KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Toepassingsgebied
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bestemmingsplannen Vervangen Parkeerregel
Artikel 4 Bestemmingsplannen Toevoegen Parkeerregel
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 5 Algemene Gebruiksregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 6 Overgangsrecht
Artikel 7 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doelstelling
1.2 Ligging Plangebied En Geldende Bestemmingsplannen
1.3 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Beleidskader
2.1 Gewijzigde Wetgeving
2.2 Rijksbeleid
2.3 Provinciaal Beleid
2.4 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 3 Juridische Aspecten
3.1 Algemene Juridische Opzet
3.2 Overige Bepalingen
Hoofdstuk 4 Uitvoerbaarheid
4.1 Economische Uitvoerbaarheid
4.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Bijlagen Bij De Toelichting
Bijlage 1 Overzicht Vigerende Bestemmingsplannen
Bijlage 2 Parkeernormen En Mobiliteitsmanagement 2017

Parapluplan Parkeren

Bestemmingsplan - Gemeente Schiedam

Vastgesteld op 05-06-2018 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

Het bestemmingsplan Facetbestemmingsplan Parkeren met identificatienummer NL.IMRO.0606.BP0044-0002 van de gemeente Schiedam.

1.2 bestemmingsplan:

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.4 parkeervoorziening

een plek die geschikt is en ook gebruikt kan worden om te parkeren en waar het tevens mogelijk is om bepaalde maatregelen te treffen om dat parkeren ook daadwerkelijk mogelijk te maken.

Artikel 2 Toepassingsgebied

Het facetbestemmingsplan is van toepassing op de in artikel 3 en artikel 4 van deze regels vermelde bestemmingsplannen.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bestemmingsplannen Vervangen Parkeerregel

  1. 1. De artikelen met betrekking tot parkeren, laden, lossen en stallen, als genoemd in de kolom 'te vervallen artikelen' bij de onder 2 genoemde bestemmingsplannen, komen te vervallen en worden vervangen door het artikel met betrekking tot parkeren, laden, lossen en stallen als bedoeld in artikel 5, eerste lid van dit bestemmingsplan.
  2. 2. De navolgende artikelen met betrekking tot parkeren, laden, lossen en stallen worden vervangen in de bestemmingsplannen:
Vastgesteld Te vervangen artikelen
Schieveste 2 februari 2012 3.1.o
Oranjeburgh 26 april 2012 3.5, 9.5 10.5, 11.5 en 12.5
Harga Zuid 2015 15 december 2015 10.2
Sportplaza Harga 26 januari 2016 12.1
Sportpark Kethel 26 januari 2016 11.2
Park A4 26 januari 2016 16.2
Havens, eerste herziening 31 mei 2016 8.3
Nieuw-Mathenesse, eerste herziening 13 september 2016 11.3
Groenoord 2015 25 oktober 2016 29.3
Wetenschappersbuurt 20 december 2016 13.5
Nieuwland 2016 6 juni 2017 27.4

Artikel 4 Bestemmingsplannen Toevoegen Parkeerregel

Het artikel met betrekking tot parkeren, laden, lossen en stallen als bedoeld in artikel 5, eerste lid van dit bestemmingsplan wordt toegevoegd aan de bestemmingsplannen:

Naam Vastgesteld
Spaanse Polder en 's-Graveland 2004 12 december 2005
Kethel e.o. 21 april 2011
Oost 27 oktober 2011
Spaland 27 oktober 2011
Zuid 2 februari 2012
Woudhoek 2 februari 2012
A4 Schiedam 2 februari 2012
West 26 april 2012
Polderwetering 31 januari 2013
Harga 13 juni 2013
Nieuw-Mathenesse 18 juli 2013
Binnenstad 2014 10 juli 2014
Havens 15 september 2015
Schieveste fase 5 15 september 2015
Hoekse Lijn 15 december 2015
Dienstwoning Babbersmolen 12 januari 2016
Kethelse Venen 26 januari 2016
Snippergroen 2016 13 september 2016
Snippergroen 2017 19 september 2017

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 5 Algemene Gebruiksregels

5.1 Parkeren, laden, lossen en stallen

  1. 1. Het gebruik van gronden, waaronder tevens wordt verstaan het oprichten van een gebouw, verandering van een functie en uitbreiding of wijziging van bestaand gebruik, is slechts toegestaan indien op eigen terrein wordt voorzien in:
    1. a. voldoende parkeergelegenheid;
    2. b. voldoende ruimte voor het laden en lossen en/of het stallen van fietsen.
  2. 2. Het bepaalde in lid 1, onder b geldt niet ten behoeve van het wonen.
  3. 3. De aanleg van de in lid 1 genoemde voorzieningen is niet toegelaten op gronden bestemd als 'Groen - 2', tenzij de voorzieningen worden aangelegd ten behoeve van de bestemming 'Groen - 2'.
  4. 4. Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 1, onder a indien op een andere wijze in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, door:
    1. a. de aanleg van nieuwe parkeergelegenheden in het openbaar gebied;
    2. b. het gebruik van bestaande parkeerplaatsen in het openbaar gebied, voor zover deze zijn gelegen binnen een straal van 300 meter en de kosten samenhangend met de aanleg van deze parkeerplaatsen worden vergoed;
    3. c. duurzaam gebruik van parkeerplaatsen in een naburige parkeervoorziening binnen een straal van 300 meter.
  5. 5. Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 1, onder a indien sprake is van uitwisselbaarheid van parkeervoorzieningen bij:
    1. a. woningbouw welke overwegend wordt gerealiseerd binnen 500 meter van station Schiedam Centrum of 300 meter van station Schiedam Nieuwland;
    2. b. de aanwezigheid van gemeenschappelijke parkeervoorzieningen, welke voorzien in de parkeerbehoefte van een afgebakend gebied;
    3. c. buurtvoorzieningen, waarbij aannemelijk is dat bezoekers geen gebruik zullen maken van de auto;
    4. d. de toepassing van andere mobiliteitsvormen dan de auto;
    5. e. woningen waarbij blijkens de koopakte bij verkoop wordt afgezien van een parkeerplaats.
  6. 6. Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 1, onder a indien het bepaalde in lid 4 en 5 niet van toepassing is en met de verwezenlijking van het plan een bijzonder gemeentelijk of maatschappelijk belang gemoeid is.
  7. 7. Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 1, onder b indien aantoonbaar op een andere wijze aan de vereiste te voorzien in ruimte voor laden en/of lossen en stallingsvoorziening voor fietsen wordt voldaan, of het gebruik geen aanleiding geeft tot het aanwezig zijn van dergelijke voorzieningen.
  8. 8. Burgemeester en wethouders kunnen nadere regels stellen ten aanzien van de aard, plaats en inrichting van de lid 1 genoemde voorzieningen.
  9. 9. Burgemeester en wethouders passen de regels met betrekking tot het parkeren toe met inachtneming van de door hen vastgestelde beleidsregels met betrekking tot het parkeren, zoals deze gelden op het tijdstip van indienen van een aanvraag om omgevingsvergunning, of, indien geen omgevingsvergunning vereist is, het moment waarop het gebruik van de gronden wordt gewijzigd.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 6 Overgangsrecht

6.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. b. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van lid 6.1, onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. c. Lid 6.1, onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

6.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 6.2, onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verklein.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld in lid 6.2, onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Lid 6.2, onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 7 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

"Regels van het Facetbestemmingsplan Parkeren van de gemeente Schiedam"

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding En Doelstelling

Bij ruimtelijke ontwikkelingen geldt de vereiste dat, om parkeerproblemen te voorkomen, voorzien moet worden in voldoende parkeergelegenheid. Deze vereiste kende voorheen zijn grondslag in de gemeentelijke Bouwverordening. Door een wijziging van de Woningwet zal de Bouwverordening op het punt van parkeren zijn aanvullende werking per 1 juli 2018 verliezen. Het blijft wenselijk om bij nieuwe ontwikkelingen voldoende parkeergelegenheid te realiseren. Om dit mogelijk te maken moet aan alle bestemmingsplannen een planregel worden toegevoegd op basis waarvan bij een nieuwe ontwikkeling moet worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid. Deze regel treedt in bestemmingsplannen welke al een parkeerregel bevatten in de plaats van de bestaande parkeerregel. Ontwikkelingen in de stad worden hiermee op dezelfde wijze beoordeeld op basis van de geldende parkeernormen, zoals deze als onderdeel van het Uitvoeringsprogramma Parkeren door het college zijn vastgesteld. De regel bevat aanvullend bepalingen inzake het laden en lossen en het stallen van fietsen.

1.2 Ligging Plangebied En Geldende Bestemmingsplannen

Het plangebied betreft nagenoeg het gehele grondgebied van de gemeente Schiedam. Het plan heeft betrekking op alle bestemmingsplannen van de gemeente Schiedam, uitgezonderd het bestemmingsplan Harga-Midden. Voor dit laatste bestemmingsplan geldt dat de parkeerregel waarop dit facetbestemmingsplan betrekking heeft reeds is toegevoegd. In het als bijlage 1 bijgevoegde overzicht van vigerende bestemmingsplannen is aangegeven op welke bestemmingsplannen dit facetbestemmingsplan betrekking heeft.

1.3 Leeswijzer

Het bestemmingsplan bestaat uit drie delen:

  • de toelichting: hierin worden de overwegingen beschreven die hebben geleid tot het opnemen van een parkeerregeling in de bestemmingsplannen, alsmede de wijze waarop deze regeling wordt ingevuld;
  • de regels: de regels bevatten de parkeerregeling en een verwijzing naar de bestemmingsplannen waaraan deze wordt toegevoegd of welke bepaling deze in de vigerende bestemmingsplannen vervangt;
  • een verbeelding, met daarop aangegeven het plangebied waarop dit bestemmingsplan betrekking heeft.

De inhoud van de toelichting is als volgt opgebouwd:

  • In hoofdstuk 2 is een beknopt overzicht opgenomen van de wetswijzigingen en de belangrijkste beleidsvisies die relevant zijn voor het aspect parkeren.
  • In hoofdstuk 3 wordt de gehanteerde juridische regeling beschreven.
  • Hoofdstuk 4 heeft betrekking op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0606.BP0044-0002_0001.jpg"

Afbeelding 1 - Plangebied facetbestemmingsplan Parkeren

Hoofdstuk 2 Beleidskader

Dit hoofdstuk geeft een beknopt overzicht van de gewijzigde wetgeving welke de grondslag vormt voor dit bestemmingsplan, alsmede het relevante ruimtelijk beleid voor het bestemmingsplan op nationaal, provinciaal en gemeentelijk schaalniveau. Per beleidsstuk is aangegeven in hoeverre deze doorwerkt in het bestemmingsplan.

2.1 Gewijzigde Wetgeving

De gemeenteraad heeft op grond van artikel 8, eerste lid van de Woningwet de bevoegdheid om een Bouwverordening vast te stellen. Deze Bouwverordening mocht op grond van artikel 8, vijfde lid van de Woningwet voorschriften van stedenbouwkundige aard bevatten. Dit betreft onder andere de vereiste om te voorzien in voldoende parkeergelegenheid, zoals deze thans is vastgelegd in artikel 2.5.30 van de gemeentelijke Bouwverordening. De parkeerbepaling uit de Bouwverordening werkte op grond van artikel 9 van de Woningwet aanvullend op een bestemmingsplan, indien dit onderwerp niet in het bestemmingsplan was geregeld.

Op 29 november 2014 is de Reparatiewet BZK 2014 (Stb 2014, 458) in werking getreden. Met deze wet vervallen artikel 8 en 9 uit de Woningwet. Dit heeft tot gevolg dat het niet langer mogelijk is voorschriften van stedenbouwkundige aard op te nemen in de gemeentelijke Bouwverordening. De reparatiewet voorziet in een overgangsregeling (artikel 133 Woningwet) welke bepaalt dat de voorschriften van stedenbouwkundige aard tot 1 juli 2018 van toepassing blijven op bestemmingsplannen welke voor 29 november 2014 zijn vastgesteld. Dit heeft tot gevolg dat de voorschriften met betrekking tot het parkeren uit artikel 2.5.30 van de Bouwverordening voor 1 juli 2018 moeten zijn toegevoegd aan deze bestemmingsplannen. Voor bestemmingsplannen welke na 29 november 2014 zijn vastgesteld geldt dat deze regeling al moet worden opgenomen in deze plannen.

Het Besluit ruimtelijke ordening is eveneens gewijzigd en biedt, op grond van artikel 3.1.2, tweede lid, onder a, de mogelijkheid om in een bestemmingsplan te verwijzen naar beleidsregels zoals gemeentelijk vastgestelde parkeernormen. Daarbij is het mogelijk om middels een zogenaamde dynamische verwijzing te bepalen dat indien de beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, rekening gehouden moet worden met het gewijzigde beleid. Dit biedt meer ruimte en flexibiliteit om in te spelen op nieuwe ontwikkelingen.

2.2 Rijksbeleid

Op 13 maart 2012 heeft de Minister van Infrastructuur en Milieu de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte vastgesteld. De structuurvisie vervangt verschillende nota's, waaronder de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040 en de Nota Mobiliteit, en schetst de doelen, belangen en opgaven van het Rijk tot 2028 en de ambities tot 2040. Uitgangspunt is de ruimtelijke ordening zoveel mogelijk over te laten aan gemeenten en provincies ('decentraal, tenzij…'), minder nationale belangen en eenvoudigere regelgeving. De nationale belangen die worden benoemd betreffen de internationale concurrentiepositie, het gebruik van de ondergrond, het behouden en versterken van vervoer- en transportsystemen, de milieukwaliteit, de waterveiligheid en zoetwatervoorziening en het behoud en versterken van natuur en cultuurhistorische waarden.

De nationale belangen uit de structuurvisie die juridisch borging vragen zijn opgenomen in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Een aantal rijksbelangen wordt met dit besluit geborgd in bestemmingsplannen en andere ruimtelijke plannen van overheden. Onderwerpen die aan bod komen zijn: rijksvaarwegen, de mainportontwikkeling Rotterdam, kustfundament, grote rivieren, de Waddenzee en het waddengebied, defensie, hoofdwegen en landelijke spoorwegen, elektriciteitsvoorziening, buisleidingen, primaire waterkeringen, de ecologische hoofdstructuur, het IJsselmeergebied, erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde en de ruimtereservering voor de parallelle Kaagbaan. Geen van deze rijksbelangen zijn van toepassing op het bestemmingsplan. Deze is daarmee in overeenstemming met het bepaalde in het Rijksbeleid.

2.3 Provinciaal Beleid

De provincie Zuid-Holland heeft op 9 juli 2014 voor de gehele provincie de structuurvisie 'Ruimte en Mobiliteit' vastgesteld. De provincie heeft op 14 december 2016 de geactualiseerde versie van deze visie vastgesteld, welke op 12 januari 2017 in werking is getreden. De structuurvisie gaat uit van structurele, maar ook onzekere, veranderingen in de samenleving, economie en het milieu. Veranderingen die er toe leiden dat de voorspelbaarheid van ontwikkelingen vermindert. Binnen dit dynamische speelveld zet de provincie in op het beter benutten en verder opwaarderen van bovenlokale netwerken, landschapsstructuren en verstedelijkingspatronen. De behoefte van de gebruikers staat daarbij centraal; het aanbod moet zijn afgestemd op hun vraag.

Vier rode draden geven richting aan de gewenste ontwikkeling en het handelen van de provincie: beter benutten en opwaarderen van wat er is, vergroten van de agglomeratiekracht, verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit en het bevorderen van de transitie naar een water- en energie-efficiënte samenleving. Voor de bebouwde ruimte streeft de provincie naar een compact, samenhangend en kwalitatief hoogwaardig bebouwd gebied, met een inzet op verdichting, concentratie en specialisatie binnen het bestaand stads- en dorpsgebied.

Samen met de structuurvisie is de verordening 'Ruimte' vastgesteld en in 2016 geactualiseerd. In deze verordening vindt een juridische vertaling plaats van het beleid uit de structuurvisie. De verordening stelt regels met betrekking tot belangrijke ruimtelijke elementen die een doorwerking hebben in het bestemmingsplan. Onderwerpen die aan bod komen zijn onder andere de ladder voor duurzame verstedelijking, kantoren, bedrijven, detailhandel, veiligheidszonering oevers Nieuwe Maas, ruimtelijke kwaliteit, herbestemmen bestaande bebouwing buiten het bestaand stadsgebied, ecologische hoofdstructuur, molenbiotopen, windenergie, regionale waterkeringen, buitendijks bouwen en archeologie. Geen van deze provinciale belangen zijn van toepassing op het bestemmingsplan. Deze is daarmee in overeenstemming met het provinciaal ruimtelijk beleid.

2.4 Gemeentelijk Beleid

Het Gemeentelijk verkeer- en vervoerplan 2011-2020 'Schiedam duurzaam bereikbaar' (GVVP) is in 2011 vastgesteld. In het GVVP wordt beschreven op welke wijze de gemeente zich de komende jaren wil inzetten om haar strategische positie in de Zuidvleugel van de Randstad te behouden en te versterken en hoe het lokale bereikbaarheidsbeleid wordt vormgegeven om bij te dragen aan een vitale stad, waar het goed leven is. Gekozen is voor duurzame bereikbaarheid, goed voor mens, economie en milieu en voor langere tijd een oplossing biedend. Een goede bereikbaarheid over de weg staat centraal. Dit geldt niet alleen voor bereikbaarheid per auto maar ook per fiets en met het openbaar vervoer. Voorts wordt in het GVVP aangegeven dat de parkeerbehoefte, als gevolg van meerdere auto's per huishouden, verder zal toenemen. Vanuit die optiek is het noodzakelijk om de parkeerbehoefte in beginsel op eigen terrein op te lossen.

De uitgangspunten met betrekking tot het parkeren uit het GVVP zijn nader uitgewerkt in het Uitvoeringsprogramma Parkeren (augustus 2017). Het uitvoeringsprogramma heeft betrekking op de parkeernormering en parkeerregulering, evenals enkele bijzondere thema's zoals het parkeren van bedrijfswagens in woonwijken en het invoeren van 'parkeren in balans' op bedrijventerreinen. Met het uitvoeringsprogramma zijn nieuwe parkeernormen vastgesteld in de nota 'Parkeernormen en Mobiliteitsmanagement 2017'. De normen zijn een herijking van de nota 'Toepassing Verordening op de parkeerbijdrageregeling en parkeernormen' (2014).

De nota 'Parkeernormen en Mobiliteitsmanagement 2017' heeft de volgende uitgangspunten:

  • Het deelgebied 'Binnenstad' wordt gevormd door de historische binnenstad van Schiedam, uitgezonderd de mogelijke ontwikkellocaties Dirkzwager, UTO/Brandweerkazerne en Westmolenkwartier. Voor de binnenstad zullen in vergelijking tot het oude beleid geen parkeernormen meer gelden, tenzij sprake is van een functie met een grote verkeersaantrekkende werking of woningbouwontwikkelingen welke voorzien in het realiseren van 10 of meer wooneenheden. Dergelijke ontwikkeling zullen worden getoetst aan de parkeernormen welke gelden voor de schil (gereguleerd parkeren).
  • Het deelgebied 'Schil' wordt gevormd door de rest van het grondgebied van Schiedam gelegen ten zuiden van de A20, inclusief de bedrijventerreinen Spaanse Polder en 's-Graveland-Zuid en uitgezonderd de ontwikkellocatie Harga. Voor dit gebied wordt met het nieuwe beleid uitgegaan van de minimale in plaats van de gemiddelde parkeernormen uit de CROW-publicatie 'Kencijfers parkeren en parkeergeneratie'. Daarnaast wordt voor die delen van het schilgebied waar sprake is van gereguleerd parkeren het bezoekersgedeelte van de parkeernorm buiten beschouwing gelaten.
  • Het deelgebied 'Overig' wordt gevormd door het gedeelte van Schiedam gelegen ten noorden van de A20, uitgezonderd de bedrijventerreinen Spaanse Polder en 's-Graveland-Zuid. De parkeernormen voor dit deelgebied zijn met het nieuwe beleid niet gewijzigd. Uitgangspunt voor de parkeernormen is de gemiddelde parkeernorm uit de CROW-publicatie 'Kencijfers parkeren en parkeergeneratie'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0606.BP0044-0002_0002.png"

Afbeelding 2 - Gebiedsindeling parkeernormen

Hoofdstuk 3 Juridische Aspecten

3.1 Algemene Juridische Opzet

Met dit facetbestemmingsplan wordt voorzien in een uniforme parkeerregel welke gaat gelden voor alle bestemmingsplannen in Schiedam. Voor zover in de vigerende bestemmingsplannen al een regel voor het parkeren is opgenomen, wordt deze met dit facetbestemmingsplan vervangen. Aan bestemmingsplannen waarin een dergelijke regel ontbreekt, wordt met dit facetbestemmingsplan een parkeerregel toegevoegd.

In het facetbestemmingsplan is een dynamische verwijzing naar de gemeentelijke beleidsregels inzake het parkeren opgenomen. Dit houdt in dat wanneer gedurende de planperiode de beleidsregels inzake het parkeren worden gewijzigd, de gewijzigde regels gelden. De bestemmingsplannen hoeven daarmee niet te worden herzien op het moment dat de beleidsregels inzake het parkeren worden gewijzigd.

Opbouw regels
De regels zijn als volgt gestructureerd:

  • Hoofdstuk 1 van de regels geeft de algemene bepalingen weer. Het betreft de begripsbepalingen waarin de in het plan voorkomende begrippen worden gedefinieerd. Voor de overige begrippen zijn de begrippen uit de vigerende bestemmingsplannen van toepassing. De wijze van meten is niet opgenomen. Hiervoor blijven de meetbepalingen uit de vigerende bestemmingsplannen van toepassing.
  • Hoofdstuk 2 bevat de bestemmingsregels. In dit hoofdstuk wordt per bestemmingsplan aangegeven of de parkeerregel wordt toegevoegd, of dat de nieuwe parkeerregel in de plaats treedt van een eerder vastgestelde parkeerbepaling.
  • In hoofdstuk 3 staan aanvullende bepalingen die voor het hele plangebied gelden, waaronder specifiek de parkeerregel waarop dit bestemmingsplan betrekking heeft.
  • Hoofdstuk 4 van de regels heeft betrekking op het overgangsrecht en de slotbepaling.

3.2 Overige Bepalingen

Parkeren

Bij ruimtelijke ontwikkelingen geldt de vereiste dat, om parkeerproblemen te voorkomen, voorzien moet worden in voldoende parkeergelegenheid. De hoofdregel is dat deze parkeergelegenheid wordt gerealiseerd op eigen terrein. Onder een nieuwe ontwikkeling wordt daarbij zowel het oprichten van bebouwing verstaan, als het veranderen, wijzigen of uitbreiden van bestaand gebruik. De vraag of wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid wordt beantwoord op basis van de op dat moment geldende parkeernormen. Daarbij geldt aanvullend dat de parkeerplaatsen qua aard, plaats en inrichting bruikbaar en bereikbaar moeten zijn. De voorschriften uit het Handboek Openbare Ruimte vormen hierbij het uitgangspunt.

De parkeerbehoefte wordt bepaald op basis van de als beleidsregels vastgestelde parkeernormen. Deze parkeernormen zijn thans neergelegd in de op 22 augustus 2017 door het college vastgestelde nota 'Parkeernormen en Mobiliteitsmanagement 2017'. In de planregels is bepaald dat, indien de parkeernormen worden gewijzigd, rekening moet worden gehouden met de nieuw vastgestelde parkeernormen.

Afwijken van de parkeerregeling

Het bestemmingsplan voorziet in een drietal situaties waarbij het mogelijk is om binnenplans af te wijken van de hoofdregel om te voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein. Dit betreft de volgende situaties:

  1. 1. Gevallen waarbij het niet mogelijk of wenselijk is de parkeergelegenheid (volledig) op eigen terrein te realiseren, en op een 'andere wijze' hierin wordt voorzien. Deze situatie doet zich voor indien:
    1. a. Nieuwe parkeerplaatsen worden aangelegd in het openbaar gebied. Hierbij geldt dat parkeerplaatsen worden toegevoegd, bovenop de bestaande of geplande parkeervoorzieningen. De aanvrager heeft daarbij geen uniek gebruiksrecht op deze nieuwe parkeerplaatsen. De bijbehorende aanlegkosten zijn voor rekening van de aanvrager.
    2. b. Bestaande parkeerplaatsen worden gebruikt in het openbaar gebied. Dit is mogelijk indien in de bestaande situatie, binnen een straal van 300 meter, sprake is van een overschot aan parkeerplaatsen, waarbij eveneens geldt dat de aanvrager geen uniek gebruiksrecht verkrijgt voor deze parkeerplaatsen. Ter compensatie dient voor deze reeds door de gemeente aangelegde en betaalde parkeerplaatsen een bedrag te worden betaald van € 7.500,-- per parkeerplaats.
    3. c. Duurzaam gebruik van parkeerplaatsen in een al dan niet zelf gerealiseerde naburige parkeervoorziening op maximaal 300 meter afstand. Voorwaarde hierbij is dat aangetoond moet worden dat deze parkeerplaatsen langdurig (minimaal 10 jaar) ten behoeve van de nieuwe ontwikkeling gebruikt kunnen worden.
  2. 2. Bij gevallen waar het niet mogelijk is om voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein te realiseren en ook op een 'andere wijze' niet in voldoende parkeergelegenheid kan worden voorzien bestaat de mogelijkheid dat sprake is van uitwisselbaarheid van parkeerplaatsen. Deze situatie kan zich voordoen indien:
    1. a. Woningbouw (overwegend) wordt gerealiseerd binnen 500 meter van station Schiedam Centrum of 300 meter van station Schiedam Nieuwland, aangezien bewoners in de directe nabijheid van deze OV-knooppunten zich kenmerken door een mindere auto- en een grotere OV-afhankelijkheid.
    2. b. Gemeenschappelijke parkeervoorzieningen worden gerealiseerd, welke voorzien in de parkeerbehoefte van een afgebakend gebied (Parkeren in balans).
    3. c. De ontwikkeling een buurtvoorziening betreft, waarbij het aannemelijk is dat de bezoekers geen gebruik zullen maken van de auto.
    4. d. Mobiliteit op een andere wijze wordt ingevuld, bijvoorbeeld door het gebruik van deelauto's of andere (innovatieve) mobiliteitsvormen.
    5. e. Bij verkoop van een nieuwe woning, blijkens de koopakte, wordt afgezien van een eigen parkeerplaats.
  3. 3. Bij situaties waar niet kan worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid en geen sprake is van uitwisselbaarheid, maar naar het oordeel van het college sprake is van een ontwikkeling met een bijzonder gemeentelijk of maatschappelijk belang kan eveneens worden afgeweken van de parkeernormen. Het gaat hierbij om zeer uitzonderlijke situaties, waarbij met gegronde redenen is aangetoond, dat het niet mogelijk is de vereiste parkeergelegenheid te realiseren. Het betreft hierbij ontwikkelingen die zodanig gewenst zijn dat het uit economisch oogpunt of uit het oogpunt van milieu, hinder of woonomgeving, gedeeltelijk of volledig vrijstelling van de parkeernorm wordt gegeven.

Laden en lossen

Voor diverse gebruiksfuncties is, uit het oogpunt van doorstroming en gebruik van de openbare weg, een voorziening voor het laden en lossen vereist. Deze vereiste werd net als het parkeren voorheen geregeld in de gemeentelijke Bouwverordening. Het blijft wenselijk om een dergelijke voorziening te hebben, indien de aard en omvang van een ruimtelijke ontwikkelingen daar aanleiding toe geeft. Gelet op de grote verscheidenheid aan ontwikkelingen is het niet mogelijk hiervoor op voorhand normen op te nemen. De aard, omvang, situering en noodzaak van deze voorziening wordt om deze reden op basis van de specifieke eigenschappen van een ruimtelijke ontwikkeling bepaald. Deze vereiste geldt niet voor woonfuncties.

Fietsparkeren

Het gebruik van de fiets maakt dat bij ruimtelijke ontwikkelingen ook ruimte moet worden gereserveerd voor het stallen van fietsen. Deze vereiste gold voorheen op grond van het Bouwbesluit. Gelet op het hoge fietsgebruik en om wildparkeren van fietsen te voorkomen is het wenselijk dergelijke stallingsvoorzieningen te hebben. De grote verscheidenheid aan ontwikkelingen maakt dat het niet mogelijk is hiervoor op voorhand normen op te nemen. De aard, omvang, situering en noodzaak van deze voorziening wordt om deze reden op basis van de specifieke eigenschappen van een ruimtelijke ontwikkeling bepaald. Deze vereiste geldt niet voor woonfuncties, omdat voor woningen op grond van artikel 4.30 van het Bouwbesluit nog wel een verplichting geldt voor het hebben van een (fietsen)berging.

Geen parkeren binnen de 'Groene Long'

In 2007 heeft de gemeenteraad het bestemmingsplan 'Groene Long' vastgesteld. Deze hoofdgroenstructuur maakt thans onderdeel uit van de GroenBlauwe Structuurvisie (2015). Met de actualisatie van de bestemmingsplannen is de 'Groen Long' geïncorporeerd in de nieuwe bestemmingsplannen. De betreffende gronden hebben daarbij de bestemming 'Groen-2' gekregen. Gelet op de bijzondere waarde van de hoofdgroenstructuur voor de stad is verstening van dit gebied ten behoeve van het parkeren en stallen niet gewenst. Om deze reden is een regel opgenomen op grond waarvan de aanleg voor voorzieningen voor het parkeren en stallen niet is toegelaten op de in de diverse bestemmingsplannen als 'Groen-2' bestemde gronden.

Hoofdstuk 4 Uitvoerbaarheid

4.1 Economische Uitvoerbaarheid

Bij het opstellen van een nieuw bestemmingsplan dient op grond van artikel 3.1.6, lid 1, sub f van het Besluit ruimtelijke ordening onderzoek plaats te vinden naar de economische uitvoerbaarheid van het plan. Voorliggend bestemmingsplan voorziet uitsluitend in het toevoegen van een parkeerregel aan alle in Schiedam geldende bestemmingsplannen. Het toevoegen van een parkeerregel heeft geen gevolgen voor de economische uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. Het bestemmingsplan voorziet niet in één van de in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening genoemde bouwactiviteiten. Er is derhalve geen aanleiding om in samenhang met dit bestemmingsplan een exploitatieplan als bedoeld in artikel 6.12, eerste lid van de Wet ruimtelijke ordening vast te stellen.

4.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

Resultaten overleg ex artikel 3.1.1 Bro

In artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is voorgeschreven dat de diverse bestuurlijke partners worden betrokken bij de voorbereiding van een bestemmingsplan. Aangezien het bestemmingsplan uitsluitend ziet op het overbrengen van de parkeerregel uit de Bouwverordening naar het bestemmingsplan, en dit de bekende belangen van de bestuurlijke partners niet schaadt, heeft geen bestuurlijk vooroverleg plaatsgevonden.

Zienswijzen

Het bestemmingsplan heeft vanaf 23 november 2017gedurende zes weken als ontwerp ter inzage gelegen. Tijdens deze periode heeft een ieder de mogelijkheid gehad om zienswijzen tegen het plan in te dienen. Naar aanleiding hiervan zijn geen zienswijzen ontvangen.

Beroep

De vaststelling van het bestemmingsplan is op de in artikel 3.8, derde lid van de Wro voorgeschreven wijze bekend gemaakt. Belanghebbenden kunnen binnen de wettelijke beroepstermijn tegen het besluit tot vaststellen van het bestemmingsplan beroep instellen bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Bijlagen Bij De Toelichting

Bijlage 1 Overzicht Vigerende Bestemmingsplannen

Naam IMRO-code Vastgesteld
Spaanse Polder en 's-Graveland 2004 n.v.t. 12 december 2005
Kethel e.o. n.v.t. 21 april 2011
Oost NL.IMRO.0606.BP0004-0002 27 oktober 2011
Spaland NL.IMRO.0606.BP0006-0002 27 oktober 2011
Zuid NL.IMRO.0606.BP0001-0002 2 februari 2012
Woudhoek NL.IMRO.0606.BP0005-0002 2 februari 2012
Schieveste NL.IMRO.0606.BP0008-0001 2 februari 2012
A4 Schiedam NL.IMRO.0606.BP0014-0002 2 februari 2012
West NL.IMRO.0606.BP0002-0002 26 april 2012
Oranjeburgh NL.IMRO.0606.BP0013-0003 26 april 2012
Polderwetering NL.IMRO.0606.BP0016-0002 31 januari 2013
Harga NL.IMRO.0606.BP0020-0002 13 juni 2013
Nieuw-Mathenesse NL.IMRO.0606.BP0024-0002 18 juli 2013
Binnenstad 2014 NL.IMRO.0606.BP0026-0002 10 juli 2014
Havens NL.IMRO.0606.BP0023-0003 15 september 2015
Schieveste fase 5 NL.IMRO.0606.BP0025-0002 15 september 2015
Harga Zuid 2015 NL.IMRO.0606.BP0035-0002 15 december 2015
Hoekse Lijn NL.IMRO.0606.BP0039-0002 15 december 2015
Dienstwoning Babbersmolen NL.IMRO.0606.BP00031-0002 12 januari 2016
Sportplaza Harga NL.IMRO.0606.BP0027-0002 26 januari 2016
Sportpark Kethel NL.IMRO.0606.BP0028-0002 26 januari 2016
Kethelse Venen NL.IMRO.0606.BP0029-0003 26 januari 2016
Park A4 NL.IMRO.0606.BP0032-0002 26 januari 2016
Havens, eerste herziening NL.IMRO.0606.BP0031-0002 31 mei 2016
Nieuw-Mathenesse, eerste herziening NL.IMRO.0606.BP0034-0002 13 september 2016
Snippergroen 2016 NL.IMRO.0606.BP0041-0002 13 september 2016
Groenoord 2015 NL.IMRO.0606.BP0030-0003 25 oktober 2016
Wetenschappersbuurt NL.IMRO.0606.BP00030-0003 20 december 2016
Nieuwland 2016 NL.IMRO.0606.BP0038-0002 6 juni 2017
Snippergroen 2017 NL.IMRO.0606.BP0042-0002 19 september 2017

Bijlage 2 Parkeernormen En Mobiliteitsmanagement 2017