Babberspolder-Oost
Bestemmingsplan - Gemeente Vlaardingen
Onherroepelijk op 29-03-2012 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze planregels wordt verstaan onder:
1.1 plan:
het bestemmingsplan Babberspolder-Oost van de gemeente Vlaardingen.
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0622.0207bpBabo2009-0040 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).
1.3 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 aaneengebouwde woning:
een woning waarvan het hoofdgebouw onderdeel uitmaakt van (een rij van) minimaal drie hoofdgebouwen die minimaal aan één zijde met het naastgelegen hoofdgebouw zijn verbonden.
1.6 aan- en uitbouwen:
een grondgebonden ondergeschikte uitbreiding van één bouwlaag aan één of meer gevels van een hoofdgebouw.
1.7 achtererf
het bij het hoofdgebouw behorende erf, dat is gelegen achter de achtergevellijn of in ieder geval achter het bouwvlak.
1.8 achtergevel:
de gevel achter de voorgevel, meestal evenwijdig daaraan, zoals deze oorspronkelijk bij de bouw is gerealiseerd.
1.9 achtergevellijn:
de denkbeeldige lijn die strak loopt langs de achtergevel van een hoofdgebouw tussen de perceelsgrenzen.
1.10 ander bouwwerk:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde.
1.11 archeologische waarde:
de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het belang voor de archeologie en de kennis van de beschavingsgeschiedenis.
1.12 archeologisch onderzoek:
het verrichten van werkzaamheden met als doel het verzamelen van kennis en wetenschap van bekende of verwachte overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden.
1.13 bebouwbaar erf:
de gronden bij een hoofdgebouw die 1 meter achter de voorgevellijn zijn gelegen; als een bouwperceel met het voor- en zijerf grenst aan het openbaar gebied (bijvoorbeeld bij hoekwoningen) tevens de gronden die achter die zijgevellijn zijn gelegen; als een bouwperceel met het achtererf grenst aan het openbaar gebied tevens de gronden tot 1 meter uit de achterste perceelsgrens. Bij toepassing van deze regel worden het pad dat is gelegen tussen erven -dat dient ter ontsluiting van die erven-, en een parkeerterrein dat is gelegen tussen erven, niet tot het openbaar gebied gerekend.
1.14 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.15 bebouwingspercentage:
een aangegeven percentage, dat de grootte van het bouwvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.
1.16 bedrijf:
een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen.
1.17 bedrijfswoning
één woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting ter plaatse noodzakelijk is, gelet op het feitelijk gebruik van het gebouw en/of terrein in overeenstemming met de bestemming.
1.18 bedrijf aan huis:
een bedrijf dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten of voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen, dat door zijn beperkte omvang, uitstraling en hinder in een woning en daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend.
1.19 begane grond:
de onderste bouwlaag van een gebouw, niet zijnde een kelder.
1.20 beroep aan huis:
een beroep dan wel het beroepsmatig verlenen van diensten, dat door zijn beperkte omvang, uitstraling en hinder in een woning en daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend.
1.21 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak.
1.22 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.23 bijgebouw:
een vrijstaand of op zichzelf staand gebouw, bestaande uit één bouwlaag, ten dienste van en ondergeschikt aan een op hetzelfde perceel gelegen hoofdgebouw, zoals een garage, hobbyruimte, prieel of berging alsmede hobbykassen en huisdierenverblijven.
1.24 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.25 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak.
1.26 bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren is begrensd.
1.27 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.28 bouwperceelsgrens:
de grens van een bouwperceel.
1.29 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.30 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.31 cultuur en ontspanning
het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten gericht op ontspanning en/of vermaak, waaronder: ateliers, podiumkunsten en bioscopen en/of musea en toeristische attracties en/of muziek- en dansscholen, oefenruimten en creativiteitscentra en/of seksinrichtingen en/of casino's.
1.32 dakkapel:
een beperkte doorbreking van het dakvlak door een uit de helling van het dakvlak stekend dakvenster.
1.33 dakopbouw:
een aanzienlijke doorbreking van het dakvlak (2/5 van de breedte van het dakvlak of meer).
1.34 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden van goederen, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren aan personen, die de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, zulks met uitzondering van horeca-activiteiten.
1.35 dienstverlening:
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder belwinkel en internetcafé.
1.36 eindwoning:
een woning waarvan het hoofdgebouw de laatste is van een rij hoofdgebouwen die al dan niet direct (dat wil zeggen zonder of met tussenliggend erf) grenst aan niet-openbaar gebied (bijvoorbeeld aangrenzend erf bij woningen). Bij toepassing van deze regel wordt het pad dat is gelegen tussen erven, dat dient ter ontsluiting van die erven, tot niet-openbaar gebied gerekend.
1.37 erf:
een al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat hoofdgebouw, en, voor zover een bestemmingsplan van toepassing is, de bestemming het gebruik van deze inrichting niet verbiedt.
1.38 erfbebouwing:
het uitbreiden van de woning met een aanbouw of een uitbouw en/of het plaatsen van bijgebouwen (en overkappingen). Aan- en uitbouwen die in het bouwvlak zijn gelegen, worden niet gezien als erfbebouwing.
1.39 erker:
een ondergeschikte uitbouw op de begane grond van de woning, die strekt ter vergroting van het woongenot. Een erker is gelegen aan de verblijfsruimte (woonkamer of keuken) en zorgt voor een verbijzondering van de voor- en/of zijgevel zonder de architectuur wezenlijk aan te tasten. Een erker heeft een beperkte diepte en is aan drie zijden geheel of gedeeltelijk voorzien van glas.
1.40 evenement:
gebeurtenissen gericht op een groot publiek, op het gebied van kunst, sport, ontspanning en cultuur.
1.41 garageboxen:
gebouwen bestemd voor stalling van motorvoertuigen.
1.42 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.43 geschakelde woning:
een woning waarvan het hoofdgebouw niet direct maar via erfbebouwing met het naastgelegen hoofdgebouw is verbonden.
1.44 gestapelde woning:
boven dan wel beneden en/of naast elkaar gesitueerde woningen, waarbij per woning een zelfstandige toegankelijkheid is gewaarborgd, al dan niet direct vanaf het voetgangersniveau.
1.45 halfvrijstaande woning:
een woning waarvan het hoofdgebouw onderdeel uitmaakt van twee hoofdgebouwen die slechts aan één zijde met het naastgelegen hoofdgebouw zijn verbonden.
1.46 hoekwoning:
een woning waarvan het hoofdgebouw de laatste is van een rij hoofdgebouwen die al dan niet direct (dat wil zeggen zonder of met tussenliggend zijerf) grenst aan openbaar gebied. Bij toepassing van deze regel wordt het pad dat is gelegen tussen erven, dat dient ter ontsluiting van die erven, niet tot het openbaar gebied gerekend.
1.47 hoofdgebouw:
een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen, dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken.
1.48 horeca:
het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf, waaronder bed & breakfast, discotheek, feestzaal en partyboerderij.
Het onderscheid in de volgende typen is relevant:
- a. Categorie 1: Lichte horeca / dagzaken (automatiek, broodjeszaak, lunchroom, ijssalon, traiteur / afhaalcentrum). Hierbij gaat het om winkelondersteunende horeca, zonder alcoholvergunning. Het voornaamste criterium is de Winkeltijdenwet, wat inhoudt maandag tot en met zaterdag geopend tot maximaal 22.00 uur en op koopzondagen. Hierdoor veroorzaken zij slechts beperkte hinder voor omwonenden. Voor bepaalde zaken geldt dat zij wel op zondag geopend mogen zijn, omdat zij vallen onder het vrijstellingenbesluit (artikel10b van het Vrijstellingenbesluit Winkeltijdenwet).
- b. Categorie 2: Horeca (restaurant, bistro, hotel, shoarma, snackbar, proeflokaal met eten). Onder deze categorie vallen horeca-inrichtingen waarbij de exploitatie primair is gebaseerd op het verstrekken van maaltijden / eten. Alleen hebben zij of een drank- & horecavergunning zoals bistro, restaurant, eetcafé en/of zijn zij buiten de tijden van de Winkelwet geopend en hebben een verkeersaantrekkende werking zoals shoarma- en pizzeriazaken. Tevens kunnen zij over een bezorg- of afhaalservice beschikken, waardoor zij aanzienlijke hinder voor omwonenden kunnen veroorzaken. Ook bedrijven en inrichtingen gericht op het verschaffen van logies, al of niet in combinatie met het verstrekken van consumpties en/of drank, vallen onder deze categorie
- c. Categorie 3: Middelzware horeca (grand café, proeflokaal, snooker- en biljartcentrum).
In deze categorie zitten de horecabedrijven waarbij de exploitatie primair is gebaseerd op het verstrekken van dranken voor gebruik ter plaatse en die voor een goed functioneren ook een gedeelte van de nacht geopend zijn. Daardoor kunnen zij aanmerkelijke hinder voor de omgeving met zich meebrengen. - d. Categorie 4: Zware horeca (dancing / discotheek, bar / nachtclub, zalenverhuur / partycentrum, casino of amusementscentrum met horeca). Met de zware horeca worden de zaken aangeduid die gelet op vloeroppervlakte veel bezoekers hebben en waar geluid een belangrijk onderdeel is van de bedrijfsvoering. Het casino of amusementscentrum met horeca is ook bij deze categorie zware horeca geplaatst, gelet op de bijzondere wetgeving waarmee deze vorm van vrijetijdsbesteding te maken heeft.
1.49 kantoor:
het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder congres en vergaderaccommodatie.
1.50 kap:
een gesloten en (gedeeltelijk) hellende bovenbeëindiging van een gebouw.
1.51 luifel:
een beperkte overkapping op de begane grond van de woning, gedeeltelijk gelegen boven de voordeur.
1.52 maatschappelijk:
het uitoefenen van activiteiten gericht op de zorg en kinderopvang en sociale, culturele, medische, maatschappelijke, educatieve, religieuze en openbare dienstverlening.
1.53 nutsvoorziening:
voorziening ten behoeve van het op het openbare net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer.
1.54 ondergronds bouwwerk:
een (gedeelte van) een bouwwerk waarbij de vloer van de bovengelegen bouwlaag onder dan wel gelijk aan het peil is gelegen, waaronder een kelder.
1.55 overkapping:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, omsloten door maximaal twee wanden en voorzien van een gesloten dak, waaronder begrepen een carport.
1.56 peil:
de bovenkant van de afgewerkte vloer van bouwwerken op de begane grond.
1.57 perifere detailhandel:
detailhandel in goederen die, gezien de aard en omvang van de aangeboden goederen, in woon- en winkelwijken niet of minder goed zijn in te passen.
1.58 prostitutie:
het aanbieden van seksuele diensten tegen materiele vergoeding.
1.59 risicovolle inrichting:
een inrichting, bij welke volgens het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten.
1.60 seksinrichting:
de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch- pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, of een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.
1.61 sport:
het uitoefenen van activiteiten gericht op sport en/of spel, zowel binnen als buiten gebouwen, waaronder fitnesscentra, sporthallen, sportvelden, zwembaden et cetera.
1.62 straatmeubilair:
De op of bij de weg behorende bouwwerken, zoals verkeerstekens, wegbebakeningen, bewegwijzeringen, verlichting, halteaanduidingen, parkeerregulerende constructies, al dan niet ondergrondse afvalcontainers, brandkranen, informatie- en reclameconstructies, rijwielstandaarden, papier- en plantenbakken, zitbanken, communicatievoorzieningen, gedenktekens, speelvoorzieningen en abri's.
1.63 toegangsportaal:
een ondergeschikte uitbouw op de begane grond van het hoofdgebouw, die strekt ter vergroting van het woongenot. Een erker is gelegen aan de ontvangstruimte (hal) en zorgt voor een verbijzondering van de voorgevel zonder de architectuur wezenlijk aan te tasten. Een toegangsportaal heeft een beperkte diepte.
1.64 twee-aaneengebouwde woning:
een woning waarvan het hoofdgebouw minimaal aan één zijde met het naastgelegen hoofdgebouw of aan- en uitbouwen is verbonden.
1.65 voorerf:
het bij het hoofdgebouw behorende erf, dat is gelegen voor de voorgevellijn of in ieder geval voor het bouwvlak.
1.66 voorgevel:
de voorgevel zoals deze bij de bouw van het betrokken gebouw oorspronkelijk is gerealiseerd. Van een woning op de hoek van twee straten is slechts één gevel de voorgevel. Voor de bepaling van de voorgevel geldt in eerste instantie de gevel waar de voordeur of hoofdingang van de woning is gelegen of in tweede instantie de zijde waaraan de hoofdontsluiting van het perceel is gesitueerd.
1.67 voorgevellijn:
de denkbeeldige lijn die strak langs de voorgevel van een hoofdgebouw loopt tussen de perceelsgrenzen.
1.68 vrijstaande woning:
een woning waarvan het hoofdgebouw nooit met het naastgelegen hoofdgebouw en/of daarbij horende aan- en uitbouwen is verbonden.
1.69 waterkering:
alle dijken, kaden, natuurlijke hoogten en ophogingen, bestemd om in het openbaar belang water te keren, met inbegrip van het gehele lichaam van de dijk en kaden.
1.70 woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
1.71 zakelijke dienstverlening:
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder belwinkel en internetcafé.
1.72 zijerf:
het bij het hoofdgebouw behorende erf, dat is gelegen naast de zijgevellijn van het gebouw of in ieder geval naast het bouwvlak.
1.73 zijgevel:
de zijgevel links of rechts, meestal haaks op de voorgevel, zoals deze bij de bouw is gerealiseerd en grenzend aan het zijerf.
1.74 zijgevellijn:
de denkbeeldige lijn die strak loopt langs de zijgevel van een hoofdgebouw tussen de perceelsgrenzen.
1.75 zolder:
zolder onder een kap voor zover de hoogte van de borstwering ter plaatse van de omtrekmuren minder dan 80 cm boven de vloer is gelegen.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.2 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.4 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.6 de afstand van een gebouw tot de zijdelingse perceelsgrens:
het dichtst bijgelegen punt van een gebouw tot de zijdelingse perceelsgrens.
2.7 de grondoppervlakte:
van een gebouw of ander bouwwerk wordt gemeten buitenwerks en boven peil.
2.8 het peil:
- a. voor gebouwen waarvan de toegang aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de openbare weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
- b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld.
2.9 de verticale bouwdiepte
vanaf het peil tot aan de onderkant van de laagst gelegen vloer, de fundering niet meegerekend.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Bedrijf aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bedrijfsactiviteiten;
en de daarbij horende:
- b. bergingen;
- c. kantoren;
- d. nutsvoorzieningen;
- e. ontsluitingen, wegen en paden;
- f. parkeervoorzieningen;
- g. tuinen, erven en terreinen;
met dien verstande dat:
- h. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', één bedrijfswoning is toegestaan;
- i. ter plaatse van de aanduiding 'opslag', uitsluitend opslag en teelt in kassen ten behoeve van een bloemenzaak, groentewinkel of hovenier is toegestaan.
3.2 Bouwregels
- a. Er mogen gebouwen en andere bouwwerken worden gebouwd.
- b. Gebouwen mogen slechts binnen een bouwvlak worden gebouwd.
- c. De oppervlakte van bedrijfsgebouwen mag per bouwperceel niet meer bedragen dan 1000 m2.
- d. De bouwhoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' is aangegeven.
- e. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1 meter als de erf- of terreinafscheiding voor de voorgevellijn wordt gebouwd.
- f. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 meter als de erf- of terreinafscheiding achter de voorgevellijn wordt gebouwd.
- g. De bouwhoogte van andere bouwwerken, geen erf- en terreinafscheidingen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 meter.
3.3 Nadere eisen
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning nadere eisen stellen aan de situering en omvang van de bebouwing in verband met het reserveren van ruimte voor parkeervoorzieningen indien de noodzaak daartoe voortvloeit uit het bepaalde ten aanzien van parkeren in Artikel 32.
3.4 Specifieke gebruiksregels
- a. Er zijn slechts bedrijfsactiviteiten toegestaan die zijn aangemerkt als bedrijfsactiviteiten met milieucategorie 1 of 2 van de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten.
- b. Kantoren zijn slechts toegestaan als ondergeschikt en niet-zelfstandig onderdeel van het bedrijf.
Artikel 4 Bedrijf - Nutsvoorziening
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Bedrijf - Nutsvoorziening aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. nutsvoorzieningen;
en de daarbij horende:
- b. bergingen;
- c. tuinen, erven en terreinen;
- d. ontsluitingen, wegen en paden;
- e. parkeervoorzieningen;
- f. groenvoorzieningen;
- g. water.
4.2 Bouwregels
Gebouwen
- a. Er mogen gebouwen en andere bouwwerken worden gebouwd.
- b. Gebouwen mogen slechts binnen een bouwvlak worden gebouwd.
- c. De bouwhoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' is aangegeven.
- d. De bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan 2 meter.
Beeldbepalende en karakteristieke panden
- e. Ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' mag de bestaande goot- en bouwhoogte niet worden gewijzigd.
- f. Ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' mag de bestaande afdekking van gebouwen en kapvorm/nokrichting niet worden gewijzigd.
- g. Ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' mag ten behoeve van de onderliggende, voor deze gronden geldende bestemming - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien de beeldbepalende en karakteristieke waarden daardoor niet onevenredig worden aangetast en daarover schriftelijk advies is ingewonnen bij de Commissie voor welstand en monumenten.
Sloop beeldbepalende en karakteristieke panden
- h. Ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' is sloop van het gehele gebouw slechts toelaatbaar indien dit gepaard gaat met herbouw van een vergelijkbaar gebouw, gelet op de bouwmassa naar hoofdafmetingen en onderlinge verhoudingen en gelet op de afdekking van de gebouwen en kapvorm/nokrichting.
- i. Ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' is sloop van een gedeelte van een gebouw slechts toelaatbaar indien het te slopen gedeelte zelf niet beschermenswaardig is en de bescherming van het resterende gedeelte is gewaarborgd.
- j. Ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' is sloop slechts toelaatbaar indien schriftelijk advies over de sloop of gedeeltelijke sloop is ingewonnen bij de Commissie voor welstand en monumenten.
Artikel 5 Centrum
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Centrum aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. cultuur en ontspanning, zoals nader geregeld in lid 5.4;
- b. detailhandel, zoals nader geregeld in lid 5.4;
- c. dienstverlening, zoals nader geregeld in lid 5.4;
- d. horeca, zoals nader geregeld in lid 5.4;
- e. maatschappelijk, zoals nader geregeld in lid 5.4;
- f. parkeervoorzieningen;
- g. terreinen en pleinen;
- h. wonen, zoals nader geregeld in lid 5.4;
al dan niet in combinatie met:
- i. beroep en bedrijf aan huis;
- j. gastouderopvang;
en de daarbij horende:
- k. nutsvoorzieningen;
- l. groenvoorzieningen;
- m. straatmeubilair;
- n. kunstwerken;
alsmede voor:
- o. ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein' een evenemententerrein, zoals nader geregeld in lid 5.4.
5.2 Bouwregels
Gebouwen
- a. Gebouwen mogen slechts binnen een bouwvlak worden gebouwd, met uitzondering van gebouwen ten behoeve van voorzieningen van openbaar nut.
- b. Het aantal wooneenheden mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is aangegeven.
- c. Ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' mag de bouwhoogte van een gebouw niet meer bedragen dan is aangegeven.
- d. Ter plaatse van de aanduiding 'minimale - maximale bouwhoogte' mag de bouwhoogte van een gebouw niet minder en niet meer bedragen dan is aangegeven, met dien verstande dat de minimale bouwhoogte niet geldt voor de situaties waarin er geen woningen op de verdiepingen worden gebouwd.
- e. De oppervlakte van gebouwen ten behoeve van voorzieningen van openbaar nut mag niet meer bedragen dan 12 m2.
- f. De bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van voorzieningen van openbaar nut mag niet meer bedragen dan 3 meter.
Andere bouwwerken
- g. De bouwhoogte van andere bouwwerken, geen lichtmasten zijnde, mag niet meer bedragen dan 5 meter.
- h. De bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer bedragen dan 12 meter.
5.3 Nadere eisen
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning nadere eisen stellen aan de situering en omvang van de bebouwing in verband met het reserveren van ruimte voor parkeervoorzieningen indien de noodzaak daartoe voortvloeit uit het bepaalde ten aanzien van parkeren in Artikel 32.
5.4 Specifieke gebruiksregels
- a. Cultuur en ontspanning, detailhandel, dienstverlening, horeca en maatschappelijke doeleinden zijn uitsluitend op de begane grond toegestaan.
- b. Ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel uitgesloten' is het gebruik van gronden en bouwwerken voor detailhandel slechts toegestaan mits voor deze detailhandelsvestiging geen ruimte beschikbaar is in het nieuwe winkelcentrum.
- c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - supermarkt 1' is een supermarkt toegestaan van maximaal 2.000 m2bvo.
- d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - supermarkt 2' is maximaal een supermarkt toegestaan van maximaal 1.163 m2 bvo.
- e. Perifere en grootschalige detailhandel is niet toegestaan.
- f. Er zijn slechts horeca-activiteiten toegestaan die zijn of moeten worden aangemerkt als categorie 1, zoals bedoeld in artikel 1.48.
- g. Ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met horecacategorie 2', is horeca toegestaan in de categorieën 1 en 2, zoals bedoeld in artikel 1.48.
- h. Ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein' is het gebruik van gronden en bouwwerken voor evenementen toegestaan tot een maximum van 3 per jaar en een duur van maximaal 15 dagen per evenementen, het opbouwen en afbreken van voorzieningen ten behoeve van het evenement hieronder begrepen.
- i. Wonen is uitsluitend toegestaan op de bouwlagen boven de begane grond, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'wonen', tevens op de begane grond mag worden gewoond.
- j. Er is beroep en bedrijf aan huis toegestaan, mits dit ondergeschikt is aan de woonfunctie.
- k. Het gezamenlijke oppervlak dat wordt gebruikt voor beroep en bedrijf aan huis mag niet meer bedragen dan 25% van de vloeroppervlakte van de woning, met een maximum van 50 m2.
5.5 Afwijken van de gebruiksregels
- a. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.4, onder d, en ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - supermarkt 2' een supermarkt toestaan van maximaal 1.453 m2 bvo, mits er kan worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid.
- b. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de specifieke gebruiksregels voor het toestaan van horeca-activiteiten die zijn of moeten worden aangemerkt als categorie 2, zoals bedoeld artikel 1.48, zulks met uitzondering van bedrijven en inrichtingen gericht op het verschaffen van logies.
Artikel 6 Gemengd - 1
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Gemengd - 1 aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bedrijfsactiviteiten, zoals nader geregeld in 6.4;
- b. cultuur en ontspanning, in de vorm van atelier, creativiteitscentrum, dansschool en/of muziekschool, zoals nader geregeld in 6.4;
- c. dienstverlening, zoals nader geregeld in 6.4;
- d. maatschappelijk, zoals nader geregeld in 6.4;
- e. kantoren;
- f. sport, in de vorm van sportschool en/of fitnesscentrum, zoals nader geregeld in 6.4;
- g. wonen, zoals nader geregeld in 6.4;
al dan niet in combinatie met:
- h. beroep en bedrijf aan huis;
- i. gastouderopvang;
en de daarbij horende:
- j. bergingen;
- k. parkeervoorzieningen;
- l. terreinen en pleinen;
- m. nutsvoorzieningen;
- n. groenvoorzieningen;
- o. straatmeubilair;
- p. kunstwerken;
alsmede voor:
- q. ter plaatse van de aanduiding 'horeca' een horecavoorziening.
- r. ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' een halfverdiepte of ondergrondse parkeergarage.
6.2 Bouwregels
Gebouwen
- a. Gebouwen mogen slechts binnen een bouwvlak worden gebouwd.
- b. De bouw- en/of goothoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' is aangegeven.
- c. De verticale bouwdiepte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 5 meter.
Beeldbepalende en karakteristieke panden
- d. Ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' mag de bestaande goot- en bouwhoogte niet worden gewijzigd;
- e. Ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' mag de bestaande afdekking van gebouwen en kapvorm/nokrichting niet worden gewijzigd;
- f. Ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' mag ten behoeve van de onderliggende, voor deze gronden geldende bestemming - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien de beeldbepalende en karakteristieke waarden daardoor niet onevenredig worden aangetast en daarover schriftelijk advies is ingewonnen bij de Commissie voor welstand en monumenten.
Sloop beeldbepalende en karakteristieke panden
- g. Ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' is sloop van het gehele gebouw slechts toelaatbaar indien dit gepaard gaat met herbouw van een vergelijkbaar gebouw, gelet op de bouwmassa naar hoofdafmetingen en onderlinge verhoudingen en gelet op de afdekking van de gebouwen en kapvorm/nokrichting;
- h. Ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' is sloop van een gedeelte van een gebouw slechts toelaatbaar indien het te slopen gedeelte zelf niet beschermenswaardig is en de bescherming van het resterende gedeelte is gewaarborgd;
- i. Ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' is sloop slechts toelaatbaar indien schriftelijk advies over de sloop of gedeeltelijke sloop is ingewonnen bij de Commissie voor welstand en monumenten.
Andere bouwwerken
- j. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1 meter als de erf- of terreinafscheiding voor de voorgevellijn wordt gebouwd.
- k. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 meter als de erf- of terreinafscheiding achter de voorgevellijn wordt gebouwd.
- l. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en geen erf- of terreinafscheiding zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 meter.
6.3 Nadere eisen
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning nadere eisen stellen aan de situering en omvang van de bebouwing in verband met het reserveren van ruimte voor parkeervoorzieningen indien de noodzaak daartoe voortvloeit uit het bepaalde ten aanzien van parkeren in Artikel 32.
6.4 Specifieke gebruiksregels
- a. Bedrijfsactiviteiten, cultuur en ontspanning, dienstverlening, horeca, maatschappelijke doeleinden en sportschool en/of fitnesscentrum zijn uitsluitend op de begane grond toegestaan.
- b. Ter plaatse van de aanduiding 'cultuur en ontspanning uitgesloten' is geen dansschool, muziekschool, sportschool of fitness toegestaan.
- c. Er zijn slechts bedrijfsactiviteiten toegestaan die zijn aangemerkt als bedrijfsactiviteiten met milieucategorie 1 of 2 van de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten.
- d. Ter plaatse van de aanduiding 'horeca' zijn slechts horeca-activiteiten toegestaan die zijn of moeten worden aangemerkt als categorie 1, zoals bedoeld in artikel 1.48.
- e. Wonen is uitsluitend toegestaan op de bouwlagen boven de begane grond.
- f. Er zijn aan huis verbonden beroepsactiviteiten toegestaan, mits deze ondergeschikt zijn aan de woonfunctie.
- g. Het gezamenlijke oppervlak dat wordt gebruikt voor beroep en bedrijf aan huis mag niet meer bedragen dan 25% van de vloeroppervlakte van de woning, met een maximum van 50 m2.
6.5 Afwijken van de gebruiksregels
Horeca categorie 2
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de specifieke gebruiksregels voor het toestaan van horeca-activiteiten die zijn of moeten worden aangemerkt als categorie 2, zoals bedoeld in artikel 1.48, zulks met uitzondering van bedrijven en inrichtingen gericht op het verschaffen van logies.
Artikel 7 Gemengd - 2
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Gemengd - 2 aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. cultuur en ontspanning, in de vorm van een atelier, creativiteitscentrum, sauna dansschool en/of muziekschool;
- b. horeca-activiteiten die zijn of moeten worden aangemerkt als categorie 1, zoals bedoeld in artikel 1.48;
- c. maatschappelijk, met uitzondering van een school;
- d. sport, in de vorm van sportschool en/of fitnesscentrum,
en de daarbij horende:
- e. bergingen.
7.2 Bouwregels
Gebouwen
- a. Gebouwen mogen slechts binnen een bouwvlak worden gebouwd.
- b. De bouw- en/of goothoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' is aangegeven.
Beeldbepalende en karakteristieke panden
- c. Ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' mag de bestaande goot- en bouwhoogte niet worden gewijzigd;
- d. Ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' mag de bestaande afdekking van gebouwen en kapvorm/nokrichting niet worden gewijzigd;
- e. Ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' mag ten behoeve van de onderliggende, voor deze gronden geldende bestemming - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien de beeldbepalende en karakteristieke waarden daardoor niet onevenredig worden aangetast en daarover schriftelijk advies is ingewonnen bij de Commissie voor welstand en monumenten.
Sloop beeldbepalende en karakteristieke panden
- f. Ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' is sloop van het gehele gebouw slechts toelaatbaar indien dit gepaard gaat met herbouw van een vergelijkbaar gebouw, gelet op de bouwmassa naar hoofdafmetingen en onderlinge verhoudingen en gelet op de afdekking van de gebouwen en kapvorm/nokrichting;
- g. Ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' is sloop van een gedeelte van een gebouw slechts toelaatbaar indien het te slopen gedeelte zelf niet beschermenswaardig is en de bescherming van het resterende gedeelte is gewaarborgd;
- h. Ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' is sloop slechts toelaatbaar indien schriftelijk advies over de sloop of gedeeltelijke sloop is ingewonnen bij de Commissie voor welstand en monumenten.
7.3 Nadere eisen
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning nadere eisen stellen aan de situering en omvang van de bebouwing in verband met het reserveren van ruimte voor parkeervoorzieningen indien de noodzaak daartoe voortvloeit uit het bepaalde ten aanzien van parkeren in Artikel 32.
Artikel 8 Groen
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Groen aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen;
- b. plantsoenen en parken;
- c. bermen en beplanting;
al dan niet in combinatie met:
- d. ontsluitingen, wegen en paden;
- e. nutsvoorzieningen;
- f. speelvoorzieningen en speelveldjes;
- g. straatmeubilair;
- h. kunstwerken;
- i. water;
- j. oevers;
- k. oeververbindingen;
alsmede voor:
- l. ter plaatse van de aanduiding 'horeca' een tijdelijke horecavoorziening;
- m. ter plaatse van de aanduiding 'speelvoorziening' een speelvoorziening met een gebouw voor toezicht, opslag, toiletten en verkoop versnaperingen.
8.2 Bouwregels
Gebouwen
Er mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van voorzieningen van algemeen nut worden gebouwd, met dien verstande dat:
- a. de oppervlakte van gebouwen niet meer mag bedragen dan 12 m2 ;
- b. de bouwhoogte van gebouwen niet meer mag bedragen dan 3 meter;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'horeca' een tijdelijke horecavoorziening is toegestaan.
Andere bouwwerken
- d. Er mogen andere bouwwerken, geen overkapping anders dan speelvoorzieningen zijnde, worden gebouwd.
- e. De bouwhoogte van andere bouwwerken, geen lichtmasten zijnde, mag niet meer bedragen dan 5 meter.
- f. De bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer bedragen dan 12 meter.
8.3 Specifieke gebruiksregels
- a. De voor Groen aangewezen gronden mogen niet voor parkeren worden gebruikt.
- b. Ter plaatse van de aanduiding 'horeca' is tot 31 december 2021 een tijdelijke horecavoorziening toegestaan.
- c. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - calamiteitenontsluiting' is een calamiteiten ontsluiting voor hulpdiensten toegestaan.
Artikel 9 Horeca
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Horeca aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. horeca;
en de daarbij horende:
- b. tuinen, erven en terreinen;
- c. ontsluitingen, wegen en paden;
- d. parkeervoorzieningen;
- e. nutsvoorzieningen;
- f. groenvoorzieningen;
- g. water;
- h. oevers;
- i. oeververbindingen.
9.2 Bouwregels
Gebouwen
- a. Gebouwen mogen slechts binnen een bouwvlak worden gebouwd.
- b. De bouw- en/of goothoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' is aangegeven.
Andere bouwwerken
- c. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 meter.
- d. De bouwhoogte van andere bouwwerken, geen erf- of terreinafscheiding zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 meter.
9.3 Nadere eisen
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning nadere eisen stellen aan de situering en omvang van de bebouwing in verband met het reserveren van ruimte voor parkeervoorzieningen indien de noodzaak daartoe voortvloeit uit het bepaalde ten aanzien van parkeren in Artikel 32.
9.4 Specifieke gebruiksregels
Er zijn slechts horeca-activiteiten toegestaan die zijn of moeten worden aangemerkt als categorie 2, zoals bedoeld in artikel 1.48.
Artikel 10 Maatschappelijk
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Maatschappelijk aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. maatschappelijke voorzieningen en activiteiten;
en de daarbij behorende:
- b. bergingen;
- c. groenvoorzieningen, water en straatmeubilair;
- d. nutsvoorzieningen;
- e. ontsluitingen, wegen en paden;
- f. parkeervoorzieningen;
- g. tuinen en erven, terreinen en pleinen;
met dien verstande dat:
- h. ter plaatse van de aanduiding 'zorginstelling' uitsluitend een zorginstelling is toegestaan.
10.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
Gebouwen
- a. Gebouwen mogen slechts binnen een bouwvlak worden gebouwd.
- b. De bouw- en/of goothoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan voor zover ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' is aangegeven.
Beeldbepalende en karakteristieke panden
- c. Ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' mag de bestaande goot- en bouwhoogte niet worden gewijzigd;
- d. Ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' mag de bestaande afdekking van gebouwen en kapvorm/nokrichting niet worden gewijzigd;
- e. Ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' mag ten behoeve van de onderliggende, voor deze gronden geldende bestemming - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien de beeldbepalende en karakteristieke waarden daardoor niet onevenredig worden aangetast en daarover schriftelijk advies is ingewonnen bij de Commissie voor welstand en monumenten.
Sloop beeldbepalende en karakteristieke panden
- f. Ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' is sloop van het gehele gebouw slechts toelaatbaar indien dit gepaard gaat met herbouw van een vergelijkbaar gebouw, gelet op de bouwmassa naar hoofdafmetingen en onderlinge verhoudingen en gelet op de afdekking van de gebouwen en kapvorm/nokrichting;
- g. Ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' is sloop van een gedeelte van een gebouw slechts toelaatbaar indien het te slopen gedeelte zelf niet beschermenswaardig is en de bescherming van het resterende gedeelte is gewaarborgd;
- h. Ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' is sloop slechts toelaatbaar indien schriftelijk advies over de sloop of gedeeltelijke sloop is ingewonnen bij de Commissie voor welstand en monumenten.
Andere bouwwerken
- i. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 meter.
- j. De bouwhoogte van andere bouwwerken, geen erf- of terreinafscheiding zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 meter.
10.3 Nadere eisen
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning nadere eisen stellen aan de situering en omvang van de bebouwing in verband met het reserveren van ruimte voor parkeervoorzieningen indien de noodzaak daartoe voortvloeit uit het bepaalde ten aanzien van parkeren in Artikel 32.
10.4 Specifieke gebruiksregels
- a. Detailhandel is slechts toegestaan als ondergeschikt en niet zelfstandig onderdeel van de maatschappelijke voorziening.
- b. Horeca is slechts toegestaan als ondergeschikt en niet-zelfstandig onderdeel van de maatschappelijke voorziening.
- c. Kantoren zijn slechts toegestaan als ondergeschikt en niet-zelfstandig onderdeel van de maatschappelijke voorziening.
Artikel 11 Sport
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Sport aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. sport en sportvelden;
- b. maatschappelijk, in de vorm van kinderdagopvang;
en de daarbij horende:
- c. ontsluitingen, wegen en paden;
- d. parkeervoorzieningen;
- e. nutsvoorzieningen;
- f. groenvoorzieningen;
- g. water;
- h. oevers;
- i. oeververbindingen.
- j. bijbehorende voorzieningen, zoals kantines e.d.
11.2 Bouwregels
Gebouwen
- a. Gebouwen mogen slechts binnen een bouwvlak worden gebouwd.
- b. De bouwhoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' is aangegeven.
- c. in afwijking van het bepaalde onder a mogen bijbehorende gebouwen, zoals bergingen, fietsenstallingen en huisjes voor kaartverkoop, ook buiten het bouwvlak worden gebouwd, mits de gezamenlijke oppervlakte per vestiging niet meer dan 75 m² bedraagt, en de bouwhoogte niet meer dan 3 meter bedraagt.
Andere bouwwerken
- d. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 meter.
- e. De bouwhoogte van licht- en andere masten mag niet meer bedragen dan 18 meter.
- f. De bouwhoogte van ballenvangers mag niet meer bedragen dan 8 meter.
- g. De bouwhoogte van andere bouwwerken, anders dan genoemd onder d, e en f, mag niet meer bedragen dan 3 meter.
11.3 Nadere eisen
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning nadere eisen stellen aan de situering en omvang van de bebouwing in verband met het reserveren van ruimte voor parkeervoorzieningen indien de noodzaak daartoe voortvloeit uit het bepaalde ten aanzien van parkeren in Artikel 32.
Artikel 12 Tuin
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Tuin aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. tuin;
- b. parkeren;
- c. ontsluitingen, wegen en paden.
12.2 Bouwregels
Erkers en toegangsportalen
- a. Er mogen erkers en toegangsportalen worden gebouwd.
- b. Erkers mogen aan de voorgevel van een bijbehorend hoofdgebouw worden gebouwd.
- c. Erkers en toegangsportalen mogen aan de zijgevel van een bijbehorend hoofdgebouw worden gebouwd, mits er sprake is van een hoekwoning.
- d. De gezamenlijke breedte van erkers en toegangsportalen mag per gevel niet meer bedragen dan 2/3 van de breedte van betreffende gevel van het hoofdgebouw.
- e. De diepte van erkers en toegangsportalen mag niet meer bedragen dan 1,5 meter.
- f. De afstand van erkers en toegangsportalen tot aan de voorliggende perceelgrens mag niet minder bedragen dan 0,5 meter.
- g. De breedte van een erker mag per gevel niet meer bedragen dan 2/3 van de breedte van de betreffende gevel van het hoofdgebouw.
- h. De breedte van een toegangsportaal mag niet meer bedragen dan 1/3 van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw.
- i. De bouwhoogte van erkers en toegangsportalen mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste verdiepingsvloer van het hoofdgebouw.
Andere bouwwerken
- j. Er mogen andere bouwwerken worden gebouwd.
- k. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1 meter als de erf- of terreinafscheiding voor de voorgevellijn wordt gebouwd.
- l. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1 meter als de erf- of terreinafscheiding op het zijerf dat grenst aan het openbaar gebied wordt gebouwd.
- m. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 meter als de erf- of terreinafscheiding achter de voorgevellijn of op het zijerf dat niet grenst aan het openbaar gebied wordt gebouwd.
- n. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en geen erf- of terreinafscheiding zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 meter.
12.3 Nadere eisen
Het bevoegd gezag kan nadere eisen te stellen met betrekking tot de plaatsing van de bebouwing ten behoeve van de gebruiksmogelijkheden van en zon- en daglichttoetreding op aangrenzende gronden.
12.4 Afwijken van de bouwregels
Andere bouwwerken
- a. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor andere bouwwerken voor het toestaan van erf- of terreinafscheidingen op het zijerf van een hoekwoning dat haaks is gelegen op het voorerf van de aangrenzende aaneengebouwde woning, waarbij de bouwhoogte van de erf- of terreinafscheiding niet meer mag bedragen dan 2 meter.
- b. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor andere bouwwerken voor het toestaan van erf- of terreinafscheidingen op het voorerf van een hoekwoning dat haaks is gelegen op het voorerf van de aangrenzende, aaneengebouwde woning, waarbij de bouwhoogte van de erf- of terreinafscheiding niet meer mag bedragen dan 2 meter.
12.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Tuin te wijzigen in de bestemming Wonen - 1 ten behoeve van het mogelijk maken van erfbebouwing bij het bijbehorende hoofdgebouw, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning.
Artikel 13 Verkeer
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Verkeer aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. ontsluitingen met hoofdzakelijk een verkeersfunctie
- b. wegen en paden;
- c. parkeervoorzieningen;
al dan niet in combinatie met:
- d. nutsvoorzieningen;
- e. groenvoorzieningen;
- f. straatmeubilair;
- g. kunstwerken;
- h. water;
- i. oevers;
- j. oeververbindingen.
13.2 Bouwregels
Gebouwen
- a. Er mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van voorzieningen van algemeen nut worden gebouwd.
- b. Het oppervlak van gebouwen mag niet meer bedragen dan 12 m2.
- c. De bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 3 meter.
Andere bouwwerken
- d. Er mogen andere bouwwerken worden gebouwd.
- e. De bouwhoogte van lichtmasten, bewegwijzering en verkeersregulering mag niet meer bedragen dan 12 meter.
- f. De bouwhoogte van andere bouwwerken, geen lichtmasten, bewegwijzering of verkeersregulering zijnde, mag niet meer bedragen dan 5 meter.
Artikel 14 Verkeer - Spoorweg
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Verkeer - Spoorweg aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. spoorwegen;
- b. openbaar vervoersvoorzieningen;
al dan niet in combinatie met:
- c. groenvoorzieningen;
- d. kunstwerken;
- e. nutsvoorzieningen;
- f. oevers;
- g. oeververbindingen;
- h. straatmeubilair;
- i. water;
- j. wegen en paden.
14.2 Bouwregels
Er mogen uitsluitend andere bouwwerken worden gebouwd.
Artikel 15 Verkeer - Verblijfsgebied
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Verkeer - Verblijfsgebied aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. ontsluitingen, wegen en paden met hoofdzakelijk een verblijfsfunctie;
- b. terreinen en pleinen;
- c. parkeervoorzieningen;
al dan niet in combinatie met:
- d. nutsvoorzieningen;
- e. groenvoorzieningen;
- f. straatmeubilair;
- g. kunstwerken;
- h. water;
- i. oevers;
- j. oeververbindingen.
15.2 Bouwregels
Gebouwen
- a. Er mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van voorzieningen van algemeen nut worden gebouwd.
- b. Het oppervlak van een gebouw mag niet meer bedragen dan 12 m2.
- c. De bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 3 meter.
Andere bouwwerken
- d. Er mogen andere bouwwerken worden gebouwd.
- e. De bouwhoogte van lichtmasten, bewegwijzering en verkeersregulering mag niet meer bedragen dan 10 meter.
- f. De bouwhoogte van andere bouwwerken, geen lichtmasten, bewegwijzering of verkeersregulering zijnde, mag niet meer bedragen dan 5 meter.
Artikel 16 Water
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Water aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. water;
- b. waterberging;
- c. waterhuishouding;
- d. waterlopen en waterpartijen;
- e. infiltratievoorzieningen;
- f. oevers;
al dan niet in combinatie met:
- g. nutsvoorzieningen;
- h. groenvoorzieningen;
- i. speelvoorzieningen;
- j. kunstwerken;
- k. oeververbindingen.
16.2 Bouwregels
Andere bouwwerken
- a. Er mogen uitsluitend andere bouwwerken worden gebouwd.
- b. De bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan 5 meter.
Beeldbepalende en karakteristieke panden
- c. Ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' mag de bestaande bouwhoogte niet worden gewijzigd;
- d. Ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' mag ten behoeve van de onderliggende, voor deze gronden geldende bestemming - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien de beeldbepalende en karakteristieke waarden daardoor niet onevenredig worden aangetast en daarover schriftelijk advies is ingewonnen bij de Commissie voor welstand en monumenten.
Sloop beeldbepalende en karakteristieke panden
- e. Ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' is sloop van het bouwwerk slechts toelaatbaar indien dit gepaard gaat met herbouw van een vergelijkbaar bouwwerk, gelet op de vorm en massa naar hoofdafmetingen en onderlinge verhoudingen;
- f. Ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' is sloop van een gedeelte van het bouwwerk slechts toelaatbaar indien het te slopen gedeelte zelf niet beschermenswaardig is en de bescherming van het resterende gedeelte is gewaarborgd;
- g. Ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' is sloop slechts toelaatbaar indien schriftelijk advies over de sloop of gedeeltelijke sloop is ingewonnen bij de Commissie voor welstand en monumenten.
Artikel 17 Wonen - 1
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Wonen - 1 aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen;
al dan niet in combinatie met:
- b. beroep en bedrijf aan huis;
- c. gastouderopvang;
en de daarbij horende:
- d. tuinen;
- e. erven;
- f. bergingen;
- g. parkeren;
- h. ontsluitingen, wegen en paden;
- i. groenvoorzieningen;
- j. speelvoorzieningen;
- k. nutsvoorzieningen;
- l. water.
17.2 Bouwregels
Hoofdgebouwen
- a. Hoofdgebouwen mogen slechts binnen een bouwvlak worden gebouwd.
- b. Ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd' mogen uitsluitend aaneengebouwde woningen worden gebouwd in de vorm van hoekwoningen, tussenwoningen en eindwoningen.
- c. Ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen' mogen uitsluitend twee-aaneengebouwde woningen worden gebouwd in de vorm van halfvrijstaande en geschakelde woningen.
- d. Ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' mogen uitsluitend vrijstaande woningen worden gebouwd.
- e. Per bouwperceel is slechts één hoofdgebouw toegestaan.
- f. De bouw- en/of goothoogte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' is aangegeven.
- g. De bouwhoogte van een hoofdgebouw mag niet minder en niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'minimale - maximale bouwhoogte' is aangegeven.
- h. De ondergrondse bouwdiepte mag niet meer bedragen dan 2 meter.
Erfbebouwing
- i. Erfbebouwing mag op het bebouwbaar erf van een bijbehorend hoofdgebouw worden gebouwd, met dien verstande dat:
- j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - verblijfsgebied 1' geen erfbebouwing is toegestaan, met uitzondering van één bijgebouw per woning met een oppervlakte van 10 m² en een bouwhoogte van maximaal 3 meter;
- k. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - verblijfsgebied 2' geen erfbebouwing is toegestaan en de gronden beschikbaar moeten blijven voor parkeren en ontsluiting;
- l. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - garageboxen' is een garagebox toegestaan waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3 meter;
- m. Ondergrondse gebouwen mogen slechts onder erfbebouwing worden gebouwd.
- n. Het gezamenlijke oppervlak aan erfbebouwing mag niet meer bedragen dan 40% van het bebouwbaar erf.
- o. Het gezamenlijke oppervlak aan erfbebouwing mag niet meer bedragen dan 75 m2 bij vrijstaande en twee-aaneengebouwde woningen en bij aaneengebouwde woningen als het hoekwoningen of eindwoningen zijn.
- p. Het gezamenlijke oppervlak aan erfbebouwing mag niet meer bedragen dan 35 m2 bij aaneengebouwde woningen als het tussenwoningen zijn.
- q. De diepte van aan- en uitbouwen aan de achtergevel van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 50% van de breedte van het smalste naastgelegen hoofdgebouw, met een minimum van 2,5 meter en een maximum van 3 meter, bij aaneengebouwde woningen.
- r. De diepte van aan- en uitbouwen aan de achtergevel van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 3 meter bij vrijstaande en twee-aaneengebouwde woningen.
- s. De afstand van aan- en uitbouwen aan de zijgevel van het hoofdgebouw tot aan de voorgevellijn mag niet minder bedragen dan 3 meter als het zij-erf grenst aan het openbaar gebied. Tot het openbaar gebied wordt niet gerekend het pad dat is gelegen tussen erven dat dient ter ontsluiting van die erven.
- t. De afstand van aan- en uitbouwen aan de zijgevel van het hoofdgebouw tot aan de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 1 meter, of mag 0 meter zijn, als het zij-erf grenst aan het openbare gebied.
- u. De breedte van aan- en uitbouwen aan de zijgevel van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 3 meter.
- v. De bouwhoogte van aan- en uitbouwen mag niet meer bedragen dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw, tot een maximum van 3,25 meter bij hoofdgebouwen die bestaan uit één bouwlaag.
- w. De bouwhoogte van aan- en uitbouwen mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste verdiepingsvloer van het hoofdgebouw plus 0,80 meter, bij hoofdgebouwen die bestaan uit meer dan één bouwlaag.
- x. De afstand van bijgebouwen en overkappingen tot de achterste perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 1 meter als het achtererf grenst aan het openbaar gebied.
- y. De bouw- en goothoogte van bijgebouwen en overkappingen mag respectievelijk niet meer bedragen dan 3 meter en 2,80 meter als er sprake is van afdekking met een kap.
- z. De bouwhoogte van bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan 2,80 meter als er sprake is van een platte afdekking.
- aa. De ondergrondse bouwdiepte mag niet meer bedragen dan 2 meter.
Andere bouwwerken
- ab. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1 meter als de erf- of terreinafscheiding voor de voorgevellijn wordt gebouwd.
- ac. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 meter als de erf- of terreinafscheiding achter de voorgevellijn wordt gebouwd.
- ad. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en geen erf- of terreinafscheiding zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 meter.
17.3 Nadere eisen
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning nadere eisen stellen aan de situering en omvang van de bebouwing:
- a. in verband met het reserveren van ruimte voor parkeervoorzieningen indien de noodzaak daartoe voortvloeit uit het bepaalde ten aanzien van parkeren in Artikel 32;
- b. ten behoeve van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
17.4 Afwijken van de bouwregels
Ondergrondse gebouwen
- a. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor het toestaan van een grotere verticale bouwdiepte ten behoeve van het bouwen van ondergrondse gebouwen.
- b. De verticale bouwdiepte mag niet meer bedragen dan 3 m.
Bijgebouwen
- c. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor erfbebouwing voor het toestaan van een bijgebouw op het zij-erf van een hoekwoning dat haaks is gelegen op het voorerf van de aangrenzende aaneengebouwde woning.
- d. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor erfbebouwing voor het toestaan van een bijgebouw op het voorerf van een hoekwoning dat haaks is gelegen op het voorerf van de aangrenzende aaneengebouwde woning.
- e. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor erfbebouwing voor het toestaan van een bijgebouw en/of overkapping op een afstand van 0 meter tot de achterste perceelsgrens.
- f. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor erfbebouwing voor het toestaan van een maximaal gezamenlijk oppervlak van 50% onder voorwaarde dat de gebruiksmogelijkheden van en zon- en daglichttoetreding op aangrenzende gronden niet onevenredig worden geschaad.
17.5 Specifieke gebruiksregels
Woningen
- a. Per hoofdgebouw is slechts één woning toegestaan.
Beroep en bedrijf aan huis
- b. Er is beroep en bedrijf aan huis toegestaan, mits dit ondergeschikt is aan de woonfunctie.
- c. Het gezamenlijke oppervlak dat wordt gebruikt voor beroep en bedrijf aan huis mag niet meer bedragen dan 25% van de vloeroppervlakte van de woning, met een maximum van 50 m2.
Semi-openbaar verblijfsgebied
- d. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - verblijfsgebied 1' dienen de gronden beschikbaar te blijven voor ontsluiting en tenminste 1 parkeerplaats per woning.
Artikel 18 Wonen - 2
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Wonen - 2 aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen;
al dan niet in combinatie met:
- b. beroep en bedrijf aan huis;
- c. gastouderopvang;
en de daarbij horende:
- d. tuinen;
- e. erven;
- f. bergingen;
- g. parkeren;
- h. ontsluitingen, wegen en paden;
- i. groenvoorzieningen;
- j. speelvoorzieningen;
- k. nutsvoorzieningen;
- l. water;
alsmede voor:
- m. ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' een halfverdiepte of ondergrondse parkeergarage.
18.2 Bouwregels
Hoofdgebouwen
- a. Hoofdgebouwen mogen slechts binnen een bouwvlak worden gebouwd.
- b. Er mogen uitsluitend gestapelde woningen worden gebouwd.
- c. De bouwhoogte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' is aangegeven;
- d. De bouwhoogte van een hoofdgebouw mag niet minder en niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'minimale - maximale bouwhoogte' is aangegeven.
- e. ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' mag de verticale bouwdiepte niet meer bedragen dan 5 meter.
Erfbebouwing
- f. Erfbebouwing mag slechts op het bebouwbaar erf van een bijbehorend hoofdgebouw worden gebouwd.
- g. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - fietsenstalling' is een fietsenstalling toegestaan waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3 meter;
- h. Ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' mag de verticale bouwdiepte niet meer bedragen dan 5 meter.
- i. Het gezamenlijke oppervlak aan erfbebouwing mag niet meer bedragen dan 40% van het bebouwbaar erf.
- j. Het gezamenlijke oppervlak aan erfbebouwing mag niet meer bedragen dan 35 m2.
- k. Aan- en uitbouwen aan de achtergevel van het hoofdgebouw mogen uitsluitend worden gebouwd, als over de volle breedte van het perceel, en gemeten vanaf de achtergevel, inclusief eventuele aan- en uitbouwen, een zone met een diepte van tenminste 5 meter met gebouwen onbebouwd en onoverdekt zal blijven.
- l. De diepte van aan- en uitbouwen aan de achtergevel van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 50% van de breedte van het smalste naastgelegen hoofdgebouw, met een minimum van 2,5 meter en een maximum van 3 meter.
- m. De afstand van aan- en uitbouwen aan de zijgevel van het hoofdgebouw tot aan de voorgevellijn mag niet minder bedragen dan 3 meter als het zij-erf grenst aan het openbaar gebied. Tot het openbaar gebied wordt niet gerekend het pad dat is gelegen tussen erven dat dient ter ontsluiting van die erven.
- n. De afstand van bijgebouwen en overkappingen tot de achterste perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 1 meter als het achtererf grenst aan het openbaar gebied. Tot het openbaar gebied wordt niet gerekend het pad dat is gelegen tussen erven dat dient ter ontsluiting van die erven.
- o. De bouw- en goothoogte van bijgebouwen en overkappingen mag respectievelijk niet meer bedragen dan 3 meter en 2,80 meter als er sprake is van afdekking met een kap.
- p. De bouwhoogte van bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan 2,80 meter als er sprake is van een platte afdekking.
Andere bouwwerken
- q. Er mogen andere bouwwerken worden gebouwd.
- r. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1 meter als de erf- of terreinafscheiding voor de voorgevellijn wordt gebouwd.
- s. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 meter als de erf- of terreinafscheiding achter de voorgevellijn wordt gebouwd.
- t. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en geen erf- of terreinafscheiding zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 meter.
18.3 Nadere eisen
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning nadere eisen stellen aan de situering en omvang van de bebouwing:
- a. in verband met het reserveren van ruimte voor parkeervoorzieningen indien de noodzaak daartoe voortvloeit uit het bepaalde ten aanzien van parkeren in Artikel 32;
- b. ten behoeve van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
18.4 Afwijken van de bouwregels
Erfbebouwing
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor erfbebouwing voor het toestaan van een maximaal gezamenlijk oppervlak van 50% onder voorwaarde dat de gebruiksmogelijkheden van en zon- en daglichttoetreding op aangrenzende gronden niet onevenredig worden geschaad.
18.5 Specifieke gebruiksregels
Beroep en bedrijf aan huis
- a. Er is beroep en bedrijf aan huis toegestaan, mits dit ondergeschikt is aan de woonfunctie.
- b. Het gezamenlijke oppervlak dat wordt gebruikt voor beroep en bedrijf aan huis mag niet meer bedragen dan 25% van de vloeroppervlakte van de woning, met een maximum van 50 m2.
Artikel 19 Gemengd - Uit Te Werken
19.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Gemengd - Uit te werken aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. dienstverlening;
- b. maatschappelijke doeleinden;
- c. wonen;
- d. sport, in de vorm van sportschool, fitness, welness;
al dan niet in combinatie met
- e. beroep en bedrijf aan huis;
- f. gastouderopvang;
en de daarbij horende
- g. bergingen;
- h. groenvoorzieningen;
- i. kunstwerken;
- j. parkeervoorzieningen;
- k. speelvoorzieningen;
- l. terreinen en pleinen.
19.2 Uitwerkingsregels
Burgemeester en wethouders werken het plan uit met inachtneming van het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening en de hierna volgende regels.
Bouwregels voor gebouwen
- a. Gebouwen mogen slechts binnen een bouwvlak worden gebouwd.
- b. De bouw- en/of goothoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' is aangegeven.
- c. De bouwhoogte van een gebouw mag niet minder en niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'minimale - maximale bouwhoogte' is aangegeven.
- d. de verticale bouwdiepte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 5 meter.
Bouwregels voor andere bouwwerken
- e. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m.
- f. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en geen erf- of terreinafscheiding zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.
Specifieke gebruiksregels voor wonen
- g. Wonen is uitsluitend toegestaan op de bouwlagen boven de begane grond.
Specifieke gebruiksregels voor beroep en bedrijf aan huis
- h. Er zijn aan huis verbonden beroepsactiviteiten toegestaan, mits deze ondergeschikt zijn aan de woonfunctie.
- i. Het gezamenlijke oppervlak dat wordt gebruikt voor aan huis verbonden beroepsactiviteiten mag niet meer bedragen dan 25% van de vloeroppervlakte van de woning, met een maximum van 50 m2.
Specifieke gebruiksregels voor overige toegestane functies
- j. Dienstverlening, maatschappelijke doeleinden en sportactiviteiten, zijn uitsluitend op de begane grond toegestaan.
Parkeren
- k. Bij de uitwerking dient het bepaalde in Artikel 32 ten aanzien van parkeren in acht te worden genomen.
19.3 Bouwregels
Voorlopig bouwverbod
Zolang en voor zover het uitwerkingsplan niet onherroepelijk is, is het verboden te bouwen.
19.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het voorlopig bouwverbod indien een bouwplan in overeenstemming is met het ontwerp van een uitwerkingsplan dat ter inzage heeft gelegen en waartegen, gedurende de termijn van ter inzage legging, geen zienswijzen zijn ingediend.
19.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- a. Zolang en voor zover het uitwerkingsplan niet onherroepelijk is, is het verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, op de in 19.1 bedoelde gronden werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren.
- b. Het verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die het normale onderhoud betreffen.
- c. Het verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het onherroepelijk worden van het uitwerkingsplan.
- d. De genoemde vergunning wordt verleend indien de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden worden uitgevoerd in overeenstemming met het ontwerp van een uitwerkingsplan dat ter inzage heeft gelegen en waartegen, gedurende de termijn van ter inzage legging, geen zienswijzen zijn ingediend.
Artikel 20 Wonen - Uit Te Werken - 1
20.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Wonen - Uit te werken - 1 aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen - 1;
al dan niet in combinatie met:
- b. beroep en bedrijf aan huis;
- c. gastouderopvang;
en de daarbij horende:
- d. tuinen;
- e. erven;
- f. bergingen;
- g. parkeren;
- h. ontsluitingen, wegen en paden;
- i. groenvoorzieningen;
- j. speelvoorzieningen;
- k. kunstwerken;
- l. nutsvoorzieningen;
- m. water.
alsmede voor:
- n. ter plaatse van de aanduiding 'groen' tenminste 3.300 m² groen.
20.2 Uitwerkingsregels
Burgemeester en wethouders werken het plan uit met inachtneming van het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening en de hierna volgende regels.
Bouwregels voor hoofdgebouwen
- a. Er mogen slechts aaneengebouwde woningen worden gebouwd in de vorm van hoekwoningen, tussenwoningen en eindwoningen.
- b. De bouwhoogte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' is aangegeven.
- c. De bouwhoogte van een hoofdgebouw dat is georiënteerd op de wiggen mag niet minder dan 9 meter bedragen;
- d. De bouwhoogte van een hoofdgebouw dat is georiënteerd op het park mag niet minder dan 9 meter bedragen;
- e. De bouwhoogte van een hoofdgebouw dat is georiënteerd op de woonstraten mag niet minder bedragen dan 6 meter.
Parkeren en ontsluiting
- f. Bij de uitwerking dient het bepaalde in Artikel 32 ten aanzien van parkeren in acht te worden genomen en moet worden voorzien in een verkeersveilige ontsluiting.
20.3 Bouwregels
Voorlopig bouwverbod
Zolang en voor zover het uitwerkingsplan niet onherroepelijk is, is het verboden te bouwen.
20.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het voorlopig bouwverbod indien een bouwplan in overeenstemming is met het ontwerp van een uitwerkingsplan dat ter inzage heeft gelegen en waartegen, gedurende de termijn van ter inzage legging, geen zienswijzen zijn ingediend.
20.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- a. Zolang en voor zover het uitwerkingsplan niet onherroepelijk is, is het verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, op de in 20.1 bedoelde gronden werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren.
- b. Het verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die het normale onderhoud betreffen.
- c. Het verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het onherroepelijk worden van het uitwerkingsplan.
- d. De genoemde vergunning wordt verleend indien de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden worden uitgevoerd in overeenstemming met het ontwerp van een uitwerkingsplan dat ter inzage heeft gelegen en waartegen, gedurende de termijn van ter inzage legging, geen zienswijzen zijn ingediend.
Artikel 21 Wonen - Uit Te Werken - 2
21.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Wonen - Uit te werken - 2 aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen - 2;
al dan niet in combinatie met:
- b. beroep en bedrijf aan huis;
- c. gastouderopvang;
en de daarbij horende:
- d. tuinen;
- e. erven;
- f. bergingen;
- g. parkeren;
- h. ontsluitingen, wegen en paden;
- i. groenvoorzieningen;
- j. speelvoorzieningen;
- k. kunstwerken;
- l. nutsvoorzieningen;
- m. water.
21.2 Uitwerkingsregels
Burgemeester en wethouders werken het plan uit met inachtneming van het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening en de hierna volgende regels.
Bouwregels voor hoofdgebouwen
- a. Er mogen slechts gestapelde woningen worden gebouwd.
- b. De bouwhoogte van een gebouw mag niet minder en niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'minimale - maximale bouwhoogte' is aangegeven.
- c. de verticale bouwdiepte van een gebouw mag niet meer dan 5 meter bedragen.
Parkeren
- d. Bij de uitwerking dient het bepaalde in Artikel 32 ten aanzien van parkeren in acht te worden genomen.
21.3 Bouwregels
Voorlopig bouwverbod
Zolang en voor zover het uitwerkingsplan niet onherroepelijk is, is het verboden te bouwen.
21.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het voorlopig bouwverbod indien een bouwplan in overeenstemming is met het ontwerp van een uitwerkingsplan dat ter inzage heeft gelegen en waartegen, gedurende de termijn van ter inzage legging, geen zienswijzen zijn ingediend.
21.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- a. Zolang en voor zover het uitwerkingsplan niet onherroepelijk is, is het verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, op de in 21.1 bedoelde gronden werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren.
- b. Het verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die het normale onderhoud betreffen.
- c. Het verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het onherroepelijk worden van het uitwerkingsplan.
- d. De genoemde vergunning wordt verleend indien de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden worden uitgevoerd in overeenstemming met het ontwerp van een uitwerkingsplan dat ter inzage heeft gelegen en waartegen, gedurende de termijn van ter inzage legging, geen zienswijzen zijn ingediend.
Artikel 22 Waarde - Archeologie - 1
22.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Waarde - Archeologie - 1 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- a. gronden met de kwalificatie 'AMK-terrein' en zijn tevens bestemd voor doeleinden ter bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden;
- b. indien strijd ontstaat tussen het bepaalde in de bestemming Waarde - Archeologie - 1 als bedoeld in dit artikel en het bepaalde in de overige daar voorkomende bestemmingen, prevaleert het bepaalde in de bestemming Waarde - Archeologie - 1.
22.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
- a. op de in lid 1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten behoeve van de instandhouding en bescherming van en onderzoek naar aanwezige of naar verwachting aanwezige archeologische waarden.
- b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
- 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
- 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade zo veel mogelijk kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor bouwen voorwaarden te verbinden. Deze voorwaarden kunnen zijn:
- de verplichting tot het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
- de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
- de verplichting de bouw te laten begeleiden door een erkende partij op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
- c. ten behoeve van het bepaalde in 22.2 onder b winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de stadsarcheoloog;
- d. het bepaalde in 22.2 onder b is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
- 1. ver-/nieuwbouw van bestaande gebouwen en/of bouwwerken, waarbij de bestaande oppervlakte van het gebouw en/of bouwwerk, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut;
- 2. de bouw van een bijgebouw of de uitbreiding van een bestaand hoofdgebouw met een diepte onder maaiveld van ten hoogste 30 cm.
22.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
22.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de bestemming Waarde - Archeologie - 1 geheel of gedeeltelijk laten vervallen, indien op basis van een nader archeologisch onderzoek is gebleken dat de archeologische waarden van de gronden niet behoudenswaardig zijn of niet langer aanwezig zijn.
Artikel 23 Waarde - Archeologie - 2
23.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Waarde - Archeologie - 2 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- a. gronden met hoge en middelhoge archeologische verwachting en zijn tevens bestemd voor doeleinden ter bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden;
- b. indien strijd ontstaat tussen het bepaalde in de bestemming Waarde - Archeologie - 2 als bedoeld in dit artikel en het bepaalde in de overige daar voorkomende bestemmingen, prevaleert het bepaalde in de bestemming Waarde - Archeologie - 2.
23.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
- a. op de in lid 1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten behoeve van de instandhouding en bescherming van en onderzoek naar aanwezige of naar verwachting aanwezige archeologische waarden.
- b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
- 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
- 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade zoveel mogelijk kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor bouwen voorwaarden te verbinden. Deze voorwaarden kunnen zijn:
- de verplichting tot het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
- de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
- de verplichting de bouw te laten begeleiden door een erkende partij op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
- c. ten behoeve van het bepaalde in 23.2 onder b winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de stadsarcheoloog;
- d. het bepaalde in 23.2 onder b is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
- 1. ver-/nieuwbouw van bestaande gebouwen en/of bouwwerken, waarbij de bestaande oppervlakte van het gebouw en/of bouwwerk, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut;
- 2. de bouw van een bijgebouw of de uitbreiding van een bestaand hoofdgebouw met een diepte onder maaiveld van ten hoogste 30 cm.
- 3. de bouw van een bijgebouw of de uitbreiding van een bestaand hoofdgebouw of de uitbreiding van een bestaand hoofdgebouw met een omvang van minder dan 50 m², voor zover dit ook is toegestaan in de daar voorkomende bestemming(en).
23.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
23.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de bestemming Waarde - Archeologie - 2 geheel of gedeeltelijk laten vervallen, indien op basis van een nader archeologisch onderzoek is gebleken dat de archeologische waarden van de gronden niet behoudenswaardig zijn of niet langer aanwezig zijn.
Artikel 24 Leiding - Gas
24.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- a. een gasleiding met de daarbij behorende beschermingszone.
- b. indien strijd ontstaat tussen het bepaalde in de bestemming Leiding- Gas als bedoeld in dit artikel en het bepaalde in de overige daar voorkomende bestemmingen, prevaleert het bepaalde in de bestemming Leiding - Gas.
24.2 Bouwregels
Op en onder de in lid 24.1 genoemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd met een bouwhoogte van maximaal 3 meter.
24.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 24.2 ten behoeve van het bouwen overeenkomstig de medebestemming, mits daartegen uit hoofde van het leidingentransport geen bezwaren bestaan en de desbetreffende leidingbeheerder daar vooraf over is gehoord.
24.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 25 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 26 Algemene Bouwregels
26.1 Ondergeschikt bouwdelen
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, uitbouwen, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt en ten behoeve van de balkons bij de woontorens niet meer dan 2,5 meter.
26.2 Bestaande en vergunde maatvoering en situering
- a. Voor een bouwwerk, dat krachtens een bouw- of omgevingsvergunning op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande situering, afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de bepalingen in de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden.
- b. Voor een bouwwerk, dat krachtens een bouw- of omgevingsvergunning op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande situering, afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de bepalingen in de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden.
- c. Voor een bouwwerk, dat krachtens een bouw- of omgevingsvergunning op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande situering afwijkt van de bepalingen in de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat de afwijkende situering van toepassing blijft.
- d. In het geval van herbouw is het bepaalde in lid a en b uitsluitend van toepassing indien het geschiedt op dezelfde plaats.
Artikel 27 Algemene Gebruiksregels
27.1 Strijdig gebruik
Opslag
- a. Tot een strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van bijgebouwen of garages ten behoeve van bewoning.
- b. Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.
- c. Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.
Seksinrichtingen
- d. Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor seksinrichtingen.
Standplaatsen ambulante handel
- e. Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerk wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de openbare ruimte voor standplaatsen van ambulante handel zonder standplaatsvergunning krachtens de APV Vlaardingen.
Artikel 28 Algemene Aanduidingsregels
28.1 Geluidzone - industrie
- a. Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone – industrie' geldt een zone vanwege een gezoneerd industrieterrein zoals bedoeld in de Wet geluidhinder.
- b. Nieuwe geluidgevoelige objecten zijn slechts toegestaan indien de geluidbelasting vanwege de gezoneerde industrieterreinen op de betreffende gevels niet hoger is dan de wettelijke voorkeursgrenswaarde of een verleende hogere grenswaarde.
Artikel 29 Algemene Afwijkingsregels
29.1 Afwijken van voorgeschreven maatvoering
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de in de regels voorgeschreven maatvoering met ten hoogste 10%.
29.2 Aanpassen van wegen
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bestemmingsbepalingen en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft.
29.3 Overschrijden van bouwgrenzen
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bestemmingsbepalingen en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, mits de overschrijding niet meer dan 2 meter bedraagt.
29.4 Vergroten bouwhoogte van andere bouwwerken
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de bouwhoogte van andere bouwwerken en toestaan dat de bouwhoogte van andere bouwwerken wordt vergroot tot maximaal 10 meter.
29.5 Vergroten bouwhoogte van zend-, ontvangen/of sirenemasten
- a. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van andere bouwwerken en toestaan dat de hoogte van andere bouwwerken ten behoeve van zend-, ontvangen/of sirenemasten wordt vergroot tot maximaal 40 meter, onder de hierna genoemde voorwaarden.
- b. Losse masten met hekwerken, gebouwtjes e.d. zijn binnen de bebouwde kom alleen toegestaan op bedrijventerreinen en sportparken.
- c. Installaties op of aan een gebouw zijn alleen toegestaan op hoge gebouwen; bij voorkeur op een plat dak en zo ver mogelijk van een dakrand, met dien verstande dat bijzondere en waardevolle gebouwen in beginsel geheel dienen te worden ontzien, zonodig in overleg met de monumentencommissie en tegen gevels aan; wanneer de invloed van die installaties geen afbreuk doen aan de aanwezige kwaliteiten.
29.6 Toestaan van gebouwtjes voor voorzieningen van algemeen nut
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bestemmingsbepalingen ten aanzien van het realiseren van gebouwtjes voor voorzieningen van algemeen nut, zoals telefooncellen, abri's, nutsvoorzieningen, dienstgebouwen ten behoeve van het onderhoud of gebruik van openbaar groen, wegen en speelplaatsen, mits deze gebouwtjes geen grotere inhoud hebben dan 50 m3.
Artikel 30 Algemene Wijzigingsregels
30.1 Overschrijding van bestemmingsgrenzen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 3 meter en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot.
30.2 Wijzigen van Staat van Bedrijfsactiviteiten
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van het wijzigen van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, indien technologische ontwikkelingen of vernieuwde inzichten hiertoe aanleiding geven.
30.3 Aanpassen van bepalingen die verwijzen naar wettelijke regelingen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen regels, waarbij verwezen wordt naar regels in wettelijke regelingen, te wijzigen indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerp van het plan worden gewijzigd.
30.4 wro-zone - wijzigingsgebied - 1
Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan conform het bepaalde in artikel 3.6 Wro, wijzigen in die zin dat de geldende bestemmingen ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone-wijzigingsgebied' geheel, gedeeltelijk en/of gefaseerd kunnen worden gewijzigd tenbehoeve van de herstructurering van de locatie van de voormalige huishoudschool, waarbij de volgende regels in acht moeten worden genomen:
- a. toegelaten is de bestemming Groen en/of Gemengd-1 met de functies: dienstverlening, horeca, maatschappelijk (met uitzondering van scholen), kantoor en wonen, en met uitzondering van bedrijfsactiviteiten en cultuur en ontspanning;
- b. de maximale bouwhoogtes zoals aangeduid in de figuur 'maximale bouwhoogtes' in lid 30.8 mogen niet worden overschreden;
- c. het maximum aantal wooneenheden zoals aangeduid in de figuur 'maximale bouwhoogtes' in lid 30.8 mag niet wordt overschreden;
- d. het bepaalde in Artikel 32 ten aanzien van parkeren daarbij in acht wordt genomen;
- e. vooraf dient een bezonnings- en windonderzoek plaats te vinden;
- f. voldaan moet worden aan de eisen zoals gesteld in de Wet geluidhinder;
- g. na wijziging van de verbeelding zijn de bouw- en gebruiksregels van de bestemmingen Groen en Gemengd - 1 van toepassing.
30.5 wro-zone - wijzigingsgebied - 2
Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone wijzigingsgebied -2', conform het bepaalde in artikel 3.6 Wro, wijzigen in die zin dat het bouwvlak aan de achterzijde kan worden vergroot, mits:
- a. de karakteristieken van het gebouw daardoor niet onevenredig worden aangetast;
- b. het bepaalde in Artikel 32 ten aanzien van parkeren daarbij in acht wordt genomen.
30.6 wro-zone - wijzigingsgebied - 3
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone wijzigingsgebied -3', conform het bepaalde in artikel 3.6 Wro, geheel of gedeeltelijk wijzigen in de bestemming 'Gemengd - 2', mits:
- a. de karakteristieken van het gebouw daardoor niet onevenredig worden aangetast;
- b. het bepaalde in Artikel 32 ten aanzien van parkeren daarbij in acht wordt genomen.
30.7 wro-zone - wijzigingsgebied - 4
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone wijzigingsgebied -4', conform het bepaalde in artikel 3.6 Wro, geheel of gedeeltelijk wijzigen in de bestemming 'Maatschappelijk', met uitzondering van scholen, mits:
- a. het bepaalde in Artikel 32 ten aanzien van parkeren daarbij in acht wordt genomen.
- b. na wijziging van de verbeelding zijn de bouw- en gebruiksregels van de bestemming Maatschappelijk van toepassing.
30.8 Figuur: maximale bouwhoogtes
Artikel 31 Aanvullende Werking Bouwverordening
De regels van stedenbouwkundige aard en de bereikbaarheidseisen van hoofdstuk 2 van de bouwverordening Vlaardingen zijn uitsluitend van toepassing voorzover het betreft:
- a. bereikbaarheid van bouwwerken voor wegverkeer, brandblusvoorzieningen;
- b. brandweeringang;
- c. bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
- d. ruimte tussen bouwwerken;
- e. laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen;
- f. de richtlijnen voor het verlenen van vrijstelling van de stedenbouwkundige bepalingen in de Bouwverordening ten aanzien van vorenstaande onderwerpen.
Artikel 32 Parkeren
32.1 Parkeernormen
Bij nieuwbouw en functiewijzigingen dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid volgens de gemeentelijke parkeernota.
32.2 Strijdig gebruik
Bij een functiewijziging wordt het gebruik van gronden en bouwwerken zonder het bepaalde in de gemeentelijke parkeernota in acht te nemen, als gebruik in strijd met dit bestemmingsplan aangemerkt.
32.3 Afwijken van de parkeernorm
- a. Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van de parkeernormen in de parkeernota indien het voldoen aan die bepalingen naar het oordeel van Burgemeester en wethouders door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit.
- b. Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van de parkeernormen in de parkeernota voor zover naar het oordeel van Burgemeester en wethouders op andere wijze in de benodigde parkeergelegenheid wordt voorzien.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 33 Overgangsrecht
33.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit, geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor bouwen wordt gedaan binnen 2 jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%.
- c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.
33.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.
33.3 Hardheidsclausule
Voor zover toepassing van het overgangsrecht gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard voor een of meer natuurlijke personen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan grond en opstallen gebruiken in strijd met het voordien geldende bestemmingsplan, kunnen burgemeester en wethouders ten behoeve van die persoon of personen van dat overgangsrecht ontheffing verlenen.
Artikel 34 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:Regels van het bestemmingsplanBabberspolder-Oost.
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 1 Onderzoeken Beschermde Natuurwaarden
Bijlage 1 Onderzoeken beschermde natuurwaarden
Bijlage 2 Akoestisch Onderzoek
Bijlage 2 Akoestisch onderzoek
Bijlage 3 Onderzoek Luchtkwaliteit
Bijlage 3 Onderzoek luchtkwaliteit