Langeweg
Bestemmingsplan - gemeente Rotterdam
Onherroepelijk op 29-07-2011 - geheel onherroepelijk in werking
1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
Plan: |
het bestemmingsplan “Langeweg” van de gemeente Rotterdam. |
Aanduiding: |
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar – ingevolge de regels – regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden. |
Aanduidingsgrens: |
de grens van een aanduiding, indien het een vlak betreft. |
Bestemmingsgrens: |
de grens van een bestemmingsvlak. |
Bestemmingsplan: |
de geometrisch bepaalde planobjecten met bijbehorende regels als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0599.BP2031NweLangeweg-va01 met de bijbehorende regels. |
Bestemmingsvlak: |
een geometrisch bepaald vlak met een zelfde bestemming. |
Bouwaanduidingen: |
alle aanduidingen met betrekking tot de wijze van bouwen en de verschijningsvorm van bouwwerken. |
Bouwen: |
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats. |
Bouwwerk: |
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond. |
Gebouw: |
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt. |
Maaiveld: |
de bovenkant van het aansluitende, afgewerkte terrein dat een bouwwerk omgeeft, met dien verstande dat in geaccidenteerd terrein het gemiddelde van die bovenkanten wordt aangehouden. |
Normaal onderhoud: |
werkzaamheden die regelmatig nodig zijn voor een goed beheer van de gronden; |
Openbare nutsvoorzieningen: |
op het openbaar leidingennet aangesloten voorzieningen op het vlak van gas-, water-, elektriciteitsdistributie, blokverwarming, (riool)gemalen (een gasdrukregelstation wordt niet hieronder begrepen). |
Peil: | |
a. | voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van de kruin van de weg; |
b. | voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang niet aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang, na voltooiing van de aanleg van dat terrein. |
Indien een bouwwerk aan meer dan één weg wordt gebouwd, is het peil van de hoogstgelegen weg maatgevend. |
Straatmeubilair: |
voorzieningen ten behoeve van de weggebruiker, zoals verkeersborden, straatverlichting, zitbanken, plantenbakken e.d. |
Verbeelding: |
de analoge c.q. digitale plankaart. |
Water: |
waterlopen (sloten, singels, vijvers e.d.) ten behoeve van de waterberging, alsmede de aan- en afvoer van oppervlaktewater. |
Wet ruimtelijke ordening: |
de Wet ruimtelijke ordening zoals deze luidt op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerp voor dit bestemmingsplan. |
Artikel 2 Wijze Van Meten
2.1 | Meten |
Bij de toepassing van deze planregels wordt als volgt gemeten: | |
a. | de inhoud van een bouwwerk: |
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels ( en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen. |
b. | de bouwhoogte van een bouwwerk: |
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen. |
c. | de oppervlakte van een bouwwerk: |
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van een bouwwerk. Dakoverstekken, luifels, balkons en dergelijke worden hierbij niet meegeteld, mits zij niet verder uitsteken dan 0,5 meter. |
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Verkeer
3.1 | Bestemmingsomschrijving |
De op de verbeelding voor "Verkeer" (V) aangewezen gronden zijn bestemd voor: | |
a. | voorzieningen voor rijdende en stilstaande voertuigen, zoals rijstroken, fietspaden en parkeerplaatsen; |
b. | voorzieningen ten behoeve van wandelen en verblijven, zoals trottoirs en paden; |
c. | groenvoorzieningen; |
d. | bouwwerken ten behoeve van kleinschalige openbare nutsvoorzieningen, verkeer- en vervoersvoorzieningen; |
e. | waterlopen en overige in het kader van de waterhuishouding nodige voorzieningen, zoals taluds, keerwanden en beschoeiingen; |
met de daarbij behorende: | |
f. | kunstwerken, zoals viaducten, bruggen, duikers, trappen. |
3.2 | Bouwregels |
Op de in lid 3.1 van dit artikel bedoelde gronden mag uitsluitend in de bestemming passende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, zoals straatmeubilair, huisvuilcontainers (al dan niet ondergronds) niet groter dan 10 m3, abri's, bovenleidingmasten c.q. portalen ten behoeve van trambanen, lantaarnpalen, alsmede niet voor bewoning bestemde kleine gebouwen voor openbaar nut, verkeer en vervoer, welke niet groter mogen zijn dan 20 m2. |
Artikel 4 Verkeer - Verblijfsgebied
Waterstaat - Waterkering
4.1 | Bestemmingsomschrijving |
De op de verbeelding voor “Verkeer – verblijfsgebied” aangewezen gronden zijn bestemd voor: | |
a. | voorzieningen ten behoeve van wandelen, verblijven en spelen, zoals trottoirs, voetpaden en trappen; |
b. | voorzieningen voor rijdende en stilstaande voertuigen, zoals rijstroken, fietspaden en parkeerplaatsen; |
c. | groenvoorzieningen, waterpartijen, waterlopen en overige in het kader van de waterhuishouding nodige voorzieningen, zoals taluds, keerwanden en beschoeiingen; |
d. | bouwwerken voor kleinschalige openbaar nutsvoorzieningen, verkeer en vervoersvoorzieningen; |
e. | geluidswerende voorzieningen. |
4.2 | Bouwregels |
Op de in lid 4.1 van dit artikel bedoelde gronden mag niet worden gebouwd, behoudens in de bestemming passende bouwwerken (geen gebouwen zijnde), zoals straatmeubilair, huisvuilcontainers (al dan niet ondergronds) niet groter dan 10 m³, abri’s, lantaarnpalen, alsmede niet voor bewoning bestemde kleine gebouwen voor openbaar nut, verkeer en vervoer, welke gebouwen niet groter mogen zijn 20 m². |
Artikel 5 Waarde - Archeologie
Waarde – Archeologie
5.1 | Bestemmingsomschrijving |
De voor ‘Waarde - Archeologie’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor behoud van de aan de gronden eigen zijnde archeologische waarden. |
5.2 | Bouwregels |
5.2.1 | In het belang van de archeologische monumentenzorg dient de aanvrager van een reguliere bouwvergunning als bedoeld in de Woningwet een rapport aan burgemeester en wethouders te overleggen van een archeologisch deskundige waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld. Deze bepaling heeft uitsluitend betrekking op aanvragen om omgevingsvergunning voor bouwwerken (waaronder begrepen het heien van heipalen en het slaan van damwanden) welke voldoen aan de oppervlakte- en/of dieptematen welke genoemd zijn in 5.3.1. |
5.2.2 | Burgemeester en wethouders kunnen in het belang van de archeologische monumentenzorg aan een omgevingsvergunning de volgende regels verbinden: |
a. | de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden; |
b. | de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek; |
c. | de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige. |
5.3 | Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden |
5.3.1 | In het belang van de archeologische monumentenzorg is het verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders de in 5.3.2 onder a t/m f genoemde werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te doen c.q. te laten uitvoeren die dieper reiken dan 1,00 meter beneden NAP en die tevens een terreinoppervlak groter dan 200 m² beslaan. |
5.3.2 | Het vergunningvereiste betreft de volgende werken c.q. werkzaamheden: |
a. | grondbewerkingen (van welke aard dan ook); |
b. | het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen; |
c. | het indrijven van voorwerpen in de bodem; |
d. | het wijzigen van het maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, afgraven; |
e. | het ingraven van ondergrondse kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies e.d.; |
f. | het aanleggen van waterlopen of het vergraven van bestaande waterlopen. |
5.3.3 | Het vergunningvereiste geldt niet voor bedoelde activiteiten gericht op het normale onderhoud en beheer van de betreffende gronden en welke in uitvoering waren ten tijde van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan en evenmin voor bestaande weg- en leidingcunetten. |
5.3.4 | Vergunning wordt verleend, indien daardoor de aanwezige archeologische waarden van de gronden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast. |
5.3.5 | Alvorens de vergunning te kunnen verlenen, dient de aanvrager van de omgevingsvergunning aan burgemeester en wethouders hieromtrent een rapport van een archeologisch deskundige te overleggen. |
5.3.6 | Aan een vergunning kunnen de volgende regels worden verbonden: |
a. | de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden; |
b. | de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek; |
c. | de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige. |
Artikel 6 Waterstaat - Waterkering
6.1 | Bestemmingsomschrijving |
De op de verbeelding voor "Waterstaat - Waterkering (dubbelbestemming)" aangewezen gronden zijn, naast de daarvoor aangewezen andere bestemmingen, mede bestemd voor de waterbeheersing en de waterkering met bijbehorende bouwwerken: | |
a. | de bescherming, het onderhoud en de verbetering van de waterhuishouding, geen gebouwen zijnde zoals duikers, keerwanden en merktekens en waterstaatswerken als taluds, glooiingen en onderhoudswegen; |
b. | alle overige bestemmingen, voor zover deze gronden op de verbeelding mede als zodanig zijn aangewezen. |
6.2 | Bouwregels |
Op de in het eerste lid bedoelde gronden mogen uitsluitend de in het eerste lid onder a bedoelde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd. |
6.3 | Afwijken van de bouwregels |
6.3.1 | Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van de bouwregels en een omgevingsvergunning verlenen voor het bouwen van gebouwen en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde welke gebouwd mogen worden ten behoeve van andere voor deze gronden geldende bestemmingen, mits: |
a. | de belangen van de waterkering niet onevenredig worden geschaad; |
b. | de beheerder van de waterkering vooraf een advies heeft afgegeven. |
6.3.2 | Burgemeester en wethouders kunnen aan de in artikel 6.3.1 bedoelde omgevingsvergunning voorschriften verbinden ter bescherming van de belangen van de waterkering. |
6.4 | Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden |
6.4.1 | Het is verboden op of in gronden ter plaatse van de dubbelbestemming" Waterstaat - Waterkering" zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te (laten) voeren: |
a. | het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen, mengen en ophogen van gronden; |
b. | het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen; |
c. | het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen; |
d. | het verlagen of verhogen van het grondwaterpeil; |
e. | het vellen en/of rooien van houtgewas; |
f. | het beplanten van de gronden; |
g. | het bewerken van en graven, boren of roeren in de bodem dieper dan 30 cm; |
h. | het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur. |
6.4.2 | Het verbod als bedoeld in artikel 6.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die: |
a. | het normale onderhoud en/of gebruik betreffen; |
b. | reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan. |
6.4.3 | De in artikel 6.4.1. bedoelde vergunning wordt niet eerder verleend dan nadat advies is verkregen van de beheerder van de waterkering. |
3 Algemene Regels
Artikel 7 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing. |
Artikel 8 Algemene Bouwregels
1. | Ingeval voor gronden welke voor bebouwing in aanmerking komen noch in de regels, noch op de verbeelding een maximum bebouwingspercentage is vermeld, mogen deze gronden volledig worden bebouwd. |
2. | Ingeval noch de regels, noch de verbeelding informatie verschaffen over de wijze van afdekking van gebouwen, mogen gebouwen zowel met een kap als plat worden afgedekt. |
4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 9 Overgangsrecht
9.1 | Overgangsrecht bouwwerken |
9.1.1 | Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot; |
a. | gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; |
b. | na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan. |
9.1.2 | Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%. |
9.1.3 | Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan. |
9.2 | Overgangsrecht gebruik |
9.2.1 | Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet. |
9.2.2 | Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind. |
9.2.3 | Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten. |
9.2.4 | Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan. |
9.3 | Hardheidsclausule |
Voor zover toepassing van het overgangsrecht bouwwerken of gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard jegens een of meer natuurlijke personen kunnen burgemeester en wethouders ten behoeve van die persoon of personen van dat overgangsrecht afwijken. |
Artikel 10 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan “Langeweg”, gemeente Rotterdam.