekken van Merwehaven. Daarbij wordt ingezet op natuurinclusief bouwen en ontwikkelen, met voldoende mogelijkheden voor berging van hemelwater in de bodem. Het onderwerp klimaatadaptatie is nader onderzocht in het MER bij het aspect 'water'. Zie ook paragraaf 5.7.
In het MER is ten aanzien van het onderwerp duurzaamheid specifiek onderzoek gedaan naar de aspecten (duurzame) energie en circulariteit. Hiervoor zijn voor het aspect energie een energieverkenning en een voorbereiding voor het bodemenergieplan uitgevoerd. Voor het aspect circulariteit is op basis van expert judgement een analyse uitgevoerd. Bij de beoordeling van het planvoornemen en het VKA is onderzoek gedaan naar de verandering van de energievraag, de mogelijkheden voor duurzaam verbruik en opwekking, het aandeel hernieuwbare energie uit eigen gebied, de mogelijkheden voor hergebruik van bouwmaterialen en de mogelijkheden voor afvalinzameling. Er is ook uitgebreid onderzoek gedaan naar klimaatadaptatie. De resultaten hiervan zijn te vinden in paragraaf 5.7.
5.13.2 Onderzoeksresultaten
Huidige situatie en referentiesituatie
De huidige energievraag wordt nagenoeg volledig met bronnen buiten het gebied ingevuld. Het aandeel hernieuwbare energie uit eigen gebied is dan ook heel beperkt. In de referentiesituatie is het te verwachten dat het aandeel hernieuwbare energie uit eigen gebied licht zal toenemen omdat bestaande panden worden voorzien van zonnepanelen, er bij renovatie gebouwen op WKO-systemen worden aangesloten. Binnen het gebied wordt ten aanzien van duurzame (hernieuwbare) energiebronnen gebruik gemaakt van het warmtenet, warmte/koude opslag (WKO), zonnepanelen en in beperkte mate biovergisters.
Binnen M4H zijn al verschillende ondernemingen aanwezig die zich richten op duurzaamheid en circulariteit. De komende jaren is er voor M4H een enorme nieuw- en herontwikkelingsopgave. Er zullen veel restmaterialen vrijkomen, maar daartegenover zal ook veel bouwmateriaal benodigd zijn voor de ontwikkeling van het gebied. Zowel voor de herinrichting van de publieke ruimte zoals de infrastructuur als voor de woningen en bedrijven met bijbehorende utiliteiten. Voor het opslaan, sorteren en verwerken van materialen worden nu zogenaamde bouwstroomhubs ontwikkeld. Door gebruikt te maken van dit soort bouwstroomhubs kan een extra bijdrage geleverd worden aan de circulariteit doelstellingen van M4H en emissie door transportbewegingen worden beperkt.
Voor het scheiden van huishoudelijk afval zijn in M4H beperkt afvalcontainers aanwezig. Aan de Galvanistraat, nabij de Lee Towers, zijn afvalcontainers aanwezig voor papier, glas en restafval. Daarnaast is er enkel aan de Keilezijweg nog een container aanwezig waar textiel in wordt verzameld.
Planvoornemen
Energie
Zonnepanelen op daken, gevels, water en parkeerhubs en biogas bieden mogelijkheden om energie binnen het plangebied op te wekken. Geothermie, biogas, condens restwarmte, afvalwater, oppervlaktewater en WKO-bronnen bieden mogelijkheden om binnen het plangebied warmte op te wekken. Oppervlaktewater en WKO-bronnen binnen het plangebied kunnen voorzien in de koudevraag. Uit de onderzoeken komt naar voren dat er in het planvoornemen beperkingen zijn te verwachten ten aanzien van de mogelijkheden voor warmtelevering uit de ondergrond en dat de toenemende vraag naar elektriciteit niet volledig kan worden gedekt met duurzame bronnen in M4H zelf. Dat geldt zowel voor het lage als voor het hoge programma. Tot 35% van de elektriciteitsbehoefte kan niet binnen het plangebied worden opgewekt. Er zullen periodes zijn waarin er een groot overschot is aan elektriciteit (zomerdagen) en een tekort ('s nachts en in de winter) omdat voor dit gebied zonne-energie veruit de grootste bron van duurzame elektriciteit zal zijn. In theorie is er voldoende warmte en koeling beschikbaar, maar deze zijn niet noodzakelijk op de juiste tijd en in de juiste kwaliteit beschikbaar. Om deze bronnen geschikt te maken is veelal elektriciteit en opslag noodzakelijk.
Voor M4H is er een integraal systeem benodigd die zowel voorziet in de elektriciteits- als warmte en koude vraag. In het MER zijn voor het VKA zes warmte/koude concepten nader onderzocht. Gebleken is dat dat de meest kansrijke concepten betrekking hebben op stadsverwarming in combinatie met koude uit de Maas en/of warmte-koude opslag in de bodem. Het meest robuust is een systeem met meerdere bronnen (warmtenet (retour), restwarmte, aquathermie, WKO). De studie heeft vooral tot doel om de gewenste doelstellingen aan het energiesysteem beter inzichtelijk te maken. Zie verder paragraaf 5.14.
Gevoeligheidsanalyse warm tapwatergebruik en milieu-impact duurzame energiesystemen
Er is onderzocht hoeveel warm tapwater de beoogde functies nodig hebben per deelgebied en op welke manier (warmtenet of warmtepomp) dit het beste geleverd kan worden. Het onderzoek naar de duurzame energiesystemen bevestigt dat inzetten op collectieve voorzieningen in de driehoek warmtenet, warmtekoudeopslag (WKO) en thermische energie uit oppervlaktewater (TEO). Zie de aanvulling van het MER in Bijlage 6 voor meer informatie.
Circulariteit
Eén van de acht leidende principes uit het ruimtelijk raamwerk luidt: M4H waardeert reststromen. Om een toekomstbestendige ontwikkeling te realiseren die bijdraagt aan de gestelde doelen worden in M4H circulaire principes toegepast voor de omgang met bestaande bebouwing en buitenruimte, nieuwe bebouwing en buitenruimte en de gebruiksfase. De impact van materialen in de bouwketen in zowel de bebouwde omgeving als openbare ruimte is groot. Het doel van circulair bouwen is om de milieu-impact van materialen en producten te verlagen door:
- 1. het voorkomen en het verminderen van het gebruik van primaire grondstoffen;
- 2. het verlengen van de levensduur van producten;
- 3. het toepassen van materialen met een lage milieu-voetafdruk, waaronder hoogwaardig hergebruikte materialen en hernieuwbare materialen.
Het MER bevat diverse concrete aanbevelingen om bovenstaande doelstellingen te realiseren:
- Bij nieuwe gebiedsverkenningen dient een waardescan van bestaande gebouwen en buitenruimte te worden uitgevoerd;
- In geval grond benodigd is voor ophogen of dempen dient deze grond allereerst lokaal te worden verworven van de Rotterdamse circulaire grondbank;
- Voor de aanleg van de buitenruimte wordt gebruik gemaakt van duurzame materialen. Hiertoe worden de resultaten van de Milieu Kosten Indicator (MKI) gehanteerd om de milieuprestatie van de te gebruiken materialen te waarderen, een materiaal die beter scoort in de MKI heeft de voorkeur;
- Alle bestaande materialen (gebouwen en buitenruimte) in M4H worden zo hoogwaardig mogelijk hergebruikt, afgewogen conform de R-ladder van RVO. Dit betekent dat laagwaardiger hergebruik alleen gemotiveerd een trede lager mag worden toegepast. De toepassing is zo lokaal mogelijk, binnen het M4H gebied of zo dichtbij mogelijk. M4H zet hiermee in op optimale terugwinning van grondstoffen uit reststromen en hergebruik daarvan;
- De reststromen worden zoveel mogelijk collectief ingezameld, dit geldt ook voor afval van bedrijven;
- Nieuwbouw heeft een materiaalpaspoort. In het materialenpaspoort dient in elk geval op de volgende doelstellingen worden ingegaan:
- 1. Het ontwerp van nieuwe gebouwen en buitenruimte is gericht op waardecreatie (het vastleggen van informatie over losmaakbaar, herbruikbaar, vrij indeelbaar);
- 2. Het beheer is gericht op waardebehoud (het vastleggen van alle informatie die nodig is om goed te beheren);
- 3. Het financieel model is gericht op restwaarde (het inzichtelijk maken van de restwaarde met een materialenpaspoort in plaats van afschrijven naar nul);
- Nieuwbouw is toekomstbestendig ontworpen naar de circulariteitsprincipes, waaronder losmaakbaar, herbruikbaar, vrij indeelbaar, gezonde niet toxische materialen;
- Nieuwe materialen in M4H zijn zo duurzaam mogelijk geproduceerd, met een lage milieubelasting en CO2-uitstoot, gaan lang mee en zijn herbruikbaar op een zo hoog mogelijk niveau. Voor nieuwbouw wordt gestreefd naar biobased bouwen;
- De BREEAM-systematiek (of een vergelijkbaar instrument) wordt toegepast op niveau excellent bij ontwerpfase, nieuwbouw, herontwikkeling en gebruik van bestaande bebouwing (zie ook bij energiebesparing);
- Voor nieuwe woningen wordt gestreefd naar een lage milieuprestatie gebouwen (MPG), uitgangspunt is een ambitie van 0,5;
- Er wordt slim omgegaan met bouwlogistiek, hierbij wordt gebruik gemaakt van bouwhubs.
Bovenstaande aanbevelingen werken niet door in het bestemmingsplan maar kunnen wel opgenomen worden in Masterplannen en Nota's van uitgangspunten. In algemene zin staan de maatregelen ook genoemd in het spelregelkader dat door de raad vastgesteld wordt.
Afval
De geplande ontwikkeling zorgt voor een toename in productie van met name huishoudelijk afval. De capaciteit van het aantal afvalcontainers is hiervoor niet toereikend. Dit zal bij de verdere uitwerking van het plan per deelgebied nader worden uitgewerkt. Voor de inzameling van bedrijfsafval wordt er binnen M4H gekozen voor het collectief inzamelen van afval in hubs. Door het collectief inzamelen van bedrijfsafval worden de hiervoor benodigde verkeersstromen beperkt.
5.13.3 Conclusie
Het Ruimtelijk Raamwerk is het belangrijkste kader voor de ambities ten aanzien van duurzaamheid. De ambities zijn grotendeels onderzocht in de verschillende onderdelen van het MER. De belangrijkste duurzaamheidsaspecten zijn duurzame mobiliteit, klimaatadaptatie en energie. Naar deze aspecten is nader onderzoek gedaan is respectievelijk paragraaf 5.2, 5.7 en 5.14. De conclusie is dat de duurzaamheidsambities uitvoerbaar zijn, met de kanttekening dat de energiestrategie nog nader uitgewerkt moet worden. Voor duurzame mobiliteit en klimaatadaptatie zijn regels opgenomen in het bestemmingsplan.
5.14 Energiestrategie
In het kader van het MER is een energieanalyse uitgevoerd, zie paragraaf 5.13. Deze analyse is de basis voor de verdere uitwerking van de energiestrategie. Omdat de ontwikkelingen in het plangebied over een lange periode zullen worden gerealiseerd en het energievraagstuk een zeer dynamisch thema is, is het niet verstandig om één voorkeursalternatief voor één energieconcept te selecteren. Er is gekozen om een flexibele, prestatiegerichte aanpak uit te gaan werken wat resulteert in een energiesysteem dat zo goed mogelijk aansluit bij de beleidsdoelstellingen en recht doet aan de verschillen tussen de deelgebieden binnen M4H. Hierbij worden de volgende stappen doorlopen om tot een nadere energiestrategie voor M4H te komen:
- Vastleggen van de doelstellingen van het energiesysteem vertaald naar een afwegingskader;
- Vertalen van die doelstellingen naar randvoorwaarden en ontwerpcriteria voor het warmte en koudesysteem;
- Vastleggen van het bovenstaande in de energiestrategie en via verschillende sturingsinstrumenten, zoals een warmteplan en bodemenergieplan. Deze energiestrategie wordt een bindend document, vastgesteld door de raad van de gemeente Rotterdam, waarin een afwegingskader tussen de verschillende belangen wordt vastgesteld samen met de randvoorwaarden en ontwerpcriteria.
In het MER zijn wel al de randvoorwaarden en doelstellingen geformuleerd die de basis van de energiestrategie vormen. Naast de generieke doelstelling dat energiesystemen betrouwbaar, duurzaam en betaalbaar moeten zijn, zijn specifieke gebiedsgebonden doelstellingen geformuleerd:
- 1. Een systeem dat zo veel mogelijk is ingericht op het níet gebruiken van energie;
- 2. Uitfaseren van aardgas, voor nieuwbouw, ook waar nog aanwezig in bestaande bouw;
- 3. Een systeem anticiperend op de warmte en koude vraag voor het gehele beoogde programma, meegroeiend is met de ontwikkeling;
- 4. Een systeem dat, waar mogelijk, gebruik maakt van passieve oplossingen en reststromen.
- 5. Een systeem met een laag aandeel elektriciteitsgebruik. Dit vermindert de druk om buiten het gebied duurzame elektriciteit op te wekken;
- 6. Maximaliseren van het opwekpotentieel van duurzame elektriciteit;
- 7. Een systeem met minimale impact op de omgeving in het plangebied en daarbuiten. Deze impact heeft betrekking op overlast (geluid, geur, hitte, trillingen etc.) milieu-impact (o.a. CO2), ruimtegebruik en materiaalgebruik;
- 8. Alle ontwikkelingen participeren in eventuele collectieve voorzieningen. Een collectief systeem is het meest effectief als alle ontwikkelingen aansluiten, daarmee zijn individuele oplossingen in principe ongewenst;
- 9. Inpandige inpassing van warmteoverdracht (WOS)-stations en waar mogelijk zo goed mogelijke inpassing van andere energie-infrastructuur.
Bovengenoemde doelstellingen zijn ook onderdeel van het spelregelkader zoals in hoofdstuk 24 van het MER opgenomen. Bovengenoemde doelstellingen zijn ook onderdeel van het spelregelkader zoals in hoofdstuk 24 van het MER opgenomen. D
Als stad heeft Rotterdam verschillende instrumenten tot de beschikking om te kunnen sturen op de ambities uit het MER en te sturen op de realisatie van een collectief en geïntegreerd warmte/koude systeem. Uitgangspunt hierbij is dat M4H als geheel in samenhang met de stad blijven benaderd wordt, zo worden suboptimale oplossingen per deelgebied voorkomen. Gezien de fasering van de ontwikkelingen is er oog voor de lange én korte termijn nodig en worden er verschillende instrumenten voor ingezet. Het gaat om de volgende onstrumenten:
- MER (al gereed);
- Concessie en concessiebeheer;
- Wet collectieve warmtevoorziening (WCW), op termijn;
- Wet gemeentelijke instrumenten warmtetransitie (WGIW), op termijn;
- Warmteplan (vastgesteld door de gemeenteraad dec. 2023;
- Bodemenergieplan (vastgesteld door Gedeputeerde Staten feb. 2024);
- De verschillende plandocumenten cf. het ruimtelijk besluitvormingsmodel.
Ten tijde van het ontwerpbestemmingsplan bestond het voornemen om nog een separate energiestrategie vast te stellen. Inmiddels heeft een nadere uitwerking van de ambities plaatsgevonden en zijn er belangrijke sturingsinstrumenten vastgesteld waarmee invulling wordt gegeven aan de energiestrategie en wordt er geen losse energiestrategie vastgesteld.
5.15 Ontwikkelperspectief
Dit bestemmingsplan maakt een deel van de in het MER onderzochte planvoornemen mogelijk: ca. 2.800 van de maximaal beoogde 7.000 nieuwe woningen en 240.000 m² bvo van de maximaal beoogde 684.000 m² bvo bedrijvigheid en voorzieningen. Dit programma landt in de deelgebieden Merwehaven en Galileipark. Het is nadrukkelijk de wens ook de gebieden Marconi- en Keilekwartier conform het Ruimtelijk Raamwerk te herontwikkelen. In deze paragraaf wordt een korte beschrijving gegeven van het beoogde karakter en de stedenbouwkundige opzet van deze gebieden. Vervolgens wordt beschreven welke milieumaatregelen hiervoor mogelijk toegepast zouden kunnen worden.
Deelgebied Marconikwartier
Dit is het deelgebied met de hoogste dichtheden en meest stedelijke mix van wonen, werken en voorzieningen. Door de combinatie van hoge dichtheid, grote functiemix wonen, voorzieningen en nabijheid van openbaar vervoer vinden vooral hoogstedelijke kleine huishoudens hier een plek. Mensen die graag wonen in een dynamische stedelijke omgeving met allerlei voorzieningen en goed ingerichte openbare ruimte om de hoek. Hoofdzakelijk gestapelde woningen boven een plint met voorzieningen en werken, gepositioneerd met optimaal zicht op de havens. Bewoners hebben hier een kleiner appartement met collectieve voorzieningen waar ze andere bewoners en bezoekers kunnen ontmoeten. De Lee Towers zijn hiervan een goed voorbeeld. In leeftijd loopt deze doelgroep uiteen van 23 tot 65+. Makers vinden een plek in de plinten, maar ook in gestapelde bedrijfsverzamelgebouwen en kantoren. Voorbeelden van makers die in dit milieu een plek kunnen vinden: start-ups (in verzamelgebouw), designers, softwareontwikkelaars, labfuncties, dienstverleners (zoals reparatiewerkplaatsen). De geluidbelasting staat herontwikkeling van sommige kavels toe. Om de in paragraaf 4.2 beschreven redenen is nu niet ontwikkelgericht bestemd. De verwachting is dat dit deelgebied zich kavelsgewijs zal ontwikkelen, met eigen ruimtelijke procedures.
Deelgebied Keilekwartier
Het Keilekwartier wordt het meest experimentele deelgebied van M4H. Hier vinden pioniers een plek om te werken en te wonen. Wonen tussen de makers spreekt een doelgroep aan die van experimenteren houdt. Deze instelling zal terug te zien zijn in bijzondere woontypologieën en architectuur, vaak in de vorm van collectieven. Kleine huishoudens die wonen waar ze hun beroep uit kunnen oefenen of waar de reuring is. Producten maken, maar ook delen en laten zien op plekken waar ontmoetingen optimaal gefaciliteerd worden. Het woonmilieu zal door zijn bijzondere dynamiek ook veel bezoekers van buiten de wijk trekken. Makers vinden een plek in plinten, bestaande pakhuizen en nieuwe bedrijfsverzamelgebouwen. Het concept van solids die eerst als kantoor worden gebouwd en later kan transformeren naar woningbouw, lijkt een interessant concept voor nu nog belaste locaties. Voorbeelden van makers die in dit milieu een plek kunnen vinden: designers, industrieel ontwerpers, kunstenaars, architectenbureaus, interieurbouwers, bewerken van textiel-hout-papier, kleinschalige voedselproductie (stadsbrouwerij, bakkerij, stadslandbouw), reparatiewerkplaatsen, atelier, drukkerij, kleinschalige werkplaatsen. Het programma gaat uit van een gemengd woon-werkmilieu met ca. 1.200-1.700 woningen, 110.000 tot 135.000 m² bvo bedrijvigheid en 25.000 - 37.000 m² bvo voorzieningen. Vanwege de hoge geluidbelasting en de geurhinder vanuit AVR is nu geen ontwikkelgerichte bestemming opgenomen. Zie ook paragraaf 4.2 voor de overige redenen waarom nu geen ontwikkelgerichte bestemming is opgenomen.
Ontwikkelperspectief
In hoofdstuk 23 van het MER is onderzoek gedaan naar het ontwikkelperspectief van het Keile- en Marconikwartier. Dit hoofdstuk geeft inzicht in welke milieu-onderdelen (op termijn) relevant worden om de beoogde transformatie uit te kunnen voeren. Het perspectief bestaat uit randvoorwaarden voor een acceptabel akoestisch klimaat, ruimtelijke ontwikkelingen, juridische ontwikkelingen en autonome trends. De belangrijkste conclusies zijn als volgt.
- De geluidbelasting kan verder teruggebracht worden door op nog meer locaties walstroom te realiseren. Concreet gaat het om de kades/ligplaatsen in de Lekhaven, IJsselhaven en rond FTR;
- Om de doorontwikkeling van het hele Keilekwartier mogelijk te maken is het noodzakelijk dat dat er geluidruimte vrijkomt voor transformatie: in het Keilekwartier zelf, maar ook daarbuiten, in het huidige Sappencluster en in de Waal-Eemhaven. In het Keilekwartier gaat het bijvoorbeeld om AVR (het afvalinzamelingsstation) en in het Sappencluster om HIWA, CJ en Agro Merchants. Wanneer dergelijke bedrijven vertrekken of verduurzamen, leidt dit mogelijk tot vrijkomende geluidruimte waarbinnen delen van Keilekwartier en Marconikwartier (gemakkelijker) ontwikkeld kunnen worden. Zowel het industrielawaai als nestgeluid daalt hierdoor. Als AVR vertrekt verdwijnt de geurcontour die over het Keilekwartier ligt;
- Om een duidelijk beeld van het nestgeluid in de hele haven van Rotterdam te krijgen, wordt een langjarig meetprogramma opgezet. Voor de ontwikkelingen van M4H biedt dit een wenkend perspectief. Waar nu bij de beoordeling van nestgeluid uitgegaan is van geëxtrapoleerde bronvermogens op basis van kortdurige metingen, zal deze informatie worden verreikt en worden herijkt op basis van dit meetprogramma. Zo ontstaat gedegen kennis van de bronvermogens van de aangemeerde schepen waarmee een duidelijker beeld van het nestgeluid ontstaat;
- In dit MER is de bereikbaarheidssituatie van M4H in beeld gebracht. Bij het enkel ontwikkelen van Merwehaven en Galileipark (met toepassing van een duurzaam mobiliteitsconcept) vormt mobiliteit vooralsnog geen probleem. Maar bij het volledig ontwikkelen van M4H (met toepassing van een duurzaam mobiliteitsconcept) is niet volledig inzichtelijk welke kruispunten overbelast raken, zeker niet wanneer er ook een grote stroom fietsers in de cyclus worden toegevoegd. Om de doorontwikkeling naar het volledige programma mogelijk te maken zijn enkele nadere onderzoeken nodig. Zo kan door een dynamische kruispuntberekening meer duidelijkheid geven over de overbelasting van de VRI's. Daarnaast kan een ontwerpstudie voor aanpassing van het Marconiplein als optimaliserende maatregel de verkeersveiligheid verbeteren en de doorstroming bevorderen.
In paragraaf 23.3 van het MER staat een uitgebreide beschrijving van de maatregelen die getroffen kunnen worden om de geluidbelasting verder te verlagen. Hierbij is ook de daling in dB beschreven. Om in het Keilekwartier en zuidelijk deel van het Marconikwartier een akoestisch klimaat te realiseren dat volledige herontwikkeling mogelijk maakt zijn aanvullende, maar nu nog niet haalbare maatregelen nodig. Dat wil zeggen maatregelen boven op het maatregelenpakket van het VKA, dat in het kader van dit bestemmingsplan getroffen wordt (opheffen ligplaatsen en realiseren walstroom Merwehaven, het beëindigen van de activiteiten van BSR Van Uden). Bij de aanvullende maatregelen gaat het om:
- realisatie walstroom in Lek- en IJsselhaven en bij de FTR locatie;
- laten vervallen van geluidruimte en kavelreserveringen voor bedrijven in het Keilekwartier en Sappencluster, na afloop van erfpachten of contracten (naar verwachting tussen 2032 en 2050, variërend per bedrijf).
Toets cumulatief niveau met extra maatregelen
Uit akoestische berekeningen blijkt dat de extra walstroom maatregelen bij elkaar in en rond het Keilekwartier een reductie opleveren van het cumulatieve geluidniveau van 1 tot 10 dB, afhankelijk van het referentiepunt. En voor het Marconikwartier 0 tot 2 dB. Het extra beperken van industrielawaai in Keilekwartier en Sappencluster zou tot een verdere reductie leiden, variërend van 0 tot ruim 3 dB. Alleen al met de extra walstroom maatregelen komen bijna alle referentiepunten (ook in het Keilekwartier) onder de 70 dB Lcum te liggen, en daarmee ontstaat op termijn met de extra maatregelen, en onder voorwaarden, bijna overal een aanvaardbaar akoestisch leefklimaat voor woningbouw.
Toets industrielawaai met extra maatregelen
Onder de Omgevingswet moet zowel het industrielawaai van M4H zelf als dat van de Waal-Eemhaven bij elkaar worden opgeteld, inclusief het nestgeluid. Indien in die situatie de grenswaarde voor zeehavens wordt toegepast (60 dB in plaats van 55 dB), leidt het extra maatregelpakket walstroom in het Marconikwartier op alle referentiepunten tot een geluidbelasting onder de grenswaarde voor zeehavens. In het Keilekwartier geldt dit voor een deel, dus niet op alle referentiepunten. Het aanvullend maatregelpakket beperking industrielawaai leidt tot een verdere reductie, in dat geval wordt alleen in het meest westelijke deel van het Keilekwartier nog steeds een belasting van industrielawaai groter dan 60 dB berekend. Indien nog meer aanvullende bronmaatregelen in zowel M4H (bij de FTR locatie) als in WEH worden getroffen is de transformatie naar gemengd wonen-werken in het gehele Keilekwartier haalbaar.
5.16 Borging Van Maatregelen En Spelregels
Als resultante van het MER is een spelregelkader opgesteld om de beoogde transformatie van M4H naar een gemengd werk-woongebied te realiseren en ambities waar te maken. Het spelregelkader bevat verschillende spelregels die randvoorwaardelijk zijn voor de volledige transformatie van M4H vanuit het belang van de gezonde, veilige, leefbare en duurzame leefomgeving. Er zijn drie typen spelregels:
- spelregels voor de gemeente: randvoorwaarden voor de gemeente om knelpunten te voorkomen, te voldoen aan wettelijke normen en/of ambities te verwezenlijken. Voorbeelden zijn ingrepen aan de infrastructuur of inrichting van de openbare ruimte;
- algemene spelregels: spelregels voor elke ontwikkelende partij om knelpunten te voorkomen, te voldoen aan wettelijke normen en/of ambities te verwezenlijken. Voorbeelden zijn het treffen van maatregelen voor geluid bij woningen of onderzoek doen naar archeologische waarden;
- optimaliserende spelregels: spelregels die niet randvoorwaardelijk zijn om de transformatie mogelijk te maken maar die wel bijdragen aan een betere leefomgeving.
Een deel van de regels zijn geborgd in het bestemmingsplan. Sommige spelregels zijn niet opgenomen in het bestemmingsplan en kunnen beter landen in het masterplan, Nota van Uitgangspunten, ontwikkelkader, verkeersbesluit of omgevingsvergunning voor het bouwen. Dit bijvoorbeeld omdat ze buiten de reikwijdte van het instrument bestemmingsplan vallen, niet passen bij de globale opzet van de ontwikkelgerichte bestemmingen in dit bestemmingsplan of omdat ze pas bij de vergunningverlening aan de orde zijn. Het Masterplan of de daaruit voorkomende Nota's van Uitgangspunten of tenderprocedures zijn in veel gevallen het meest geschikte instrument om de spelregels te borgen. Door middel van grondpositie en anterieure overeenkomsten kan gestuurd worden op het naleven van de spelregels. Voor de gebieden Marconi- en Keilekwartier zijn ruimtelijke procedures nodig om de herontwikkeling mogelijk te maken. Ook dit biedt de gemeente mogelijkheden om te sturen, omdat er voorwaarden gesteld kunnen worden aan het meewerken aan deze procedures. Hoewel niet alle spelregels dus publiekrechtelijk zijn geborgd zijn er voldoende sturingsmogelijkheden voor de gemeente Rotterdam.
In onderstaande tabellen 5.16 (spelregels voor de gemeente) en 5.17 (spelregels voor elke ontwikkelende partij) is aangegeven hoe de verschillende spelregels geborgd zijn. Voor een toelichting op het gehele spelregelkader wordt verwezen naar hoofdstuk 24 van het MER.
Thema | Maatregel door de gemeente | Borging |
Verkeer en vervoer | Uitwerking van de Mobiliteitsstrategie voor M4H in een adaptieve Ontwikkelstrategie | Masterplan deelgebieden, Rolkeuze en financiering van mobiliteitshubs - Mobiliteitsstrategie M4H |
Dynamische kruispuntberekeningen bij verdere uitwerking van Marconikwartier en Keilekwartier | Masterplan deelgebieden | |
Opstellen parkeerbeleid voor M4H | Bestemmingsplan (parkeerregeling) | |
Reduceer de snelheid van diverse wegen naar 30 km/uur waar dat kan en inrichten volgens Duurzaam Veilig | Verkeersbesluit | |
Maak enkele kleine wegen autovrij | Masterplan deelgebieden, Verkeersbesluit | |
Geluid | Maatregelen treffen tegen het nestgeluid | Haven beheersverordening (o.a. generatorverbod) Bestemmingsplan (maakt realisatie mogelijk) |
Voorwaarden creëren voor het beëindigen van de activiteiten van BSR Van Uden | Bestemmingsplan: tijdelijke bestemming Overig - Bedrijf -5 enVerkeer-Verblijfsgebied Erfpachtcontract | |
Informeren toekomstige bewoners over geluidbelasting | Koop- en huurcontracten, Masterplannen | |
Overige gezondheidsaspecten en groen | Uitwerken integrale vergroeningsopgave in Masterplannen | Masterplan deelgebieden |
Water | Nader onderzoek naar balans in optimale ontwateringsdiepte | Masterplan deelgebieden |
Nader onderzoek en uitwerking van alternatieve vasthoud- en bergingsvoorzieningen | Masterplan deelgebieden | |
Scheiden hemelwater en vuilwater in aan te leggen rioleringssysteem | Masterplan deelgebieden | |
Geen negatief effect op de stabiliteit van de primaire kering Delflandse Dijk door werkzaamheden op, in of nabij deze kering | Bestemmingsplan: Waterstaat - Waterkering en geen bebouwingsmogelijkheden in zone dijkversterking | |
Energie | Uitwerken Energiestrategie gericht op een collectief warmte-koude systeem met minimaal gebruik van elektriciteit | Energiestrategie, Masterplan deelgebieden De energiestrategie wordt uiterlijk tegelijktijdig met het bestemmingsplan vastgesteld. |
Cultuurhistorie, Archeologie, landschap | Welstandstoetsing | Bestemmingsplan (dubbel- bestemmingen), welstandsparagrafen Merwehaven en Galileipark |
Tabel 5.16: maatregelen en wijze van borging door gemeente
Thema | Algemene spelregel | Borging |
Algemeen | Toetsen van spelregels bij ruimtelijk besluit | Bestemmingsplan en omgevingsvergunning |
Geluid | Per bouwblok toetsen aan de Wet geluidhinder | Bestemmingsplan: Hogere waarden in regels |
Voldoen aan de binnenwaarde van maximaal 33 dB Lden bij woningen | Bestemmingsplan: bepaling in regels Woongebied - 1 | |
Woningen hebben een gezonde of acceptabele gevel met een cumulatieve geluidbelasting van maximaal 55 dB Lden | Bestemmingsplan: bepaling in regels Woongebied - 1 | |
De cumulatieve geluidbelasting op een aanvaardbare gevel is maximaal 70 dB Lden | Bestemmingsplan: geen woonbestemming op locaties waar geluidbelasting hoger is. | |
Aanvullende voorwaarden bij tweezijdig georiënteerde nieuwe woningen zonder gezonde of acceptabele zijde en bij eenzijdig georiënteerde woningen zonder gezonde of acceptabele zijde | Bestemmingsplan: bepaling in regels Woongebied - 1 | |
Zorg dat de gezonde en acceptabele zijden echt stil zijn (Lcum <56 dB) aan de stille zijde zo min mogelijk parkeerplaatsen, warmtepompen of andere lokale geluidsbronnen | Bestemmingsplan: bepaling in regels Woongebied - 1, Masterplan + stedenbouwkundige uitwerking en inrichtingsplannen openbare ruimte | |
Voorkomen/beperken geluidsweerkaatsing van gebouwen | Masterplan en stedenbouwkundige uitwerking | |
Mengbaarheid van bedrijven en woningen garanderen in relatie tot geluid | Bestemmingsplan: milieuzonering en maatbestemmingen | |
Positioneren niet-woonfuncties | Masterplan deelgebieden | |
Geluidluwe plekken realiseren | Masterplan deelgebieden en stedenbouwkundige uitwerking | |
Luchtkwaliteit | Gevoelige bestemmingen niet binnen 50 m situeren van wegen met een intensiteit hoger dan 10.000 mvt/etm | Bestemmingsplan: bepaling in 24.3.4 |
Goed geventileerde woningen | Omgevingsvergunning/ bouwbesluit | |
Geur | Nieuwe bedrijven voldoen aan Maatregelniveau I van Geurbeleid Rijnmond | Bestemmingsplan: bepaling in 7.4.4 |
Acceptabele geurbelasting op geurgevoelige objecten door bestaande bedrijven | Bestemmingsplan: bepaling in 40.6 | |
Stof | Nieuwe stofhinderbedrijven worden uitgesloten | Bestemmingsplan: bepaling 7.4.6 |
Externe veiligheid | Nieuwe risicovolle inrichtingen terughoudend toelaten | Bestemmingsplan: bepaling: 7.4.5 |
Brzo-bedrijven worden in het plangebied uitgesloten | Bestemmingsplan: bepaling 7.4.5 | |
Veiligheidsrisico's worden verantwoord | Bestemmingsplan: paragraaf 5.8 toelichting | |
Er wordt rekenschap gegeven van de noodzakelijke veiligheidsmaatregelen | Bestemmingsplan: 40.5 en 40.4 | |
Verantwoording van het groepsrisico is noodzakelijk voor de buisleiding | Bestemmingsplan: paragraaf 5.8 toelichting en besluit B&W (Bijlage 2). | |
Nautische veiligheid | Ontwikkelingen aan het water geven rekenschap van het aspect nautische veiligheid | Bestemmingsplan: bouwmogelijkheden houden rekening met het zicht vanaf het water (geen bebouwing vlak langs de kade) |
Overige gezondheidsaspecten | Voorkomen stralingsveiligheidsrisico's | Gevoelige functies zijn niet mogelijk omdat er binnen de magneetveld contour geen bestemmingen zijn opgenomen die gevoelige functies mogelijk maken. |
Bodem en ondergrond | Bodemonderzoek en -sanering passend bij de gewenste functie | Omgevingsvergunning |
Onderzoek naar gesteldheid fundering bij hoogbouw | Omgevingsvergunning | |
Onderzoek naar niet gesprongen explosieven | Arbo-wetgeving | |
Water | Geen aanleg van (nieuw) oppervlaktewater in het gebied | Masterplan/Nota van Uitgangspunten/ Inrichtingsplan |
Richtlijnen minimale ontwateringsdiepte | Omgevingsvergunning | |
Waterbergingsopgave bij nieuwbouw | Masterplan/omgevingsvergunning | |
Beperken lozingen van het riool op de Nieuwe Maas | Omgevingsvergunning | |
Uitvoeren Adaptatiestrategie Waterveiligheid M4H | Bestemmingsplan: regels over dry- en wetproof bouwen | |
Ecologie | Bij elke ontwikkeling (bij voorkeur per groter ontwikkelgebied) wordt nader onderzocht of er beschermde soorten en/of rode lijst soorten aanwezig zijn | Vergunning Wet natuurbescherming |
Voorafgaand en tijdens ontwikkelingen verantwoord omgaan met broedvogels | Vergunning Wet natuurbescherming | |
Creëren van een groene leefomgeving, zoals deze is uitgewerkt in de masterplannen | Inrichtingsplannen | |
Tegengaan van de Japanse duizendknoop en andere exotische invasieve soorten | Omgevingsvergunning | |
Natuurinclusief ontwikkelen | Masterplan deelgebieden | |
Voor elk vergunningplichtig project wordt op projectniveau een stikstofonderzoek uitgevoerd. Dit moet aantonen dat de ontwikkeling geen significant nadelige gevolgen heeft voor Natura 2000-gebieden. | Vergunning Wet natuurbescherming | |
Archeologie, cultuurhistorie en landschap | Bescherming van archeologische waarden | Bestemmingsplan: bepalingen artikelen Artikel29, Artikel 30, Artikel 31 |
Behoud van beeldbepalende bouwwerken | Bestemmingsplan/ Masterplan deelgebieden bepalingen artikel Artikel 32 | |
Bebouwing met een hoge bouwhoogte is maar beperkt mogelijk | Bestemmingsplan: diverse bepalingen | |
Behoud van monumenten | Erfgoedwet en monumentenverordening | |
Energie en circulariteit | Negen doelstellingen voor uitwerking van het energiesysteem | Energiestrategie/Masterplan/omgevingsvergunning |
Maatregelen ter bevordering van circulariteit | Masterplan | |
Hinder tijdens realisatie | Opstellen BLVC-plan voorafgaand aan ieder bouwplan | Omgevingsvergunning |
Tabel 5.17: algemene spelregels en wijze van borging
5.17 Monitoring En Evaluatie
Met het MER is onderzocht onder welke voorwaarden (spelregels) de geleidelijke transformatie van het havengebied M4H naar een innovatief woon-werkmilieu kan plaatsvinden. De Wet milieubeheer schrijft voor dat het bevoegd gezag de daadwerkelijk optredende milieugevolgen van een m.e.r.-plichtig besluit in beeld brengt. In het MER M4H is een eerste aanzet voor het monitoringsprogramma gegeven; parallel aan de m.e.r.-procedure is dit door DCMR verder uitgewerkt in dit Monitoring- en evaluatieprogramma (MEP) M4H. Het MEP is tegelijk met het bestemmingsplan vastgesteld en is opgenomen in Bijlage 11. Specifiek onderdeel van het MEP M4H is de monitoring van verkeerseffecten en geluid.
De uitvoering van monitoring M4H dient verschillende doelen. Zo zal voor een selectie van aspecten getoetst worden of de daadwerkelijke milieueffecten binnen de bandbreedte blijven met hetgeen wat in het MER voorspeld is. Op basis van de uitkomsten uit de monitoring en evaluatie kan het bevoegd gezag ervoor kiezen bij te sturen. Hiermee geeft het bevoegd gezag invulling aan haar wettelijke verplichting tot het in beeld brengen van de daadwerkelijk optredende milieugevolgen. De monitoring en evaluatie van M4H gaat verder dan de wettelijke verplichting. Zo zijn er in het bestemmingsplan verschillende ambities op het gebied van stedelijkheid, ruimtelijke kwaliteit, bereikbaarheid, gezondheid en duurzaamheid gesteld. Er wordt gemonitord in hoeverre de ontwikkelingen daadwerkelijk bijdragen aan de (realisatie van de) gestelde ambities. De monitoring van de ambities biedt tussentijds inzicht in hoeverre ambities worden gehaald en in hoeverre er sturing nodig is op ambitiebereik. Monitoringsproducten zijn openbaar. Op deze manier kunnen monitoringsresultaten op een laagdrempelige wijze met betrokkenen gecommuniceerd worden en kunnen eventuele zorgen van betrokkenen weggenomen of juist gegrond verklaard worden. De verwachting is dat dit doel naarmate de tijd vordert belangrijker zal worden, aangezien het inwoneraantal van het plangebied zal groeien.
Samenvattend dient de monitoring en evaluatie van M4H de volgende doelen:
- 1. Milieueffecten toetsen aan het MER en bijsturen waar nodig;
- 2. Ontwikkelingen toetsen aan de in het bestemmingsplan beschreven ambities en bijsturen waar nodig;
- 3. Vrijgekomen milieuruimte signaleren en waar mogelijk de onderzoeklast voor toekomstige procedures bij vervolgbesluiten verminderen;
- 4. Communicatie en transparantie.
Hoofdstuk 6 Juridische Planbeschrijving
In dit hoofdstuk wordt kort uiteengezet wat de opzet is van dit bestemmingsplan. Daarna wordt een uitleg gegeven over de verschillende regels in dit bestemmingsplan, die een sterk juridisch karakter hebben. De uitleg helpt bij de interpretatie van de regels, en ook worden bepaalde planologische keuzes nader uitgelegd. Wat dat laatste betreft is er een beperkte overlap met paragraaf 4.3. Dit hoofdstuk kan dan ook deels als een aanvulling/verdieping op paragraaf 4.3 gezien worden.
6.1 Opzet Van Het Bestemmingsplan
Dit bestemmingsplan heeft zowel een globaal als een gedetailleerd karakter. De ontwikkelgerichte delen (Merwehaven en ontwikkelgerichte kavels Galileipark) zijn globaal bestemd, met ruime bestemmingsvlakken en weinig differentiatie in bouwregels zoals bouwhoogte en percentage. De exacte invulling wordt bepaald door andere instrumenten, zoals een Masterplan of stedenbouwkundig plan. De exacte invulling kan zo in een later stadium uitgewerkt worden met instrumenten die daar het meest geschikt voor zijn. Het bestemmingsplan is het kader en bevat alleen de noodzakelijke regels die daar bij horen, zoals een maximum bouwhoogte en een maximum programma.
Het deel van het bestemmingsplan waar geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt worden heeft juist een vrij gedetailleerd karakter. In de voorgaande paragrafen is uitgelegd waarom dat zo is: overwegend om ongewenste ontwikkelingen uit te sluiten zodat de toekomstige gebiedsontwikkeling niet beperkt wordt. Gedetailleerd wil zeggen dat de bestemmingslegging zo veel mogelijk is afgestemd op de bestaande situatie, zowel qua gebruik als qua bouwmogelijkheden. In Marconi- en Keilekwartier zijn hiervoor strakke bestemmings- en bouwvlakken opgenomen. Op andere locaties is gewerkt met een minder strak bestemmingsvlak in combinatie met een bebouwingspercentage.
Verder is dit een bestemmingsplan met verbrede reikwijdte op grond van de Chw, zoals vermeld in paragraaf 1.8.
6.2 Juridische Planbeschrijving
6.2.1 Parkeerregeling (geldt voor meerdere bestemmingen)
Algemeen
Een deel van de Mobiliteitsstrategie M4H is vertaald in een parkeerregeling specifiek voor dit bestemmingsplan. De regeling is een afgeleide van de gemeentelijke 'Beleidsregeling parkeernormen auto en fiets gemeente Rotterdam 2022' (hierna: 'Beleidsregeling parkeernormen 2022'). Door een statische, gebiedspecifieke parkeerregeling in het bestemmingsplan op te nemen wordt afgeweken van de algemeen toegepaste systematiek van de dynamische verwijzing. De regeling en een toelichting er op zijn opgenomen in Bijlage 6. Het is om twee redenen noodzakelijk een statische regeling op te nemen:
- In het MER wordt de verkeersgeneratie van de gebiedsontwikkeling onderzocht op basis van de uitgangspunten van de Mobiliteitsstrategie. De verkeersgeneratie is onderzocht om te kijken of er geen negatieve effecten op het omliggende wegennetwerk ontstaan. Om de verkeersgeneratie in beeld te brengen is vooral het aantal toekomstige parkeerplaatsen in M4H relevant, in combinatie met de zogenaamde 'turnover': het aantal keer dat een parkeerplaats per etmaal een autorit genereerd. In de mobiliteitsstrategie (en het MER) zijn een aantal uitgangspunten vastgelegd over het toekomstige parkeren in M4H. Er wordt o.a. geparkeerd in hubs, er wordt gebruik gemaakt van dubbelgebruik van parkeerplaatsen en er wordt korting toegepast vanwege de nabijheid van OV-haltes. Wanneer deze uitgangspunten bij de gebiedsontwikkeling gehanteerd worden, ontstaan er geen knelpunten op het omliggende wegennet. Een groot deel van deze uitgangspunten zijn overigens ook als optie/mogelijkheid opgenomen in de Beleidsregeling parkeernormen 2022. Een dynamische verwijzing naar dit beleid biedt echter niet voldoende rechtszekerheid om de uitgangspunten die gehanteerd zijn in het MER te borgen. Het beleid kan immers wijzigen, bepaalde kortingsmogelijkheden kunnen bijvoorbeeld vervallen. Het is daarom noodzakelijk alle regels ten aanzien van parkeren te borgen in het bestemmingsplan zelf. Het is niet voldoende rechtzeker om te verwijzen naar extern beleid dat herzien kan worden. In het ontwerpbestemmingsplan werd nog wel gewerkt met een dynamische verwijzing. Hiervan is om bovengenoemde redenen afgestapt;
- Door de regels over parkeren in het bestemmingsplan op te nemen is het duidelijk voor ontwikkelende partijen hoe het parkeren in M4H opgelost wordt. Parkeeroplossingen conform de uitgangspunten van de Mobiliteitsstrategie kunnen zo publiekrechtelijk afgedwongen worden. Dit kan vooral noodzakelijk zijn bij de kavels die niet in gemeentelijk eigendom zijn omdat hier niet gestuurd kan worden met gronduitgifte;
De parkeerregeling heeft als titel 'Beleidsregeling parkeernormen voor auto en fiets Merwe-Vierhavens gemeente Rotterdam' en is van toepassing op Merwehaven, Galileipark, Marconikwartier en Keilekwartier. Daardoor is de regeling ook van toepassing op de toekomstige ruimtelijke procedures in het Marconi- en Keilekwartier. In de overige deelgebieden blijft Beleidsregeling parkeernormen 2022 van toepassing. De belangrijkste uitgangspunten van de parkeerregeling zijn als volgt:
- Parkeren vindt in de deelgebieden Merwehaven, Marconikwartier, Keilekwartier en Galileipark plaats in collectieve, gebouwde mobiliteitshubs, en niet op straat of op eigen terrein (m.u.v. gehandicaptenparkeerplaatsen). Een mobiliteitshub bedient meerdere ontwikkellocaties binnen een straal van 400 meter loopafstand en is openbaar toegankelijk. De regeling voorziet in een tijdelijke afwijkingsmogelijkheid van deze eis. Bijvoorbeeld in de situatie dat er nog geen mobiliteitshub aanwezig is op het moment dat er een omgevingsvergunning voor een ontwikkeling wordt aangevraagd. In die situatie mag er tijdelijk in een collectieve parkeervoorziening op maaiveld geparkeerd worden. Ook in het geval van een tijdelijke omgevingsvergunning kan worden afgezien van de eis om in een hub te parkeren;
- In de parkeerregeling wordt gebruik gemaakt van dubbelgebruik bij het bepalen van het aantal parkeerplaatsen. Parkeerplaatsen bedienen meerdere gebruikers/functies waardoor de totale parkeereis lager wordt dan de parkeereisen per functie afzonderlijk. De regeling voor dubbelgebruik is één op één overgenomen uit de gemeentelijke Beleidsregeling parkeernormen 2022;
- In de parkeerregeling wordt gerekend met een korting vanwege de nabijheid van OV-stations en korting vanwege extra fietsparkeerplaatsen (10% korting) bij het bepalen van het aantal parkeerplaatsen. Ook wordt gerekend met een korting vanwege deelmobiliteit (20% korting). De kortingsmogelijkheden zijn één op één overgenomen uit de gemeentelijke Beleidsregeling parkeernormen 2022;
- Er wordt geanticipeerd op de realisatie van first/last mile vervoer in combinatie Mobility as a Service (MaaS). First/last mile vervoer is een vorm van collectief vervoer, bijvoorbeeld in de vorm van een busje, waarbij reizigers van Marconiplein of station Schiedam naar locaties is M4H kunnen reizen. MaaS is een dienst waarmee reizigers via één app meerdere vervoersmiddelen, eventueel van verschillende aanbieders, kunnen plannen, boeken en betalen. Indien deze voorzieningen gerealiseerd zijn wordt er gerekend met extra korting van 20% bij het bepalen van het aantal parkeerplaatsen. De kortingsmogelijkheid voor first/lastmile met MaaS is één op één overgenomen uit de gemeentelijke Beleidsregeling parkeernormen 2022;
- Het aantal parkeerplaatsen dat volgt uit de reductie door dubbelgebruik plus de opgetelde kortingen is de absolute parkeerbehoefte. Er mogen niet minder, en ook niet meer parkeerplaatsen gerealiseerd worden;
- De regeling ziet ook op normen voor fietsparkeren en de vormgeving daarvan;
- In de gebieden Galileipark (conserverend bestemde kavels), Marconi- en Keilekwartier kan in bepaalde gevallen afgeweken worden van de parkeerregeling. In die situaties geldt de Beleidsregeling parkeernormen 2022 of diens opvolger. De afwijkingsmogelijkheid is opgenomen voor de zittende bedrijven. Bij gedeeltelijke vernieuwing of beperkte uitbreiding van bestaande bebouwing passend binnen de bouwregels van het bestemmingsplan kan teruggevallen worden op het bestaande beleid en hoeft niet in een hub geparkeerd te worden.
Organisatorische aspecten
In de gebieden Merwehaven, Keilekwartier en Marconikwartier realiseert de gemeente de mobiliteitshubs. Die worden gefinancierd vanuit een mobiliteitsfonds. Ontwikkelaars doen een afdracht aan dat fonds voor het aantal parkeerplaatsen dat zij nodig hebben. Een mobiliteitsregisseur van de gemeente bepaalt het aantal benodigde parkeerplaatsen voor een ontwikkeling op basis van de parkeerregeling. De ontwikkelaar krijgt vervolgens het voor de ontwikkeling benodigde parkeerplaatsen in de vorm van abonnementen in de mobiliteitshub. In het Galileipark realiseert het Havenbedrijf de mobiliteitshubs. De locatie van de parkeerhubs is niet vastgelegd in het bestemmingsplan. De indicatieve locaties voor Merwehaven zijn beschreven in het Masterplan Merwehaven. Het Havenbedrijf werkt de locaties uit in het kader van het Ontwikkelplan voor het Galileipark. De locaties in het Keile- en Marconikwartier worden uitgewerkt in de gebiedsvisies. De organisatorische aspecten zijn nader uitgewerkt in de 'Rolkeuze en financiering van mobiliteitshubs Mobiliteitsstrategie M4H', vastgesteld door de gemeenteraad op 28 november 2024.
Juridische uitleg
De regels over parkeren zijn opgenomen in artikel 35. Hierin wordt onderscheid gemaakt tussen de verschillende deelgebieden:
- In de deelgebieden deelgebieden Bedrijventerrein Gustoweg, FTR, BSR Van Uden en Sappencluster vinden geen ontwikkelingen plaats en hier blijft de 'Beleidsregeling Parkeernormen auto en fiets gemeente Rotterdam 2022' (het nu geldende parkeerbeleid) gelden, of diens opvolger. Om aan dit beleid te kunnen toetsen is er in het bestemmingsplan in artikel 36.1 een bepaling opgenomen waarin staat dat er alleen een omgevingsvergunning voor het bouwen of gebruiken van gronden of bouwwerken mag worden verleend als sprake is van voldoende parkeergelegenheid voor auto's en fietsen op basis van het geldende beleid ten aanzien van parkeren in de gemeente Rotterdam. De bepaling is vormgegeven als een zogenaamde 'dynamische verwijzing'. Dat wil zeggen dat er alleen wordt geregeld dat er voldoende parkeergelegenheid moet zijn voor fietsers en auto's conform het in de gemeente Rotterdam geldende parkeerbeleid. In de bepaling wordt in beginsel verwezen naar de Beleidsregeling uit 2022. Maar in de bepaling is ook opgenomen dat indien er nieuw parkeerbeleid wordt vastgesteld, een omgevingsvergunning getoetst moet worden aan het nieuwe beleid. Dat is een bewuste keuze. Op het moment van tot stand komen van dit bestemmingsplan is de 'Beleidsregeling Parkeernormen auto en fiets gemeente Rotterdam 2022' het geldende beleid waaraan getoetst moet worden. Dit beleid kan in de toekomst echter wijzigen. Om ook aan een eventuele wijziging van het beleid van de gemeente Rotterdam te toetsen, zonder dat het bestemmingsplan daarvoor aangepast moet worden, is de beleidsregeling niet expliciet genoemd of bijgevoegd. Met de bepaling is bedoeld dat er bij het verlenen van een omgevingsvergunning voldoende parkeergelegenheid moet zijn voor auto's en fietsen op basis van parkeerbeleid van de gemeente Rotterdam dat geldt op het moment van verlenen van de omgevingsvergunning;
- Voor de deelgebieden Merwehaven, Marconikwartier, Galileipark en Keilekwartier geldt de hierboven genoemde 'Beleidsregeling parkeernormen voor auto en fiets Merwe-Vierhavens gemeente Rotterdam' (hierna: 'Parkeerbeleid M4H). Deze gebieden zijn op de verbeelding aangeduid met de gebiedsaanduiding 'overige zone – parkeren 1'. In artikel 36.2 is bepaald dat vergunningsaanvragen binnen deze zone getoetst worden aan het Parkeerbeleid M4H. De regeling zelf is opgenomen in Bijlage 6 van de regels. In artikel 36.2 staan ook een aantal ruimtelijke regels ten aanzien van mobiliteitshubs.
Op de meeste kavels binnen het Marconi- en Keilekwartier en op de conserverend bestemde kavels in het Galileipark kan onder voorwaarden afgeweken worden van het Parkeerbeleid M4H. De betreffende kavels zijn aangeduid met overige zone – parkeren 2. In artikel 36.3 is bepaald dat wanneer er een omgevingsvergunning voor het bouwen aangevraagd wordt die past binnen de bouw- en gebruiksregels van het bestemmingsplan, er gebruik kan worden gemaakt van de 'Beleidsregeling parkeernormen voor auto en fiets gemeente Rotterdam 2022' of diens opvolger. Dit is niet van toepassing bij volledige sloop-nieuwbouw. De 'vangnetregeling' is opgenomen ondergeschikte veranderingen bij de zittende bedrijven vrij te stellen van het parkeerbeleid M4H.
In artikel 36.4 is een bepaling opgenomen die de gemeente verplicht de mobiliteitshubs te realiseren binnen 10 jaar nadat een omgevingsvergunning is verleend. Uiterlijk na 10 jaar moet er dus een hub zijn die voorziet in de parkeerbehoefte van de verleende vergunning. Deze bepaling is opgenomen om af te dwingen dat collectief maaiveldparkeren echt een tijdelijk karakter heeft. Ook is in dit artikel opgenomen dat indien er (nog) geen hub beschikbaar is, er uiterlijk op het moment van oplevering van bebouwing voorzien moet zijn in een tijdelijke collectieve parkeervoorziening op maaiveld of in parkeercapaciteit in een bestaande garage. Deze bepaling is opgenomen zodat gegarandeerd is dat er altijd parkeergelegenheid voor een ontwikkeling geboden wordt.
Tot slot is in artikel 36.5 een monitoringsverplichting voor de gemeente opgenomen. Met een dynamische (periodiek te actualiseren) parkeerbalans houdt de gemeente bij wat de parkeer behoefte is van de aangevraagde omgevingsvergunningen en hoeveel parkeerplaatsen er reeds gerealiseerd zijn. De parkeerbalans wordt gebruikt om de capaciteit van hubs te bepalen. De parkeerbalans is ook noodzakelijk om de mate van dubbelgebruik te bepalen. De mogelijkheden voor dubbelgebruik worden bepaald door de afzonderlijke ontwikkellocaties en bijbehorende omgevingsvergunningen. In de toelichting op de parkeerregeling is hier meer over te lezen.
6.2.2 Bouwregels (geldt voor meerdere bestemmingen)
Maximum bouwhoogte
Bij alle bestemmingen is de maximum bouwhoogte in meters aangegeven op de verbeelding. De hoogteaccenten binnen Woongebied - 1, Overig - Verkeer-Verblijfsgebied en Woongebied -1 en Bedrijf -4 worden mogelijk gemaakt met een specifieke bouwaanduiding. Hieraan zijn één of meerdere voorwaarden gekoppeld.
Minimum bouwhoogte
Voor de ontwikkelgerichte kavels in het Galileipark is naast een maximum hoogte ook een minimum hoogte opgenomen. Deze staat op de verbeelding.
Bouwvlak en bebouwingspercentage
In het Keile- en Marconikwartier is de bestaande bebouwing overwegend voorzien van een bouwvlak. Indien er een bouwvlak is opgenomen moet de bebouwing binnen het bouwvlak komen. Dit sluit aan bij de conserverende wijze van bestemmen in deze gebieden. Een bouwvlak mag volledig bebouwd worden. Ook binnen het Galileipark komen bouwvlakken voor, bijvoorbeeld bij bebouwing met cultuurhistorische waarden. Op de kavels waar geen bouwvlak is opgenomen geldt een bebouwingspercentage.
In de rest van de gebieden zijn geen bouwvlakken opgenomen. Hier mag overal binnen het bestemmingsvlak gebouwd worden. Op veel locaties is een bebouwingspercentage opgenomen, deze bepaalt de hoeveelheid toegestane bebouwing.
6.2.3 Dubbelbestemmingen
Een zogenaamde dubbelbestemming regelt een medegebruik van gronden naast het primaire gebruik. Een dubbelbestemming kan meerdere enkelbestemmingen overlappen. Vaak is dit een niet-tastbaar, gebruik of een beschermende regeling zoals een archeologische verwachtingswaarde of de beschermingszone van een waterkering.
Waarde - Archeologie 1, Waarde - Archeologie 2 en Waarde - Archeologie 3 zijn opgenomen ten behoeve van de bescherming van eventuele archeologisch waardevolle resten in de bodem. De regeling gaat uit van een verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek wanneer er vanaf een bepaalde diepte onder NAP bodemverstorende werkzaamheden met een bepaalde oppervlakte worden uitgevoerd. Deze onderzoeksverplichting geldt ter plaatse van Waarde - Archeologie 1 voor bodemverstorende werkzaamheden dieper dan 2,0 meter beneden NAP én met een oppervlakte van meer dan 200 m². Voor Waarde - Archeologie 2 geldt de verplichting voor werkzaamheden van 200 m² of groter én dieper dan 3,0 meter beneden NAP, voor waarde - Archeologie 3 geldt een oppervlakte van 200 m² én dieper dan de huidige onderwaterbodem.
Om de cultuurhistorische waarden van een aantal gebouwen en complexen te beschermen is op een aantal locaties de dubbelbestemming Waarde - Cultuurhistorie opgenomen. Zie hiervoor paragraaf 3.4.
Waterkeringen zijn bestemd als Waterstaat - Waterkering. Dit zijn de Schiedamseweg en Van Deventerstraat. Verder ligt er een ondergrondse waterverbinding tussen Oud - Mathenesse en de Merwehaven. Hiervoor geldt een vrij te waren onderhoudsstrook die is bestemd met Waterstaat -Waterstaatkundige functie. In de regels van beide bestemmingen is opgenomen dat er niet gebouwd mag worden zonder vergunning.
Tenslotte zijn er nog vier dubbelbestemmingen opgenomen voor ondergrondse leidingen: Leiding -Hoogspanning, voor ondergrondse hoogspanningsleidingen, Leiding - Gas voor ondergrondse aardgastransportleidingen, Leiding - Warmte voor ondergrondse warmteleidingen en Leiding - Water voor waterleidingen. Nieuwe bebouwing is in beginsel niet toegestaan (tenzij het ter vervanging van bestaande bebouwing is) tenzij het belang van de leiding hierdoor niet wordt geschaad. Daarnaast is voor bepaalde werkzaamheden een vergunning nodig, zoals het aanbrengen van diepwortelende beplanting of het wijzigen van het maaiveldniveau.
6.2.4 Gebiedsaanduidingen
Een gebiedsaanduiding heeft vaak een signalerende functie en geeft aan dat ergens rekening mee gehouden moet worden. Vaak is dit milieu gerelateerd. Net als een dubbelbestemming kan deze over meerdere enkelbestemmingen vallen. Er komen acht gebiedsaanduidingen voor in dit plan:
- De aanduiding vrijwaringszone - dijk is opgenomen ter plaatse van de beschermingszone van de hierboven genoemde waterkeringen. Deze sluit aan op de dubbelbestemming ten behoeve van de waterkering en bevat een bouwverbod waar bij vergunning van kan worden afgeweken. De aanduiding ligt vanaf de grens van de dubbelbestemming van de waterkering over het hele plangebied. Dit komt omdat het plangebied buitendijks ligt.
- De aanduiding overige zone - gezoneerd industrieterrein geeft aan welk deel van M4H nog gezoneerd industrieterrein is.
- De aanduiding geluidzone - industrie 1 is opgenomen om de geluidzone van het resterende industrieterrein Havens Noord Oost-Frankenland aan te duiden. De aanduiding geluidzone - industrie2 is opgenomen voor de geluidzone van Waal-Eemhaven. In de regels van de geluidzones is bepaald dat geluidgevoelige functies alleen zijn toegestaan als voldaan wordt aan de regels uit de Wet geluidhinder voor industrielawaai;
- de aanduiding veiligheidszone - gasdrukregelstation 1 en veiligheidszone - gasdrukregelstation 2 zijn opgenomen voor de veiligheidszone rondom het gasontvangstation in het Galileipark. Binnen de de zone geldende restricties voor het bouwen en gebruik ten behoeve van kwetsbare en en beperkt kwetsbare objecten. Dit uit oogpunt van externe veiligheid;
- aan weerszijden van de gasleiding die door het gebied loopt is de gebiedsaanduiding veiligheidszone - leiding opgenomen. Kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten moeten beschermd worden tegen brandoverslag door een fakkelbrand;
- overige zone - geluidruimte zone 1 t/m 4. Dit zijn de geluidruimtezones van de milieuzonering nieuwe stijl. Zie paragraaf 6.2.9.5;
- Overige zone - industrieterrein met geluidruimteverdeling M4H is de gebiedsaanduiding die de geluidverkaveling van het gezoneerde industrieterrein regelt. Zie paragraaf 6.2.7;
- de aanduiding milieuzone - geur 1 is opgenomen ter plaatse van de 0,5 OUE/m³ als 99,99-P contour van AVR. Binnen deze contour is mogelijk geurhinder te verwachten. Er kunnen alleen geurgevoelige objecten (woningen) gerealiseerd worden als nader geuronderzoek uitgevoerd wordt. Hieruit volgen mogelijk maatregelen. De aanduiding milieuzone - geur 2 is opgenomen voor de 1 OUE/m³ als 99,99-P contour van AVR. Binnen deze contour zijn geen nieuwe woningen toegestaan;
- Voor de verschillende evenementenlocaties zijn de gebiedsaanduidingen in artikel 40.7Evenementen opgenomen. De aanduiding 'Overige zone - aandachtsgebied organisatieevenementen' hoort ook bij de evenementenregeling.
6.2.5 Hogere waarden
De hogere waarden die voor de nieuwe woningen in Merwehaven benodigd zijn, zijn opgenomen in artikel Overige regels - hogere waarden. Het gaat om hogere waarden voor:
- wegverkeerslawaai vanaf de Schiedamseweg en Van Deventerweg;
- hogere waarden vanwege het industrielawaai van het resterende industrieterrein HNOF;
- hogere waarden vanwege het industrielawaai van Waal-Eemhaven.
Zowel voor Woongebied - 1 als Overig - Verkeer-Verblijfsgebied en Woongebied -1 zijn hogere waarden vanwege Waal-Eemhaven verleend. De hogere waarden voor Overig - Verkeer-Verblijfsgebied enWoongebied -1 vanwege het industrieterrein HNOF gaan pas gelden als de activiteiten van BSR Van Uden beëindigd zijn. Pas vanaf dat moment zijn er immers woningen toegestaan. Er zijn ook hogere waarden verleend voor bestaande woningen die eerst op het gezoneerde industrieterrein stonden, maar nu in de geluidzone van HNOF vallen. De onderbouwing voor de hogere waarden is opgenomen in Bijlage 4 van de regels. In paragraaf 5.3 van de toelichting is ook nadere informatie te vinden.
6.2.6 Uitgiftepeil
Het plangebied ligt buitendijks. Voor de gronden binnen de bestemmingen Bedrijf, Bedrijf - 1, Bedrijf - 2, Bedrijf - 3, Bedrijf - 4, Bedrijf - Overig, Bedrijventerrein, Overig - Verkeer-Verblijfsgebied en Woongebied-1 en Woongebied - 1 geldt dat bij het bouwen of gebruiken van bedrijfsgebouwen, woningen, maatschappelijke voorzieningen en nutsvoorzieningen een minimale hoogte voor de begane grondvloer verplicht wordt gesteld. Dat zelfde geldt voor nutsgebouwen (artikel Overige regels - waterveiligheid). Voor bedrijfsgebouwen, woningen en maatschappelijke voorzieningen is dit minimaal +3,60 meter NAP, waarbij voor elektra-, gas- en telecomaansluitingen een eis geldt van minimaal +3,90 meter NAP. Voor vitale en kwetsbare functies is dit minimaal +3,90 meter NAP. Van deze verplichting kan worden afgeweken indien er schadebeperkende maatregelen worden getroffen conform dryproof of (in sommige gevallen) wetproof te bouwen.
6.2.7 Geluidverkaveling
In dit bestemmingsplan is een geluidverkaveling voor het (resterende) gezoneerde industrieterrein HNOF opgenomen. Simpel gezegd bepaald de verkaveling hoeveel geluid elk bedrijf op het gezoneerde industrieterrein mag produceren. De delen van het gezoneerde industrieterrein waar de geluidverkaveling geldt zijn aangeduid met Overige zone - industrieterrein met geluidruimteverdeling M4H. De regeling is opgenomen in Artikel 41 en vanuit dit artikel wordt verwezen naar Bijlage 3 van de regels. Deze bijlage bevat:
- Een kaart, waarop de afzonderlijke kavels te zien zijn waar de verkaveling voor geldt. Deze kavels zijn op de verbeelding aangeduid met 'specifieke vorm van bedrijf - kavel met specifieke geluidsruimte'. Op de kaart zijn ook zogenaamde Zone Immissie Punten (ZIP) aangeduid. De ZIP'en liggen op 50 m afstand van de kavels waar de verkaveling geldt;
- Een tabel, waarin per ZIP per bedrijf aangegeven is hoeveel geluid het betreffende bedrijf op het ZIP mag produceren.
In Artikel 41 is bepaald dat wijzigen van bebouwing of gebruik niet is toegestaan als dat leidt tot een hoger geluidniveau op de grens van het gezoneerde industrieterrein, tenzij de toename past binnen een vergunning, een maatwerkvoorschrift of het geluidbudget op basis van hierboven genoemde kaart plus tabel. Verder mag een inrichting niet zonder vergunning worden opgesplitst. Voor deze vergunning zijn afwijkingsregels opgenomen.
De verdeling van de geluidruimte is grotendeels gebaseerd op de vergunde geluidruimte voor de bestaande inrichtingen, aangevuld met een aantal geluidreserveringen. Daarbij is gebruikt gemaakt van het zogenaamde A-model en B-model van de DCMR Milieudienst Rijnmond. De actueel vergunde geluidruimte wordt door de DCMR Milieudienst Rijnmond bijgehouden in het A-model. In het B-model is een geluidreservering opgenomen voor de volledige akoestische invulling van het industrieterrein in de toekomst. Voor HNOF na dezonering komt het B-model grotendeels overeen met het A-model. Randvoorwaardelijk is dat de totale al uitgegeven en nog toe te laten geluidproductie van het industrieterrein past binnen de grenswaarden Wet geluidhinder. Het A-model en B-model voorzien in samenhang in de informatie over de geluidruimte binnen de zone, die op grond van artikel 163 Wet geluidhinder beschikbaar moet zijn.
Omgevingsvergunning bij splitsing inrichting
Het uitgangspunt in de regels is dat er per 'kavel met specifieke geluidruimte' één inrichting aanwezig is. Bij eventuele splitsing van een inrichting is een omgevingsvergunning voor een bestemmingsplanactiviteit nodig om de geluidruimte evenwichtig tussen de inrichtingen te verdelen. Evenwichtig is nadrukkelijk niet hetzelfde als rechtevenredig op basis van de oppervlakte. Dit kan betekenen dat de ene inrichting verhoudingsgewijs (naar oppervlakte) wat meer of minder geluidruimte krijgt toegedeeld dan een andere inrichting. Een reden kan zijn dat in het onderliggende rekenmodel al op bepaalde plaatsen binnen het kavel meer en op andere plaatsen minder geluidbronnen cq bronsterktes aanwezig zijn. Een andere reden kan zijn dat de ene inrichting door aard en omvang van de inrichting minder geluid nodig heeft dan de andere. En er kunnen nog andere redenen zijn om de geluidruimte niet evenredig te verdelen. Zo lang de verdeling maar, naar het oordeel van het college, evenwichtig is. Hierbij wordt advies gevraagd aan het Havenbedrijf, de DCMR en de gemeente Schiedam.
Toetsing aan geluidwaarden
Het wijzigen van de bebouwing of het gebruik van een bestaande inrichting of het oprichten van een inrichting cq het daarna uitbreiden of wijzigen van die inrichting leidt tot strijdig gebruik met het bestemmingsplan, indien daardoor de voor het kavel toegelaten langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus worden overschreden.
Deze strijdigheid treedt ook op bij de met een omgevingsvergunning gesplitste inrichtingen, als er na de splitsing meer geluid wordt veroorzaakt dan er met de omgevingsvergunning bestemmingsplanactiviteit is vergund.
Afwijkingsbevoegdheid
Het is niet uitgesloten dat kleine overschrijdingen inpasbaar zijn binnen de geluidzone. Als dat het geval is kan met een omgevingsvergunning onder voorwaarden afgeweken worden van de geluidruimteregels.
Wijzigingsbevoegdheid
Het plan bevat een wijzigingsbevoegdheid om de geluidruimte anders te verdelen. Dit kan bijvoorbeeld nodig zijn als er net te weinig geluidruimte voor een kavel beschikbaar is en er wel genoeg geluidruimte binnen de geluidzone beschikbaar is, al dan niet na een herschikking van de gereserveerde geluidruimte. Deze herschikking mag niet leiden tot een onevenredige beperking van de toekomstige gebruiksmogelijkheden van de bestaande inrichtingen.
6.2.8 Piekgeluiden
In Artikel 38 zijn specifieke waarden opgenomen voor piekgeluiden. Een piekgeluid is een geluidniveau dat kortstondig bereikt wordt. Dat zijn de zogenaamde maximale geluidniveaus (LAmax) gemeten in de meterstand 'fast', in de zin van artikel 2.17 van het Activiteitenbesluit. De hier opgenomen waarden wijken af van het Activiteitenbesluit en anticiperen op artikel 5.65 van het Besluit kwaliteit leefomgeving Omgevingswet (Bkl). Dat kan omdat dit bestemmingsplan gebruik maakt van de Chw-mogelijkheden voor een bestemmingsplan met verbrede reikwijdte. Deze waarden zijn 5 tot 10 dB hoger dan de nu geldende waarden uit het Activiteitenbesluit. In paragraaf 5.3.2 is gemotiveerd waarom geanticipeerd wordt op het toekomstige Bkl.
6.2.9 Bedrijfsbestemmingen
Er komen verschillende bedrijfsbestemmingen voor in dit bestemmingsplan.
6.2.10 Detailhandel
Op twee locaties komt detailhandel voor, dit zijn de Praxis/Leen Bakker aan de Keileweg en een meubelwinkel aan de Van Deventerstraat. Beide locaties zijn bestemd als Detailhandel - Perifeer. Binnen deze bestemming is uitsluitend detailhandel in goederen die qua aard en omvang van de aangeboden goederen niet of niet goed inpasbaar is in centra, zoals detailhandel in auto's, boten, caravans, tuincentra artikelen, bouwmarkt, grove bouwmaterialen, keuken- en sanitair- en woninginrichting toegestaan. Er is bewust voor deze bestemming gekozen omdat nieuwe reguliere detailhandel op deze locaties niet wenselijk is in M4H. Wel wordt er een kleinschalige supermarkt en ondergeschikte detailhandel mogelijk gemaakt. Zie hiervoor paragraaf 2.3.4.
6.2.11 Horeca
Bebouwing met horeca als enige of primaire gebruik is bestemd als Horeca. Dit betreft het fastfoodrestaurant onder Europoint I en het restaurant aan de Keileweg 10. Op enkele andere locaties komt horeca als ondergeschikte functie voor, zoals bij Europoint III en IV, het HAKA-gebouw of de Citrusveiling. Daar is de horeca telkens met een aanduiding mogelijk gemaakt. Ook is horeca algemeen toegestaan binnen de bestemmingen Bedrijf - 4, Woongebied - 1 en Overig - Verkeer-Verblijfsgebied enWoongebied -1. Wel is in deze bestemmingen een maximum aantal m² bvo bepaald. De horeca op bovengenoemde locaties is in de begripsbepalingen gedefinieerd als Dag- en avondhoreca (met meerdan achtergrondmuziek) gericht op eten en drinken, met openingstijden van 7.00 uur in de ochtend tot maximaal 3.00 uur in de nacht en waar niet meer dan achtergrondmuziek wordt geproduceerd. Dit komt overeen met horeca-exploitatiecategorie 1 of 2 op basis van het Rotterdamse horecabeleid (zie ook 2.3.5). Met name de bepaling dat niet meer dan achtergrondmuziek mag worden geproduceerd moet waarborgen dat de horeca geen overlast veroorzaakt bij nabijgelegen (toekomstige) woongebieden. Deze bepaling sluit aan bij de koers die in het Horecagebiedsplan voor M4H is aangegeven.
Verder komen er een aantal zalencentra voor in het gebied. Die zijn voorzien van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - 1' binnen de bestemming Bedrijf of Bedrijventerrein. Hier is horeca uit een hogere exploitatiecategorie toegestaan.
6.2.12 Kantoren
Gebouwen met enkel zelfstandige kantoren zijn bestemd als Kantoor. Deze bestemming is opgenomen bij Europoint I en het kantoor van het Havenbedrijf aan de Lekstraat. Op andere locaties zijn gebouwen met zelfstandige kantoren bestemd met een aanduiding 'kantoor', zoals het voormalige Ferro-kantoor. Kleinschalige zelfstandige kantoren met een maximum van 1.000 m² per vestiging zijn algemeen mogelijk binnen de bestemmingen Woongebied - 1 en Overig - Verkeer-Verblijfsgebied en Woongebied-1. Het maximum bvo is opgenomen om te waarborgen dat er geen grootschalige kantoren ontstaan. Het gaat nadrukkelijk om kantoren als onderdeel van het gemengde woon-werkmilieu. Binnen de bestemming Bedrijf - 4 zijn havengebonden en bedrijfsgebonden kantoren mogelijk en binnen de overige bedrijfsbestemmingen zijn bedrijfsgebonden kantoren eveneens mogelijk. Om te waarborgen dat de kantoren ondergeschikt blijven aan de bedrijfsactiviteiten is bepaald dat bedrijfsgebonden kantoren niet meer dan 50% van het bvo mogen innemen.
6.2.13 Cultuur en ontspanning
Met de aanduiding 'specifieke vorm van cultuur en ontspanning - 1' binnen de bestemming Bedrijf zijn werkateliers voor kunstenaars mogelijk gemaakt bij Kunst & Complex en AVL. Binnen dezelfde bestemming zijn ruimtes voor cultuur, kunst exposities en ateliers mogelijk gemaakt ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van cultuur en ontspanning - 2' ter plaatse van AVL. Het theater op bedrijventerrein Gustoweg is mogelijk gemaakt met de aanduiding 'cultuur en ontspanning' binnen de bestemming Bedrijventerrein. De siertuin en het tentoonstellingsterrein bij Studio Roosegaarde is met dezelfde aanduiding bestemd.
6.2.14 Groen en water
Groen en water zijn mogelijk binnen alle bestemmingen. Meer substantiële groenvoorzieningen zijn bestemd als Groen. Dit betreft o.a. de voedseltuin in het Keilekwartier.
6.2.15 Uitbreiding/bebouwing op het achtererfgebied
Op 1 november 2014 is Bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (Bijlage II Bor) gewijzigd. In dit besluit is onder meer het vergunningvrij bouwen van bijbehorende bouwwerken in het achtererfgebied geregeld. De wijziging van 1 november 2014 heeft ertoe geleid dat het bouwen van vergunningvrije bijbehorende bouwwerken in het achtererfgebied (op grond van artikel 2 van Bijlage II Bor) is verruimd ten opzichte van de oude regeling. Dat betekent dat er bij een woning of ander hoofdgebouw meer aan- en uitbouwen, alsmede bijgebouwen vergunningvrij mogen worden gebouwd dan voorheen het geval was. De verruiming is mede het gevolg van een andere benadering voor het berekenen van de oppervlakte van vergunningvrije bijbehorende bouwwerken.
Hoeveel er op grond van de nieuwe regeling aan vergunningvrije bijbehorende bouwwerken mag worden opgericht, is afhankelijk van de oppervlakte van het bebouwingsgebied. Het bebouwingsgebied maakt onderdeel uit van het achtererfgebied. Hoe groter het bebouwingsgebied, hoe groter de oppervlakte aan vergunningvrije bijbehorende bouwwerken. Het komt erop neer dat maximaal 150 m² aan vergunningvrije bijbehorende bouwwerken kan worden gebouwd. Dat is het geval bij grote percelen. Bij een doorsnee perceel zal deze oppervlakte veel beperkter zijn.
Het vergunningvrije bouwen moet in samenhang gezien worden met de regels in het bestemmingsplan. Dat leidt ertoe dat het bestemmingsplan in beginsel geen invloed heeft op het vergunningvrij bouwen van bijbehorende bouwwerken op grond van artikel 2 Bijlage II Bor. Het bestemmingsplan kan alleen maar regelen wat er méér is toegestaan dan wat de regeling uit artikel 2 toelaat. In dit bestemmingplan zijn de aanvullende bouwmogelijkheden voor bijbehorende bouwwerken in het achtererfgebied uit het vorige bestemmingsplan overgenomen.
6.2.16 Verkeer
De hoofdwegen in het plangebied hebben de bestemming Verkeer - Wegverkeer gekregen. Deze bestemming is bedoeld voor verkeerswegen met de bijbehorende bruggen, viaducten en parkeerplaatsen, en daarnaast ook voor wandel- en fietspaden en gebouwtjes en bouwwerken ten behoeve van deze functies. Binnen deze bestemming zijn doorgaans de 50-km wegen opgenomen.
De bestemming Verkeer - Verblijfsgebied is opgenomen voor de ontsluitingswegen met de bijbehorende trottoirs en voor pleinen, snippergroen, speeltoestellen en dergelijke en ook voor de braakliggende gronden in het Keilekwartier. Binnen deze bestemmingen is ook de aanleg van nieuwe waterpartijen en watergangen en waterberging mogelijk indien dit vanuit het oogpunt van waterbeheer wenselijk is. Dit betekent dat veranderingen in de inrichting van de openbare ruimte kunnen worden doorgevoerd zonder planherziening (mits de veranderingen passen binnen deze bestemming). De bestemming Verkeer -Parkeerterrein is opgenomen voor de parkeergarage bij de Europointtorens.
Er zijn nog twee specifieke verkeersbestemmingen opgenomen. Verkeer - Verblijfsgebied 1 is opgenomen op locaties waar parkeren in de openbare ruimte niet is toegestaan, zoals op de Merwepieren. De functie 'parkeren' is niet opgenomen in de bestemmingsomschrijving. Verkeer -Verblijfsgebied 2 is opgenomen ter plaatse van de vervallen verkeersverbinding Benjamin Franklinstraat - Schiedamsweg. Hier is alleen langzaam verkeer ontsluiting van aangrenzende percelen toegestaan.
6.2.17 Wonen
6.2.18 Evenementen
Door middel van een gebiedsaanduiding is aangegeven waar in M4H evenementen gehouden mogen worden. Qua systematiek is aangesloten bij bestemmingsplan Parapluherziening Evenementen waarin voor de hele stad is vastgelegd waar en hoeveel evenementen mogen plaatsvinden. In de regels is het maximaal aantal evenementen en personen aangegeven. Ook de maximale geluidbelasting op de omringende woningen is hierin aangegeven. Verder zijn er regels opgenomen over de begin- en eindtijd van evenementen en de op- en afbouwperiode.
Binnen het plangebied Parapluherziening evenementen liggen verschillende risicobronnen met betrekking tot externe veiligheid: de Nieuwe Maas, een LPG-tankstation en een gasleiding. Rondom deze bronnen liggen zones waarin bezoekers aan een evenement een hoger risico lopen om slachtoffer te worden van een incident dan elders in de stad. De zones zijn op de verbeelding opgenomen met de gebiedsaanduiding overige zone - aandachtsgebied organisatie evenementen. In de regels is bepaald dat de organisator aanwezigen moet informeren over de risico's met betrekking tot externe veiligheid of kan kiezen voor een maatwerkoplossing op grond waarvan het risico op of het effect van een incident aanvaardbaar wordt geacht.
Hoofdstuk 7 Financiële Uitvoerbaarheid
Op grond van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) dient de gemeente bij een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan te besluiten over de vaststelling van een exploitatieplan, tenzij het kostenverhaal anderszins is verzekerd. Hiervoor is het aantonen van financiële uitvoerbaarheid noodzakelijk. Op het moment van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan moet een reëel zicht zijn op deze uitvoerbaarheid. Hierover het volgende.
- Voor het gebied Merwehaven is een grondexploitatie (grex) vastgesteld en geopend door de gemeenteraad. Deze grex is voor de eerste fase van de gebiedsontwikkeling, te weten de herontwikkeling van de Marconistrip en Merwepieren. Er kan een neutrale grondexploitatie gepresenteerd worden;
- Voor het gebied Galileipark is het Havenbedrijf Rotterdam N.V. (HbR) de gebiedsontwikkelaar. Gemeente en Havenbedrijf hebben een afsprakendocument opgesteld met anterieure afspraken over zaken als de aanleg van walstroom en realisatie van hoofdinfrastructuur.
Hoofdstuk 8 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
In het kader van het overleg bij de voorbereiding van bestemmingsplannen, als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is het concept ontwerpbestemmingsplan toegezonden aan:
- GS, Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland, directie Ruimte en Milieu;
- Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard;
- VRR, Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond;
- Tennet, Zuid-Holland, beheerder hoogspanningsnet;
- Stedin, regionale netbeheerder gas en elektriciteit;
- K.P.N. Telecom;
- N.V. Nederlandse Gasunie;
- Ministerie Infrastructuur en Milieu;
- Ministerie van Defensie, dienst gebouwen, werken en terreinen;
- Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie;
- Rijkswaterstaat West-Nederland Zuid ;
- Rijksluchtvaartdienst;
- Luchtverkeersleiding Nederland;
- Prorail;
- Bureau Oudheidkundig Onderzoek Rotterdam (BOOR);
- Metropoolregio Rotterdam Den Haag;
- Monet, beheerder telecommunicatiemasten;
- VWS Pipelinecontrol.
Er is een reactie ontvangen van de in de volgende paragrafen genoemde overlegpartners.
1. Gasunie Transport Services B.V
De Gasunie geeft aan dat één van de gasleidingen niet goed op de verbeelding van het concept-ontwerpbestemmings staat en verzoekt dit aan te passen. De andere leiding op de verbeelding is verwijderd en kan vervallen. Verder wordt verzocht het aanwezige gasontvangstation te bestemmen als 'Bedrijf – Gasdrukmeet- en regelstation'. Ook wordt verzocht de bijbehorende veiligheidscontouren voor kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten in het bestemmingsplan op te nemen. De Gasunie doet daarbij ook een voorstel voor de bepalingen in de regels van het bestemmingsplan.
Reactie
Aan de verzoeken van de Gasunie is tegemoet gekomen. De leiding is nu op de verbeelding ingetekend op basis van de informatie van de Gasunie. Het gasontvangststation is bestemd met de aanduiding 'specieke vorm van bedrijf - gasdrukregelstation' binnen de bestemming Bedrijf - 4. Het voorstel voor de regels is aan deze aanduiding gekoppeld. De veiligheidscontouren zijn op de verbeelding opgenomen als 'veiligheidszone - gasdrukregelstation'. Ook hier is het voorstel voor de regels overgenomen.
2. Stedin
Stedin geeft een uiteenzetting van hun activiteiten en assets binnen de gemeente Rotterdam en verzoekt hier in het bestemmingsplan rekening mee te houden. Concreet wordt aandacht gevraagd voor het volgende:
- het hoofdverdeelstation (transformatorstation) aan de Benjamin Franklinstraat staat niet juist op de verbeelding aangeduid en in de regels is niet de juiste milieucategorie opgenomen. Dat moet 3.2 zijn in plaats van 3.1. Stedin vraagt dit aan te passen;
- het gasontvangstation van de Gasunie staat niet op de verbeelding. Verzocht wordt dit met bijbehorende veiligheidscontouren in het bestemmingsplan op te nemen;
- er zijn plannen voor de verplaatsing van dit station en daarover lopen gesprekken met de gemeente. Stedin verzoekt deze gesprekken te hervatten;
- er loopt een 25 kV verbinding door het plangebied. Verzocht wordt deze planologische bescherming te geven met een dubbelbestemming.
Verder wordt in de overlegreactie aandacht gevraagd voor de nu aanwezige ondergrondse energie-infrastructuur, zoals 25 kV-leidingen en gasleidingen. Verplaatsen is kostbaar. Verzocht wordt ondergrondse kabels en leidingen zoveel mogelijk te laten liggen. Daarnaast wordt aandacht gevraagd voor de toegankelijkheid van de leidingen in relatie tot de gebiedsontwikkeling en inrichting van de openbare ruimte: kabeltracés in de openbare grond, voldoende werkruimte bovengronds en geen afgesloten verharding. Dit is ook relevant bij het planten van nieuwe bomen, duurzame warmtebronnen, de aanleg van parkeerkelders. Het bestemmingsplan verzocht wordt hier rekening mee te houden in het bestemmingsplan en bij het verlenen van vergunningen. Stedin denkt verder graag mee met de gemeente mee over laadvoorzieningen voor voertuigen en al dan niet inpandige nieuwe elektriciteitsvoorzieningen. Tot slot wordt verzocht in algemene zin goed betrokken te worden bij de gebiedsontwikkelingen.
Reactie
Per abuis is niet de juiste milieucategorie voor het transformatorstation aangegeven in de regels. Dit is aangepast naar 3.2, zoals Stedin verzoekt. Het transformatorstation zelf staat wel correct op de verbeelding. Het transformatorstation is planologisch geregeld met de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 7'. Deze aanduiding ligt over het hele perceel van Stedin. Het gasontvangstation met bijbehorende contouren wordt naar aanleiding van de vooroverlegreactie van de Gasunie in het bestemmingsplan opgenomen. De gesprekken over de verplaatsing van het station lopen nog, maar hebben vooralsnog geen resultaat opgeleverd. Een eventuele verplaatsing kan dan ook niet met dit bestemmingsplan mogelijk gemaakt worden. Dit kan na het vinden van een compromis met een eigen ruimtelijke procedure. Wij nemen geen 25 kV leidingen op in het bestemmingsplan. Deze zijn planologisch onvoldoende relevant, anders dan leidingen van 150 kV of meer.
Bij de stedenbouwkundige uitwerking wordt wel nadrukkelijk rekening gehouden met deze en andere elektriciteit- en gasleidingen, bijvoorbeeld in stedenbouwkundige matenplannen, inrichtingsplannen voor de openbare ruimte en Nota's van Uitgangspunten etc. Bij de gebiedsontwikkeling is vooralsnog geen verplaatsing van leidingen voorzien. Op basis van het bestemmingsplan stedenbouwkundig matenplan is geen bebouwing gepland ter plaatse van bestaande leidingen. Een groot deel van die leidingen ligt overigens onder de bestaande infrastructuur. Mochten er toch leidingen verlegd moeten worden dan zal in een zo vroeg mogelijk stadium contact gezocht worden met Stedin. Hetzelfde geldt voor de andere situaties die Stedin in haar reactie noemt. Zaken als het planten van nieuwe bomen, het realiseren van energie-infrastructuur voor laadvoorzieningen of duurzame warmtebronnen hebben overigens geen raakvlak met het bestemmingsplan.
Overigens heeft Stedin in een vooroverlegreactie op het concept-ontwerpbestemmingsplan Parapluherziening Geluidzone Havens Noord Oost-Frankenland aandacht gevraagd voor het 150 kV transformatorstation. Ter plaatse was per abuis geen aanduiding gezoneerd industrieterrein opgenomen. Dit is hersteld in voorliggend ontwerpbestemmingsplan.
3. Koninklijke BLN-Schuttevaer en het Centraal Bureau voor Rijn- en Binnenvaart
De gemeente wordt bedankt voor de toezending. De indieners geven aan dat het Merwe-Vierhavensgebied door ruim 26.100 binnenvaart- en andere schepen aangedaan wordt en dat dit een substantieel aantal is. Verzocht wordt het aantal beschikbare ligplaatsen niet te verminderen en deze bereikbaar te houden. De indieners hebben begrip voor de woningbouwopgave maar dit mag niet ten kosten gaan van het aantal ligplaatsen en de bereikbaarheid daarvan. Het aanleggen van walstroom wordt omarmd, maar het is belangrijk dat de walstroomvoorzieningen voor alle typen schepen in deze haven geschikt zijn.
Reactie
Dit bestemmingsplan maakt de eerste fase van de transformatie van het gebied mogelijk. Die eerste fase vindt met name plaats op de Marconistrip en de Merwepieren. In de stedenbouwkundige opzet voor dit gebied is in de uiteindelijke situatie geen ruimte voor schepen in het 2e Merwegat, de daar aanwezige ligplaatsen komen te vervallen. Voor de resterende ligplaatsen in het 1e Merwegat (langs de lange vaarpier) komen ook ligplaatsen te vervallen en worden de resterende ligplaatsen voorzien van walstroom. Ter plaatse van FTR blijven de ligplaatsen behouden, net als bij BSR Van Uden totdat de activiteiten zijn beëindigd. Via de Havenverordening gaat een generatorverbod gelden voor deze ligplaatsen. Met dit plan is er sprake van een afname van het aantal ligplaatsen. Tegelijk wordt met de realisatie van walstroom op de resterende ligplaatsen de randvoorwaarden gecreëerd om in de toekomst wonen én het gebruik van de ligplaatsen te combineren.
4. Provincie Zuid-Holland
De reactie van de provincie heeft betrekking op verschillende onderwerpen.
Bedrijventerreinen
- de Bedrijventerreinenstrategie die in het concept-ontwerpbestemmingsplan genoemd wordt is inmiddels opgenomen in de Omgevingsverordening. Aan de verordening is ook een kaart 20 toegevoegd met watergebonden en HMC-bedrijventerreinen. Verzocht wordt het bestemmingsplan hier op te actualiseren;
- opgemerkt wordt dat pas gebruik gemaakt kan worden van de systematiek van feitelijk compenseren zodra er een door Gedeputeerde Staten aanvaarde regionale bedrijventerreinenvisie is. Verzocht wordt hier nader op in te gaan in het bestemmingsplan;
- wanneer gebruik gemaakt wordt van feitelijke compensatie moet er sprake zijn van een leegstand van 10 jaar of langer. Dit moet aangetoond worden in het bestemmingsplan;
- de provincie verzoekt voor het Keile- en Marconikwartier duidelijker te beschrijven dat hier meer ruimte voor bedrijvigheid komt door intensivering;
- de provincie verzoekt te beschrijven welke milieucategorieën er gelden op de Rotterdam Food Hub (RFH);
- de provincie verzoekt te onderbouwen dat RFH is aangelegd om ruimte te bieden aan agrofood-bedrijven die geen plaats meer hebben in de Stadshavens.
Kantoren
De planologische kantoormogelijkheden van het bestemmingsplan passen binnen de door GS aanvaarde regionale kantorenvisie voor de MRDH, die uitgaat van 65.000 m² bvo aan nieuwe kantoormeters. De toekomstige kantoormeters binnen Keile- en Marconikwartier passen daar echter niet in.
Detailhandel
- in het concept-ontwerpbestemmingsplan is de keuze gemaakt geen nieuwe detailhandel te bestemmen. De provincie onderschrijft dit;
- verzocht wordt een maatbestemming op te nemen voor de nu aanwezige perifere detailhandel op het bedrijventerrein aan de Van Deventerstraat. Dit omdat dit op basis van het provinciaal beleid geen locatie is voor perifere detailhandel;
- verzocht wordt een maatbestemming op te nemen voor de nu aanwezige detailhandel aan de Van Helmontstraat.
Wonen
- de provincie verzoekt duidelijker te omschrijven wat het woningbouwprogramma inhoudt, en verzoekt het bestemmingsplan aan te scherpen over het aandeel sociale huurwoningen dat gerealiseerd gaat worden. In de regionale woonvisie is aangegeven dat er 20% sociale huurwoningen gerealiseerd wordt;
- opgemerkt wordt dat de provincie voor sociale huurwoningen in de omgeving van stationsomgevingen een parkeernorm van 0.7 per woning hanteert.
Externe veiligheid
Verzocht wordt een groepsrisicoverantwoording op te nemen in het bestemmingsplan en daarbij af te stemmen met de VRR.
3D-ordening
In de paragraaf 'Optimaal benutten en beheren van de bodem en ondergrond' van het Omgevingsbeleid Zuid-Holland (7.1.4.) geeft Provincie Zuid-Holland een toelichting op het beleid over 3D-ordening: het duurzaam beschermen, benutten en beheren van kwaliteiten bodem en ondergrond. Verzocht wordt in het ontwerpbestemmingsplan aandacht te besteden aan deze paragraaf.
Klimaatadaptatie
De provincie wijst op artikel 6.50 'Risico's van klimaatverandering' van de Omgevingsverordening. In dit artikel wordt verzocht om rekening te houden met de gevolgen van de risico's van klimaatverandering ten aanzien van: wateroverlast door overvloedige neerslag;overstroming; hitte en droogte. Ook wordt verzocht rekening te houden met de effecten van voorgenoemde risico's ten behoeve van het risico op bodemdaling. In het concept-ontwerpbestemmingsplan is hier nog onvoldoende aandacht voor. verzocht wordt het bestemmingsplan hier op aan te vullen.
Reactie
In juli 2022 heeft overleg plaatsgevonden met de provincie over hun overlegreactie. Hier is het onderstaande afgesproken.
Bedrijventerreinen
- In het ontwerpbestemmingsplan is een verwijzing opgenomen naar kaart 20 van de verordening;
- de nieuwe Strategie Werklocaties zal nog niet door GS aanvaard zijn op het moment van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan, maar er kan wel geanticipeerd worden op de aanvaarding van deze visie. Op die manier kan gebruik gemaakt worden van de systematiek van feitelijke compensatie. Belangrijk is dat de Strategie is aanvaard voordat het bestemmingsplan vastgesteld wordt. Dit is verwerkt in het ontwerpbestemmingsplan;
- in het ontwerpbestemmingsplan is beter onderbouwd waarom de gronden in het Keilekwartier en de Marconistrip al lange tijd braak liggen (waarom er geen vraag is naar deze gronden, of wat de beleidsmatige visie is);
- in het ontwerpbestemmingsplan is beter beschreven wat de link is tussen de toekomstige intensivering in het Keile- en Marconikwartier en het provinciale beleid ten aanzien van compenseren. Dus: intensiveren in plaats van compenseren;
- in het ontwerpbestemmingsplan is beschreven wat de toegestane milieucategorieën op de Rotterdam Food Hub zijn;
- in het ontwerpbestemmingsplan is onderbouwd dat RFH aangelegd is om ruimte te bieden aan agrofood-bedrijven die geen plaats meer hebben in de Stadshavens.
Begin 2023 is gebleken dat de nieuwe Strategie Werklocaties nog niet aanvaard is door de provincie. Er kan daarom nog niet geanticipeerd worden op de feitelijke compensatie. Hierover zijn meerdere overleggen geweest met de provincie. Afgesproken is dat in het ontwerpbestemmingsplan getoetst wordt aan zowel het beleid voor feitelijke als planologische compensatie. Dit in afwachting op het aanvaarden van de Strategie. Tussen ontwerp en vaststelling zal nader overlegd worden met de provincie over de wijze van compenseren.
Kantoren
Voor nu ter kennisname. Dit is aan de orde bij de toekomstige planologische procedures in Marconi- en Keilekwartier.
Detailhandel
Over detailhandel is een nieuw inzicht ontstaan: het is wenselijk een kleinschalige buurtsupermarkt mogelijk te maken in het gebied Merwehaven. Dit is afgestemd met de provincie en akkoord bevonden. Aan paragraaf 2.2.1.1 is een passage toegevoegd over het provinciale detailhandelsbeleid en de toetsing daar aan.
Wonen
Voor het aandeel sociale huurwoningen gelden in beginsel de afspraken uit het coalitieakkoord (in dit geval die van de vorige collegeperiode). Die gaan uit van minimaal 20% sociale (huur)woningen en 30% middeldure huur)woningen. Dit is een gemiddelde voor de hele stad. Dit wordt niet vastgelegd in het bestemmingsplan, want hier wordt op andere manieren op gestuurd, bijvoorbeeld via de Nota van Uitgangspunten en de tenderprocedure. Bovendien is 20% een gemiddelde. Omdat de segmentering in dit geval privaatrechtelijk met de ontwikkelaar zal worden overeengekomen is er geen reden om dit in het bestemmingsplan vast te leggen. Overigens kan woningsegmentering alleen in bestemmingsplannen worden vastgelegd als er een Doelgroepenverordening is. Gemeente Rotterdam heeft een Doelgroepenverordening, maar de Rotterdamse Doelgroepenverordening zegt niets over sociale huurwoningen. Daarmee is het niet mogelijk om sociale huurwoningen in het bestemmingsplan te regelen. Rotterdam heeft een eigen parkeerbeleid en voor Merwehaven wordt gaat een specifiek parkeerbeleid gelden. De provinciale parkeernorm is daarom niet van toepassing.
Externe veiligheid
De verantwoording is vastgesteld door het college van B&W bij de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan en opgenomen in Bijlage 2.
3D-ordening en klimaatadaptatie
Hierover zijn paragrafen opgenomen in het bestemmingsplan.
5. Luchtvaartverkeersleiding Nederland (LVNL)
LVNL geeft aan dat het bestemmingsplan geen aanleiding geeft om te reageren.
Reactie
Dit wordt ter kennisgeving aangenomen.
6. Rijkswaterstaat West Nederland-Zuid
Rijkswaterstaat heeft gekeken naar de verkeerseffecten van het bestemmingsplan. Gevraagd wordt of de conclusie klopt dat de kruispuntbelasting niet toeneemt, terwijl het verkeer op de Tjalklaan met 11-16% toeneemt. Daarnaast wordt verzocht aansluiting 12 (Tjalklaan - A20) ook mee te nemen in de effectbeoordeling.
Reactie
Bij het voorkeursalternatief (VKA) uit het MER stijgt de intensiteit op de noordelijke deel van de Tjalklaan met 7% (ten opzichte van de referentiesituatie). Dit zal ook de toename zijn richting de rijksweg. Op de rijksweg zelf zal dit verkeer opgaan in het heersende verkeersbeeld. Op de toe- en afritten is er een effect van maximaal 20% in de spitsperiodes. In de ochtendspits zal de intensiteit op de afrit vanaf Kleinpolderplein met 19% toenemen (12b). In de avondspits is dit 20% voor de toerit richting Kleinpolderplein (12a). De overige toe- en afnames op de aansluiting Rotterdam/Delfshaven beperken zich van -1% tot 4%.
7. Waterschap Hollandse Delta
Het waterschap geeft aan dat het bestemmingsplan geen aanleiding geeft om te reageren.
Reactie
Dit wordt ter kennisgeving aangenomen.
8. Hoogheemraadschap van Delfland
Het Hoogheemraadschap van Delfland (HHD) is de waterbeheerder in M4H en heeft de volgende opmerkingen.
Verbeelding
- een deel van het meest westelijke bestemmingsvlak 'Woongebied - 1' en de bestemmingsvlakken 'Bedrijf - Nutsvoorziening' en 'Bedrijventerrein' vallen binnen de beschermingszone van het waterstaatswerk. Dat is ongewenst vanuit de waterkerende functie van de dijk en HHD zal in een later stadium geen watervergunning verlenen;
- uit de verbeelding is niet duidelijk op te maken of bij de bestemmingsvlakken 'Woongebied - 1', 'Bedrijf - Nutsvoorziening' en 'Bedrijventerrein' rekening is gehouden met de toekomstige dijkversterking;
- uit de verbeelding is niet duidelijk op te maken of bij de bestemmingsvlakken 'Woongebied - 1', 'Bedrijf - Nutsvoorziening' en 'Bedrijventerrein' voldoende afstand tot de buitenkruin van de Delflandsedijk hebben';
- op de verbeelding is geen ruimte gereserveerd voor de eventuele verlegging van de Delflandsedijk naar de Gustoweg.
Voorland
Het voorland (buitendijks gebied) mag niet verlaagd worden. Er dient rekening met de impact van de werkzaamheden op de waterkeringen en specifiek het effect op de aansluiting van de waterkering op de aansluitende trajecten gehouden te worden. Verzocht wordt de tabel met relevante beleidsuitgangspunten in paragraaf 5.7.1 hier op aan te vullen. Dit dient ook aangevuld te worden bij de passage 'waterveiligheid' in paragraaf 5.7.3 en in artikel 36.2 (vrijwaringszone - dijk).
Overschrijdingskans
In paragraaf 5.7.2 wordt bij de passage 'waterveiligheid' voor de Delflandsedijk uitgegaan van een overschrijdingskans van 1 op 10.000 jaar. Dit is niet juist. Er is sprake van een nieuwe norm: 1 op 30.000 jaar met een signaleringswaarde van 1 op 100.000 jaar.
Dijkversterking Delflandsedijk
Uit de huidige beoordelingsronde blijkt dat de Delflandsedijk in de huidige situatie aan de vigerende normen voldoet. Bij de volgende toetsingsronde wordt er op basis van de dan geldende norm opnieuw getoetst, waarna de dijk mogelijk niet (meer) aan de norm voldoet. Wanneer dit het geval is, dan moet de dijk versterkt/verhoogd worden. Daarnaast wordt beschreven, dat het dijktraject ten westen van het gebied een 'dijkhoogtetekort' van 20 cm (in 2100) heeft. Dit lijkt met de huidige inzichten niet correct en is ook niet onderbouwd. Op basis van deze foute informatie wordt geconcludeerd dat de benodigde ruimte voor dijkversterking in de huidige situatie beperkt is. Uit een gezamenlijke dijkverkenning door gemeente Rotterdam, gemeente Schiedam en het Hoogheemraadschap van Delfland is gebleken dat toekomstige dijkversterking ingrijpend is en ruimte vraagt. Dit zal dus grote impact op de inrichting van het gebied hebben.
Figuur 5.14 in 5.7.2 komt uit de legger maar heeft betrekking op de oude zonering. Het HHD verzoekt duidelijk te maken wat de zone van het toekomstige waterstaatswerk is, na de dijkversterking. In deze zone mogen geen gebouwen komen. Het bestemmingsplan mag daarom geen bouwmogelijkheden bieden binnen deze zone, waarbij geldt dat het huidige maaiveld (3,20 m) het uitgangspunt is, en niet het toekomstige maaiveld (3,60 m). De exacte ligging van de zone wordt momenteel berekend door een ingenieursbureau. Eventueel kan op grond van de dubbelbestemming Waterstaat - Waterkering onder strenge voorwaarden afgeweken worden van het bouwverbod.
Overschrijdingskans
In paragraaf 5.7.2 wordt bij de passage 'waterveiligheid' voor de Delflandsedijk uitgegaan van een overschrijdingskans van 1 op 10.000 jaar. Dit is niet juist. Er is sprake van een nieuwe norm: 1 op 30.000 jaar met een signaleringswaarde van 1 op 100.000 jaar.
Overig
- het is onduidelijk waar de de waarde van 5 m in de figuur over de Adaptiestrategie vandaan komt;
- verzocht wordt in de toelichting te omschrijven hoe met het extra afvalwater van de nieuwe woningen en bedrijvigheid omgegaan wordt;
- verzocht wordt in de toelichting te beschrijven, dat er geen schadelijke of uitlogende materialen in de ontwikkeling gebruikt worden. Het gaat hierbij ook om water, dat vanaf het plangebied naar het grondwater stroomt.
Reactie
Over de dijkversterking zijn al sinds 2020 gesprekken gaande tussen gemeente en HHD. Deze gesprekken waren op het moment van vooroverleg nog niet afgerond. De gesprekken zijn nu wel in een afrondende fase, zodat duidelijk is wat de impact van de dijkversterking is op de gebiedsontwikkeling en het bestemmingsplan. Gemeente en HHD hebben samen opdracht gegeven aan een ingenieursbureau om het ruimtegebruik van de dijk na dijkversterking in kaart te brengen. Dit ruimtegebruik is uitgewerkt in medegebruiksvrije profielen, die door het HHD zijn geaccordeerd. De belangrijkste onderdelen van profiel medegebruiksvrije profiel en afstanden zijn:
- Kruinhoogtereservering is NAP + 7,2 m
- Afstand rooilijn bebouwing tot buitenkruinlijn is minimaal 17 m
- Verdiepte Parkeergarage op ten minste 50 m vanaf de buitenkruinlijn
- Het medegebruiksvrije profiel mag niet worden doorkruist door bijvoorbeeld funderingsbalken van bebouwing, bomen inclusief wortelkluit (schijf met straal 2 m en diepte van 1 m) en wegen;
- Funderingspalen mogen het medegebruiksvrij profiel doorsnijden
- De dijktafel is in de situatie na ophogen smaller dan in de huidige situatie;
- In de gehele beschermingszone mag niet afgegraven worden ten opzichte van het huidige maaiveldniveau.
De medegebruiksvrije profielen werken door in het ontwerpbestemmingsplan. De bestemmingsvlakken 'Woongebied - 1 ' zijn hier op aangepast, in die zin dat ze nu verder van de dijk liggen. Figuur 5.14 is aangepast, net als de dubbelbestemming Waterstaat - Waterkering en de daarmee samenhangende vrijwaringszone - dijk. In het artikel van de vrijwaringszone is nu ook opgenomen dat het maaiveld niet verlaagd mag worden. De tabel in paragraaf 7.4.1. is hier ook op aangepast.
De bestemmingsvlakken 'Bedrijf - Nutsvoorziening' en 'Bedrijventerrein' die het Hoogheemraadschap noemt zijn opgenomen om de bestaande situatie vast te leggen. Deze zijn niet aangepast op het bovenstaande. Ter plaatse van deze bestemmingsvlakken is al lange tijd bebouwing aanwezig. In dit bestemmingsplan is geen rekening gehouden met de toekomstige verlegging van der Delflandsedijk naar de Gustoweg. Dit moet met een eigen procedure en de daarmee samenhangende onderzoeken mogelijk gemaakt worden. Dat valt buiten de scope van de gebiedsontwikkeling.
De onderzoeken zijn aangepast in die zin dat nu uitgegaan is van een overschrijdingskans van 1 op 30.000 jaar met een signaleringswaarde van 1 op 100.000 jaar. In paragraaf 5.7.3 is beschreven hoe met afvalwater is omgegaan, en dat geen schadelijke en uitlogende materialen gebruikt zullen worden bij de ontwikkeling.
8. Veiligheidsregio Rotterdam Rijnmond (VRR)
De VRR onderschrijft de inhoud van paragraaf 5.8 gedeeltelijk, en adviseert rekening te houden met onderstaande zaken en maatregelen:
Bereikbaarheid
Zorg voor een toereikende bereikbaarheid en bluswatervoorzieningen zodat hulpdiensten bij een incident adequaat kunnen optreden;
Aardgasleiding
Realiseer eventuele (her)ontwikkeling van (beperkt) kwetsbare bestemmingen binnen 15 meter vanuit het hart van de hogedruk aardgastransportleiding zodanig dat deze beschermd zijn tegen brandoverslag als gevolg van een fakkelbrand. Hierbij kan voor de gevels en daken gericht naar de weg gedacht worden aan blinde gevels of het beperken van het glasoppervlak. De gevels, daken en/of glasoppervlakken die gericht zijn naar de buisleiding, behoren bestand te zijn tegen een warmtestralingsflux > 15 kW/m2. Daarnaast dienen de vluchtwegen zodanig gestructureerd te zijn dat deze vluchten van de bron af mogelijk maken;
HIWA
Realiseer eventuele (her)ontwikkeling van (beperkt) kwetsbare bestemmingen binnen 100 meter van 'HIWA Rotterdam Port Cold Stores' en binnen 150 meter van de Nieuwe Maas, zodanig dat bij een toxische wolk de mogelijkheden tot zelfredzaamheid van aanwezigen verbeterd worden (conform 2.10 van de Regeling Bouwbesluit 2012). Als deuren, ramen en ventilatieopeningen afsluitbaar zijn en het luchtverversingssysteem uitgeschakeld kan worden is een gebouw geschikt om enkele uren in te schuilen;
LPG-tankstation
In het MER en bestemmingsplan is beschreven dat op 15-25 meter vanaf het LPG -tanstation aan de Gustoweg geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt kunnen worden. VRR geeft hierop aanvullend advies. Voor beperkt kwetsbare objecten wordt geadviseerd dat alle (nood)uitgangen in tegengestelde richting van het tankstation worden gerealiseerd. Zo kunnen aanwezigen vluchten in geval van een incident, wat de zelfredzaamheid verbetert. Voor zeer kwestbare objecten wordt geadviseerd binnen 90 m vanaf het vulpunt geen (her)ontwikkeling van zeer kwestbare bestemmingen mogelijk. Voor zeer kwetsbare objecten binnen een afstand van 90 tot 230 m vanaf het vulpunt wordt geadviseerd bescherming te bieden tegen brandoversag Hierbij kan voor de gevels en daken gericht naar het tankstation gedacht worden aan blinde gevels of het beperken van het glasoppervlak. De gevels, daken en/of glasoppervlakken die gericht zijn naar het tankstation, behoren bestand te zijn tegen een warmtestralingsflux >35 kW/m2. Bij de verlening van een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen dient bij de brandpreventieve toets rekening te worden gehouden met de effecten van een BLEVE op de gevel/het dak.
KLIC-melding
Stel het doen van een KLIC-melding in geval van werkzaamheden aan of rondom de hoge druk gasleiding verplicht. De kans op een incident met een buisleiding hangt namelijk in sterke mate samen met graafwerkzaamheden in de nabijheid van de leiding. Als de ongestoorde ligging van de hogedruk aardgastransportleiding gegarandeerd kan worden, leidt dit tot een grote afname van de kans op een incident. Ten tijden van de graafwerkzaamheden is het niet wenselijk dat er mensen in de bedrijven/woningen verblijven;
Voorlichting
Draag zorg voor een goede voorlichting en instructie van de aanwezige personen zodat men weet hoe te handelen tijdens een calamiteit.
Reactie
Bereikbaarheid
Het zorgen voor een toereikende bereikbaarheid en voldoende bluswatervoorzieningen vallen buiten de reikwijdte van het bestemmingsplan. Hieraan wordt getoetst bij de aanvraag omgevingsvergunning. Ook het geven van voorlichting en instructies vallen buiten de reikwijdte van het bestemmingsplan;
Aardgasleiding
Op een aantal locaties biedt dit bestemmingsplan mogelijkheden voor nieuwe woningen, voorzieningen of bedrijvigheid binnen de 15 meter-zone vanuit het hart van de gasleiding. Het gaat om een aantal ontwikkelgerichte bedrijfskavels in het Galileipark en de meest oostelijke punt van de Marconistrip. Het belang van maatregelen om het overslaan van een fakkelbrand tegen te gaan wordt onderschreven. De gasleiding is bestemd met de dubbelbestemming Leiding - Gas, die over een zone van 5 meter vanuit het hart van de leiding opgenomen is. De genoemde ontwikkellocaties vallen buiten deze zone. Aanvullend op de zone van de dubbelbestemming, met een breedte van 10 meter, is daarom de gebiedsaanduiding veiligheidszone - leiding opgenomen. In de regels van de gebiedsaanduiding is bepaald dat gronden en/of bouwwerken alleen in gebruik mogen worden genomen voor Kwetsbareobjecten of Beperkt kwetsbare objecten indien is aangetoond op welke manier de gebruikers zijn beschermd tegen brandoverslag als gevolg van een fakkelbrand. Op deze manier is het treffen van maatregelen een vereiste geworden voor het verkrijgen van een omgevingsvergunning;
HIWA
Binnen een afstand van 100 meter vanuit HIWA en 150 meter vanuit de Nieuwe Maas biedt dit bestemmingsplan geen ontwikkelmogelijkheden. De bestaande situatie is hier bestemd. Om die reden is het niet mogelijk of doelmatig voorschriften op te nemen over de zelfredzaamheid bij een toxische wolk;
LPG-tankstation
Op korte afstand van het tankstation worden geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt. De bestaande situatie is bestemd, het gaat overwegend om bedrijvigheid. De dichtstbijzijnde ontwikkellocatie ligt op ca. 250 meter vanaf het vulpunt. Dit is de westelijke Merwepier, waar vanaf 2032 woningen gebouwd kunnen worden (na beëindiging van de activiteiten BSR Van Uden). Omdat de bestaande situatie bestemd is worden in het bestemmingsplan geen voorwaarden opgenomen over brandoverslag en nooduitgangen.
KLIC -melding
De hoge druk gasleiding is voorzien van de dubbelbestemming Leiding - Gas. De zone is aan weerszijden 5 meter breed, gemeten vanuit het hart van de leiding. In de dubbelbestemming is een regeling opgenomen die werken en werkzaamheden als afgraven, heien en grondroer vergunningplichtig maakt. Om een vergunning te krijgen moet aangetoond zijn dat de werken of werkzaamheden geen gevaar opleveren voor de leiding. De verplichting om een KLIC-melding te doen is geregeld in de Wet informatie-uitwisseling bovengrondse en ondergrondse netten en netwerken. Agentschap Telecom ziet toe op de handhaving van deze wet, niet de gemeente. Het opnemen van een verplichting valt daarom buiten de reikwijdte van het bestemmingsplan. Aanvragers van een omgevingsvergunnning worden wel geadviseerd deze melding te doen.
Voorlichting
Dit valt buiten de reikwijdte van het bestemmingsplan.