Bestemmingsplan Dobbewijk
Bestemmingsplan - Gemeente Voorschoten
Vastgesteld op 14-12-2012 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
het bestemmingsplan Dobbewijk van de gemeente Voorschoten;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0626.2012Dobbewijk-BP42 met de bijbehorende regels;
1.3 aan- of uitbouw:
een gebouw dat als afzonderlijke ruimte aan een woning is aangebouwd en daarmee in directe verbinding staat, welk gebouw in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan en onderscheiden kan worden van de woning, functionele ondergeschiktheid aan de woning is niet vereist;
1.4 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar, ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.5 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.6 aan huis verbonden beroep:
het beroepsmatig uitoefenen van activiteiten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, educatief, kunstzinnig, ontwerptechnisch, maatschappelijk en daarmee gelijk te stellen gebied, voor zover in deze regels nader bepaald, in de woning en de daarbij behorende aan- of uitbouwen en daaraan aangebouwde bijgebouwen, met behoud, in overwegende mate, van de woonfunctie;
1.7 aan huis verbonden bedrijf:
het bedrijfsmatig uitoefenen van bedrijfsactiviteiten, voor zover in deze regels nader bepaald, in de woning en de daarbij behorende aan- of uitbouwen en daaraan aangebouwde bijgebouwen, met behoud, in overwegende mate, van de woonfunctie;
1.8 agrarisch bedrijf:
een bedrijf dat gericht is op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren (met uitzondering van de intensieve veehouderij);
1.9 archeologische waarde:
vindplaats of vondst met een oudheidkundige waarde, met name archeologische relicten in hun oorspronkelijke ruimtelijke context;
1.10 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.11 bebouwingspercentage:
het percentage van de oppervlakte van een bouwperceel, dat mag worden bebouwd;
1.12 bedrijf:
elke onderneming of gedeelte van een onderneming, welke een organisatorisch zelfstandige eenheid vormt en als zodanig gericht is op de productie of de afzet van goederen of de verlening van diensten; organisatorisch zelfstandige eenheden als hier bedoeld, welke door of vanwege de overheid worden geleid, worden voor de toepassing van deze regels eveneens als bedrijf aangemerkt;
1.13 bedrijfsgebouw:
een gebouw dat noodzakelijk is voor de uitoefening van ter plaatse toegestane (bedrijfs-)activiteiten, hieronder wordt geen bedrijfs- of dienstwoning verstaan;
1.14 bedrijfs- of dienstwoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bedoeld voor de huisvesting van (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van de grond ter plaatse van het gebouw of het terrein, noodzakelijk moet worden geacht;
1.15 bedrijfsmatige activiteiten:
bedrijfsmatige activiteiten - geen dienstverlening zijnde - en ambachtelijke verzorgende bedrijvigheden, geheel of overwegend door middel van handwerk;
1.16 bestaand:
- a. bestaande maten en bouwwerken: bestaand ten tijde van de terinzagelegging van het bestemmingsplan als ontwerp, dan wel toe te staan krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning;
- b. bestaand gebruik: bestaand ten tijde van het in werking treden van het bestemmingsplan;
1.17 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.18 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.19 bijgebouw:
een bij een woning behorend, al of niet daarvan vrijstaand gebouw, dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan en onderscheiden kan worden van de woning en dat indien het vrijstaat van de woning, niet voor bewoning is bestemd; functionele ondergeschiktheid aan de woning is niet vereist;
1.20 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.21 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.22 bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
1.23 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop, ingevolge de regels, een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.24 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.25 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect, met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.26 categorie:
een groep bedrijfsactiviteiten, die een gelijke of nagenoeg gelijke invloed hebben op een nabij gelegen of omringende woonomgeving;
1.27 cultuurhistorische waarden:
de aan een bouwwerk of een gebied toegekende waarden, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of dat gebied;
1.28 dak:
iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
1.29 dakkapel:
een constructie ter vergroting van een gebouw, welke zich boven de dakgoot bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst;
1.30 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en leveren van goederen die worden aangeschaft voor gebruik, verbruik of aanwending overwegend anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.31 dienstverlenend bedrijf:
inrichting ten behoeve van het bedrijfsmatig verlenen van diensten, op commerciële dan wel niet commerciële basis, waaronder mede begrepen publiekgerichte dienstverlening op administratief, medisch, juridisch, therapeutisch of cosmetisch gebied;
1.32 dienstverlening:
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder belwinkel en internetcafé;
1.33 eengezinswoning:
een zelfstandig, al dan niet zijdelings aaneen gebouwd, grondgebonden gebouw dat enkel één woning omvat;
1.34 erf:
de oppervlakte van het bouwperceel, uitgezonderd de oppervlakte van het hoofdgebouw;
1.35 erker:
een uitbouw van de gevel van het hoofdgebouw, uitsluitend op de begane grond;
1.36 escortbedrijf:
de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon, die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt, die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend (escortservices, bemiddelingsbureaus, overige);
1.37 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.38 gestapelde woning:
boven elkaar of nagenoeg boven elkaar gebouwde woningen;
1.39 hoofdgebouw:
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken;
1.40 hoofdgroenstructuur:
de groenstructuur die vanwege zijn omvang en ligging benoemd is tot hoofdgroenstructuur zoals bedoeld in het groenstructuurplan;
1.41 horeca:
- a. restaurant, café, cafetaria, snackbar of daaraan verwante inrichting, waar tegen vergoeding dranken worden geschonken of spijzen worden bereid en verstrekt overwegend voor nuttiging ter plaatse, een en ander met uitzondering van discotheek of soortgelijke inrichting, en
- b. hotel, pension of daaraan verwante inrichting waar tegen vergoeding logies wordt verstrekt;
1.42 kampeermiddel:
- a. een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan;
- b. enig ander onderkomen of ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelten daarvan, voorzover niet zijnde een bouwwerk waarvoor een omgevingsvergunning is vereist;
- c. een en ander voorzover de onder a. en b. bedoelde onderkomens of voertuigen geheel of gedeeltelijk blijvend zijn bestemd of ingericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;
1.43 kantoor:
voorzieningen gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen;
1.44 kas:
een gebouw, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, dienend tot het kweken van vruchten, bloemen of planten;
1.45 landschappelijke waarde:
de aan een gebied toegekende waarden in verband met de waarneembare verschijningsvorm van dat gebied;
1.46 ligplaats:
de ruimte die door een woonboot, al dan niet met tussentijdse onderbrekingen, wordt ingenomen;
1.47 maatschappelijke voorziening:
educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele, sociaal-maatschappelijk en levensbeschouwelijke voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, als ook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;
1.48 milieuzoneringsregeling:
de regeling als beschreven in de brochure Bedrijven en milieuzonering van de Vereniging Nederlandse Gemeenten, uitgave 2009;
1.49 nutsvoorziening:
voorziening ten behoeve van het openbaar nut, zoals ten behoeve van de levering van elektriciteit, gas, drinkwater en telecommunicatiediensten, alsmede ten behoeve van riolering en afvalinzameling;
1.50 onderbouw:
het onderste gedeelte van een gebouw, niet zijnde een eengezinswoning, met een maximum bouwhoogte, gemeten vanaf het peil, van 1,5 meter, dat bestaat uit bergruimte, stallingruimte of andere dienstruimte, met uitzondering van woonruimte;
1.51 overkapping:
een constructie die maximaal drie wanden heeft waarvan er maximaal twee tot de constructie behoren;
1.52 peil:
- a. voor een gebouw waarvan de hoofdtoegang direct aan een weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
- b. indien in of op het water wordt gebouwd: het Nieuw Amsterdam Peil;
- c. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein;
1.53 prostitutie:
het zich ten behoeve van een ander tegen vergoeding beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele diensten;
1.54 raamprostitutie:
het etaleren van prostituees achter vensters, met de kennelijke intentie passanten te werven voor prostitutie;
1.55 recreatief medegebruik:
een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan;
1.56 seksinrichting:
een inrichting, bestaande uit een of meer voor publiek toegankelijke, besloten ruimten, waarin bedrijfsmatig of op een daarmee vergelijkbare wijze, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden; onder seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.57 staat van bedrijfsactiviteiten:
de staat van bedrijfstypen behorende bij dit plan;
1.58 straatprostitutie:
het op de openbare weg door handeling, houding, woord, gebaar of op andere wijze benaderen van het publiek, met de kennelijke intentie passanten te werven voor prostitutie;
1.59 tuin:
gedeelte van het erf dat geheel of gedeeltelijk is ingericht met gazons, planten en/of bomen;
1.60 verblijfsgebied:
gedeelte van de openbare ruimte dat hoofdzakelijk is bestemd en is ingericht voor langzaam verkeer, doch in ondergeschikte mate tevens fungerend als erftoegangsweg;
1.61 voorgevel:
de naar de weg gekeerde of aan de voorzijde van een gebouw gelegen gevel; indien het een gebouw betreft met meerdere zodanige gevels, dan gelden al deze gevels als voorgevel;
1.62 waterhuishoudkundige voorziening:
voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede water aan- en/of afvoer, waterberging en waterkwaliteit;
1.63 wijkgroenstructuur:
de groenstructuur die vanwege zijn karakter is benoemd tot wijkgroenstructuur in het groenstructuurplan;
1.64 woning:
een (gedeelte van een) gebouw, dat dient voor de huisvesting van één huishouden;
1.65 woonboot:
- a. elk vaar- of drijftuig, dat uitsluitend of in hoofdzaak wordt gebezigd als, of te oordelen naar zijn constructie en/of inrichting uitsluitend of in hoofdzaak bestemd is tot, hoofdbewoning geldend dag- en/of nachtverblijf van één of meerdere personen;
- b. een vaar- of drijftuig, als bedoeld onder a. in opbouw;
- c. een casco dat tot vaar- of drijftuig, als bedoeld onder a. in aanbouw;
- d. de overblijfselen van een vaar- of drijftuig, als bedoeld onder a. tot en met c.;
1.66 zolder:
een ruimte onder het dak van een gebouw die niet geschikt is voor verblijf, maar wel voor opslag.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.2 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, dan wel de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.3 de goothoogte van een gebouw:
in aanvulling op het bepaalde in lid 2.2. geldt voor gebouwen:
- a. vanaf het peil tot de snijlijn van de gevel met het dak; indien zich op enige zijde van het gebouw één of meerdere dakkapellen of dakopbouwen bevinden waarvan de gezamenlijke breedte meer bedraagt dan 70% van de gevelbreedte, wordt de goot van de dakkapel c.q. de dakopbouw als goothoogte aangemerkt;
- b. indien zich - ingeval van een lessenaarsdak - meerdere, van elkaar verschillende hoogten aanwezig zijn, wordt uitgegaan van de laagste hoogte;
2.4 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.5 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.6 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.7 ondergeschikte bouwdelen:
bij de toepassing van het bepaalde over het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsplan vlakken worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de bouw- c.q. bestemmingsgrens met niet meer dan 1 m wordt overschreden.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. de bedrijfsuitoefening van grondgebonden agrarische bedrijven;
- b. de instandhouding en ontwikkeling van ter plaatse voorkomende dan wel aan deze gronden eigen landschappelijke waarden;
- c. recreatief medegebruik;
- d. een bedrijfswoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
met daarbij behorende:
- e. gebouwen;
- f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde,
- g. groenvoorzieningen;
- h. waterlopen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
waarbij geldt dat:
- i. ten aanzien van kassen uitsluitend bestaande kassen zijn toegestaan.
3.2 Bouwregels
Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming, met inachtneming van de volgende regels:
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde in verband met het ruimtelijk beeld, de verkeersveiligheid en de bruikbaarheid en/of toegankelijkheid van aangrenzende percelen.
3.4 Afwijken van de bouwregels
3.5 Specifieke gebruiksregels
Tot gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruiken of laten gebruiken van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
- b. het gebruiken of laten gebruiken van onbebouwde gronden voor de stalling van aanhangwagens, veewagens en dergelijke.
3.6 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.1 ten behoeve van het gebruik van bestaande agrarische bedrijfsgebouwen voor het stallen dan wel aan derden bieden van gelegenheid tot het stallen van paarden en pony's, mits:
- a. het betreffende gebruik naar aard en omvang ondergeschikt blijft aan het gebruik van de betreffende gebouwen ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering;
- b. geen aantasting plaatsvindt van de landschappelijke waarden;
- c. het afwijken niet leidt tot een onevenredige toename van de verkeers- en/of parkeerdruk ter plaatse.
3.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden uit te voeren:
- 1. het verharden van het grasland met een oppervlakte van meer dan 50 m2;
- 2. het scheuren van grasland;
- 3. het maken/graven van waterpartijen;
- 4. het aanleggen van dijklichamen dan wel gebruiken van het grasland als gronddepot;
- b. Het onder a. bedoelde verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen of op werken of werkzaamheden die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.
- c. De omgevingsvergunning als bedoeld onder a. wordt geweigerd indien door de uitvoering van de onder a. bedoelde werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen de waterhuishouding wordt of kan worden beïnvloed en het bestaande uiterlijk van het grasland wijzigt.
Artikel 4 Bedrijf
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bedrijfsmatige activiteiten, behorende tot categorieën 1 t/m 3.2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten, opgenomen in de Bijlage van deze regels, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2';
- b. bedrijfsmatige activiteiten, behorende tot categorieën 1 t/m 3.1 van de Staat van bedrijfsactiviteiten, opgenomen in de Bijlage van deze regels, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.1';
- c. bedrijfsmatige activiteiten, behorende tot categorieën 1 t/m 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten, opgenomen in de Bijlage van deze regels, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2';
en tevens voor:
- d. de in- en verkoop, reparatie en schadeherstel van auto's inclusief spuitinrichting en plaatwerkerij, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 1';
- e. de vervaardiging van allerhande borden, zoals stoepborden, lichtdisplays, afficheringssystemen, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 2';
- f. een timmerfabriek, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - timmerfabriek';
- g. een sportcentrum, ter plaatse van de aanduiding 'sportcentrum';
- h. een zelfstandig kantoor, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van kantoor - 1' met dien verstande dat kantoren hier uitsluitend op de verdieping(en) zijn toegestaan;
- i. een zelfstandig kantoor, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van kantoor - 2';
- j. een verhuisbedrijf, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - verhuisbedrijf';
- k. geluidwerende voorzieningen, ter plaatse van de aanduiding 'geluidscherm';
en met uitsluiting van:
- l. bedrijfsmatige activiteiten, waarvan in de Staat van bedrijfsactiviteiten de richtafstanden voor de milieuaspecten geur, stof of gevaar 30 of 50 meter bedraagt, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf uitgesloten - 4';
met daarbij behorende:
- m. gebouwen;
- n. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- o. terreinen;
- p. parkeervoorzieningen;
- q. groenvoorzieningen;
- r. nutsvoorzieningen;
- s. waterhuishoudkundige voorzieningen.
4.2 Bouwregels
Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming, met inachtneming van de volgende regels:
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering van bouwwerken, geen
gebouwen zijnde in verband met het ruimtelijk beeld en de verkeersveiligheid.
4.4 Specifieke gebruiksregels
- a. Een inrichting als bedoeld in lid 4.1 ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone -1' mag uitsluitend in werking worden genomen of in werking zijn, indien is voorzien in een geluidwerende voorziening ter plaatse van de aanduiding 'geluidscherm', tenzij:
- 1. de inrichting tot een lagere milieucategorie behoort dan ter plaatse op grond van deze regels bij recht is toegestaan;
- 2. door middel van maatregelen aan de bron of in de overdracht van het geluid voorzien wordt in een aanvaardbare geluidsbelasting op de gevels van woningen en/of andere geluidgevoelige functies.
- b. Een inrichting als bedoeld in lid 4.1 ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding [sba-9] mag uitsluitend in werking worden genomen indien ter plaatse is voorzien in een geluidwerende voorziening, tenzij de (binnen de bedoelde aanduiding) geprojecteerde bedrijfsactiviteiten een bronvermogen hebben van maximaal 51 dB(A)/m² etmaalwaarde, waarbij geldt dat een geluidwerende voorziening als bedoeld in dit lid:
- 1. een bouwhoogte heeft van minimaal 3,5 m;
- 2. moet worden gesitueerd op de grens met de bestemming Wonen.
- c. In afwijking van het bepaalde in 4.1 is vestiging van een bedrijfsactiviteit tot maximaal categorie 3.2 toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - 2' mits deze bedrijfsactiviteiten naar aard en omvang van de milieuhinder die zij veroorzaken vergelijkbaar zijn met (of een geringere invloed hebben op de omgeving dan) bedrijfsactiviteiten krachtens lid 4.1 rechtens zijn toegestaan.
- d. Onder bedrijven als bedoeld in lid 4.1 zijn niet begrepen:
- 1. detailhandelsbedrijven;
- 2. horecabedrijven;
- 3. maatschappelijke instellingen;
- 4. kantoren, behoudens daar waar deze op grond van deze regels zijn toegelaten;
indien en voor zover het zelfstandige vestigingen betreft. Indien behorend bij en ondergeschikt
aan toegelaten bedrijfsactiviteiten, zijn de in sub b onder 1 t/m 4 genoemde activiteiten wel
toegestaan.
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
- a. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van lid 4.1 voor andere bedrijfsactiviteiten dan genoemd in de Bijlage van deze regels, met inachtneming van de volgende regels:
- 1. een omgevingsvergunning kan worden verleend voor een bedrijfsactiviteit die niet behoort tot, of niet is genoemd in de betreffende categorie van de Staat van bedrijfsactiviteiten (Bijlage), mits de betreffende bedrijfsactiviteit naar de feitelijke aard en (milieu-)invloed op de omgeving gelijk kan worden gesteld met bedrijfsactiviteiten als genoemd in de betreffende categorie;
- 2. een omgevingsvergunning kan niet worden verleend voor geluidzoneringsplichtige inrichtingen en risicovolle inrichtingen als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
- b. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.1, ten behoeve van de vestiging van andere bedrijfsactiviteiten, mits deze bedrijfsactiviteiten naar aard en omvang van de milieuhinder die zij veroorzaken, vergelijkbaar zijn met (of een geringere invloed hebben op de omgeving dan) bedrijfsactiviteiten die krachtens lid 4.1 rechtens zijn toegestaan.
4.6 Afwijken van de bouwregels
- a. Ter plaatse van de aanduiding 'Wro-zone - ontheffingsgebied' kan het bevoegd gezag in afwijking van het bepaalde in lid 4.2.1 sub c een omgevingsvergunning verlenen voor hogere gebouwen, mits:
- 1. het gebouw maximaal 3 meter hoger is dan volgens lid 4.2.1 sub c maximaal is toegestaan;
- 2. na realisatie minimaal de helft van de gebouwen per aanduidingsvlak niet hoger is dan volgens lid 1 sub c maximaal is toegestaan;
- 3. er geen onevenredige gevolgen optreden voor de lichttoetreding, privacy en gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen.
- b. Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 4.2.2 sub a onder 3 tot een bouwhoogte voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, welke gelijk is aan de voor het betreffende bestemmingsvlak geldende maximum bouwhoogte zoals aangegeven in lid 4.2.1 sub c (tabel).
- c. Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 4.2.1 sub f voor een kortere afstand, indien dit uit oogpunt van de gebruiksmogelijkheden van de bestaande gebouwen aanvaardbaar kan worden geacht.
4.7 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 5 Groen
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen;
- b. ondergrondse parkeervoorzieningen;
- c. speel- en ontmoetingsvoorzieningen;
- d. paden en voorzieningen voor langzaam verkeer;
- e. ondergrondse voorzieningen ten behoeve van het inzamelen van huishoudelijk afval;
- f. waterpartijen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- g. nutsvoorzieningen;
- h. een calamiteitenroute, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen-calamiteitenroute';
- i. ontsluiting bedrijfsperceel, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting';
met daarbij behorende:
- j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
5.2 Bouwregels
Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming, met inachtneming van de volgende regels:
Artikel 6 Tuin-1
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin-1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. tuinen;
met daarbij behorende:
- b. gebouwen;
- c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- d. toegangspaden;
- e. waterpartijen en waterhuishoudkundige voorzieningen.
6.2 Bouwregels
Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming, met inachtneming van de volgende regels:
6.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde in verband met het ruimtelijk beeld, de verkeersveiligheid alsmede in verband met bezonning en bruikbaarheid van aangrenzende percelen.
6.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.2 ten behoeve van het bouwen van:
- a. een fietsenberging, tot een oppervlakte van 3 m2 en een bouwhoogte van 1,2 m;
- b. een containerberging, tot een oppervlakte van 2 m2 en een bouwhoogte van 1,2 m;
waarbij geldt dat een omgevingsvergunning alleen wordt verleend indien een dergelijke voorziening niet inpandig of elders bij de betreffende woning kan worden gerealiseerd, met een redelijke bereikbaarheid en toegankelijkheid vanaf de openbare weg.
Artikel 7 Tuin-2
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin-2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. tuinen;
- b. groen- en bufferzones;
- c. bestaande ontsluitingen van:
- 1. het bestaande bedrijfsperceel ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - timmerfabriek';
- 2. bestaande garageboxen;
met daarbij behorende:
- d. bestaande bijgebouwen, ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouw';
- e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- f. toegangspaden;
- g. waterpartijen en waterhuishoudkundige voorzieningen.
7.2 Bouwregels
Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming, met inachtneming van de volgende regels:
7.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde in verband met het ruimtelijk beeld alsmede in verband met de bruikbaarheid en/of toegankelijkheid van aangrenzende percelen.
7.4 Specifieke gebruiksregels
- a. De in lid 1, sub c bedoelde bestaande ontsluitingsroute mag niet direct dan wel indirect (mede) worden gebruikt ter ontsluiting van andere bedrijfspercelen (dan genoemd in lid 1, sub c).
- b. Tot het toegelaten gebruik als bedoeld in lid 1, sub c onder 1 behoren ook de bestaande opslag van materialen, alsmede bestaande parkeer- en laad- en losgelegenheid ten behoeve van het in sub a bedoelde bestaande bedrijf, mits binnen een afstand van maximaal 10 m van het betreffende bedrijfsgebouw gesitueerd.
7.5 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 8 Verkeer
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. verkeerswegen, bestaande uit maximaal 2 rijstroken (uitgezonderd voorsorteerstroken e.d.);
- b. voorzieningen voor het keren van (vracht)auto's, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - verkeerlus';
- c. openbaar vervoersvoorzieningen;
- d. parkeerplaatsen en -terreinen;
- e. pleinen, woonerven, voet- en fietspaden, bermen en trottoirs;
met daarbij behorende:
- f. gebouwen;
- g. bouwwerken geen gebouwen zijnde;
- h. groenvoorzieningen;
- i. voorzieningen voor afvalinzameling;
- j. water- en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- k. kabels en leidingen;
- l. standplaatsen voor ambulante detailhandel.
8.2 Bouwregels
Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming, met inachtneming van de volgende regels:
Artikel 9 Verkeer - Railverkeer
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Railverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. spoorwegen;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang': tevens verkeerswegen en voet- en fietspaden;
met daarbij behorende;
- c. gebouwen;
- d. bouwwerken geen gebouwen zijnde;
- e. groenvoorzieningen;
- f. spoorwegovergangen;
- g. kabels en leidingen;
- h. geluidswerende voorzieningen;
- i. nutsvoorzieningen;
- j. parkeervoorzieningen;
- k. water- en waterhuishoudkundige voorzieningen.
9.2 Bouwregels
Op de in lid 9.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande, dat:
- a. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 15 meter;
- b. ten behoeve van water bouwwerken, zoals bruggen, duikers, damwanden en soortgelijke bouwwerken mogen worden gebouwd.
Artikel 10 Water
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. waterberging;
- b. waterhuishouding;
- c. waterlopen;
- d. waterwegen;
- e. vijvers en plassen;
met daarbij behorende:
- f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- g. oevers en kaden;
- h. bruggen en andere oeververbindingen;
- i. perceelsontsluitingen en langzaam verkeer;
- j. groenvoorzieningen;
- k. waterhuishoudkundige voorzieningen.
10.2 Bouwregels
Artikel 11 Wonen
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het wonen in de vorm van grondgebonden eengezinswoningen (niet gestapeld);
- b. de uitoefening van een aan huis verbonden beroep of bedrijf;
met daarbij behorende:
- c. gebouwen;
- d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- e. erven en tuinen;
- f. toegangspaden;
- g. parkeervoorzieningen op eigen terrein.
11.2 Bouwregels
Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming, met inachtneming van de volgende regels alsmede met het bepaalde in artikel 16, lid 1:
11.3 Specifieke gebruiksregels
Artikel 12 Leiding - Water
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Water' bestemde gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg, de instandhouding en bescherming van een hoofdwatertransportleiding.
12.2 Bouwregels
Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de dubbelbestemming, en voorts met inachtneming van de volgende regels:
- a. gebouwen zijn niet toegestaan;
- b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan tot een bouwhoogte van maximaal 2 m.
12.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 12.2 met inachtneming van de volgende regels:
- a. een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend voor bouwwerken, voor zover deze zijn toegestaan op grond van de regels van andere bestemmingen, waarmee de dubbelbestemming samenvalt;
- b. voordat een omgevingsvergunning wordt verleend hoort het bevoegd gezag het waterschap hoogheemraadschap of derde, welke verantwoordelijk is voor (het beheer van) de waterkering.
12.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden uit te voeren:
- 1. het ontginnen, bodem verlagen, afgraven, ophogen of egaliseren van gronden;
- 2. het aanleggen of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
- 3. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
- 4. het aanleggen of aanbrengen van oeverbeschoeiingen, aanlegplaatsen of verhardingen ten behoeve van de watersport.
- b. Het in onder a. bedoelde verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen of die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan.
- c. Een omgevingsvergunning als bedoeld onder a. wordt geweigerd indien door de uitvoering van onder a. bedoelde werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen het normaal functioneren van de waterleiding wordt of kan worden aangetast.
- d. Voordat een omgevingsvergunning als bedoeld onder a. wordt verleend hoort het bevoegd gezag de beheerder van de waterleiding.
Artikel 13 Waarde - Archeologie 5
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 5' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en het behoud van de op en/of in deze gronden voorkomende en te verwachten archeologische waarden.
13.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
- a. ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag niet worden gebouwd;
- b. het bepaalde in artikel 13.2 sub a. is niet van toepassing indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende bouwwerken:
- 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder het maaiveld, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- 2. een bouwwerk met een oppervlakte kleiner dan 30 m² en waarbij de bodemingreep niet dieper reikt dan 30 cm beneden maaiveld;
- 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst;
- 4. een bouwwerk waarvoor geen omgevingsvergunning is vereist.
13.3 Afwijken van de bouwregels
Het college van burgemeester en wethouders kan afwijken van het bepaalde in artikel 13.2 sub a. met inachtneming van de volgende regels:
- a. afwijking kan slechts worden verleend voor bouwwerken, voor zover deze zijn toegestaan op grond van de regels van de andere bestemmingen, waarmee de dubbelbestemming samenvalt;
- b. de aanvrager van de afwijking een rapport heeft overlegd van archeologisch onderzoek, waarbij de richtlijnen van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie in acht zijn genomen en de waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het college van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld. Voornoemd rapport hoeft niet overlegd te worden indien het college van burgemeester en wethouders reeds over voldoende gegevens beschikt om de archeologische waarde van de betrokken locatie vast te stellen;
- c. de betrokken archeologische waarden, gelet op het rapport zoals onder artikel 13.3 sub b. bedoeld, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de afwijking voorschriften te verbinden, gericht op:
- 1. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
- 2. het doen van opgravingen waarbij de richtlijnen van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie in acht worden genomen;
- 3. begeleiding van de bouwactiviteiten door een deskundige waarbij de richtlijnen van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie in acht worden genomen.
13.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
13.5 Wijzigingsbevoegdheid
Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd de dubbelbestemming te wijzigen door voor één of meer bestemmingsvlakken de dubbelbestemming:
- a. geheel of gedeeltelijk van de plankaart te verwijderen, indien:
- 1. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
- 2. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet;
- b. de begrenzingen van de dubbelbestemming te wijzigen en/of de begrenzingen tussen de verschillende archeologische gebiedstypen te verschuiven indien:
- 1. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat de archeologische waarde of
- 2. archeologische verwachting voor de betreffende gebiedsdelen moet worden aangepast.
Artikel 14 Waterstaat - Waterkering
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de instandhouding, bescherming en beheer van de ter plaatse van de gronden aanwezige waterkeringen, met bijbehorende vrijwaringszones.
14.2 Bouwregels
Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de dubbelbestemming, en voorts met inachtneming van de volgende regels:
- a. gebouwen zijn niet toegestaan;
- b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan tot een bouwhoogte van maximaal 2 m.
14.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 14.2 met inachtneming van de volgende regels:
- a. een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend voor bouwwerken, voor zover deze zijn toegestaan op grond van de regels van andere bestemmingen, waarmee de dubbelbestemming samenvalt;
- b. voordat een omgevingsvergunning wordt verleend hoort het bevoegd gezag het waterschap hoogheemraadschap of derde, welke verantwoordelijk is voor (het beheer van) de waterkering.
14.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden uit te voeren:
- 1. het ontginnen, bodem verlagen, afgraven, ophogen of egaliseren van gronden;
- 2. het aanleggen of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
- 3. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
- 4. het aanleggen of aanbrengen van oeverbeschoeiingen, aanlegplaatsen of verhardingen ten behoeve van de watersport.
- b. Het in onder a. bedoelde verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen of die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan.
- c. Een omgevingsvergunning als bedoeld onder a. wordt geweigerd indien door de uitvoering van onder a. bedoelde werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen het normaal functioneren van de waterkering wordt of kan worden aangetast.
- d. Voordat een omgevingsvergunning als bedoeld onder a. wordt verleend hoort het bevoegd gezag het waterschap, hoogheemraadschap of derde, welke verantwoordelijk is voor (het beheer van) de waterkering.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 15 Anti Dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 16 Algemene Bouwregels
16.1 Bestaande maatafwijkingen (bouwhoogte, lengte- of breedte, oppervlakte en afstand)
Een bestaand bouwwerk, waarvan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan de feitelijk aanwezige bouwhoogte, lengte- of breedtemaat, oppervlakte of afstand tot een ander gebouw of een grenslijn in strijd is met een in dit plan voorgeschreven maximum bouwhoogte, breedte, lengte, oppervlakte dan wel minimum afstand, mag worden gehandhaafd, veranderd en/of vernieuwd, maar niet worden vergroot of anders gesitueerd.
Artikel 17 Algemene Gebruiksregels
17.1 Vormen van verboden gebruik (onbebouwd)
Als een verboden gebruik wordt in ieder geval beschouwd een gebruik van gronden en/of water:
- a. als opslag-, stort-, lozings- of bergplaats van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen of producten, behoudens voorzover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- b. als terrein voor het al dan niet voor de verkoop opslaan of opstellen van ongebruikte en/of gebruikte, dan wel geheel of gedeeltelijk uit gebruikte onderdelen samengestelde machines, voer-, vaar- of vliegtuigen c.q. onderdelen daarvan, die bruikbaar en niet aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken zijn, behoudens voorzover het betreft parkeren en overigens voorzover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- c. als opslagplaats van hout en/of aannemersmaterialen, behoudens voorzover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond, of ten behoeve van bouw of andere tijdelijke werkzaamheden;
- d. voor het (doen) uitoefenen van straatprostitutie.
17.2 Vormen van verboden gebruik (gebouwen)
Als een verboden gebruik wordt in ieder geval beschouwd het gebruik:
- a. van gebouwen voor het verkopen of ten verkoop aanbieden van goederen als detailhandel, met uitzondering van het verkopen of ten verkoop aanbieden van:
- 1. goederen, waarvan de verkoop deel uitmaakt van de normale dienstverlening behorende bij het op hetzelfde perceel uitgeoefende bedrijf;
- 2. agrarische producten afkomstig van en geteeld op het ter plaatse aanwezige agrarisch bedrijf;
- b. van niet voor bewoning bestemde gebouwen of ruimten, daaronder begrepen kampeermiddelen, voor permanente bewoning;
- c. van gebouwen ten behoeve van het (doen) exploiteren van een seksinrichting, een escortbedrijf of (het laten uitoefenen van) raamprostitutie;
- d. van gebouwen, behoudens woningen en daarbij behorende gebouwen, welke worden dan wel zijn gebouwd na de tervisielegging van het ontwerp van dit plan, zonder te hebben voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein.
Artikel 18 Algemene Afwijkingsregels
18.1 Bouwwerken voor algemeen nut
- a. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van de regels van het plan, voor het oprichten van bouwwerken voor algemeen nut mits de oppervlakte van een gebouw niet meer bedraagt dan 30 m² en de bouwhoogte van de bouwwerken niet meer zal bedragen dan 3 m.
- b. Een omgevingsvergunning als bedoeld onder a. wordt niet verleend indien daardoor de bouw- en gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen percelen in onevenredige mate worden of kunnen worden beperkt en/of indien ter plaatse aanwezige waarden op onevenredige wijze worden of kunnen worden aangetast.
Artikel 19 Algemene Wijzigingsregels
19.1 Wijzigingsbevoegdheden
Burgemeester en wethouders zijn, met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, bevoegd het plan te wijzigen, met inachtneming van de volgende regels:
- a. het in geringe mate, doch met niet meer dan 10 m afwijken van een bestemmingsgrens indien en voorzover dit noodzakelijk is om het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein aan te passen;
- b. het toevoegen en schrappen van soorten bedrijven en soorten opslag en installaties en het veranderen van de categorie-indeling van soorten bedrijven, opslagen en installaties, indien en voor zover veranderingen in de bedrijfsvoering en de milieugevolgen van soorten bedrijven, opslagen en installaties hiertoe aanleiding geven.
Artikel 20 Algemene Procedureregels
Op de voorbereiding van de in deze regels bedoelde beslissingen omtrent het stellen van nadere eisen gelden de volgende bepalingen:
- a. het ontwerpbesluit ligt met bijbehorende stukken gedurende twee weken voor een ieder ter inzage;
- b. burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging vooraf bekend in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen, die in de gemeente worden verspreid, alsmede op de gebruikelijke wijze;
- c. de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid van belanghebbenden om gedurende de termijn van terinzagelegging zienswijzen omtrent het ontwerpbesluit naar voren te brengen bij burgemeester en wethouders;
- d. burgemeester en wethouders delen aan hen die zienswijzen naar voren hebben gebracht de beslissing daaromtrent mede.
Artikel 21 Overige Regels
21.1 Verwijzing naar andere regelgeving
Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar een wet, een algemene maatregel van bestuur, een verordening, een richtlijn of een andere (wettelijke) regeling, dan geldt deze wet, algemene maatregel van bestuur, verordening, richtlijn of andere (wettelijke) regeling zoals die luidt dan wel van kracht is op het moment van de tervisielegging van het ontwerp van dit plan.
21.2 Voorrangsregeling dubbelbestemming
Indien en voor zover dubbelbestemmingen samenvallen gelden:
- a. in de eerste plaats de regels van:
Artikel 14 Waterstaat - Waterkering;
- b. in de tweede plaats de regels van:
Artikel 12 Leiding - Water;
- c. in de derde plaats de regels van:
Artikel 13 Waarde - Archeologie 5.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 22 Overgangsrecht
22.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van lid 22.1 sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
- c. Lid 22.1 sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
22.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 22.2 sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld in het lid 22.2 sub a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Lid 22.2 sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 23 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan Dobbewijk.