Achterdijk 32 Rhoon
Wijzigingsplan - gemeente Albrandswaard
Vastgesteld op 10-09-2019 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
het wijzigingsplan Achterdijk 32 Rhoon met identificatienummer NL.IMRO.0613.WPAchterdijk32-VST1 van de gemeente Albrandswaard;
1.2 bestemmingsplan "Buytenland"
het bestemmingsplan "Buytenland" met identificatienummer NL.IMRO.0613.0102Buytenlandvr-vst5, zoals vastgesteld door de raad van de gemeente Albrandswaard, d.d. 19-06-2013;
1.3 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels;
1.4 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.5 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.6 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
1.7 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.8 overig
de begrippen conform de regels in artikel 1 van het bestemmingsplan "Buytenland" gelden voor dit wijzigingsplan.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt gemeten conform de regels in artikel 2 van het bestemmingsplan "Buytenland".
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Tuin
Voor het plangebied, zoals aangegeven op de verbeelding, zijn de regels van het bestemmingsplan "Buytenland" van de gemeente Albrandswaard van overeenkomstige toepassing met dien verstande dat specifiek de regels uit de bestemming Tuin (artikel 13) gelden voor dit wijzigingsplan.
Artikel 4 Wonen
Voor het plangebied, zoals aangegeven op de verbeelding, zijn de regels van het bestemmingsplan "Buytenland" van de gemeente Albrandswaard van overeenkomstige toepassing met dien verstande dat specifiek de regels uit de bestemming Wonen (artikel 18) gelden voor dit wijzigingsplan waarbij aan artikel 18.2 een onderdeel wordt toegevoegd:
lid 18.2 onder t.a.v. hoofdgebouwen
het voorste bouwdeel van een hoofdgebouw moet gerealiseerd worden ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn'.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Op het wijzigingsplan zijn de algemene regels uit hoofdstuk 3 behorende bij het bestemmingsplan "Buytenland" voor zover relevant, van toepassing.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Op het wijzigingsplan zijn de overgangsregels uit hoofdstuk 4 behorende bij het bestemmingsplan "Buytenland" voor zover relevant, van toepassing.
Artikel 5 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het wijzigingsplan Achterdijk 32 Rhoon.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
De initiatiefnemer is voornemens om op de kavel aan de Achterdijk 32 te Rhoon de bestaande woning, opstallen, kassen en aan- en bijgebouwen te slopen en twee woningen terug te bouwen.
Het plangebied ligt binnen het bestemmingsplan Buytenland en is bestemd met 'Wonen' en 'Agrarisch met waarden'. Binnen de bestemmingen 'Wonen' en 'Agrarisch met waarden' is het niet toegestaan om een extra woning te bouwen.
Ter plaatse van het plangebied is de gebiedsaanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied - 6b' opgenomen. Door het toepassen van de bij dit gebied behorende wijzigingsbevoegdheid is het mogelijk om de geldende bestemmingen te wijzigen naar 'Wonen' en/of 'Tuin' ten behoeve van het toevoegen van een woning en/of het verplaatsen van een bestaande woning naar een andere locatie op het perceel.
Het planvoornemen voor de bouw van twee woningen wordt mogelijk gemaakt door het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid. In het voorliggende wijzigingsplan worden de voorwaarden van de wijzigingsbevoegdheid onderbouwd ter motivering dat het plan voor twee woningen passend is hierbinnen.
1.2 Ligging Plangebied
Het plangebied ligt ten noordoosten van de kern Rhoon en is ontsloten vanaf de Achterdijk. Aan de westkant en zuidkant van het plangebied zijn bestaande woningen gesitueerd. Ten oosten van het plangebied ligt een stuk grond dat fungeert als vrijwaringszone voor een leiding. Op deze gronden mag niet worden gebouwd.
Ten noorden van het plangebied loopt de provinciale weg N492.
Afbeelding ligging plangebied
Afbeelding aanzicht kavel Achterdijk 32 Rhoon, gezien vanaf de Achterdijk
1.3 Vigerend Bestemmingsplan
Het plangebied ligt binnen het bestemmingsplan ''Buytenland'' welke op 19 juni 2013 is vastgesteld door de gemeente Albrandswaard en is bestemd met 'Wonen' en 'Agrarisch met waarden'. Alleen de bestaande woning met bijbehorende kassen en schuren zijn bestemd met 'Wonen''.
Tevens is er een gebiedsaanduiding ''wro-zone - wijzigingsgebied - 6b'' opgenomen welke van toepassing is voor het gehele plangebied. Binnen de geldende bestemmingen 'Wonen' en 'Agrarisch met waarden' is het niet toegestaan om een extra woning te bouwen.
Afbeelding uitsnede vigerend bestemmingsplan
In artikel 34.6b zijn de regels voor wijzigingsgebied 6b opgenomen. In dit artikel is opgenomen dat Burgemeester en wethouders bevoegd zijn de bestemming van de gronden gelegen binnen 'wro-zone - wijzigingsgebied 6b' te wijzigen in de bestemming 'Wonen' en zo nodig de bestemming 'Tuin' ten behoeve van het toevoegen van een woning en/of het verplaatsen van een bestaande woning naar een andere locatie op het perceel. Voor het toepassen van de bevoegdheid gelden de volgende voorwaarden:
- 1. de kernkwaliteiten van het landschap moeten behouden blijven;
- 2. de verrommeling van het landschap moet worden verminderd;
- 3. cultuurhistorische waarden, waaronder mede begrepen archeologische waarden, moeten worden beschermd;
- 4. het wijzigingsplan moet passen in een voor het onderhavige deel van het plangebied opgestelde inrichtingsvisie en beeldkwaliteitsplan;
- 5. op (de bouw van) een nieuwe woning met bijbehorende bebouwing zijn de gebruiks- en bouwregels van de bestemming 'Wonen' van toepassing, waarbij - indien en voor zover sprake is van herbouw van een bestaande woning op een andere locatie op het perceel rekening mag worden gehouden met het bepaalde in artikel 31.2 van de regels;
- 6. eventuele overige, bij het nieuwe bouwperceel behorende erven worden als Tuin bestemd, waarbij de regels van de bestemming 'Tuin' in dit plan hierop van overeenkomstige toepassing zijn;
- 7. op ieder perceel moet tenminste één parkeerplaats worden gerealiseerd;
- 8. er moet worden voorzien in een aanvaardbare milieuzonering, waaronder mede begrepen de externe veiligheid, een goede waterhuishouding en geluidhinder;
- 9. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende percelen mogen niet onevenredig worden beperkt;
- 10. de in deze regels opgenomen dubbelbestemmingen blijven, indien en voor zover zij samenvallen met een wijzigingsgebied, onverkort van toepassing.
In het voorliggende wijzigingsplan worden bovenstaande wijzigingsvoorwaarden onderbouwd om hiermee aan te tonen dat de bouw van twee woningen passend is binnen deze voorwaarden.
1.4 Leeswijzer
In Hoofdstuk 2 worden de bestaande situatie en de ontwikkeling beschreven. In Hoofdstuk 3 wordt het relevante beleidskader toegelicht. De uitgevoerde onderzoeken naar omgevingsaspecten komen aan de orde in Hoofdstuk 4.
Hoofdstuk 5 bevat een toelichting op de juridische regeling van het plan. De maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid komen in Hoofdstuk 6 aan de orde.
Hoofdstuk 2 Gebiedsvisie
Bestaande situatie
Het plangebied ligt aan de Achterdijk 32 in het buitengebied van Rhoon. Op een deel van de gronden van de kavel staan een woning met bijbehorende schuren en kassencomplex. De rest van de gronden is onbebouwd.
Afbeelding bestaande woning Achterdijk 32
Afbeelding bestaande verkaveling
Nieuwe situatie
Het planvoornemen betreft sloop- en nieuwbouw ter plaatse van het plangebied. Alle bestaande bebouwing wordt gesloopt. In onderstaande afbeelding is de beoogde verkaveling van de nieuwe situatie weergegeven. De beoogde woning aan de noordkant van het plangebied heeft een bouwvlak van circa 300 m2 met daarbij behorende bouwwerken met een oppervlakte van 130m2.
Voor de woning aan de zuidkant van het plangebied zijn 2 posities voor de nieuwe woning mogelijk, hiertoe zijn in de beoogde verkaveling 2 verschillende rooilijnen opgenomen. De koper van de kavel mag bij de aankoop beslissen in welke rooilijn hij de woning wil realiseren. Rooilijn A ligt dichterbij de weg. Bij deze optie heeft het bouwvlak een oppervlakte van 482m2 met daarbij behorende bouwwerken met een oppervlakte van 101m2. Rooilijn B ligt verder van de Achterdijk en in dezelfde rooilijn als de woning aan de noordkant van het plangebied. Bij optie B heeft het bouwvlak een oppervlakte van 290m2 met daarbij behorende bouwwerken met een oppervlakte van 59m2.
Afbeelding verkaveling nieuwe situatie
Parkeren en verkeer
Bij de woningen wordt parkeergelegenheid (minimaal 2 plekken per woning) op eigen terrein gerealiseerd. De bestaande ontsluiting vanaf de Achterdijk blijft gehandhaafd voor de woning aan de oostzijde van het perceel. Ter plaatse van de tweede woning wordt een nieuwe ontsluiting aangelegd. Het aantal woningen neemt ten opzichte van de bestaande situatie toe met 1. Derhalve wordt gesteld dat de verkeerssituatie niet significant veranderd en dat er sprake is van een niet significante toename van het aantal verkeersbewegingen.
Landschap en beeldkwaliteit
Voor het planvoornemen is geen beeldkwaliteitsplan opgesteld. Om te bepalen of het planvoornemen landschappelijk inpasbaar is wordt de folder ''Dijken'' gehanteerd. Deze folder is in december 2015 door de BAR (Barendrecht, Albrandswaard, Ridderkerk) gemeentes opgesteld, als zijnde leidraad om te bepalen wat er gedaan moet om de bijzondere landschappelijke kwaliteiten in dit gebied te behouden en te versterken indien er gebouwd wordt.
Het plangebied is gelegen aan een dijk, de Achterdijk. In de folder is opgenomen dat als er gebouwd wordt aan een dijk dat de volgende aspecten van belang zijn;
- bebouwing moet eenvoudig zijn
- erfbeplanting is beeldbepalend
- zorg voor zicht op het landschap
- volg de richting van het landschap
- houd rekening met hiërarchie.
Landschappelijke inpassing
Voor het bouwplan van de woningen moet rekening worden gehouden met de zorgvuldige inpassing in het landschap. Dit betekent dat de nieuwe woningen niet te opvallend mogen zijn. Beplanting is hierbij van belang. In het landelijk gebied hoort een typisch landelijke architectuur, met een erfinrichting en beplanting die past bij de streek. De verrommeling van het landschap wordt door de nieuwbouw van de woningen verminderd omdat de bestaande bebouwing, verspreid over het plangebied, wordt gesloopt. Er worden twee landschappelijk ingepaste woningen teruggebouwd wat een rustig, niet rommelig, landschappelijk beeld ten goede zal komen. Voor de omgeving van het plangebied is het Beeldkwaliteitsplan ''landschapspark Buytenland'' van toepassing. Door een zorgvuldige landschappelijke inpassing wordt ook, landschappelijk gezien, bij de omgeving aangesloten.
De opzet van bebouwing langs een dijk
Bij nieuwe bebouwing langs dijken is het streven om de sfeer van de dijk te vatten. Bij de gekozen bouwstijl voor de woningen is het van belang dat het profiel van de dijk herkenbaar te houden. Dus bijvoorbeeld mag de dijk niet breder worden gemaakt ten behoeve van parkeerplaatsen. Een andere belangrijke richtlijn is de bouwhoogte, vanaf de dijk gezien mag deze niet hoger zijn dan één bouwlaag met een kap. Als de woningen verder van de dijk worden gepositioneerd dan is het van belang dat de ruimte tussen de woningen en de dijk vrij blijft van bebouwing.
In de huidige situatie staan op de kavel kassen, en vindt er in het zicht van de Achterdijk opslag in de open lucht plaats. De huidige woning is voorzien van diverse aan- en uitbouwen. De nieuwbouw van twee woningen op de kavel betekent dat de huidige woning met aan- en uitbouwen en kassen gesloopt worden en de open opslag verdwijnt en plaats maakt voor twee woningen met tuinen.
Tuin
Alleen ter plaatse van de nieuwe woningen komt een bestemmingsvlak 'Wonen' te liggen. De gronden achter de woningen worden bestemd met 'Tuin'.
Cultuurhistorie en archeologie
Ter plaatse van het plangebied is geen archeologische dubbelbestemming opgenomen. Dit betekent dat het plangebied niet ligt een gebied waar archeologische waarden zijn te verwachten. De bebouwing in het plangebied is niet van cultuurhistorische waarde.
Het planvoornemen zorgt daarmee niet voor een aantasting van cultuurhistorische of archeologische waarden.
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Inleiding
In dit hoofdstuk is het relevante beleid voor het planvoornemen opgenomen.
3.2 Rijks- En Provinciaal Beleid
Uit de kaart behorende bij de Visie Ruimte en Mobiliteit (geconsolideerde versie d.d. 1 januari 2018) is op te maken dat het plangebied ligt binnen stads- en dorpsranden. Deze gebieden vormen de overgang van de dorpen (en steden) naar het landschap. De relatie tussen bebouwd gebied en landschap is afhankelijk van de karakteristieken van de bebouwingsrand en die van het aangrenzende landschap. Bij de nieuwbouw van de woningen wordt rekening gehouden met een landschappelijke inpassing die passend is binnen de stads- en dorpsrand. Uit de kaart behorende bij de Verordening ruimte (geconsolideerde versie d.d. 11 april 2018) valt op te maken dat het plangebied niet ligt in een gebied dat in deze Verordening is aangewezen. Aan de zuidkant en oostkant van het plangebied ligt wel een gebied dat is aangewezen als zijnde recreatiegebied (beschermingscategorie 2). Realisatie van het planvoornemen leidt niet tot geen negatieve gevolgen voor deze gebieden. De sloop en de nieuwbouw ter plaatse van de kavel zorgt voor een kwaliteitsverbetering van de locatie.
Het provinciale beleid levert geen belemmeringen. Gesteld wordt dat gezien de kleinschaligheid van het planvoornemen er geen rijksbelangen spelen. Derhalve wordt het beleidskader op rijksniveau niet verder uitgewerkt.
De ladder voor duurzame verstedelijking wordt wel nader toelichting in de volgende paragraaf.
3.2.1 Ladder voor duurzame verstedelijking
In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is met ingang van 1 oktober 2012 de ladder voor duurzame verstedelijking' opgenomen (artikel 3.2). Deze ladder is in juli 2017 geactualiseerd. De kernbepaling van de nieuwe Ladder, artikel 3.1.6 lid 2 Bro, is als volgt komen te luiden:
De toelichting van een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling. Indien blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied kan worden voorzien, bevat de toelichting een motivering daarvan en een beschrijving van de mogelijkheid om in die behoefte te voorzien op de gekozen locatie buiten het bestaand stedelijk gebied.
In de Verordening ruimte is de ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen in artikel 2.1.1. In dit artikel is opgenomen dat als een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, deze moet voldoen aan de volgende eisen:
- 1. de stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele behoefte, die zo nodig regionaal is afgestemd;
- 2. in die behoefte wordt binnen het bestaand stads- en dorpsgebied voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins, of
- 3. indien de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stads- en dorpsgebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt gebruik gemaakt van locaties die,
- a. gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld,
- b. passen in de doelstellingen en richtpunten van de kwaliteitskaart van de Visie ruimte en mobiliteit, waarbij artikel 2.2.1 van toepassing is, en
- c. zijn opgenomen in het Programma ruimte, voor zover het gaat om locaties groter dan 3 hectare.
Onderbouwing
De Ladder voor duurzame verstedelijking is van toepassing bij stedelijke ontwikkelingen. Op basis van jurisprudentie blijkt dat ontwikkeling van één of enkele woningen niet gezien wordt als een stedelijke ontwikkeling (Uitspraak Raad vanState,ABRvS 18 december 2013, 201302867/1/R4). Het voorliggende bestemmingsplan heeft betrekking op het bouwen van twee woningen, waarvan 1 extra woning ten opzichte van de bestaande situatie. De locatie is buiten bestaand stads- en dorpsgebied en voorziet in de specifieke behoefte van een particuliere initiatiefnemer.
3.3 Gemeentelijk Beleid
De gemeentelijke structuurvisie is in oktober 2012 vastgesteld. In de Toekomstvisie Albrandswaard 2025 is de koers bepaald: “van meer naar beter”. In de structuurvisie wordt de ruimtelijke vertaalslag gemaakt. De Toekomstvisie Albrandswaard 2025 bevat de koers die de gemeente wil varen, samengevat in vijf O’s: ruimte voor ondernemen (werkgelegenheid), ontspannen (recreatie en toerisme), ontmoeten (het leven in de dorpen) en ontplooien (‘een leven lang leren’). Een vijfde O, ontketenen, heeft betrekking op de rol van de gemeente: niet alles zelf doen, maar initiatieven van burgers en partners ondersteunen en begeleiden. Co-creatie (samen bedenken) en zelforganisatie staan daarbij centraal.
De Structuurvisie Albrandswaard 2025 is een uitwerking van de Toekomstvisie. De Structuurvisie geeft richting aan het ruimtelijk beleid - wat moet waar komen en waarom? - en biedt zo kaders en richtlijnen voor initiatieven van burgers, ondernemers en (maatschappelijke) organisaties. De kernkoers is gericht op vijf pijlers:
- 1. Van meer naar beter.
Het accent verschuift van uitbreiding van woon- en werkgebieden naar verbetering van de gebieden die er al zijn.
- 2. Identiteit dorpen versterken.
Versterk heel Albrandswaard door de drie dorpen ieder voor zich vanuit hun eigen uitstraling en identiteit te versterken. Betrek hierbij ook de betekenis van de omliggende polders.
- 3. Clusteren.
Zorg dat elke dorpskern een aantrekkelijke bestemming vormt met een eigen maatschappelijk en commercieel voorzieningenpakket. Maak slimme clusteringen zodat functies zo goed mogelijk van elkaars aanwezigheid profiteren.
- 4. Recreatie verbeteren.
Verzilver de potentie van de strategisch gelegen plekken buiten de dorpen door in te zetten op de recreatieve economie.
- 5. Uitstraling en beleving verbeteren.
Etaleer Albrandswaard en ondersteun ondernemerschap.
Conclusie
Het planvoornemen sluit aan bij aan op de pijler ''van meer naar beter''. In het plangebied wordt de bestaande bebouwing gesloopt en worden twee kwalitatief betere woningen terug gebouwd. De realisatie van de woningen zorgt voor een kwalitatieve verbetering van de kavel aan de Achterdijk 32.
Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten
4.1 Besluit M.e.r.
Per 7 juli 2017 is het Besluit m.e.r. gewijzigd. Hierin is een nieuwe procedure voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling opgenomen. Een m.e.r.-procedure is noodzakelijk als een besluit wordt genomen over een activiteit waarbij belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen optreden. De vraag of door voorgenomen activiteiten belangrijke nadelige milieugevolgen veroorzaakt kunnen worden staat dan ook centraal bij het beoordelen of een m.e.r. moet worden uitgevoerd. De Europese Unie heeft in de richtlijn m.e.r. aangegeven bij welke activiteiten er zeer waarschijnlijk sprake is van belangrijke nadelige milieugevolgen.
In de gewijzigde Besluit m.e.r. staat de nieuwe procedure voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling. Voor elke aanvraag waarbij een vormvrije m.e.r.-beoordeling aan de orde is moet:
- door de initiatiefnemer een aanmeldingsnotitie worden opgesteld;
- het bevoegd gezag binnen 6 weken een m.e.r.-beoordelingsbesluit nemen. Dit besluit hoeft niet in de Staatscourant gepubliceerd te worden;
- de initiatiefnemer het (vormvrije) m.e.r.-beoordelingsbesluit bij de vergunningaanvraag voegen (Artikel 7.28 Wet milieubeheer).
De artikelen 7.16 tot en met 7.20a van de Wet milieubeheer zijn in de nieuwe wetgeving voor alle in het Besluit m.e.r. genoemde activiteiten van de D-lijst van toepassing. Het maakt daarvoor niet uit of het een activiteit onder of boven de D-drempel betreft. Voorafgaand aan de vergunningaanvraag of de ruimtelijke procedure dient een aparte beslissing worden genomen dat geen MER nodig is. Voor de initiatiefnemer geldt dat hij moet melden dat er sprake is van een vormvrije m.e.r.-beoordeling en dat hij hiervoor informatie moet aanleveren. Het bevoegd gezag moet vervolgens een formeel besluit nemen dat de initiatiefnemer bij zijn vergunningaanvraag moet voegen.
De nieuwe procedure is uitsluitend van toepassing op projecten die voorkomen in het Besluit m.e.r. Indien kan worden aangetoond dat het project geen onderdeel uitmaakt van onderdeel C of D van het Besluit m.e.r., dan is de nieuwe procedure niet van toepassing. In onderdeel D van de bijlage van het Besluit m.e.r. is onder 11.2 de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject, met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen, opgenomen.
Onderzoek
Het plan aan de Achterdijk 32 voorziet in de realisatie van 2 woningen. De locatie ligt in een bebouwingslint aan de rand van de kern Rhoon en sluit aan op het bedrijventerrein Overhoeken. Aan de Achterdijk wordt met name gewoond en in de omgeving liggen diverse bedrijven. Het plangebied omvat een agrarische bestemming met waarden en een woonbestemming, inclusief bouwvlak. Op de bestaande woonbestemming staat reeds een woning. De woning wordt gesloopt en elders op het perceel herbouwd. Daarnaast wordt één nieuwe woning toegevoegd. Planologisch gezien is derhalve sprake van een verdichting binnen een bestaande stedelijke structuur.
In het geval van nieuwe woningen moet worden aangetoond of sprake is van een stedelijk ontwikkelingsproject als bedoeld in het Besluit m.e.r.. In het Besluit m.e.r. is niet gedefinieerd wat onder een stedelijk ontwikkelingsproject wordt verstaan. In het kader van de toepassing van artikel 4 van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (de kruimelgevallen) heeft zich jurisprudentie gevormd over het begrip stedelijk ontwikkelingsproject. Artikel 4 van bijlage II van het Bor is niet van toepassing op projecten waar het Besluit m.e.r. op van toepassing is. Uit de jurisprudentie blijkt dat het afhangt van de concrete omstandigheden of sprake is van een stedelijk ontwikkelingsproject in de zin van het Besluit-m.e.r., waarbij onder meer aspecten als de aard en de omvang van de stedelijke ontwikkeling een rol spelen. Het antwoord op de vraag of per saldo aanzienlijke negatieve gevolgen voor het milieu kunnen ontstaan, is niet doorslaggevend voor het zijn van een stedelijk ontwikkelingsproject in de zin van het Besluit-m.e.r..
De drempelwaarde uit onderdeel D voor woningen ligt op 2.000 woningen of meer. Het project heeft een beperkte schaal (verplaatsing en toevoeging van één woning) en ligt binnen een bestaand bebouwingslint. De plannen passen derhalve bij de schaal en omvang van de locatie. Er is dan ook géén sprake van een stedelijk ontwikkelingsproject als bedoeld in het Besluit-m.e.r..
Conclusie
Een vormvrije m.e.r.-beoordeling is niet van toepassing, gezien de ontwikkeling géén stedelijk ontwikkelingsproject betreft als bedoeld in het Besluit-m.e.r..
4.2 Bedrijven En Milieuzonering
Kader
Voor het behoud en de verbetering van de kwaliteit van de woon- en leefomgeving is een juiste afstemming tussen de verschillende voorkomende functies en wonen noodzakelijk. Daarbij kan gebruik worden gemaakt van een milieuzonering die uitgaat van richtinggevende afstanden tussen milieuhinderlijke functies (in de vorm van gevaar, geluid, geur, stof) en gevoelige functies.
In de handreiking ‘Bedrijven en Milieuzonering’ van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) (versie 2009) zijn onderstaande richtafstanden opgenomen. Van deze richtafstanden kan gemotiveerd worden afgeweken.
De richtafstanden zijn afhankelijk van het omgevingstype waarbinnen de milieugevoelige bestemming is gelegen. De VNG-handreiking gaat uit van de omgevingstypes rustige woonwijk/rustig buitengebied of gemengd gebied. Een rustige woonwijk/rustig buitengebied kan aangemerkt worden als een gebied zonder functiemenging, met minimale invloed vanuit wegverkeer. Bij een gemengd gebied is sprake van een functiemenging tussen wonen en milieubelastende activiteiten, van wonen langs drukke gebieds-ontsluitingswegen of bij lintbebouwing in het buitengebied met overwegend agrarische en andere bedrijvigheid. De aangegeven richtafstanden in de VNG-handreiking zijn gebaseerd op het omgevingstype rustige woonwijk/rustig buitengebied. Voor het omgevingstype gemengd gebied kunnen deze richtafstanden met één stap worden verlaagd. De richtafstandenlijst biedt voor een scala aan typen bedrijvigheid de richtafstanden tot gevoelige bestemmingen vanwege geur, stof, geluid en gevaar.
Onderzoek
Wonen is een milieugevoelige functie. Bepaald dient te daarom worden of de woning het functioneren van de omliggende bedrijven beperkt en of het woon- en leefklimaat ter plaatse aanvaardbaar is. Hiervoor kan het stappenplan als opgenomen in de VNG-handreiking worden gebruikt.
Het stappenplan bestaat uit de volgende stappen:
- 1. Bepaal de relevante bedrijventerreinen en bedrijfspercelen;
- 2. Bepaal op basis van het bestemmingsplan de toelaatbare milieucategorie;
- 3. Indien de milieuzones de woningen overlappen: pas het plan aan of ga na wat de daadwerkelijke bedrijfsactiviteiten zijn;
- 4. Indien de milieuzones van de daadwerkelijke bedrijfsactiviteiten de woningen overlappen: pas het plan aan of doe vervolgonderzoek naar de werkelijke milieubelasting.
Het plangebied ligt in de directe nabijheid van een provinciale en rijksinfrastructuur (N492 en A15). Daarnaast zijn in de omgeving van het plangebied verschillende bedrijfsfuncties aanwezig, waardoor sprake is van een matige tot sterke functiemenging tussen wonen en bedrijven.
Gelet op het voorgaande is het plangebied aan te merken als ‘gemengd gebied’. Daardoor worden de gereduceerde richtafstanden als aanvaardbaar geacht. De volgende tabel geeft een overzicht van de omliggende milieuhinderlijke functies, met bijbehorende milieucategorie en de gereduceerde richtafstanden geldend binnen een gemengd gebied.
Tabel overzicht omliggende milieuhinderlijke functies
Uit de tabel blijkt dat de werkelijke afstand tussen de bouwvlakken voor de nieuwe woningen en de omliggende milieuhinderlijke functies, met uitzondering van de bedrijfsactiviteiten aan de Achterdijk 31b/c, op een ruimere afstand zijn gesitueerd dan de gereduceerde richtafstanden. Op de volgende afbeelding zijn de richtafstanden van de genoemde bedrijven ten opzichte van het plangebied weergegeven.
Afbeelding uitsnede vigerend bestemmingsplan met omliggende milieuhinderlijke functies
Voor de bedrijfsactiviteiten aan Achterdijk 31b/c geldt, dat hier reeds aansluitend aan het perceel wordt gewoond. De afstand van deze inrichting tot de woonbestemming van Achterdijk 29 en 31 is maatgevend voor de bedrijvigheid op het adres Achterdijk 31 b/c. Daarnaast is de ligging van de richtafstand over het plangebied van het wijzigingsplan zo gering dat wordt gesteld dat er binnen de richtafstand geen nieuwe woning wordt gerealiseerd. De bouwenvelop voor het wijzigingsplan onderstreept deze conclusie. Om die reden wordt gesteld dat ter plaatse van de nieuwe woningen sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
Conclusie
In de omgeving van het plangebied zijn verschillende functies aanwezig en gebied ligt in de directe nabijheid van provinciale en rijksinfastructuur. Om die reden is het plangebied gelegen in een gebied dat is aan te merken als ‘gemengd gebied’. Daardoor is getoetst aan de gereduceerde richtafstanden uit de VNG-handreiking ‘Bedrijven en Milieuzonering’.
In de directe omgeving van het plangebied zijn enkele milieuhinderlijke bedrijfsfuncties gevestigd. Een woning is een milieugevoelig object. Aan de gereduceerde richtafstanden van bedrijven in de nabijheid wordt grotendeels voldaan. Voor de bedrijfsactiviteiten aan Achterdijk 31b/c wordt, afhankelijk van de uiteindelijke positionering van de woning mogelijk niet rechtstreeks voldaan.
Aangezien er tussen de bedrijfshinderlijke functie en het plangebied reeds wordt gewoond wordt geconcludeerd dat de nieuwe woningen de bedrijfsvoering van het bedrijf aan de Achterdijk 31 b/c niet belemmerd. Derhalve wordt gesteld dat ter plaatse van de nieuwe woningen sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
4.3 Bodem
4.3.1 Verkennend onderzoek
AGEL adviseurs heeft in maart 2018 een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Het rapport is als Bijlage 1 bijgesloten.
Conclusie
Op basis van de resultaten van het uitgevoerde verkennend bodemonderzoek wordt geconcludeerd:
Grond
- In de kleiige bovengrond (mengmonster MM03; 0,0-0,5 m-mv) met resten ijzer, baksteen en kolengruis zijn matig verhoogde gehalten aan koper en zink aangetoond. De gehalten aan cadmium, kwik, lood, nikkel en overschrijden de achtergrondwaarden.
- Naar aanleiding van de tussenwaarde overschrijding met koper en zink in mengmonster MM03 zijn de monsters afzonderlijk geanalyseerd op deze parameters. Uit de uitsplitsing blijkt dat in monster 08-1 de gehalten aan koper en zink en in monster 10-1 het gehalte aan zink de interventiewaarde overschrijdt. Tevens is in monster 10-1 een matig verhoogd gehalte aan koper en in monster 12-1 matig verhoogde gehalten koper en zink aangetoond.
- In overleg met de opdrachtgever zijn aanvullende grondmonsters geanalyseerd ter afperking van de verontreiniging met koper en zink. Uit de resultaten van de aanvullende analyses blijkt dat de verontreiniging zich in het horizontale vlak beperkt tot het erf rondom de woning en de loods (boring 08 en 10). In het verticale vlak is de verontreiniging afgeperkt tot een diepte van 0,5 m-mv. De verontreiniging met koper en zink is zeer waarschijnlijk te relateren aan de bijmengingen met ijzer.
- Voor het overige zijn diffuus verspreid over de onderzoekslocatie in de bovengrond licht verhoogde gehalten zware metalen (cadmium, kwik, lood, nikkel en zink) en PAK gemeten.
- In de ondergrond is ter plaatse van boring 10 (0,6-0,8 m-mv) een sterk baksteenhoudende laag aanwezig. Zintuiglijk is in deze laag een sterke olie-water reactie en een sterke minerale olie geur waargenomen. Naar aanleiding van het aantreffen van olieproduct is besloten om deze boring af te werken met peilbuis. Analytisch zijn in dit monster licht verhoogde gehalten koper, kwik, lood, zink en minerale olie aangetoond.
- Bij indicatieve toetsing aan het Besluit bodemkwaliteit varieert de kwaliteitsklasse van altijd toepasbaar tot niet toepasbaar.
Grondwater
In het grondwater uit peilbuis 01 is een licht verhoogde concentratie aan barium en naftaleen aangetoond. In het grondwater uit peilbuis 10 is de aangetroffen concentratie naftaleen in het grondwater tevens groter dan de streefwaarde. Een bron voor de licht verhoogde concentratie aan naftaleen is niet bekend. Barium wordt regionaal vaker zonder aanwijsbare bron in het grondwater aangetoond. Mogelijk betreft het een licht verhoogde achtergrondwaarde.
Gezien de resultaten van het verkennend bodemonderzoek is het terrein(deel) rondom de boringen 8 en 10 niet zondermeer geschikt voor het voorgenomen gebruik. Tijdens het verkennend bodemonderzoek zijn sterk verhoogde gehalten aan koper en zink in de grond aangetoond. Dit betekent dat er op basis van de Wet bodembescherming een noodzaak bestaat voor het uitvoeren van een nader onderzoek.
4.3.2 Nader onderzoek
Naar aanleiding van de resultaten van het verkennend onderzoek is door AGEL adviseurs een nader bodemonderzoek uitgevoerd in mei 2018. Het rapport is als Bijlage 2 bijgesloten.
Conclusie
Op basis van de resultaten van het uitgevoerde nader bodemonderzoek wordt geconcludeerd:
- Gezien de resultaten van het verkennend en nader onderzoek is op de locatie sprake van een diffuus en heterogeen verdeelde verontreiniging met koper en zink, vermoedelijk bestaande uit twee spots. De verontreiniging bevindt zich in de bovengrond (0,0-0,5 mmv), welke licht tot sterke bijmengingen bevat met puin (beton, baksteen en aardewerk) houtskool en ijzer. In de ondergrond vanaf 0,5 m-mv zijn de betreffende parameters hoogstens licht verhoogd gemeten.
- Op basis van de resultaten van het nader onderzoek wordt ingeschat dat de spots gezamenlijk een omvang hebben van >25 m3. Gezien het bouwjaar van de bebouwing (omstreeks 1960) is de verontreiniging waarschijnlijk ontstaan voor 1 januari 1987. Gezien de ruimtelijke-, organisatorische- en technische samenhang van de verontreiniging is er vermoedelijk sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging. Er is geen sprake van spoedeisendheid.
Aanbevelingen en opmerkingen
Bij (eventueel) toekomstige ontwikkelingen van de locatie wordt aanbevolen de verontreiniging met zware metalen te verwijderen. Voor het nemen van sanerende maatregelen is voorafgaand een saneringsplan of melding Besluit Uniforme saneringen (BUS) nodig om instemming van het bevoegd gezag te krijgen. Het meest voor de hand liggend is een BUS procedure op basis van het formulier melding sanering categorie immobiel (art. 1.2.a) van de Regeling uniforme saneringen. De sanerende maatregelen kunnen onder andere bestaan uit volledige verwijdering middels ontgraving of (gedeeltelijk) afdekken.
4.4 Geluid
AGEL adviseurs heeft in december 2018 een akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai en industrielawaai uitgevoerd. Het rapport is als Bijlage 5 bijgesloten.
In het onderzoek zijn de volgende wegen onderzocht omdat het plangebied binnen de zones van de wegen ligt;
- Rijksweg A15
- Groene Kruisweg
- Achterdijk, Jaaginweg
- Kleidijk
Daarnaast ligt het plangebied in de zone van het industrieterrein ''Waal-/Eemhaven'.
Onderzoek / conclusie
Wegverkeerslawaai
Uit het onderzoek volgt dat de maximaal berekende geluidbelastingen op het plangebied per weg is:
- Rijksweg A15 53 dB
- Achterdijk-Kleidijk 44 dB
- Groene Kruisweg 53 dB
- Jaaginweg 53 dB
Op deze geluidbelastingen is de aftrek volgens artikel 110g Wgh reeds toegepast.
De voorkeurswaarde van 48 dB wordt overschreden als gevolg van het verkeer op de Rijksweg A15, de Groene Kruisweg en de Jaaginweg. De maximale ontheffingswaarde van 53 dB wordt derhalve niet overschreden.
Het verkeer op de Achterdijk-Kleidijk leidt niet tot een overschrijding van de voorkeurswaarde.
Geluidreducerende maatregelen
Bij een overschrijding van de voorkeurswaarde kan het treffen van geluidreducerende maatregelen ertoe leiden dat de overschrijding teniet wordt gedaan. Dit kan bijvoorbeeld door het aanleggen van een geluidreducerend asfalttype, de rijsnelheid verlagen of het oprichten van een geluidsscherm.
Het treffen van geluidreducerende maatregelen op de Rijksweg A15, de Groene Kruisweg en de Jaaginweg wordt niet reëel geacht om financiële redenen, aangezien de overschrijdingen voor maximaal twee woningen geldt. Tevens zijn op of langs de Rijksweg A15 en de Groene Kruisweg reeds geluidreducerende maatregelen getroffen, in de vorm van een geluidreducerend asfalttype en/of de aanwezigheid van geluidsschermen.
Omdat het treffen van maatregelen niet reëel is, moeten hogere waarden worden vastgesteld om de woningen te kunnen realiseren.
Industrielawaai
Omdat de locatie is gelegen in het zogenoemde ‘communicatiegebied’ is de geluidbelasting vanwege het industrieterrein Waal-/Eemhaven bepaald aan de hand van het aangeleverde Bronnenmodel 2025. Uit de berekeningen blijkt dat de geluidbelasting op de bouwvlakken van het kavelpaspoort maximaal 58 dB(A) bedraagt. De voorkeurswaarde van 50 dB(A) wordt overschreden maar de maximale ontheffingswaarde van 60 dB(A) wordt niet overschreden.
Geluidreducerende maatregelen
Op 22 december 1997 is door Gedeputeerde Staten van de provincie Zuid-Holland voor het industrieterrein ‘Waal-/Eemhaven’ het saneringsprogramma vastgesteld. Door de Minister van VROM is op 17 januari 2001 een besluit genomen over de Maximaal Toelaatbare Geluidniveaus (MTG's) nabij de woningen gelegen rondom het industrieterrein. Een verdere geluidreductie blijkt niet mogelijk te zijn. Aangezien alle mogelijke effectieve bronmaatregelen reeds in het kader van de geluidsaneringsoperatie zijn uitgevoerd.
Voor het industrieterrein ‘Waal-/Eemhaven’ is daarnaast door diverse partijen het ‘Convenant geluidruimte Waal-/Eemhaven’ afgesloten. In dit convenant wordt zowel rekening gehouden met de belangen van bedrijven als de leefomgeving. Het treffen van (aanvullende) bron- en overdrachtsmaatregelen is dan ook niet reëel. Om die reden moeten hogere waarden worden vastgesteld om de woningen te kunnen realiseren.
Cumulatie
Uit de rekenresultaten naar de cumulatie blijkt dat de cumulatieve geluidbelasting (LCUM) ter plaatse van het noordelijk bouwvlak varieert van 58 dB tot maximaal 64 dB.
Bij het vaststellen van hogere waarden moet het college van Albrandswaard beoordelen of zij de cumulatieve geluidbelastingen aanvaardbaar achten.
Hogere waarden
In het geval het treffen van geluidmaatregelen onvoldoende effect hebben of niet reëel zijn, is het noodzakelijk om hogere waarden vast te stellen. Uit de berekeningen blijkt dat de voorkeurswaarde wordt overschreden door het wegverkeer op de Rijksweg A15, de Groene Kruisweg en de Jaaginweg en door de activiteiten op het gezoneerde industrieterrein Waal-/Eemhaven. De benodigde hogere waarden zijn onderstaande tabel weergegeven. Daarbij is uitgegaan dat er geen geluidreducerende maatregelen worden getroffen.
Tabel overzicht vast te stellen hogere waarden
Als ontheffingsgrond kunnen de volgende gronden worden aangevoerd:
- de woningen vullen een open plaats op tussen bestaande bebouwing langs de Achterdijk;
- de woningen worden gesitueerd ter vervanging van de bestaande woning op het adres Achterdijk 32;
- de ligging van de geluidbronnen op de Waal-/Eemhaven zijn zodanig dat de geluidbelasting, vanwege dat industrieterrein en vanwege andere geluidbronnen, de zuidzijde van het plangebied in ieder geval lager is dan 50 dB(A).
Conclusie
Uit de berekeningen blijkt dat door het wegverkeer op de Rijksweg A15, de Groene Kruisweg en de Jaaginweg en door de activiteiten op het industrieterrein Waal-/Eemhaven de voorkeurswaarde wordt overschreden. Door geen van de geluidbronnen afzonderlijk wordt de maximale ontheffingswaarde overschreden.
Omdat het treffen van geluidreducerende maatregelen voor zowel wegverkeerslawaai als industrielawaai niet reëel is, is het vaststellen van een hogere waarde benodigd om de woningen te kunnen realiseren. Deze hogere waarden worden aangevraagd.
4.5 Luchtkwaliteit
Kader
Het onderzoek naar luchtkwaliteit wordt uitgevoerd op grond van hoofdstuk 5, titel 5.2 ''Luchtkwaliteitseisen'' van de Wet milieubeheer (Wm). De titel 5.2 ''Luchtkwaliteitseisen'' is beter bekend als de Wet luchtkwaliteit. Een belangrijk onderdeel van de Wet luchtkwaliteit is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Het NSL is een bundeling maatregelen op regionaal, nationaal en internationaal niveau die de luchtkwaliteit verbeteren. Daarnaast zijn daarin alle ruimtelijke ontwikkelingen opgenomen die de luchtkwaliteit verslechteren.
Het doel van de NSL is om overal in Nederland te voldoen aan de Europese normen voor de luchtverontreinigende stoffen. Voor wegverkeer zijn stikstofdioxide (NO2), fijnstof (PM10) en zeer fijnstof (PM2,5) de belangrijkste stoffen. De in de Wet luchtkwaliteit gestelde norm voor NO2 en PM10 jaargemiddelde grenswaarde is voor beide stoffen 40 ug/m3, terwijl voor PM2,5 de jaargemiddelde grenswaarde 25 ug/m3 bedraagt. Daarnaast mag de PM10 24 uurgemiddelde grenswaarde van 50 uggm3 maximaal 35 keer per jaar worden overschreden.
Naast de introductie van het NSL is het begrip ''niet in betekenende mate'' (NIBM) bijdragen een belangrijk onderdeel van de Wet luchtkwaliteit. Een project draagt NIBM bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit als de NO2 en PM10 jaargemiddelde concentraties niet meer toenemen dan 1,2 ug/m3. In dat geval is de ontwikkeling als NIBM te beschouwen.
Op grond van de Wet milieubeheer dienen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen getoetst te worden aan de Wet luchtkwaliteit. Een ruimtelijke ontwikkeling mag volgens de Wet luchtkwaliteit doorgang vinden als ten minste aan een van de volgende voorwaarden is voldaan:
- de ontwikkeling is opgenomen in het Nationaal Samenwerkingsbeleid Luchtkwaliteit (NSL);
- de ontwikkeling wordt aangemerkt als een project dat Niet In Betekende Mate (NIBM) bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit;
- de gestelde grenswaarden in bijlage 2 van de Wet luchtkwaliteit niet worden overschreden;
- projectsaldering kan worden toegepast.
Voor zover de ruimtelijke ontwikkeling is opgenomen in het NSL of de ontwikkeling kan worden aangemerkt als NIBM-project is toetsing aan de normen van de Wet luchtkwaliteit niet nodig.
Onderzoek
AGEL adviseurs heeft in februari 2018 het aspect luchtkwaliteit beoordeeld.
Artikel 5.16 van de Wet luchtkwaliteit geeft aan wanneer deze wet van toepassing is. Hierin wordt een wijzigingsplan (artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening) niet genoemd. Het wijzigingsplan ‘Achterdijk 32’ is een wijziging van het bestemmingsplan ‘Buytenland’. Om die reden wordt er teruggevallen op het luchtkwaliteitonderzoek dat is uitgevoerd in het kader van het vigerende bestemmingsplan. Uit het luchtkwaliteitsonderzoek, behorende bij het bestemmingsplan “Buytenland”, blijkt dat de gestelde normen van de Wet luchtkwaliteit niet worden overschreden, waardoor dit aspect geen belemmering oplevert voor dat bestemmingsplan. Omdat het aspect luchtkwaliteit geen belemmeringen oplevert voor het bestemmingsplan, levert dit aspect ook geen belemmering op voor het wijzigingsplan.
Goede ruimtelijke ordening (NSL-monitoringstool)
In het kader van een goede ruimtelijke ordening zijn de jaargemiddelde concentraties NO2, PM10 en PM2,5 in de omgeving van het plangebied inzichtelijk gemaakt op basis van de gegevens in de NSL-monitoringstool. In deze tool is onder andere de Achterdijk en de Groene Kruisweg opgenomen. In de volgende afbeelding zijn de concentraties NO2, PM10 en PM2,5 voor het peiljaar 2016 nabij het plangebied weergegeven. Deze concentraties zijn afkomstig uit de NSL-monitoringstool 2017.
Afbeelding: Overzicht concentraties NO2, PM10 en PM2,5, peiljaar 2016 (NSL-monitoringstool 2017)
Uit de voorgaande afbeelding blijkt dat in de omgeving van het plangebied de jaargemiddelde concentraties NO2, PM10 en PM2,5 respectievelijk maximaal 29 ug/m3, 18 ug/m3 en 11 ug/m3 bedraagt. De jaargemiddelde grenswaarden voor NO2, PM10 (beide 40 ug/m3 ) en PM2,5 (25 ug/m3 ) worden niet overschreden. Het aantal overschrijdingsdagen van de 24 uurgemiddelde concentratie is maximaal 7, waardoor het maximum van 35 dagen eveneens niet wordt overschreden.
De algemene trend is dat in de toekomst de emissies en de achtergrondconcentraties van deze stoffen zullen dalen. Overschrijdingen van de grenswaarden zijn dan ook niet te verwachten.
Conclusie
Met de planologische wijziging wordt de realisatie van maximaal 2 woningen mogelijk gemaakt. De Wet luchtkwaliteit is niet van toepassing voor wijzigingsplannen, waardoor terug wordt gevallen op het onderzoek naar luchtkwaliteit uit het vigerende bestemmingsplan. Uit het luchtkwaliteitsonderzoek, behorende bij het bestemmingsplan ‘Buytenland’, blijkt dat de gestelde normen van de Wet luchtkwaliteit niet worden overschreden. Daardoor levert het aspect luchtkwaliteit geen belemmering op voor het wijzigingsplan.
Daarnaast is in het kader van een goede ruimtelijke ordening ter plaatse van het plan de jaargemiddelde concentraties NO2, PM10 en PM2,5 bepaald. Deze waarden zijn veel lager dan de gestelde grenswaarden uit bijlage 2 van de Wet luchtkwaliteit. Vanwege de algemene trend dat de emissies en achtergrondconcentraties zullen dalen worden er ook in de toekomst geen overschrijdingen verwacht.
4.6 Externe Veiligheid
AGEL adviseurs heeft in juli 2018 het aspect externe veiligheid beoordeeld. De memo is als Bijlage 7 bijgevoegd.
Uit de risicokaart blijkt dat de locatie ligt in de omgeving van de transportroutes Rijksweg A15 en de Groene Kruisweg (N492) en ten westen ligt van een leidingstraat met diverse buisleidingen.
Rijksweg A15
Omdat de locatie niet ligt binnen de 200 meter van de Rijksweg A15 is het bepalen van de hoogte en toename van het GR niet aan de orde. Het plangebied ligt echter wel in het invloedsgebied van verschillende stofgroepen, waarbij een (beperkte) verantwoording van het GR benodigd is. De verantwoording gaat in op de zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid, zie hiervoor Bijlage 7.
Groene Kruisweg
De locatie ligt binnen het verantwoordingsgebied van 200 meter van de Groene Kruisweg. Daarom is het bepalen van de hoogte en toename van het GR aan de orde. Omdat er geen transporten van de stofgroepen LT3, GT4 of GT5 over de Groene Kruisweg (N492) plaatsvindt kan de hoogte en toename van het GR worden bepaald aan de hand van vuistregel 2. Vanwege de lage omgevingsadressendichtheid kan worden gesteld dat het GR ruim lager is dan 0,1 x de oriëntatiewaarde en dat het toevoegen van een extra woning op de locatie Achterdijk 32 niet leidt tot een verhoging van het GR. Op basis van artikel 8 lid 2b Bevt is een verantwoording van het groepsrisico niet noodzakelijk.
Leidingenstraat
Het plangebied ligt niet in de PR contouren van de leidingenstraat. Wel liggen de nieuwe woningen binnen de (geprojecteerde) 100% letaliteitszone van 50 van de buisleidingenstraat. Op basis van het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) is een verantwoording van het groepsrisico noodzakelijk. Door de afstand van de woningen tot de maatgevende leiding van ongeveer 100 meter wordt gesteld dat het toevoegen van één woning in het plangebied ten opzichte van de bestaande situatie geen (significante) bijdrage heeft op de hoogte van het groepsrisico.
Conclusie
De nieuwe woningen liggen in het invloedsgebied van toxische stoffen van de Rijksweg A15, maar niet binnen het verantwoordingsgebied van 200 meter. Tevens liggen de nieuwe woningen binnen de (geprojecteerde) 100% letaliteitszone van 50 van de buisleidingenstraat. Door de afstand van de woningen tot de maatgevende leiding van ongeveer 100 meter wordt gesteld dat het toevoegen van één woning in het plangebied ten opzichte van de bestaande situatie geen (significante) bijdrage heeft op de hoogte van het groepsrisico.
Voor zowel de Groene Kruisweg als voor de leidingenstraat is een (beperkte) verantwoording van het groepsrisico opgestelde die ingaat op op de zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid, zie hiervoor Bijlage 7.
Tevens wordt geadviseerd om de Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid in een vroegtijdig stadium van de ruimtelijke procedure te betrekken en om advies te vragen.
4.7 Ecologie
AGEL adviseurs heeft in februari 2018 een quickscan flora en fauna uitgevoerd ter plaatse van het plangebied. Het rapport is als Bijlage 3 bijgevoegd. De quickscan betreft een beoordeling van de huidige en potentiële aanwezigheid van beschermde soorten planten en dieren op de onderzoekslocatie en de te verwachten effecten van de voorgenomen ingreep op beschermde soorten en gebieden.
Onderzoeksresultaten / conclusie
Gebiedsbescherming
De locatie van de geplande werkzaamheden ligt op twee kilometer van het meest nabijgelegen Natura 2000-gebeid. Effecten kunnen door de kleinschaligheid van de sloop, kap en de nieuwbouw en door de afstand niet optreden op Natura 2000-gebieden. Er hoeft geen Aerius berekening of PAS beoordeling te worden uitgevoerd.
Het plangebied ligt op ruime afstand van het Natuurnetwerk Nederland. Het is een relatief geringe ingreep waarbij er op kernkwaliteiten of andere waarden van het NNN geen effecten kunnen zijn. De ingreep kan zonder verdere procedure in het kader van het NNN plaatsvinden.
Soortbescherming
Hieronder worden per soortgroep de resultaten en aanbevelingen samengevat. Te allen tijde geldt de zorgplicht ook voor niet beschermde dieren en planten.
Grondgebonden zoogdieren
Verblijfplaatsen of indicaties van de aanwezigheid van beschermde grondgebonden zoogdiersoorten uit de categorie 'andere soorten' of 'Habitatrichtlijnsoorten' zijn niet gevonden binnen of langs het plangebied. Mogelijk worden er enkele fruitbomen gekapt maar hierin bevinden zich geen geschikte holten. Aanwijzingen voor (kleine) marterachtigen zijn er niet. In watergangen wordt niet gewerkt. Er is voor deze soortgroep dan ook geen mogelijk conflict met de Wet natuurbescherming.
Vleermuizen
Belangrijke foerageergebieden en vliegroutes worden niet aangetast door de herinrichting van het erf. Verblijfplaatsen van vleermuizen zijn strikt beschermd. Mogelijk te kappen fruitbomen bevatten geen geschikte verblijfsmogelijkheden. Ruimte in de woning onder dakpannen zijn wel toegankelijk voor vleermuizen. Nader onderzoek moet uitwijzen of er daadwerkelijk vleermuisverblijfplaatsen in de woning aanwezig zijn.
Dit onderzoek is uitgevoerd en wordt in de navolgende subparagraaf toegelicht.
Vogels
Er zijn op het erf mogelijkheden voor het broeden van algemene vogels in bomen, vogelkastjes en schuren. Geadviseerd wordt om bomen te kappen en schuurtjes te slopen buiten het broedseizoen (grofweg buiten maart- half juli) m.a.w. om alle nestgelegenheid, incl. vogelhuisjes te ontnemen vóór het broedseizoen. Hierbij hoort ook het verwijderen van de grote kast aan de woning waar de kauwtjes in broeden. Voor huismussen en gierzwaluwen zijn er verblijfs- en toegangsmogelijkheden onder de dakpannen. Of deze vogelsoorten met een jaarrond beschermd daadwerkelijk aanwezig zijn, zal moeten worden onderzocht in de tijd dat deze soorten broeden. Dit is tussen grofweg tussen april en half juli, op verschillende momenten.
Dit onderzoek is uitgevoerd en wordt in de navolgende subparagraaf toegelicht.
Reptielen, amfibieën en vissen
De sloot wordt door de geplande werkzaamheden niet of nauwelijks aangetast. Voortplantingswateren van amfibieën of het leefgebied van vissen daarmee ook niet. Reptielen worden in de buurt van de besproken ingreeplocatie in Rhoon niet verwacht. Ook beschermde amfibieën worden niet verwacht. Er zijn daarmee geen effecten van de ingreep op beschermde reptielen en amfibieën.
Flora
De beschermde planten uit de Wet natuurbescherming worden in het plangebied niet verwacht. Het erf voldoet niet de biotoopseisen van soorten uit de directe omgeving of van andere plantensoorten. Negatieve effecten op beschermde planten worden daarom niet verwacht.
Ongewervelden
Beschermde ongewervelden worden gezien het aanwezige weinig geschikte biotoop niet in dit plangebied verwacht. Ze zijn gebonden aan specifieke biotopen - of biotoopelementen zoals rivieren, beken, heiden, vennen of moerassen. Deze komen niet voor op de plek van de geplande ingreep.
Conclusie
Het nadere onderzoek flora en fauna naar vleermuizen, huismussen en gierzwaluwen is uitgevoerd en wordt in de volgende subparagraaf toegelicht.
4.7.1 Nader onderzoek ecologie
Door Ekoza is een nader onderzoek ecologie naar vleermuizen, gierzwaluwen en huismussen uitgevoerd. Het rapport is als Bijlage 4 bijgevoegd. Hieruit volgt dat;
- Huismussen
Er zijn geen huismussennesten vastgesteld in het plangebied waardoor een negatief effect van de werkzaamheden op huismussen is uitgesloten. Een ontheffing in het kader Wet natuurbescherming is niet nodig.
- Gierzwaluwen
Er zijn geen gierzwaluwnesten in het plangebied vastgesteld, waardoor een negatief effect van de werkzaamheden op gierzwaluwen is uitgesloten. Een ontheffing in het kader Wet natuurbescherming is niet nodig.
- Vleermuizen
Er zijn geen verblijfplaatsen van vleermuizen vastgesteld binnen het plangebied, waardoor een negatief effect op vleermuizen is uitgesloten. Een ontheffing in het kader Wet natuurbescherming is niet nodig.
Het plangebied wordt slechts door enkele gewone dwergvleermuizen en ruige dwergvleermuizen gebruikt om te foerageren. Aangezien het om enkele foeragerende gewone dwergvleermuizen en ruige dwergvleermuizen gaat kan het uitgesloten worden dat het om essentieel foerageergebied gaat. Een negatief effect van de werkzaamheden op foeragerende vleermuizen wordt uitgesloten. Een ontheffing in het kader Wet natuurbescherming is niet nodig.
Conclusie
Het aspect ecologie levert geen belemmeringen op voor het wijzigingsplan.
4.8 Archeologie
Ter plaatse van het plangebied geldt geen archeologische dubbelbestemmingen, derhalve is geen archeologisch onderzoek uitgevoerd.
4.9 Water
Door AGEL adviseurs is de waterparagraaf opgesteld. Deze is als Bijlage 6 bijgesloten.
Het plangebied heeft een oppervlakte van circa 5.000 m2. Het onbebouwde deel is overwegend onverhard en in gebruik als erf. Het plangebied heeft een gemiddeld maaiveldniveau van 0,70m -N.A.P.
Grondwater
Ter hoogte van het plangebied zijn geen exacte gegevens bekend van de grondwatersituatie. De dichtstbijzijnde grondwatertrappen betreffen grondwatertrappen V en VI. Dat wil zeggen dat de gemiddeld hoogste grondwaterstand minder dan 0,4 m beneden het maaiveld ligt (V), of 0,4 tot 0,8 m beneden het maaiveld (VI) en dat de gemiddeld laagste grondwaterstand meer dan 1,2 m beneden het maaiveld ligt.
Bodemkundige situatie
Volgens de bodemkaart van Nederland (www.bodemdata.nl) bestaat de bodem ter plaatse voornamelijk uit klei.
Oppervlaktewater
In het plangebied zelf is geen oppervlaktewater aanwezig. Aan de noord- en oostzijde van het plangebied bevinden zich drie afwateringssloten (W12192, T14075 en T14076). Zie onderstaande afbeelding.
Afbeelding locatie afwateringssloten (bron: Legger waterschap Hollandse Delta)
Overige gebied specifieke waterbelangen
De locatie ligt niet in een grondwaterwingebied of grondwaterbeschermingsgebied (digitale Bodematlas, provincie Zuid-Holland).
Toekomstige situatie
De oppervlakte van een nieuw bouwperceel, bij het toevoegen van een woning, minimaal 400 m2 en maximaal 1.250 m2. Uitgaande van een maximaal bouwoppervlak, is de verdeling van de oppervlaktes ten opzichte van de huidige en toekomstige situatie weergegeven in onderstaande tabel. De verwachting is echter dat de nieuwe woning over hetzelfde oppervlak beschikt als de bestaande woning (ca. 400 m2). In de toekomstige situatie is sprake van een verhardingstoename van 678 m2. Wanneer er uitgegaan wordt van een oppervlakte van 400 m2 per nieuw te bouwen woning, is er sprake van een verhardingsafname.
Tabel oppervlakteverdeling bestaande en toekomstige situatie
Waterbeheer
Het plan loopt geen verhoogd risico op wateroverlast als gevolg van overstromingen. Het plan heeft geen schadelijke gevolgen voor de waterkwaliteit en ecologie. Er worden geen (bouw)materialen toegepast waardoor het afstromende hemelwater bijvoorbeeld door uitloging verontreinigd kan raken. In het plan wordt er naar gestreefd het voorkeursbeleid van het waterschap op te volgen.
Grondwater
Het plan mag niet resulteren in een blijvende grondwaterpeilverlaging of in vervuiling van het grondwater. Na aanleg dient de ontwatering (het verschil tussen de grondwaterstand en maaiveld) in het plangebied minstens 70 centimeter te bedragen.
Wegen
Het plan bevindt zich, al dan niet gedeelte, in de obstakelvrije zone van een weg. Zonder vergunning van het waterschap is het niet toegestaan in een strook van 4,5 meter uit de kant van de voor het verkeer bestemde banen werkzaamheden te verrichten, werken aan te brengen, obstakels te plaatsen e.d.
Het plan voorziet niet in een nieuwe aansluiting op een weg buiten de bebouwde kom daarnaast ligt het plangebied niet in een obstakelvrije zone van het waterschap.
Conclusie
De initiatiefnemer heeft het waterschap geïnformeerd over het plan door gebruik te maken van de Digitale Watertoets. Toetsing aan de kaartlagen en beantwoording van de vragen heeft ertoe geleid dat de verkorte watertoetsprocedure is toegepast. Het plan heeft een geringe invloed op de belangen van het waterschap. De procedure in het kader van de watertoets is goed doorlopen. Het waterschap geeft een positief wateradvies.
4.10 Conclusie
Uit de uitgevoerde onderzoeken en beoordelingen volgt dat er geen milieuhygiënische belemmeringen zijn voor de realisatie van het planvoornemen.
Hoofdstuk 5 Juridische Planbeschrijving
5.1 Planvorm
Het voorliggende wijzigingsplan bestaat uit een toelichting, regels en een verbeelding. In de regels worden bestemmingen ''Wonen'' en ''Tuin'' overgenomen uit het vigerende bestemmingsplan ''Buytenland''. Aan de vigerende regels voor ''Wonen'' is in dit wijzigingsplan een regel toegevoegd dat de afstand tussen de noordelijke grens van het bestemmingsvlak ''Wonen'' en het hoofdgebouw minimaal 6 meter moet bedragen. De reden voor deze afstandsmaat is dat er anders niet wordt voldaan aan de grenswaarden conform de Wet Geluidhinder.
5.2 Wijzigingsplan
Wettelijke vereisten
De Wro bepaalt dat ruimtelijke plannen digitaal en analoog beschikbaar moeten zijn. Hierbij vormt de inhoud van de digitale versie de beslissende versie. De digitalisering brengt met zich mee dat ruimtelijke plannen digitaal uitwisselbaar en op vergelijkbare wijze gepresenteerd moeten worden. Met het oog hierop stellen de Wro en de onderliggende regelgeving eisen waaraan digitale en analoge plannen moeten voldoen. Zo bevat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) bindende afspraken waarmee bij het maken van ruimtelijke plannen rekening moet worden gehouden. De SVBP kent (onder meer) hoofdgroepen van bestemmingen, een lijst met functie- en bouwaanduidingen, gebiedsaanduidingen en een verplichte opbouw van de planregels en het renvooi.
Regels
Voor het plangebied, zoals aangegeven op de verbeelding, zijn de regels van het bestemmingsplan ''Buytenland'' van de gemeente Albrandswaard van overeenkomstige toepassing met dien verstande dat specifiek de regels uit de bestemming ''Wonen'' (artikel 18) en de bestemming ''Tuin'' (artikel 13) gelden voor dit wijzigingsplan.
Bestemmingsvlak
In het bestemmingsplan ''Buytenland'' zijn de gronden in het plangebied bestemd met ''Wonen'' en ''Agrarisch met Waarden''. Door middel van het voorliggende wijzigingsplan wordt de bouw van twee woningen mogelijk gemaakt. De locatie waar de woningen komen zal worden bestemd met ''Wonen''. De rest van de het plangebied wordt bestemd met ''Tuin''.
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Wijzigingsbevoegdheid
Het doel van het voorliggende wijzigingsplan is het mogelijk maken van de bouw van twee woningen. In artikel 34.6b is bepaald dat Burgemeester en wethouders bevoegd zijn de bestemming van de gronden gelegen binnen 'wro-zone - wijzigingsgebied 6b' te wijzigen in de bestemming 'Wonen' en zo nodig de bestemming 'Tuin' ten behoeve van het toevoegen van een woning en/of het verplaatsen van een bestaande woning naar een andere locatie op het perceel. Voor het toepassen van de bevoegdheid gelden de volgende voorwaarden:
- a. de kernkwaliteiten van het landschap moeten behouden blijven;
- b. de verrommeling van het landschap moet worden verminderd;
- c. cultuurhistorische waarden, waaronder mede begrepen archeologische waarden, moeten worden beschermd;
- d. het wijzigingsplan moet passen in een voor het onderhavige deel van het plangebied opgestelde inrichtingsvisie en beeld-kwaliteitsplan*;
- e. op (de bouw van) een nieuwe woning met bijbehorende bebouwing zijn de gebruiks- en bouwregels van de bestemming 'Wonen' van toepassing, waarbij - indien en voor zover sprake is van herbouw van een bestaande woning op een andere locatie op het perceel rekening mag worden gehouden met het bepaalde in artikel 31.2 van deze regels;
- f. eventuele overige, bij het nieuwe bouwperceel behorende erven worden als Tuin bestemd, waarbij de regels van de bestemming 'Tuin' in dit plan hierop van overeenkomstige toepassing zijn;
- g. op ieder perceel moet tenminste één parkeerplaats worden gerealiseerd;
- h. er moet worden voorzien in een aanvaardbare milieuzonering, waaronder mede begrepen de externe veiligheid, een goede waterhuishouding en geluidhinder;
- i. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende percelen mogen niet onevenredig worden beperkt;
- j. de in deze regels opgenomen dubbelbestemmingen blijven, indien en voor zover zij samenvallen met een wijzigingsgebied, onverkort van toepassing.
Punt a en b
De kernkwaliteiten van het aangrenzend agrarisch gebied worden niet aangetast door de bouw van een extra woning. Het bouwen van twee woningen is passend in het bebouwingslint bestaande uit onder meer vrijstaande woningen langs de Achterdijk.
In de huidige situatie staan op de kavel kassen, en vindt er in het zicht van de Achterdijk opslag in de open lucht plaats. De huidige woning is voorzien van diverse aan- en uitbouwen. De nieuwbouw van twee woningen op de kavel betekent dat de huidige woning met aan- en uitbouwen en kassen gesloopt worden en de open opslag verdwijnt en plaats maakt voor twee woningen met tuinen. De kwaliteit van de locatie aan de Achterdijk 32 wordt verbeterd omdat de bestaande bebouwing wordt gesloopt en twee kwalitatief betere woningen terug worden gebouwd.
Punt c
Er worden geen cultuurhistorische of archeologische waarden aangetast. Ter plaatse van het plangebied geldt geen dubbelbestemming ''Archeologie'' en er is geen cultuurhistorische bebouwing aanwezig in het plangebied.
Punt d
Voor het voorliggende plan is geen beeldkwaliteitsplan opgesteld. Het planvoornemen is getoetst aan de hand van de folder ''Dijken''. In hoofdstuk 2 is beschreven dat het bouwplan voorziet in twee woningen die passend zijn binnen de richtlijnen die zijn opgenomen in de folder ''Dijken''.
Punt e
Naar de regels van de bestemming ''Wonen'' uit het vigerende bestemmingsplan zal worden verwezen in de regels van het voorliggende wijzigingsplan. Het planvoornemen is niet in strijd met artikel 31.2 (vormen van verboden gebruik, gebouwen) van het vigerende bestemmingsplan.
Punt f
Alleen de gronden waarop de woningen worden gebouwd worden bestemd met ''Wonen''. De rest van de gronden wordt bestemd met ''Tuin''.
Punt g
Bij iedere afzonderlijke woning op de kavel wordt eigen parkeergelegenheid gerealiseerd, minimaal 2 parkeerplaatsen per woning.
Punt h
Uit de onderzoeken volgt dat er geen milieuhygiënische belemmeringen zijn.
Punt i
Het bouwen van een extra woning op de kavel ten opzichte van de bestaande situatie beperkt de gebruiksmogelijkheid van de aangrenzende percelen niet.
Aan de noord-, west- en zuidkant van het plangebied liggen bestaande woningen welke niet worden beperkt door de bouw van de nieuwe woningen.
Ook wordt de vrijwaringszone van de aan de oostkant van het plangebied gelegen leiding niet beperkt omdat de ligging van deze zone onveranderd blijft. De realisatie van de woningen vindt alleen plaats op de gronden van de kavel gelegen aan de Achterdijk 32.
Punt j
Ter plaatse van het plangebied gelden geen dubbelbestemmingen.
6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
De voorgenomen wijziging van het perceel en de bouwplannen zijn besproken met omwonenden. Alle gesprekspartners hebben positief gereageerd en aangegeven dat ze dit als een verrijking/verbetering van de Achterdijk zien. Ook wordt het als positief en ruimtelijk ervaren dat de woning vanaf de Achterdijk gezien meer naar achteren op het perceel komt te liggen.
In de voorbereiding van het besluit betreffende het wijzigingsplan is de afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht geregelde procedure van toepassing, met dien verstande dat de aanvraag gedurende zes weken ter inzage ligt, waarbinnen een ieder schriftelijk zijn zienswijze kenbaar kan maken.
Het ontwerp wordt ter inzage gelegd en gedurende die termijn kan het wijzigingsplan worden geraadpleegd. Gedurende deze termijn wordt één ieder in de gelegenheid gesteld om zienswijzen in te dienen.
6.3 Economische Uitvoerbaarheid
Het plan is een particulier initiatief dat wordt uitgevoerd en beheerd voor rekening en risico van de initiatiefnemer. Voor de gemeente zijn aan het plan geen financiële consequenties verbonden.
Bijlage 1 Verkennend Bodemonderzoek
Bijlage 1 Verkennend bodemonderzoek
Bijlage 2 Nader Bodemonderzoek
Bijlage 2 Nader bodemonderzoek
Bijlage 3 Onderzoek Ecologie
Bijlage 4 Nader Onderzoek Ecologie
Bijlage 4 Nader onderzoek ecologie
Bijlage 5 Onderzoek Akoestiek
Bijlage 6 Waterparagraaf
Bijlage 7 Onderzoek Externe Veiligheid
Bijlage 7 Onderzoek externe veiligheid
Bijlage 8 Ontwerpbesluit Hogere Geluidgrenswaarden, Wet Geluidhinder
Bijlage 8 Ontwerpbesluit hogere geluidgrenswaarden, Wet geluidhinder
Bijlage 9 Besluit Hogere Geluidgrenswaarden, Wet Geluidhinder
Bijlage 9 Besluit hogere geluidgrenswaarden, Wet geluidhinder