Bedrijventerrein Noordwest, Eerste partiële herziening
Bestemmingsplan - gemeente Rotterdam
Vastgesteld op 27-06-2019 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
De begripsbepalingen van het moederplan zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat wordt verstaan onder:
1.1 aanduiding:
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.2 aanduidingsgrens:
De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.3 aanduidingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak waarop een aanduiding betrekking heeft.
1.4 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak.
1.5 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.6 plan:
het bestemmingsplan met identificatienummer NL.IMRO.0599.BP1136HzBedrterNW- van de gemeente Rotterdam.
1.7 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0599.BP1136HzBedrterNW-va01 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).
1.8 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.9 bevoegd gezag:
bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning.
1.10 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.11 watergang:
een werk al of niet overdekt, dienend om in het openbaar belang water te ontvangen, te bergen, af te voeren en toe te voeren, de boven water gelegen taluds, bermen en onderhoudspaden daaronder mede verstaan.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.2 de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.3 peil:
- a. bij bouwen boven of op het water: het gemiddelde waterpeil;
- b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld. In het geval van een brug en aanbrug is het aansluitende afgewerkte maaiveld de bovenkant van het wegdek;
2.4 de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van een bouwwerk. Dakoverstekken, luifels, balkons en dergelijke worden hierbij niet meegeteld, mits zij niet verder uitsteken dan 0,5 meter.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Waterstaat - Waterkering
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor waterkeringen.
3.2 Bouwregels
3.3 Afwijken van de bouwregels
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 4 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 5 Overgangsrecht
5.1 Overgangsrecht bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
5.2 Afwijking
5.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken
Lid 5.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder omgevingvergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
5.4 Overgangsrecht gebruik
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
5.5 Strijdig gebruik
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 5.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
5.6 Verboden gebruik
Indien het gebruik, bedoeld in lid 5.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
5.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik
Lid 5.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 6 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan 'Bedrijventerrein Noordwest, Eerste partiële herziening', gemeente Rotterdam.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Het provinciale inpassingsplan 'Bochtafsnijding Schie' (vastgesteld 25 juni 2014) voorziet in een bochtafsnijding van de Delftse Schie. Het inpassingsplan regelt wel de nieuwe ligging van de watergang, maar regelt de bijbehorende beschermingszone van de bijbehorende waterkering niet geheel. De beschermingszone van de waterkering ligt deels op de gronden die horen bij het bestemmingsplan 'Bedrijventerrein Noordwest' van de gemeente Rotterdam.
Dit bestemmingsplan voorziet uitsluitend in het regelen van de beschermingszone voor de waterkering naast de gronden waarop de bochtafsnijding van de Schie gerealiseerd wordt.
1.2 Gekozen Planopzet
Dit voorliggende bestemmingsplan is een herziening van bestemmingsplan 'Bedrijventerrein Noordwest' en gaat uit van de bestaande situatie volgens het vigerende bestemmingsplan. Deze herziening regelt uitsluitend een nieuw onderdeel, namelijk de door de provincie aangewezen beschermingszone waterkering aan de oostzijde van het bedrijventerrein. Er worden ten behoeve van deze beschermingszone een dubbelbestemming toegevoegd; 'Waterstaat - Waterkering'.
Waterstaat – Waterkering
De waterstaatkundige functie van de kade als regionale waterkering dient te worden veiliggesteld. De dubbelbestemming 'Waterstaat-Waterkering' maakt het mogelijk aanvullende regels te stellen in het belang van de instandhouding als waterkering.
1.3 Ligging En Begrenzing
Het plangebied ligt in de gemeente Rotterdam, deelgemeente Overschie en maakt deel uit van het vigerende bestemmingsplan 'Bedrijventerrein Noordwest'. Het plangebied bestaat uit een smalle strook aan de oostkant van het bedrijventerrein en vormt de beschermingszone van het waterstaatswerk zoals bedoeld in het provinciale inpassingsplan 'Bochtafsnijding Delftse Schie'. Deze smalle strook vormt de beschermingszone van het waterstaatswerk en komt op de rand van het bedrijventerrein te liggen, direct langs de begrenzing van het inpassingsplan.
Figuur 1.1 Plangebied (gelegen binnen bolletjeslijn)
1.4 Vigerende Bestemmingsplannen
Het plangebied van onderhavig bestemmingsplan is binnen het bestemmingsplan 'Bedrijventerrein Noordwest' gelegen. Dit bestemmingsplan is op 20 december 2012 door de gemeenteraad vastgesteld en is onherroepelijk sinds 6 april 2013.
Figuur 1.2: Bestemmingsplan 'Bedrijventerrein Noordwest' (2013)
Hoofdstuk 2 Beleid
2.1 Inleiding
Uitsluitend de voor het plangebied relevante beleidskaders worden in dit hoofdstuk beschreven. Voor het overkoepelende beleid wordt verwezen naar het onderliggende bestemmingsplan 'Bedrijventerrein Noordwest'.
2.2 Beleid Hoogheemraadschap Van Delfland
Op de gronden van en rond de Delftse Schie is de Keur van het Hoogheemraadschap van Delfland van toepassing. De Keur regelt het beheer en onderhoud van de gronden, inclusief de bij de watergangen behorende beschermingszones. In de Keur van het Hoogheemraadschap staan algemene bepalingen die overstijgend zijn aan alle beleidsregels. De Algemene regels van de Keur staan in een apart document en behoren tot de Keur Delfland. Op basis van het voorliggende bestemmingsplan zal de Keur daarop aangepast moeten worden.
Om te bepalen waar de verschillende keurbepalingen en algemene regels gelden is de legger van belang. In de legger worden de waterstaatswerken en de daaraan grenzende zones zoals de beschermingszone en het profiel van vrije ruimte aangegeven. Binnen de in de legger aangegeven zones zijn de bepalingen uit de keur van toepassing. Daarbij wordt in de legger de ligging, vorm, afmeting en constructie van de waterstaatswerken aangegeven en is aangewezen wie onderhoudsplichtige van een waterstaatswerk is.
Daarnaast kunnen provincies in provinciale verordeningen nadere eisen stellen waaraan de legger moet voldoen. Op grond van de Waterverordening Zuid-Holland moeten in de legger ook de lengte- en dwarsprofielen van primaire en regionale waterkeringen worden aangegeven en het profiel van vrije ruimte. Door een waterkering op te nemen in de legger, verkrijgt een waterschap (extra) rechtsmiddelen om de waterkering te beheren en te beschermen.
Figuur 2.1: Uitsnede Kaart Legger Regionale Waterkeringen
2.3 Conclusie
Op basis van het vigerend ruimtelijk beleid wordt geconcludeerd dat de planontwikkeling past binnen de beleidskaders en de geformuleerde doelstellingen niet negatief beïnvloedt.
Hoofdstuk 3 Beschrijving Plangebied
3.1 Ontstaansgeschiedenis
De voormalige polderstructuur is goed terug te herkennen in de huidige verkavelingsstructuur van de omgeving van het plangebied. De lage ligging van het plangebied ten opzichte van het boezemwater van de Schie is kenmerkend voor het landschap. De Oost-Abtspolder en Overschie kennen een rijke ontstaansgeschiedenis die sterk samenhangt met de ontwikkeling van het watersysteem. Hieronder volgt een bondig overzicht van de transformatie van het landschap sinds de Middeleeuwen.
In de periode voor de bedijkingen hadden de zee en de Maas een sterke invloed op het landschap. Bewoning vond plaats op hoger gelegen kreekruggen, zoals bij Kethel en Kerkbuurt. In het moerassige landschap stroomden kreken die in vrije verbinding met de Maas stonden en onderhevig waren aan de invloed van de zee (getijden). Door een van de eerste grootschalige bedijkingen in het gebied ontstaat in de 11e eeuw de Oost-Abtspolder. De Schie stroomt dan nog onder vrije afwatering in de Maas. Vermoedelijk aan het begin van de 11e eeuw is vanuit de Schie een groot ontginnings- en afwateringskanaal gegraven, de Delf. Mede door deze verbinding kon Delft zich ontwikkelen tot een belangrijk marktcentrum. Evenals in de huidige situatie fungeerde de Schie tussen 1200 en 1300 als boezem voor zowel het hoogheemraadschap van Delfland als voor het hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard. Tegengestelde belangen van beide waterschappen en het ontbreken van bemaling leidde in de 13e eeuw tot overbelasting van de boezem. Waterschap Schieland maakte daarom ter hoogte van de Doenkade een dam in de Schie, waardoor een doorlopende waterkering ontstond bestaande uit Oude Dijk, Oude Kade, Doenkade en Rodenrijsche kade. Als oplossing voor het ontstane afwateringsprobleem liet Delfland de Poldervaart (1280) aanleggen.
In de 14e eeuw wordt de definitieve zeewering gerealiseerd, de Schielandse Hoge Zeedijk. In 1340 graaft Rotterdam een eigen vaart naar de Schie, de Rotterdamse Schie (circa 1340-1347). Rotterdam krijgt zo een eigen verbinding naar het vruchtbare agrarische achterland. Delft zag dit als concurrentie en maakte in 1389 een eigen verbinding met de Maas, de Delftsche Schie, voorzien van een eigen haven, Delfshaven. Overschie kwam zo op een kruising te liggen van drie Schieën en ontwikkelde zich als een pleisterplaats voor reizigers over land en water van Rotterdam en Schiedam naar Delft en Den Haag.
De periode tussen 1600 en 1800 wordt gekenschetst door verveningen en de aanleg van droogmakerijen. Door de vervening zijn plassen ontstaan die rond 1800 zijn drooggemalen en verkaveld (droogmakerijen). De gronden langs de randen van de Schie, waaronder het plangebied, zijn niet verveend. Door de kreekafzettingen van onder andere klei en zand waren deze gronden niet geschikt voor de turfwinning. Langs de rand van de droogmakerijen ontstond een hoger gelegen restgebied met boerderijen en buitenplaatsen. De middelen van bestaan waren hoofdzakelijk gericht op de landbouw. In 1674 wordt naast het boerenbedrijf de scheepsbouw als een belangrijk bestaansmiddel in Overschie genoemd, Overschie bezit op dat moment namelijk acht scheepswerven.
Na de Tweede Wereldoorlog is het drooggemaakte plassengebied en een gedeelte van het niet uitgeveende gebied ten oosten ervan opgespoten en ingericht als bedrijventerrein.
3.2 Archeologie
Het plangebied is onderdeel van bedrijventerrein Noordwest en is als zodanig in gebruik en dus deels bebouwd en verstoord. Het grondgebied van het bedrijventerrein is grotendeels uitgeveend waardoor de archeologisch waardevolle lagen al zijn aangetast, echter onderhavig plangebied ligt buiten deze zone. Ter plaatse wordt (rest)veen langs de Rotte verwacht.
De hele beschermingszone valt in de dubbelbestemming Waarde - Archeologie - 2 van bestemmingsplan 'Bedrijventerrein Noordwest'. Ter plaatse van deze dubbelbestemming geldt een bouwregeling en een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerk zijnde, voor bouw- en graafwerkzaamheden met een oppervlakte van meer dan 200 vierkante meter en die tevens dieper reiken dan 2 meter beneden NAP.
Het natuurlijk maaiveld in het plangebied lag op circa 2 meter onder NAP, de regeling voor de verstoringsdiepte van het gebiedsbestemmingsplan is daar op gebaseerd. Het huidige maaiveld ligt op circa 1 meter boven NAP. Archeologische waarden komen dus naar verwachting pas voor vanaf circa 3 meter onder het huidige (opgehoogde) maaiveld.
De archeologische bescherming van het plangebied is geregeld in het onderliggende bestemmingsplan. In het kader van het bestemmingsplan zijn de archeologische verwachtingswaarden onderzocht en in kaart gebracht.
Het aspect archeologie vormt geen belemmering voor de beschermingszone die met onderhavig bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt. Bij ingrepen die de grenswaarden zoals hierboven beschreven overschrijden kan een archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn.
3.3 Huidig Gebruik
De gronden van het plangebied zijn in de huidige situatie bestemd als 'Bedrijventerrein' en 'Groen'. Op de gronden met de bestemming 'Bedrijventerrein' zijn bedrijven met milieucategorie 1 tot en met 4.2 toegestaan.
Het toevoegen van de beschermingszone heeft geen gevolgen voor het huidig gebruik van het plangebied.
Hoofdstuk 4 Planbeschrijving
4.1 Inleiding
Op de gronden van het plangebied vinden geen nieuwe ontwikkelingen plaats.
Op het plangebied (smalle strook) komt een dubbelbestemming 'Waterstaat- Waterkering' te liggen. Deze bestemming wordt opgenomen om de waterkerende functie ter plaatse te beschermen.
De gronden zijn- en blijven in gebruik als groen en water en als achtererven van bestaande bedrijven aan de oostzijde van het bedrijventerrein Noordwest Rotterdam. Hierbij wordt aangesloten bij de regeling uit het geldende bestemmingsplan 'Bedrijventerrein Noordwest' en het inpassingsplan 'Bochtafsnijding Delftse Schie'.
4.2 Juridische Planbeschrijving
4.2.1 Planvorm
Het voorliggende bestemmingsplan is een herziening van bestemmingsplan 'Bedrijventerrein Noordwest' en gaat uit van de bestaande situatie volgens het vigerende bestemmingsplan. Deze herziening is niet ontwikkelgericht, enkel de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' wordt toegevoegd.
4.2.2 Plansystematiek
Bij het opstellen van de regels van het voorliggende bestemmingsplan is aansluiting gezocht bij de landelijke richtlijnen (SVBP en IMRO 2012) alsmede bij de standaard van de gemeente Rotterdam. Met het gebruik van een standaardbestemmingsplan beoogt de gemeente een samenhangend geheel aan ruimtelijke plannen te creëren, waarbij de verschillende regelingen zo min mogelijk uiteenlopen.
Opbouw planregels
De regels van het plan bestaan uit de volgende onderdelen:
- inleidende regels;
- bestemmingsregels;
- Algemene regels;
- overgangs- en slotregels.
4.2.3 Uitleg van de regels
Inleidende regels
Begrippen (Artikel 1)
De begrippen die het bestemmingsplan gebruikt worden in dit artikel gedefinieerd. Dit wordt gedaan om interpretatieverschillen te voorkomen.
Wijze van meten (Artikel 2)
Dit artikel maakt duidelijk hoe de lengte, breedte, hoogte, diepte, oppervlakte en dergelijke van gronden en bouwwerken wordt gemeten of berekend. Alle begrippen waarin maten en waarden voorkomen worden in dit artikel verklaard.
Bestemmingsregels
Waterstaat – Waterkering (Artikel 3)
De waterstaatkundige functie van de kade als regionale waterkering dient te worden veiliggesteld. De dubbelbestemming 'Waterstaat-Waterkering' maakt het mogelijk aanvullende regels te stellen in het belang van de instandhouding als waterkering.
Algemene regels
Onder de algemene regels komt de anti-dubbeltelregel (Artikel 4) aan de orde.
Overgangs- en slotregel
In het afsluitende onderdeel van de regels komen de overgangsregels (Artikel 5) en slotregel (Artikel 6) aan de orde.
Hoofdstuk 5 Water
5.1 Inleiding
De toelichting op het bestemmingsplan dient op grond van het Besluit ruimtelijke ordening een beschrijving te geven van de wijze waarop in het plan rekening is gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding.
In het kader van het inpassingsplan het proces van de watertoets is doorlopen. Die watertoets wordt uitsluitend gewijzigd door middel van de toevoeging van een dubbelbestemming ter bescherming van de waterkerende functie.
5.2 Beleidskader
5.2.1 Provinciaal beleid
Het beleid van de provincie Zuid-Holland met betrekking tot water is vastgelegd in het regionaal Waterplan Zuid-Holland 2016 - 2021. Dit waterplan bestaat naast de Visie Ruimte en Mobilteit (voor wat betreft de onderdelen voor het waterbeleid) en de Voortgangsnota Europese Kaderrichtlijn Water 2015 uit het provinciaal Waterplan 2010 - 2015. Dit waterplan is 11 november 2009 door Provinciale Staten vastgesteld. De provinciale rol in het waterveld spitst zich toe op kaderstelling en toezicht.
5.2.2 Beleid Hoogheemraadschap Delfland
De waterschappen stellen een waterbeheerplan (WBP) op van de wateren onder hun beheer. Daarbij wordt voor regionale wateren rekening gehouden met het betreffende regionale waterplan. In het waterbeheerplan worden tevens de KRW-doelen en -maatregelen vastgelegd.
Het Waterbeheerplan 2016-2021, 'Strategie richting een toekomstbestendig en samenwerkingsgericht waterschap' is vastgesteld door het algemeen bestuur van het Hoogheemraad van Delfland op 19 november 2015. In dit plan zijn de ambities voor de komende jaren vastgelegd. Het plan beschrijft de doelen voor het waterbeheer en de financiële consequenties daarvan. Bij de uitvoering van het WBP staan de kerntaken voorop, de waterveiligheid, het waterbeheer, de waterkwaliteit en het zuiveren van afvalwater. Delfland zal hierbij nadrukkelijk kijken naar een doelmatige uitvoering daarvan waarbij ambities, kosten en het tempo op een evenwichtig manier zijn afgewogen.
De in dit plan benoemde KRW-maatregelen zijn uitgewerkt per waterlichaam. Het plangebied maakt onderdeel uit van het oppervlaktewaterlichaam Oost Boezem, bestaande uit de Schie en de Vliet en de daarmee rechtstreeks in verbinding staande wateren in Haaglanden en de regio Rotterdam.
Realisatie van de doelstellingen is steeds gekoppeld aan ruimtelijke ontwikkelingen, zoals in dit verband de bochtafsnijding. Met gemeenten is deze benadering in de KRW-Bestuursovereenkomst, 'Schoon water om van te genieten', vastgelegd. Het waterschap en de gemeenten verplichten zich in deze bestuursovereenkomst om bij ruimtelijke ontwikkelingen, nu en in de toekomst, de KRW-opgave zo goed mogelijk in te passen.
Teneinde ruimtelijke functies en waterhuishoudkundige opgaven en mogelijkheden optimaal op elkaar aan te laten sluiten is een watertoets uitgevoerd. In de Handreiking watertoets wordt uiteen gezet hoe Hoogheemraadschap Delfland de watertoets procedureel en inhoudelijk invult.
5.2.3 Regionaal en gemeentelijk beleid
De gemeenteraad van Rotterdam heeft op 20 december 2007 het Waterplan 2 Rotterdam vastgesteld. Het Waterplan 2 is een gezamenlijk en integraal product van alle waterbeheerders in de regio. In het Waterplan 2 staat in hoofdlijnen beschreven hoe de gemeente Rotterdam en de waterschappen de komende tijd willen omgaan met het water in de stad. Hierbij wordt met name gekeken naar drie cruciale ontwikkelingen:
- een hogere waterstand door de stijging van de zeespiegel. In buitendijkse gebieden ontstaan risico's op overstromingen. Versterking van waterkeringen is onvermijdelijk;
- wateroverlast door toenemende neerslag. Door klimaatsverandering kan er in korte tijd veel neerslag vallen, om dat water te verwerken is opvang en berging nodig;
- strengere eisen aan de kwaliteit van het water. Rotterdam wil een aantrekkelijke waterstad zijn, met schoon, helder en plantrijk water. De stad moet bovendien voldoen aan de eisen uit de Europese Kaderrichtlijn Water. Er worden voor alle wateren in de stad kwaliteitsbeelden opgesteld volgens die eisen.
Het Waterplan 2 biedt een perspectief voor Rotterdam als waterstad in 2030. In het uitvoeringsprogramma ligt het onderhavige project binnen de zone van bedrijventerrein Noordwest.
Herijking Waterplan 2
Sinds het opstellen van het Waterplan 2 in 2007 is er veel gebeurd. Er is een grote hoeveelheid waterberging gerealiseerd in combinatie met vergroening van de stad. Ook investeerden gemeente en waterschappen in innovatieve oplossingen, zoals groene daken om neerslag langer vast te houden, waterpleinen en (ondergrondse) waterberging. Rotterdam is dé waterstad van Nederland geworden.
Het eerste uitvoeringsprogramma van Waterplan 2 liep van 2007 tot 2012. Na die vijf jaar was het tijd voor een nieuwe editie. Het doel en de visie van Waterplan 2 staan nog steeds overeind. Maar de weg ernaartoe is op enkele punten aangepast aan de huidige tijd en economische situatie. De focus ligt vooral op de opgaven voor de toekomst; hoe gaan we die oplossen? Daarbij wordt rekening gehouden met de uitdagingen van nu en het klimaat van morgen. Met de herijking van Waterplan 2 Rotterdam blijven gemeente en waterschappen werken aan water voor een aantrekkelijke en klimaatbestendige stad.
De ruimtelijke toepassing van bomen in de stad is beschreven in de Bomenstructuurvisie. Hierin staan onder meer richtlijnen voor bomen langs dijken, singels en waterkeringen. Aandachtspunt daarbij vanuit het waterplan is het risico van bomen bij waterkeringen en watergangen voor de waterveiligheid (stabiliteit van de dijk) en waterkwaliteit (schaduwvorming en extra kosten voor bladvissen en baggeren). Met tijdige afstemming tussen gemeente en waterschappen zijn per gebied goede maatwerkoplossingen mogelijk.
5.3 Samenwerking Met De Waterbeheerder
De provincie Zuid-Holland werkt in overleg met alle betrokken waterbeheerders aan een gemeenschappelijke procedurele en inhoudelijke invulling van de Watertoets en de waterparagraaf. Hieronder zijn de voornaamste van de door de waterbeheerders gemaakte opmerkingen weergegeven:
- De waterbeheerder (waterkwantiteit en waterkwaliteit) voor de Oost-Abtspolder is het Hoogheemraadschap van Delfland. Het hoogheemraadschap is tevens de beheerder van de regionale waterkering;
- De afdeling Watermanagement van Gemeentewerken Rotterdam is de rioolbeheerder in het aangrenzende gebied van het bedrijventerrein Noord-Oost en in Overschie.
5.4 Conclusie
Binnen het plangebied is er geen effect op de waterberging, omdat enkel het beschermingsregime van de Schie wordt geregeld. De waterparagraaf is in het provinciale inpassingsplan uitgebreid aan bod gekomen. Voor de bochtafsnijding van de Schie zijn er afspraken gemaakt om het extra te realiseren boezemwater (het surplus) elders in de boezem te mogen dempen. Netto is er hierdoor geen toe- of afname van het boezemwateroppervlak. Voor meer informatie wordt verwezen naar het inpassingsplan.
Hoofdstuk 6 Milieu En Haalbaarheidsaspecten
6.1 Algemeen
In het bestemmingsplan moet in het kader van een goede ruimtelijke ordening een afweging worden gemaakt van de relevante realiserings- en uitvoeringsaspecten. De essentie en het gewicht van milieuonderwerpen is afhankelijk van het gebied, de opgave en eventuele wettelijke eisen.
Voor een bestemmingsplan zijn diverse aspecten van belang, waaronder natuur, milieuzonering, milieueffectrapportage, geluid, bodem, luchtkwaliteit en externe veiligheid. Dit bestemmingsplan voorziet echter uitsluitend in het toevoegen van de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering'. Derhalve zijn deze aspecten in dit geval niet relevant. De beschermingszone heeft geen negatieve gevolgen voor het milieu.
Voor achtergrondinformatie over deze onderwerpen wordt verwezen naar het inpassingsplan 'Bochtafsnijding Delftse Schie'.
Hoofdstuk 7 Financiële Uitvoerbaarheid
De beschermingszone die met onderhavig bestemmingsplan geregeld wordt is een planologische ingreep, er is geen sprake van ruimtelijke ingrepen. De zone komt te liggen over bestaande bedrijfspercelen op bedrijventerrein Noordwest. Om eventuele planschade aan deze bedrijfspecrelen inzichtelijk te maken is in maart 2015 een effectstudie uitgevoerd. Hieruit blijkt dat planschade als gevolg van het vastleggen van een beschermingszone is uitgesloten. Ook het risico op nadeelcompensatie wordt verwaarloosbaar klein geacht. Daarmee zijn er geen financiële consequenties verbonden aan de vaststelling van het plan en is de financiële haalbaarheid aangetoond.
Hoofdstuk 8 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
8.1 Vooroverleg
Conform artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is vooroverleg gepleegd met Hoogheemraadschap Delfland, Rijkswaterstaat, DCMR, de Veiligheidsregio Rotterdam en Gasunie. Hun reacties zijn -waar nodig- verwerkt in het ontwerpbestemmingsplan.