KadastraleKaart.com

1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Wonen
Artikel 4 Waarde - Archeologie - 3
3 Algemene Regels
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel
Artikel 6 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 7 Voorwaardelijke Verplichting Over Parkeren
4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 8 Overgangsrecht
Artikel 9 Slotregel

Insulindestraat 240-248

Bestemmingsplan - Gemeente Rotterdam

Vastgesteld op 02-06-2022 - geheel onherroepelijk in werking

Bestanden

Toelichting

1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:
Plan
het bestemmingsplan “Insulindestraat 240-248” met identificatienummer
NL.IMRO.0599.BP2173Insulstr240-va01 van de gemeente Rotterdam.
Bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
Verbeelding
de digitale plankaart.
Verdere begrippen in alfabetische volgorde:
Aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
Aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
Archeologisch deskundige
het Bureau Oudheidkundig Onderzoek Rotterdam (BOOR) of een andere door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige.
Bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Bedrijven
de bedrijven genoemd in de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten.
Bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
Bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met een zelfde bestemming.
Bouwaanduidingen
alle aanduidingen met betrekking tot de wijze van bouwen en de verschijningsvorm van bouwwerken.
Bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
Bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
Bouwlaag
Het tussen twee opeenvolgende vloeren (of tussen een vloer en een plat dak) gelegen, voor verblijf geschikt deel van een gebouw. Een kap, zolder, souterrain, parkeerplint, alsmede een dakopbouw binnen het theoretisch profiel van een kap, worden niet als afzonderlijke bouwlaag beschouwd. Alleen ingeval een dakopbouw breder is dan tweederde van de pandbreedte, wordt dit als aparte bouwlaag geteld.
Bouwverordening
de Bouwverordening Rotterdam, zoals deze luidt op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerp van dit bestemmingsplan.
Bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
Dakterras
een bouwkundige voorziening op het platte dak van een gebouw dat bestaat uit een te betreden vlak, geheel of gedeeltelijk omgeven door een terrasafscheiding (hekwerk) waarvan de bouwhoogte minimaal 1,2 meter bedraagt.
Dienstverlening
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen. Een belwinkel wordt hier niet onder begrepen.
Gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
(Kleinschalige) voorzieningen voor openbaar nut
op het openbaar leidingennet aangesloten voorzieningen op het vlak van gas-, water-, elektriciteitsdistributie, (stads)verwarming, (riool)gemalen (een gasdrukregelstation wordt hier niet onder begrepen).
Maaiveld
de bovenkant van het aansluitende, afgewerkte terrein dat een bouwwerk omgeeft, met dien verstande dat in geaccidenteerd terrein het gemiddelde van die bovenkanten wordt aangehouden.
Maatschappelijke voorzieningen
voorzieningen op het gebied van onderwijs, religie, gezondheidszorg, maatschappelijke dienstverlening en publieke dienstverlening.
Milieudeskundige
de DCMR Milieudienst Rijnmond of de daarvoor in de plaats tredende instantie.
NAP
het Normaal Amsterdams Peil is de referentiehoogte waaraan hoogtemetingen in Nederland worden gerelateerd.
Pand
de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.
Peil
de hoogte van het terrein ter hoogte van (hoofd)toegang bij voltooiing van de bouw.
Plint
het onderste gedeelte van een gebouw dat gezien vanaf maaiveldniveau, als bepalend kan worden aangemerkt voor de beleving in stedenbouwkundige, architectonische en functionele zin.

Artikel 2 Wijze Van Meten

2.1
Meten
Bij de toepassing van deze planregels wordt als volgt gemeten:
a.
de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels ( en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
b.
de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, liftopbouwen, technische ruimten, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
c.
de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van een bouwwerk. Dakoverstekken, luifels, balkons en dergelijke worden hierbij niet meegeteld, mits zij niet verder uitsteken dan 1 meter.
2.2
Ondergeschikte bouwdelen
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons, dakgoten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 0,5 meter bedraagt.

2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Wonen

3.1
Bestemmingsomschrijving
De op de verbeelding voor “Wonen” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.
woningen;
b.
dienstverlening;
c.
bedrijven t/m categorie 2 als bedoeld in de lijst van bedrijfsactiviteiten behorende bij deze regels;
d.
maatschappelijke voorzieningen, niet zijnde geluidsgevoelig;
e.
ontsluitingswegen en -paden;
met de daarbij behorende:
e.
tuinen en erven;
f.
(inpandige) bergings-, stallings- en afvalcontainerruimte(n);
g.
(kleinschalige) voorzieningen voor openbaar nut;
h.
bijbehorende bouwwerken;
i.
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.2
Bouwregels
3.2.1
Algemeen
Op de voor “Wonen” bestemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde functies.
3.2.2
Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
a.
het totaal aantal woningen mag niet meer dan 28 bedragen;
b.
gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
c.
de bouwhoogte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan de hoogte zoals met de aanduiding ‘maximum bouwhoogte’ op de verbeelding is aangegeven;
d.
de hoogte van de begane grondlaag, grenzend aan de Insulindestraat, mag niet minder dan 3,5 meter bedragen;
e.
een dakterras is toegestaan; indien de maximum toegestane bouwhoogte van een gebouw is bereikt, daarvoor geldt dat:
1.
een terrasafscheiding gerealiseerd moet worden met een maximale bouwhoogte van 1,2 meter, op een afstand van minimaal 1,5 meter uit de dakrand;
2.
onverminderd het bepaalde in lid 1, kan indien een borstwering aanwezig is die als afscheiding kan functioneren, daarmee voor de betreffende zijde worden volstaan.
3.2.3
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
a.
voor het bouwen van een toegangstrap ten behoeve van het Hofbogenpark, geldt dat de bouwhoogte niet meer dan 6 meter mag bedragen;
b.
voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte niet meer dan 3 meter mag bedragen.
3.3
Specifieke gebruiksregels
3.3.1
Aan-huis-gebonden beroep/bedrijf
Woningen mogen mede worden gebruikt voor de uitoefening van een aan-huis-gebonden beroep/bedrijf, mits:
a.
de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft, waarbij het bruto vloeroppervlak van de woning voor ten hoogste 30% mag worden voor een aan huis gebonden beroep of bedrijf;
b.
de gevel en dakrand van de woning niet worden gebruikt ten behoeve van reclame-uitingen;
c.
er geen bedrijfsmatige activiteiten plaatsvinden die betrekking hebben op het onderhouden en repareren van motorvoertuigen;
d.
er geen detailhandel plaatsvindt, tenzij als ondergeschikt onderdeel van het aan huis gebonden beroep of bedrijf.
3.3.2
Publieke functies
De in 3.1 onder b tot en met d genoemde functies zijn uitsluitend toegestaan op de begane grond.

Artikel 4 Waarde - Archeologie - 3

4.1
Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waarde – Archeologie - 3’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor behoud van de aan de gronden eigen zijnde archeologische waarden.
4.2
Bouwregels
4.2.1
Rapport archeologisch deskundige
In het belang van de archeologische monumentenzorg dient de aanvrager van een omgevingsvergunning een rapport aan burgemeester en wethouders te overleggen van een archeologisch deskundige waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.
Deze bepaling heeft uitsluitend betrekking op aanvragen om omgevingsvergunning voor bouwwerken (waaronder begrepen het heien van heipalen en het slaan van damwanden) welke voldoen aan de oppervlakte- en/of dieptematen welke genoemd zijn in 4.3.1.
4.2.2
Mogelijke voorwaarden te verbinden aan omgevingsvergunning voor het bouwen
Burgemeester en wethouders kunnen in het belang van de archeologische monumentenzorg aan een omgevingsvergunning de volgende regels verbinden:
a.
de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
b.
de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek;
c.
de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.
4.3
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.3.1
Verbod
In het belang van de archeologische monumentenzorg is het verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders de in 4.3.2 onder a t/m f genoemde werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te doen c.q. te laten uitvoeren die dieper reiken 2,5 meter beneden N.A.P. en die tevens een terreinoppervlak groter dan 200 m² beslaan.
4.3.2
Vergunningvereiste
Het vergunningvereiste betreft de volgende werken c.q. werkzaamheden:
a.
grondbewerkingen (van welke aard dan ook);
b.
het indrijven van voorwerpen in de bodem;
c.
het ingraven van ondergrondse kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies e.d.;
4.3.3
Uitgezonderde werkzaamheden
Het vergunningvereiste geldt niet voor bedoelde activiteiten gericht op het normale onderhoud en beheer van de betreffende gronden en welke in uitvoering waren ten tijde van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan en evenmin voor bestaande weg- en leidingcunetten.
4.3.4
Vergunning
Vergunning wordt verleend nadat de aanvrager een rapport aan burgemeester en wethouders heeft overgelegd van een archeologisch deskundige waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.
4.3.5
Mogelijke voorwaarden te verbinden aan vergunning
Aan een vergunning kunnen de volgende regels worden verbonden:
a.
de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
b.
de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek;
c.
de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.

3 Algemene Regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene Afwijkingsregels

6.1
Afwijking toegestane bouwhoogte architectuur
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning voor het bouwen afwijken van de regels ten aanzien van de maximum toegestane bouwhoogte van een gebouw, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,5 meter, uitsluitend toe te passen ingeval extra bouwhoogte nodig is voor een architectonisch verantwoorde afronding van de bovenste bouwlaag.

Artikel 7 Voorwaardelijke Verplichting Over Parkeren

Een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen en het gebruik van gronden of bouwwerken op grond van de regels in hoofdstuk 2 kan uitsluitend worden verleend als voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid voor auto’s en fietsen, overeenkomstig het in de gemeente Rotterdam geldende beleid ten aanzien van parkeren.

4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 8 Overgangsrecht

8.1
Overgangsrecht bouwwerken
8.1.1
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
a.
gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
b.
na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
8.1.2
Burgemeester en wethouders kunnen éénmalig afwijken van het bepaalde in 8.1.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
8.1.3
Het bepaalde in 8.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
8.2
Overgangsrecht gebruik
8.2.1
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
8.2.2
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 8.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdige gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
8.2.3
Indien het gebruik, bedoeld in 8.2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
8.2.4
Het bepaalde in 8.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 9 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan “Insulindestraat 240-248”, gemeente Rotterdam.