Bomenbuurt, Rembrandtkwartier en Havenkwartier
Beheersverordening - Gemeente Rijswijk
Onherroepelijk op 25-06-2013 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 de beheersverordening
de beheersverordening 'Bomenbuurt, Rembrandtkwartier en Havenkwartier' van de gemeente Rijswijk;
1.2 besluitgebied
het gebied waarop deze verordening van toepassing is, vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0603.bvbomenbuurteo-OH01 met de bijbehorende regels en bijlagen;
1.3 aanbouw
een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.4 aaneengebouwde woning:
een zelfstandig, grondgebonden gebouw dat enkel één woning omvat, maar deel uit maakt van een rij van drie of meer met de hoofdgebouwen aaneengebouwde woningen;
1.5 achtererfgebied
erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 m van de voorkant, van het hoofdgebouw;
1.6 antenne-installatie
installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een of meer techniekkasten opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie;
1.7 antennedrager
antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne;
1.8 archeologische waarde
de aan een gebied toegerekende waarde in verband met de kennis en de studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit uit oude tijden;
1.9 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
1.10 bedrijf
een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, distribueren, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van (commerciële) diensten. Een bedrijf aan huis daaronder niet inbegrepen;
1.11 bedrijfscategorie
een aan een bedrijf toegekende categorie volgens de in de bijlage 1 bij deze regels opgenomen 'Staat van Bedrijfsactiviteiten';
1.12 begane grond
de bouwlaag van een gebouw waarvan de vloer zich op maaiveld, of nagenoeg op maaiveld, bevindt;
1.13 (beperkt) kwetsbaar object
een object zoals genoemd in artikel 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
1.14 berging
een gebouw, bestemd voor de stalling van bromfietsen, motorfietsen, fietsen, afvalcontainers voor huishoudelijk vuil en overige huishoudelijke zaken;
1.15 besluit(sub)vlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waarvoor ingevolge deze verordening regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.16 bestaand
- a. bestaand gebruik: het gebruik van de gronden en bouwwerken zoals aanwezig op moment van de vaststelling van de verordening of kan worden gebruikt krachtens een omgevingsvergunning voor het gebruik; daaronder valt niet het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan;
- b. bestaande bouwwerken: bouwwerken die op het tijdstip van de vaststelling van de verordening
- 1. aanwezig zijn én bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht zijn gebouwd;
- 2. nog kunnen worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen;
- c. bestaande aantal: het aantal zoals aanwezig op het tijdstip van de vaststelling van de verordening.
1.17 bijgebouw
een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.18 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.19 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke hoogte of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, met inbegrip van de begane grond; hieronder wordt niet begrepen
- een onderbouw: een gedeelte van een gebouw dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,20 m boven peil is gelegen;
- een vide, waarvan de oppervlakte niet meer bedraagt dan 50% van de onderliggende laag;
- een zolder, waarvan de oppervlakte, voor zover de hoogte groter is dan 1,50 m, niet meer bedraagt dan 50% van de oppervlakte van de onderliggende laag;
1.20 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.21 bouwperceelsgrens
een grens van een bouwperceel;
1.22 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.23 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden van goederen, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren aan personen, die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending; anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.24 dienstverlening
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder: een belwinkel, internetcafé; kapsalon, reisbureau, uitzendbureau, bankfiliaal, wasserette of apotheek, eventueel met bijbehorend kantoor, magazijn of ambacht, zulks met uitzondering van horecabedrijven en seksinrichtingen;
1.25 erf
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw;
1.26 erfbebouwing
verzamelnaam voor bouwwerken op het erf, die ten dienste staan van het hoofdgebouw en die door de ligging, constructie en afmetingen ondergeschikt zijn aan het hoofdgebouw, waarbij onderscheid te maken valt tussen:
- a. een aanbouw,
- b. een uitbouw,
- c. een bijgebouw en
- d. een overkapping of carport;
1.27 erker
een hoek- of rondvormig uitgebouwd deel van een hoofdgebouw; bouwkundig bestaande uit een 'lichte' constructie met een overwegen transparante uitstraling;
1.28 garagebox
gebouwde parkeervoorziening voor gebruik als stalling voor motorvoertuigen en ondergeschikt medegebruik als huishoudelijke opslagruimte;
1.29 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.30 horeca
het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse en/of het bedrijfsmatig verstrekken van logies, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaakfunctie, uitgezonderd seksinrichtingen en prostitutie;
1.31 horecacategorie
een aan horeca toegekende categorie volgens de in de bijlage 2 bij deze regels opgenomen 'Staat van Horeca-activiteiten';
1.32 hoofdgebouw
gebouw, dat door zijn afmeting en/of situering en/of gebruik als belangrijkste op het perceel kan worden aangemerkt;
1.33 kantoor
een voorziening, gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen;
1.34 maatschappelijke voorzieningen
overheids-, medische, onderwijs-, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke, sociaal-recreatieve en daarmee vergelijkbare maatschappelijke voorzieningen, alsmede niet-commerciële voorzieningen ten behoeve van sportbeoefening, voorzieningen ten behoeve van het verenigingsleven, speelvoorzieningen, kinderdagverblijven en kinderopvang; alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;
1.35 nutsvoorziening
voorziening ten behoeve van het openbaar nut, zoals ten behoeve van de levering van elektriciteit, gas, drinkwater en telecommunicatiediensten, alsmede ten behoeve van riolering en afvalinzameling;
1.36 openbaar toegankelijk gebied
een weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994; alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer;
1.37 overkapping
een overdekt bouwwerk, geen gebouw zijnde, zonder dan wel met ten hoogste één wand;
1.38 peil
voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst:
- de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
- in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
tenzij elders in deze regels anders bepaald;
1.39 prostitutie
het zich in bedrijfsmatige zin beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
1.40 seksinrichting
een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan
- a. een prostitutiebedrijf; waaronder begrepen een erotische massagesalon en een escortbedrijf;
- b. een seksbioscoop of sekstheater;
- c. een seksautomatenhal;
- d. een seksclub of parenclub,
al dan niet in combinatie met elkaar;
1.41 Staat van Bedrijfsactiviteiten
lijst van bedrijfsactiviteiten ingedeeld naar toelaatbaarheid in relatie tot de afstand tot al dan niet milieugevoelige locaties of gebieden, zoals opgenomen in bijlage 'Staat van bedrijfsactiviteiten;
1.42 straatmeubilair
bouwwerken ten behoeve van al dan niet openbare (nuts-)voorzieningen, zoals:
- a. verkeersgeleiders, verkeersborden, lichtmasten, zitbanken en bloembakken;
- b. telefooncellen, abri's, kunstwerken, speeltoestellen en draagconstructies voor reclame;
- c. kleinschalige bouwwerken ten behoeve van (openbare) nutsvoorzieningen met een inhoud van ten hoogste 50 m3 en een bouwhoogte van ten hoogste 3 m, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van telecommunicatie, energievoorziening en brandkranen;
- d. afvalinzamelsystemen.
1.43 twee-aaneengebouwde woning
een zelfstandig, grondgebonden gebouw dat enkel één woning omvat, maar deel uit maakt van twee met de hoofdgebouwen aaneengebouwde woningen;
1.44 uitbouw
een uitbreiding van een bestaande ruimte, welke is gebouwd aan een hoofdgebouw, die door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.45 voorgevel
de gevel of gevels, exclusief de aan- en uitbouwen aan deze gevel, die georiënteerd is of zijn op het openbaar toegankelijk gebied;
1.46 voorgevelrooilijn
de denkbeeldige lijn die buitenwerks strak loopt langs de voorgevel van een gebouw, tot aan de perceelsgrenzen;
1.47 vrijstaande woning
een zelfstandig, grondgebonden gebouw dat enkel één woning omvat, waarvan het hoofdgebouw niet aan het hoofdgebouw van een andere woning is gebouwd;
1.48 waterhuishoudkundige voorzieningen
voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede water aan- en/of afvoer, waterberging en waterkwaliteit;
1.49 woning
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 afstand
afstanden tussen bouwwerken onderling alsmede afstanden van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn;
2.2 de bebouwde oppervlakte
de som van de oppervlakte van alle bouwwerken binnen een bouwperceel, een binnen het bouwperceel aanwezig bouwvlak of ander terrein;
2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen, zie ook de 'Algemene bouwregels';
2.4 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.5 de grondoppervlakte
wordt gemeten buitenwerks en boven peil;
2.6 de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.7 de lengte, breedte of diepte
wordt gemeten tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.8 de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
Hoofdstuk 2 Gebiedsregels
Artikel 3 Gebruiks- En Bouwregels
3.1 Bestaand gebruik en bestaande bouwwerken
Voor de binnen het besluitvlak 'Beheersverordeningsgebied' gelegen gronden geldt dat:
- a. de gronden en de daarop gelegen bouwwerken overeenkomstig het bestaande gebruik mogen worden gebruikt, zoals weergeven op de als bijlage 3 bij de regels gevoegde functiekaart;
- b. op deze gronden gelegen bestaande bouwwerken mogen worden vervangen door bouwwerken van dezelfde afmetingen en op dezelfde locatie.
3.2 Aanvullingen ten aanzien van het gebruik
Ten aanzien de in lid 3.1 bedoelde gronden geldt dat ter plaatse van de in onderstaande tabel genoemde besluitsubvlakken, in aanvulling op de in lid 3.1 onder a bedoelde gebruiksregels, het in de tabel aangegeven gebruik tevens is toegestaan:
Besluitsubvlak | Gebruiksegels in aanvulling op bestaand gebruik |
Gemengd | Op de begane grond van het hoofdgebouw is het volgende gebruik tevens toegestaan: - dienstverlening; - detailhandel; - bedrijfsactiviteiten uit categorie 1 van de bij deze regels als bijlage 1 gevoegde Staat van Bedrijfsactiviteiten; - kantoor. |
Gemengd - 2 | Op de begane grond van het hoofdgebouw is het volgende gebruik tevens toegestaan: - dienstverlening; - detailhandel; - bedrijfsactiviteiten uit categorie 1 van de bij deze regels als bijlage 1 gevoegde Staat van Bedrijfsactiviteiten; - kantoor; - horeca-activiteiten uit categorie 1 van de bij deze regels als bijlage 2 gevoegde Staat van Horeca-activiteiten. |
3.3 Aanvullingen ten aanzien van het bouwen
Ten aanzien de in lid 3.1 bedoelde gronden geldt dat ter plaatse van de in onderstaande tabel genoemde besluitsubvlakken, in aanvulling op de in lid 3.1 onder b bedoelde bouwregels, de in de tabel aangegeven bouwregels tevens van toepassing zijn:
Besluitsubvlak | Bouwregels in aanvulling op de bestaande bebouwing |
Afwijkende maatvoering 1 | - de bestaande bebouwing mag aan de voorgevel worden uitgebreid waarbij een afstand van ten minste 5 m tot de gronden met de functie 'Verkeer' , zoals opgenomen op de als bijlage 3 bij deze regels gevoegde functiekaart, in acht moet worden genomen; - de bestaande bebouwing mag aan de voorgevel worden uitgebreid met erkers met een diepte van 1,25 m. |
Afwijkende maatvoering 2 | - bij ieder hoofdgebouw op het achtererfgebied is een bijgebouw toegestaan ten behoeve van een magazijn of werkplaats tot een diepte van niet meer dan 5 m tot grens van het besluitsubvlak. |
Afwijkende maatvoering 3 | - de goothoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 15 m. |
Afwijkende maatvoering 4 | - de goothoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 8 m; - de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 12 m; - de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 9 m, met uitzondering van erfafscheidingen waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 2,2 m; - het maximaal te bebouwen oppervlak van het besluitsubvlak mag niet meer bedragen dan 60%. |
Afwijkende maatvoering 5 | - op de gronden zijn vrijstaande of aaneengesloten woningen toegestaan, waarvan de diepte niet meer mag bedragen dan 16 m; - woningen moeten in de voorgevelrooilijn worden gebouwd; - de goothoogte van de woningen mag niet meer bedragen dan 6 m; - de bouwhoogte van de woningen mag niet meer bedragen dan 10 m. |
3.4 Aanvullingen met betrekking tot het openbaar toegankelijk gebied
Ten aanzien de in lid 3.1 bedoelde gronden geldt dat ter plaatse van de in onderstaande tabel genoemde functies, zoals weergegeven op de als bijlage 3 bij de regels gevoegde functiekaart, in aanvulling op de in lid 3.1 bedoelde gebruiks- en bouwregels, de in de tabel aangegeven gebruiks- en bouwregels tevens van toepassing zijn:
Functie | Gebruiksregels in aanvulling op bestaand gebruik | Bouwregels in aanvulling op bestaande bebouwing |
Groen | - groenvoorzieningen; - bermen; - oevers; - water en waterhuishoudkundige voorzieningen; - paden en bruggen voor langzaam verkeer; - bij de functie behorende voorzieningen met uitzondering van parkeervoorzieningen. | Op de gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, worden gebouwd, waarbij: a. De bouwhoogte niet meer mag bedragen dan: - 7 m voor kunstobjecten en lichtmasten; - 3 m voor speel- en ontmoetingsvoorzieningen; - 4 m voor vlonders, steigers en bruggen; - 2 m voor overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen, zijnde; b. Er mogen geen geluidwerende voorzieningen, reclame-/infozuilen/-borden en/of vlaggenmasten worden gebouwd/opgericht. |
Verkeer | - gebiedsontsluitings- wegen; - erftoegangswegen en verblijfsgebieden; - bij de functie behorende voorzieningen waaronder bruggen, viaducten en tunnels ten behoeve van kruisende infrastructuur, met uitzondering van verkooppunten voor motorbrandstoffen. | Op de gronden mogen uitsluitend worden gebouwd: a. gebouwen en overkappingen tot een oppervlakte van 10 m2 per bouwwerk; b. de bouwhoogte van gebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan 3 m; c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, mag niet meer bedragen dan: - 7 m voor kunstobjecten, licht- en vlaggenmasten; - 4 m voor reclame- en informatiezuilen; - 3 m voor speel- en ontmoetingsvoorzieningen; - 2 m voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde. |
Water | - water en waterhuishoudkundige voorzieningen; - bij deze functie behorende voorzieningen, waaronder oevers, bruggen en aanlegsteigers. | Op de gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd waarbij de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3 m. |
Wonen | Voor erfbebouwing gelden de volgende regels: a. erfbebouwing mag alleen op het achtererf worden gebouwd; b. de gezamenlijke oppervlakte van erfbebouwing per bouwperceel mag niet meer bedragen dan: - 40 m2 tot een maximum van 50% van het achtererf, bij aaneengebouwde woningen; - 60 m2 tot een maximum van 50% van het achtererf bij twee-aaneengebouwde woningen en vrijstaande woningen; c. de diepte van aan- en uitbouwen en overkappingen gemeten vanaf de oorspronkelijke achtergevel mag niet meer bedragen dan 3 m; d. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen, vrijstaande bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan: - van een aan-/uitbouw en overkapping: de bouwhoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw tot maximaal 4 m; - van een vrijstaand bijgebouw maximaal 3 m. Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan: - 7 m voor kunstobjecten en lichtmasten; - 3 m voor speel- en ontmoetingsvoorzieningen; - 1 m voor erf- en terreinafscheidingen gelegen tussen 1 m achter de voorgevel (of het verlengde daarvan) en de openbare weg aan de voorzijde; - 2 m voor erf- en terreinafscheidingen op de overige delen van het erf; - 2 m voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde. |
Artikel 4 Veiligheidszone - Lpg
4.1 Gebruiks- en bouwregels
Voor de gronden gelegen binnen het besluitsubvlak 'Veiligheidszone - lpg' gelden de volgende gebruiks- en bouwregels:
- a. Er mogen geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten worden gebouwd;
- b. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om met een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde onder a indien dit op grond van het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen, zoals deze luidt op het moment van vaststelling van de beheersverordening toelaatbaar wordt geacht.
Artikel 5 Waarde - Archeologie
5.1 Gebruiksregels
5.2 Bouwregels
Ten aanzien van de in lid 5.1 bedoelde gronden mogen geen bouwwerken worden gebouwd die dieper reiken dan 0,50 m onder maaiveld.
5.3 Afwijken van de bouwregels
5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden
Artikel 6 Waterstaat - Waterkering
6.1 Gebruiksregels
6.2 Bouwregels
Ten aanzien van de in lid 6.1 bedoelde gronden gelden de volgende bouwregels:
- a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 6.1.1 genoemde functie uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
- b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende functies of het bepaalde met betrekking tot de andere daar voorkomende besluitsubvlakken mag - met inachtneming van de voor de betrokken functies en/of het bepaalde in de andere daar voorkomende besluitsubvlakken geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
6.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om met een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 6.2 onder b ten behoeve van de bouw van bouwwerken anders dan in dat lid genoemd onder de voorwaarden dat:
- a. de bij de betrokken gebruiksvorm behorende bouwregels in acht worden genomen;
- b. geen sprake is van significante belemmeringen voor het onderhoud, de veiligheid of de
mogelijkheden voor versterking van de betreffende keringen; - c. alvorens de omgevingsvergunning te verlenen schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de waterbeheerder.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 7 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 8 Algemene Bouwregels
8.1 Ondergronds bouwen
De planregels inzake de toelaatbaarheid, de aard, de omvang en de situering van gebouwen zijn in geval van ondergrondse bouw van overeenkomstige toepassing, met dien verstande, dat deze uitsluitend is toegestaan met inachtneming van de volgende voorwaarden:
- a. ondergrondse bouw is uitsluitend toegestaan onder de oppervlakte van bovengronds gelegen gebouwen, alsmede ter verbinding van gebouwen;
- b. gebouwd mag worden tussen peil en 3,50 m onder peil.
Artikel 9 Algemene Gebruiksregels
9.1 Gebruik onbebouwde gronden
Onder verboden gebruik van onbebouwde gronden wordt in ieder geval verstaan:
- a. het storten of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen;
- b. het opslaan van goederen, zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, werktuigen, machines of onderdelen hiervan;
- c. het opslaan van onklare voer- en vaartuigen of onderdelen hiervan;
- d. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens;
- e. prostitutie;
- f. seksinrichtingen;
- g. het opslaan van vuurwerk en/of andere gevaarlijke stoffen als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (artikel 1 onder g).
9.2 Uitzonderingen gebruiksverbod
Het bepaalde in lid 9.1 van dit artikel is niet van toepassing op:
- a. het (tijdelijk) gebruik ten behoeve van de realisering en/of handhaving van het toegestane gebruik of het normale onderhoud van de gronden;
- b. de opslag van goederen in het kader van de in het plan toegestane bedrijfsvoering;
- c. het opslaan of storten van afval- en meststoffen, voor zover noodzakelijk voor het normale onderhoud van de gronden en de watergangen.
9.3 Gebruik bouwwerken
Onder verboden gebruik van bouwwerken wordt in ieder geval verstaan:
- a. vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
- b. prostitutie;
- c. seksinrichtingen;
- d. het opslaan van vuurwerk en/of andere gevaarlijke stoffen als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (artikel 1 onder g).
9.4 Uitzondering gebruiksverbod
Het bepaalde in lid 9.3 van dit artikel is niet van toepassing op:
- a. het (tijdelijk) gebruik ten behoeve van de realisering en/of handhaving van het toegestane gebruik van de gronden of het normale onderhoud van de bouwwerken;
- b. de opslag van goederen in het kader van de in het plan toegestane bedrijfsvoering.
Artikel 10 Algemene Afwijkingsregels
- a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in deze regels ten behoeve van:
- 1. de bouw van niet voor bewoning bestemde gebouwen ten dienste van het openbaar nut, waarbij de oppervlakte ten hoogste 25 m2 en de goothoogte ten hoogste 4 m mag bedragen, gasdrukregel- en gasdrukmeetstations uitgezonderd;
- 2. het afwijken van de voorgeschreven maatvoering van bouwwerken (waaronder goothoogte, bouwhoogte, grondoppervlakte, onderlinge afstand, afstand tot perceelsgrenzen), mits deze afwijkingen niet meer bedragen dan 10% van de in het plan voorgeschreven maten;
- 3. het overschrijden van de regels inzake de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met maximaal 20%;
- 4. de bouw van antennemasten voor communicatiedoeleinden, waarbij de bouwhoogte niet meer dan 45 m mag bedragen en waarbij het beleid gericht is op het combineren van deze voorzieningen, op een koppeling van voorzieningen met bebouwing en op een dusdanige situering dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gewenste stedenbouwkundige kwaliteit van het plangebied.
- 5. de bouw van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals een kunstobject, antennes en dergelijke tot een bouwhoogte van 15 m;
- 6. ten behoeve van het houden van evenementen voor de duur van maximaal 15 dagen per evenement, inclusief op- en afbouw van voorzieningen ten behoeve van dat evenement;
- 7. ten behoeve van het toestaan van geluidwerende voorzieningen, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 6 m;
- 8. ten behoeve van het toestaan van één vlaggenmast per perceel, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 7 m;
- 9. ten behoeve van het toestaan van één reclame- en/of informatiezuil- of bord per perceel, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 7 m;
- b. Afwijken is alleen mogelijk indien geen onevenredige afbreuk plaatsvindt van:
- 1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- 2. een goede woonsituatie;
- 3. de verkeersveiligheid;
- 4. de sociale veiligheid;
- 5. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
Hoofdstuk 4 Slotregel
Artikel 11 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van de beheersverordening 'Bomenbuurt, Rembrandtkwartier, Havenkwartier'.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad der gemeente Rijswijk, gehouden op d.d..............
Griffier, Burgemeester,
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 2 Staat Van Horeca-activiteiten
Bijlage 2 Staat van Horeca-activiteiten