Westewagenstraat
Bestemmingsplan - gemeente Rotterdam
Vastgesteld op 18-12-2014 - geheel onherroepelijk in werking
Bestanden
1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder: |
Plan |
het bestemmingsplan "Westewagenstraat 62-80" met identificatienummer NL.IMRO.0599.BP2081Westewagstr-va01 van de gemeente Rotterdam. |
Bestemmingsplan |
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen. |
Verbeelding |
de digitale plankaart. |
Verdere begrippen in alfabetische volgorde: |
Aanduiding |
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden. |
Aanduidingsgrens |
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft. |
Aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit |
een beroeps- of bedrijfsactiviteit, uitgeoefend door de hoofdbewoner, waarvan de activiteiten in hoofdzaak niet publiekstrekkend zijn en dat op kleine schaal in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie. |
Archeologisch deskundige |
het Bureau Oudheidkundig Onderzoek Rotterdam (BOOR) of een andere door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige. |
Bebouwing |
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde. |
Bedrijven |
de bedrijven genoemd in de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten. |
Belwinkel |
den inrichting waarvan de bedrijfsvoering onder welke benaming dan ook is gericht op het ter plaatse tegen betaling bieden van gelegenheid tot elektronische berichtenuitwisseling in de vorm van telefonie of door middel van toegang tot het internet. Een op de openbare weg geplaatste telefooncel wordt hier niet onder begrepen. |
Bestemmingsgrens |
de grens van een bestemmingsvlak. |
Bestemmingsvlak |
een geometrisch bepaald vlak met een zelfde bestemming. |
Bouwaanduidingen |
alle aanduidingen met betrekking tot de wijze van bouwen en de verschijningsvorm van bouwwerken. |
Bouwen |
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk. |
Bouwgrens |
de grens van een bouwvlak. |
Bouwlaag |
Het tussentwee opeenvolgende vloeren (of tussen een vloer en een plat dak) gelegen, voor verblijf geschikt deel van een gebouw. Een kap, zolder, souterrain, parkeerplint, alsmede een dakopbouw binnen het theoretisch profiel van een kap, worden niet als afzonderlijke bouwlaag beschouwd. Alleen ingeval een dakopbouw breder is dan tweederde van de pandbreedte, wordt dit als aparte bouwlaag geteld. |
Bouwverordening |
de Bouwverordening Rotterdam, zoals deze luidt op het tijdstip van ter inzage ligging van het ontwerp van dit bestemmingsplan. |
Bouwwerk |
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden. |
Bruto vloeroppervlak |
het vloeroppervlak van een bouwwerk, inclusief de niet direct voor het hoofddoel bruikbare ruimten (bijvoorbeeld bij een productiebedrijf of winkel, de magazijn-, expeditie-, kantoorruimten). Gebouwde parkeervoorzieningen worden hiertoe niet gerekend. |
Cultuur en ontspanning |
voorzieningen ten behoeve van culturele en sportieve activiteiten. |
Daktuin en/of dakterras |
een bouwkundige voorziening op het platte dak van een gebouw, dat bestaat uit een te betreden vlak, geheel of gedeeltelijk omgeven door een hekwerk zoals voorgeschreven in het Bouwbesluit. |
Detailhandel |
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ter verkoop, verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. |
Dienstverlening |
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen. Een belwinkel wordt hier niet onder begrepen. |
Gebouw |
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt. |
Horeca |
het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie. |
Hotel |
het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf en bijbehorende voorzieningen zoals ter plaatse nuttigen van voedsel en dranken en het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie. |
Kantoren |
het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen. |
(Kleinschalige) voorzieningen voor openbaar nut: |
op het openbaar leidingennet aangesloten voorzieningen op het vlak van gas-, water-, elektriciteitsdistributie, blokverwarming, (riool)gemalen (een gasdrukregelstation wordt hier niet onder begrepen). |
Maaiveld |
de bovenkant van het aansluitende, afgewerkte terrein dat een bouwwerk omgeeft, met dien verstande dat in geaccidenteerd terrein het gemiddelde van die bovenkanten wordt aangehouden. |
Maatschappelijk |
voorzieningen op het gebied van onderwijs, religie, gezondheidszorg, maatschappelijke dienstverlening en publieke dienstverlening. |
Milieudeskundige |
de DCMR Milieudienst Rijnmond of de daarvoor in de plaats tredende instantie. |
Ongebouwd (gevel)terras |
een buiten de besloten ruimte liggend deel van een horecabedrijf, waar tegen vergoeding dranken worden geschonken en/of spijzen voor directe consumptie worden verstrekt. |
Overig bouwwerk |
een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden. |
Pand |
de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is. |
Peil: | |
a. | voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van de kruin van de weg; |
b. | voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw. |
Plint |
het onderste gedeelte van een gebouw dat gezien vanaf maaiveldniveau, als bepalend kan worden aangemerkt voor de beleving in stedenbouwkundige, architectonische en functionele zin. |
Rijbaan |
elk voor rijdende voertuigen bestemd weggedeelte, met uitzondering van (brom)fietspaden. |
Souterrain |
een gebruiksruimte in een gebouw dat zich gedeeltelijk ondergronds bevindt. |
Straatmeubilair |
voorzieningen ten behoeve van de weggebruiker, zoals verkeersborden, straatverlichting, zitbanken en plantenbakken. |
Uitstekende delen aan gebouwen |
erkers, luifels, balkons, galerijen en dergelijke. |
Water |
waterlopen (sloten, singels, vijvers e.d.) ten behoeve van de waterberging, alsmede de aan- en afvoer van oppervlaktewater. |
Woningwet |
de Woningwet zoals deze luidt op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerp voor dit bestemmingsplan. |
Artikel 2 Wijze Van Meten
2.1 | Meten |
Bij de toepassing van deze planregels wordt als volgt gemeten: | |
a. | de inhoud van een bouwwerk: |
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels ( en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen. |
b. | de bouwhoogte van een bouwwerk: |
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen. |
c. | de oppervlakte van een bouwwerk: |
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van een bouwwerk. Dakoverstekken, luifels, balkons en dergelijke worden hierbij niet meegeteld, mits zij niet verder uitsteken dan 0,5 meter. |
2.2 | Ondergeschikte bouwdelen |
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons, dakgoten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 0,5 meter bedraagt. |
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Centrum
3.1 | Bestemmingsomschrijving |
De voor 'Centrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor: | |
a. | woningen; |
b. | kantoren; |
c. | detailhandel; |
d. | dienstverlening; |
e. | horeca; |
f. | hotels; |
g. | maatschappelijk; |
h. | cultuur en ontspanning; |
i. | bedrijven t/m categorie 2, zoals opgenomen in de bij deze regels behorende Lijst van Bedrijfsactiviteiten; |
j. | nutsvoorzieningen; |
k. | parkeervoorzieningen; |
l. | groenvoorzieningen, ontsluitingswegen, -paden en -onderdoorgangen; |
3.2 | Bouwregels |
3.2.1 | Algemeen |
Op de in 3.1 bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde functies. | |
3.2.2 | Gebouwen |
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels: | |
a. | ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bouwhoogte’ mag de bouwhoogte niet meer dan de aangegeven hoogte bedragen; |
b. | de bouwhoogte van de plint dient minimaal 6 meter te bedragen; |
c. | gebouwen voor openbaar nut mogen niet groter zijn dan 80 m3 en worden ondergronds gerealiseerd of geïntegreerd in bestaande en/of nieuwe bebouwing; |
d. | ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' is een onderdoorgang verplicht; |
e. | parkeervoorzieningen mogen enkel ondergronds worden gebouwd; reeds tijdens de terinzagelegging van dit bestemmingsplan aanwezige bovengrondse parkeervoorzieningen zijn toegestaan; |
f. | hoofdgebouwen dienen plat afgedekt te worden. |
3.3 | Specifieke gebruiksregels | |
3.3.1 | Aan-huis-verbonden beroep/bedrijf | |
Woningen mogen mede worden gebruikt voor aan-huis-gebonden beroep/bedrijf, mits: | ||
a. | de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft, waarbij het bruto vloeroppervlak van de woning voor ten hoogste 30% wordt gebruikt voor werkactiviteiten, te weten kleine kantoren, alsmede bedrijven t/m categorie 1 van de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten; | |
b. | de gevel en dakrand van de woning niet worden gebruikt ten behoeve van reclame-uitingen; | |
c. | er geen bedrijfsmatige activiteiten plaatsvinden die betrekking hebben op het onderhouden en repareren van motorvoertuigen; | |
d. | er geen detailhandel plaatsvindt, tenzij als ondergeschikt onderdeel van de werkactiviteiten. | |
3.3.2 | Horeca | |
Voor het gebruik van de gronden ten behoeve van horeca geldt dat: | ||
a. | het bruto vloeroppervlak van een horecavoorziening mag niet meer dan 250 m2 per vestiging bedragen; | |
b. | het totaal aantal horecavoorzieningen in het plangebied mag niet meer dan 5 bedragen. | |
3.3.3 | Daktuin en/of dakterras | |
Het dak van een hoofdgebouw mag gebruikt worden als daktuin en/of dakterras, waarbij geldt dat: | ||
a. | bijbehorende bouwwerken, zoals bergingsruimten, tuinhuizen, kassen en dergelijke zijn toegestaan, met dien verstande dat: | |
1. | de bouwhoogte niet meer dan 3 meter mag bedragen; | |
2. | het totale oppervlak per hoofdgebouw niet meer dan 50 m2 mag bedragen; | |
b. | de hoogte van een afscheiding rondom een daktuin en/of dakterras niet meer dan 1,50 meter mag bedragen. | |
3.4 | Afwijken van de gebruiksregels | |
3.4.1 | Toegestane bedrijfsactiviteiten | |
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.1 onder i en het bepaalde in 3.3.1 onder a en bedrijfsactiviteiten in een hogere milieucategorie toestaan dan aangegeven. | ||
3.4.2 | Voorwaarden | |
De in 3.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien: | ||
a. | deze naar aard en invloed gelijk te stellen zijn met de toegestane bedrijfsactiviteiten; | |
b. | de milieudeskundige wordt gehoord. |
Artikel 4 Verkeer - Verblijfsgebi
4.1 | Bestemmingsomschrijving |
De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor | |
a. | voorzieningen ten behoeve van wandelen, verblijven en spelen, zoals trottoirs, voetpaden en trappen; |
b. | voorzieningen voor rijdende en stilstaande voertuigen, zoals rijstroken, trambanen, fietspaden, parkeerplaatsen, met inbegrip van ondergrondse parkeergarages; |
c. | groenvoorzieningen, waterpartijen, waterlopen en overige in het kader van de waterhuishouding nodige voorzieningen, zoals taluds, keerwanden en beschoeiingen; |
d. | geluidswerende voorzieningen; |
e. | uitstekende delen aan gebouwen die zijn toegelaten krachtens een aangrenzende bouwbestemming; |
f. | bouwwerken voor kleinschalige openbaar nutsvoorzieningen, verkeer- en vervoersvoorzieningen; |
g. | ongebouwde (gevel)terrassen, grenzend aan een bestemming waar horeca is toegelaten. |
4.2 | Bouwregels | |
Algemeen | ||
Op de in 4.1 bedoelde gronden mag niet worden gebouwd, behoudens: | ||
a. | in de bestemming passende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals straatmeubilair, al dan niet ondergrondse huisvuilcontainers niet groter dan 10 m3, abri's, bovenleidingmasten c.q. -portalen ten behoeve van trambanen, fietsenstallingen, reclame-uitingen, verfraaiingselementen, portalen ten behoeve van de bewegwijzering; | |
b. | niet voor bewoning bestemde kleine gebouwen voor openbaar nut en verkeer en vervoer, met dien verstande dat: | |
1. | deze niet groter mogen zijn dan 80 m3; | |
2. | deze ondergronds worden gerealiseerd; | |
Reeds ten tijde van de terinzagelegging van dit plan aanwezige bovengrondse kleine gebouwen voor openbaar nut en verkeer en vervoer zijn toegestaan; | ||
c. | ondergrondse parkeergarages; | |
d. | uitstekende delen aan gebouwen als bedoeld in 4.1 onder e, niet dieper dan 2,5 meter uit de gevel en tenminste 2,2 meter boven maaiveld. |
4.3 | Afwijken van de bouwregels |
Terrasschermen | |
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.2 onder a en toestaan dat terrasschermen met een maximale hoogte van 1,6 meter worden gebouwd, met dien verstande dat deze schermen in overeenstemming zijn met de door het college vastgestelde nota "Kwaliteitseisen voor terrassen". |
4.4 | Specifieke gebruiksregels |
Ongebouwde (gevel)terrassen | |
Ongebouwde (gevel)terrassen als bedoeld in 4.1 onder g dienen aan de volgende eisen te voldoen: | |
a. | nooduitgangen, brandtrappen en brandkranen dienen vrijgehouden te worden; |
b. | op trottoirs dient een obstakelvrije doorloopruimte van minimaal 1,8 meter gegarandeerd te zijn; |
c. | in afwijking van het bepaalde in 4.4 onder b, dient een ongebouwd terras dat niet langs een rijbaan is gesitueerd (bijvoorbeeld op een plein) een vrije doorgang van minimaal 4,5 meter te hebben. |
Artikel 5 Water
5.1 | Bestemmingsomschrijving |
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor | |
a. | waterlopen en waterberging, de aan- en afvoer van oppervlaktewater, met bijbehorende voorzieningen; |
b. | uitstekende delen aan gebouwen die zijn toegelaten krachtens een aangrenzende bouwbestemming; |
c. | terrassen, grenzend aan ongebouwde (gevel)terrassen binnen een aansluitende bestemming waar terrassen ten behoeve van horeca zijn toegelaten. |
5.2 | Bouwregels |
Algemeen | |
Op de in 5.1 bedoelde gronden mag niet worden gebouwd, behoudens: | |
a. | bouwwerken, geen gebouwen zijnde, van waterbouwkundige aard, zoals keerwanden, beschoeiingen, duikers, bruggen, gemalen en dergelijke, met dien verstande dat steigers niet zijn toegestaan; |
b. | uitstekende delen aan gebouwen als bedoeld in 5.1 onder b, niet dieper dan 0,5 meter uit de gevel en tenminste 2,2 meter boven maaiveld; |
c. | al dan niet drijvende constructies ten behoeve van terrassen als bedoeld in 5.1 onder c, met dien verstande dat de hoogte niet meer mag bedragen dan de hoogte van de aansluitende afgewerkte kade. |
Artikel 6 Waarde - Archeologie - 1
6.1 | Bestemmingsomschrijving |
De voor 'Waarde - Archeologie - 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor behoud van de aan de gronden eigen zijnde archeologische waarden. |
6.2 | Bouwregels |
6.2.1 | Algemeen |
In het belang van de archeologische monumentenzorg dient de aanvrager van een omgevingsvergunning een rapport aan burgemeester en wethouders te overleggen van een archeologisch deskundige waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld. Deze bepaling heeft uitsluitend betrekking op aanvragen om omgevingsvergunning voor bouwwerken (waaronder begrepen het heien van heipalen en het slaan van damwanden) welke voldoen aan de oppervlakte- en dieptematen welke genoemd zijn in 6.3.1. | |
6.2.2 | Te verbinden regels aan omgevingsvergunning |
Burgemeester en wethouders kunnen in het belang van de archeologische monumentenzorg aan een omgevingsvergunning de volgende regels verbinden: | |
a. | de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden; |
b. | de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek; |
c. | de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige. |
6.3 | Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden |
6.3.1 | Verbod |
In het belang van de archeologische monumentenzorg is het verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders de in 6.3.2 onder a t/m f genoemde werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te doen c.q. te laten uitvoeren die dieper reiken dan 1,5 meter beneden maaiveld, dan wel dieper dan de huidige keldervloeren en leidingcunetten, ongeacht de oppervlakte van de bodemingreep. | |
6.3.2 | Betreffende werken c.q. werkzaamheden |
Het vergunningvereiste betreft de volgende werken c.q. werkzaamheden: | |
a. | grondbewerkingen (van welke aard dan ook); |
b. | het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen; |
c. | het indrijven van voorwerpen in de bodem; |
d. | het wijzigen van het maaiveldniveau door ontginnen, bodem verlagen, afgraven; |
e. | het ingraven van ondergrondse kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies e.d.; |
f. | het aanleggen van waterlopen of het vergraven van bestaande waterlopen. |
6.3.3 | Uitzonderingen |
Het vergunningvereiste geldt niet voor bedoelde activiteiten gericht op het normale onderhoud en beheer van de betreffende gronden en welke in uitvoering waren ten tijde van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan en evenmin voor bestaande weg- en leidingcunetten. | |
6.3.4 | Voorwaarden verlening omgevingsvergunning |
Vergunning wordt verleend nadat de aanvrager een rapport aan burgemeester en wethouders heeft overgelegd van een archeologisch deskundige waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld. | |
6.3.5 | Te verbinden regels aan omgevingsvergunning |
Aan een vergunning kunnen de volgende regels worden verbonden: | |
a. | de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden; |
b. | de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek; |
c. | de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige. |
Artikel 7 Waterstaat - Waterkering
7.1 | Bestemmingsomschrijving |
De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming, het onderhoud en de verbetering van de waterkering en de bij deze dubbelbestemming behorende voorzieningen. |
7.2 | Bouwregels |
7.2.1 | Verbod |
Ter plaatse van de bestemming 'Waterstaat - Waterkering', mag in afwijking van de bouwregeling voor de andere voorkomende bestemming(en) niet binnen de bedoelde zone worden gebouwd. | |
7.2.2 | Uitzondering |
Het bepaalde in 7.2.1 geldt niet voor bebouwing welke is toegestaan ingevolge van de bestemming 'Waterstaat - Waterkering' en (vervangende nieuwbouw van) bebouwing welke aanwezig is op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerp van dit plan. | |
7.2.3 | Toegestane bouwwerken |
Ten behoeve van de functie waterstaat - waterkering mogen gebouwd worden bouwwerken, geen gebouwen zijnde, van waterbouwkundige aard, zoals kademuren, duikers, keerwanden, beschoeiingen en dergelijke. |
7.3 | Afwijken van de bouwregels |
7.3.1 | Het bouwen krachtens andere voorkomende bestemming(en) |
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 7.2.1 en toestaan dat bouwwerken welke toegelaten zijn krachtens de andere toegelaten bestemming(en) worden gebouwd, mits het belang van de waterkering hierdoor niet wordt geschaad. | |
7.3.2 | Advies |
Alvorens een omgevingsvergunning te verlenen, winnen burgemeester en wethouders het schriftelijk advies in van de dijkbeheerder, aan de hand waarvan zij desgewenst voorwaarden kunnen verbinden aan de omgevingsvergunning, ter bescherming van genoemd belang. |
Artikel 8 Waterstaat - Waterstaatkundige Functie
8.1 | Bestemmingsomschrijving |
De voor 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de instandhouding van een hoofdwatergang. |
8.2 | Bouwregels |
Verbod | |
Ter plaatse van de bestemming 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie', mag in afwijking van de bouwregeling voor de andere voorkomende bestemming(en) niet worden gebouwd. |
8.3 | Afwijken van de bouwregels |
8.3.1 | Het bouwen krachtens andere voorkomende bestemming(en) |
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 8.2 en toestaan dat bouwwerken welke toegelaten zijn krachtens de andere toegelaten bestemming(en) worden gebouwd, mits het belang van de hoofdwatergang hierdoor niet wordt geschaad. | |
8.3.2 | Advies |
Alvorens een omgevingsvergunning te verlenen, winnen burgemeester en wethouders het schriftelijk advies in van de waterbeheerder, aan de hand waarvan zij desgewenst voorwaarden kunnen verbinden aan de omgevingsvergunning, ter bescherming van genoemd belang. |
3 Algemene Regels
Artikel 9 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing. |
Artikel 10 Algemene Bouwregels
10.1 | Maximum bebouwingspercentage |
Ingeval voor gronden welke voor bebouwing in aanmerking komen noch in de regels, noch op de plankaart een maximum bebouwingspercentage is vermeld, mogen deze gronden volledig worden bebouwd. | |
10.2 | Souterrain |
Een souterrain mag niet hoger reiken dan 2 meter boven peil. |
Artikel 11 Algemene Afwijkingsregels
11.1 | Afwijken van ondergrondse parkeervoorzieningen |
Burgemeester en wethouders kunnen middels een omgevingsvergunning afwijken van de regels van dit bestemmingsplan ten aanzien van ondergrondse parkeervoorzieningen, indien dergelijke voorzieningen niet financieel haalbaar zijn. Alvorens te beslissen op een aanvraag, winnen burgemeester en wethouders het advies in van de commissie voor Welstand en Monumenten. | |
11.2 | Afwijken van toegestane bouwhoogteten behoeve van technische voorzieningen |
Burgemeester en wethouders kunnen middels een omgevingsvergunning voor het bouwen afwijken van de regels van dit bestemmingsplan ten aanzien van de maximum toegestane bouwhoogte van een gebouw, ten behoeve van technische voorzieningen op het dak, welke noodzakelijk zijn voor het doelmatig functioneren van het bouwwerk, zoals liftopbouwen, lichtkoepels, schoorstenen, antennemasten, luchtverversingsapparatuur, glazenwas installatie e.d., mits de overschrijding van de maximum bouwhoogte niet meer dan 5 meter bedraagt. | |
11.3 | Afwijken van de maximaal toegestane bouwhoogte |
Burgemeester en wethouders kunnen middels een omgevingsvergunning afwijken van de regels ten aanzien van de maximum toegestane bouwhoogte van een gebouw, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 0,5 meter, uitsluitend toe te passen ingeval extra bouwhoogte nodig is voor een architectonisch verantwoorde afronding van de bovenste bouwlaag c.q. kap/schuin dakvlak. |
11.4 | Afwijken van de op de verbeelding opgenomen hoogtelijnen |
Burgemeester en wethouders kunnen middels een omgevingsvergunning afwijken van de hoogtelijnen zoals opgenomen op de verbeelding ten behoeve van de praktische uitvoering van het plan, met dien verstande dat de afwijking ten hoogste 0,5 meter mag bedragen en mits het wijzigingen betreffen waarbij geen belangen van derden worden geschaad, dan wel ter correctie van afwijkingen of onnauwkeurigheden op de verbeelding. | |
11.5 | Afwijken van de begrenzing |
Burgemeester en wethouders kunnen middels een omgevingsvergunning afwijken van de desbetreffende regels van dit bestemmingsplan, indien op ondergeschikte punten een geringe afwijking in de begrenzing, de ligging of de vorm van een bouwblok of een terrein c.q. waterloop of de hoogte van een bouwwerk in het belang van het te verwachten verkeer, de volkshuisvesting en/of een behoorlijke bebouwing c.q./inrichting noodzakelijk is, dan wel de noodzaak daartoe bij uitzetting van het plan op het terrein blijkt, met dien verstande, dat indien een omgevingsomgeving betrekking heeft op woningen of andere gebouwen, als bedoeld in de Wet geluidhinder, verlening slechts is toegestaan, indien de ter zake toepasselijke (hogere) grenswaarden voor wegverkeerslawaai niet worden overschreden. | |
11.6 | Afwijken ten behoeve van gebouwen voor openbaar nut en verkeer en vervoer |
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de desbetreffende regels van dit bestemmingsplan, indien voor gebouwen voor openbaar nut en voor verkeer en vervoer van maximaal 80 m3 ondergrondse of inpandige realisatie technisch niet mogelijk is of financieel onhaalbaar is. |
4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 12 Overgangsrecht
12.1 | Overgangsrecht bouwwerken |
12.1.1 | Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot, |
a. | gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; |
b. | na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan. |
12.1.2 | Burgemeester en wethouders kunnen éénmalig afwijken van het bepaalde in 12.1.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%. |
12.1.3 | Het bepaalde in 12.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan. |
12.2 | Overgangsrecht gebruik |
12.2.1 | Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet. |
12.2.2 | Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 12.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdige gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind. |
12.2.3 | Indien het gebruik, bedoeld in 12.2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten. |
12.2.4 | Het bepaalde in 12.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan. |
Artikel 13 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan “Westewagenstraat 62-80”, gemeente Rotterdam. |