Vergulde Hand Oost
Bestemmingsplan - Gemeente Vlaardingen
Vastgesteld op 18-09-2014 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
het bestemmingsplan 'Vergulde Hand Oost' met identificatienummer NL.IMRO.0622.0233bpVeho2012-0130 van de gemeente Vlaardingen.
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
1.3 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 antenne-installatie:
installatie bestaande uit een antenne een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de bijbehorende bevestigingsconstructie.
1.6 archeologisch deskundige:
de gemeentelijke (beleids)archeoloog of een andere deskundige op het gebied van de archeologie volgens de archeologische beroepsgroep.
1.7 archeologische waarde:
de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het belang voor de archeologie en de kennis van de beschavingsgeschiedenis.
1.8 archeologisch onderzoek:
het verrichten van werkzaamheden met als doel het verzamelen van kennis en wetenschap van bekende of verwachte overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden.
1.9 autobedrijven:
bedrijven in handel (inclusief import), reparatie, service, bewerking en sloop van auto's, motorfietsen en andere motorvoertuigen of onderdelen/accessoires daarvan, zoals opgenomen in de bij deze regels behorende 'Staat van bedrijfsactiviteiten-bedrijventerrein' met de SBI-codes (2008):
- a. 451, 452, 454: Handel in auto's en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven;
- b. 45204: Autoplaatwerkerijen, autobeklederijen, autospuitinrichtingen;
- c. 45205: Autowasserijen;
- d. 453: Handel in auto- en motorfietsonderdelen en -accessoires;
- e. 4677: Autosloperijen.
1.10 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.11 bedrijf:
een onderneming gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren, inzamelen, verwerken, verhuren, opslaan en/of distribueren van goederen.
1.12 bedrijfsgebouw:
een gebouw dat dient voor de uitoefening van een of meer bedrijfsactiviteiten, zulks met inbegrip van dienstverlening en kantoren maar met uitzondering van detailhandel.
1.13 bedrijfskantoor:
kantoorruimte ten behoeve van de ter plaatse gevestigde bedrijfsfunctie.
1.14 bedrijfsvloeroppervlakte:
de totale oppervlakte van de voor bedrijfsuitoefening benodigde bedrijfsruimte, inclusief de verkoopvloeroppervlakte, opslag- en administratieruimten en dergelijke.
1.15 bedrijfswoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is, vanwege de bestemming van het gebouw of het terrein.
1.16 beperkt kwetsbaar object:
bedrijfsgebouwen waar doorgaans 50 personen of minder verblijven; een bedrijfsverzamelgebouw wordt in dit kader als één gebouw aangemerkt.
Objecten die onderdeel uitmaken van een Bevi-inrichting maken hiervan geen onderdeel uit.
1.17 bestaande situatie (bebouwing en gebruik):
- a. bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip van de ter inzagelegging van het ontwerpplan, dan wel zoals die mag worden gebouwd krachtens een vóór dat tijdstip aangevraagde vergunning;
- b. het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip dat het plan rechtskracht heeft verkregen.
1.18 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak.
1.19 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.20 Bevi-inrichtingen:
bedrijven zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
1.21 bevoegd gezag:
bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.22 bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak (bijgebouwen/aan- en uitbouwen en overkappingen).
1.23 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.24 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak.
1.25 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.26 bouwperceelsgrens:
de grens van een bouwperceel.
1.27 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.28 bouwwerk:
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
1.29 dakkapel:
een beperkte doorbreking van het dakvlak door een uit de helling van het dakvlak stekend dakvenster.
1.30 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en/of leveren van goederen aan personen die de goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroep of bedrijf.
1.31 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.32 geluidzone - industrie
een geluidszone zoals bedoeld in de Wet geluidhinder, waarbuiten de geluidsbelasting vanwege het gezoneerde industrieterrein de waarde van 50 dB(A) niet te boven mag gaan.
1.33 geluidszoneringsplichtige inrichtingen:
bedrijven die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken zoals bedoeld in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer zoals deze luidde ten tijde van de inwerkingtreding van dit plan.
1.34 hoofdgebouw:
een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
1.35 horeca:
een bedrijf, dat in zijn algemeenheid gericht is op het verstrekken van nachtverblijf, op het verstrekken en/of ter plaatse nuttigen van voedsel en/of dranken en/of het exploiteren van zaalaccommodatie, zulks met uitzondering van seksinrichtingen, en waarvoor in dit bestemmingsplan een 'Staat van horeca-activiteiten' is opgenomen met een onderverdeling in categorieën.
1.36 kantine:
verblijfslokaal ten behoeve van een bedrijf waar men, als ondergeschikte functie aan de bestemming, consumpties kan kopen en nuttigen.
1.37 kantoor:
een gebouw, dat dient voor de uitoefening van administratieve en daarmee gelijk te stellen werkzaamheden.
1.38 kantoor met baliefunctie:
een kantoor met een publieksaantrekkende hoofdfunctie, zoals een bank, postkantoor, gemeentehuis, reisbureau en dergelijke.
1.39 kwetsbare objecten:
bedrijfsgebouwen waar meerdere dagen per week meer dan 50 personen een groot deel van de dag verblijven; een bedrijfsverzamelgebouw wordt in dit kader als één gebouw
aangemerkt.
Objecten die onderdeel uitmaken van een Bevi-inrichting maken hiervan geen onderdeel uit.
1.40 nutsvoorzieningen:
voorzieningen ten behoeve van het openbaar nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, bemalingsinstallaties, warmte-koude-opslag en apparatuur voor telecommunicatie.
1.41 ondergeschikte functie:
functie waarvoor maximaal 30% van de vloeroppervlakte als zodanig mag worden gebruikt.
1.42 onderkomen:
een voor verblijf geschikte, al dan niet aan hun bestemming onttrokken voer- en vaartuig, ark, kampeermiddel en soortgelijk verblijfsmiddel, voorzover deze niet als bouwwerk is aan te merken.
1.43 openbaar gebied:
een weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid onder b, van de Wegenverkeerswet en het openbaar groen (waaronder begrepen water).
1.44 overig bouwwerk:
een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
1.45 overslagbedrijven:
- a. laad- los- en overslagbedrijven t.b.v. zeeschepen zoals opgenomen in de bij deze regels behorende 'Staat vanbedrijfsactiviteiten-bedrijventerrein' met de SBI-codes (2008): 52241;
- b. laad-, los- en overslagbedrijven t.b.v. binnenvaart, zoals opgenomen in de bij deze regels behorende 'Staat vanbedrijfsactiviteiten-bedrijventerrein' met de SBI-codes (2008): 52242.
1.46 pand:
de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.
1.47 peil:
het peil is het punt van waar af de goot- of bouwhoogte van een gebouw of bouwwerk geen gebouw wordt gemeten (zie artikel 2);
- a. voor een gebouw dat aan de openbare weg grenst is dat de hoogte van de kruin van die openbare weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
- b. voor een gebouw dat niet aan de openbare weg grenst is dat de gemiddelde hoogte van het rondom afgewerkte terrein ter plaatse van de bouw;
- c. voor een bouwwerk geen gebouw zijnde is dat de gemiddelde hoogte van het rondom afgewerkte terrein ter plaatse van de bouw.
1.48 risicovolle inrichting:
een inrichting, bij welke volgens het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten.
1.49 straatmeubilair:
de op of bij de weg behorende bouwwerken, zoals verkeerstekens, wegbebakeningen, bewegwijzeringen, verlichting, halteaanduidingen, parkeerregulerende constructies, al dan niet ondergrondse afvalcontainers, brandkranen, informatie- en reclameconstructies, rijwielstandaarden, papier- en plantenbakken, zitbanken, communicatievoorzieningen, gedenktekens, speelvoorzieningen en abri's.
1.50 toelaatbare detailhandel:
Op het bedrijventerrein is de volgende detailhandel op het desbetreffende adres toelaatbaar:
Adres | detailhandel |
George Stephensonweg 21a | Sportprijzen & sportkleding |
George Stephensonweg 21h+f | Fishing & outdoor |
George Stephensonweg 21m | Vuurwerkverkooppunt |
Bellstraat 2d | Lifestyle en trendartikelen |
James Wattweg 12-14 | Fietsen & Bromfietsen/scooters |
1.51 toelaatbare detailhandel in volumineuze goederen:
Op het bedrijventerrein is de volgende detailhandel in volumineuze goederen op het desbetreffende adres toelaatbaar:
Adres | detailhandel volumineus |
Bellstraat 5-7 | Bouwmaterialen |
1.52 verkoopvloeroppervlakte:
de totale oppervlakte van de voor het publiek toegankelijke en zichtbare winkelruimte, inclusief de etalageruimte en de ruimte achter de toonbank.
1.53 verenigingsleven:
activiteiten in verenigingsverband zoals de modeltreinenvereniging of de vereniging van duivenmelkers.
1.54 voorgevellijn:
de denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een hoofdgebouw tussen de perceelsgrenzen.
1.55 zelfstandig kantoor:
een zelfstandig bedrijf voor het verrichten van administratieve en daarmee gelijk te stellen werkzaamheden.
Artikel 2 Wijze Van Meten
2.1 Meetregels
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
- a. afstand bouwwerken onderling en zijdelingse perceelsgrens: de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst zijn.
- b. de bouwhoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
- c. de goothoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
- d. de inhoud van een bouwwerk: tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
- e. de ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk: vanaf de bovenkant van de afgewerkte begane grondvloer tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend;
- f. de oppervlakte van een bouwwerk: tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
- g. het bebouwde oppervlak van een bouwperceel: de oppervlakte van alle op een bouwperceel gelegen bouwwerken tezamen.
2.2 Aanvullende meetregels
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen buiten beschouwing gelaten, zoals plinten, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, uitbouwen, balkons en overstekende daken, mits de overschrijding van bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 0,70 bedraagt.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijventerrein
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.1', bedrijven uit ten hoogste categorie 3.1 van de bij deze regels behorende 'Staat van bedrijfsactiviteiten-bedrijventerrein', met dien verstande dat autobedrijven zoals beschreven in artikel 1.9 uitsluitend zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - auto';
- b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2', bedrijven uit ten hoogste categorie 3.2 van de bij deze regels behorende 'Staat van bedrijfsactiviteiten-bedrijventerrein', met dien verstande dat autobedrijven zoals beschreven in artikel 1.9 uitsluitend zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - auto';
- c. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4.1', bedrijven uit ten hoogste categorie 4.1 van de bij deze regels behorende 'Staat van bedrijfsactiviteiten-bedrijventerrein', met dien verstande dat autobedrijven zoals beschreven in artikel 1.9 uitsluitend zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - auto';
- d. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4.2', bedrijven uit ten hoogste categorie 4.2 van de bij deze regels behorende 'Staat van bedrijfsactiviteiten-bedrijventerrein', met dien verstande dat autobedrijven zoals beschreven in artikel 1.9 uitsluitend zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - auto';
- e. bedrijfskantoren, met inachtneming van het bepaalde onder 3.5.1;
- f. bijbehorende voorzieningen, zoals toegangswegen, groen, water, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en laad- en losvoorzieningen;
alsmede voor:
- g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - auto', autobedrijven zoals omschreven in artikel 1.9;
- h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - overslag', overslagbedrijven zoals omschreven in artikel 1.45;
- i. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', een bedrijfswoning;
- j. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel', toelaatbare detailhandel zoals beschreven in artikel 1.50;
- k. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel volumineus', toelaatbare detailhandel in volumineuze goederen zoals beschreven in artikel 1.51;
- l. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor', zelfstandige kantoren';
- m. ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 4', een horeca-inrichting uit categorie 4 van de bij deze regels behorende 'Staat van horeca-activiteiten'.
3.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de omvang en situering van de bebouwing in verband met de volgende belangen:
- a. het reserveren van ruimte voor het parkeren op eigen terrein;
- b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- c. de verkeersveiligheid.
3.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.1, onder b, voor het toestaan van een hogere bouwhoogte voor gebouwen, mits:
- a. de bouwhoogte van gebouwen niet meer mag bedragen dan 10 meter;
- b. deze bouwmogelijkheden niet worden aangewend om een kantoorfunctie in 3 bouwlagen te realiseren.
3.5 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
3.6 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
- a. lid 3.1 om bedrijven toe te laten uit de naast hogere categorie van de 'Staat van bedrijfsactiviteiten-bedrijventerrein', mits het desbetreffende bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) vergelijkbaar is met de rechtstreeks volgens lid 3.1 toegelaten bedrijven;
- b. lid 3.1 om bedrijven toe te laten die niet in de 'Staat vanbedrijfsactiviteiten-bedrijventerrein' zijn genoemd, voor zover het desbetreffende bedrijf naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar is met de rechtstreeks volgens lid 3.1 toegelaten bedrijven;
- c. lid 3.5.2, onder a, om de verplaatsing van een autobedrijf binnen het bestemmingsplangebied mogelijk te maken, vooruitlopend op het via planwijziging toevoegen van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - auto' op de beoogde vestigingslocatie in combinatie met het schrappen van die aanduiding op de oude vestigingslocatie, mits:
- 1. het aantal autobedrijven in het plangebied daardoor niet toeneemt;
- 2. het aantal vierkante meters dat is aangeduid voor 'specifieke vorm van bedrijf - auto' daardoor niet meer dan 10% toeneemt;
- 3. gelijktijdig met de aanvraag omgevingsvergunning een wijzigingsplan in procedure wordt gebracht;
- d. lid 3.5.2, onder a, om de nieuwvestiging van een autobedrijf binnen het bestemmingsplangebied mogelijk te maken, vooruitlopend op het via planwijziging toevoegen van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - auto' op de beoogde vestigingslocatie in combinatie met het schrappen van die aanduiding op een andere locatie in het bestemmingsplangebied, mits:
- 1. het aantal autobedrijven in het plangebied daardoor niet toeneemt;
- 2. het aantal vierkante meters dat is aangeduid voor 'specifieke vorm van bedrijf - auto' daardoor niet meer dan 10% toeneemt;
- 3. gelijktijdig met de aanvraag omgevingsvergunning een wijzigingsplan in procedure wordt gebracht.
3.7 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 4 Groen
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen zoals bermen en groene taluds;
- b. waterpartijen;
- c. fiets- en / of voetpaden;
- d. onderhoudswegen;
- e. nutsvoorzieningen;
- f. straatmeubilair;
alsmede voor:
- g. ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk', een gebouw voor verenigingsleven zoals omschreven in artikel 1.53;
- h. ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting', een ontsluiting voor het bedrijventerrein Vergulde Hand Oost.
4.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de omvang en situering van de bebouwing in verband met de volgende belangen:
- a. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- b. de verkeersveiligheid.
4.4 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
4.5 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 5 Verkeer
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen, straten, en paden met een verkeers- en verblijfsfunctie;
- b. voet- en fietspaden;
- c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals geluidswerende voorzieningen, groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, reclame-uitingen, (beeldende) kunstwerken en water.
5.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
5.3 Specifieke gebruiksregels
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden mogen niet worden gebruikt voor:
- a. opslag;
- b. stalling en/of parkeren van (bedrijfs)goederen;
- c. opslag van onklare voer- of vaartuigen of onderdelen hiervan.
Artikel 6 Verkeer - Railverkeer
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Railverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. verkeer en vervoer per spoor;
- b. spoorwegvoorzieningen;
- c. gelijkvloerse en ongelijkvloerse spoorwegovergangen ten behoeve van het kruisende verkeer;
- d. een stationsgebouw met bijbehorende voorzieningen;
- e. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals geluidswerende voorzieningen, groen, oevers, oeververbindingen, kunstwerken en water.
6.2 Bouwregels
Binnen deze bestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 6 meter; in afwijking hiervan is ter plaatse van het bouwvlak een stationsgebouw toegestaan met een maximale bouwhoogte zoals op de verbeelding aangeduid met 'maximum bouwhoogte (m)'.
6.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de omvang en situering van de bebouwing in verband met de volgende belangen:
- a. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- b. de verkeersveiligheid.
Artikel 7 Leiding - Gas
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg, de instandhouding en bescherming van een aardgastransportleiding met de daarbij behorende belemmeringenstrook.
7.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 7.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
- b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag, met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels, uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
7.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de omvang en situering van de bebouwing in verband met de volgende belangen:
- a. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- b. de verkeersveiligheid.
7.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.2, onder b, ten behoeve van bouwwerken als toegestaan ingevolge ter plaatse aangewezen andere bestemmingen, mits:
- a. de veiligheid met betrekking tot de aardgastransportleiding niet wordt geschaad;
- b. geen kwetsbare objecten worden toegelaten;
- c. er vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betreffende leiding.
7.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 8 Leiding - Olie
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Olie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg, de instandhouding en bescherming van een olietransportleiding met de daarbij behorende belemmeringenstrook.
8.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 8.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
- b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag, met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels,uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
8.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de omvang en situering van de bebouwing in verband met de volgende belangen:
- a. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- b. de verkeersveiligheid.
8.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.2, onder b, ten behoeve van bouwwerken als toegestaan ingevolge ter plaatse aangewezen andere bestemmingen, mits:
- a. door de bouw en situering van de betreffende bouwwerken geen schade wordt of kan worden toegebracht aan de leiding;
- b. advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betreffende leiding(en) alvorens de omgevingsvergunning wordt verleend.
8.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 9 Leiding - Riool
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg, de instandhouding en bescherming van een rioolleiding met de daarbij behorende belemmeringenstrook.
9.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 9.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
- b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag, met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels,uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
9.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de omvang en situering van de bebouwing in verband met de volgende belangen:
- a. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- b. de verkeersveiligheid.
9.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.2, onder b, ten behoeve van bouwwerken als toegestaan ingevolge ter plaatse aangewezen andere bestemmingen, mits:
- a. door de bouw en situering van de betreffende bouwwerken geen schade wordt of kan worden toegebracht aan de leiding;
- b. advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betreffende leiding(en) alvorens de omgevingsvergunning wordt verleend.
9.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 10 Waarde - Archeologie 1
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.
10.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 10.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
- b. bouwwerken ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
- c. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag, met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels, worden gebouwd, indien de betrokken archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet worden geschaad;
- d. voor zover het bouwen ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en), met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels, kan leiden tot schade aan de betrokken archeologische waarden kan het bevoegd gezag voorschriften aan de omgevingsvergunning voor het bouwen verbinden. Deze voorschriften zijn gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologisch deskundige;
- e. het bepaalde onder b t/m d is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
- 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder maaiveld, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- 2. de bouw van een bijgebouw of de uitbreiding van een bestaand hoofdgebouw met een oppervlakte van ten hoogste 100 m²;
- 3. de bouw van een bijgebouw of de uitbreiding van een bestaand hoofdgebouw met een diepte onder maaiveld van ten hoogste 1 m.
10.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
10.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen een of meer bestemmingsvlakken van de bestemming 'Waarde - Archeologie 1' geheel of gedeeltelijk verwijderen, indien:
- a. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
- b. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.
Artikel 11 Waarde - Archeologie 2
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.
11.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 11.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
- b. bouwwerken ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
- c. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag, met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels, worden gebouwd, indien de betrokken archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet worden geschaad;
- d. voor zover het bouwen ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en), met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels, kan leiden tot schade aan de betrokken archeologische waarden kan het bevoegd gezag voorschriften aan de omgevingsvergunning voor het bouwen verbinden. Deze voorschriften zijn gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologisch deskundige;
- e. het bepaalde onder b t/m d is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
- 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- 2. de bouw van een bijgebouw of de uitbreiding van een bestaand hoofdgebouw met een oppervlakte van ten hoogste 100 m²;
- 3. de bouw van een bijgebouw of de uitbreiding van een bestaand hoofdgebouw met een diepte onder peil van ten hoogste 2 m.
11.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
11.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen een of meer bestemmingsvlakken van de bestemming 'Waarde - Archeologie 2' geheel of gedeeltelijk verwijderen, indien:
- a. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
- b. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.
Artikel 12 Waterstaat - Waterkering
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de waterkering.
12.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 12.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 9 m;
- b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag, met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels, uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
12.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 12.2, onder b, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het waterkeringsbelang door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad. Alvorens te beslissen omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag advies in bij de beheerder van de waterkering.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 13 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 14 Algemene Bouwregels
14.1 Bestaande en afwijkende maatvoering
- a. Voor een bouwwerk, dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor bouwen, maar waarvan de bestaande situering, afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de bepalingen in de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden.
- b. Voor een bouwwerk, dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor bouwen, maar waarvan de bestaande situering, afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de bepalingen in de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden.
- c. Voor een bouwwerk, dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouw- of omgevingsvergunning, maar waarvan de bestaande situering afwijkt van de bepalingen in de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat de afwijkende situering van toepassing blijft.
- d. In het geval van herbouw is het bepaalde in lid a en b uitsluitend van toepassing indien het geschiedt op dezelfde plaats.
14.2 Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening
De regels van stedenbouwkundige aard en de bereikbaarheidseisen van hoofdstuk 2, paragraaf 5 van de bouwverordening Vlaardingen zijn uitsluitend van toepassing, voor zover het betreft:
- a. bereikbaarheid van bouwwerken voor wegverkeer, brandblusvoorzieningen;
- b. brandweeringang;
- c. bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
- d. de ruimte tussen bouwwerken;
- e. parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen.
Artikel 15 Algemene Gebruiksregels
Onder gebruik in strijd met dit bestemmingsplan wordt in ieder geval
gerekend:
- a. opslagdoeleinden, anders dan in verband met het toegelaten gebruik, waarbij in ieder geval als strijdig gebruik wordt aangemerkt: brand- en explosiegevaarlijke opslag, met uitzondering van:
- 1. opslag in het kader van de in artikel 3 genoemde bedrijvigheid;
- 2. de opslag van vuurwerk in afwijking van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) en het Vuurwerkbesluit;
- b. het plaatsen en/of geplaatst houden van onderkomens;
- c. het storten en/of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen;
- d. het gebruik of laten gebruiken van de gebouwen voor een seksinrichting;
- e. (raam)prostitutie;
- f. bewoning van vrijstaande bijgebouwen en/of bedrijfsgebouwen.
Artikel 16 Algemene Aanduidingsregels
16.1 Geluidzone - industrie
Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie' mag ongeacht het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen, geen geluidgevoelige bebouwing worden opgericht en in gebruik genomen, tenzij:
- a. het aantal bedrijfswoningen niet toeneemt;
- b. een hogere waarde is vastgesteld en gebouwd wordt met inachtneming van die hogere waarde.
Artikel 17 Algemene Afwijkingsregels
17.1 Afwijkingen
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor:
- a. afwijkingen van de in de regels voorgeschreven maatvoering (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;
- b. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen ten hoogste 3 m bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot;
- c. de bouw voor niet voor bewoning bestemde gebouwen ten dienste van het openbaar nut met een inhoud van ten hoogste 50 m3 en met een hoogte van maximaal 4 m;
- d. de bouw van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van het openbaar nut, tot een hoogte van 15 m.
17.2 Voorwaarden
Een omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
Artikel 18 Algemene Wijzigingsregels
18.1 Wijziging bestemmingsgrenzen
Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.
18.2 wetgevingzone - wijzigingsgebied 1
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 1' de grenzen van de bestemmingen 'Verkeer' en 'Bedrijventerrein' wijzigen, alsmede de situering van de bouwvlakken en het te hanteren 'maximum bebouwingspercentage', mits:
- a. aangetoond is dat het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het wijzigingsplan begrepen gronden is verzekerd;
- b. aangetoond is dat de bodem geschikt is voor het beoogde gebruik;
- c. aangetoond is dat kan worden voldaan aan de normen voor luchtkwaliteit;
- d. ten hoogste bedrijven tot en met categorie 4.2 van de 'Staat vanbedrijfsactiviteiten-bedrijventerrein' wordt toegestaan;
- e. ten hoogste een bouwhoogte van 15 meter wordt toegestaan;
- f. het bepaalde in artikel 19.2.1 ten aanzien van de parkeernormen daarbij in acht wordt genomen.
Artikel 19 Overige Regels
19.1 Wettelijke regelingen
De wettelijke regelingen, waarnaar in de regels wordt verwezen gelden zoals deze luidden op het moment van vaststelling van het plan.
19.2 Parkeervoorzieningen
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 20 Overgangsrecht
20.1 Overgangsrecht bouwwerken
Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:
- a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
- b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
- c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
20.2 Overgangsrecht gebruik
Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:
- a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
- b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
- c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
- d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 21 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Vergulde Hand Oost'.
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten-bedrijventerrein
Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten-bedrijventerrein
Bijlage 2 Parkeernota Vlaardingen
Bijlage 2 Parkeernota Vlaardingen
Bijlage 3 Staat Van Horeca-activiteiten
Bijlage 3 Staat van horeca-activiteiten
Bijlage 1 Monitoringstool Nsl
Bijlage 2 Wet- En Regelgeving Externe Veiligheid
Bijlage 2 Wet- en regelgeving externe veiligheid
Bijlage 3 Kwantitatieve Risicoanalyse Oude En Nieuw Verlegde A61 Vlaardingen
Bijlage 3 Kwantitatieve Risicoanalyse oude en nieuw verlegde A61 Vlaardingen