KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Tuin
Artikel 4 Wonen
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 5 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Ligging Plangebied
1.3 Vigerend Bestemmingsplan
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Gebiedsvisie
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Inleiding
3.2 Rijks- En Provinciaal Beleid
3.3 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Milieuonderzoek
4.1 Besluit M.e.r.
4.2 Bedrijven En Milieuzonering
4.3 Bodem
4.4 Geluid
4.5 Luchtkwaliteit
4.6 Externe Veiligheid
4.7 Ecologie
4.8 Archeologie
4.9 Water
4.10 Conclusie
Hoofdstuk 5 Juridische Planbeschrijving
5.1 Planvorm
5.2 Wijzigingsplan
Hoofdstuk 6 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
6.1 Wijzigingsbevoegdheid
6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
6.3 Economische Uitvoerbaarheid
Bijlage 1 Onderzoek Bodem
Bijlage 2 Onderzoek Ecologie
Bijlage 3 Nader Onderzoek Ecologie
Bijlage 4 Projectplan Achterdijk 6 Te Rhoon
Bijlage 5 Beschikking Ontheffing Wet Natuurbescherming
Bijlage 6 Memo Externe Veiligheid
Bijlage 7 Gasleiding
Bijlage 8 Onderzoek Akoestiek
Bijlage 9 Besluit Hogere Grenswaarden, Wet Geluidhinder

Achterdijk 6 Rhoon

Wijzigingsplan - gemeente Albrandswaard

Vastgesteld op 04-02-2020 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het wijzigingsplan Achterdijk 6 Rhoon met identificatienummer NL.IMRO.0613.WPAchterdijk6-VST1 van de gemeente Albrandswaard;

1.2 bestemmingsplan "Buytenland"

het bestemmingsplan "Buytenland" met identificatienummer NL.IMRO.0613.0102Buytenlandvr-vst5, zoals vastgesteld door de raad van de gemeente Albrandswaard, d.d. 19-06-2013;

1.3 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels;

1.4 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.7 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.8 overig

de begrippen conform de regels in artikel 1 van het bestemmingsplan "Buytenland" gelden voor dit wijzigingsplan.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt gemeten conform de regels in artikel 2 van het bestemmingsplan "Buytenland".

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Tuin

Voor het plangebied, zoals aangegeven op de verbeelding, zijn de regels van het bestemmingsplan "Buytenland" van de gemeente Albrandswaard van overeenkomstige toepassing met dien verstande dat specifiek de regels uit de bestemming Tuin (artikel 13) gelden voor dit wijzigingsplan.

Artikel 4 Wonen

Voor het plangebied, zoals aangegeven op de verbeelding, zijn de regels van het bestemmingsplan "Buytenland"van de gemeente Albrandswaard van overeenkomstige toepassing met dien verstande dat specifiek de regels uit de bestemming Wonen (artikel 18) gelden voor dit wijzigingsplan.

Artikel 18 specifieke gebruiksregels

Ten aanzien van het gebruik gelden de volgende regels;

per bestemmingsvlak worden ten minste 2 parkeerplaatsen gerealiseerd en in stand gehouden.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Op het wijzigingsplan zijn de algemene regels uit hoofdstuk 3 behorende bij het bestemmingsplan "Buytenland" voor zover relevant, van toepassing.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Op het wijzigingsplan zijn de overgangsregels uit hoofdstuk 4 behorende bij het bestemmingsplan "Buytenland" voor zover relevant, van toepassing.

Artikel 5 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het wijzigingsplan Achterdijk 6 Rhoon

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De initiatiefnemer is voornemens om op de kavel gelegen aan de Achterdijk 6 te Rhoon de bestaande woning, een deel van een tweekapper, te slopen en achter op de kavel een nieuwe woning te bouwen.

Het plangebied ligt binnen het bestemmingsplan Buytenland en is bestemd met 'Wonen' en 'Tuin'. De initiatiefnemer wil de nieuwe woning bouwen op gronden die bestemd zijn met 'Tuin'. Conform de regels van deze bestemming is het niet toegestaan om een woning te bouwen.

Ter plaatse van het plangebied is de gebiedsaanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied - 6a opgenomen'. Door het toepassen van de bijbehorende wijzigingsbevoegdheid is het mogelijk om de geldende bestemming(en) te wijzigen naar 'Wonen' en/of 'Tuin' ten behoeve van het verplaatsen van een bestaande woning naar een andere locatie op het perceel.

Het planvoornemen voor de sloop van de bestaande woning en nieuwbouw van één woning wordt mogelijk gemaakt door het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid. In voorliggend wijzigingsplan worden de voorwaarden van deze bevoegdheid onderbouwd ter motivering dat het plan voor de herbouw van de woning wat verder naar achteren op de kavel passend is binnen deze voorwaarden.

1.2 Ligging Plangebied

Het plangebied is gelegen in het buitengebied ten oosten van de kern Rhoon en is ontsloten vanaf de Achterdijk. Aan de west-, noord- en zuidkant van het plangebied zijn bestaande woningen gelegen. Aan de oostkant grenst het plangebied aan agrarisch gebied.

Ten noorden van het plangebied is de Rhoonse Baan gelegen, de Achterdijk is hierop aangesloten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0613.WPAchterdijk6-VST1_0001.jpg"

Afbeelding ligging plangebied

afbeelding "i_NL.IMRO.0613.WPAchterdijk6-VST1_0002.jpg"

Afbeelding aanzicht kavel Achterdijk 6 Rhoon, gezien vanaf de Achterdijk

1.3 Vigerend Bestemmingsplan

Het plangebied is gelegen binnen het bestemmingsplan ''Buytenland'' welke op 19 juni 2013 is vastgesteld door de gemeente Albrandswaard. Het plangebied is bestemd met 'Wonen' en 'Tuin'. De gronden waar de bestaande woning met bijbehorende garage op staan zijn bestemd met 'Wonen''. De rest van de kavel, waar enkele schuren op staan, is bestemd met 'Tuin'. Een ondergrondse gasleiding is gelegen in de noordoost hoek van het plangebied en is bestemd met 'Leiding - Gas'. Ter plaatse van de gronden met deze bestemming mogen geen bouwwerken worden gerealiseerd.

Het plangebied is gelegen binnen het aanduidingsvlak van de gebiedsaanduiding ''wro-zone - wijzigingsgebied - 6a''. Het planvoornemen is om op de gronden met de bestemming 'Tuin' de nieuwe woning te bouwen, binnen deze bestemming is dit niet toegestaan.

Voor het gehele plangebied geldt dat het aantal woningen niet mag toenemen. De bestaande woning wordt gesloopt en er wordt één woning terug gebouwd, hierdoor is geen sprake van een toename.

Door het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid wordt het planvoornemen voor de nieuwbouw van de woning mogelijk gemaakt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0613.WPAchterdijk6-VST1_0003.jpg"

Afbeelding uitsnede vigerend bestemmingsplan

In artikel 34.6a zijn de regels voor wijzigingsgebied 6a opgenomen. In dit artikel is opgenomen dat Burgemeester en wethouders bevoegd zijn de bestemming van de gronden gelegen binnen 'wro-zone - wijzigingsgebied 6a' te wijzigen in de bestemming 'Wonen' en zo nodig de bestemming 'Tuin' ten behoeve van het verplaatsen van een bestaande woning naar een andere locatie op het perceel. Voor het toepassen van de bevoegdheid gelden de volgende voorwaarden;

  1. 1. de kernkwaliteiten van het landschap moeten behouden blijven;
  2. 2. de verrommeling van het landschap moet worden verminderd;
  3. 3. cultuurhistorische waarden, waaronder mede begrepen archeologische waarden, moeten worden beschermd;
  4. 4. het wijzigingsplan moet passen in een voor het onderhavige deel van het plangebied opgestelde inrichtingsvisie en beeldkwaliteitsplan;
  5. 5. op (de bouw van) een nieuwe woning met bijbehorende bebouwing zijn de gebruiks- en bouwregels van de bestemming 'Wonen' van toepassing, waarbij - indien en voor zover sprake is van herbouw van een bestaande woning op een andere locatie op het perceel rekening mag worden gehouden met het bepaalde in artikel 31.2 van de regels;
  6. 6. eventuele overige, bij het nieuwe bouwperceel behorende erven worden als Tuin bestemd, waarbij de regels van de bestemming 'Tuin' in dit plan hierop van overeenkomstige toepassing zijn;
  7. 7. op ieder perceel moet tenminste één parkeerplaats worden gerealiseerd;
  8. 8. er moet worden voorzien in een aanvaardbare milieuzonering, waaronder mede begrepen de externe veiligheid, een goede waterhuishouding en geluidhinder;
  9. 9. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende percelen mogen niet onevenredig worden beperkt;
  10. 10. de in deze regels opgenomen dubbelbestemmingen blijven, indien en voor zover zij samenvallen met een wijzigingsgebied, onverkort van toepassing.

In het voorliggende wijzigingsplan worden bovenstaande voorwaarden onderbouwd om hiermee aan te tonen dat de bouw van een nieuwe woning achterop de kavel passend is hierbinnen.

1.4 Leeswijzer

In Hoofdstuk 2 worden de bestaande situatie en de ontwikkeling beschreven. In Hoofdstuk 3 wordt het relevante beleidskader toegelicht. De uitgevoerde onderzoeken naar omgevingsaspecten komen aan de orde in Hoofdstuk 4.

Hoofdstuk 5 bevat een toelichting op de juridische regeling van het plan. De maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid komen in Hoofdstuk 6 aan de orde.

Hoofdstuk 2 Gebiedsvisie

Bestaande situatie

Het plangebied is gelegen aan de Achterdijk 6 in het buitengebied van Rhoon. In het plangebied staat een woning met bijbehorende schuren, de rest van de gronden is onbebouwd. De woning maakt deel uit van een tweekapper. De tweede woning van deze tweekapper maakt geen deel uit van het planvoornemen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0613.WPAchterdijk6-VST1_0004.jpg"

Afbeelding bestaande woning Achterdijk 6

Nieuwe situatie

De huidige woning is verouderd, te klein en voldoet niet meer aan de huidige eisen. Ze zal volledig gerenoveerd of vernieuwd en uitgebreid moeten worden of vervangen moeten worden door nieuwbouw. Vanwege financiële redenen en de ruimere mogelijkheden van nieuwbouw is gekozen om de huidige woning te slopen en een nieuwe vrijstaande woning te bouwen. Deze woning zal op een grotere afstand van de weg worden gerealiseerd, zodat deze meer vrij op de kavel komt te liggen.

Conform de regels van het vigerende bestemmingsplan is het niet toegestaan dat het aantal woningen op het perceel toeneemt. De bestaande woning wordt gesloopt. Deze woning is een deel van een tweekapper. Alleen het gedeelte van de woning wat in eigendom is van de initiatiefnemer wordt gesloopt.

Het voornemen is om op de kavel, op circa 10,5 meter van de weg, de nieuwe woning te bouwen. De nieuwe woning komt dan aan onderdaan de dijk te liggen, hetgeen een veelvoorkomende positie is van woningen aan dijklinten en daardoor ook een passende situering is.

Deze gronden waar de nieuwe woning komt zijn bestemd met 'Tuin'. Het voorliggende wijzigingsplan maakt het mogelijk om deze bestemming te wijzigen naar 'Wonen' waardoor de nieuwbouw van de woning planologisch mogelijk wordt.

De ondergrondse gasleiding in de noordoost hoek van het plangebied, welke middels een dubbelbestemming is aangeduid, blijkt niet aanwezig te zijn (overleg met de DCMR). Derhalve is in schetsverkaveling van de woning ook geen rekening gehouden met deze leiding.

afbeelding "i_NL.IMRO.0613.WPAchterdijk6-VST1_0005.jpg"

Afbeelding situering van de nieuwe woning

afbeelding "i_NL.IMRO.0613.WPAchterdijk6-VST1_0006.jpg"

Afbeelding impressie van de nieuwe woning

Parkeren en verkeer

Bij de woning wordt op eigen terrein gerealiseerd. De bestaande ontsluiting vanaf de Achterdijk blijft gehandhaafd. Het aantal woningen neemt niet toe omdat de bestaande woning wordt gesloopt. Derhalve verandert de verkeerssituatie ten opzichte van de bestaande situatie niet. En is er ook geen sprake van een toename van het aantal verkeersbewegingen. Er worden twee parkeerplaatsen op eigen terrein gerealiseerd. Deze zullen ook in stand worden gehouden.

Landschap en beeldkwaliteit

Voor het planvoornemen is geen beeldkwaliteitsplan opgesteld. Om te bepalen of het planvoornemen landschappelijk inpasbaar is de folder ''Dijken'' gehanteerd. Deze folder is in december 2015 door de BAR (Barendrecht, Albrandswaard, Ridderkerk) gemeentes opgesteld, als zijnde leidraad om te bepalen wat er gedaan moet om de bijzondere landschappelijke kwaliteiten in dit gebied te behouden en te versterken indien er gebouwd wordt. De beoogde ontwikkeling is te zien als een 'dijkwoning onderaan de dijk'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0613.WPAchterdijk6-VST1_0007.jpg"

Afbeelding regels voor dijkwoningen

Het plangebied is gelegen aan een dijk, de Achterdijk. In de folder is opgenomen dat als er gebouwd wordt aan een dijk dat de volgende aspecten van belang zijn;

  • bebouwing moet eenvoudig zijn
  • erfbeplanting is beeldbepalend
  • zorg voor zicht op het landschap
  • volg de richting van het landschap
  • houd rekening met hiërarchie.

Landschappelijke inpassing

Voor het bouwplan van de woningen moet rekening worden gehouden met de zorgvuldige inpassing in het landschap. Dit betekent dat de nieuw woning niet te opvallend mogen zijn. Beplanting is hierbij van belang. In het landelijk gebied hoort een typisch landelijke architectuur, met een erf inrichting en beplanting die past bij de streek. Doordat de bestaande woning wordt gesloopt en de nieuwe woning verder naar achteren op het perceel wordt gebouwd ontstaat een rustiger bebouwingsbeeld gezien vanaf de Achterdijk. Aan weerszijden van de Achterdijk zal ter hoogte van het plangebied geen bebouwing meer direct zichtbaar zijn langs de weg nadat de nieuwbouw is afgerond. Voor de omgeving van het plangebied is het Beeldkwaliteitsplan ''landschapspark Buytenland'' van toepassing. Door een zorgvuldige landschappelijke inpassing wordt ook, landschappelijk gezien, bij de omgeving aangesloten.

De opzet van bebouwing langs een dijk

Bij nieuwe bebouwing langs dijken is het streven om de sfeer van de dijk te vatten. Bij de gekozen bouwstijl voor de woning is het van belang het profiel van de dijk herkenbaar te houden. De dijk mag bijvoorbeeld niet breder worden gemaakt ten behoeve van parkeerplaatsen. Een andere belangrijke richtlijn is de bouwhoogte, vanaf de dijk gezien mag deze niet hoger zijn dan één bouwlaag met een kap. Als de woning verder van de dijk wordt gepositioneerd dan is het van belang dat de ruimte tussen de woning en de dijk vrij blijft van bebouwing. Dit is geregeld in de bestemming ''Wonen''. Hierin staat dat de afstand van een hoofdgebouw tot aan de bestemming "Verkeer" en/of tot een aangrenzend woonperceel minimaal 6 moet meter bedragen. Hierdoor is het planologisch niet mogelijk om het deel van het perceel tussen de woning en dijk vol te bouwen.

Cultuurhistorie en archeologie

Ter plaatse van het plangebied is geen archeologische dubbelbestemming opgenomen. Dit betekent dat het plangebied niet gelegen is in een gebied waar archeologische waarden zijn te verwachten.

De bebouwing in het plangebied is niet van cultuurhistorische waarde.

Het planvoornemen zorgt niet voor een aantasting van cultuurhistorische of archeologische waarden.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Inleiding

In dit hoofdstuk is het relevante beleid voor het planvoornemen opgenomen.

3.2 Rijks- En Provinciaal Beleid

Uit de kaart behorende bij de Visie Ruimte en Mobiliteit (geconsolideerde versie d.d. 1 januari 2018) is op te maken dat het plangebied is gelegen binnen stads- en dorpsranden. Deze gebieden vormen de overgang van de dorpen (en steden) naar het landschap. De relatie tussen bebouwd gebied en landschap is afhankelijk van de karakteristieken van de bebouwingsrand en die van het aangrenzende landschap. Bij de nieuwbouw van de woning wordt rekening gehouden met een landschappelijke inpassing die passend is binnen de stads- en dorpsrand.

Uit de kaart behorende bij de Visie Ruimte en Mobiliteit (VRM) is op te maken dat het plangebied is gelegen binnen een 'recreatiegebied'. Het provinciaal beleid met betrekking tot deze gebieden wordt hieronder nader toegelicht.

Uit de kaart van Verordening ruimte (geconsolideerde versie d.d. 11 april 2018) is op te maken dat het plangebied ligt binnen gebied waarvoor beschermingscategorie 2 is opgenomen. Deze categorie geldt onder meer voor het in de provinciale Verordening aangewezen recreatiegebied, waar het plangebied deel van uit maakt. In artikel 2.2.1, lid 2, is opgenomen dat een bestemmingsplan voor een gebied met beschermingscategorie 2 niet kan voorzien in een ruimtelijke ontwikkeling tenzij het gaat om de ontwikkeling van bovenlokale infrastructuur of van natuur of om een in het Programma ruimte uitgezonderde ruimtelijke ontwikkeling of een zwaarwegend algemeen belang en voorts wordt voldaan aan de onder c gestelde voorwaarden.

In de Verordening zijn in artikel 2.21 regels opgenomen ten aanzien van ruimtelijke kwaliteit welke van toepassing zijn op het voorliggende wijzigingsplan. In dit artikel is geregeld dat een ruimtelijk plan, in dit geval het wijzigingsplan, kan voorzien in een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling, mits er wordt voldaan aan voorwaarden ten aanzien van ruimtelijke kwaliteit:

  • de ruimtelijke ontwikkeling past binnen de bestaande gebiedsidentiteit, voorziet geen wijziging op structuurniveau, past bij de aard en schaal van het gebied en voldoet aan de relevante richtpunten van de kwaliteitskaart (inpassen);
  • als de ruimtelijke ontwikkeling past binnen de bestaande gebiedsidentiteit, maar wijziging op structuurniveau voorziet (aanpassen), wordt deze uitsluitend toegestaan mits de ruimtelijke kwaliteit per saldo ten minste gelijk;
  • als de ruimtelijke ontwikkeling niet past bij de bestaande gebiedsidentiteit (transformeren), wordt deze uitsluitend toegestaan mits de ruimtelijke kwaliteit van de nieuwe ontwikkeling is gewaarborgd door: een integraal ontwerp, en het zo nodig treffen van aanvullende ruimtelijke maatregelen.

Met aanvullende ruimtelijke maatregelen worden maatregelen bedoeld zoals duurzame sanering, wegnemen verharding of andere maatregelen waardoor de ruimtelijke kwaliteit verbeterd.


Het planvoornemen kan worden aangemerkt als ''inpassen'', het voornemen is passend binnen de bestaande gebiedsintentieit. Langs de Achterdijk is een bebouwingslint gelegen bestaande uit onder meer vrijstaande woningen. Door het landschappelijk inpassen van de nieuwe woning zal deze passend zijn in de omgeving. De sloop en de nieuwbouw ter plaatse van de kavel zorgt voor een kwaliteitsverbetering van de locatie. Omdat een nieuwe, kwalitatief betere en lansdschappelijke ingepaste woning wordt terug gebouwd. Het planvoornemen betreft een kleinschalige en kwaliteitsverbeterende ontwikkeling en zorgt niet voor een aantasting van het recreatiegebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0613.WPAchterdijk6-VST1_0008.jpg"

Afbeelding uitsnede kaart Verordening ruimte

Het provinciale beleid levert geen belemmeringen. Gezien de kleinschaligheid van het planvoornemen wordt gesteld dat er geen rijksbelangen spelen. Derhalve wordt het beleidskader op rijksniveau niet verder uitgewerkt.

De ladder voor duurzame verstedelijking wordt toegelicht in de volgende paragraaf.

3.2.1 Ladder voor duurzame verstedelijking

In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is met ingang van 1 oktober 2012 de ladder voor duurzame verstedelijking' opgenomen (artikel 3.2). Deze ladder is in juli 2017 geactualiseerd. De kernbepaling van de nieuwe Ladder, artikel 3.1.6 lid 2 Bro, is als volgt komen te luiden:

De toelichting van een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling. Indien blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied kan worden voorzien, bevat de toelichting een motivering daarvan en een beschrijving van de mogelijkheid om in die behoefte te voorzien op de gekozen locatie buiten het bestaand stedelijk gebied.

In de Verordening ruimte is de ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen in artikel 2.1.1. In dit artikel is opgenomen dat als een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, deze moet voldoen aan de volgende eisen:

  1. 1. de stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele behoefte, die zo nodig regionaal is afgestemd;
  2. 2. in die behoefte wordt binnen het bestaand stads- en dorpsgebied voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins, of
  3. 3. indien de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stads- en dorpsgebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt gebruik gemaakt van locaties die,
    1. a. gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld,
    2. b. passen in de doelstellingen en richtpunten van de kwaliteitskaart van de Visie ruimte en mobiliteit, waarbij artikel 2.2.1 van toepassing is, en
    3. c. zijn opgenomen in het Programma ruimte, voor zover het gaat om locaties groter dan 3 hectare.

Onderbouwing

De Ladder voor duurzame verstedelijking is van toepassing bij stedelijke ontwikkelingen. Op basis van jurisprudentie blijkt dat ontwikkeling van één of enkele woningen niet gezien wordt als een stedelijke ontwikkeling (Uitspraak Raad vanState,ABRvS 18 december 2013, 201302867/1/R4). Het voorliggende bestemmingsplan heeft betrekking op de bouw van één woning. De locatie is buiten bestaand stads- en dorpsgebied en voorziet in de specifieke behoefte van een particuliere initiatiefnemer.

3.3 Gemeentelijk Beleid

De gemeentelijke structuurvisie is in oktober 2012 vastgesteld. In de Toekomstvisie Albrandswaard 2025 is de koers bepaald: “van meer naar beter”. In de structuurvisie wordt de ruimtelijke vertaalslag gemaakt. De Toekomstvisie Albrandswaard 2025 bevat de koers die de gemeente wil varen, samengevat in vijf O’s: ruimte voor ondernemen (werkgelegenheid), ontspannen (recreatie en toerisme), ontmoeten (het leven in de dorpen) en ontplooien (‘een leven lang leren’). Een vijfde O, ontketenen, heeft betrekking op de rol van de gemeente: niet alles zelf doen, maar initiatieven van burgers en partners ondersteunen en begeleiden. Co-creatie (samen bedenken) en zelforganisatie staan daarbij centraal.

De Structuurvisie Albrandswaard 2025 is een uitwerking van de Toekomstvisie. De Structuurvisie geeft richting aan het ruimtelijk beleid - wat moet waar komen en waarom? - en biedt zo kaders en richtlijnen voor initiatieven van burgers, ondernemers en (maatschappelijke) organisaties. De kernkoers is gericht op vijf pijlers:

  1. 1. Van meer naar beter.

Het accent verschuift van uitbreiding van woon- en werkgebieden naar verbetering van de gebieden die er al zijn.

  1. 2. Identiteit dorpen versterken.

Versterk heel Albrandswaard door de drie dorpen ieder voor zich vanuit hun eigen uitstraling en identiteit te versterken. Betrek hierbij ook de betekenis van de omliggende polders.

  1. 3. Clusteren.

Zorg dat elke dorpskern een aantrekkelijke bestemming vormt met een eigen maatschappelijk en commercieel voorzieningenpakket. Maak slimme clusteringen zodat functies zo goed mogelijk van elkaars aanwezigheid profiteren.

  1. 4. Recreatie verbeteren.

Verzilver de potentie van de strategisch gelegen plekken buiten de dorpen door in te zetten op de recreatieve economie.

  1. 5. Uitstraling en beleving verbeteren.

Etaleer Albrandswaard en ondersteun ondernemerschap.

Conclusie

Het planvoornemen sluit aan bij aan op de pijler ''van meer naar beter''. Op kavel wordt de bestaande woning gesloopt en er wordt één kwalitatief betere woning terug gebouwd. De realisatie van de woning zorgt voor een kwalitatieve verbetering van de kavel aan de Achterdijk 6.

Hoofdstuk 4 Milieuonderzoek

4.1 Besluit M.e.r.

Kader

Voor het voorliggende bestemmingsplan wordt onderzocht of de activiteiten(en), die het plan mogelijk maakt, merplichtig zijn. In het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het bestemmingsplan planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen in onderdeel C (merplicht) en onderdeel D (merbeoordelingsplicht). Daarnaast dient het college van Burgemeester en Wethouders bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen;

  • de kenmerken van de projecten;
  • de plaats van de projecten;
  • de kenmerken van de potentiële effecten.

In onderdeel C zijn activiteiten, plannen en besluiten opgenomen waarvoor het maken van een milieueffectrapportage verplicht is. In onderdeel D zijn de activiteiten, plannen en besluiten waarvoor een merprocedure van toepassing is. De vormvrije m.e.r.-beoordeling is te beschouwen als een eenvoudige, compacte versie van de m.e.r.-beoordeling. De vraag die beantwoordt moet worden is of, gelet op de omvang (waarvoor de drempelwaarde een indicatie geeft), én de aard en de ligging van het project, sprake kan zijn van aanzienlijke milieueffecten, waardoor het opstellen van een m.e.r.-beoordeling noodzakelijk is.

In de gewijzigde Besluit m.e.r. staat de nieuwe procedure voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling. Voor elke aanvraag waarbij een vormvrije m.e.r.-beoordeling aan de orde is moet:

  • door de initiatiefnemer een aanmeldingsnotitie worden opgesteld;
  • het bevoegd gezag binnen 6 weken een m.e.r.-beoordelingsbesluit nemen. Dit besluit hoeft niet in de Staatscourant gepubliceerd te worden;
  • de initiatiefnemer het (vormvrije) m.e.r.-beoordelingsbesluit bij de vergunningaanvraag voegen (Artikel 7.28 Wet milieubeheer).

De artikelen 7.16 tot en met 7.20a van de Wet milieubeheer zijn in de nieuwe wetgeving voor alle in het Besluit m.e.r. genoemde activiteiten van de D-lijst van toepassing. Het maakt daarvoor niet uit of het een activiteit onder of boven de D-drempel betreft. Voorafgaand aan de vergunningaanvraag of de ruimtelijke procedure dient een aparte beslissing worden genomen dat geen MER nodig is. Voor de initiatiefnemer geldt dat hij moet melden dat er sprake is van een vormvrije m.e.r.-beoordeling en dat hij hiervoor informatie moet aanleveren. Het bevoegd gezag moet vervolgens een formeel besluit nemen dat de initiatiefnemer bij zijn vergunningaanvraag moet voegen.

De nieuwe procedure is uitsluitend van toepassing op projecten die voorkomen in het Besluit m.e.r.. Indien kan worden aangetoond dat het project geen onderdeel uitmaakt van onderdeel C of D van het Besluit m.e.r., dan is de nieuwe procedure niet van toepassing. In onderdeel D van de bijlage van het Besluit m.e.r. is onder 11.2 de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject, met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen, opgenomen

Beoordeling / conclusie

Het plan aan de Achterdijk 6 voorziet in de realisatie van 1 woning. De locatie is gelegen in een bebouwingslint aan de Achterdijk. In het plangebied staat een bestaande woning. Deze woning gesloopt en achterop het perceel wordt een nieuwe woning terug gebouwd.

In het geval van nieuwe woningen moet worden aangetoond of sprake is van een stedelijk ontwikkelingsproject als bedoeld in het Besluit m.e.r.. In het Besluit m.e.r. is niet gedefinieerd wat onder een stedelijk ontwikkelingsproject wordt verstaan. In het kader van de toepassing van artikel 4 van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (de kruimelgevallen) heeft zich jurisprudentie gevormd over het begrip stedelijk ontwikkelingsproject. Artikel 4 van bijlage II van het Bor is niet van toepassing op projecten waar het Besluit m.e.r. op van toepassing is. Uit de jurisprudentie blijkt dat het afhangt van de concrete omstandigheden of sprake is van een stedelijk ontwikkelingsproject in de zin van het Besluit-m.e.r., waarbij onder meer aspecten als de aard en de omvang van de stedelijke ontwikkeling een rol spelen. Het antwoord op de vraag of per saldo aanzienlijke negatieve gevolgen voor het milieu kunnen ontstaan, is niet doorslaggevend voor het zijn van een stedelijk ontwikkelingsproject in de zin van het Besluit-m.e.r..

De drempelwaarde uit onderdeel D voor woningen ligt op 2.000 woningen of meer. Het project heeft een beperkte schaal (sloop en nieuwbouw 1 woning) en ligt binnen een bestaand bebouwingslint. De plannen passen derhalve bij de schaal en omvang van de locatie. Er is dan ook géén sprake van een stedelijk ontwikkelingsproject als bedoeld in het Besluit-m.e.r..

Het plan betreft de sloop van de bestaande woning en de realisatie van een nieuwe woning. Het planvoornemen betreft geen activiteit (stedelijk ontwikkelingsproject) zoals genoemd in lijst D. Een vormvrije m.e.r.- beoordeling is niet benodigd.

In de navolgende paragrafen worden verscheidene beoordelingen en/of onderzoeken van milieuaspecten nader toegelicht. Hiermee wordt nagaan of er sprake is van een goed- en leefklimaat ter plaatse van de woning.

4.2 Bedrijven En Milieuzonering

Kader

Voor het behoud en de verbetering van de kwaliteit van de woon- en leefomgeving is een juiste afstemming tussen de verschillende voorkomende functies en wonen noodzakelijk. Daarbij kan gebruik worden gemaakt van een milieuzonering die uitgaat van richtinggevende afstanden tussen milieuhinderlijke functies (in de vorm van gevaar, geluid, geur, stof) en gevoelige functies. In de handreiking ‘Bedrijven en Milieuzonering’ van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) (versie 2009) zijn deze richtafstanden opgenomen. Van deze richtafstanden kan gemotiveerd worden afgeweken.

De richtafstanden zijn afhankelijk van het omgevingstype waarbinnen de milieugevoelige bestemming is gelegen. De VNG-handreiking gaat uit van de omgevingstypes rustige woonwijk/rustig buitengebied of gemengd gebied.

Een rustige woonwijk/rustig buitengebied kan aangemerkt worden als een gebied zonder functiemenging, met minimale invloed vanuit wegverkeer. Bij een gemengd gebied is sprake van een functiemenging tussen wonen en milieubelastende activiteiten/functies en/of in de directe nabijheid van drukke gebiedsontsluitingswegen. Tevens is lintbebouwing in het buitengebied met overwegend agrarische en andere bedrijvigheid als gemengd gebied aan te merken.

De aangegeven richtafstanden in de VNG-handreiking zijn gebaseerd op het omgevingstype rustige woonwijk/rustig buitengebied. Voor het omgevingstype gemengd gebied kunnen deze richtafstanden met één stap worden verlaagd. De richtafstandenlijst biedt voor een scala aan typen bedrijvigheid de richtafstanden tot gevoelige bestemmingen vanwege geur, stof, geluid en gevaar.

Beoordeling

Het plangebied is gelegen ten oosten van Rhoon. In de omgeving van het plangebied is nauwelijks sprake van functiemenging, de functies wonen en agrarisch komen in de direct omgeving voor het van het plangebied. Het omgevingstype ''rustig buitengebied'' is daarmee van toepassing.

Aan de noordkant van het plangebied zijn woningen gesitueerd, hiertoe hoeft vanuit bedrijven- en milieuzonering geen bepaalde afstand te worden aangehouden.

Aan de zuid- en oostkant van het plangebied liggen gronden met de bestemming ''Agrarisch met waarden''. De als ''Agrarisch met waarden'' aangewezen gronden zijn bestemd voor weide- en akkerbouwgronden. Ter plaatse van deze gronden zijn agrarisch bedrijven toegestaan die gericht zijn op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren met uitzondering van de intensieve veehouderij. Voor dit type bedrijf geldt milieucategorie 3.2 en daarmee een richtafstand van 100 meter.

De afstand tussen het plangebied en de agrarische gronden bedraagt 0 meter. Aan de zuidkant en noordkant van het plangebied liggen gronden met een Woonbestemming. Dit betekent dat op basis van het Activiteitenbesluit het niet is mogelijk om in de nabijheid van deze woningen een agrarische bedrijfsactiviteit te exploiteren die valt onder de milieucategorie 3.2. Om een goed woon- en leefklimaat te garanderen moeten deze activiteiten op voldoende afstand van de bestaande woningen aan de Achterdijk worden uitgevoerd.

Omdat een agrarisch bedrijf in de bestaande situatie al wordt beperkt door de aanwezige woningen voorziet de realisatie van de nieuwe woning aan de Achterdijk 6 niet in een verdere beperking. Doordat de agrarische activiteiten op voldoende afstand van de bestaande woningen moeten plaats vinden is er ook sprake van een goed woon-en leefklimaat ter plaatse van de nieuwe woning. Op het perceel naast de woning aan de Achterdijk 4 is de huidige situatie een kleinschalige opslag voor onder meer landbouwvoertuigen aanwezig op het eigen erf. Eveneens geldt hiervoor dat op grond van het Activiteitenbesluit er al voldoende afstand aangehouden moet worden tot de bestaande woningen, dit geldt ook voor de nieuwe woning die in het plangebied gerealiseerd wordt.

Ten westen van het plangebied, aan de Nijverheidsweg, liggen gronden met de bestemmingen ''Bedrijf'' en ''Gemengd -1'' (bestemmingsplan Rhoon Dorp 2013, vastgesteld 14-7-2014). Op de gronden met de bestemming ''Bedrijf zijn bedrijven tot en met maximaal milieucategorie 3.2 toegestaan. De afstand die aangehouden moet worden tot het omgevingstype rustig buitengebied bedraagt 100 meter.

De dichtstbijzijnde gronden met een bedrijfsbestemming (Nijverheidsweg 15, 17, 21) zijn op een afstand van meer dan 190 meter van het plangebied gelegen, er wordt voldaan aan de richtafstand.

Op de gronden met de bestemming ''Gemengd -1'' zijn bedrijven met een maximaal milieucategorie 2 toegestaan. De richtafstand die aangehouden moet worden tot omgevingstype rustig buitengebied bedraagt 30 meter. Het plangebied is op een afstand van meer dan 135 meter gelegen, hiermee wordt ruimschoots voldaan aan de richtafstand.

afbeelding "i_NL.IMRO.0613.WPAchterdijk6-VST1_0009.jpg"

Afbeelding ligging gronden met bestemmingen Bedrijf, Gemengd - 1 en Agrarisch met waarden in omgeving plangebied (zwart omcirkelt)

Conclusie

Het plangebied ligt op voldoende afstand van de gronden met bestemmingen ''Bedrijf'' en ''Gemengd - 1''. Ter plaatse van de agrarische gronden wordt er niet voldaan aan de richtafstand. Wegens de aanwezigheid van bestaande woningen naast het plangebied wordt een agrarisch bedrijf al beperkt in de bedrijfsvoering en moet er al voldoende afstand worden aangehouden op basis van het Activiteitenbesluit. De realisatie van de nieuwe woning beperkt de bedrijfsvoering niet verder. Er is sprake van een goed woon- en leefklimaat omdat de agrarische bedrijfsactiviteiten op voldoende afstand moeten plaats vinden.

4.3 Bodem

Inleiding / kader

AGEL adviseurs heeft in februari 2018 een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd ter plaatse van het plangebied. Het rapport is als Bijlage 1 bijgevoegd.

De aanleiding voor het uitvoeren van het bodemonderzoek vormt de voorgenomen herinrichting op de locatie. Het voornemen is om de bestaande woning te slopen en deze meer centraal op het perceel terug te bouwen. In het kader hiervan is inzicht gewenst in de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem.

Het verkennend bodemonderzoek is uitgevoerd conform de NEN 5740. De doelstelling van het verkennend bodemonderzoek is inzicht te krijgen in de actuele milieuhygiënische kwaliteit van de bodem en daarmee vast te stellen of er op de locatie verontreinigende stoffen in de grond of het freatisch grondwater aanwezig zijn.

Op basis van de resultaten van het verkennend bodemonderzoek dient te worden vastgesteld of de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem een belemmering vormt voor de voorgenomen sloop- en bouwactiviteiten van de locatie.

Onderzoek

Op basis van de beschikbare informatie hebben in het verleden op de onderzoekslocatie geen potentieel verontreinigende activiteiten plaatsgevonden. Daarom wordt de onderzoekslocatie aangemerkt als een, voor bodemverontreiniging, onverdachte locatie.

De onderzoekslocatie wordt als onverdacht aangemerkt ten aanzien van het voorkomen van asbest in de bodem. Op basis van de beschikbare bodeminformatie en de indicatieve maaiveldinspectie zijn geen concrete aanwijzingen geconstateerd voor potentieel bodembelastende activiteiten en/of waaruit blijkt dat op of in de bodem substantiële hoeveelheden verdacht puin en/of asbestverdacht materiaal aanwezig is.

Op basis van de resultaten van het veld- en laboratoriumonderzoek dient de hypothese ‘onverdacht’ formeel te worden verworpen. De licht verhoogde gehalten aan lood en PAK in de grond en barium en naftaleen in het grondwater worden echter als niet sterk afwijkend beschouwd ten opzichte van de regionale situatie. Tevens is er geen sprake van een duidelijk aanwijsbare bronlocatie. Hierdoor is er geen reden de onderzoeksopzet te herzien of voor het uitvoeren van een aanvullend bodemonderzoek.

Conclusie

Op basis van de resultaten van het uitgevoerde verkennend bodemonderzoek wordt geconcludeerd:

  • Bij de uitvoering van het veldwerk zijn plaatselijk bijmengingen met sporen baksteen waargenomen. Het puin wat is aangetroffen bevat een homogene samenstelling van bijmengingen met bakstenen en is niet gerelateerd aan verdacht asbestmateriaal. Daarnaast zijn er tijdens de maaiveld inspectie geen concrete aanwijzingen voor potentieel bodembelastende activiteiten en/of waaruit blijkt dat in of op de bodem substantiële hoeveelheden ''verdacht'' puin en/of asbesthoudend materiaal aanwezig is.
  • De bovengrond is plaatselijk ten gevolge van bijmengingen met baksteen licht verontreinigd met lood en PAK. De gemeten gehalten van de overige geanalyseerde parameters zijn kleiner dan de achtergrondwaarden.
  • In de ondergrond zijn geen overschrijdingen van de achtergrondwaarden gemeten.
  • In het grondwater zijn licht verhoogde concentraties aan barium en naftaleen aangetoond. Een bron voor de licht verhoogde concentratie aan naftaleen is niet bekend. Barium wordt regionaal vaker zonder aanwijsbare bron in het grondwater aangetoond. Mogelijk betreft het een licht verhoogde achtergrondwaarde.

Middels onderhavig verkennend bodemonderzoek is de actuele milieuhygiënische kwaliteit van de bodem in voldoende mate vastgesteld. De resultaten van het uitgevoerde verkennend bodemonderzoek geven geen aanleiding voor het verrichten van een nader bodemonderzoek. De aangetoonde licht verhoogde gehalten en concentraties in grond- en grondwater leveren bij het gebruik van de bodem geen beperkingen op.

De milieuhygiënische kwaliteit van de bodem vormt geen bezwaar voor het voorgenomen gebruik van de locatie en de voorgenomen bouwactiviteiten.

Aanbevelingen en opmerkingen

De grond afkomstig van de onderzoekslocatie heeft een kwaliteit die indicatief voldoet aan de Achtergrondwaarde 2000. Opgemerkt wordt dat dit onderzoek geen bewijsmiddel is zoals bedoeld in het Besluit bodemkwaliteit voor toepassing van grond elders. Voor de definitieve kwaliteitsbepaling van grond die vrijkomt van de onderzoekslocatie kan afhankelijk van de bestemming en toepassing bij afvoer van de grond een partijkeuring noodzakelijk zijn (AP04). De gemeente is bevoegd gezag inzake grondverzet en toepassing van grond binnen de restricties en voorwaarden van de bodemkwaliteitskaart. Hiervoor geldt een meldingsprocedure.

4.4 Geluid

AGEL adviseurs heeft in juni 2018 een akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai en industrielawaai uitgevoerd. Het rapport is als Bijlage 8 bijgesloten.

De Rijksweg A15 is op circa 950 meter ten noordoosten van het plangebied gelegen, terwijl de geluidszone langs deze weg 600 meter bedraagt (meer dan 5 rijstroken, buitenstedelijk gebied). Om die reden is deze weg niet in het onderzoek betrokken.

Onderzoek / conclusie

Uit de berekeningen blijkt dat het verkeer op de onderzochte wegen niet ertoe leidt dat de voorkeurswaarde van 48 dB wordt overschreden. De maximaal berekende geluidbelastingen op het plangebied per weg is:

  • Achterdijk 46 dB
  • Rhoonse Baan 48 dB
  • Rijsdijk 31 dB
  • Nijverheidsweg 35 dB

Uit de berekeningen blijkt dat door het wegverkeer op de onderzochte wegen (Achterdijk, Rhoonse Baan, Rijsdijk en Nijverheidsweg) de voorkeurswaarde niet wordt overschreden. Het vaststellen van een hogere waarde voor wegverkeerslawaai is dan ook niet benodigd. Het aspect wegverkeerslawaai levert geen belemmering op voor de nieuwe woning.

Het plangebied ligt in de zone van het industrieterrein ''Waal-/Eemhaven'' derhalve is een onderzoek industrielawaai uitgevoerd. In de notitie ‘Bepaling hogere waarden Wgh industrielawaai Waal-/Eemhaven’ is aangegeven dat voor gebouwen, bestaande uit maximaal drie bouwlagen, geen correctie wordt toegepast op de geluidbelastingen. Omdat de nieuwe woning uit maximaal drie bouwlagen bestaat, is de maximaal optredende geluidbelasting vanwege het industrieterrein Waal-/Eemhaven 55 dB(A). Deze geluidbelasting is hoger dan de voorkeurswaarde van 50 dB(A), maar lager dan de maximale ontheffingswaarde van 60 dB(A).

Uit het onderzoek blijkt dat geluidreducerende maatregelen niet mogelijk zij en het daarom noodzakelijk is om een hogere waarde vast te stellen voor de te realiseren woning in het plangebied.

De vast te stellen hogere waarde is een geluidbelasting van 55 dB(A) vanwege de activiteiten op het gezoneerde industrieterrein Waal-/Eemhaven.

Het besluit hogere grenswaarde is toegevoegd als Bijlage 9.

4.5 Luchtkwaliteit

Ruimtelijke plannen die procedures doorlopen conform de Wet op de ruimtelijke ordeningen dienen te voldoen aan het beginsel van een goede ruimtelijke ordening. De formele definitie van het beginsel van een goede ruimtelijke ordening is: "het coördineren van de verschillende belangen tot een harmonisch geheel dat een grotere waarde vertegenwoordigd dan het dienen van de belangen afzonderlijk". Een goede luchtkwaliteit is een van de belangen, ofwel de luchtkwaliteit dient geschikt te zijn voor de beoogde functie. Daarom is het wenselijk om inzicht te hebben in de luchtkwaliteitsituatie en te bepalen of de mate van blootstelling acceptabel is. In Titel 5.2. Luchtkwaliteitseisen van de Wet Milieubeheer (Wm) zijn bepalingen en voorschriften opgenomen betreffende de luchtkwaliteit in Nederland.

Niet in betekende mate bijdragen
Per 22 maart 2013 is de 'Regeling niet in betekende mate bijdragen' (regeling NIBM) van kracht). In de 'Regeling niet in betekende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' (Regeling NIBM) zijn voor verschillende functiecategorieën cijfermatige kwantificaties opgenomen, waarbij een ontwikkeling als een NIBM-project kan worden beschouwd (artikel 4).

Aangewezen ingevolge artikel 4, eerste lid, worden woningbouwlocaties, indien een dergelijke locatie, in geval van één ontsluitingsweg, netto niet meer dan 1500 nieuwe woningen omvat, dan wel, in geval van twee ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling, netto niet meer dan 3000 woningen omvat.

Projecten die “niet in betekenende mate” (NIBM) een bijdrage leveren aan de luchtverontreiniging, hoeven op grond van artikel 5.16 van de “Wet milieubeheer” niet individueel getoetst te worden aan de genoemde grenswaarden. Het is in dat geval voldoende om aan te tonen dat een voorgenomen ontwikkeling NIBM’ is.

Beoordeling en conclusie

Het planvoornemen voorziet niet in een toename van het aantal woningen waardoor het aantal verkeersbewegingen ook niet toeneemt. De sloop van de bestaande woning en nieuwbouw bouw van één woning draagt in niet betekende mate bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit.

4.6 Externe Veiligheid

AGEL adviseurs heeft in juni 2018 het aspect externe veiligheid beoordeeld. De memo is als Bijlage 6 bijgevoegd.

Uit de risicokaart blijkt dat de locatie alleen is gelegen in het invloedsgebied van de Rijksweg A15. Deze route voor het transport van gevaarlijke stoffen is ten noorden van de locatie gelegen. De afstand van de locatie tot de Rijksweg A15 bedraagt bijna 1 kilometer.

Omdat de locatie niet is gelegen binnen de 200 meter van de Rijksweg A15 is het bepalen van de hoogte en toename van het GR niet aan de orde. Het plangebied is echter wel gelegen in het invloedsgebied van verschillende stofgroepen, waarbij een (beperkte) verantwoording van het GR benodigd is. De verantwoording gaat in op de zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid, zie hiervoor Bijlage 6.

In het vigerende bestemmingsplan is ter plaatse van het plangebied een gasleiding aangeduid. Na overleg met de DCMR is gebleken dat deze leiding niet aanwezig is en derhalve ook niet hoeft te worden beoordeeld. Zie Bijlage 7.

Conclusie

De nieuwe woning ligt in het invloedsgebied van de Rijksweg A15, maar niet binnen het verantwoordingsgebied van 200 meter. Om die reden is een beperkte verantwoording opgesteld dat ingaat op de zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid, zie hiervoor Bijlage 6.

Tevens wordt geadviseerd om de Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid in een vroegtijdig stadium van de ruimtelijke procedure te betrekken en om advies te vragen. Het wijzigingsplan wordt in het kader van vooroverleg toegestuurd aan de Veiligheidsregio.

4.7 Ecologie

AGEL adviseurs heeft in februari 2018 een quickscan flora en fauna uitgevoerd ter plaatse van het plangebied. Het rapport is als Bijlage 2 bijgevoegd. De quickscan betreft een beoordeling van de huidige en potentiële aanwezigheid van beschermde soorten planten en dieren op de onderzoekslocatie en de te verwachten effecten van de voorgenomen ingreep op beschermde soorten en gebieden.

Onderzoeksresultaten / conclusie

Aan de hand van het voorgaande kan een aantal conclusies worden getrokken en worden aanbevelingen gegeven voor de te nemen vervolgstappen.

Gebiedsbescherming

De locatie van de geplande werkzaamheden ligt op 1,5 kilometer van het meest nabijgelegen Natura 2000-gebied.

In het plangebied wordt een woning gesloopt en in de plaats daarvan wordt een nieuwe woning gebouwd. Het aantal verkeersbewegingen blijft gelijk omdat er geen extra woningen worden gebouwd. Omdat er geen sprake is van een toename van het aantal verkeersbewegingen is er geen sprake van effecten op Natura 2000-gebieden.


Het plangebied ligt op ruime afstand van het Natuurnetwerk Nederland. Het is een relatief geringe ingreep waarbij er op kernkwaliteiten of andere waarden van het NNN geen effecten kunnen zijn. De ingreep kan zonder verdere procedure in het kader van het NNN plaatsvinden.

Soortbescherming

Hieronder worden per soortgroep de resultaten en aanbevelingen samengevat. Te allen tijde geldt de zorgplicht ook voor niet beschermde dieren en planten.

Grondgebonden zoogdieren

Verblijfplaatsen of indicaties van de aanwezigheid van beschermde grondgebonden zoogdiersoorten uit de categorie 'andere soorten' of 'Habitatrichtlijnsoorten' zijn niet gevonden binnen of langs het plangebied. Mogelijk worden er enkele bomen gekapt maar hierin bevinden zich geen geschikte holten. Aanwijzingen voor (kleine) marterachtigen zijn er niet. In watergangen wordt niet gewerkt. Er is voor deze soortgroep dan ook geen mogelijk conflict met de Wet natuurbescherming.

Vleermuizen

Belangrijke foerageergebieden en vliegroutes worden door de ingreep niet aangetast. Verblijfplaatsen van vleermuizen zijn strikt beschermd. Mogelijk te kappen bomen bevatten geen geschikte verblijfsmogelijkheden. Ruimte in de woning onder dakpannen en ook de spouw zijn toegankelijk. Nader onderzoek moet aan- of afwezigheid aantonen. Dit moet plaatsvinden volgens het vigerende Vleermuisprotocol 2017 waarbij op meerdere momenten in de schemer tussen mei en oktober onderzoek moet worden gedaan m.b.v. een batdetector. Dit onderzoek is uitgevoerd

Vogels

Op de plekken van de werkzaamheden zijn geen jaarrond beschermde (roof)vogelnesten. Er bevinden zich twee huiszwaluwnesten tegen de dakrand aan de gevelkant.

Geadviseerd wordt om bomen te kappen en schuurtjes te slopen buiten het broedseizoen (grofweg begin maart- half juli) of om alle nestgelegenheid, incl. vogelhuisjes te ontnemen vóór het broedseizoen. Actieve nesten mogen niet worden aangetast. Voor de twee paartjes huiszwaluwen zijn er voldoende alternatieve witte overstekende dakranden in de omgeving. Daarom zijn ze niet jaarrond beschermd, maar alleen als ze actief gebruikt worden.

Voor huismussen en gierzwaluwen is de aanwezigheid van nesten onder het dak niet uit te sluiten. Om de aan- of afwezigheid aan te tonen dient een nader onderzoek te worden uitgevoerd op meerdere momenten tussen 1 april en half juli volgens de methoden uit de meest actuele kennisdocumenten van BIJ12.

Dit onderzoek is uitgevoerd.

Reptielen, amfibieën en vissen

Watergangen of -partijen in de vorm van de sloot aan de achterzijde worden door de geplande werkzaamheden niet aangetast. Voortplantingswateren van amfibieën of het leefgebied van vissen daarmee ook niet. Reptielen worden in de buurt van de besproken ingreeplocatie in Rhoon niet verwacht. Ook beschermde amfibieën worden niet verwacht.

Flora

De beschermde planten uit de Wet natuurbescherming worden nabij het plangebied niet verwacht. Daarvoor is her erf te netjes. Een nader onderzoek is niet nodig.

Ongewervelden

Beschermde ongewervelden worden gezien het aanwezige weinig geschikte biotoop niet in dit plangebied verwacht. Ze zijn gebonden aan specifieke biotopen - of biotoopelementen zoals rivieren, beken, heiden, vennen of moerassen. Deze komen niet voor op de plek van de werkzaamheden. De sloot aan de achterzijde wordt voor dit kader niet aangetast; daarmee ook geen eventueel aanwezige libellen. Op beschermde ongewervelden zijn er geen negatieve effecten.

4.7.1 Nader onderzoek ecologie

Door Ekoza is een nader onderzoek ecologie naar huismussen, gierzwaluwen en vleermuizen uitgevoerd. Het rapport is als Bijlage 3 bijgevoegd. Hieruit volgt dat;

  • Huismussen

Er zijn geen huismusnesten in het plangebied vastgesteld. De sloop van de bebouwing heeft geen negatief effect op de huismus en een ontheffing in het kader Wet natuurbescherming is niet nodig.

  • Gierzwaluwen

Er zijn geen gierzwaluwnesten in het plangebied vastgesteld. De sloop van de bebouwing heeft geen negatief effect op de gierzwaluw en een ontheffing in het kader Wet natuurbescherming is niet nodig.

  • Vleermuizen

Er is één zomerverblijfplaats van gewone dwergvleermuis vastgesteld binnen het plangebied. De voorgenomen werkzaamheden kunnen een negatief effect hebben op vleermuizen. Voor de sloop van het huis Achterdijk 6 zullen de maatregelen genomen moeten worden. De maatregelen dienen te worden genomen voor één zomerverblijfplaats van de gewone dwergvleermuis. Voor de sloop is een ontheffing van de Wet natuurbescherming en een ecologische werkprotocol noodzakelijk.

Het plangebied wordt slechts door enkele gewone dwergvleermuizen gebruikt om te foerageren. Aangezien het om enkele foeragerende gewone dwergvleermuizen gaat kan uitgesloten worden dat het om essentieel foerageergebied gaat. Een negatief effect op foeragerende vleermuizen wordt uitgesloten.

4.7.2 Projectplan Achterdijk

Voor de aanvraag van een ontheffing in het kader van de Wet natuurbescherming is een projectplan opgesteld waarin de te nemen mitigerende maatregelen voor de gewone dwergvleermuis zijn opgenomen. Het rapport is als Bijlage 4 bijgevoegd. De volgende mitigerende maatregelen zijn hierin opgenomen:

  • De werkzaamheden worden uitgevoerd na de gewenningsperiode van de gewone dwergvleermuis
  • Alternatieve verblijfplaatsen aanbieden
  • Ongeschikt maken van verblijfplaatsen
  • Inschakelen gewone dwergvleermuiskundige
  • Opstellen ecologisch werkprotocol.

4.7.3 Ontheffing Wet natuurbescherming

De ontheffing wet natuurbescherming is aangevraagd en op 26 juni 2019 verleend. De beschikking Wet natuurbescherming, Achterdijk 6 te Rhoon is als Bijlage 5 bijgevoegd bij dit bestemmingsplan.

Conclusie

Voor de sloop van de woning is ontheffing voor de gewone dwergvleermuis in het kader van de Wet natuurbescherming nodig, aangevraagd en verleend. Het aspect ecologie staat de realisatie van de woning niet in de weg.

4.8 Archeologie

Ter plaatse van het plangebied geldt geen archeologische dubbelbestemmingen, derhalve is geen archeologisch onderzoek uitgevoerd.

4.9 Water

Kader

Het plangebied is gelegen binnen het beheer gebied van het Waterschap Hollandse Delta.

Waterschap Hollandse Delta is de waterkwaliteits- en kwantiteitsbeheerder voor alle binnendijkse oppervlaktewateren aan de linker Maasoever. De strategie en het beleid van waterschap Hollandse Delta is vooral gericht op:

  • Het bieden van veiligheid tegen wateroverlast;
  • Veilige (vaar)wegen;
  • Voldoende en schoon oppervlaktewater.

Voor de nieuwe ruimtelijke ontwikkeling in het plangebied zijn door waterschap Hollandse Delta eisen gesteld aan de toekomstige waterhuishouding. De nieuwbouw dient waterneutraal te worden ontwikkeld en er dient een watervergunning te worden verkregen.

Conform de ontwerpeisen van het waterschap Hollandse Delta geldt een compensatieplicht van 10% open water voor nieuw aan te leggen verhard oppervlak. Daarnaast geldt voor het oppervlaktewater wat komt te vervallen een compensatie van 100%.

Onderzoek

De bestaande woning wordt gesloopt en er wordt een nieuwe woning gebouwd. Voor de bepaling van de benodigde compensatie is er van uitgegaan dat;

  • de footprint van de nieuwe woning ongeveer dezelfde oppervlakte heeft als de bestaande woning (91 m2)
  • alleen ter plaatste van de nieuwe woning nieuwe verharding wordt aangelegd

Ten opzichte van de bestaande situatie neemt de verharding niet toe. Er wordt geen oppervlaktewater gedempt. Derhalve is geen compensatie benodigd.

Conclusie

Het aspect water levert geen belemmeringen op voor het planvoornemen.

4.10 Conclusie

Uit de uitgevoerde onderzoeken en beoordelingen volgt dat er geen milieuhygiënische belemmeringen voor de realisatie van het planvoornemen. Voor het aspect flora en fauna, voor de huismussen en gierzwaluwen, is aanvullend onderzoek uitgevoerd. Hieruit volgt dat er ontheffing nodig is voor de gewone dwergvleermuis. Deze ontheffing wordt aangevraagd.

Hoofdstuk 5 Juridische Planbeschrijving

5.1 Planvorm

Het voorliggende wijzigingsplan bestaat uit een toelichting, regels en een verbeelding. In de regels worden de bestemmingen ''Wonen'' overgenomen uit het vigerende bestemmingsplan ''Buytenland''.

5.2 Wijzigingsplan

Wettelijke vereisten

De Wro bepaalt dat ruimtelijke plannen digitaal en analoog beschikbaar moeten zijn. Hierbij vormt de inhoud van de digitale versie de beslissende versie. De digitalisering brengt met zich mee dat ruimtelijke plannen digitaal uitwisselbaar en op vergelijkbare wijze gepresenteerd moeten worden. Met het oog hierop stellen de Wro en de onderliggende regelgeving eisen waaraan digitale en analoge plannen moeten voldoen. Zo bevat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) bindende afspraken waarmee bij het maken van ruimtelijke plannen rekening moet worden gehouden. De SVBP kent (onder meer) hoofdgroepen van bestemmingen, een lijst met functie- en bouwaanduidingen, gebiedsaanduidingen en een verplichte opbouw van de planregels en het renvooi.

Regels

Voor het plangebied, zoals aangegeven op de verbeelding, zijn de regels van het bestemmingsplan ''Buytenland'' van de gemeente Albrandswaard van overeenkomstige toepassing met dien verstande dat specifiek de regels uit de bestemming 'Wonen' (artikel 18) gelden voor dit wijzigingsplan.


Bestemmingsvlak

In het bestemmingsplan ''Buytenland'' zijn de gronden in het plangebied bestemd met 'Wonen'' en ''Tuin''. Door middel van het voorliggende wijzigingsplan wordt de bouw van één woning mogelijk gemaakt. Het hele perceel wordt bestemd met 'Wonen''.

Hoofdstuk 6 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

6.1 Wijzigingsbevoegdheid

In artikel 34.6a zijn de regels voor wijzigingsgebied 6a opgenomen. In dit artikel is opgenomen dat Burgemeester en wethouders bevoegd zijn de bestemming van de gronden gelegen binnen 'wro-zone - wijzigingsgebied 6a' te wijzigen in de bestemming 'Wonen' en zo nodig de bestemming 'Tuin' ten behoeve van het verplaatsen van een bestaande woning naar een andere locatie op het perceel. Voor het toepassen van de bevoegdheid gelden de volgende voorwaarden;

  1. a. de kernkwaliteiten van het landschap moeten behouden blijven;
  2. b. de verrommeling van het landschap moet worden verminderd;
  3. c. cultuurhistorische waarden, waaronder mede begrepen archeologische waarden, moeten worden beschermd;
  4. d. het wijzigingsplan moet passen in een voor het onderhavige deel van het plangebied opgestelde inrichtingsvisie en beeldkwaliteitsplan;
  5. e. op (de bouw van) een nieuwe woning met bijbehorende bebouwing zijn de gebruiks- en bouwregels van de bestemming 'Wonen' van toepassing, waarbij - indien en voor zover sprake is van herbouw van een bestaande woning op een andere locatie op het perceel rekening mag worden gehouden met het bepaalde in artikel 31.2 van de regels;
  6. f. eventuele overige, bij het nieuwe bouwperceel behorende erven worden als Tuin bestemd, waarbij de regels van de bestemming 'Tuin' in dit plan hierop van overeenkomstige toepassing zijn;
  7. g. op ieder perceel moet tenminste één parkeerplaats worden gerealiseerd;
  8. h. er moet worden voorzien in een aanvaardbare milieuzonering, waaronder mede begrepen de externe veiligheid, een goede waterhuishouding en geluidhinder;
  9. i. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende percelen mogen niet onevenredig worden beperkt;
  10. j. de in deze regels opgenomen dubbelbestemmingen blijven, indien en voor zover zij samenvallen met een wijzigingsgebied, onverkort van toepassing.

Punt a en b

De kernkwaliteiten van het aangrenzend agrarisch gebied worden niet aangetast door de bouw van de nieuwe woning. Het bouwen van de woning in het plangebied is passend in het bebouwingslint bestaande uit onder meer vrijstaande woningen langs de Achterdijk.

De kwaliteit van de locatie aan de Achterdijk 6 wordt verbeterd omdat de bestaande woning wordt gesloopt en er één kwalitatief betere woning terug wordt gebouwd.

Punt c

Er worden geen cultuurhistorische of archeologische waarden aangetast. Ter plaatse van het plangebied geldt geen dubbelbestemming ''Archeologie'' en er is geen cultuurhistorische bebouwing aanwezig in het plangebied.

Punt d

Voor het voorliggende plan is geen beeldkwaliteitsplan opgesteld. Het planvoornemen is getoetst aan de hand van de folder ''Dijken''. In hoofdstuk 2 is beschreven dat het bouwplan voorziet in een woning die passend is binnen de richtlijnen die zijn opgenomen in de folder ''Dijken''.

Punt e

Naar de regels van de bestemming ''Wonen'' uit het vigerende bestemmingsplan wordt verwezen in de regels van het voorliggende wijzigingsplan. Het planvoornemen is niet in strijd met artikel 31.2 (vormen van verboden gebruik, gebouwen) van het vigerende bestemmingsplan.

Punt f

Alleen de gronden waarop de woning wordt gebouwd worden bestemd met ''Wonen''.

Punt g

Bij de nieuwe woning op de kavel wordt parkeergelegenheid op eigen terrein gerealiseerd.

Punt h

Uit de onderzoeken volgt dat er geen milieuhygiënische belemmeringen zijn. Wel wordt er een nader onderzoek uitgevoerd naar gierzwaluwen en huismussen.

Punt i

Het bouwen van een nieuwe woning op een andere plek op de kavel ter vervanging van de bestaande woning beperkt de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet.

Punt j

Ter plaatse van het plangebied geld één dubbelbestemming, 'Leiding - Gas'. De leiding blijkt na overleg met de DCMR niet aanwezig te zijn in het plangebied. Derhalve is deze niet overgenomen in het wijzigingsplan.

6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

In de voorbereiding van het besluit betreffende het wijzigingsplan is de afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht geregelde procedure van toepassing, met dien verstande dat de aanvraag gedurende zes weken ter inzage ligt, waarbinnen een ieder schriftelijk zijn zienswijze kenbaar kan maken.

Het ontwerp wijzigingsplan en het ontwerp besluit ontheffing hogere waarde wet geluidhinder hebben voor 6 weken ter inzage gelegen. De termijn sloot 23 januari 2020. Er zijn geen zienswijzen ingekomen.

6.3 Economische Uitvoerbaarheid

Het plan is een particulier initiatief dat zal worden uitgevoerd en beheerd voor rekening en risico van de initiatiefnemers. Voor de gemeente zijn aan het plan geen financiële consequenties verbonden.

Bijlage 1 Onderzoek Bodem

Bijlage 1 Onderzoek bodem

Bijlage 2 Onderzoek Ecologie

Bijlage 2 Onderzoek ecologie

Bijlage 3 Nader Onderzoek Ecologie

Bijlage 3 Nader onderzoek ecologie

Bijlage 4 Projectplan Achterdijk 6 Te Rhoon

Bijlage 4 Projectplan Achterdijk 6 te Rhoon

Bijlage 5 Beschikking Ontheffing Wet Natuurbescherming

Bijlage 5 Beschikking ontheffing Wet natuurbescherming

Bijlage 6 Memo Externe Veiligheid

Bijlage 6 Memo externe veiligheid

Bijlage 7 Gasleiding

Bijlage 7 Gasleiding

Bijlage 8 Onderzoek Akoestiek

Bijlage 8 Onderzoek akoestiek

Bijlage 9 Besluit Hogere Grenswaarden, Wet Geluidhinder

Bijlage 9 Besluit hogere grenswaarden, Wet geluidhinder