Groot Vettenoord en het volkstuinencomplex
Bestemmingsplan - Gemeente Vlaardingen
Vastgesteld op 16-05-2013 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
het bestemmingsplan Groot Vettenoord en het volkstuinencomplex van de gemeente Vlaardingen;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde plan objecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0622.0225bpGrvt2010-0130 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen);
1.3 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.4 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.5 achtergevel:
de gevel achter de voorgevel, meestal evenwijdig daaraan, zoals deze oorspronkelijk bij de bouw is gerealiseerd;
1.6 achtergevellijn:
de denkbeeldige lijn die strak loopt langs de achtergevel van een hoofdgebouw tussen de perceelsgrenzen;
1.7 ambachtelijke bedrijvigheid:
het bedrijfsmatig, geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen en het installeren van goederen die verband houden met het ambacht;
1.8 antenne-installatie:
installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie;
1.9 autobedrijven:
bedrijven in handel (inclusief import), reparatie, service, bewerkingen sloop van auto's, motorfietsen en andere motorvoertuigen of onderdelen/accesoires daarvan, zoals opgenomen in de bij deze regels behorende Staat van bedrijfsactiviteiten 'Bedrijventerrein' met de SBI-codes (2008): 451/452/45204/45205/453/454/4677;
1.10 bebouwbaar erf:
de gronden bij een hoofdgebouw die 1 meter achter de voorgevellijn zijn gelegen; als een bouwperceel met het voor- en zijerf grenst aan het openbaar gebied (bijvoorbeeld bij hoekwoningen) tevens de gronden die achter die zijgevellijn zijn gelegen; als een bouwperceel met het achtererf grenst aan het openbaar gebied tevens de gronden tot 1 meter uit de achterste perceelsgrens. Bij toepassing van deze regel wordt het pad dat is gelegen tussen erven, dat dient ter ontsluiting van die erven, niet tot het openbaar gebied gerekend;
1.11 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.12 bedrijf:
elke onderneming of gedeelte van een onderneming, welke een organisatorisch zelfstandige eenheid vormt en als zodanig gericht is op de productie of afzet van goederen of de verlening van diensten; organisatorisch zelfstandige eenheden als hier bedoeld, welke door of vanwege de overheid worden geleid, worden voor de toepassing van deze regels eveneens als bedrijf aangemerkt;
1.13 bedrijfsgebouw
een gebouw dat dient voor de uitoefening van een of meer bedrijfsactiviteiten, zulks met inbegrip van dienstverlening en kantoren maar met uitzondering van detailhandel;
1.14 bedrijfskantoor:
een in of bij een bedrijf en ten behoeve van dat bedrijf aanwezige kantoorruimte;
1.15 bedrijfsvloeroppervlakte:
de totale oppervlakte van de voor bedrijfsuitoefening benodigde bedrijfsruimte, inclusief de verkoopvloeroppervlakte, opslag- en administratieruimten en dergelijke;
1.16 bedrijfswoning/dienstwoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;
1.17 begane grond:
de onderste bouwlaag van een gebouw, niet zijnde een kelder;
1.18 beperkt kwetsbaar object:
een object waarvoor ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (Staatsblad 2004, nr. 250) een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden;
1.19 bestaande situatie (bebouwing en gebruik):
bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip van de ter inzagelegging van het ontwerpplan, dan wel zoals die mag worden gebouwd krachtens een vóór dat tijdstip aangevraagde vergunning;
het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip dat het plan rechtskracht heeft verkregen;
1.20 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.21 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.22 Bevi-inrichtingen:
bedrijven zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
1.23 bevoegd gezag:
bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
1.24 bijgebouw:
een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.25 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.26 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.27 bouwlaag:
een voor mensen toegankelijk deel van een gebouw, dat aan de onder- en bovenzijde door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren wordt begrensd;
1.28 bouwmarkt:
een detailhandelsbedrijf waar bouwmaterialen te koop worden aangeboden alsmede materialen welke voor het verrichten van bouw- en verbouwwerkzaamheden nodig zijn. Onder bouwmaterialen worden niet verstaan materialen welke uitsluitend dienen voor versiering, aankleding, inrichting en gebruik van bouwwerken;
1.29 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.30 bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel;
1.31 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.32 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.33 detailhandel in volumineuze goederen:
detailhandel in de volgende categorieën:
- a. brand- en explosiegevaarlijke goederen;
- b. goederen zoals: auto's, keukens, badkamers, boten, motoren, caravans, landbouwwerktuigen, grove bouwmaterialen en daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen, zoals accessoires, onderhoudsmiddelen en materialen;
- c. tuincentra / bouwmarkten;
- d. grootschalige meubelbedrijven, al dan niet -in ondergeschikte mate- in combinatie met woninginrichting en -stoffering;
en daarmee naar aard en omvang gelijk te stellen goederen;
1.34 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.35 erf:
een al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdbouw en dat in feitelijk opzicht is ongericht ten dienste van het gebruik van dat hoofdgebouw en voor zover een bestemmingsplan van toepassing is, de bestemming het gebruik van deze inrichting niet verbiedt;
1.36 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.37 geluidszoneringsplichtige inrichting:
een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder (Staatsblad 1981, nr 533) rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidzone moet worden vastgesteld;
1.38 hoofdgebouw:
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken en waarin de hoofdfunctie ingevolge de bestemming is of wordt ondergebracht;
1.39 horeca:
Het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf, waaronder een bed&breakfast, discotheek, feestaal en partyboerderij, en waarvoor in dit bestemmingsplan een Staat van horeca-activiteiten is opgenomen met een onderverdeling in categorieen;
1.40 kampeermiddel:
- 1. een tent, tentwagen, kampeerauto of caravan;
- 2. dan wel enig ander onderkomen en enig ander voertuig of gewezen voertuig of een gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, waarvoor ingevolge artikel 40 van de Woningwet een bouwvergunning is vereist;
een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of gedeeltelijk blijvend of tijdelijk zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;
1.41 kantine:
verblijfslokaal ten behoeve van o.a. recreatieve voorzieningen en maatschappelijke doeleinden waar men, als ondergeschikte functie aan de bestemming, consumpties kan kopen en nuttigen;
1.42 kantoor met baliefunctie:
een kantoor met een publieksaantrekkende hoofdfunctie, zoals een bank, postkantoor, gemeentehuis, reisbureau en dergelijke;
1.43 kantoor:
een gebouw, dat dient voor de uitoefening van administratieve en daarmee gelijk te stellen werkzaamheden;
1.44 kwetsbaar object:
een object waarvoor ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (Staatsblad 2004, nr. 250) een grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht genomen moet worden;
1.45 maatschappelijke voorzieningen:
het verlenen van diensten in de medische, sociale, educatieve, culturele, religieuze en administratieve sfeer en andere vormen van dienstverlening, die een min of meer openbaar karakter hebben, met uitzondering van een seksinrichting;
1.46 nutsvoorzieningen:
voorzieningen ten behoeve van het openbaar nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, bemalingsinstallaties, warmte-koude-opslag en apparatuur voor telecommunicatie;
1.47 ondergeschikte functie:
functie waarvoor maximaal 30% van de vloeroppervlakte als zodanig mag worden gebruikt;
1.48 onderkomen:
een voor verblijf geschikte, al dan niet aan hun bestemming onttrokken voer- en vaartuig, ark, kampeermiddel en soortgelijk verblijfsmiddel, voorzover deze niet als bouwwerk is aan te merken;
1.49 openbaar gebied:
een weg bedoeld in artikel 1 eerste lid onder b van de Wegenverkeerswet en het openbaar groen (waaronder begrepen water);
1.50 overbouwing:
het op de verdieping overkluizen van onderliggende gronden door bebouwing;
1.51 plaatsgebonden risico:
risico op een plaats buiten een inrichting, uitgedrukt als de kans per jaar dat een persoon, die onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof, gevaarlijke afvalstof of bestrijdingsmiddel betrokken is;
1.52 plaatsgebonden risicocontour:
de risicocontour 10-6/jaar volgende de artikelen 6, 7 en 8 lid 1 en 2 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) geeft aan waar een bepaalde effectkans van één op een miljoen is op een incident met één of meer dodelijke slachtoffers;
1.53 productiegebonden detailhandel:
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan het productieproces;
1.54 publiekverzorgend ambacht en dienstverlening:
een ambachtelijk c.q. dienstverlenend bedrijf dat zijn goederen en diensten rechtstreeks levert aan de consument, zoals een goudsmid, schoenmaker, kapper, videotheek en dergelijke;
1.55 risicocontour:
contour rondom een risicovolle inrichting die de zone begrenst waar het plaatsgebonden
risico, zoals gedefinieerd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), gelijk is aan
of groter is dan 10-6 per jaar;
1.56 risicovolle inrichting:
een inrichting bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) een
grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden
aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt
kwetsbare objecten;
1.57 sportschool:
instelling waar trainingen worden gegeven in krachtsporten ander andere door middel van fitnessapparatuur;
1.58 straatmeubilair:
bij of op een weg behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals lichtmasten, verkeersgeleiders, zitbanken, reclamezuilen, bloembakken glasbakken, voorzieningen voor de verzameling van vuilcontainers en abri's; bouwwerken, ten behoeve van de verkoop van motorbrandstoffen worden hier niet onder begrepen;
1.59 verblijfsrecreatie:
het nachtverblijf voor recreatieve doeleinden buiten de eerste woning, waarbij ten minste een nacht wordt doorgebracht, met uitzondering van overnachtingen bij familie en kennissen;
1.60 verkoopvloeroppervlakte:
de totale oppervlakte van de voor het publiek toegankelijke en zichtbare winkelruimte, inclusief de etalageruimte en de ruimte achter de toonbank;
1.61 volkstuin:
gronden waarop voor particulier gebruik, op recreatie wijze voedings- en siergewassen kunnen worden geteeld;
1.62 webwinkel:
- a. een internetwinkel waar alleen een electronishce transactie tot stand komt;
- b. een internetwinkel met opslag- en verzendfunctie;
- c. een internetwinkelmet (beperkte) afhaalmogelijkheid;
- d. een internetwinkel met afhaalmogelijkheid en mogelijkheid goederen ter plaatse te bekijken;
1.63 woning:
een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden, waaronder begrepen eventueel gemeenschappelijk gebruik van bepaalde ruimten;
1.64 woonwerkeenheden:
een ruimte, in en in combinatie met een woning waarin al dan niet publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis wordt uitgeoefend;
1.65 zelfstandig kantoor:
een zelfstandig bedrijf voor het verrichten van administratieve en daarmee gelijk te stellen werkzaamheden;
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 bebouwingspercentage:
het deel van het bouwblok uitgedrukt in procenten dat bebouwd mag worden;
2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.3 de hoogte van bouwwerken ten behoeve van het railverkeer
ten opzichte van bovenkant spoor;
2.4 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.6 het bebouwd oppervlak van een bouwperceel:
de oppervlakte van alle op een bouwperceel gelegen bouwwerken tezamen;
2.7 afstanden
de afstand van een bouwwerk tot perceelsgrenzen dan wel tot de as van de weg worden gemeten waar deze afstand het kleinst is;
2.8 peil:
- a. voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang grenst aan de weg: de hoogte van de kruin van de weg;
- b. voor andere gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse van de bouw;
2.9 ondergeschikte bouwdelen:
bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- en bestemmingsgrenzen niet meer bedraagt dan 0,70 meter;
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
3.1 Bestemmingsomschrijving
3.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
3.3 Nadere eisen
3.4 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
- a. de bedrijfswoning mag uitsluitend bewoond worden door de eigenaar van het op het perceel gelegen bedrijf;
- b. opslag buiten het bouwvlak is niet toegestaan.
Artikel 4 Bedrijf - Nutsvoorziening
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. nutsvoorzieningen;
- b. met daarbij behorende bouwwerken, parkeer- en groenvoorzieningen en overige voorzieningen.
4.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
4.3 Nadere eisen
4.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag is bevoegd middels een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:
- a. lid 4.2.2 voor een hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, buiten het bouwvlak van ten hoogste 10 m dan wel het verhogen van de met de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m) ' aangegeven bouwhoogte met ten hoogste 25%;
- b. lid 4.2.2 voor een hoogte van schoorstenen en antennemasten tot ten hoogste 40 m.
Artikel 5 Bedrijventerrein
5.1 Bestemmingsomschrijving
5.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
5.3 Nadere eisen
5.4 Afwijken van de bouwregels
5.5 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
- a. de bedrijfswoning mag uitsluitend bewoond worden door de eigenaar van het op het perceel gelegen bedrijf;
- b. detailhandel uitgezonderd productiegebonden detailhandel alsmede detailhandel als bedoeld in 5.1.1 is niet toegestaan;
- c. webwinkels zijn toegestaan met uitzondering van webwinkels als bedoeld in artikel 1 onder 1.62, sub d;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - auto', mogen de gronden en opstallen niet langer voor een autobedrijf worden gebruikt, als deze eenmaal voor andere volgens lid 5.1 toegestane bedrijvigheid in gebruik is genomen;
- e. de opslag, stalling en/of parkeren van (bedrijfs)goederen voor de voorgevel, van het hoofdgebouw, dan wel buiten het bouwvlak, is niet toegestaan.
5.6 Afwijken van de gebruiksregels
5.7 Wijzigingsbevoegdheid
5.8 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
Het is verboden om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders cultuurhistorisch waardevolle bebouwing, ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' geheel of gedeeltelijk te slopen.
Artikel 6 Groen
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen;
- b. waterpartijen;
- c. fiets- en / of voetpaden;
- d. nutsvoorzieningen;
- e. met daarbij behorende bouwwerken en overige voorzieningen.
6.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
6.3 Nadere eisen
Artikel 7 Kantoor
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. zelfstandige kantoren met baliefunctie;
- b. tevens voor maatschappelijke voorzieningen, ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk';
- c. met daarbij behorende bouwwerken, parkeer- en groenvoorzieningen en overige voorzieningen.
7.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
7.3 Nadere eisen
7.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.2.2 voor een hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, buiten het bouwvlak van ten hoogste 10 m dan wel het verhogen van de met de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte met ten hoogste 25%.
7.5 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 8 Recreatie
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. volkstuinen;
- b. parkeervoorzieningen;
- c. voet- en fietspaden;
- d. groenvoorzieningen;
- e. speelvoorzieningen;
- f. water;
- g. nutsvoorzieningen;
- h. met daarbij behorende bouwwerken en overige voorzieningen.
8.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
8.3 Nadere eisen
8.4 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
- a. verblijfsrecreatie is niet toegestaan;
- b. kampeermiddelen zijn niet toegestaan.
8.5 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 8.2 voor een hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, buiten het bouwvlak van ten hoogste 20 m dan wel het verhogen van de met de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte met ten hoogste 25%.
Artikel 9 Tuin
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. tuin behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
- b. ontsluitingen, wegen en paden.
9.2 Bouwregels
9.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:
- a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
- b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
- c. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
- d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
- e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.
9.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
- a. het opslaan of bergen van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.
Artikel 10 Verkeer
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen met hoofdzakelijk een functie voor doorgaand verkeer;
- b. parkeervoorzieningen;
- c. voet- en fietspaden;
- d. groenvoorzieningen, bermen;
- e. water;
- f. met daarbij behorende bouwwerken en overige voorzieningen.
met dien verstande dat:
- g. de as van de weg binnen een afstand van 2 m van de aanduiding 'as van de weg' is gelegen;
- h. de rijwegbreedte, binnen de bestemming, ten minste 3.50 m zal bedragen.
10.2 Bouwregels
Binnen deze bestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 20 m.
10.3 Nadere eisen
Artikel 11 Verkeer - Railverkeer
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Railverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. verkeer en vervoer per rail;
- b. spoorwegovergangen ten behoeven van het kruisende verkeer;
- c. groenvoorzieningen, bermen;
- d. water;
- e. met daarbij behorende bouwwerken en overige voorzieningen.
11.2 Bouwregels
Binnen deze bestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 20 m.
11.3 Nadere eisen
Artikel 12 Verkeer - Weg
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Weg' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen met in hoofdzaak een functie ter ontsluiting van de aanliggende of nabijgelegen gronden;
- b. voet- en fietspaden;
- c. groenvoorzieningen, bermen;
- d. water;
- e. parkeervoorzieningen;
- f. nutsvoorzieningen;
- g. met daarbij behorende bouwwerken en overige voorzieningen.
12.2 Bouwregels
Binnen deze bestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 20 m.
12.3 Nadere eisen
Artikel 13 Water
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. de waterhuishouding (waterberging, -aanvoer en/of -afvoer);
- b. met daarbij behorende bouwwerken en overige voorzieningen.
13.2 Bouwregels
Binnen deze bestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze bestemming, zoals bruggen, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m.
13.3 Nadere eisen
Artikel 14 Wonen
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen;
al dan niet in combinatie met:
- b. beroep en bedrijf aan huis;
- c. gastouderopvang;
en de daarbij horende:
- d. tuinen;
- e. erven;
- f. bergingen;
- g. parkeren;
- h. ontsluitingen, wegen en paden;
- i. groenvoorzieningen;
- j. speelvoorzieningen;
- k. nutsvoorzieningen;
- l. water.
14.2 Bouwregels
14.3 Afwijken van de bouwregels
14.4 Specifieke gebruiksregels
14.5 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 15 Leiding - Gas
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg, de instandhouding en bescherming van een aardgastransportleiding, met een diameter van 30 inch en een druk van 67 bar en daarbij behorende voorzieningen.
15.2 Bouwregels
- a. Op deze gronden is het niet toegestaan te bouwen, met uitzondering van bouwwerken ten behoeve van de aanleg en instandhouding van de desbetreffende hoofdtransportleiding met een hoogte van maximaal 3 m;
- b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
15.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 15.2 ten behoeve van bouwwerken als toegestaan ingevolge ter plaatse aangewezen andere bestemmingen, mits:
- a. door de bouw en situering van de betreffende bouwwerken geen schade wordt of kan worden toegebracht aan de leiding;
- b. advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betreffende leiding(en) alvorens de omgevingsvergunning wordt verleend.
15.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 16 Leiding - Riool
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg, de instandhouding en bescherming van een rioolleiding, met daarbij behorende voorzieningen.
16.2 Bouwregels
- a. Op deze gronden is het niet toegestaan te bouwen, met uitzondering van bouwwerken ten behoeve van de aanleg en instandhouding van de desbetreffende rioolleiding met een hoogte van maximaal 3 m;
- b. ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
16.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 16.2 ten behoeve van bouwwerken als toegestaan ingevolge ter plaatse aangewezen andere bestemmingen, mits:
- a. door de bouw en situering van de betreffende bouwwerken geen schade wordt of kan worden toegebracht aan de leiding;
- b. advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betreffende leiding(en) alvorens de omgevingsvergunning wordt verleend.
16.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 17 Waarde - Archeologie - 1
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie - 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van verwachtte archeologische waarden.
17.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
- 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
- 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
- b. het bepaalde in dit lid onder a.1 en a.2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
- 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 100 m² én waarvoor geen bouwwerkzaamheden (waaronder begrepen: heien en het slaan van damwanden) worden verricht die dieper reiken dan 30 cm beneden het maaiveld.
17.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 18 Waarde - Archeologie - 2
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie - 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van verwachtte archeologische waarden.
18.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
- 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
- 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
- b. het bepaalde in dit lid onder a.1 en a.2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
- 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 100 m² én waarvoor geen bouwwerkzaamheden (waaronder begrepen: heien en het slaan van damwanden) worden verricht die dieper reiken dan 1 m beneden het maaiveld.
18.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 19 Waarde - Archeologie - 3
19.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie - 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van verwachtte archeologische waarden.
19.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
- 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
- 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
- b. het bepaalde in dit lid onder a.1 en a.2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
- 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 100 m² én waarvoor geen bouwwerkzaamheden (waaronder begrepen: heien en het slaan van damwanden) worden verricht die dieper reiken dan 2 m beneden het maaiveld.
19.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 20 Waterstaat - Waterkering
20.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor dijken en kaden met een waterkerende functie alsmede voor de waterhuishouding, naast de andere krachtens dit plan hieraan gegeven bestemmingen, met daarbij behorende voorzieningen.
20.2 Bouwregels
Op deze gronden is het niet toegestaan te bouwen, met uitzondering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de aanleg en instandhouding van de waterkering met een hoogte van maximaal 5 m.
20.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 20.2 ten behoeve van bebouwing als toegestaan ingevolge ter plaatse aangewezen andere bestemmingen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de waterkering, en nadat vooraf advies wordt ingewonnen van de beheerder van de waterkering.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 21 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 22 Algemene Bouwregels
22.1 Bestaande maten
- a. de op het tijdstip van in werkingtreding va het plan bestaande afstand-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste worden geacht;
- b. de op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die minder bedragen dan in hoofstuk 2 is voorgeschreven, mogen als tenminste toelaatbaar worden aangehouden;
- c. ingeval van herbouw is het bepaalde onder a. en b. slechts van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.
22.2 Uitsluiten bouwverordening
De regels van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:
- a. de richtlijnen voor het verlenen van vrijstelling van de stedenbouwkundige bepalingen;
- b. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
- c. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
- d. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
- e. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;
- f. de ruimte tussen bouwwerken.
22.3 Overbouwingen
Voor het bouwen boven de weg geldt dat niet lager mag worden gebouwd dan:
- a. 4.20 m boven de hoogte van de rijweg, met inbegrip van een strook van 50 cm breedte ter weerszijden van die rijweg;
- b. 2.20 m boven de hoogte van een ander deel van de weg, een en ander voor zover de veiligheid van de gebruikers van de weg niet in gevaar komt.
22.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan - met in achtneming van het bepaalde in 22.3 - bij omgevingsvergunning afwijken van de toelaatbare overschrijding van de bouwgrenzen voor:
- a. ondergrondse bouwwerken, zoals kelders, kelderkoekoeken en kelderingangen, mits de bovenzijde daarvan niet hoger is gelegen dan het peil;
- b. laadperrons, stoepen en stoeptreden, die de grens van de weg overschrijden;
- c. erkers, serres en andere uitbouwen, alsmede balkons en galerijen, die de voorgevelrooilijn met niet meer dan 1.50 m overschrijden;
- d. trapenhuizen, buitentrappen en liftschachten, hijsinrichtingen en stortbuizen, alsmede luifels, dakoverstekken, uitspringendse schoorsteenwanden, reclametoestellen en draagconstructies voor reclames;
- e. overbouwingen ten dienste van de verbinding tussen twee bouwwerken.
Artikel 23 Algemene Aanduidingsregels
23.1 Geluidzone - Industrie
Ter plaatse van de aanduiding 'Geluidzone - Industrie' mag ongeacht het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen, geen geluidgevoelige bebouwing worden opgericht en in gebruik genomen, tenzij:
- a. het aantal woningen niet toeneemt;
- b. een hogere waarde is vastgesteld en gebouwd wordt met in achtneming van die hogere waarde.
Artikel 24 Algemene Afwijkingsregels
Het bevoegd gezag is bevoegd een omgevingsvergunning in afwijking van het plan te verlenen voor:
- a. de bouw van niet voor bewoning bestemde gebouwen ten dienste van het openbaar nut met een inhoud van ten hoogste 50 m3 en met een hoogte van maximaal 4 m, waaronder telefooncellen, schakelgebouwen, gemaalgebouwen en wachtruimten;
- b. de bouw van niet voor bewoning bestemde gebouwen voor onderhoud en beheer, ten dienste van het openbaar nut met een inhoud van ten hoogste 90 m3 en een hoogte van maximaal 4 m, waaronder een schaftlokaal en kantine;
- c. de bouw van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van het openbaar nut, tot een hoogte van 15 m;
- d. het veranderen van de voorgeschreven maatvoering van bouwwerken met ten hoogste 10%. indien dit in verband met ingekomen bouwplannen nodig is. Deze bepaling is niet van toepassing op maatvoeringen waarvoor in de regels een specifieke afwijking is opgenomen;
- e. het aanbrengen van aanpassingen in de begrenzing van een aanduiding indien zulks in verband met de verkaveling ter plaatse wenselijk of noodzakelijk is, waarbij de grenzen met niet meer dan 10 m mogen worden verschoven;
- f. het plaatsen van reclamezuilen en het aanbrengen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van reclametoepassingen, waarbij geldt dat de toegelaten hoogte per bestemming met 5 m mag worden vermeerderd.
Een omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan of kan worden gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
Artikel 25 Algemene Wijzigingsregels
25.1 Geringe afwijkingen bestemmingsgrenzen
Het bevoegd gezag kan de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten einde een geringe wijzigingen in de situering en/of begrenzing van de bestemmingsvlakken en /of bouwvlakken, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein, waarbij de grenzen met niet meer dan 10 m mogen worden verschoven.
25.2 Nutsgebouwen
Het bevoegd gezag kan de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten einde het oprichten van niet voor bewoning bestemde gebouwen, met een inhoud van ten hoogste 100 m3 en een hoogte van ten hoogste 4 m, welke in het kader van de nutsvoorzieningen nodig zijn, een en ander voor zover deze op grond van het bepaalde in artikel 24 niet kunnen worden gebouwd.
25.3 Bedrijfskantoor
Het bevoegd gezag kan het plan wijzigen ten einde het bedrijfsvloeroppervlak van bedrijfskantoren te vergroten met maximaal 20% van het bestaande bedrijfsvloeroppervlak.
Artikel 26 Overige Regels
26.1 Werking wettelijke regelingen
Indien en voorzover in deze regels wordt verwezen naar wetten, verordeningen of enige andere algemeen verbindende regeling, dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan.
26.2 Parkeren
- a. onverminderd het bepaalde in de artikelen 3, 5, 7 en 14 dient bij de oprichting van een nieuw bouwwerk, de vergroting van een bestaand bouwwerk en/of de verandering in functie op het bijbehorende bouwperceel, te worden voorzien in parkeerplaatsen volgens bijlage 4 van het Parkeerbeleid 2008, tabel Rest bebouwde kom;
- b. bij de berekening van het aantal parkeerplaatsen worden de ten tijde van het rechtskracht krijgen van dit plan voor parkeerplaatsen in gebruik zijnde, of voor parkeerplaatsen geplande gronden, buiten beschouwing gelaten;
- c. voor zover er door het oprichten van nieuwe bouwwerken of het vergroten van bestaande bouwwerken, parkeerplaatsen verloren gaan, dienen deze in gelijke omvang te worden gecompenseerd;
- d. indien bij de eindberekening het aantal parkeerplaatsen uitkomt op een halve of meer, dan vindt de afronding naar boven plaats. Minder dan een halve wordt naar beneden afgerond;
- e. het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de onder a bedoelde normen, indien wordt voldaan aan de in het Parkeerbeleid 2008 genoemde voorwaarden voor afwijking
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 27 Overgangsrecht
27.1 Overgangsrecht bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
27.2 Ontheffing
Het bevoegd gezag kan eenmalig bij omgevingsvergunning afwijken van lid 27.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 27.1 met maximaal 10%.
27.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken
Lid 27.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder omgevingsvergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
27.4 Overgangsrecht gebruik
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
27.5 Strijdig gebruik
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 27.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
27.6 Verboden gebruik
Indien het gebruik, bedoeld in lid 27.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
27.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik
Lid 27.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 28 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan Groot Vettenoord en het volkstuinencomplex.
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 2 Staat Van Horeca-activiteiten
Bijlage 2 Staat van Horeca-activiteiten
Bijlage 3 Parkeernota Vlaardingen
Bijlage 3 Parkeernota Vlaardingen