KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Voorschriften
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsvoorschriften
Artikel 3 Groen
Artikel 4 Verkeer
Artikel 5 Wonen-1
Artikel 6 Wonen-2
Artikel 7 Waterstaat - Waterkering (Dubbelbestemming)
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 8 Anti-dubbeltelregel
Artikel 9 Algemene Gebruiksregels
Hoofdstuk 4 Slotregel
Artikel 10 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Doel
1.3 Vigerend Bestemmingsplan
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Huidige Situatie Plangebied
2.1 Situering En Begrenzing
2.2 Bestaande Situatie
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Algemeen
3.2 Rijksbeleid
3.3 Provinciaal En Regionaal Beleid
3.4 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Planbeschrijving
4.1 Woningbouw
4.2 Bouwbepalingen
4.3 Verkeer / Ontsluiting / Parkeren
Hoofdstuk 5 Milieu
5.1 Algemeen
5.2 Archeologie En Cultuurhistorie
5.3 Bodem
5.4 Flora En Fauna
5.5 Waterhuishouding En Riolering
5.6 Geluid
5.7 Milieuzonering Bedrijven
5.8 Luchtkwaliteit
5.9 Externe Veiligheid
5.10 Kabels En Leidingen
5.11 Rijn-gouwelijn
Hoofdstuk 6 Juridische Opzet
6.1 Algemeen
6.2 Opbouw Planregels
Hoofdstuk 7 Economische Uitvoerbaarheid
7.1 Economische Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 8 Procedure Projectbesluit
8.1 Vooroverleg
8.2 Zienswijzen
Bijlage 1 Verantwoording Groepsrisico
Bijlage 2 Onderzoeken
Bijlage 3 Nota Van Zienswijzen

Houtex

Projectbesluit - Gemeente Waddinxveen

Vastgesteld op 30-06-2010 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Voorschriften

Artikel 1 Begrippen

1.1 Plan

het projectbesluit Houtex van de gemeente Waddinxveen;

1.2 projectbesluit:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO 0627.pbhoutex-0401 met de bijbehorende regels en bijlagen;

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de voorschriften, voorschriften worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 aan huis gebonden beroep:

de uitoefening van een beroep aan huis op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen terrein, alsmede een beroep op het terrein van persoonlijke verzorging, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt;

1.6 aan huis gebonden bedrijf:

Het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, in tegenstelling tot een aan huis gebonden beroep, gericht op consumentenverzorging geheel of overwegend door middel van handwerk, waarvan de omvang zodanig is, dat de activiteit in een woning en de daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend;

1.7 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.8 begane grond

de op maaiveldniveau gelegen bouwlaag;

1.9 beroepsvloeroppervlakte:

de totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een bouwwerk en/of op een terrein die wordt gebruikt voor de uitoefening van een aan huis gebonden beroep;

1.10 bestemmingsgrens:

een op de kaart als zodanig aangegeven lijn, welke twee of meer bestemmingen scheidt;

1.11 bestemmingsvlak:

een op de kaart door middel van bestemmingsgrenzen aangegeven vlak met dezelfde bestemming;

1.12 bijgebouw:

een vergroting van de begane grondlaag, bestaande uit één bouwlaag, welke al dan niet aan een woning is of wordt gebouwd en geen directe verbinding heeft met de woning;

1.13 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.14 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.15 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van een onder het peil gelegen bouwdeel en zolder;

1.16 bouwperceel:

de aaneengesloten bebouwde en/of onbebouwde grond, behorende bij een krachtens het plan bestaan of op te richten bouwwerk, of complex van bouwwerken;

1.17 bouwperceelsgrens:

de grens van een bouwperceel;

1.18 bouwvlak:

een op de kaart aangegeven vlak, waarmee gronden zijn aangeduid waarop gebouwen worden toegelaten;

1.19 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct, hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct, indirect steun vindt in of op de grond;

1.20 bruto vloeroppervlak:

de totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een bouwwerk en/of op een terrein die wordt gebruikt voor de uitoefening van een bedrijf;

1.21 dakkapel:

een toevoeging van ondergeschikte omvang binnen een hellend dakvlak, waarbij het karakter van het dak in stand blijft;

1.22 dakterrassen:

een vanuit een gebouw betreedbaar plat dakvlak, voorzien van een vloerafscheiding (hekwerk, balustrade);

1.23 dwarskap:

een kap met de nokrichting haaks op de weg;

1.24 detailhandel

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, hieronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan diegenen, die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.25 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.26 gebruiken

gebruiken, doen gebruiken of laten gebruiken;

1.27 gestapelde woning:

woningen in een gebouw, dat twee of meer geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat;

1.28 gevellijn:

de lijn welke kan worden getrokken in het verlengde van de naar het openbare gebied gekeerde hoofdbebouwing;

1.29 grondgebonden woning:

een gebouw dat uitsluitend één woning omvat en waar op het bijbehorende bouwperceel geen andere woning voorkomt;

1.30 hoofdgebouw:

een gebouw, dat door zijn constructie of afmetingen, dan wel gelet op de bestemming als het belangrijkste gebouw op een bouwperceel kan worden aangemerkt;

1.31 langskap:

een kap met de nokrichting parallel aan de weg;

1.32 nokhoogte of kaphoogte

het hoogste punt van een dakconstructie;

1.33 ondergronds bouwen

het bebouwen en in gebruik nemen van de ruimte onder het maaiveld (zoals kelders en parkeergarages);

1.34 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van transport van aardgas, alarmeringssignalen, elektriciteit, telecommunicatie, water en soortgelijke goederen;

1.35 peil:

De gemiddelde hoogte van het oorspronkelijke aansluitende afgewerkte maaiveld ter plaatse van het bouwwerk;

1.36 plat dak:

een horizontaal vlak ter afdekking van een gebouw dat meer dan tweederde van het grondvlak van het gebouw beslaat;

1.37 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte (hieronder wordt mede begrepen een voer- of vaartuig) waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden;

Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf (waaronder begrepen een seksclub), een privé-huis, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.38 straatmeubilair

bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals voorwerpen van beeldende kunst, vitrines, zitbanken, bloemen- en plantenbakken, gedenktekens, speeltoestellen, straatverlichting of bewegwijzering;

verkooppunten voor motorbrandstoffen worden niet begrepen onder straatmeubilair;

1.39 voorgevel:

de gevel van het hoofdgebouw, gericht naar de wegzijde of het openbaar gebied, die door zijn aard, functie, constructie dan wel gelet op uitstraling ervan als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt;

1.40 vrij beroep

Het in de woning van de beroepsuitoefenaar uitoefenen van een beroep of de beroepsmatige verlening van diensten aan huis op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen terrein;

1.41 weekmarkt

de door het college ingestelde weekmarkt op grond van de marktverordening van de gemeente Waddinxveen, alsmede de daarbij behorende uitvoeringsbesluiten, nadere regels en beleidsregels;

1.42 woning:

een gebouw of gedeelte van een gebouw, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

  1. a. afstand tot de zijdelingse perceelsgrens:

de kortste afstand van het verticale vlak in de zijdelingse perceelsgrens tot enig punt van het op dat bouwperceel voorkomende bouwwerk;

  1. b. bebouwd oppervlak van een bouwperceel:

de oppervlakte van alle op een bouwperceel aanwezige bouwwerken tezamen;

  1. c. bebouwingspercentage:

het oppervlak dat met bouwwerken is bebouwd, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover dat is gelegen binnen de bestemming, of binnen een in de regels nader aan te duiden gedeelte van die bestemming;

  1. d. breedte, diepte c.q. lengte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse hoofdgevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke scheidingsmuren;

  1. e. de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

  1. f. de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

  1. g. de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorsteen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

  1. h. de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

  1. i. de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

  1. j. peil:

voor bouwwerken, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;

in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld of het afgewerkte bouwterrein.

Toegelaten overschrijdingen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de bouw- c.q. bestemmingsgrens met niet meer dan 0,50 m wordt overschreden.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsvoorschriften

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen, speelvoorzieningen, water, voet- en fietspaden;
  2. b. bij de bestemming behorende voorzieningen zoals kunstwerken, straatmeubilair, nutsvoorzieningen, alsmede bronputten ten behoeve van wateronttrekking voor warmte- en koudeopslag.

3.2 Dubbelbestemming

De voor "Waterstaat - Waterkering" aangewezen gronden, als bedoeld in artikel 7, zijn behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor de voor 'Groen' aangewezen gronden.

3.3 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  1. a. het oppervlak van gebouwen voor nutsvoorzieningen bedraagt maximaal 20 m²;
  2. b. de bouwhoogte van gebouwen voor nutsvoorzieningen bedraagt maximaal 3 meter;
  3. c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 10 meter.

Artikel 4 Verkeer

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen en straten, voet- en fietspaden, verblijfsgebied, bermen, bermstroken en bushaltes;
  2. b. parkeervoorzieningen;
  3. c. een weekmarkt ter plaatse van de aanduiding "markt";
  4. d. bij de bestemming behorende voorzieningen zoals kunstwerken, straatmeubilair, groen- en speelvoorzieningen, waterpartijen, nutsvoorzieningen, alsmede bronputten ten behoeve van wateronttrekking voor warmte- en koude opslag;

4.2 Dubbelbestemming

De voor "Waterstaat - Waterkering" aangewezen gronden, als bedoeld in artikel 7, zijn behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor de voor 'Verkeer' aangewezen gronden.

4.3 Bouwregels

Binnen deze bestemming mogen gebouwen voor nutsvoorzieningen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. a. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt maximaal 3 m;
  2. b. de oppervlakte van gebouwen bedraagt maximaal 20 m2;
  3. c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 10 meter.

Artikel 5 Wonen-1

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen-1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. grondgebonden woningen;
  2. b. aan-huis-gebonden-beroepen;
  3. c. tuinen en erven;
  4. d. bergingen en andere nevenruimten;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding "parkeergarage", ondergrondse parkeergarage;
  6. f. nutsvoorzieningen;
  7. g. in- en uitritten van de ondergrondse parkeergarage;
  8. h. toegangspaden.

5.2 Bouwregels

5.3 Specifieke gebruiksregels

Artikel 6 Wonen-2

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen-2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. gestapelde woningen;
  2. b. aan-huis-gebonden-beroepen;
  3. c. bergingen en andere nevenruimten;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding "parkeergarage", ondergrondse parkeergarage;
  5. e. nutsvoorzieningen;
  6. f. tuinen en erven
  7. g. toegangspaden

6.2 Bouwregels

6.3 Specifieke gebruiksregels

Artikel 7 Waterstaat - Waterkering (Dubbelbestemming)

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waterstaat - Waterkering aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd waterkering.

7.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  1. a. ten behoeve van de bestemming "Waterstaat – Waterkering" mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd;
  2. b. de bouwhoogte van de onder a. bedoelde bouwwerken geen gebouwen zijnde bedraagt ten hoogste 2 meter;
  3. c. het bouwen ten behoeve van de in lid 7.1 bedoelde andere voorkomende bestemmingen is niet toegestaan.

7.3 Aanlegvergunning

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 8 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 9 Algemene Gebruiksregels

9.1 Algemene gebruiksregel

Het is verboden de in de artikelen 3 tot en met 7 bedoelde gronden en bouwwerken te gebruiken en/of te doen en/of te laten gebruiken en/of in gebruik te geven op een wijze of tot een doel strijdig met die aan de grond gegeven bestemming, zoals die nader is aangeduid in de bestemmingsomschrijving.

9.2 Specifiek gebruik

Onder strijdig gebruik in de zin van artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening wordt in ieder geval begrepen het gebruiken of laten gebruiken:

  1. a. van woningen, alsmede bij woningen behorende aan- en bijgebouwen voor de uitoefening van een aan huis gebonden bedrijf, tenzij in het plan anders is bepaald;
  2. b. van onbebouwde gronden als afvalstortplaats of opslagterrein.

Hoofdstuk 4 Slotregel

Artikel 10 Slotregel

Deze voorschriften worden aangehaald als:

Voorschriften van het projectbesluit Houtex.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

In 2007 is door de gemeente Waddinxveen een overeenkomst gesloten met NS Vastgoed inzake de aankoop van gronden langs de spoorlijn, onder andere ten behoeve van het toekomstige Centrum en de gemeentelijke begraafplaats. In deze overeenkomst is eveneens bepaald dat de gemeente haar medewerking verleend aan de ontwikkeling van woningbouw op de voormalige Houtexlocatie, gelegen tussen het toekomstige nieuwe Centrum, de spoorbaan en het Burgemeester Warnaarplantsoen. Vanwege de veranderende focus van NS Poort (voorheen NS Vastgoed) heeft zij de gronden verkocht aan de firma HBC Planontwikkeling B.V. Zowel de gemeente als HBC wensen te komen tot de ontwikkeling van de Houtexlocatie.

De gronden zijn in gebruik geweest als spoorwegemplacement en volkstuintjes. Het vigerende bestemmingsplan ter plaatse is "Sportvelden". De gronden zijn bestemd als "spoorwegdoeleinden", binnen deze bestemming is woningbouw niet mogelijk. Om de gewenste woningbouw mogelijk te maken, is een nieuw bestemmingsplan of een projectbesluit noodzakelijk. Burgemeester en wethouders hebben in principe ingestemd met de ontwikkeling en besloten medewerking te willen verlenen middels een projectbesluit als bedoeld in artikel 3.10 van de Wet ruimtelijke ordening.

Op grond van artikel 5.1.3 van het Besluit ruimtelijke ordening dient in het kader van een projectbesluit een ruimtelijke onderbouwing te worden opgesteld, waarin onder meer aandacht wordt besteed aan:

  1. a. een verantwoording van de in het projectbesluit gemaakte keuze van bestemmingen;
  2. b. de uitkomsten van verricht onderzoek;
  3. c. de inzichten over de uitvoerbaarheid van het projectbesluit.

Onderhavige ruimtelijke onderbouwing vormt samen met de voorschriften en de plankaart een toetsingskader voor de in te dienen bouwvergunningsaanvraag en verschaft de bouwtitel voor de gewenste woningbouw.

1.2 Doel

Het doel van dit projectbesluit is het planologisch mogelijk maken van de bouw van 94 woningen op de Houtex locatie. Op basis van dit projectbesluit kan de bouwvergunning worden verleend.

1.3 Vigerend Bestemmingsplan

Het vigerende bestemmingsplan "Sportvelden", is vastgesteld door de gemeenteraad van Waddinxveen op 27 januari 1972 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van de provincie Zuid Holland op 5 juli 1972. In dit bestemmingsplan heeft het plangebied de bestemming "Spoorwegdoeleinden".

De gronden zijn bestemd voor het railvervoer met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor fiets- en voetpaden, parkeerterreinen, bermstroken, taluds en beplantingen alsmede voor gebruik als terrein voor het rangeren en het laden en lossen van wagons met de daarbij behorende gebouwen zoals opslag- en werkruimten en bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Het bouwen van 94 woningen is op basis van dit bestemmingsplan niet mogelijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0627.pbhoutex-0401_0001.png"

Plankaart bestemmingsplan "Sportvelden"

1.4 Leeswijzer

In het volgende hoofdstuk is een gebiedsbeschrijving opgenomen. Hoofdstuk 3 beschrijft de relevante beleidskaders op verschillende niveaus. Vervolgens is in hoofdstuk 4 het plan toegelicht, waarbij onder andere de planbeschrijving en het onderdeel ontsluiting / verkeer / parkeren aan bod komt. In hoofdstuk 5 wordt ingegaan op de milieu- en uitvoeringsaspecten, waaronder de volgende punten:

  • Archeologie en cultuurhistorie
  • Bodem
  • Flora en fauna
  • Waterhuishouding en riolering
  • Geluid
  • Milieuzonering bedrijven
  • Luchtkwaliteit
  • Externe veiligheid
  • Kabels en leidingen
  • Rijn-Gouwelijn

In hoofdstuk 6 is de juridische opzet beschreven en in hoofdstuk 7 is een beschrijving van de uitvoerbaarheid van het plan opgenomen. In hoofdstuk 8 wordt de maatschappelijke haalbaarheid behandeld met onder andere de resultaten van het overleg met andere (overheids)partners, zoals beschreven in artikel 5.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening.

Hoofdstuk 2 Huidige Situatie Plangebied

2.1 Situering En Begrenzing

Het plangebied van het projectbesluit Houtex wordt aan de noordzijde begrensd door de Jan Dorrekenskade-Oost, aan de oostzijde door het Burgemeester Warnaarplantsoen en aan de zuidzijde door het vroegere sportpark, plangebied voor het toekomstige Centrum. Aan de westzijde wordt de grens gevormd door de spoorlijn tussen Gouda en Alphen aan den Rijn.

afbeelding "i_NL.IMRO.0627.pbhoutex-0401_0002.png"afbeelding "i_NL.IMRO.0627.pbhoutex-0401_0003.jpeg"

Begrenzing projectbesluit Houtex Situering plangebied in Waddinxveen

2.2 Bestaande Situatie

Het terrein ligt braak sinds de ontmanteling van het spoorwegemplacement. Er bevinden zich geen opstallen op het terrein.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Algemeen

In het kader van dit projectbesluit zijn relevante beleidsnota's en plannen geanalyseerd. Het gaat hier met name om de doorwerkingen van beleid van de hogere overheden, voor zover dit relevant is voor de ontwikkeling van het plangebied. Daarnaast wordt het plan getoetst aan het gemeentelijk beleid.

3.2 Rijksbeleid

Nota Ruimte

Het Rijksbeleid voor de ruimtelijke ordening is vastgelegd in de Nota Ruimte. De Nota Ruimte bevat de visie van het kabinet op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland en bevat de ruimtelijke bijdrage aan een sterke economie, een veilige en leefbare samenleving en een aantrekkelijk land. Het schept ruimte voor ontwikkeling uitgaande van het motto 'decentraal wat kan, centraal wat moet' en verschuift het accent van het stellen van ruimtelijke beperkingen naar het stimuleren van gewenste ontwikkelingen. De nieuwbouw van de geplande woningen is niet strijdig met de doelstelling zoals verwoord in de Nota Ruimte, het betreft een inbreidingslocatie waarbij geen rijksbelangen in het geding zijn.

Ontwerp-Amvb Ruimte

Totdat de Wet ruimtelijke ordening (Wro) in werking was getreden werd het geldende rijksbeleid vastgelegd in Planologische Kernbeslissingen (PKB’s). Met de invoering van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) wordt de PKB aangemerkt als structuurvisie, zijn deze documenten alleen nog bindend voor het rijk en niet meer voor andere overheden. De Wro vraagt van het rijk om ruimtelijke belangen duidelijk in beeld te brengen en deze vast te leggen in o.a. Amvb's. Dit heeft het kabinet in juni 2008 gedaan in de Realisatieparagraaf (‘Realisatie Nationaal Ruimtelijk Beleid’). Hierin is beschreven welke instrumenten het rijk inzet voor de behartiging van rijksbelangen, zoals financiële stimuleringsregelingen, afspraken met andere overheden en juridische instrumenten zoals de Amvb.

De Amvb Ruimte is nog niet vastgesteld en in werking getreden. Een ontwerp van de Amvb is naar de Eerste en Tweede Kamer gezonden en is via de Staatscourant en de website van het ministerie van VROM bekend gemaakt. Tot 1 september 2009 kon iedereen zijn visie op het ontwerp aan de minister van VROM kenbaar maken. Na bespreking van het ontwerp door de minister van VROM met de Staten-Generaal wordt de ontwerp-Amvb voor advies voorgelegd aan de Raad van State. De Amvb Ruimte zal naar verwachting medio 2010 in werking treden.


Totdat de Amvb ruimte in werking treedt, staat het vigerende beleid van het Rijk in de Nota Ruimte.

3.3 Provinciaal En Regionaal Beleid

Streekplan Zuid-Holland Oost (2003)

Het door Provinciale Staten op 12 november 2003 vastgestelde Streekplan Zuid-Holland Oost onderstreept het rijksbeleid ten aanzien van het benutten van ruimte in bestaand stedelijk gebied en vraagt ook aandacht voor de huisvesting van starters en ouderen.

In het streekplan geven de bebouwingscontouren de grenzen van de verstedelijking aan. Onder verstedelijking wordt hierbij verstaan: het realiseren van woongebieden, alsmede van daaraan gelieerde bestemmingen (bijvoorbeeld sportvoorzieningen, volkstuin, groen enz). In samenhang met de aanduiding van het stedelijk gebied, vormen de bebouwingscontouren een uitdaging en stimulans voor de gemeenten om te streven naar intensivering van het ruimtegebruik en naar verbetering van de kwaliteit van het binnen de bebouwingscontouren liggende stedelijke gebied. Stedelijke vernieuwing zal dan ook een steeds belangrijkere rol gaan spelen. Een belangrijke opgave waar de gemeenten in dit verband voor staat is het duurzaam huisvesten van (jonge) starters op de woningmarkt, ouderen en gehandicapten.

Op 28 juni 2006 hebben Provinciale Staten van Zuid-Holland de partiële herziening van het streekplan Zuid-Holland Oost, reparatie bebouwingscontouren c.a. vastgesteld. Als gevolg van een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State moesten de bebouwingscontouren uit het streekplan Zuid-Holland Oost 2003 opnieuw worden vastgesteld. In de herziening is op een aantal punten een contourcorrectie meegenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0627.pbhoutex-0401_0004.jpeg"

Kaart reparatie contouren, Waddinxveen

Het plangebied ligt binnen de bebouwingscontour van het streekplan en sluit aan bij het rijks- en provinciale beleid (intensiveren van het bestaande stedelijke gebied).

Provinciale Staten van Zuid-Holland hebben na de vaststelling van het streekplan Zuid-Holland Oost in 2003 meerdere partiële herzieningen doorgevoerd, te weten:

  • Tweede partiële herziening Zuidplas (24 mei 2006)
  • Derde partiële herziening Oude Rijnzone (30 mei 2007)
  • Vierdere partiële herziening Driehoek Benthuizen (30 mei 2007)
  • Vijfde partiële herziening Veenweidepact Krimpenerwaard (23 april 2008)

Deze partiële herzieningen hebben geen invloed op de Houtex locatie.

Nota Regels voor Ruimte

De nota Regels voor Ruimte (die geldt vanaf 1 januari 2007) vormt met de streekplannen het beoordelingskader van Gedeputeerde Staten voor gemeentelijke ruimtelijke plannen. Deze nota bevat tevens beleidsregels voor de goedkeuring van ruimtelijke plannen. De nota is met name gericht op het beschermen van de wezenlijke ruimtelijke belangen in de provincie, waarbij ruimte wordt gegeven aan lokale overheden om de belangen van lokaal niveau op eigen wijze te beschermen en te ontwikkelen.

De ontwikkeling van de Houtexlocatie betreft een inbreidingslocatie waarbij geen provinciale belangen in het geding zijn en om die reden past de ontwikkeling binnen de filosofie van de Nota Regels voor Ruimte.

Interimbeleid

In het kader van de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening op 1 juli 2008 is de rol en positie van de provincie in de ruimtelijke ordening wezenlijk veranderd. De focus ligt voornamelijk op het provinciaal belang. Om hier op een goede wijze invulling aan te geven zullen Provinciale Staten medio 2010 de provinciale structuurvisie vaststellen (zie ook 'Ontwerp structuurvisie Visie op Zuid-Holland). Voor de periode tussen 1 juli 2008 en de vaststelling van de structuurvisie is interimbeleid geformuleerd. Het vaststellen van interimbeleid heeft tot doel aan te geven welke onderdelen van het bestaande ruimtelijk beleid tot de vaststelling van de structuurvisie worden gezien als zijnde provinciaal belang.

Zoals eerder genoemd is de ontwikkeling van de Houtexlocatie niet strijdig met provinciale belangen. Onder het reeds vastgestelde interimbeleid blijft dit onveranderd.

Ontwerp structuurvisie Visie op Zuid-Holland

De provincie ontwikkelt een integrale structuurvisie voor de ruimtelijke ordening in Zuid-Holland. In deze Visie op Zuid-Holland beschrijft de provincie haar doelstellingen en provinciale belangen. De structuurvisie geeft een doorkijk naar 2040 en de visie voor 2020 met bijbehorende uitvoeringsstrategie. Samen met inwoners en betrokken partijen wil de provincie het toekomstbeeld van Zuid-Holland invullen. De nieuwe Structuurvisie komt in de plaats van de vier streekplannen en de Nota Regels voor Ruimte en is per 3 november 2009 in ontwerp vrijgegeven voor inspraak. Doel is de Structuurvisie eind juni 2010 definitief vast te stellen.

De kern van Visie op Zuid-Holland is het versterken van samenhang, herkenbaarheid en diversiteit binnen Zuid-Holland. Dit draagt bij aan een goede kwaliteit van leven en een sterke economische concurrentiepositie. Duurzame ontwikkeling en klimaatbestendigheid zijn belangrijke pijlers. Dit wil Zuid-Holland bereiken door realisering van een samenhangend stedelijk en landschappelijk netwerk. Goede bereikbaarheid, een divers aanbod van woon- en werkmilieus in een aantrekkelijk landschap met ruimte voor water, landbouw en natuur, zijn daarin kenmerkende kwaliteiten.

De ontwikkeling van de Houtexlocatie past binnen de doelstellingen van de in voorbereiding zijnde Structuurvisie. De geplande woningbouw ter plaatse draagt bij aan de realisering van een divers aanbod van woonmilieus.

3.4 Gemeentelijk Beleid

Structuurvisie Waddinxveen 2030

In 2006 is de structuurvisie Waddinxveen 2030 vastgesteld. In de directe omgeving van Waddinxveen vinden de komende jaren grootschalige ontwikkelingen plaats. Ook in Waddinxveen zelf gaan de ontwikkelingen snel. De gemeente heeft een flink aantal projecten in voorbereiding, zoals het nieuwe centrum en de woonwijk Triangel. Daarnaast speelt de discussie over de bestuurlijke toekomst en de schaalvergroting.

Als gevolg van al deze ontwikkelingen is er behoefte aan een kader, waaraan toekomstige ontwikkelingen en plannen in Waddinxveen en de regio getoetst kunnen worden. De Structuurvisie Waddinxveen 2030 biedt dat kader. Enerzijds door ontwikkelingen binnen Waddinxveen 'in rij en gelid te zetten', anderzijds door het opnieuw bepalen van de positie en de identiteit van Waddinxveen binnen de regio. Daarnaast is er veel aandacht besteed aan welzijn en de Waddinxveense voorzieningenstructuur.

Voor de beschrijving van de ruimtelijke strategie is een viertal thema's nader beschreven. Bij deze een beknopte opsomming daarvan:

Groen en water: handhaven, versterken en verbinden van (grote) landschappelijke eenheden en koppeling aan interne groenstructuur;

Infrastructuur: omvormen verkeersstructuur, van een geconcentreerd model naar een gespreid model met een hoefijzer rond de bebouwde kom;

Wonen en werken: versterken van de identiteit van de verschillende buurten door investeren in de bebouwde kom en door middel van nieuwbouw de doorstroming op de woningmarkt op gang te brengen en het woningaanbod in het goedkope segment te vergroten;

Voorzieningen: behoud van voorzieningen op wijk- en buurtniveau door geleidelijke concentratie, gekoppeld aan clustering van eenmalige, centrale voorzieningen op het niveau van Waddinxveen als geheel.

Voor dit projectbesluit is met name het derde thema van belang. Dit thema gaat uit van behoud en herstel van kwaliteit van woning en woonomgeving, afstemming op marktontwikkelingen en uitbouwen van verschillen tussen de buurten op stedelijke vernieuwing in de woongebieden. De gemeente geeft aan te streven naar diversiteit in de opbouw van woningaanbod in de buurten. Verschillende nieuwe woonlocaties binnen de bebouwde kom worden ontwikkeld.

Het plan Houtex draagt door ontwikkeling van woningen in het goedkope segment bij aan de doelstelling van de structuurvisie om doorstroming op de woningmarkt op gang te brengen en het woningaanbod te vergroten. Tevens wordt hiermee een bijdrage geleverd aan de opgave om het bouwen voor senioren te bevorderen door het vergroten van het aantal gelijkvloerse woningen.

Woonvisie

De woonvisie van de gemeente Waddinxveen is vastgesteld in februari 2005. In de woonvisie wordt het beleid van de gemeente geschetst op het gebied van het wonen voor de korte en middellange termijn; 2004 tot 2010. Waar nodig biedt de visie een doorkijk naar de langere termijn tot 2015 en verder.

Er zijn twee hoofdopgaven geformuleerd voor het woonbeleid tot 2010: Ten eerste dient er voorzien te worden in de woningbehoefte van de doelgroepen jongeren, ouderen, zorgbehoevende, lage inkomensgroepen en doorstromers. Ten tweede dient gestreefd te worden naar meer kwaliteit van woningen en woonomgeving.

De Houtex locatie is één van de in deze visie genoemde inbreidingslocaties. Op het moment dat de Woonvisie werd vastgesteld was het nog onzeker of deze locatie vrij zou komen voor woningbouw.

Uit een enquete, die gehouden is om inzicht te krijgen in de woningbehoefte van de doelgroepen, is gebleken dat de vraag naar appartementen, starterswoningen en woningen nabij voorzieningen groot is. Gelet op de locatie (nabij station en toekomstig centrum op loopafstand) sluit deze woningbouw aan op de gestelde doelen uit woonvisie van de gemeente.

Hoofdstuk 4 Planbeschrijving

4.1 Woningbouw

HBC Planontwikkeling heeft voor de Houtex locatie een plan ontwikkeld waar 94 woningen gebouwd gaan worden. Dit zijn 52 grondgebonden woningen en 42 appartementen, bestemd voor verkoop of verhuur in de vrije sector.

De grondgebonden woningen en appartementen zijn bestemd voor verschillende doelgroepen en vallen in het goedkope segment.

afbeelding "i_NL.IMRO.0627.pbhoutex-0401_0005.jpeg"

Situatietekening voorlopig ontwerp

4.2 Bouwbepalingen

Bij de grondgebonden woningen ontstaat een gevarieerd straatbeeld door gebruik te maken van drie verschillende dakvormen, te weten platte daken en woningen met dwars- en langskappen. De woningen met platte daken bestaan uit drie woonlagen, de woningen met kappen bestaan uit twee bouwlagen met kap.

afbeelding "i_NL.IMRO.0627.pbhoutex-0401_0006.png"

Deel oostgevel (parkzijde)

De appartementen hebben aan de west en oostzijde drie woonlagen en aan de zuidzijde vier woonlagen. De binnenruimte in de U-vorm van de appartementengebouwen wordt ingericht als binnenplaats c.q. tuinen behorende bij de appartementen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0627.pbhoutex-0401_0007.jpeg"

Het stedenbouwkundig plan voor de Houtexlocatie is opgebouwd uit verschillende blokken. Nabij het Centrum (de zuidkant) is plaats voor een appartementengebouw. Vervolgens zijn naar het noorden toe bouwblokken voor grondgebonden woningen opgenomen. Centraal in het plan liggen de tuinen van de woningen. Onder deze tuinen bevindt zich een parkeergarage.

De toetsing van het stedenbouwkundig plan vindt plaats vanuit het kwaliteitsteam Centrum en de welstandscommissie. Bij de toetsing staat de aansluiting op het toekomstige Centrum en de omgeving centraal.

4.3 Verkeer / Ontsluiting / Parkeren

Het terrein wordt voor het autoverkeer ontsloten via de toekomstige Spoorstraat, direct ten westen van het plangebied en parallel aan de spoorbaan. Deze sluit in het noorden aan op het stationsplein en in het zuiden op de Dreef. Voor de fietsers en voetgangers zal de ontsluiting plaatsvinden via de toekomstige Spoorstraat en de toekomstige Langstraat Noord (noord-zuid verbinding ten westen van de Houtex).

Om het parkeren in het gebied goed te reguleren wordt in het plangebied een ondergrondse parkeergarage aangelegd. Deze wordt onder de tuinen van de woningen en de binnenplaats van de appartementen gerealiseerd. De parkeernorm is berekend conform de CROW-richtlijnen. De woningen worden volgens de CROW-richtlijnen aangemerkt als "goedkope woningen" in een zeer sterk stedelijk gebied, vallend in de "rest bebouwde kom". Dit houdt in dat er 1,5 parkeerplaats berekend is per woning. Dit komt neer op 141 parkeerplaatsen.

In de ondergrondse parkeergarage worden 120 parkeerplaatsen aangelegd. Deze parkeerplaatsen zijn semi-openbaar en te gebruiken door woningeigenaars en bezoekers. Daarnaast zijn in de exploitatieovereenkomst afspraken gemaakt over het gebruik van circa 30 parkeerplaatsen in het openbaar gebied, gesitueerd langs de toekomstige Spoorstraat. In totaal worden er 150 parkeerplaatsen gerealiseerd. Hiermee wordt voldaan aan de CROW-richtlijnen en de parkeerbehoefte ter plaatse.

Hoofdstuk 5 Milieu

5.1 Algemeen

Op grond van artikel 5.1.3 van het Besluit ruimtelijke ordening is een beoordeling van de uitvoerbaarheid van het projectbesluit verplicht. Daarom is het noodzakelijk dat de haalbaarheid van de plannen wordt aangetoond. In dit hoofdstuk worden de daarvoor benodigde alle milieukundige onderzoeken besproken.

5.2 Archeologie En Cultuurhistorie

5.2.1 Rapportages

Het plangebied is al in 2005 onderzocht i.v.m. de herontwikkeling van het centrum van Waddinxveen (Borsboom, 2005, RAAP Notitie 1071). Tijdens het onderzoek, dat bestond uit een bureauonderzoek en een inventariserend veldonderzoek, zijn geen aanwijzingen gevonden voor archeologische resten of sporen. Er werd geconcludeerd dat voor het terrein een lage archeologische verwachting geldt.

Dit onderzoek is nogmaals getoetst volgens de huidige geldende norm (Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie 3.1). Het onderzoek voldoet aan de eisen van de KNA; de locatie is in voldoende mate onderzocht, zoals ook in Adviesdocument 374 (RAAP Archeologisch Adviesbureau, augustus 2009) is geconstateerd. Bij bodemingrepen hoeft geen archeologisch onderzoek plaats te vinden, tenzij er tijdens graafwerkzaamheden, ongeacht de locatie en de omvang, onverwachte archeologische resten worden aangetroffen: dan blijft in alle gevallen nog altijd een wettelijke meldingsplicht voor archeologische vondsten bestaan.

5.2.2 Conclusie en advies

In het nieuwe bestemmingsplan hoeven geen archeologische verplichtingen en/ of eisen te worden opgenomen: het terrein is archeologisch gezien vrijgegeven.

5.3 Bodem

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening is een beoordeling van de haalbaarheid verplicht. Het bodemonderzoek, en dan met name onderzoek naar de bodemkwaliteit, maakt onderdeel uit van deze afweging. Wettelijk is bepaald dat een bouwvergun- ningsplichtig bouwwerk niet mag worden gebouwd op een zodanig verontreinigd terrein, dat schade of gevaar is te verwachten voor de gezondheid van de gebruikers of het milieu.

5.3.1 Rapportages

In het kader van de herontwikkeling van de zogenaamde Houtex locatie te Waddinxveen, heeft de Milieudienst beoordelingen uitgevoerd van door gemeente Waddinxveen toegestuurde bodemrapporten. Aan de hand van deze gegevens wordt aangegeven of de locatie in voldoende mate is onderzocht.

1. Verkennend onderzoek van Witteveen en Bos uit Den Haag, met kenmerkSBNS35-1 (projectnummer 999255/375008), d.d. 4 september 2007.

In dit rapport wordt de eerder aangetroffen verontreiniging met PAK vertikaal afgeperkt. Tijdens het veldwerk zijn er zintuiglijk in de bodem sporen puin aangetroffen. Uit chemische analyse blijkt dat er in de ondergrond een lichte verontreiniging met PAK aangetroffen. Vervolgactie: De PAK verontreiniging is in voldoende mate onderzocht. In het rapport wordt gesteld dat er geen sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging.

2. Verkennend (water)bodemonderzoek van AT MilieuAdvies B.V. uit Lekkerkerk, met kenmerk AT09206, d.d. oktober 2009.

Het onderzoek is uitgevoerd in het kader van de voorgenomen aankoop van het perceel voor geplande herontwikkeling. Tijdens het veldwerk zijn er zintuiglijk in de bodem slakken aangetroffen. Uit chemische analyse blijkt dat er in de bovengrond lichte verontreini- gingen met molybdeen en PAK aanwezig zijn. De ondergrond is niet verontreinigd met onderzochte parameters. In het grondwater is een matige nikkel en een lichte verontreiniging met barium geconstateerd.

Het slib uit de sloot is geclassificeerd als klasse AW. De specie is toepasbaar in oppervlaktewater en verspreidbaar over aangrenzende percelen.

De grondwaterverontreiniging geeft aanleiding tot nader onderzoek. Echter, omdat nikkel vaker in verhoogde concentraties in het grondwater voorkomtin de regio Midden-Holland wordt de uitvoer van een nader onderzoek niet zinvol geacht door de Milieudienst.

3. Verkennend onderzoek van AT MilieuAdvies B.V. uit Lekkerkerk, kenmerk AT09230, d.d. november 2009

Tijdens het veldwerk zijn er zintuiglijk in de bodem onder het fietspad slakken waargenomen. Uit chemische analyse blijkt dat in de bovengrond ten hoogste een lichte verontreiniging met PAK aanwezig is. De ondergrond is ten hoogste licht verontreinigd met kwik en lood. In het grondwater zijn lichte verontreinigingen met barium en zink geconstateerd.

Op basis van het beoordeelde bodemonderzoek zijn er geen bodemhygiënische redenen die een beletsel of beperking vormen ten aanzien van de beoogde toekomstige bouwplannen op de locatie.

Wbb-locatie:

Zoals uit de bovengenoemde rapporten blijkt, is op de Houtexlocatie een sterke bodemverontreiniging met PAK aanwezig. Het betreft een immobiele verontreiniging. Deze locatie staat bij de provincie bekend onder globiscode ZH062709106. Uit de rapporten blijkt dat er geen sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging. Uit contact met de provincie Zuid-Holland (dhr. Cazius) blijkt dat de omvang van de verontreiniging daar niet bekend is. Op 7 juli 2007 is bij de provincie Zuid-Holland een BUS-melding gedaan om deze verontreiniging te saneren. Inmiddels is de sanering op de locatie uitgevoerd. Er is voor gekozen om de verontreiniging te ontgraven. Ter afronding van de sanering heeft de provincie Zuid-Holland middels een beschikking d.d. 28 janurari 2010 de uitgevoerde sanering en het evaluatieverslag goedgekeurd.

5.3.2 Conclusie

De locatie is in voldoende mate onderzocht. Er zijn geen verdachte deellocaties meer aanwezig die niet of onvoldoende zijn onderzocht.

Op de locatie is een sterke bodemverontreiniging met PAK aanwezig. Voor deze verontreiniging is een BUS-melding gedaan bij de provincie. Inmiddels heeft de provincie Zuid-Holland de uitgevoerde sanering en het evaluatieverslag goedgekeurd.

Op basis van deze informatie en de uitgevoerde bodemonderzoek kan een eventueel aangevraagde bouwvergunning verleend worden.

De uitgevoerde onderzoeken zijn niet rechtsgeldig als bewijsmiddel bij hergebruik van vrijkomende grond. Indien vrijkomende grond op een andere locatie wordt hergebruikt dient deze te worden gekeurd door een gecertificeerd bedrijf conform het Besluit bodemkwaliteit (AP04 protocol schone grond) of het gestelde in het grondstromenbeleid Midden-Holland. Hergebruik en opslag van grond dient in nagenoeg alle gevallen te worden gemeld.

5.4 Flora En Fauna

In verband met de voorgenomen ontwikkelingen voor de Houtexlocatie te Waddinxveen is er door Altenburg & Wymenga een ecologische quickscan uitgevoerd om te bepalen of de herinrichting van het plangebied schade kan veroorzaken aan de aanwezige flora en fauna. De Milieudienst Midden-Holland heeft de door de gemeente Waddinxveen toegestuurde quickscan beoordeeld en in orde bevonden. De ecologische quickscan is goed en degelijk uitgevoerd.

In de rapportage zijn de volgende conclusies getrokken met betrekking tot al de aspecten die vallen binnen de natuurwetgeving:

Licht beschermde soorten

Onder invloed van de beoogde herinrichting gaat voor enkele licht beschermde amfibieën en zoogdieren een deel van het leefgebied verloren. In de omgeving van het plangebied is voor de betreffende soorten voldoende alternatief leefgebied aanwezig. Bovendien geldt voor licht beschermde soorten een vrijstelling van ontheffing bij projecten in het kader van ruimtelijke ontwikkeling. De plannen veroorzaken ten aanzien van licht beschermde amfibiën en zoogdieren geen conflict met de Flora- en faunawet.

Rugstreeppad

De soort wordt in de huidige situatie niet verwacht binnen het plangebied, maar het is mogelijk dat als gevolg van de herinrichting het plangebied (tijdelijk) geschikt wordt voor deze soort. Wanneer het plangebied bouwrijp wordt gemaakt, is er een wezenlijke kans dat deze geschikt wordt voor de rugstreeppad en dat er zich dieren gaan vestigen afkomstig van populaties uit de directe omgeving. De rugstreeppad is een zwaar beschermde soort volgens de Flora- en faunawet. Dit houdt in dat negatieve effecten op deze soort, zoals verstoring van dieren die zich in het plangebied hebben gevestigd, volgens deze wet niet zijn toegestaan. Wanneer blijkt dat de soort in het plangebied aanwezig is, dan moeten de dieren onder begeleiding van een ecoloog worden weggevangen. Hierbij moet ook gebruik worden gemaakt van een amfibeënwand.

Vogels

De beoogde herinrichting veroorzaakt geen conflict met de Flora- en faunawet ten aanzien van vogels, mits de werkzaamheden voor de herinrichting van het plangebied geen verstoring van broedende vogels en hun nesten veroorzaken. Dit is mogelijk door werkzaamheden in het plangebied buiten de broedperiode te starten. De broedperiode ligt tussen half maart en half juli.

Overige soorten

Wettelijk beschermde soorten die hiervoor niet genoemd zijn, komen naar verwachting niet voor in het plangebied en/of ondervinden geen negatieve effecten van de beoogde herinrichting. De plannen veroorzaken ten aanzien van de betreffende soorten geen conflicten met de Flora- en faunawet.

5.5 Waterhuishouding En Riolering

In het kader van de voorgenomen ontwikkelingen met betrekking tot de Houtexlocatie, is door Grontmij een waterparagraaf opgesteld voor het plangebied. Een waterparagraaf geeft aan wat de gevolgen zijn van een ruimtelijk plan voor de waterhuishouding in het betreffende gebied. Daarnaast is het doel van een watertoets te komen tot een vroegtijdige afstemming met de waterbeheerder over de inpassing van het waterbeleid. In het onderzoek wordt gekeken naar het beleidskader, van landelijk niveau tot op gemeentelijk niveau, de huidige situatie en de toekomstige situatie.

5.5.1 Waterbeleid

Rijksoverheid

In de Vierde Nota Waterhuishouding (1999) zijn doelstellingen verwoord voor het op orde brengen en houden van het watersysteem. Deze doelstellingen zijn nader geconcretiseerd in het Advies Waterbeheer 21ste eeuw en in het Nationaal Bestuursakkoord Water. De essentie van deze beleidsstukken is dat op tijd wordt ingespeeld op klimaatverandering en bodemdaling. In de sfeer van de waterkwantiteit betekent dit (in volgorde van voorkeur) het vasthouden, bergen en afvoeren van water. In de sfeer van waterkwaliteit is deze trits “schoonhouden – scheiden – afvoeren”.

Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard

Het plangebied Houtex valt voor wat betreft de waterhuishouding onder de verantwoordelijkheid van het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard (HSSK). Het beleid van het hoogheemraadschap is neergelegd in zogenoemde waterbeheersplannen. Hierin zijn de volgende onderdelen opgenomen:

  • Het zoveel mogelijk vasthouden van water;
  • Het zoveel mogelijk voorkomen van peilverlagingen, zodat bodemdaling van veenweidegebieden niet zal plaatsvinden;
  • Het minimaliseren van afwijkende peilen om versnippering van het watersysteem tegen te gaan;
  • De aanleg van watergangen met zoveel mogelijk natuurvriendelijke oevers;
  • Het niet afwentelen van negatieve, waterhuishoudkundige effecten op naastgelegen gebieden;
  • De waterkwaliteit laten voldoen aan de MTR-waarden (Maximaal Toelaatbare Risicowaarden voor stoffen zoals fosfaat, stikstof), zoals gesteld in de Vierde Nota Waterhuishouding en aan Stowa klasse III voor wat betreft de ecologische kwaliteit. In de zogenaamde KRW-waterlichamen geldt het Goed Ecologisch Potentieel (GEP) als doelstelling.

Bij stedelijke uitbreiding, herinrichting en inbreidingslocaties is duurzaam, stedelijk waterbeheer het uitgangspunt van het hoogheemraadschap. Met betrekking tot deze ontwikkelingen gelden de volgende punten:

  • Overleg met de waterbeheerder over de aard en inhoud van het plan met betrekking tot de waterhuishoudkundige aspecten;
  • Bij toename van het verharde oppervlak bedraagt de hoeveelheid extra te realiseren water circa 10 % van het verharde oppervlak, afhankelijk van de watersysteemkenmerken;
  • Gedempte watergangen dienen voor 100 % te worden gecompenseerd;
  • Gebruik van niet-uitloogbare bouwmaterialen (duurzaam bouwen);
  • Realiseren van natuurvriendelijke oevers.

5.5.2 Waterhuishouding

Het plangebied Houtex ligt binnen peilgebied “oost” in de Zuidplaspolder (code GPG-88), met een zomerpeil van NAP -6,25 m en een winterpeil van NAP -6,40 m. In de toekomst zal op advies van het hoogheemraadschap bij de verdere bebouwing van de Zuidplaspolder in het plangebied een aangepast peil worden ingesteld. Er wordt dan een fluctuerend peil ingesteld met een peil van NAP -6,15 m als bovengrens.

De afwateringsrichting in peilgebied “oost” is van noord naar zuid geprojecteerd. Het oppervlaktewater afkomstig uit het centrumgebied en Houtex (Warnaarplantsoen) wordt via de spoorsloot, gelegen tussen de spoorlijn en het Coenecoop College, afgevoerd naar de hoofdwatergang in het gebied Coenecoop. Deze hoofdwatergang watert af in zuidelijke richting. Via het gemaal Zuidplas bij het Gouwe Aquaduct wordt het water verpompt naar de Ringvaart.

Vanuit de Ringvaart bestaat de mogelijkheid om water in te laten. Dit inlaatpunt ligt ter hoogte van het Warnaarplantsoen. Het hoogheemraadschap kan via deze inlaat op een gecontroleerde wijze water inlaten in het gebied. De vijver van het Warnaarplantsoen kan dus zowel overtollig water afvoeren als van inlaatwater worden voorzien en doorgespoeld worden. In de toekomstige situatie verandert op hoofdlijnen niets aan het afwateringssysteem.

Het plangebied Houtex heeft een bruto-oppervlak van 0,84 ha. Gezien de bestemming woningen wordt het bruto-oppervlak beschouw als 100 % verhard. Het plangebied Houtex sluit aan op de herontwikkeling van het Centrumgebied, bedrijventerrein Coenecoop 3 (inclusief tennisvelden) en het project van de Verlegde Dreef. Het totale oppervlak van deze herontwikkeling inclusief Houtex is bruto 21,7 ha. In dit gebied komt 2,54 ha (11,7%) open water, waarvan voor Houtex circa 0,19 ha is gereserveerd. Dit oppervlak is herleid uit het aandeel verhard oppervlak van Houtex ten opzichte van het verhard oppervlak in de andere plandelen. Voor Houtex is dus een wateropgave van 22,6 % ingepast.

Het hemelwater uit plangebied Houtex zal via het hemelwaterriool (HWA) en een uitstroombak afwateren in de vijver van het Burgemeester Warnaarplantsoen. De exacte locatie van het uitstroompunt is nog niet bekend. Onder de tuinen van de woningen komt een centrale, geheel verdiepte parkeergarage. Het kan voorkomen dat in beperkte mate hemelwater instroomt in deze overdekte parkeerbak. Daarom wordt een pompput geplaatst om het hemelwater via het HWA te kunnen afvoeren naar de vijver (zie ook paragraaf 'basisrioleringsplan' in verband met de waterkwaliteit).

De vijver van het Burgemeester Warnaarplantsoen ligt bovenstrooms van een vaste stuw (drempel op NAP -5,95 m) en heeft een oppervlak van circa 0,47 ha. Behalve plangebied Houtex wateren ook het omliggende park en het Centrumplan af op deze vijver. Door een knijpconstructie (doorsnede 200 mm) direct bovenstrooms van de stuw is in totaal 0,55 m peilstijging (berging) mogelijk, tot het niveau van de noodoverlaat. Door de knijpconstructie wordt de waterberging optimaal benut, maar wordt inundatie voorkomen. Benedenstrooms van de stuw bevinden zich de genoemde zomer- en winterpeilen van peilgebied “oost”.

De waterberging voor plangebied Houtex (0,19 ha) zal worden gerealiseerd voorafgaand aan de start van de woningbouw en conform keurvergunning van het hoogheemraadschap.

5.5.3 Grondwater

Het plangebied Houtex ligt fors hoger dan het maaiveld van het Burgemeester Warnaarplantsoen. Dit komt tot uiting in de droogleggingen:

  • De woningen van Houtex krijgen een vloerpeil van NAP – 1,25 m en hebben dus een drooglegging van 4,70 m ten opzichte van het streefpeil in de vijver (NAP -5,95 m);
  • Het maaiveld binnen het plangebied komt op NAP -1,30 m en heeft een drooglegging van 4,65 m;
  • Het vloerpeil van de ondergrondse (overdekte) parkeerbak komt naar verwachting op circa NAP -4,30 m en heeft dan een drooglegging van 1,65 m. Maatregelen om eventuele wateroverlast door grondwater te voorkomen zijn daarom naar verwachting niet noodzakelijk.

Binnen de bebouwde kom van Waddinxveen zijn in dit gebied geen grondwaterproblemen bekend.

5.5.4 Basisrioleringsplan

Voor het te ontwikkelen gebied wordt in het kader van het Centrumplan een basisrioleringsplan opgesteld. Hierin wordt het plangebied Houtex meegenomen. Het totale rioleringsplan wordt ter instemming aan het hoogheemraadschap aangeboden. Beoordeling vindt plaats op basis van:

  • De nota “Criteria voor de toetsing van gemeentelijk rioleringsbeleid” van de Werkgroep Rioleringen West-Nederland;
  • En de Notitie “Rioleringsbeleid van Schieland”.

Voor nooduitlaten en/of regenwateroverstorten op het oppervlaktewater zal, nadat het hoogheemraadschap met het basisrioleringsplan heeft ingestemd, een Wvo-(overstort)vergunning worden aangevraagd.

Het regenwater van schone verharde oppervlakten wordt afgekoppeld van de riolering en geloosd op het oppervlaktewater. Hierbij is de “leidraad aan- en afkoppelen verharde oppervlakten” van de Werkgroep Riolering West-Nederland als richtlijn gebruikt. In plangebied Houtex komen veel dakoppervlakten die in aanmerking komen voor afkoppeling. Uitlogende materialen (zoals koper, lood en zink) worden niet gebruikt in de dakconstructies, dakgoten en regenleidingen van de woningen in plangebied Houtex

De ondergrondse (overdekte) parkeerplaatsen zullen een 'normaal gebruik' hebben ten behoeve van woningen. Het gaat hier om een parkeergelegenheid voor personenauto's met een relatief lage wisselfrequentie (woonfunctie). In overleg met het hoogheemraadschap zal nader worden bestudeerd of een zuiverende voorziening voor de afvoer van hemelwater noodzakelijk is. De verontreinigingen die vrijkomen bij dit type parkeerplaatsen zijn vaak zand en eventueel grofvuil. Deze licht verontreinigde verharde oppervlakten komen in aanmerking voor rechtstreeks afkoppelen. De verontreinigingen zijn eenvoudig te verwijderen. Een zuiveringsvoorziening is niet vereist, maar kan wenselijk zijn om eventuele calamiteiten te ondervangen. Bronmaatregelen zijn niet altijd wenselijk.

Mochten de geheel verdiepte liggende parkeerplaatsen van Houtex als 'licht verontreinigd' worden gekwalificeerd, dan komen als zuiveringstechnieken mogelijk 'bodempassage' of 'slibafvang' in beeld.

Locatiespecifieke omstandigheden kunnen in de algemene richtlijn van de Beslisboom niet worden meegenomen. Zo zullen in de praktijk, afhankelijk van de te kiezen afkoppeltechniek, aspecten zoals kwantitatieve waterstromen, kosten, ontvangen oppervlaktewater, beschikbare ruimte en de kwaliteit / functies / ambities van de leefomgeving bij de afweging worden meegenomen.

Het afvalwater afkomstig van plangebied Houtex zal via de bestaande afvoer afvoeren naar het bestaande rioolstelsel van Waddinxveen, vanwaar het zal worden afgevoerd naar de AWZI Randenburg in het beheersgebied van het hoogheemraadschap van Rijnland.

5.5.5 Waterkeringen

Direct aan de noordzijde van het plangebied ligt de Jan Dorrekenskade Oost. Deze kade vormt de landscheiding tussen het HHSK en het Hoogheemraadschap van Rijnland en heeft formeel de status 'waterkering'. Hier is uitsluitend een kernzone aanwezig van 5 m breed, gemeten vanuit de as van de kade. Binnen deze zone mogen geen bouwactiviteiten plaatsvinden.

Het plangebied Houtex ligt buiten deze kernzone behalve een klein gedeelte in de noordoostelijke hoek. Binnen deze dubbelbestemming is dan ook geen bebouwing gepland.

5.5.6 Watertoets

Het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard heeft zich akkoord bevonden met de waterparagraaf.

5.6 Geluid

Bij vaststelling of herziening van een bestemmingsplan, of het verlenen van ontheffing middels artikel 3.10 van de Wro, is het conform de Wet geluidhinder (WGH) noodzakelijk dat er aandacht wordt besteed aan de akoestische situatie indien er geluidsgevoelige functies of infrastructurele maatregelen mogelijk worden gemaakt. Met dit projectbesluit worden nieuwe woningen mogelijk gemaakt. Akoestisch onderzoek is noodzakelijk, indien deze ontwikkelingen binnen de wettelijke onderzoekszones van wegen vallen en nabij spoorwegen zijn gelegen.

In het kader van de planontwikkeling is door DGMR Raadgevende ingenieurs bv een onderzoek uitgevoerd naar de optredende geluidsniveaus ten gevolge van weg- en railverkeerslawaai. De uitgangspunten en resultaten van voornoemd onderzoek zijn opgenomen in rapport DGMR nr. V.2009.0540.02.R001 "Bestemmingsplan Houtex Waddinxveen, akoestisch onderzoek weg- en railverkeer" d.d. 18 januari 2010.

Dit onderzoek is door de Milieudienst beoordeeld en de bevindingen hierover zijn middels een brief d.d. 25 januari 2010 aan de gemeente Waddinxveen gerapporteerd. Het betreft de volgende opmerkingen ten aanzien van de rapportage.

Wegverkeerslawaai

Uit bijlage 2 bij het rapport blijkt dat de geluidsbelasting als gevolg van de Spoorstraat meegenomen is. In de kolom "wegverkeer gecumuleerd" zijn de gecumuleerde geluidsniveaus inclusief de Spoorstraat weergegeven. Met deze geluidsniveaus zal rekening gehouden moeten worden bij het bepalen van de benodigde geluidwerking van de gevel van de toekomstige appartementen en woningen.

Railverkeerslawaai

Maatregelen om de geluidsbelasting langs het spoor terug te dringen zijn volgens de rapportage niet mogelijk.

Er wordt bij het meest noordelijke appartement niet voldaan aan de eis van een geluidluwe gevel en geluidluwe buitenruimte. Deze woning ondervind niet alleen een hoge geluidsbelasting als gevolg van het spoor maar ook als gevolg van het verkeer op de Spoorstraat. Uit een vervolgberekening is gebleken dat indien de westgevel wordt uitgevoerd als dove gevel, er geen overschrijding bestaat van de 60 dB en er niet getoetst hoeft te worden aan de Wgh. Een scherm is op deze locatie om stedenbouwkundige redenen niet wenselijk.

Raildempers kunnen in principe worden geplaatst, al worden raildempers meestal alleen op een betonnen bovenbouwconstructie geplaatst. De bestaande bovenbouwconstructie bestaat niet uit beton. Door Prorail is aangegeven dat de bestaande houten dwarsliggers op termijn vervangen zullen worden door beton. De kosten voor toepassing van raildempers betreffen echter een aanzienlijke investering, die niet realistisch is ten opzichte van de te behalen reductie van 3 dB.

Conclusie en advies

Indien van de woning gelegen in de noordwestelijke hoek van de Houtexlocatie de westgevel wordt uitgevoerd als een dove gevel, hoeft er ter plaatse van deze gevel niet te worden getoetst aan de Wet geluidhinder. Aangetoond is dat de geluidsbelasting ter plaatse van de ontwikkellocatie niet verder verlaagd kan worden tot de voorkeursgrenswaarde door het treffen van geluidsreducerende maatregelen of dat deze maatregelen overwegende bezwaren van financiële en stedenbouwkundige aard ondervinden. Door middel van het verlenen van Hogere waarden Wet geluidhinder levert het aspect geluid geen belemmering op voor de ontwikkeling van de Houtexlocatie.

5.7 Milieuzonering Bedrijven

5.7.1 Wettelijk kader

Bedrijvigheid kan een milieubelastende activiteit zijn. Tengevolge van aanwezige bedrijvigheid kan mogelijk hinder voor de omgeving optreden met betrekking tot de milieuaspecten geluid, geur, stof en gevaar. Situaties waarin milieubelastende activiteiten en milieugevoelige functies met elkaar worden gecombineerd moeten worden beoordeeld op mogelijke hindersituaties. Daarbij wordt getoetst aan de Wet milieubeheer, Algemene Maatregelen van Bestuur onder de Wet milieubeheer en de brochure "Bedrijven en Milieuzonering" (VNG, 2009). Bedrijven en Milieuzonering geeft richtafstanden per categorie en per type bedrijvigheid aan. Deze richtlijnen geven aan welke afstand er gemiddeld per type bedrijvigheid dient te worden aangehouden tot een woning.

De te beoordelen situatie en bijbehorende aanpak hebben betrekking op nieuwe geplande woningen nabij bestaande bedrijven. In deze situatie dient primair te worden beoordeeld of hinder te verwachten is van de bestaande bedrijven. Deze beoordeling is met name gebaseerd op de Wet Milieubeheer en bijbehorende AMvB's.

5.7.2 Onderzoek Bedrijven en Milieuzonering

Met behulp van het inrichtingenbestand van de Milieudienst is geïnventariseerd welke bedrijven nabij het plangebied zijn gevestigd. Voor deze bedrijven zijn voor zover mogelijk de milieuzones bepaald op basis van Bedrijven en Milieuzonering en gegevens uit milieuvergunningen en AMvB's. Vervolgens is geïnventariseerd waar mogelijk hindersituaties kunnen optreden.

Uit de inventarisatie is gebleken dat alleen de vestiging van TNT Post aan de Stationsweg 5 relevant is. Op deze locatie worden pakketdiensten geleverd voor het midden- en kleinbedrijf. Deze activiteit valt volgens Bedrijven en Milieuzonering (VNG, 2009) onder categorie 2 met een richtafstand van 30 meter met betrekking tot geluid. De distributie en de daarmee gepaard gaande laad- en losactiviteiten ter plaatse vinden niet alleen overdag, maar ook ’s avonds en ’s nachts (zeer vroeg in de ochtend) plaats. Gedetailleerde gegevens over deze activiteiten zijn niet bij de Milieudienst bekend. De laad- en losplaats van deze TNT Post vestiging ligt op enkele meters van de noordgevel van de geprojecteerde woningen. Gelet op deze korte afstand en de bestaande laad- en losactiviteiten buiten de dagperiode is een akoestisch onderzoek nodig naar de toekomstige geluidbelasting op de geprojecteerde woningen afkomstig van de TNT Post vestiging.

De basisschool aan de Jan Dorrekenskade Oost 22 is op circa 30 meter gelegen van de ontwikkeling. De kinderboerderij ligt op circa 75 meter van de ontwikkeling. Deze beide bestaande activiteiten zullen geen invloed hebben op de geplande nieuwbouw.

5.7.3 Akoestisch onderzoek TNT postkantoor

Door Cauberg-Huygen Raadgevende Ingenieurs bv is een akoestisch onderzoek verricht (referentie 20100585-06) naar de bedrijfsvoering van het TNT kantoor aan de Stationsweg 5. In dit onderzoek is inzicht gegeven in de werkelijk optredende geluidemissie van de inrichting naar de omgeving toe en met name in de optredende geluidniveaus ter plaatse van de geplande woningbouw. Hiertoe zijn ter plaatse geluidmetingen verricht en is de geluidemissie van de inrichting berekend op basis van deze meetresultaten en de representatieve bedrijfssituatie. Het onderzoek is uitgevoerd conform de van toepassing zijnde regels uit de 'Handleiding meten en rekenen industrielawaai' (Handleiding 1999).

5.7.4 Conclusie

Het uitgevoerde onderzoekt toont aan dat er zonder het treffen van maatregelen diverse overschrijdingen van de geldende grenswaarden plaats zullen vinden. Om dit te voorkomen zijn maatregelen benodigd. Bij de uitvoering van het plan moet om die reden een geluidscherm worden gerealiseerd met een hoogte van minimaal 4,5 meter op de zuidelijke perceelsgrens van het TNT terrein, over de volledige breedte van de gevels van de geplande woningbouw. Door de realisatie van dit geluidscherm vormt het aspect Milieuzonering bedrijven geen belemmering voor de realisatie van de geplande woningbouw.

5.8 Luchtkwaliteit

In het kader van de planvorming moet de luchtkwaliteit in en in de nabijheid van het plangebied bepaald worden en vervolgens moet aangegeven worden wat de invloed is van de realisatie van het plan op de toekomstige luchtkwaliteit ter plaatse.

5.8.1 Rapportage

In het kader van de planontwikkeling is door DGMR Raadgevende ingenieurs bv het luchtkwaliteitsonderzoek uitgevoerd (luchtkwaliteit t.a.v. realisatie bestemmingsplan Houtex met kenmerk V.2009.0540.00.B001/PPR/LGU van 29 september 2009). Het rapport is door de Milieudienst Midden-Holland gecontroleerd en onvoldoende bevonden. De conclusie dat de ontwikkeling van de Houtex locatie onder het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (Besluit NIBM) valt en niet getoetst hoeft te worden aan de grenswaarden uit de Wet milieubeheer is echter wel juist bevonden.

Het Besluit NIBM heeft een aantal NIBM-grenzen vastgesteld, waarvan met zekerheid kan worden gesteld dat de 3%-grens niet zal worden overschreden. Voor woningbouw is de grens < 1500 woningen (netto) bij minimaal 1 ontsluitingsweg en < 3000 woningen bij minimaal 2 ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling. De ontwikkeling omvat de bouw van 53 eengezinswoningen en 42 appartementen, dus in totaal 95 woningen. Dit valt ruim binnen de grenzen van de categorie woningbouw zoals aangegeven in het Besluit NIBM.

5.8.2 Anticumulatie bepaling

In het Besluit NIBM is ook een anticumulatie bepaling opgenomen, die zegt dat de effecten van beoogde ontwikkelingen in de omgeving van het plangebied moeten worden meegenomen in de beoordeling van het betreffende plan. Hiermee wordt voorkomen dat verschillende NIBM-projecten samen toch in betekenende mate bijdragen aan verslechtering van de luchtkwaliteit. In het geval van de Houtex locatie moeten daarom het Centrumplan Waddinxveen en de woonwijk Triangel meegenomen worden in de overweging.

De Milieudienst Midden-Holland heeft voor de gemeente Waddinxveen het Milieukundig advies Centrumplan opgesteld (productnummer 200908268, 19 oktober 2009). In de hiervoor gebruikte verkeerscijfers is ook de woonwijk Triangel meegenomen. Uit de resultaten blijkt dat de jaargemiddelde concentratie NO2 langs de Kanaaldijk maximaal 34,2 ìg/m3 is. De jaargemiddelde concentratie PM10 langs de Kanaaldijk is maximaal 20,6 ìg/m3. Voor beide jaargemiddelde concentraties ligt de grenswaarden op 40 ìg/m3. De grenswaarde 24-uursgemiddelde voor PM10 wordt maximaal 14 keer per jaar overschreden, waarmee wordt voldaan aan de grenswaarde van 35 overschrijdingen. De ontwikkeling van het Centrumplan, inclusief woonwijk Triangel, blijft dus ruim onder de normen voor luchtkwaliteit.

Aangezien de 95 geplande woningen op de Houtex locatie ruim binnen de NIBM grens vallen en dus minder dan 1,2 ìg/m3 bijdragen aan de jaargemiddelde concentraties NO2 en PM10, zullen de grenswaarden ook niet worden overschreden voor het totaal van de ontwikkeling van het Centrumplan, woonwijk Triangel en de ontwikkeling op de Houtex locatie.

5.8.3 Conclusie

Gezien het bovenstaande kan worden gesteld dat aan de eisen van Titel 5.2 van de Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen) wordt voldaan. De luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de ontwikkeling van de Houtex locatie.

5.9 Externe Veiligheid

5.9.1 Wettelijk kader

Activiteiten met gevaarlijke stoffen leveren risico’s op voor de omgeving. Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en de circulaires Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (RNVGS) en Zonering langs hogedruk aardgastransportleidingen (1984) vormen op dit moment het wettelijk kader voor het omgaan met deze risico’s. Door het stellen van eisen aan afstanden tussen de activiteiten met gevaarlijke stoffen en (beperkt) kwetsbare objecten (woningen, kantoren, scholen, enz.) worden de eventuele gevolgen van deze risico’s zoveel mogelijk beperkt.

Plaatsgebonden risico (PR)

Als “harde” afstandseis voor externe veiligheid geldt een contour voor het plaatsgebonden risico (PR 10-6), die wordt aangegeven als een afstand ten opzichte van de activiteit met gevaarlijke stoffen (risicobron). Binnen deze PR 10-6 contour mogen geen (beperkt) kwetsbare objecten aanwezig zijn of worden geprojecteerd.

Groepsrisico (GR)

Afhankelijk van de aard van de risicobron is er sprake van een bepaald invloedsgebied. Binnen dit invloedsgebied moet worden onderzocht hoe groot de kans per jaar is dat een groep van ten minste 10 (zich binnen dit invloedsgebied bevindende) personen overlijdt ten gevolge van een ramp of zwaar ongeval met de betreffende risicobron. De uitkomst van dit onderzoek geeft de hoogte van het GR weer en wordt uitgedrukt in een curve, waarbij als norm voor het GR een oriënterende waarde is vastgesteld.

De hoogte van het GR moet door middel van een bestuurlijke afweging worden verantwoord. Als binnen het invloedsgebied (beperkt) kwetsbare bestemmingen worden geprojecteerd, geldt ook voor de hiermee samenhangende toename van het GR een bestuurlijke verantwoordingsplicht.

Bij het verantwoorden van het GR moeten de volgende aspecten worden betrokken en gemotiveerd:

  • Het aantal personen binnen het invloedsgebied;
  • De hoogte van het GR en een eventuele toename daarvan;
  • De mogelijkheden tot risicovermindering aan de risicobron;
  • De alternatieven voor het ruimtelijk plan;
  • De mogelijkheden om de omvang van een ramp of zwaar ongeval te beperken;
  • De mogelijkheden tot zelfredzaamheid van personen binnen het invloedsgebied.

In verband hiermee moet de (regionale) brandweer in de gelegenheid worden gesteld om advies uit te brengen over het GR en de mogelijkheden tot voorbereiding van de bestrijding en beperking van de omvang van een ramp of zwaar ongeval.

5.9.2 Nieuwe regelgeving

De circulaires Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen en Zonering langs hogedruk aardgastransportleidingen worden momenteel herzien en zullen over enige tijd worden vervangen door respectievelijk het “Besluit transportroutes externe veiligheid” (Btev) en het “Besluit externe veiligheid buisleidingen” (Bevb). Waar mogelijk en waar dit is toegestaan wordt geanticipeerd op deze besluiten. Daarnaast is gebruik gemaakt van gegevens uit het Basisnet weg (concept, 2009), waarin voor rijkswegen veiligheidsafstanden worden aangegeven op basis van uitgevoerde tellingen, waarbij rekening is gehouden met een te verwachten groeiscenario tot 2020.

5.9.3 Onderzoek

Ter voorbereiding van het projectbesluit Houtex is onderzocht of er risicobronnen binnen of nabij het plangebied zijn gelegen die hierop van invloed zijn. Mogelijke risicobronnen zijn bedrijven (inrichtingen), waar activiteiten met gevaarlijke stoffen plaatsvinden of transportmodaliteiten bestemd voor het vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals (spoor)wegen en buisleidingen.

5.9.4 Resultaten

Inrichtingen

Binnen of in de directe nabijheid van het plangebied zijn geen inrichtingen gelegen die in het kader van externe veiligheid van invloed zijn op het plangebied. Er zijn dus geen beperkingen voor het voorgenomen plan vanwege binnen of in de directe nabijheid van het plangebied gelegen inrichtingen.

Transport over de weg

Binnen of in de nabijheid van het plangebied liggen geen wegen waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Er zijn dus geen beperkingen voor het voorgenomen plan vanwege transport van gevaarlijke stoffen over de weg.

Transport over het spoor

Over het spoor Gouda-Alphen aan den Rijn vindt geen relevant vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. Er zijn dus geen beperkingen voor het voorgenomen plan vanwege transport van gevaarlijke stoffen over het spoor.

Transport over het water

In de nabijheid van het plangebied is geen vaarwater gelegen waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Er zijn dus geen beperkingen voor het voorgenomen plan vanwege transport van gevaarlijke stoffen over het water.

Transport per buisleiding

Ten westen van het plangebied (aan de andere kant van de spoorlijn) is een hogedruk aardgasleiding gelegen, welke beperkingen oplevert voor de ruimtelijke ordening. Dit betreft een leiding van 12 inch met een druk van 40 bar. Het invloedsgebied van deze gasleiding (140 meter) overlapt met het plangebied. De risico’s die samenhangen met de leiding zijn in een "Verantwoording groepsrisico", opgesteld door de Milieudienst Midden-Holland, nader beschouwd. Hieronder wordt ingegaan op het plaatsgebonden risico en het groepsrisico van deze aardgasleiding. De "verantwoording groepsrisico, met daarin de berekeningen van de Gasunie en het advies van de Regionale Brandweer, is opgenomen in de bijlage bij deze toelichting.

5.9.5 Plaatsgebonden risico

Door de Gasunie is voor de hogedruk aardgasleiding een plaatsgebonden risicocontour 10-6 berekend van 0 meter. Het basisbeschermingsniveau voor de individuele burger tegen de aanwezige risico’s is voldoende op basis van de genomen veiligheidsmaatregelen aan de aardgasleiding (inherente veiligheid). Het plaatsgebonden risico vormt dus geen belemmering voor het plangebied.

Zolang het nieuwe Bevb nog niet is vastgesteld moet nog getoetst worden aan de circulaire “Zonering langs hogedruk aardgastransportleidingen” uit 1984. In verband met de circulaire moet de vrijwaringszone van 4 meter aan beide zijden van de leiding worden vrijgehouden van bebouwing. Daarnaast moet de bebouwingsafstand van 14 meter in acht worden genomen. Het plangebied overlapt nergens met deze bebouwingsafstand, dus de beoogde bebouwing in het plangebied Houtex voldoet aan deze afstanden.

5.9.6 Groepsrisico

Het groepsrisico voor de aardgasleiding is per kilometer buisleiding berekend door de Gasunie op basis van de door de gemeente aangeleverde gegevens. Het betreft informatie over de personendichtheden langs de gasleiding ter hoogte van het plangebied. In de berekening is gerekend met een toevoeging van 118 personen overdag en 168 personen ’s nachts binnen het invloedsgebied van de gasleiding (140 meter) in verband met de ontwikkeling van de woningen op de “Houtexlocatie” (zie bijlage 2). In dezelfde berekening zijn ook de ontwikkelingen in verband met de realisatie van het bestemmingsplan “Centrum Waddinxveen” meegenomen.

De Gasunie heeft op basis van deze gegevens een hoogste groepsrisico van 0,69 keer de oriëntatiewaarde berekend voor een bepaalde kilometer leiding. Deze kilometer is niet ter hoogte van het plangebied gelegen, maar ten noorden daarvan. Uit de berekeningen van de Gasunie valt op te maken dat het groepsrisico ter hoogte van het plangebied (na realisatie van het Centrumplan en de woningen op de Houtexlocatie) op ongeveer 0,1 maal de oriëntatiewaarde is gelegen.

Toch dient de gemeente het risico te verantwoorden en waar nodig maatregelen te nemen. Ten aanzien van de voorgenomen ontwikkeling van het plangebied heeft de gemeente de volgende acties ondernomen:

  • Advies gevraagd aan de regionale Brandweer (zie bijlage toelichting, "Verantwoording groepsrisico");
  • Verantwoording van het groepsrisico opgesteld met betrekking tot de gasleiding (zie bijlage toelichting, "Verantwoording groepsrisico").

In het document 'Verantwoording Groepsrisico' worden een aantal maatregelen aanbevolen ter beperking van het groepsrisico. De maatregelen zijn de volgende:

  • Aardgasleiding opnemenen in crisisplan;
  • Scenario calamiteit aardgasleiding opnemen in oefenprogramma brandweer;
  • Bluswatervoorzieningen.

Het college van burgemeester en wethouders en de gemeenteraad van Waddinxveen hebben kennis genomen van de inhoud van het document 'Verantwoording Groepsrisico' (zie bijlage)ven achten het groepsrisico, na het nemen van de genoemde maatregelen, aanvaardbaar.

5.10 Kabels En Leidingen

Op of in de locatie zijn bij de start van de uitvoering geen relevante kabels en leidingen aanwezig. Er bevindt zich momenteel een persleiding van het rioolstelsel (deels) onder de locatie, deze wordt voorafgaand aan de uitvoerende werkzaamheden omgelegd. In de nabije omgeving zijn buisleidingen aanwezig die een rol spelen vanuit het oogpunt van externe veiligheid, dit is beschreven in paragraaf 5.9.

5.11 Rijn-gouwelijn

Het plangebied wordt aan de westzijde begrensd door de spoorlijn tussen Gouda en Alphen aan de Rijn. De spoorlijn ligt op een talud. Ingevolge artikel 19 lid 1 sub a en c van de Spoorwegwet is het verboden om zonder vergunning van de minister van VROM gebruik te maken van hoofdspoorwegen en de daarnaast gelegen gronden door anders dan waartoe deze zijn bestemd. Binnen de begrenzing van de hoofdspoorweg aan, op, in, onder, boven of naast de hoofdspoorweg, bouwwerken of andere opstallen op te richten of werken, inrichtingen, kabels en leidingen op beplantingen aan te brengen, te doen aanbrengen of te hebben, dan wel daarmee verband houdende werkzaamheden uit te voeren of te doen uitvoeren, alsmede binnen de begrenzing van de hoofdspoorweg, op, in, onder, boven of naast de hoofdspoorweg, voorwerpen te plaatsen of neer te leggen of graafwerk te verrichten of deze activiteiten te doen uitvoeren.

Bij een hoofdspoorweg wordt de begrenzing van de hoofdspoorweg, bedoeld in artikel 19 van de Spoorwegwet, aan weerszijden gevormd door een lijn liggend op een afstand van 11 meter bij een hoofdspoorweg op maaiveldniveau gemeten vanaf het hart van het buitenste spoor. Het bebouwingsgebied van Houtexlocatie ligt op voldoende afstand van de spoorlijn en voldoet daarmee aan de wettelijke bepalingen uit de Spoorwegwet.

Hoofdstuk 6 Juridische Opzet

6.1 Algemeen

Het projectbesluit biedt de mogelijkheid om de bestemmingsplanprocedure gefaseerd te doorlopen. De gemeente kan het projectbesluit gebruiken als het bestemmingsplan een bepaalde ontwikkeling of een bepaald project niet toestaat en men een dergelijke activiteit toch mogelijk wil maken.

De aangevraagde woningbouwplannen passen niet binnen het bestemmingsplan "Sportvelden" .


Artikel 3.10, lid 3, Wro geeft aan dat het projectbesluit kan worden voorzien van voorschriften en beperkingen. Gezien de impact (de afwijking van het vigerende bestemmingsplan), is ervoor gekozen om een duidelijk toetsingskader voor de af te geven bouwvergunningen op te stellen. Het projectbesluit is daarom voorzien van voorschriften en een plankaart.

6.2 Opbouw Planregels

Het hoofdstuk omtrent de inleidende regels omvat de artikelen met betrekking tot de "begrippen" en de "wijze van meten". In artikel 1 "begrippen" worden de begrippen uit de voorschriften verklaard. In artikel 2 "wijze van meten" wordt beschreven hoe de maatvoering (bijvoorbeeld de goothoogte en de bouwhoogte) moet worden gemeten.

In de voorschriften van het projectbesluit worden de regels voor de verschillende bestemmingen beschreven. In het projectbesluit Houtexlocatie komen de volgende bestemmingen voor:

- groen;

- verkeer;

- wonen-1;

- wonen-2;

- waterstaat-waterkering (dubbelbestemming)

De belangrijkste bestemmingen zijn de beide woonbestemmingen. Voor de woningen zijn bouwvlakken opgenomen op de plankaart. De woningen mogen uitsluitend binnen de bouwvlakken worden gebouwd. Binnen de bestemming "wonen-1" (de grondgebonden woningen) zijn geen mogelijkheden om bebouwing, geen gebouwen zijnde, aan de voorzijde te plaatsen. Dakterrassen op bijgebouwen en aan- en uitbouwen (aan de achterzijde van de woningen) alsmede op platte daken van woningen worden niet toegestaan. Binnen de bestemming "wonen-2" (gestapelde woningen) worden geen dakterrassen op bijgebouwen en aan- en uitbouwen mogelijk gemaakt. Voor beide woonbestemmingen wordt voor dakkapellen aangesloten bij het algemene welstandsbeleid van de gemeente Waddinxveen.

In beide woonbestemmingen wordt voor bijgebouwen en uit- en aanbouwen aangesloten op de bepalingen uit het Besluit bouwvergunningsvrije en licht-bouwvergunningplichtige bouwwerken (Bblb). Het projectbesluit Houtex verruimt deze bepalingen niet en sluit aan bij hetgeen is gesteld in het Bblb. Als onderdeel van de Wabo treedt op termijn het Besluit omgevingsrecht in werking (Bor). De bepalingen vanuit het Bblb voor vergunningvrij bouwen worden hierin opgenomen.

In het hoofdstuk Algemene regels is de anti-dubbeltelbepaling en enkele algemene gebruiksregels opgenomen. Het projectbesluit wordt afgesloten met hoofdstuk 4, waarin de slotregel is opgenomen.

Hoofdstuk 7 Economische Uitvoerbaarheid

7.1 Economische Uitvoerbaarheid

In afdeling 6.4 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is geregeld dat de gemeente een exploitatieplan moet opstellen in het geval van ruimtelijke planvorming. De gemeente hoeft geen exploitatieplan op te stellen indien voldaan wordt aan de beide volgende criteria:

  • het kostenverhaal is al op een andere manier geregeld ("anderzins verzekerd);
  • locatie-eisen en regels voor woningbouwcategorieën zijn niet nodig.

"Anderzins verzekerd" betekent dat voor de desbetreffende gronden de kosten van de grondexploitatie al op een andere manier gedekt worden. Daarvan is sprake als:

  1. 1. de gemeente eigenaar is van de grond. In dat geval dekt de gemeente de kosten via de gronduitgifteprijs;
  2. 2. (in beginsel) er op het moment van vaststelling van het projectbesluit een overeenkomst over de grondexploitatie gericht op de bouwplannen is gesloten en de gemeente kan aannemen dat de overeenkomst wordt nagekomen door de wederpartij. In zo'n geval is voor die gronden voldaan aan het criterium "anderszins verzekerd", ongeacht de hoogte van afgesproken bijdrage.

Het college van burgemeester en wethouders heeft met projectontwikkelaar HBC Planontwikkeling op 18 november 2009 een exploitatieovereenkomst gesloten. De economische uitvoerbaarheid is hiermee gewaarborgd. Met de vaststelling van het bestemmingsplan besluit de gemeenteraad van Waddinxveen, conform artikel 6.12 Wro, dat geen exploitatieplan wordt opgesteld ten behoeve van onderhavige ontwikkeling.

Hoofdstuk 8 Procedure Projectbesluit

Er wordt geen formele inspraakprocedure doorlopen. Op 25 januari 2010 is voor omwonenden een informatieavond gehouden waarin de plannen zijn toegelicht en de mogelijkheid aanwezig was tot het stellen van vragen. Vervolgens is de wettelijke procedure in gang gezet. Op de voorbereiding van het projectbesluit is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing. Het ontwerp van het projectbesluit is gedurende de wettelijke termijn van 6 weken ter inzage gelegd. Tijdens de periode van terinzagelegging konden door een ieder zienswijzen worden ingediend.

8.1 Vooroverleg

In artikel 5.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is bepaald dat er vooroverleg moet worden gepleegd met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met de diensten van provincie en Rijk die belast zijn met de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het projectbesluit in het geding zijn.

Alle instanties die ingevolge het bovenstaande in kennis gesteld moeten worden, hebben gedurende de voorbereidingsfase het voorontwerp projectbesluit toegezonden gekregen. Acht instanties hebben het voorontwerp projectbesluit "Houtex" toegezonden gekregen, te weten Nederlandse Spoorwegen, Regionale Brandweer, Waterleidingbeheerder Oasen N.V., Provincie Zuid-Holland, brandweer Waddinxveen, de VROM-Inspectie, Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard en Prorail. Door de Nederlandse Spoorwegen en de Regionale Brandweer is geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid tot het indienen van een reactie. De Regionale brandweer heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid omdat zij alleen advies geeft over het groepsrisico. Deze reactie is reeds bij de 'Verantwoording groepsrisico' gevoegd, bijlage bij deze ruimtelijke onderbouwing.

Waterleidingbeheerder Oasen N.V.

Reactie

De waterleidingbeheerder Oasen N.V. heeft in haar brief van 15 januari 2010 (met kenmerk AKT/chs/25751/10) te kennen gegeven dat zij, na bestudering van het voorontwerp, geen opmerkingen heeft.

Beantwoording

De gemeente neemt kennis van de reactie.

Conclusie

De reactie geeft geen aanleiding tot wijzigingen aan het ontwerp projectbesluit.

Provincie Zuid-Holland

De Provincie Zuid-Holland heeft in haar brief van 20 januari 2010, met kenmerk PZH-2010-153414629, aangegeven dat het projectbesluit conform het provinciale beoordelingskader, welke per 1 juli 2008 is vormgegeven in het interim-beleid bestaande uit de streekplannen en de nota Regels voor Ruimte, is.

Brandweer Waddinxveen

Reactie

De brandweer gaat in haar brief van 26 januari 2010 akkoord met het projectbesluit "Houtex" en het Verantwoording groepsrisico.

Beantwoording

De gemeente neemt kennis van de reactie.

Conclusie

De reactie geeft geen aanleiding tot wijzigingen aan het ontwerp projectbesluit.

Rijk

Reactie

De VROM-Inspectie heeft in haar brief van 22 januari 2010 met het kenmerk 20100004663/26156-RO V-ZW verwezen naar haar brief van 26 mei 2009. In de bijlagen bij deze brief is aangewezen wanneer het rijk zeker betrokken wil worden in het vooroverleg. Het projectbesluit "Houtex" geeft, gelet op de nationale belangen genoemd in de Realisatieparagraaf Nationaal Ruimtelijk Beleid, geen aanleiding tot het maken van opmerkingen.

Beantwoording

De gemeente neemt kennis van de reactie.

Conclusie

De reactie geeft geen aanleiding tot wijzigingen aan het ontwerp projectbesluit.

Hoogheemraadschap

Reactie

Het hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard heeft in haar brief van 3 februari 2010 met het kenmerk 2010.01018 aangegeven in te stemmen met het ontwerp projectbesluit. Wel geeft zij aan dat op pagina 52 het woord "watergang" vervangen dient te worden door "waterkering".

Beantwoording

De gemeente neemt kennis van de reactie;

Conclusie

De reactie geeft reden tot wijzigingen aan het ontwerp projectbesluit. Het woord "watergang" zal vervangen worden door "waterkering".

Prorail

Reactie

Prorail heeft op 4 februari 2010 in hun brief met kenmerk GJZ/923-31/PLA/2163064 aangegeven dat zij de volgende opmerking hebben met betrekking tot het geluidsonderzoek met kenmerk V.2009.0540.02.R001: in paragraaf 4.2 onder het kopje Railverkeer worden prognoses gebruikt die afwijken van de prognoses 2020 uit het Uitgangspuntenrapport RGL, zoals gebruikt in de RGL-geluidsrapporten. De door de gemeente gehanteerde prognoses, zoals ook gehanteerd voor het bestemmingsplan Centrum, leiden tot hogere geluidsbelasting dan wanneer gebruik gemaakt wordt van de nu bekende meest actuele prognoses. Prorail adviseert de meest recente prognoses te hanteren.

Beantwoording

  1. 1. De gemeente neemt kennis van de reactie;
  2. 2. In het akoestisch onderzoek voor de Houtexlocatie is aangesloten bij de gehanteerde prognoses voor het naastgelegen ontwerpbestemmingsplan Centrum. Zoals door ProRail wordt opgemerkt wordt in deze prognoses rekening gehouden met een intensievere spoorbelasting en de daaruit voortvloeiende hogere geluidbelasting dan in de door ProRail gehanteerde prognoses. Het doel van het akoestisch onderzoek (de waarborging van de aanvaardbare geluidbelasting) is dan ook voldoende gewaarborgd en om die reden wordt het akoestisch onderzoek voor de Houtexlocatie niet aangepast.

Conclusie

De reactie geeft geen aanleiding tot wijzigingen aan het ontwerp projectbesluit.

8.2 Zienswijzen

Het ontwerp projectbesluit Houtex heeft gedurende zes weken ter inzage gelegen. Tijdens deze periode kon door een ieder een zienswijze kenbaar worden gemaakt. Van deze mogelijkheid is door gebruik gemaakt en er zijn twee zienswijzen ingediend. Voor de inhoudelijke behandeling van deze zienswijzen wordt verwezen naar Bijlage 3 bij deze ruimtelijke onderbouwing. De ingediende zienswijzen hebben aanleiding gegeven de ruimtelijke onderbouwing te wijzigen. De motivering in paragraaf 5.7Milieuzoneringbedrijven is aangepast. De voorschriften en plankaart blijven ongewijzigd.

Bijlage 1 Verantwoording Groepsrisico

Bijlage 1 Verantwoording groepsrisico

Bijlage 2 Onderzoeken

Bijlage 2 Onderzoeken

Bijlage 3 Nota Van Zienswijzen

Bijlage 3 Nota van Zienswijzen