KadastraleKaart.com

1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Horeca - Hotel
Artikel 4 Waarde - Archeologie 1
Artikel 5 Waarde - Cultuurhistorie
3 Algemene Regels
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
Artikel 7 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 8 Parkeren
4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 9 Overgangsrecht
Artikel 10 Slotregel

August Reitsmahuis, Nieuwlandsedijk 160

Bestemmingsplan - Gemeente Rotterdam

Vastgesteld op 21-07-2021 - geheel onherroepelijk in werking

Bestanden

Toelichting

1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:
Plan
het bestemmingsplan “August Reitsmahuis, Nieuwlandsedijk 160” met identificatienummer NL.IMRO.0599.BP2141AugReitsmahs-va02 van de gemeente Rotterdam.
Bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
Verbeelding
de digitale plankaart.
Verdere begrippen in alfabetische volgorde:
Aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
Archeologisch deskundige
het Bureau Oudheidkundig Onderzoek Rotterdam (BOOR) of een andere door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige.
Bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
Bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met een zelfde bestemming.
Bouwaanduidingen
alle aanduidingen met betrekking tot de wijze van bouwen en de verschijningsvorm van bouwwerken.
Bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
Bouwlaag
het tussen twee opeenvolgende vloeren (of tussen een vloer en een plat dak) gelegen, voor verblijf geschikt deel van een gebouw. Een kap, zolder, souterrain, parkeerplint, alsmede een dakopbouw binnen het theoretisch profiel van een kap, worden niet als afzonderlijke bouwlaag beschouwd. Alleen ingeval een dakopbouw breder is dan tweederde van de pandbreedte, wordt dit als aparte bouwlaag geteld.
Bouwverordening
de Bouwverordening Rotterdam, zoals deze luidt op het tijdstip van ter inzage ligging van het ontwerp van dit bestemmingsplan.
Bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
Gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
Horeca
Het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken.
Hotel
Het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf en bijbehorende voorzieningen, waaronder ook bed-and breakfast, zoals ter plaatse nuttigen van voedsel en dranken, schoonmaak en roomservice ten behoeve van recreatief verblijf van korte duur.
(Kleinschalige) voorzieningen voor openbaar nut
op het openbaar leidingennet aangesloten voorzieningen op het vlak van gas-, water-, elektriciteitsdistributie, (stads)verwarming, (riool)gemalen (een gasdrukregelstation wordt hier niet onder begrepen).
Maaiveld
de bovenkant van het aansluitende, afgewerkte terrein dat een bouwwerk omgeeft, met dien verstande dat in geaccidenteerd terrein het gemiddelde van die bovenkanten wordt aangehouden.
NAP:
het Normaal Amsterdams Peil; dit is de referentiehoogte waaraan hoogtemetingen in Nederland worden gerelateerd.
Pand
de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.
Peil
a.
voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
b.
voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
c.
indien in of op het water wordt gebouwd; de bovenzijde van het ponton waarop het bouwwerk zich bevindt.
Uitstekende delen aan gebouwen
erkers, luifels, balkons, galerijen en dergelijke.
Water
waterlopen (sloten, singels, vijvers e.d.) ten behoeve van de waterberging, alsmede de aan- en afvoer van oppervlaktewater.

Artikel 2 Wijze Van Meten

2.1
Meten
Bij de toepassing van deze planregels wordt als volgt gemeten:
a.
de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
b.
de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels ( en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
c.
de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
d.
de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van een bouwwerk. Dakoverstekken, luifels, balkons en dergelijke worden hierbij niet meegeteld, mits zij niet verder uitsteken dan 0,5 meter.
e.
de breedte van een gebouw:
van en tot de buitenkant van een zijgevel dan wel het hart van een gemeenschappelijke scheidingsmuur, met dien verstande, dat wanneer de zijgevels verspringen of niet evenwijdig lopen, het gemiddelde wordt genomen van de kleinste en de grootste breedte.
2.2
Ondergeschikte bouwdelen
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons, dakgoten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 0,5 meter bedraagt.

2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Horeca - Hotel

3.1
Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Horeca - Hotel’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.
hotel met inachtneming van het bepaalde onder 3.3.3;
b.
horeca, met inachtneming van het bepaalde onder 3.3.2 en 3.3.3;
met daaraan ondergeschikt:
c.
berg- en stallingsruimten;
d.
paden en ontsluitingswegen;
e.
terrassen met inachtneming van het bepaalde onder 3.3.2;
f.
groenvoorzieningen en water;
g.
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.2
Bouwregels
3.2.1
Algemeen
Op de in 3.1 bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde functies.
3.2.2
Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
a.
gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
b.
in afwijking van het bepaalde in 3.2.2 onder a mogen kleine gebouwen voor openbaar nut, ook buiten het bouwvlak gerealiseerd worden;
c.
ter plaatse van de aanduiding ‘maximum goothoogte, maximum bouwhoogte (m)’ mag de goot- en bouwhoogte niet meer dan de aangegeven hoogte bedragen;
d.
de inhoud van kleine gebouwen voor openbaar nut en verkeer en vervoer, zoals gemaalgebouwtjes, gasdrukregel- en meetstations, wachthuisjes en dergelijke, mag niet meer dan 80 m3 bedragen;
e.
dakterrassen zijn niet toegestaan.
3.2.3
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a.
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn zowel binnen als buiten het bouwvlak toegestaan;
b.
uitstekende delen aan gebouwen, mogen niet meer dan 2 meter uit de gevel steken;
c.
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 1 meter bedragen;
d.
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 meter bedragen.
3.3
Specifieke gebruiksregels
3.3.1
Oppervlaktematen
a.
het aantal hotelkamers van de
in 3.1 onder a genoemde hotelfunctie mag niet meer bedragen dan 26;
b.
het bruto vloeroppervlak van de in 3.1 onder b genoemde horecafunctie mag niet meer bedragen dan 150 m2, waarbij een ongebouwd (gevel)terras niet wordt meegerekend.
3.3.2
Horeca en terrassen
a.
de op grond van lid 3.1 onder b toegestane horeca-inrichting en de onder e toegestane terrassen mogen uitsluitend geopend zijn respectievelijk geëxploiteerd worden tussen 7.00 uur en 23.00 uur;
3.3.3
Muziek
a.
in het op grond van lid 3.1 onder a toegestane hotel en de onder b toegestane horeca-inrichting mag uitsluitend inpandig achtergrondmuziek ten gehore gebracht worden.

Artikel 4 Waarde - Archeologie 1

4.1
Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waarde – Archeologie 1’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor behoud van de aan de gronden eigen zijnde archeologische waarden.
4.2
Bouwregels
4.2.1
Rapport archeologisch deskundige
In het belang van de archeologische monumentenzorg dient de aanvrager van een omgevingsvergunning een rapport aan burgemeester en wethouders te overleggen van een archeologisch deskundige waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.
Deze bepaling heeft uitsluitend betrekking op aanvragen om omgevingsvergunning voor bouwwerken (waaronder begrepen het heien van heipalen en het slaan van damwanden) welke voldoen aan de oppervlakte- en/of dieptematen welke genoemd zijn in 4.3.1.
4.2.2
Mogelijke voorwaarden te verbinden aan omgevingsvergunning voor het bouwen
Burgemeester en wethouders kunnen in het belang van de archeologische monumentenzorg aan een omgevingsvergunning de volgende regels verbinden:
a.
de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
b.
de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek;
c.
de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.
4.3
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.3.1
Verbod
In het belang van de archeologische monumentenzorg is het verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders de in 4.3.2 onder a t/m f genoemde werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te doen c.q. te laten uitvoeren die dieper reiken 0,5 meter beneden maaiveld en die tevens een terreinoppervlak groter dan 200 m² beslaan
.
4.3.2
Het vergunningvereiste betreft de volgende werken c.q. werkzaamheden
Het vergunningvereiste betreft de volgende werken c.q. werkzaamheden:
a.
grondbewerkingen (van welke aard dan ook);
b.
het indrijven van voorwerpen in de bodem;
c.
het ingraven van ondergrondse kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies e.d.;
4.3.3
Uitgezonderde werkzaamheden
Het vergunningvereiste geldt niet voor bedoelde activiteiten gericht op het normale onderhoud en beheer van de betreffende gronden en welke in uitvoering waren ten tijde van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan en evenmin voor bestaande weg- en leidingcunetten.
4.3.4
Vergunning
Vergunning wordt verleend nadat de aanvrager een rapport aan burgemeester en wethouders heeft overgelegd van een archeologisch deskundige waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.
4.3.5
Mogelijke voorwaarden te verbinden aan vergunning
Aan een vergunning kunnen de volgende regels worden verbonden:
a.
de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
b.
de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek;
c.
de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.

Artikel 5 Waarde - Cultuurhistorie

5.1
Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waarde – Cultuurhistorie’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud van de aan het gebied eigen zijnde cultuurhistorische waarden.
5.2
Bouwregels
In aanvulling op de bouwregels voor de andere aldaar voorkomende bestemmingen, geldt voor de als 'Waarde - Cultuurhistorie' bestemde gebouwen, die ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan afgedekt zijn met een kap, bij herbouw afgedekt dienen te worden met een kap in de oorspronkelijke vorm (d.w.z. de kapvorm zoals die was ten tijde van de eerste oplevering van het gebouw).
5.3
Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
5.3.1
Verbod
Op de voor 'Waarde - Cultuurhistorie' bestemde gronden is het verboden om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders bouwwerken geheel of gedeeltelijk te slopen.
5.3.2
Uitzondering op verbod
In afwijking van het bepaalde in 5.3.1 is geen vergunning vereist ingeval van:
a.
een aanschrijving van burgemeester en wethouders op grond van de Woningwet (hoofdstuk III);
b.
bouwwerken waarvoor geen omgevingsvergunning voor het bouwen vereist is;
c.
een vergunning voor het slopen van een bouwwerk vereist is ingevolge een provinciale of gemeentelijke monumentenverordening en deze vergunning verleend is;
d.
sloopwerkzaamheden die reeds in uitvoering zijn ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan;
e.
gebouwen die ten gevolge van een calamiteit verloren zijn gegaan.
5.3.3
Vergunning
Vergunning wordt verleend indien:
a.
sprake is van zwaarwegende maatschappelijke, technische, dan wel economische overwegingen, en;
b.
nieuwbouw mogelijk is en aanvrager aannemelijk heeft gemaakt dat op de plaats van het (gedeeltelijk) te slopen bouwwerk nieuwbouw zal plaatsvinden met inachtneming van de vanuit cultuurhistorisch oogpunt van belang zijnde stedenbouwkundige, bouwkundige, architectonische en ensemble waarden, die onder andere worden gevormd door de situering, schaal, vorm en geleding van de bebouwing.
5.3.4
Advies
Alvorens te beslissen op een aanvraag, winnen burgemeester en wethouders het advies in van de commissie voor Welstand en Monumenten.

3 Algemene Regels

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene Afwijkingsregels

10.1
Afwijking toegestane bouwhoogte architectuur
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning voor het bouwen afwijken van de regels ten aanzien van de maximum toegestane bouwhoogte van een gebouw, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,5 meter, uitsluitend toe te passen ingeval extra bouwhoogte nodig is voor een architectonisch verantwoorde afronding van de bovenste bouwlaag.

Artikel 8 Parkeren

8.1
Algemeen
Bij een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen en het gebruik van gronden of bouwwerken wordt niet aangesloten bij het in de gemeente Rotterdam geldende beleid ten aanzien van parkeren, voor zover deze ziet op de eis van voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein, maar wordt voor het parkeren van auto’s en fietsen maatwerk geboden.
8.2
Maatwerk
Bij het bieden van maatwerk worden de specifieke kenmerken van de ontwikkeling, de locatie en het gebied in acht genomen.
8.3
Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning nadere regels stellen ten aanzien van de aard, de plaats en de inrichting van de parkeer- of de stallinggelegenheid.

4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 9 Overgangsrecht

9.1
Overgangsrecht bouwwerken
9.1.1
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
a.
gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
b.
na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
9.1.2
Burgemeester en wethouders kunnen éénmalig afwijken van het bepaalde in 9.1.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
9.1.3
Het bepaalde in 9.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
9.2
Overgangsrecht gebruik
9.2.1
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
9.2.2
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 9.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdige gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
9.2.3
Indien het gebruik, bedoeld in 9.2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
9.2.4
Het bepaalde in 9.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 10 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan
“August Reitsmahuis, Nieuwlandsedijk 160”, gemeente Rotterdam.