Collectiegebouw Museum Boijmans Van Beuningen
Bestemmingsplan - gemeente Rotterdam
Vastgesteld op 01-06-2017 - geheel onherroepelijk in werking
Bestanden
1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder: |
Plan: |
het bestemmingsplan "Collectiegebouw Museum Boijmans Van Beuningen" met identificatienummer NL.IMRO.0599.BP2082DepotBvBeun-va04 van de gemeente Rotterdam. |
Bestemmingsplan: |
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen. |
Verbeelding: |
de digitale plankaart. |
Verdere begrippen in alfabetische volgorde: |
Aanduiding: |
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden. |
Aanduidingsgrens: |
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft. |
Archeologisch deskundige: |
het Bureau Oudheidkundig Onderzoek Rotterdam (BOOR) of een andere door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige. |
Bebouwing: |
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde. |
Bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak. |
Bestemmingsvlak: |
een geometrisch bepaald vlak met een zelfde bestemming. |
Bouwaanduidingen: |
alle aanduidingen met betrekking tot de wijze van bouwen en de verschijningsvorm van bouwwerken. |
Bouwen: |
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk. |
Bouwgrens: |
de grens van een bouwvlak. |
Bouwvlak: |
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten. |
Bouwwerk: |
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden. |
Gebouw: |
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt. |
Hoofdgebouw: |
een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is. |
Horeca: |
het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken. |
Maaiveld: |
de hoogte van het terrein nadat het gereed gemaakt is voor bebouwing. |
NAP: |
het Normaal Amsterdams Peil; dit is de referentiehoogte waaraan hoogtemetingen in Nederland worden gerelateerd. |
Normaal onderhoud: |
werkzaamheden die regelmatig nodig zijn voor een goed beheer van de gronden. |
Overig bouwwerk: |
een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden. |
Pand: |
de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is. |
Peil: | |
a. | voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang; |
b. | voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw. |
Publiekstoegankelijke ruimten: |
ruimten die ten dienste staan van het museumdepot en toegankelijk zijn voor publiek, zoals toonzalen, verkeersruimten, educatieve ruimten, galeries, ruimten voor kleinschalige verkoop van museumgerelateerde goederen / souvenirs, en dergelijke. |
Artikel 2 Wijze Van Meten
2.1 | Meten |
Bij de toepassing van deze planregels wordt als volgt gemeten: |
a. | de inhoud van een bouwwerk: |
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels ( en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen. |
b. | de bouwhoogte van een bouwwerk: |
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen. |
2.2 | Ondergeschikte bouwdelen |
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons, liftopbouwen, technische installaties, dakgoten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1,5 meter bedraagt. |
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Cultuur En Ontspanning
3.1 | Bestemmingsomschrijving |
De voor “Cultuur en ontspanning” aangewezen gronden zijn bestemd voor: | |
a. | museumdepot; |
met daarbij behorende, ondersteunende en/of ondergeschikte: | |
b. | tentoonstellingsruimten; |
c. | publiekstoegankelijke ruimten; |
d. | kantoorruimten; |
e. | atelier- / restauratie en studioruimten; |
f. | opslag- / bergings- en/of quarantaineruimten; |
g. | technische ruimten; |
h. | horeca met bijbehorende terrassen; |
i. | ontsluitingswegen en paden; |
j. | parkeervoorzieningen; |
k. | laad- en losvoorzieningen; |
l. | groenvoorzieningen; |
m. | water en waterhuishoudkundige voorzieningen; |
n. | nutsvoorzieningen. |
3.2 | Bouwregels |
3.2.1 | Algemeen |
Op of in de tot “Cultuur en ontspanning” aangewezen gronden gelden de volgende algemene bouwregels: | |
a. | ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' geldt, dat de gronden voor niet meer dan het aangegeven percentage bebouwd mogen worden. |
3.2.2 | Gebouwen |
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bouwregels: | |
a. | gebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd; |
b. | ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' geldt dat de bouwhoogte van een hoofdgebouw niet meer mag bedragen dan de aangegeven bouwhoogte; |
c. | de inhoud van gebouwen voor openbaar nut en verkeer en vervoer mag niet meer dan 80 m³ bedragen. |
3.2.3 | Bouwwerken, geen gebouwen zijnde |
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bouwregels: | |
a. | huisvuilcontainers (al dan niet ondergronds) mogen niet meer dan 10 m³ bedragen; |
b. | de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 meter bedragen. |
3.3 | Specifieke gebruiksregels |
3.3.1 | Horeca |
Voor het gebruik van de gronden ten behoeve van horeca geldt dat het bruto vloeroppervlak niet meer dan 450 m2 mag bedragen. | |
3.3.2 | Daktuin en/of dakterras |
Het dak van een hoofdgebouw mag gebruikt worden als daktuin en/of dakterras, waarbij geldt dat: | |
a. | bijbehorende bouwwerken, zoals bergingsruimten, tuinhuizen, kassen en dergelijke zijn toegestaan; |
b. | het plaatsen van kunstobjecten is toegestaan; |
c. | de hoogte van een afscheiding rondom een daktuin en/of dakterras niet meer dan drie meter mag bedragen. |
3.4 | Afwijking van de gebruiksregels |
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.3.1 en toestaan dat het bruto vloeroppervlak van de functie horeca maximaal 550 m2 mag bedragen. |
Artikel 4 Groen
4.1 | Bestemmingsomschrijving |
De voor “Groen” aangewezen gronden zijn bestemd voor: | |
a. | groenvoorzieningen; |
b. | voet- en fietspaden; |
c. | waterpartijen, waterlopen en waterhuishoudkundige voorzieningen; |
d. | ondergrondse parkeervoorzieningen; |
e. | kleinschalige voorzieningen voor openbaar nut en verkeer en vervoer; |
f. | speelvoorzieningen; |
g. | straatmeubilair; |
h. | ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding 'overkraging' tevens voor een overkraging behorende tot gebouwen die toegelaten zijn krachtens een aangrenzende bouwbestemming; |
i. | ter plaatse van de specifieke functieaanduiding 'terras' tevens voor ongebouwde terrassen tot een maximum van 450 m2 bvo, behorend bij een aangrenzende bestemming waar horeca is toegelaten; |
j. | ondergrondse constructies voor hemelwaterafvoer, ten behoeve van bouwwerken in de naastgelegen bestemming “Cultuur en ontspanning”. |
4.2 | Bouwregels |
Op de voor “Groen” bestemde gronden mag niet worden gebouwd, behoudens: | |
a. | bouwwerken, geen gebouwen zijnde, welke in de bestemming passen, zoals straatmeubilair, huisvuilcontainers, niet groter dan 10 m³ (al dan niet ondergronds), bruggen, duikers; |
b. | ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding 'overkraging' een overkraging als bedoeld in het artikel 4.1 onder h, met dien verstande dat de hoogte niet meer mag bedragen dan de hoogte zoals opgenomen in de aangrenzende bouwbestemming; |
c. | niet voor bewoning bestemde gebouwen voor openbaar nut, verkeer en vervoer, welke gebouwen niet groter mogen zijn 80 m3 en ondergronds moeten worden gerealiseerd. |
4.3 | Afwijken van de bouwregels |
Terrasschermen | |
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.2 en toestaan dat terrasschermen met een maximale hoogte van 1,6 meter worden gebouwd, met dien verstande dat deze schermen in overeenstemming zijn met de door het college vastgestelde nota "Kwaliteitseisen voor terrassen". |
4.4 | Specifieke gebruiksregels |
Ongebouwde terrassen | |
Ongebouwde terrassen als bedoeld in 4.1 onder i dienen aan de volgende eisen te voldoen: | |
a. | nooduitgangen, brandtrappen en brandkranen dienen vrijgehouden te worden; |
b. | op trottoirs dient een obstakelvrije doorloopruimte van minimaal 1,8 meter gegarandeerd te zijn; |
c. | in afwijking van het bepaalde in 4.4 onder b, dient een ongebouwd terras dat niet langs een rijbaan is gesitueerd (bijvoorbeeld op een plein) een vrije doorgang van minimaal 4,5 meter te hebben. |
Artikel 5 Verkeer - Verblijfsgebied
5.1 | Bestemmingsomschrijving |
De voor “Verkeer - Verblijfsgebied” aangewezen gronden zijn bestemd voor | |
a. | voorzieningen ten behoeve van wandelen, verblijven en spelen, zoals trottoirs, voetpaden en trappen; |
b. | voorzieningen voor rijdende en stilstaande voertuigen, zoals rijstroken, fietspaden, parkeerplaatsen, ondergrondse parkeergarage, fietsenstallingen en ondergrondse expeditiestraten; |
c. | groenvoorzieningen; |
d. | waterpartijen, waterlopen en overige in het kader van de waterhuishouding nodige voorzieningen, zoals taluds, keerwanden en beschoeiingen; |
e. | geluidswerende voorzieningen; |
f. | bouwwerken voor kleinschalige openbaar nutsvoorzieningen, verkeer- en vervoersvoorzieningen; |
g. | ongebouwde terrassen, behorend bij een aangrenzende bestemming waar horeca is toegelaten; |
h. | ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding 'overkraging' tevens voor een overkraging behorende tot gebouwen die toegelaten zijn krachtens een aangrenzende bouwbestemming. |
5.2 | Bouwregels |
Algemeen | |
Op de voor “Verkeer - Verblijfsgebied” bestemde gronden mag niet worden gebouwd, behoudens: | |
a. | in de bestemming passende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals straatmeubilair, al dan niet ondergrondse huisvuilcontainers niet groter dan 10 m3, abri's, fietsenstallingen, reclame-uitingen, verfraaiingselementen, portalen ten behoeve van de bewegwijzering; |
b. | niet voor bewoning bestemde gebouwen voor openbaar nut, verkeer en vervoer, welke gebouwen niet groter mogen zijn 80 m3 en ondergronds moeten worden gerealiseerd; |
c. | ondergrondse parkeergarages; |
d. | ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding 'overkraging' een overkraging als bedoeld in het artikel 5.1 onder h, met dien verstande dat de hoogte niet meer mag bedragen dan de hoogte zoals opgenomen in de aangrenzende bouwbestemming. |
5.3 | Afwijken van de bouwregels |
Terrasschermen | |
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.2 en toestaan dat terrasschermen met een maximale hoogte van 1,6 meter worden gebouwd, met dien verstande dat deze schermen in overeenstemming zijn met de door het college vastgestelde nota “Kwaliteitseisen voor terrassen”. |
5.4 | Specifieke gebruiksregels |
Ongebouwde terrassen | |
Ongebouwde terrassen als bedoeld in 5.1 onder g dienen aan de volgende eisen te voldoen: | |
a. | nooduitgangen, brandtrappen en brandkranen dienen vrijgehouden te worden; |
b. | op trottoirs dient een obstakelvrije doorloopruimte van minimaal 1,8 meter gegarandeerd te zijn; |
c. | in afwijking van het bepaalde in 5.4 onder b, dient een ongebouwd terras dat niet langs een rijbaan is gesitueerd (bijvoorbeeld op een plein) een vrije doorgang van minimaal 4,5 meter te hebben. |
Artikel 6 Waarde - Archeologie
6.1 | Bestemmingsomschrijving |
De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor behoud van de aan de gronden eigen zijnde archeologische waarden. |
6.2 | Bouwregels |
6.2.1 | In het belang van de archeologische monumentenzorg dient de aanvrager van een omgevingsvergunning een rapport aan burgemeester en wethouders te overleggen van een archeologisch deskundige waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld. Deze bepaling heeft uitsluitend betrekking op aanvragen om omgevingsvergunning voor bouwwerken (waaronder begrepen het heien van heipalen en het slaan van damwanden) welke voldoen aan de oppervlakte- en/of dieptematen welke genoemd zijn in 6.3.1. |
6.2.2 | Burgemeester en wethouders kunnen in het belang van de archeologische monumentenzorg aan een omgevingsvergunning de volgende regels verbinden: |
a. | de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden; |
b. | de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek; |
c. | de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige. |
6.3 | Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden |
6.3.1 | Verbod |
In het belang van de archeologische monumentenzorg is het verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders de in 6.3.2 onder a t/m f genoemde werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te doen c.q. te laten uitvoeren die dieper reiken dan 2,5 meter beneden NAP en die tevens een terreinoppervlak groter dan 200 m² beslaan. | |
6.3.2 | Vergunningsplichtige werken c.q. werkzaamheden |
Het vergunningvereiste betreft de volgende werken c.q. werkzaamheden: | |
a. | grondbewerkingen (van welke aard dan ook); |
b. | het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen; |
c. | het indrijven van voorwerpen in de bodem; |
d. | het wijzigen van het maaiveldniveau door ontginnen, bodem verlagen, afgraven; |
e. | het ingraven van ondergrondse kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies e.d.; |
f. | het aanleggen van waterlopen of het vergraven van bestaande waterlopen. |
6.3.3 | Uitzonderingen |
Het vergunningvereiste geldt niet voor bedoelde activiteiten gericht op het normale onderhoud en beheer van de betreffende gronden en welke in uitvoering waren ten tijde van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan en evenmin voor bestaande weg- en leidingcunetten. | |
6.3.4 | Voorwaarden verlening omgevingsvergunning |
Vergunning wordt verleend nadat de aanvrager een rapport aan burgemeester en wethouders heeft overgelegd van een archeologisch deskundige waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld. | |
6.3.5 | Opnemen regels in vergunning |
Aan een vergunning kunnen de volgende regels worden verbonden: | |
a. | de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden; |
b. | de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek; |
c. | de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige. |
3 Algemene Regels
Artikel 7 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing. |
Artikel 8 Algemene Bouw- En Gebruiksregels
8.1 | Voorwaardelijke verplichting windhinder |
Bouwen met een bouwhoogte van 20 meter of meer is alleen toegestaan, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning een onderzoek naar windhinder en windgevaar overlegd. Dit onderzoek moet naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate inzicht bieden in de mogelijke gevolgen voor het lokale windklimaat in de gebouwde omgeving, alsmede de eventueel daar uit voortvloeiende te treffen maatregelen en voorzieningen. | |
8.2 | Voorwaardelijke verplichting bezonning |
Bouwen met een bouwhoogte van 20 meter of meer is alleen toegestaan, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning een onderzoek naar bezonning overlegd. Dit onderzoek moet naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate inzicht bieden dat geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de lichttoetreding/bezonning ten opzichte van aangrenzende bebouwing. | |
8.3 | Voorwaardelijke verplichtingen reflectie |
8.3.1 | Bouwen met een bouwhoogte van 20 meter of meer is alleen toegestaan, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning een onderzoek naar reflectie(s) overlegt. Dit onderzoek moet naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate inzicht bieden dat ten opzichte van aangrenzende bebouwing geen onevenredige hinder optreedt als gevolg van reflectie(s). |
8.3.2 | Als wordt gebouwd met een bouwhoogte van 20 m of meer en het gebouw wordt voorzien van een spiegelende gevel, dient de westelijke/zuidelijke gevel, voor zover deze niet wordt afgeschermd door de in 8.3.3. bedoelde beplanting, deels niet-spiegelend te worden uitgevoerd, op een zodanige wijze dat de weerspiegeling van het Erasmus MC-complex via de gevel van het collectiegebouw van en naar (de buitenruimte van) de kinderpsychiatrische kliniek van Erasmus MC doelmatig wordt voorkomen, en dat de weerspiegeling van het Erasmus MC-complex via het collectiegebouw naar openbaar toegankelijk gebied buiten dat complex wordt voorkomen. |
8.3.3 | Indien op de gronden met de bestemming “Cultuur en ontspanning” een gebouw wordt gerealiseerd, dient binnen een jaar na het voltooien van dat gebouw, aan de westzijde daarvan, in het plandeel met de bestemming “Groen”, een doelmatige beplanting te worden gerealiseerd en in stand gehouden te worden. De in de bijlage bij dit bestemmingsplan gevoegde ‘Beplantingsvisie Collectiegebouw d.d. 19 oktober 2015’ voorziene beplanting op die locatie, wordt in ieder geval aangemerkt als een doelmatige beplanting als bedoeld in deze bepaling. |
8.4 | Voorwaardelijke verplichting privacy en inkijk |
8.4.1 | Vanuit een voor het publiek toegankelijke ruimte in een gebouw op gronden met de bestemming “Cultuur en ontspanning" mag geen zicht mogelijk zijn op de kliniek en de buitenruimte van de Kinderpsychiatrische afdeling van het Erasmus MC. |
8.4.2 | Vanaf een dakterras op een gebouw op gronden met de bestemming “Cultuur en ontspanning” mag geen zicht mogelijk zijn op de kliniek en de buitenruimte van de Kinderpsychiatrische afdeling van het Erasmus MC. |
Artikel 9 Algemene Afwijkingsregels
9.1 | Bouwhoogte ten behoeve van architectonisch verantwoorde afronding |
Burgemeester en wethouders kunnen middels een omgevingsvergunning afwijken van de regels van dit bestemmingsplan ten aanzien van de maximum toegestane bouwhoogte van een gebouw, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 0,5 meter, uitsluitend toe te passen ingeval extra bouwhoogte nodig is voor een architectonisch verantwoorde afronding van de bovenste bouwlaag. | |
9.2 | Maten, afmetingen en percentages |
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages |
4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 10 Overgangsrecht
10.1 | Overgangsrecht bouwwerken |
10.1.1 | Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot, |
a. | gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; |
b. | na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan. |
10.1.2 | Burgemeester en wethouders kunnen éénmalig afwijken van het bepaalde in 10.1.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%. |
10.1.3 | Het bepaalde in 10.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan. |
10.2 | Overgangsrecht gebruik |
10.2.1 | Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet. |
10.2.2 | Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 10.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdige gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind. |
10.2.3 | Indien het gebruik, bedoeld in 10.2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten. |
10.2.4 | Het bepaalde in 10.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan. |
Artikel 11 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan "Collectiegebouw Museum Boijmans Van Beuningen", gemeente Rotterdam. |