Kraayenburg
Beheersverordening - Gemeente Rijswijk
Vastgesteld op 07-05-2013 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 verordening
de beheersverordening Kraayenburg van de gemeente Rijswijk;
1.2 verordeningsgebied
het gebied waarop deze verordening van toepassing is, vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0603.bvkraayenburg-VA01 met de bijbehorende regels en bijlagen;
1.3 aanbouw
een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.4 achtererf(gebied)
erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 m van de voorkant, van het hoofdgebouw;
1.5 archeologische waarde
de aan een gebied toegerekende waarde in verband met de kennis en de studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit uit oude tijden;
1.6 bbo
het bbo is het bebouwbaar oppervlak (gebouwen en overkappingen) op de begane grond;
1.7 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
1.8 bedrijfscategorie
een aan een bedrijf toegekende categorie volgens de in de bijlage2 bij deze regels opgenomen 'Staat van Bedrijfsactiviteiten';
1.9 bedrijf aan huis
het bedrijfsmatig verlenen van diensten - geen detailhandelsbedrijf zijnde - en ambachtelijke bedrijvigheid geheel of overwegend door middel van handwerk, waarbij de aard (qua milieuplanologische hinder) en omvang van de bedrijfsactiviteiten zodanig is dat deze activiteiten in een woning kunnen worden uitgeoefend en de activiteiten geen onevenredige afbreuk doen aan het woon- en leefmilieu in de directe omgeving;
1.10 bedrijfswoning
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bedoeld voor de huisvesting van (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van de grond ter plaatse van het gebouw of het terrein, noodzakelijk of gewenst moet worden geacht;
1.11 begane grond
de bouwlaag van een gebouw waarvan de vloer zich op maaiveld, of nagenoeg op maaiveld, bevindt;
1.12 berging
een gebouw, bestemd voor de stalling van bromfietsen, motorfietsen, fietsen, afvalcontainers voor huishoudelijk vuil en overige huishoudelijke zaken;
1.13 beroep aan huis
het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, medisch, juridisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermede naar de aard gelijk te stellen beroep dat door zijn aard en omvang in een woning zodanig is dat deze activiteiten in een woning kunnen worden uitgeoefend en de activiteiten geen onevenredige afbreuk doen aan het woon- en leefmilieu in de directe omgeving;
1.14 bestaand
- a. bestaand gebruik: het gebruik van de gronden en bouwwerken zoals aanwezig op het tijdstip van de vaststelling van de verordening, mits in overeenstemming met het voorheen geldende bestemmingsplan of kan worden gebruikt krachtens een omgevingsvergunning voor het gebruik;
- b. bestaande bouwwerken: bouwwerken die op het tijdstip van de vaststelling van de verordening
- 1. aanwezig zijn én bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht zijn gebouwd;
- 2. nog kunnen worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen.
- c. bestaande aantal: het aantal zoals aanwezig op het tijdstip van de vaststelling van de verordening;
1.15 bevi-inrichting
bedrijf zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
1.16 bijgebouw
een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.17 bouwen
plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of vergroten van een bouwwerk;
1.18 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke hoogte of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, met inbegrip van de begane grond; hieronder wordt niet begrepen
- een onderbouw: een gedeelte van een gebouw dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,20 m boven peil is gelegen;
- een vide, waarvan de oppervlakte niet meer bedraagt dan 50% van de onderliggende laag;
- een onbenoemde ruimte, waarvan de oppervlakte, voor zover de hoogte groter is dan 1,50 m, niet meer bedraagt dan 50% van de oppervlakte van de onderliggende laag;
1.19 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden van goederen, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren aan personen, die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending;
1.20 dienstverlening
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder: een belwinkel, internetcafé; kapsalon, reisbureau, uitzendbureau, bankfiliaal, wasserette of apotheek, eventueel met bijbehorend kantoor, magazijn of ambacht, zulks met uitzondering van horecabedrijven en seksinrichtingen;
1.21 erf
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw;
1.22 erfbebouwing
verzamelnaam voor bouwwerken op het erf, behorende bij een bestemming, die ten dienste staan van het hoofdgebouw en die door de ligging, constructie en afmetingen ondergeschikt zijn aan het hoofdgebouw, waarbij onderscheid te maken valt tussen:
- a. een aanbouw,
- b. een uitbouw,
- c. een bijgebouw en
- d. een overkapping of carport;
1.23 erker
een hoek- of rondvormig uitgebouwd deel van een hoofdgebouw; bouwkundig bestaande uit een 'lichte' constructie met een overwegend transparante uitstraling;
1.24 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.25 geluidsgevoelig object
woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen, zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder;
1.26 geluidwerende voorziening
geluidsreducerende constructie of bouwwerk in de vorm van voorzieningen zoals geluidsschermen, geluidswallen of aan deze constructies gelijk te stellen bouwwerken of constructies;
1.27 hoofdgebouw
gebouw, dat door zijn afmeting en/of situering en/of gebruik als belangrijkste op het perceel kan worden aangemerkt;
1.28 horeca
het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse en/of het bedrijfsmatig verstrekken van logies, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaakfunctie, uitgezonderd seksinrichtingen en prostitutie;
1.29 horecacategorie
een aan horeca toegekende categorie volgens de in bijlage 1 bij deze regels opgenomen 'Staat van Horeca-activiteiten';
1.30 kunstobject
beeldende kunst in de vorm van een bouwwerk, geen gebouw zijnde;
1.31 kwetsbaar object
een object dat in het Besluit externe veiligheid inrichtingen als kwetsbaar is aangemerkt;
1.32 maatschappelijke voorzieningen
overheids-, medische, onderwijs-, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke, sociaal-recreatieve en daarmee vergelijkbare maatschappelijke voorzieningen, alsmede niet-commerciële voorzieningen ten behoeve van sportbeoefening, voorzieningen ten behoeve van het verenigingsleven, speelvoorzieningen, kinderdagverblijven en kinderopvang; als ook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;
1.33 nutsvoorziening
voorziening ten behoeve van het openbaar nut, zoals ten behoeve van de levering van elektriciteit, gas, drinkwater en telecommunicatiediensten, alsmede ten behoeve van riolering en (warmte)energie;
1.34 openbare ruimte
wegen, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied dat - al dan niet - voor publiek algemeen toegankelijk is;
1.35 openbaar toegankelijk gebied
een weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994; alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer;
1.36 overkapping
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak, zonder of met ten hoogste één tot de eigen constructie behorende wand of wanden;
1.37 peil
- 1. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van de weg;
- 2. in andere gevallen en voor bouwwerken: bovenkant vanaf het gemiddelde maaiveld van het aansluitend afgewerkt terrein;
1.38 prostitutie
het zich in bedrijfsmatige zin beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
1.39 seksinrichting
een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan:
- a. een prostitutiebedrijf; waaronder begrepen een erotische massagesalon;
- b. een seksbioscoop of sekstheater;
- c. een seksautomatenhal;
- d. een seksclub of parenclub,
al dan niet in combinatie met elkaar, dan wel in combinatie met een sekswinkel;
1.40 Staat van Bedrijfsactiviteiten
lijst van bedrijfsactiviteiten ingedeeld naar toelaatbaarheid in relatie tot de afstand tot al dan niet milieugevoelige locaties of gebieden, zoals opgenomen in bijlage 'Staat van bedrijfsactiviteiten';
1.41 Staat van Horeca-activiteiten
lijst van horeca-activiteiten ingedeeld naar toelaatbaarheid in relatie tot uitstraling in het algemeen, zoals verstoring en/of hinder, zoals opgenomen in bijlage 'Staat van Horeca-activiteiten';
1.42 straatmeubilair
bouwwerken ten behoeve van al dan niet openbare (nuts-)voorzieningen, zoals:
- a. verkeersgeleiders, verkeersborden, lichtmasten, zitbanken en bloembakken;
- b. telefooncellen, abri's, kunstwerken, speeltoestellen en draagconstructies voor reclame;
- c. kleinschalige bouwwerken ten behoeve van (openbare) nutsvoorzieningen, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van telecommunicatie, energievoorziening en brandkranen;
- d. afvalinzamelsystemen;
1.43 uitbouw
een uitbreiding van een bestaande ruimte, welke is gebouwd aan een hoofdgebouw, die door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.44 voorgevel
de gevel of gevels, exclusief de aan- en uitbouwen aan deze gevel, die georiënteerd is of zijn op het openbaar toegankelijk gebied;
1.45 woning
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
1.46 vlak
een geometrisch bepaald vlak (besluitvlak of besluitsubvlak), waarmee gronden zijn aangeduid, waarvoor ingevolge deze verordening regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.47 vlakgrens
de grens van een vlak;
1.48 voorzieningen van algemeen nut
voorzieningen ten behoeve van op het openbaar net aangesloten voorzieningen, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalinginstallaties, gemaalgebouwtjes en voorzieningen ten behoeve van de energievoorziening zoals (rest)warmteleidingen en warmte-koudopslag, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling, voorzieningen ten behoeve van het telecommunicatieverkeer en het openbaar vervoer en/of het wegverkeer en geluidswerende voorzieningen;
1.49 Wgh-inrichting
bedrijven, zoals bedoeld in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht, die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 afstand
afstanden tussen bouwwerken onderling alsmede afstanden van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn;
2.2 de bebouwde oppervlakte
de som van de oppervlakte van alle bouwwerken binnen een bouwperceel, een binnen het bouwperceel aanwezig (bouw)vlak of ander terrein;
2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.4 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.5 de grondoppervlakte
buitenwerks en boven peil;
2.6 de lengte, breedte of diepte
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.7 de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
Hoofdstuk 2 Gebiedsregels
Artikel 3 Bestaand Gebruik En Bestaande Bouwwerken
- a. de in het verordeningsgebied gelegen gronden en bestaande bouwwerken mogen worden gebruikt overeenkomstig het bestaande gebruik;
- b. bestaande bouwwerken mogen worden vervangen door bouwwerken van dezelfde afmetingen en op dezelfde locatie.
Toelichting op de regeling: wat onder bestaand gebruik wordt verstaan kan onder meer worden geraadpleegd aan de hand van de kaart in 2 bij de toelichting; de maatvoering van de bestaande bouwwerken kan onder meer worden geraadpleegd aan de hand van de kaart in bijlage 3 bij de toelichting. |
Artikel 4 Specifieke Bouw- En Gebruiksregels
4.1 Aanvullende bouw- en gebruiksregels
4.2 Bouw- en gebruiksregels via afwijking
Artikel 5 Leiding - Gas
5.1 Specifieke gebruiksregels
Ter plaatse van het vlak Leiding - Gas geldt dat:
- a. het verboden is om de bestaande diameter (in mm) en de bestaande druk (in bar) van de gasleiding te vergroten.
- b. het verboden is om de bestaande hartlijn van de gasleiding te verplaatsen of te wijzigen.
5.2 Bouwregels
In afwijking van het in deze verordening elders bepaalde is het verboden ter plaatse van het vlak Leiding - Gas te bouwen, tenzij:
- a. het bouwwerken ten behoeve van de leiding betreffen;
- b. het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
5.3 Afwijken van de bouwregels
5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden
Artikel 6 Leiding - Hoogspanning
6.1 Specifieke gebruiksregels
Ter plaatse van het vlak Leiding - Hoogspanning geldt dat:
- a. het verboden is om de bestaande spanning (Kv) van de hoogspanningsleiding te vergroten.
- b. het verboden is om de bestaande hartlijn van de hoogspanningsleiding te verplaatsen of te wijzigen.
6.2 Bouwregels
In afwijking van het in deze verordening elders bepaalde is het verboden ter plaatse van het vlak Leiding - Hoogspanning te bouwen, tenzij:
- a. het bouwwerken ten behoeve van de leiding betreffen;
- b. het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
6.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.2 onder b voor bouwwerken anders dan in dat lid benoemd, onder de voorwaarden dat:
- a. de in deze verordening bepaalde bouwregels in acht worden genomen;
- b. het belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad,
- c. vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant/beheerder.
6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden
Artikel 7 Leiding - Riool
7.1 Bestemmingsomschrijving
Ter plaatse van het vlak 'Leiding - Riool' geldt dat:
- a. het verboden is om de bestaande hartlijn van de rioolpersleiding te verplaatsen of te wijzigen.
7.2 Bouwregels
In afwijking van het in deze verordening elders bepaalde is het verboden ter plaatse van het vlak Leiding - Riool te bouwen, tenzij:
- a. het bouwwerken ten behoeve van de leiding betreffen;
- b. het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
7.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.2 onder b voor bouwwerken anders dan in dat lid benoemd, onder de voorwaarden dat:
- a. de in deze verordening bepaalde bouwregels in acht worden genomen;
- b. het belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad,
- c. vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant/beheerder.
7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden
Artikel 8 Waarde - Archeologie
8.1 Bouwregels
In afwijking van het in deze verordening elders bepaalde mogen:
- a. op de gronden ter plaatse van het vlak 'archeologie 1' geen bouwwerken worden gebouwd die dieper reiken dan 0,50 m onder maaiveld;
- b. op de gronden elders geen bouwwerken worden gebouwd die dieper reiken dan 0,50 m onder maaiveld en een groter oppervlak beslaan dan 100 m2.
8.2 Afwijken van de bouwregels
8.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden
Artikel 9 Waterstaat - Waterkering
9.1 Specifieke gebruiksregels
De voor Waterstaat - Waterkering aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende gebruiksvormen - mede bedoeld voor het beheer en onderhoud van de waterkering.
9.2 Bouwregels
In afwijking van het in deze verordening elders bepaalde gelden op deze gronden de volgende bouwregels:
- a. op de gronden mogen ten behoeve van de waterkering uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
- b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden toegestane gebruiksvormen mag - met inachtneming van de betreffende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
9.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.2 ten behoeve van de bouw van bouwwerken anders dan in dat lid genoemd onder de voorwaarden dat:
- a. de bij de betrokken gebruiksvorm behorende bouwregels in acht worden genomen;
- b. geen sprake is van significante belemmeringen voor het onderhoud, de veiligheid of de mogelijkheden voor versterking van de betreffende keringen;
- c. alvorens de omgevingsvergunning te verlenen schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de waterbeheerder.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 10 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 11 Algemene Bouwregels
11.1 Overschrijding vlakgrenzen
11.2 Ondergronds bouwen
De regels inzake de toelaatbaarheid, de aard, de omvang en de situering van gebouwen zijn in geval van ondergrondse bouw van overeenkomstige toepassing, met dien verstande, dat deze uitsluitend is toegestaan met inachtneming van de volgende voorwaarden:
- a. ondergrondse bouw is uitsluitend toegestaan onder de oppervlakte van bovengronds gelegen gebouwen, alsmede ter verbinding van gebouwen, met dien verstande, dat dit niet van toepassing is op situaties als bedoeld in 11.1.1, onder e;
- b. gebouwd mag worden tussen peil en 3,50 m onder peil.
Artikel 12 Algemene Gebruiksregels
12.1 Gebruik onbebouwde gronden
Onder verboden gebruik van onbebouwde gronden wordt in ieder geval verstaan:
- a. het storten of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen;
- b. het opslaan van goederen, zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, werktuigen, machines of onderdelen hiervan;
- c. het opslaan van onklare voer- en vaartuigen of onderdelen hiervan;
- d. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens;
- e. prostitutie;
- f. seksinrichtingen;
- g. het opslaan van vuurwerk en/of andere gevaarlijke stoffen als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (artikel 1 onder g).
12.2 Uitzonderingen gebruiksverbod
Het bepaalde in lid 12.1 van dit artikel is niet van toepassing op:
- a. het (tijdelijk) gebruik ten behoeve van de realisering en/of handhaving van het toegestane gebruik of het normale onderhoud van de gronden;
- b. de opslag van goederen in het kader van de in de verordening toegestane bedrijfsvoering;
- c. het opslaan of storten van afval- en meststoffen, voor zover noodzakelijk voor het normale onderhoud van de gronden en de watergangen.
12.3 Gebruik bouwwerken
Onder verboden gebruik van bouwwerken wordt in ieder geval verstaan:
- a. vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
- b. prostitutie;
- c. seksinrichtingen;
- d. het opslaan van vuurwerk en/of andere gevaarlijke stoffen als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (artikel 1 onder g).
12.4 Uitzondering gebruiksverbod
Het bepaalde in lid 12.3 van dit artikel is niet van toepassing op:
- a. het (tijdelijk) gebruik ten behoeve van de realisering en/of handhaving van het toegestane gebruik van de gronden of het normale onderhoud van de bouwwerken;
- b. de opslag van goederen in het kader van de in de verordening toegestane bedrijfsvoering.
Artikel 13 Algemene Afwijkingsregels
- a. Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in deze regels ten behoeve van:
- 1. de bouw van niet voor bewoning bestemde gebouwen ten dienste van het openbaar nut, waarbij de oppervlakte ten hoogste 35 m2 en de goothoogte ten hoogste 4 m mag bedragen, gasdrukregel- en gasdrukmeetstations uitgezonderd;
- 2. het afwijken van de voorgeschreven maatvoering van bouwwerken (waaronder goothoogte, bouwhoogte, grondoppervlakte, onderlinge afstand, afstand tot perceelsgrenzen), eventueel met een overschrijding van vlakgrens, mits deze afwijkingen niet meer bedragen dan 10% van de in het plan voorgeschreven maten;
- 3. het overschrijden van de regels inzake de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met maximaal 20%;
- 4. de bouw van antennemasten voor communicatiedoeleinden, waarbij de bouwhoogte niet meer dan 45 m mag bedragen en waarbij het beleid gericht is op het combineren van deze voorzieningen, op een koppeling van voorzieningen met bebouwing en op een dusdanige situering dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gewenste stedenbouwkundige kwaliteit van het plangebied.
- 5. de bouw van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals een kunstobject, antennes en dergelijke tot een bouwhoogte van 15 m;
- 6. ten behoeve van het houden van evenementen voor de duur van maximaal 15 dagen per evenement, inclusief op- en afbouw van voorzieningen ten behoeve van dat evenement;
- 7. ten behoeve van het toestaan van één reclame- en/of informatiezuil- of bord per perceel, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 7 m;
- b. Afwijken is alleen mogelijk indien geen onevenredige afbreuk plaatsvindt van:
- 1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- 2. een goede woonsituatie;
- 3. de verkeersveiligheid;
- 4. de sociale veiligheid;
- 5. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
Artikel 14 Overige Regels
Werking wettelijke regelingen
De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van de verordening.
Hoofdstuk 4 Slotregels
Artikel 15 Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de dag na bekendmaking van het raadsbesluit.
Artikel 16 Citeertitel
Deze regels worden aangehaald als: de beheersverordening Kraayenburg.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 De Beheersverordening
Deze beheersverordening bepaalt de gebruiks- en bouwmogelijkheden op en rondom de golfbaan de 'Rijswijkse Golfclub'. De op dit moment voorkomende functies -de golfbaan, de bedrijvenstrip, de boerderij en enkele woningen- worden behouden. De uitgangspunten van deze verordening zijn hierbij als volgt:
- waar mogelijk behoud van de planologische ruimte én de bestaande legale situatie;
- actualisatie van het planologische regime aan de hand van het gemeentelijk handboek.
Omdat voor het gebied geen ruimtelijke ontwikkelingen worden voorzien, wordt voor dit gebied een beheersverordening in plaats van een bestemmingsplan vastgesteld.
1.2 Ligging Verordeningsgebied
Het verordeningsgebied Kraayenburg wordt grotendeels begrensd door infrastructuren:
- aan de oostzijde door de A13, tevens gemeentegrens;
- aan de noordzijde door het knooppunt Ypenburg (de A4 ligt overigens voor een deel binnen het verordeningsgebied);
- aan de westzijde door de Vliet;
- aan de zuidkant door de Zuiderweg en de Rijswijkse Landingslaan.
Zie figuur 1.1 voor de exacte ligging van het verordeningsgebied.
Figuur 1.1. Ligging verordeningsgebied
1.3 Vigerende Plannen
In het verordeningsgebied zijn de volgende plannen van kracht:
- bestemmingsplan Ypenburg-West, vastgesteld door de gemeenteraad van Rijswijk op 30 mei 1988 en goedgekeurd door GS op 3 januari 1989;
- bestemmingsplan Ypenburg-Midden, vastgesteld door de gemeenteraad van Rijswijk op 2 februari 1979 en goedgekeurd door GS op 29 april 1980;
- bestemmingsplan Stadslandschap Rijswijk-Zuid III, vastgesteld door de gemeenteraad van Rijswijk op 15 november 1957 en goedgekeurd door GS op 15 december 1958;
- paraplu-bestemmingsplan Regeling seksinrichtingen, vastgesteld door de gemeenteraad van Rijswijk op 17 december 2002.
Deze plannen komen, zoals in de Wet ruimtelijke ordening is bepaald, bij inwerkingtreding van de beheersverordening te vervallen.
1.4 Leeswijzer
De toelichting bij de verordening is als volgt opgebouwd:
- in hoofdstuk 2 wordt een beschrijving van het verordeningsgebied gegeven;
- in hoofdstuk 3 zijn de uitgangspunten van de beheersverordening beschreven en wordt een uitleg gegeven aan de regeling die bij deze verordening hoort;
- in hoofdstuk 4 zijn de relevante beleidsstukken samengevat en is beoordeeld in hoeverre de uitgangspunten van deze verordening binnen het geldende beleid passen;
- in hoofdstuk 5 tot slot wordt stilgestaan bij de relevante omgevingsaspecten.
Hoofdstuk 2 Beschrijving Bestaande Situatie
2.1 Beschrijving Van Het Gebied
Golfbaan
Het in 1988 vastgestelde bestemmingsplan Ypenburg-West is grotendeels als ontwikkelingsplan ingezet voor de realisatie van de golfbaan de 'Rijswijkse Golfclub'. De golfbaan bestaat uit 18 holes en wordt door de gebruikers als een mooie en uitdagende baan ervaren. In 2010 is het clubhuis vernieuwd waarmee tevens de parkeerfaciliteiten op het terrein zijn verbeterd en uitgebreid. Op het terrein van de golfbaan zijn verschillende andere functies toegestaan, gelijk aan de mogelijkheden van het bestemmingsplan Ypenburg-West. Restaurant en klein hotel Niven, gelegen aan de Delftweg 58, vallen dan ook onder dezelfde regeling.
Figuur 2.1. Uitzicht over de golfbaan (bron: http://arnoudvantilburg.nl/sport/golf/)
Boerderij, Delftweg 61
Afgezien van de gronden die tot dusverre voor de golfbaan in gebruik zijn genomen, bestond ook de mogelijkheid om de gronden behorende bij de boerderij voor uitbreiding van de baan in te zetten. Tot op heden is deze extra uitbreiding echter niet nodig gebleken of wenselijk geacht. De boerderij is dan ook in zijn oorspronkelijke vorm nog aanwezig, waarbij in de loop van de tijd enige verbreding in functies heeft plaatsgevonden. Hoofdfunctie ter plaatse is overigens de woonfunctie. De aanwezige functies blijven ook onder toepassing van deze beheersverordening toegestaan.
Door GS is aan een deel van de bouwregels voor de boerderij in het voormalige plan goedkeuring onthouden. Dit heeft er in feite toe geleid dat er onbeperkte bouwmogelijkheden zijn ontstaan, hetgeen uiteraard niet de bedoeling is geweest. Uit de huidige situatie blijkt dat van deze bouwmogelijkheden geen gebruik is gemaakt. In deze verordening worden de bouwmogelijkheden zodoende weer teruggebracht naar hetgeen op dit moment is gebouwd, zoals oorspronkelijk bedoeld.
Bedrijventerrein
In het verordeningsgebied komt een bedrijventerrein voor dat kleinschalig is van omvang, maar wel vrij zware bedrijvigheid kent. Op een deel van het terrein is namelijk Uzimet B.V. gevestigd, een bedrijf gespecialiseerd in de productie van lood. De overige bedrijven en bedrijfsactiviteiten op het terrein kennen een lagere milieudruk. Ten opzichte van het vigerende plan zijn de bedrijfsactiviteiten tientallen meters naar het zuiden uitgebreid. Alhoewel deze uitbreiding in eerste instantie in het bestemmingsplan was opgenomen, is aan dit gedeelte later goedkeuring onthouden. Door middel van een aparte vrijstellingsprocedure is de uitbreiding nadien alsnog mogelijk gemaakt. Verdere uitbreiding is niet aan de orde. Ter plaatse van de uitbreiding zijn enkele zelfstandige kantoren gevestigd Het stuk grasland aan de achterzijde van het bedrijventerrein vormt een buffer tussen het terrein en de golfbaan en dient als zodanig behouden te blijven. Eenzelfde buffer wordt gevormd door het stuk grasland tussen de twee woningen aan de zuidzijde en het bedrijventerrein. Ook hier staat behoud van de bufferfunctie voorop. De aanwezige functies blijven ook onder toepassing van deze beheersverordening toegestaan.
Woningen
In het gebied komen een vijftal woningen voor. Een cluster van drie woningen aan de noordzijde, pal tegen de A4 en twee twee-onder-één kapwoningen direct ten zuiden van het bedrijventerrein. Hier spelen geen bijzonderheden.
Openbaar gebied
De randen van het verordeningsgebied bestaan uit openbaar gebied, in de vorm van infrastructuur: water (de Vliet) en wegen (A4 en Delftweg). Op de Delftweg is daarnaast sprake van de openbaarvervoerslijn tram 1.
Alhoewel er op korte termijn geen wijzigingen in het openbaar gebied te verwachten zijn, is het niet wenselijk om enige vorm van dynamiek in de openbare ruimte uit te sluiten. Zo moet het mogelijk blijven om bepaalde functies uit te wisselen, denk aan verbreding en of versmalling van watergangen, stoepen, fietspaden en dergelijke. Conform de standaardregelingen voor het openbare gebied in Rijswijkse bestemmingsplannen, biedt dit plan zodoende enige flexibiliteit aan de inrichting van het openbare gebied.
Leidingen
Het gebied wordt doorkruist door verschillende leidingen. Deze leidingen leggen in bepaalde mate beperkingen op aan de bouw- en gebruiksmogelijkheden in het gebied, vanwege veiligheidsredenen. Zo zijn grondroeringen nabij de leidingen niet zonder meer toegestaan en geldt voor de gasleidingen een zone rondom waarbinnen geen nieuwe kwetsbare objecten zijn toegestaan. 'Nieuwe', omdat in deze zone reeds een cluster van drie woningen aanwezig is. Toename van het aantal wooneenheden is dan ook niet toegestaan en ook bebouwing ten behoeve van de golfbaan is hier uitgesloten voor zover deze als kwetsbaar moeten worden aangemerkt.
2.2 Uitgangspunten Voor Het Gebied
Gelet op de beschrijving van het plangebied in voorgaande paragraaf en de doelstelling van de gemeente om het planologische regime zoveel mogelijk te behouden, zijn de volgende uitgangspunten in deze beheersverordening vertaald:
- golfbaan: behoud van de brede functieopzet uit het bestemmingsplan en de bouwmogelijkheid om maximaal 2% van het terrein te bebouwen.
- bedrijventerrein: behoud bedrijfsactiviteiten in het kader van de productie van lood;Overige bedrijfsactiviteiten toestaan conform VNG bedrijvenlijst (toepassing milieuzonering), inclusief aanwezige zelfstandige kantoren; Behoud van de buffer aan de oost- en zuidzijde van het terrein.
- Boerderij: voortzetting van de planologisch toegestane functies (wonen, agrarisch, recreatie, maatschappelijk). Om ongebreidelde uitbreiding van bebouwing ter plaatse te voorkomen, wordt de bebouwing in zijn huidige omvang vastgelegd.
- woningen: behoud van het aantal woningen (maximaal), aansluiting zoeken bij de erfbebouwingsmogelijkheden zoals deze voortvloeien uit de geldende gemeentelijke standaard.
- openbaar gebied: binnen de grenzen van de wet (met name de Wet geluidhinder) flexibiliteit behouden ten aanzien van de inrichting van het openbaar gebied, zoals groenstroken, waterlopen, fietspaden en dergelijke. Maar ook behoud van nutsvoorzieningen, waaronder het gemaal aan de Zuiderweg.
Hoofdstuk 3 Uitgangspunten En Uitleg Regeling
3.1 Inleiding
In dit hoofdstuk wordt de keuze voor het instrument beheersverordening uiteengezet en een uitleg gegeven bij de planologische regeling.
3.2 Keuze Voor Beheersverordening
De Wet ruimtelijke ordening (Wro) biedt gemeenten de mogelijkheid om in plaats van een bestemmingsplan, een beheersverordening voor een gebied vast te stellen. Een beheersverordening vormt net als het bestemmingsplan het kader waaraan o.a. bouwaanvragen worden getoetst en op basis waarvan de gemeente handhavend kan optreden op het moment dat in strijd met bepalingen uit de verordening wordt gehandeld (denk aan illegale gebruiksvormen of illegale bebouwing).
De Wro heeft een bovengrens gesteld voor gebieden waarvoor de verordening kan worden toegepast. Een beheersverordening vormt namelijk een beheerregeling voor het bestaand gebruik voor een gebied waarin geen ruimtelijke ontwikkelingen zijn voorzien binnen de horizon van de verordening. Onder beheerregeling wordt zowel een regeling voor de daadwerkelijk aanwezige situatie verstaan, als een regeling voor planologische ruimte. Voorgaande betekent dat de beheersverordening kan worden ingezet voor gebieden waar op korte en middellange termijn (circa de komende 10 jaar), geen ontwikkelingen worden verwacht die afbreuk doen aan het bestaande straat- en functiebeeld van het betreffende gebied. Naast de bestaande situatie, kan de beheersverordening ook voorzien in planologische ruimte, zolang hiermee geen ruimtelijke ontwikkeling ontstaat.
Gelet op de typering van het plangebied, de beleidsuitgangspunten voor dit gebied en de daarmee samenhangende mogelijkheden die voor dit gebied blijven bestaan (zoals beschreven in hoofdstuk 2), is er sprake van beheer van de bestaande situatie. De beheersverordening is om die reden een geschikt instrument voor dit gebied.
3.3 Uitleg Van De Regeling
3.3.1 Uitgangspunten regeling
De beheersverordening is gebaseerd op de volgende uitgangspunten:
- beheer van de bestaande legale situatie (gebruik en bouwen);
- (in principe) het behoud van de planologische ruimte zoals deze in de geldende plannen is opgenomen en de in de tussentijd verleende vrijstellingen/afwijkingen;
- actualisatie van het regiem aan de hand van het gemeentelijk handboek.
3.3.2 Beheer bestaande situatie
Deze verordening staat toe dat de bestaande legale situatie (bouw- en gebruiksmogelijkheden) wordt voortgezet. Dit is bepaald in artikel 3 van de regels. Door middel van verschillende bronnen is deze bestaande legale situatie kenbaar:
- luchtfoto (april 2012);
- kaart met functies;
- inventarisatie van de bouwhoogtes;
- locatie bebouwing;
- archief omgevings- en bouwvergunningen en andere ruimtelijke besluiten (zoals voormalige vrijstellingen en ontheffingen).
Luchtfoto
Aan de hand van de luchtfoto zijn verschillende waarnemingen mogelijk (zie bijlage 1). Dit betreft onder meer de locatie van de bebouwing, tuinen, de openbare ruimtes, etc. Ook kan voor een deel uit de luchtfoto worden opgemaakt welke functies in het verordeningsgebied voorkomen. Dit geldt met name voor de openbare ruimte (openbaar groen, wegen, water), maar ook voor erven, agrarische gronden en de golfbaan.
Functiekaart
In bijlage 2 is een figuur opgenomen waarin per adres is weergegeven welke functie op dat betreffende adres wordt uitgeoefend (wonen, bedrijf, maatschappelijk, etc.). Dit betreffen de gegevens uit de gemeentelijke Basisregistratie Adressen en Gebouwen (BAG), waarbij aanpassing plaatsvindt (en al heeft plaatsgevonden aan de hand van een veldinventarisatie), voor zover deze gegevens niet overeenkomen met de huidige situatie. De BAG geeft het vergunde gebruik aan.
Inventarisatie bouwhoogte
De bouwhoogten zijn geïnventariseerd. In bijlage 3 is de kaart opgenomen waarin de bestaande goot- en bouwhoogtes zijn weergegeven.
Locatie bebouwing
De BAG bevat de gemeentelijke basisgegevens van alle adressen, verblijfsobjecten en gebouwen. Het geeft inzicht in de locatie van de gebouwen. Daarnaast benoemt de BAG ook het gebruiksoppervlak van het betreffende object en de gebruiksdoelen.
De BAG is via de BAG-viewer voor een ieder raadpleegbaar. Voor de toepassing van de BAG voor deze verordening, zijn de gegevens van de BAG op de datum van vaststelling van de verordening 'vastgezet'. Op die manier kan waar nodig worden teruggegrepen op de 'bestaande situatie', zoals opgenomen in de BAG op moment van vaststelling van deze beheersverordening.
Archief vergunningen
Door middel van het gemeentelijk archief met verleende omgevingsvergunningen is per geval de bestaande situatie inzichtelijk.
3.3.3 Behoud planologische situatie (artikel 4 t/m 9)
Het behoud van de planologische ruimte vormt een belangrijk aspect in deze verordening. Om de planologische ruimte uit de vigerende plannen in deze verordening over te nemen, heeft een vergelijking plaatsgevonden tussen de bestaande situatie en het planologische regiem. Hieruit is gebleken dat ten opzichte van de bestaande situatie planologische ruimte aanwezig is (zowel voor wat betreft gebruik, als voor wat betreft bouwen). Deze planologische ruimte is op het kaartbeeld en/of in de regels vertaald. Op het kaartbeeld zijn hiertoe verschillende vlakken opgenomen, die in de meeste gevallen gelijk zijn aan de bestemmingen uit het voormalige bestemmingsplan. Voor zover de bestaande situatie van het voormalige bestemmingsplan afwijkt, door bijvoorbeeld verleende vrijstellingen, heeft een aanpassing van het kaartbeeld plaatsgevonden. Dit blijkt bijvoorbeeld uit onderstaand figuur voor de locatie van het bedrijventerrein. In de regeling is vervolgens een tabel opgenomen waaruit duidelijk wordt welke regels aan de verschillende vlakken zijn gekoppeld.
![]() | ![]() |
Figuur 3.1. links: bestemmingsplan Ypenburg-West, rechts: beheersverordening Kraayenburg
Vlakken op de kaart (artikel 4.1.1)
De op de kaart weergegeven vlakken corresponderen met de tabel in artikel 4.1.1. In de tabel is per vlak bepaald welke gebruiksmogelijkheden gelden, wat niet is toegestaan en welke bouwmogelijkheden er zijn. In de laatste kolom is weergegeven of er afwijkingsmogelijkheden voor een bepaald gebied gelden.
Voor zover geen sprake is van vlakken op de kaart, gelden er geen extra bouwmogelijkheden voor hoofdgebouwen. De afmetingen en locaties van de aanwezige bebouwing vormen hier de kaders van de maximale bouwmogelijkheden. Wel gelden in deze gevallen de aanvullende regels van onder andere de erfbebouwing, overige bouwwerken, zoals erfafscheidingen en bebouwing in de openbare ruimte.
Overige aanvullende regels (4.1.2 t/m 4.2.8)
Afgezien van de mogelijkheden die in de tabel zijn opgenomen in artikel 4.1.1 gelden verschillende aanvullende regels. Enerzijds vloeien deze regels voort uit de wens om de regeling te laten aansluiten bij de gemeentelijke standaard voor bestemmingsplannen:
- beroep aan huis;
- afwijking voor bedrijf aan huis;
- afwijking voor mantelzorg;
- afwijking voor dakterras;
- erfbebouwing, hoogteregeling voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- afwegingskader voor afwijkingsbesluiten;
- dynamiek van de openbare ruimte.
Anderzijds vloeien deze regels voort uit de planologische ruimte die het voormalige bestemmingsplan bood:
- afwijking voor kantoor;
- afwijking voor vergroting van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, op het bedrijventerrein.
Openbare ruimte (artikel 4.1.4)
Deze verordening beoogt de aanwezige dynamiek in de openbare ruimte te behouden. Zo moet het mogelijk blijven om bepaalde functies uit te wisselen, denk aan verbreding en/of versmalling van watergangen, groenstroken, stoepen, fietspaden en dergelijke. Om dit te bewerkstelligen is een regeling opgenomen die aansluit bij de regelingen voor openbaar gebied, zoals deze gewoonlijk in bestemmingsplannen wordt opgenomen.
In de regeling is expliciet bepaald dat het niet is toegestaan om de wegen zodanig te wijzigen dat hierdoor een reconstructie van de weg ontstaat zoals bedoeld in de Wet geluidhinder.
Leidingen (artikel 5, 6 en 7)
De belemmeringen die voortvloeien uit de gasleiding, hoogspanningsverbinding en rioolleiding die in het plangebied voorkomen zijn per leiding in een vlak en bijbehorend artikel geregeld. Binnen een bepaalde afstand van deze leidingen/verbinding is het in principe niet toegestaan bouwwerken op te richten of andere grondbewerkingen te verrichten (slechts na een omgevingsvergunning voor afwijken van de verordening of een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden). In de regels is bepaald dat de hartlijn van de leiding niet mag worden verplaatst en dat -afhankelijk van type leiding- de druk/diameter/spanning niet mag worden gewijzigd.
Archeologie (artikel 8)
In het verordeningsgebied is sprake van een kans op archeologische sporen. Conform de beleidskaart van de gemeente zijn de archeologische verwachtingswaarden vertaald in een beschermingsregime. Door te bepalen dat zowel bouwen als het uitvoeren van werkzaamheden niet zonder meer zijn toegestaan, worden de waarden beschermd.
Bouwen is slechts toegestaan indien de werkzaamheden ofwel niet dieper reiken dan 30 centimeter, of een kleiner oppervlak beslaan dan 100 m². Voor andere werkzaamheden is een omgevingsvergunning voor afwijken van de verordening benodigd, waarbij door middel van een archeologisch rapport moet worden aangetoond dat ofwel geen waarden aanwezig zijn, ofwel de aanwezige waarden niet worden aangetast of op een andere wijze kunnen worden geborgd. Op één locatie geldt een strengere regeling (binnen het vlak archeologie 1). Hier geldt dat voor alle werkzaamheden die dieper reiken dan 0,5 m (dus ongeacht het oppervlak), dat een omgevingsvergunning is benodigd.
Voor het uitvoeren van werkzaamheden geldt een uitvoeringsverbod. Dit betekent dat voor verschillende werkzaamheden een omgevingsvergunning is vereist alvorens tot deze werkzaamheden kan worden overgegaan.
Waterkering (artikel 9)
Ter bescherming van de belangen van de waterkering is langs de Vliet een vlak Waterstaat - Waterkering opgenomen. Hieraan is de regeling verbonden dat in die zone pas bebouwing is toegestaan nadat een omgevingsvergunning is verleend, waarbij de waterbeheerder om advies is gevraagd.
3.3.4 Algemene regels (hoofdstuk 3)
Anti-dubbeltelbepaling (artikel 10)
De anti-dubbeltelbepaling wordt opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens de beheersverordening bepaalde bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein niet nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.
Algemene bouwregels (artikel 11)
In dit artikel zijn regels opgenomen ten aanzien van aan te houden parkeernormen, mogelijkheden voor overschrijding van vlakgrenzen ten behoeve van (ondergeschikte) bouwdelen en ondergronds bouwen.
Algemene gebruiksregels (artikel 12)
Verschillende gebruiksvormen die mogelijkerwijs wel onder het bestaande of toegestane gebruik zouden kunnen worden begrepen, maar die absoluut niet gewenst zijn, worden in dit artikel opgesomd als niet-toegestane gebruiksvormen. Dit betreft bijvoorbeeld het oprichten van een seksinrichting, het in algemene zin gebruiken van gronden voor opslag van bagger, puin en verblijfsmiddelen. Daarnaast is expliciet bepaald welke gebruiksvormen niet als strijdig worden beoordeeld, zoals de opslag in het kader van de bedrijfsvoering.
Algemene afwijkingsregels (artikel 13)
Om enige flexibiliteit binnen de marges van de verordening te creëren ten aanzien van bouwwerken, kent de verordening net als het huidige planologische regime, algemene afwijkingsregels. Dit betekent dat een verruiming van bouwmogelijkheden tot 10% kan plaatsvinden, nadat hiervoor een vergunning is verleend. Ook is afwijking mogelijk ten behoeve van evenementen, overschrijding van vlakgrenzen en bouw van nutsvoorzieningen.
Overige regels (artikel 14)
Werking wettelijke regelingen
In een aantal gevallen wordt in deze verordening verwezen naar een (andere) wettelijke regeling, begrip en/of functie uit die andere regeling. De van toepassing verklaarde wettelijke regeling geldt zoals deze luidt op het moment van de vaststelling van de verordening. Wijziging van de wettelijke regeling na de vaststelling zou anders een wijziging van de verordening met zich mee kunnen brengen, zonder dat hiertoe is besloten door de gemeenteraad.
Overgangsrechtelijke situatie
Nu deze verordening via de regeling voor bestaand gebruik en bestaande bouwwerken al het legale gebruik en alle legale bouwwerken toestaat, is een overgangsrechtelijke regeling niet noodzakelijk.
Slotbepalingen
In de laatste twee artikelen van de verordening is bepaald dat deze verordening in werking treedt de dag nadat het raadsbesluit is bekend gemaakt en is bepaald dat naar deze verordening kan worden verwezen onder de naam 'Beheersverordening Kraayenburg'.
Hoofdstuk 4 Beleidsaspecten
4.1 Inleiding
In het kader van deze beheersverordening is getoetst welke beleidstukken op rijks-, provinciaal en gemeentelijk niveau relevant zijn. Gelet op de uitgangspunten van deze beheersverordening – voortzetting van de bestaande situatie, inclusief de planologische mogelijkheden – is met name stilgestaan bij beleid dat eventuele consequenties voor de beheersverordening kan of dient te hebben. Omdat de beheersverordening ziet op het beheer van de bestaande situaties is een uitgebreidere toetsing niet noodzakelijk. De conclusie is dat deze beleidsaspecten de totstandkoming van de beheersverordening niet in de weg staan.
4.2 Rijksbeleid
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (2011/2012)
Het besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) bevat met name opdrachten aan de provincie om bepaalde onderwerpen nader uit te werken. Daarnaast bevat het regels waaraan bestemmingsplannen en beheersverordeningen moeten voldoen.
Het Barro bevat geen bepalingen die een specifieke opdracht betekenen voor het gebied van de golfbaan en directe omgeving. Het radarverstoringsgebied (max. 113 m) waarbinnen het gebied is gelegen is niet van invloed op de beheersverordening, nu de bestaande bebouwing in het gebied ver onder deze maat ligt (maximaal 2 a 3 bouwlagen en een mast van 25 m) en de verordening (ook na eventuele afwijking) geen grotere bouwhoogte toestaat. Het reserveringsgebied uitbreiding hoofdwegen (A4 en A13) is direct buiten het verordeningsgebied gelegen. In deze verordening hoeft om de reden hiervoor geen specifieke regeling te worden opgenomen.
Figuur 4.1. Barro: reserveringsgebied uitbreiding hoofdwegen, worden als zodanig in plannen aangewezen.
4.3 Provinciaal Beleid
Visie op Zuid-Holland, verordening ruimte, provincie Zuid-Holland
In de provinciale Verordening Ruimte worden beperkingen aan bestemmingsplannen en beheersverordeningen gesteld, voor zover het onderwerpen betreffen die een provinciaal belang raken. In onderhavig gebied moeten de volgende zaken worden bekeken:
- bebouwingscontour;
- EHS;
- waterkering.
Het verordeningsgebied is binnen de provinciale bebouwingscontour gelegen. Binnen deze contour kan de gemeente naar eigen inzicht bepalen op welke wijze zij de bebouwing vorm geeft. In en net buiten de gemeentegrens zijn enkele gebieden als ecologische hoofdstructuur aangewezen. Deze EHS gebieden zijn niet in het verordeningsgebied gelegen noch grenzen aan het gebied en hebben om die reden geen consequenties voor deze verordening. De kade langs de Delftweg is aangewezen als waterkering die in de verordening moet worden beschermd. Dit betekent dat bebouwing in principe pas na instemming met de beheerder van de waterkering is toegestaan. De regeling in deze verordening voldoet aan dit vereiste.
De actualisering van de verordening ruimte (actualisering 2012) die op 30 januari 2013 is vastgesteld, leidt tot de volgende aanvullende vereisten:
- windenergie;
- archeologie;
- vaarwater.
Het gebied rondom het knooppunt Ypenburg en de gronden langs de A13 zijn aangewezen als zoekgebied windenergie. Dit betekent dat op deze locaties het in de toekomst kan worden toegestaan om windturbines met een vermogen van meer dan 30 kV te plaatsen. Vooralsnog is van dergelijke ontwikkelingen geen sprake. Deze aanwijzing leidt niet tot specifieke regelingen in de verordening. Verder komt in het verordeningsgebied één gebied voor waar sprake is van zeer hoge archeologische waarden, vanwege nog aanwezige middeleeuwse strokenverkaveling. Deze waarden moeten in de verordening worden beschermd. Deze bescherming is door middel van een onderzoeksplicht in deze verordening vormgegeven.
Figuur 4.2. Het paarse vlak heeft conform het Barro cultuurhistorische waarden.
Verder is de Vliet aangewezen als provinciaal vaarwater en dienen de zichtlijnen voor de scheepvaart en de bedienings- en begeleidingsobjecten te worden geborgd. Hiertoe is langs de Vliet een vlak 'vrijwaringszone' en 'oeverstrook' opgenomen.
4.4 Gemeentelijk Beleid
Groenbeleidsplan (2010)
Het Groenbeleidsplan vormt het groene toetsingskader bij ontwikkelingen in de gemeente en geeft richting aan het denken over groen, prioritering bij uitvoering en keuzes in groenbeheer. De nota is onderverdeeld in de volgende onderwerpen:
- bomenstructuur
- natuurstructuur
- recreatiestructuur
- groenstructuur
Per deelthema zijn speerpunten geformuleerd, waaronder invulling van ontbrekende schakels in rasters, opheffen van de barrièrewerking, groen op daken en aan gevels op bedrijventerreinen stimuleren, natuurbeleving in wijken vergroten, etc.
Deze verordening is er niet op gericht deze speerpunten te verwezenlijken, daar is deze verordening ook niet voor bedoeld. Daarentegen staat de verordening niet in de weg aan de realisatie van deze speerpunten.
Structuurvisie Mobiliteit 2011
Deze structuurvisie vormt zowel voor nieuwe ontwikkelingen in de gemeente een rol als voor behoud en versterking van het huidige verkeerssysteem. Behoud en verbetering zijn thema's die voor deze verordening relevant zijn. In het verordeningsgebied zijn geen knelpunten aanwezig en zijn in de Structuurvisie Mobiliteit geen specifieke opgaven of wensen geformuleerd die vertaling behoeven in deze verordening. Voortzetting van de bestaande situatie past binnen het geldende beleid.
Nota Parkeernormen 2011
De parkeernota deelt de gemeente in in verschillende functiezones. Per zone geldt een parkeernorm. Zo is er een norm voor winkel/werkzones en een norm voor woonzones. Deze norm wordt zowel proactief bij bouwplannen en functiewijzigingen, als reactief bij handhaving gebruikt. In het gebied spelen geen parkeerproblemen. Bij de verschillende voorkomende functies is voorzien in voldoende parkeergelegenheid.
Milieubeleidsplan 2012
In dit plan wordt uitgesproken dat het wenselijk is om voor de aspecten lucht, geluid en externe veiligheid een ambitieniveau vast te stellen. Knelpunten worden waar mogelijk aangepakt. Uit de geluidskaart blijkt dat de geluidsbelasting op het gebied redelijk hoog tot hoog is. Dat betekent dat nieuwe geluidsgevoelige functies niet zonder meer mogelijk zijn. De beheersverordening voldoet hieraan door enkel nieuwe geluidsgevoelige functies toe te staan indien wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde of eventuele hogere waarde besluiten.
Voor het aspect luchtkwaliteit is het regionale beleid zoals neergelegd in het NSL voor de golfbaan en omgeving bepalend. De maatregelen die op basis van het regionale beleid worden genomen, zorgen ervoor dat aan de gestelde doelen (op termijn) wordt voldaan. Resultaten en maatregelen uit het regionaal programma worden door de gemeente gemonitord.
Op het gebied van externe veiligheid volgt uit het milieubeleidsplan dat circa twee derde van het oppervlak van de gemeente binnen het invloedsgebied van een EV relevante installatie of voorziening ligt. In en rondom het verordeningsgebied is sprake van verschillende invloedsgebieden. In hoofdstuk 5 wordt bij deze aspecten stilgestaan.
Economische Visie 2010-2018
Hoe kan Rijswijk haar sterke economische positie behouden en versterken? Dat is de hoofdvraag van de economische visie. Hiertoe bevat de visie een stappenplan voor o.a. de voornaamste winkelcentra en andere bedrijvigheid op haar gemeentegrond. Een visie voor het bedrijventerrein langs de Delftweg is niet opgesteld. Dit staat er uiteraard niet aan in de weg dat de gemeente bereid is met initiatiefnemers in overleg te treden. Op dit moment zijn er geen initiatieven bekend. Voortzetting van de bestaande planologische situatie is dan ook in overeenstemming met de Economische Visie.
Waterplan 2008
Het verordeningsgebied grenst aan de westzijde aan De Delftsche Vliet. Voor het gedeelte van de Hoge Broekpolder waarbinnen deelgebied Kraayenburg is gelegen gelden geen extra eisen ten aanzien van de waterbergingsopgave, aangezien hier geen ontwikkelingen zijn voorzien. De in het verleden aanwezige knelpunten in de waterkwantiteit zijn o.a. opgelost door de vergroting van de capaciteit van het gemaal van de Hoge Broekpolder.
Woonvisie 2007
In de gebiedsgerichte uitwerking van de woonvisie maakt het deelgebied Kraayenburg deel uit van de woonmilieu-indeling 'landelijk-stedelijk'. Dit woonmilieu wordt gekenmerkt door een veelheid aan verschillende functies en weinig woningen. Voor het gebied van de golfbaan en omgeving zijn geen plannen aanwezig voor woningbouw. De bestaande situatie (met slechts enkele woningen) volstaat.
Paraplubestemmingsplan Regeling seksinrichtingen
De gemeente heeft in het paraplu-bestemmingsplan Regeling seksinrichtingen het bestaande aantal seksinrichtingen in de gemeente vastgelegd. In dit verordeningsgebied komen dergelijke inrichtingen niet voor. Aangezien het gemeentelijk beleid erop gericht is om uitsluitend het maximum aantal seksinrichtingen vast te leggen en vrijheid biedt ten aanzien van de locatie, zal bij een concrete aanvraag voor vestiging van een seksinrichting in dit verordeningsgebied een beoordeling aan de hand van het kader uit het parapluplan plaatsvinden.
Hoofdstuk 5 Omgevingsaspecten
5.1 Inleiding
In dit hoofdstuk wordt beschreven op welke wijze rekening is gehouden met de in en rond het verordeningsgebied voorkomende relevante omgevingsaspecten. Gelet op het beheersmatige beleid dat de gemeente voor het verordeningsgebied voert en naar aanleiding van de scan zoals in de volgende paragraaf beschreven, is geconstateerd dat de omgevingsaspecten geen aanleiding vormen om dit beleid te wijzigen.
5.2 Scan Omgevingsaspecten
Omdat deze beheersverordening enkel de bestaande planologische situatie voortzet, is de onderzoeksopgave van beperkte omvang. Gezien de aard en begrenzing van het verordeningsgebied, de in het gebied voorkomende functies en de in de omgeving voorkomende functies, in combinatie met het feit dat geen ruimtelijke ontwikkelingen worden mogelijk gemaakt ten opzichte van het geldende planologische regime, behoeven de volgende aspecten geen nadere aandacht:
- luchtkwaliteit;
- bodemkwaliteit;
- verkeers- en spoorweglawaai;
- straalpaden;
- verkeerssituatie;
- industrielawaai (er is geen zone industrielawaai over het gebied gelegen);
- ecologie, flora en fauna en natuurbescherming.
Verder is gebleken dat de volgende aspecten wel enige aandacht behoeven:
- archeologie;
- externe veiligheid;
- milieuzonering bedrijvigheid;
- water.
Deze aspecten worden in de volgende paragrafen behandeld.
5.3 Archeologie
De gemeente Rijswijk heeft de archeologische waarden op haar grondgebied in beeld gebracht. Hierbij is een onderscheid gemaakt in twee periodes, de Romeins en laat Middeleeuwen en Neolithicum, Brons- en IJzertijd. Onderstaand is weergegeven welke waarden in het verordeningsgebied voor de eerstbenoemde tijd voorkomen. Voor vrijwel alle periodes is sprake van een middelhoge tot hoge verwachtingswaarde, met uitzondering van voor de Brons- en Ijzertijd, waar een lage verwachtingswaarde voor geldt. Om deze waarden te beschermen is in de verordening een beschermende regeling opgenomen die ertoe leidt dat bij bodemwerkzaamheden vanaf een bepaalde omvang of vanaf een bepaalde diepte eerst archeologisch onderzoek dient plaats te vinden, voordat die werkzaamheden mogen worden uitgevoerd.
Voor vlak 6 in figuur 5.1 is in deze verordening een strengere regeling opgenomen dan voor de overige gronden. Op deze locatie is sprake van een woonplaats uit de Late Middeleeuwen waar later ook het hoofdgebouw van de buitenplaats Krayenburch stond.
![]() | ![]() |
Figuur 5.1 Uitsnede Archeologische verwachtingskaart - Romeins en Late Middeleeuwen
5.4 Externe Veiligheid
Binnen het verordeningsgebied en in de omgeving zijn verschillende risicobronnen aanwezig. In dat kader is ter voorbereidng van deze verordening overleg gevoerd met de Gasunie en de Veiligheidsregio Haaglanden (zie bijlagen 5 en 6). De risicobronnen betreffen zowel het transport van gevaarlijke stoffen als risicovolle inrichtingen:
- 1. Over de A13 ten oosten van het verordeningsgebied en de A4 aan de noordzijde vindt transport van gevaarlijke stoffen plaats. Op grond van het Basisnet dient langs de A13 rekening te worden gehouden met een veiligheidsafstand van 17 meter, een plasbrandaandachtsgebied van 30 meter en een invloedsgebied van meer dan 4.000 m. Er is binnen het verordeningsgebied geen sprake van bebouwing binnen de veiligheidsafstand en het plasbrandaandachtsgebied. Langs de A4 is ter hoogte van het verordeningsgebied geen veiligheidsafstand. Wel is sprake van een plasbrandaandachtsgebied van 30 m en een invloedsgebied van 880 m. Binnen het plasbrandaandachtsgebied is geen bebouwing gelegen.
- 2. Binnen het plangebied is aan de noorzijde een hoofdaardgastransportleiding aanwezig. Ten zuiden van het plangebied, net buiten het plangebied is ook een hoofdaardgastransportleiding gelegen. Er is geen sprake van een PR 10-6 contour buiten de leidingen. Gezien de relatief lage personendichtheden in de zones langs de leidingen wordt ruimschoots voldaan aan de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico. Bestaande bebouwing binnen deze veiligheidszone vormt geen knelpunt.
- 3. Ten westen van het plangebied is de inrichting TNO-MPL gelegen. De risicocontouren van deze inrichting, waarbinnen geen nieuwe bebouwing is toegestaan, reiken niet tot over het plangebied. Deze inrichting is dan ook niet van belang voor voorliggende verordening.
- 4. 1.400 m ten zuidwesten van het plangebied is de inrichting DSM Gist B.V. gelegen. De PR 10-6 risicocontour reikt niet tot het verordeningsgebied. Het invloedsgebied van deze inrichting is 1.500 m. Een deel van het verordeningsgebied ligt dan ook binnen het invloedsgebied van DSM. Uit onderzoek naar de externe veiligheid van DSM blijkt dat alleen ontwikkelingen binnen de 10-7 contour van DSM Gist B.V. het groepsrisico zichtbaar doet toenemen. Het plangebied ligt buiten deze contour. Deze inrichting is dan ook niet van belang voor voorliggende verordening.
In de beheersverordening worden de huidige activiteiten vastgelegd. Er worden geen nieuwe concrete ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Ten gevolge van dit plan zal het GR van de verschillende risicovolle objecten dan ook niet toenemen. Wel is een verantwoording van het GR noodzakelijk.
Verantwoording groepsrisico
Hierboven is reeds vermeld dat delen van het plangebied binnen de invloedsgebieden van een risicovolle inrichting, wegen en leidingen liggen. Aangezien de vaststelling van de verordening niet tot een toename van het GR leidt, kan worden volstaan met een beperkte verantwoording van het GR, waarin aandacht wordt besteed aan zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid en bereikbaarheid voor hulpdiensten. Over deze aspecten is advies gevraagd aan de Veiligheidsregio Haaglanden.
Scenariobeschrijving
Naast de 'dagelijkse incidenten' die zich binnen of nabij het plangebied voor kunnen doen, zoals brand, wateroverlast of een aanrijding, gelden de volgende maatgevende scenario's.
Maatgevend scenario rijkswegen A4 en A13
Het maatgevend scenario bij de rijkswegen is een zogenaamde koude BLEVE als gevolg van een ongeluk met een LPG-tankauto. Door een mechanische beschadiging stroomt al het gas in zeer korte tijd uit de tankauto en vormt een gaswolk. In geval van een directe ontsteking resulteert dit in een grote vuurbal. Tot op 325 m kunnen er dodelijke slachtoffers vallen.
Maatgevend scenario aardgasleiding
Grondroeren, het verrichten van grondwerkzaamheden door derden in de nabijheid van deze leiding, is de voornaamste risicofactor. Door breuk of beschadiging van de leiding vindt uitstroming van gas onder hoge druk plaats. Directe ontsteking van het ontsnapte gas bij een breuk resulteert in een fakkelbrand van enkele honderden meters. Deze geeft zoveel warmtestraling af dat alle aanwezigen in een strook van 160 meter aan weerszijden van de leiding overlijden (gebied van 100% lethaliteit), tot op 380 m kunnen er dodelijke slachtoffers vallen.
Maatregelen
In het advies geeft de Veiligheidsregio Haaglanden enkele maatregelen die binnen het plangebied kunnen worden genomen om de risico's te beperken. Het gaat hierbij om:
- het plaatsen van technische voorzieningen, zodat de ventilatie met een eenvoudige handeling kan worden uitgeschakeld;
- het voorbereiden van het personeel en/of de BHV-organisatie, van alle bedrijfsbestemmingen binnen het plangebied waar personeelsleden en/of bezoekers aanwezig zijn, op eventuele calamiteiten met gevaarlijke stoffen;
- het ervoor zorgen dat mensen veilig kunnen vluchten door een vluchtweg vanuit objecten te realiseren via de gevel aan de afgekeerde zijde van de risicobronnen;
- het adviseren van bewoners, personeelsleden en vaste bezoekers binnen het plangebied over de verschillende risicobronnen, de risico's en gevaren, de wijze van alarmeren en de wenselijke manier van reageren tijdens een incident;
- het ervoor zorgen dat de toegankelijkheid, opstelplaatsen en bluswatervoorzieningen voor het plangebied voldoende zijn.
Omdat in de beheersverordening geen ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt, kunnen veel van de genoemde maatregelen niet worden doorgevoerd. Omdat het groepsrisico binnen het plangebied relatief laag is, het groepsrisico niet toeneemt als gevolg van deze verordening en omdat uit het advies van de Veiligheidsregio blijkt dat de bereikbaarheid voor de hulpdiensten en de bestrijdbaarheid van incidenten binnen het plangebied voldoende is, wordt het groepsrisico acceptabel geacht. Ook worden door vaststelling van deze verordening de mogelijkheden tot rampenbestrijding of zelfredzaamheid niet nadelig beïnvloed.
Conclusie
Op basis van het voorgaande wordt geconcludeerd dat er uit het oogpunt van externe veiligheid geen belemmeringen zijn voor de vaststelling van de beheersverordening.
5.5 Milieuzonering Bedrijvigheid
In het verordeningsgebied komt een klein bedrijventerrein voor. Om milieuhinder ter plaatse van gevoelige bestemmingen in de omgeving te voorkomen, is voor dit bedrijventerrein een milieuzonering uitgewerkt. De milieuzonering is gekoppeld aan een Staat van Bedrijfsactiviteiten. Dit is een lijst waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. De milieuzonering en de gebruikte Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn gebaseerd op de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (herziene uitgave 2009). Voor een nadere toelichting op de aanpak van de milieuzonering met behulp van de Staat van Bedrijfsactiviteiten wordt verwezen naar bijlage 2 van de regels.
De milieuzonering wijkt in enige mate af van de zonering zoals deze is opgenomen in het thans vigerende bestemmingsplan, vanwege een meer op de omgeving toegesneden zonering. In de milieuzonering is namelijk rekening gehouden met de woning bij de boerderij direct ten noorden van het bedrijventerrein en de burgerwoningen ten zuiden van het terrein en aan de overzijde van het kanaal. Het verordeningsgebied en de omgeving kunnen worden gekarakteriseerd als een gemengd gebied. Uit jurisprudentie en de voorgenoemde VNG-publicatie blijkt dat in het geval van een gemengd gebied de richtafstanden met één afstandsstap kunnen worden verkleind. De milieuzonering is vastgelegd op de kaart. De algemene toelaatbaarheid loopt op tot maximaal categorie 4.1 in het middengebied (> 100 meter van de omliggende woningen).
Op een deel van het terrein is Uzimet B.V. gevestigd, een bedrijf gespecialiseerd in de productie van lood. Dit bedrijf valt in categorie 5 en daarmee niet binnen de algemene toelaatbaarheid. Voor de bestaande bedrijfsactiviteiten op het bedrijventerrein is een passende regeling opgenomen. Daarnaast is nog kleinschaligere en lichtere bedrijvigheid aanwezig.
Uzimet B.V. beschikt over een geurcontour. Om ervoor te zorgen dat binnen deze contour geen geurgevoelige objecten worden opgericht of in gebruik genomen, is deze contour op de verbeelding weergegeven en is expliciet bepaald dat nieuwe geurgevoelige objecten daarbinnen niet zijn toegestaan.
Met de gehanteerde milieuzonering wordt zorg gedragen voor een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van de omliggende woningen. De bestaande bedrijven worden niet in hun bestaande bedrijfsvoering beperkt. Activiteiten die rechtsgeldig worden uitgevoerd, kunnen onder de werking van deze beheersverordening worden voortgezet. Nieuwe activiteiten daarentegen worden aan de aangepaste milieuzonering getoetst.
5.6 Water
Huidige situatie
Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het Hoogheemraadschap van Delfland, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Het Hoogheemraadschap is bij de voorbereiding van deze verordening betrokken, zie bijlage 4.
Volgens de Bodemkaart van Nederland bestaat de bodem ter plaatse uit zeekleigrond. Er is sprake van grondwatertrap IIIb. Dat wil zeggen dat de gemiddelde hoogste grondwaterstand varieert tussen 0,25 en 0,4 m beneden maaiveld en dat de gemiddelde laagste grondwaterstand varieert tussen 0,8 en 1,2 m beneden maaiveld. Binnen het plangebied zijn verschillende secundaire polderwatergangen gelegen. Ten westen van het plangebied is daarnaast de primaire watergang Delftsche Vliet gelegen. Conform het advies van het Hoogheemraadschap is voor deze watergang het vlak 'Water' opgenomen. Tevens is binnen het plangebied een primaire watergang gelegen. De watergangen gelegen binnen het plangebied behoren niet tot de Kaderrichtlijn Water (KRW)-lichamen. De Delftsche Vliet is daarentegen wel een KRW-lichaam. De Europese KRW-richtlijn moet ervoor zorgen dat het oppervlakte- en grondwater vanaf 2015 van een goede kwaliteit is en dat ecologische doelen behaald worden. Het Hoogheemraadschap van Delfland heeft doelen en maatregelen geformuleerd die nodig zijn om een goede waterkwaliteit te kunnen garanderen.
Langs de Delftsche Vliet een regionale waterkering gelegen. Delen van het plangebied liggen dan ook binnen de kern-/beschermingszone van deze kering. Het gebied is aangesloten op een gemengd rioleringsstelsel. Aan de zuidzijde van het verordeningsgebied is een rioolpersleiding gelegen en een gemaal. Voor de leiding geldt een belemmeringenstrok van 5 m aan weerszijden van de leiding. De werking van het gemaal is geborgd binnen de regeling voor het openbaar gebied, waarbinnen onder andere nutsvoorzieningen zijn toegestaan.
Toekomstige situatie
Voor het plangebied wordt een beheersverordening opgesteld. Deze beheersverordening maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Omdat er geen nieuwe ontwikkelingen worden mogelijk gemaakt zijn er weinig mogelijkheden om het watersysteem en -beheer te verbeteren.
Conform de nieuwe Handreiking watertoets voor gemeenten van het Hoogheemraadschap van Delfland (2012) geldt als richtlijn voor het watersysteem het 'standstill beginsel'. Dit betekent dat als in de toekomst ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden, de ontwikkelingen niet mogen leiden tot een verslechtering van de waterhuishoudkundige situatie. Dit betekent bijvoorbeeld dat de waterhuishouding kan worden verbeterd door het afkoppelen van schoon verhard oppervlak, hiermee wordt voorkomen dat schoon hemelwater wordt afgevoerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie. Dit betekent ook dat voldoende oppervlaktewater aanwezig moet zijn en toename van het verharde oppervlak en/of dempingen binnen het gebied moeten worden gecompenseerd. Ook combinaties met andere functies zoals groen en recreatie liggen voor de hand. Door de aanleg van natuurvriendelijke en ecologische oevers wordt bijvoorbeeld meer waterberging gerealiseerd. Daarnaast is het van belang om bij eventuele ontwikkeling diffuse verontreinigingen te voorkomen door het gebruik van duurzame, niet-uitloogbare materialen (geen zink, lood, koper en PAK's-houdende materialen), zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase.
De vaststelling van de beheersverordening heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse.
Bijlage 1 Staat Van Horeca-activiteiten
Bijlage 1 Staat van Horeca-activiteiten
Bijlage 2 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 2 Staat van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 1 Luchtfoto
Bijlage 2 Functiekaart
Bijlage 3 Hoogtekaart
Bijlage 4 Overlegreactie Hoogheemraadschap
Bijlage 4 Overlegreactie Hoogheemraadschap
Bijlage 5 Overlegreactie Gasunie
Bijlage 5 Overlegreactie Gasunie