In deze regels wordt verstaan onder:

het bestemmingsplan Parapluplan biomassa-installaties met identificatienummer NL.IMRO.0627.BPBiomassa-0402 van de gemeente Waddinxveen.

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

3% van de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie van zwevende deeltjes (PM10) of stikstofdioxide;

Gebruik van gronden en bouwwerken dat legaal aanwezig is op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, of dat op dat moment nog niet (geheel) is gerealiseerd maar wel is toegelaten op grond van een omgevings-vergunning, zolang die omgevingsvergunning van kracht is.

1. a. producten die bestaan uit plantaardig landbouw- of bosbouwmateriaal dat gebruikt kan worden als brandstof om de energetische inhoud ervan te benutten;
2. b. de volgende afvalstoffen:
   1. 1. plantaardig afval uit land- of bosbouw;
   2. 2. plantaardig afval van de levensmiddelenindustrie, indien de opgewekte warmte wordt teruggewonnen;
   3. 3. vezelachtig plantaardig afval afkomstig van de productie van ruwe pulp en van de productie van papier uit pulp, indien het op de plaats van productie wordt meeverbrand en de opgewekte warmte wordt teruggewonnen;
   4. 4. kurkafval;
   5. 5. houtafval, met uitzondering van houtafval dat ten gevolge van een behandeling met houtbeschermingsmiddelen of door het aanbrengen van een beschermingslaag gehalogeneerde organische verbindingen dan wel zware metalen kan bevatten;

stookinstallatie met als brandstof biomassa;

technische eenheid waarin brandstoffen worden geoxideerd ten einde de aldus opgewekte warmte te gebruiken;

1. a. Met in achtneming van het bepaalde in de overige bestemmingsregels mag een gebouw ten behoeve van een biomassa-installatie uitsluitend worden gebouwd indien het totaal nominaal thermisch ingangsvermogen minder bedraagt dan 130 kWth;
2. b. in afwijking van het bepaalde onder a mag ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - biomassainstallatie' per aanduidingsvlak één gebouw ten behoeve van een biomassainstallatie met een maximaal totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van 14,9 MW worden gebouwd.

1. a. Tot een gebruik strijdig met de bestemming wordt gerekend het in werking hebben van een biomassa-installatie die:
   1. 1. een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen heeft van meer dan 130 kWth of;
   2. 2. geheel of gedeeltelijk gericht is op levering aan derden;
2. b. het bepaalde onder a is niet van toepassing op het bestaande gebruik van gronden en bebouwing op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan, tenzij het gebruik reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan, of met het voorheen geldende voorbereidingsbesluit.
3. c. het bepaalde onder a is niet van toepassing op gronden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - biomassainstallatie', met dien verstande dat per aanduidingsvlak één biomassa-installatie in werking mag zijn met een maximaal totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van 14,9 MW.

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
   1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
   2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
2. b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van bepaalde onder a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10%.
3. c. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
3. c. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
4. d. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'Parapluplan biomassa-installaties'.

In Waddinxveen is het op grond van de geldende bestemmingsplannen bij recht mogelijk om biomassa-installaties te bouwen. Uit recente ontwikkelingen is gebleken dat het wenselijk is dat de gemeente meer mogelijkheden krijgt om te sturen op de plaats en het aantal biomassa-installaties in Waddinxveen. Om deze reden is in oktober 2018 een voorbereidingsbesluit genomen. Hiermee worden de mogelijkheden uit de geldende bestemmingsplannen tijdelijk bevroren.

In de bestemmingsplannen van de gemeente Waddinxveen dient nu een regeling te worden opgenomen die de mogelijkheden voor biomassa-installaties beperkt. Om te voorkomen dat alle bestemmingsplannen binnen de gemeente herzien en opnieuw vastgesteld moeten worden, wordt er voor dit onderwerp een paraplubestemmingsplan opgesteld.

In februari 2020 is er een motie aangenomen om de ondergrens van toe te laten biomassainstallaties verder aan te scherpen. Vervolgens is in maart 2020 hiertoe nieuw voorbereidingsbesluit genomen.

Dit parapluplan heeft betrekking op het gehele grondgebied van de gemeente Waddinxveen en heeft betrekking op alle vigerende bestemmingsplannen van de gemeente Waddinxveen.

Het paraplubestemmingsplan stelt uitsluitend de onderdelen die zien op de vestiging van biomassa-installaties van de onderliggende bestemmingsplannen buiten werking. Voor het overige blijven de bestemmingsplannen rechtsgeldig. Het paraplubestemmingsplan heeft tot doel alle bestemmingsplannen, die op het moment van vaststelling in werking zijn, voor deze onderdelen te vervangen, zodat één regeling voor het aspect biomassa-installaties voor het gehele gemeentelijke grondgebied van kracht wordt.

Op het moment van vaststellen van dit paraplubestemmingsplan zijn in ieder geval de volgende bestemmingsplannen in werking:

In hoofdstuk 2 wordt ingegaan op het beleid ten aanzien van biomassacentrales. Hoofdstuk 3 beschrijft de planopzet van dit parapluplan. Hoofdstuk 4 en 5 gaan in op de economische respectievelijk maatschappelijke uitvoerbaarheid.

De provincie Zuid-Holland spreekt in de omgevingsvisie onder meer de ambitie uit in te zetten op energievernieuwing, waarbij de focus ligt bij steden, industrie en glastuinbouw. De provincie zet in op innovatie ten aanzien van nieuwe mogelijkheden voor energieverbruik uit wind, zon, biomassa, water en aardwarmte. Er zijn twee kernopgaven in de omgevingsvisie waarin nader wordt ingegaan op energiewinning uit biomassa:

• Versterken van een vitale, innovatieve en toekomstbestendige regionale economie

Binnen deze beleidsopgave vormt 'Circulair Zuid-Holland' een van de beleidskeuzes. Daarin wordt als doel gesteld dat in 2050 de provincie 100 procent 'circulair' is, met als tussendoel 50 procent in 2030. In het Grondstoffenakkoord maakt het thema biomassa onderdeel uit van een van de Transitieagenda's, opgesteld door samenwerkende partijen.

• Bevorderen van een betrouwbare, duurzame en efficiente energievoorziening met een minimale uitstoot van broeikasgassen.

De provincie werkt mee aan Europese en nationale energiedoelen om de CO2-uitstoot te verminderen en het energieverbruik te reduceren. Het gaat om een CO2-reductie van 85-95% in 2050 ten opzichte van 1990. Zuid-Holland hanteert als ambitie om in 2020 minimaal 9% van de energieconsumptie duurzaam op te wekken. Vijf hoofdthema's zijn van belang: warmte, wind, zon, energie-efficiëntie en mobiliteit. Biomassa vormt een van de thema's waarop de provincie wil inzetten, naast windenergie,warmte, bodemenergie en hydro- en zonne-energie.

Deze nota is een uitwerking van het onderdeel energie van de in 2012 vastgestelde nota “Kansen zien, kansen grijpen.” De basis van deze nota zijn de resultaten voortkomend uit het onderzoeksrapport ‘Zuid-Holland op St(r)oom!’ uitgevoerd door DRIFT. De nota gaat in op maatregelen die genomen gaan worden om intensivering te bereiken op de volgende terreinen: energiebesparing bij bedrijven, duurzame warmte, windenergie, zonne-energie, regionale biomassa, en mobiliteit en transport.

De gemeente heeft in de Toekomstvisie onder meer de ambitie uiteengezet maatregelen te treffen om in 2030 een duurzame samenleving te vormen. Er wordt gestreefd naar hergebruik van afval, met als resultaat geen reststromen en geen verbranding.

Waddinxveen is vanaf 2025 een CO₂ neutrale gemeente. De hoeveelheid duurzame energie afkomstig van niet-fossiele bronnen gaat in 2030 naar de 50%. Er wordt geïnvesteerd om energie op te wekken met biomassa, wind-, bodem- en zonne-energie en energie uit de restwarmte van de glastuinbouw.

De gemeente Waddinxveen heeft in de Duurzaamheidsvisie de visie geformuleerd om in 2025 halverwege te zijn op weg naar gesloten energie- en grondstofkringlopen, met een optimale leefomgevingskwaliteit.

De visie is uiteengezet in de volgende drie ambities:

• Waddinxveen heeft in 2025 een leefomgeving die gezondheid en welbevinden van mensen positief beïnvloedt;
• Waddinxveen is in 2025 CO2-neutraal en wekt minimaal 25 % van haar energie duurzaam op;
• Grondstofcycli zijn in 2025 voor 50% gesloten op een zo laag mogelijk schaalniveau.

Ten aanzien van het thema energieopwekking is een van de doelstellingen dat de gemeente voldoende biomassa produceert voor duurzame energieproductie. Door uitbreiding van “oogstbaar groen” is de hoeveelheid biomassa op te schroeven, zodat de doelstelling van meer duurzame energieproductie ook deels via deze weg gehaald kan worden. Dit hangt onder andere samen met het groenbeleid, maar kan bijvoorbeeld ook op bedrijfsterreinen worden toegepast.

Zoals in hoofdstuk 1 is aangegeven, is gebleken dat het wenselijk is meer sturing te hebben op aantal, omvang en locatie van nieuw te vestigen biomassa-installaties.

Reden hiervoor is dat de gemeente geen directe planologische ruimte wil bieden voor een ongelimiteerd aantal biomassa-installaties. De realisatie van een biomassa-installatie dient in de ogen van de gemeente zorgvuldig te worden afgewogen op basis van milieuonderzoeken naar onder andere luchtkwaliteit, externe veiligheid en geluid.

Met voorliggend paraplubestemmingsplan worden regelingen toegevoegd aan de vigerende bestemmingsplannen. Voor zover reeds een regeling was opgenomen ten aanzien van biomassa-installaties in bestemmingsplannen, wordt deze regeling in deze bestemmingsplannen uitgeschakeld en vervangen door een nieuwe regeling. Voor de gehele gemeente gaan daardoor voor het onderwerp biomassa-installaties dezelfde uniforme regels gelden.

Het ontwerp parapluplan beoogde in lijn met het voorbereidingsbesluit om - voor het gehele grondgebied van Waddinxveen - de bouw en het in werking stellen van middelgrote en grote biomassa gestookte stookinstallaties met een totaal nominaal thermisch ingangsvermogen van meer dan 1 MWth en/of levering aan derden uit te sluiten. De grens van 1 MWth is gebaseerd op het Activiteitenbesluit. Hierin behoren stookinstallaties van minder dan 1MWth tot inrichtingen van type A. Dit betreft inrichtingen waarvoor geen vergunning nodig is. Voor Biomassa-installaties tot 1 MWth is een nadere afweging op basis van de luchtkwaliteit echter ook wenselijk. In het ontwerpbestemmingsplan was daarom een getrapte regeling opgenomen:
- biomassa-installaties tot 130 kWth zijn in alle gevallen toegestaan. De grens van 130 kW is gekozen, aangezien installaties met een groter vermogen op grond van het Besluit Omgevingsrecht worden beschouwd als een inrichting.
- biomassa-installaties van 130 kWth tot 1 MW zijn toegestaan indien aangetoond kan worden dat de luchtkwaliteit ter plaatse van de perceelsgrens van de locatie niet in betekenende mate verslechtert.

Naar aanleiding van de door de raad aangenomen motie van februaroi 2020 (zie hierna), is deze mogelijkheid voor installaties tot 1 MW echter geschrapt.

Om de vestiging van biomassa-installaties verder te beperken zijn daarnaast uitsluitend installaties ten behoeve van eigen gebruik toegestaan.

In tegenstelling tot wat in het voorbereidingsbesluit van 2018 werd gesteld, is besloten geen afwijkings- of wijzigingsbevoegdheid op te nemen in het bestemmingsplan. Dit omdat:

• in februari door de raad een motie is aangenomen die de vestiging van biomassainstallaties nog verder inperkt
• de voorwaarden waaronder grotere biomassa-installaties worden toegestaan nog onvoldoende zijn uitgewerkt
• met het opnemen van een wijzigingsbevoegdheid potentieel sprake kan zijn van een plan dat kaderstellend is voor m.e.r.-plichtige activiteiten.

Vanwege deze motie is er op 18 maart 2020 een nieuw voorbereidingsbesluit genomen waarin bovengenoemde beperking is opgenomen.

Op 19 februari 2020 is door de gemeenteraad een motie vreemd 'aan de orde van de dag' aangenomen. Met de motie wordt het college verzocht om in het parapluplan biomassa installaties op te nemen dat nieuwe biomassa installaties tussen de 130 kw en 1000 kw worden uitgesloten. Voor dit bestemmingsplan betekent dit dat de afwijkingsbevoegdheid, zoals deze was opgenomen in het ontwerp bestemmingsplan, is geschrapt. De motie is opgenomen als

Ten einde het nieuwe beleid voor biomassa-installaties te verankeren in de reeds bestaande bestemmingsplannen is het mogelijk een zogenaamd paraplu- of facetbestemmingsplan op te stellen. Een paraplu- of facetbestemmingsplan heeft betrekking op een of enkele aspecten die normaal regeling vinden in een bestemmingsplan. Een dergelijk plan kan worden gebruikt om een aspect, in dit geval het beperken van de mogelijkheden voor biomassa-installaties, op korte termijn voor het gehele grondgebied te regelen. Dit parapluplan stelt de andere bestemmingsplannen ten aanzien van deze onderwerpen buiten werking en bepaalt daarmee voor het gehele grondgebied van de gemeente Waddinxveen het te volgen beleid met betrekking tot biomassa-installaties.

Het bestemmingsplan bestaat uit een toelichting, regels en een verbeelding. De regels zijn opgezet in 4 hoofdstukken, overeenkomstig het gestelde in de SVBP2012 behorende bij de Regeling standaarden ruimtelijke ordening.

Artikel 1 Begrippen

Het opnemen van begripsbepalingen is beperkt tot die begrippen, waarbij sprake is van een (mogelijke) afwijkende betekenis in het algemeen spraakgebruik en/of technische begrippen, waarbij een vereenvoudigde omschrijving de leesbaarheid bevordert.

Artikel 2 Algemene bouwregels

Met dit artikel wordt de bouw van biomassa-installaties beperkt tot installaties met een nominaal thermisch vermogen van minder dan 130 kWth.

Artikel 3 Algemene gebruiksregels

In dit artikel zijn vergelijkbare regels opgenomen als in artikel 2, maar dan gericht op het gebruik ten behoeve van biomassa-installaties. Aanvullend hierop is in dit artikel vastgelegd dat de biomassa-installatie niet gericht mag zijn op levering aan derden en dus uitsluitend voor eigen gebruik bedoeld dient te zijn.

Daarnaast is hier vastgelegd dat bestaande (legale) biomassa-installaties wel zijn toegestaan.

Artikel 4 Anti-dubbeltelregel

De formulering van de anti-dubbeltelregel wordt bindend voorgeschreven in artikel 3.2.4 van het Besluit ruimtelijke ordening. De anti-dubbeltelregel wordt opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein niet nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.

Artikel 5 Overige regels

5.1 Van toepassing verklaring

In dit artikel wordt aangegeven hoe dit bestemmingsplan zich verhoudt tot eerder vastgestelde bestemmingsplannen. Vastgelegd is dat de regels ten aanzien van biomassa-installaties in eerder vastgestelde bestemmingsplannen komen te vervallen en worden vervangen door, danwel aangevuld, met de regels die zijn opgenomen in dit bestemmingsplan.

Artikel 6 Overgangsrecht

Hierin staan de overgangsregels voor bestaande bouwwerken en bestaande gebruiksactiviteiten die afwijken van de bestemmingen en/of de regels in het bestemmingsplan.

Artikel 7 Slotregel

Dit artikel geeft aan onder welke benaming de regels kunnen worden aangehaald.

Het bestemmingsplan is een paraplubestemmingsplan dat voor het gehele grondgebied van Waddinxveen een aanvullende juridische regeling voor biomassa installaties biedt. Omdat het louter een juridische regeling is die niet direct op uitvoering gericht is, zijn daaraan geen direct economische consequenties verbonden. Daarom zijn er geen redenen om aan te nemen dat het plan in financieel-economische zin niet haalbaar zou zijn.

Het ontwerp bestemmingsplan heeft gedurende een periode van zes weken ter inzage gelegen. Er zijn 9 zienswijzen ontvangen. Naar aanleiding hiervan zijn enkele wijzigingen doorgevoerd in het bestemmingspan. Daarnaast is het bestemmingsplan gewijzigd naar aanleiding van een motie van de Raad (zie hoofdstuk 1). Voor de samenvatting en beantwoording van de zienswijzen en een overzicht van de wijzigingen die in het bestemmingsplan zijn doorgevoerd, wordt verwezen naar Bijlage 2 Nota zienswijzen.