KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Doel En Strekking
Artikel 1 Doel En Strekking Herziening Bestemmingsplan Landelijk Gebied Raaphorstlaan
Hoofdstuk 2 Begrippen
Artikel 2 Wijziging Op Artikel 1 Van Het Geldende Bestemmingsplan Landelijk Gebied 2015, Van Toepassing Op Het Plangebied Van Herziening Bestemmingsplan Landelijk Gebied Raaphorstlaan: Begrippen
Hoofdstuk 3 Bestemmingen
Artikel 3 Wijziging Op Artikel 27 Van Het Geldende Bestemmingsplan Landelijk Gebied 2015, Van Toepassing Op Het Plangebied Van Herziening Bestemmingsplan Landelijk Gebied Raaphorstlaan: Bestemmingsregels Natuur (N)
Artikel 4 Waarde - Archeologie 3
Artikel 5 Waarde - Archeologie 4
Hoofdstuk 4 Slotregel
Artikel 6 Slotregel
Bijlage Bij De Regels
Bijlage 1 Bouwmogelijkheden Binnen De Bestemming Wonen-1 Voor Woningen Onder Voorwaarden
Bijlage 1 1
Bijlage 2 Nota Van Beantwoording
Bijlage 3 Overzicht Wijzigingen
Bijlage 4 Verkennend Bodemonderzoek + Asbest Rapport Raaphorstlaan
Bijlage 5 Cultuurhistorisch En Beeldkw Raaphorstlaan Wassenaar
Bijlage 6 Cultuurhistorisch Onderzoek Raaphorstlaan
Bijlage 7 Quick Scan Ecologie
Bijlage 8 Akoestisch Onderzoek Wegverkeer Raaphorstlaan Wassenaar

Herziening bestemmingsplan Landelijk Gebied Raaphorstlaan

Bestemmingsplan - gemeente Wassenaar

Vastgesteld op 16-10-2018 - geheel onherroepelijk in werking

Bestanden

Toelichting

Hoofdstuk 1 Doel En Strekking

Artikel 1 Doel En Strekking Herziening Bestemmingsplan Landelijk Gebied Raaphorstlaan

Voor de gronden gelegen binnen het plangebied van Herziening bestemmingsplan Landelijk Gebied Raaphorstlaan zijn de regels van het bestemmingplan Landelijk Gebied 2015 (vastgesteld door de gemeenteraad van Wassenaar op 7 april 2015) onverminderd van toepassing, met uitzondering van de regels die met volgende artikelen zijn gewijzigd.

Hoofdstuk 2 Begrippen

Artikel 2 Wijziging Op Artikel 1 Van Het Geldende Bestemmingsplan Landelijk Gebied 2015, Van Toepassing Op Het Plangebied Van Herziening Bestemmingsplan Landelijk Gebied Raaphorstlaan: Begrippen

1.1 plan

Het bestemmingsplan “Herziening bestemmingsplan Landelijk Gebied Raaphorstlaan” met identificatienummer NL.IMRO.0629.BPLGRAAPHLN-VG01 van de gemeente Wassenaar.

Deze bestemmingsplanherziening komt voort uit het bestemmingsplan Landelijk Gebied 2015, met identificatienummer NL.IMRO.0629. BPLANDGEB2015-VG02 van de gemeente Wassenaar, vastgesteld op 7 april 2015 en deels onherroepelijk als gevolg van de uitspraak van de Raad van State, kenmerk: 201504671/1/R4, d.d. 6 april 2016.

1.2 verbeelding

De van de Herziening bestemmingsplan Landelijk Gebied Raaphorstlaan deel uitmakende verbeelding is gewaarmerkt als NL.IMRO.0629.BPLGRAAPHLN-VG01.dgn. Het betreft één verbeelding met legenda.

1.3 bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen

Hoofdstuk 3 Bestemmingen

Artikel 3 Wijziging Op Artikel 27 Van Het Geldende Bestemmingsplan Landelijk Gebied 2015, Van Toepassing Op Het Plangebied Van Herziening Bestemmingsplan Landelijk Gebied Raaphorstlaan: Bestemmingsregels Natuur (N)

27.1 Bestemmingsomschrijving

27.1.1

De voor `Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het behoud, herstel of versterking van de aan deze gronden eigen zijnde natuurwaarden, landschappelijke en cultuurhistorische waarden;
  2. b. de ontwikkeling van nieuwe natuurwaarden en landschappelijke waarden;
  3. c. erf bij wonen;
  4. d. extensieve dagrecreatie en verkeersvoorzieningen (niet zijnde parkeervoorzieningen) waaronder ontsluitingspaden, fiets-, voet- en ruiterpaden voor zover dit gebruik geen onevenredige afbreuk doet aan de bovengenoemde waarden;
  5. e. de bij een agrarisch bouwperceel horende voorzieningen (erven, tuinen, toegangspaden), overige bouwwerken (mestbassins, kuilvoeropslag en hooitas) en bijgebouwen die horen bij een bedrijfs- centrum dat binnen de bestemming natuur ligt en voor zover aantoonbaar aanwezig ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan.
  6. f. agrarisch medegebruik in het kader van het beheer van de natuurgebieden;
  7. g. een terras en bijbehorende bouwwerken bij Raaphorst 6 (theepaviljoen);
  8. h. de bij de bestemming behorende (overige) bouwwerken.

27.1.2

Ter plaatse van de aanduiding `parkeerterrein' zijn binnen de bestemming `Natuur' parkeervoorzieningen toegestaan waarbij dit gebruik geen afbreuk mag doen aan de waarden zoals genoemd in lid 27.1.1.

27.1.3

Ter plaatse van de aanduiding `parkeergarage' is een ondergrondse parkeergarage toegestaan.

27.1.4

Voor zover op de verbeelding binnen de bestemming `natuur' tevens bouwvlakken met andere bestemmingen zijn vastgelegd, zijn die gronden binnen de bestemming `natuur' die rondom die andere bestemmingen liggen mede bestemd voor voorzieningen, zoals: erven en tuinen, ontsluitingspaden, bestaande parkeervoorzieningen en overige bouwwerken bij die andere bestemmingen.

Voor het realiseren van bouwwerken en/of het uitvoeren van werkzaamheden ten behoeve van die andere bestemmingen blijft het bepaalde in dit artikel van toepassing. Het gebruik van het betreffende erf e.d. mag geen onevenredige afbreuk doen aan de waarden genoemd in lid 27.1.1. Ter verduidelijking van de begrenzing van het begrip `bestaande parkeervoorzieningen' geldt dat

alleen de parkeervoorzieningen die aantoonbaar fysiek aanwezig waren ten tijde van de tervisielegging van het ontwerp van dit plan zijn toegestaan.

27.1.5

Aanvullend op het bepaalde in de leden 27.1.2 en 27.1.4 geldt voor landgoed Clingendaal dat parkeren in het landgoed niet is toegestaan behoudens:

  1. a. op de gronden met de aanduiding `parkeerterrein', zoals bedoeld in lid 27.1.2, én
  2. b. binnen een zone met een diepte van 10 meter, gemeten vanaf het bouwvlak van bestaande individuele functies/bestemmingen (atelier, theehuis, maatschappelijk niet zijn het instituut Clingendaal) die niet over een aanduiding beschikken als bedoeld onder a. Het recht om te parkeren is expliciet bedoeld voor de eigenaar dan wel gebruiker, niet zijnde bezoekers, van die betreffende bestemming.

27.1.6

Ter plaatse van de aanduiding `specifieke vorm van natuur – terreinonderhoud' zijn voorzieningen ten behoeve van beheer en onderhoud van natuurgebieden en soortgelijke terreinen met de daarbij behorende (overige) bouwwerken toegestaan.

27.1.7 Vervallen ten gevolge van uitspraak Raad van State, 6 april 2016 (201504671/1/R4)

Ter plaatse van de aanduiding `specifieke bouwaanduiding – nieuwbouw kapschuur' is één kapschuur toegestaan.

27.1.8

Ter plaatse van de aanduiding `specifieke vorm van natuur – recreatiewoning' is een tuinhuis/gasten- verblijf met de daarbij behorende (overige) bouwwerken toegestaan.

27.1.9

Ter plaatse van de aanduiding `specifieke bouwaanduiding-bijgebouwen' zijn bijgebouwen toegestaan behorende bij het landhuis op Nieuw Wildrust.

27.2 Bouwregels

27.2.1

Op de gronden als bedoeld in lid 27.1 mag een gebouw worden gebouwd voor de revalidatie of het herstel van dieren die worden ingezet in het kader van het terreinonderhoud. Het gaat hierbij om gedeeltelijke herbouw van het te slopen gebouw in het natuurontwikkelingsgebied “de

Hertenkamp”.

27.2.2

Herbouw van het gebouw als bedoeld in lid 27.2.1 is uitsluitend is toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  1. a. herbouw moet plaatsvinden ter plaatse van de op de verbeelding aangegeven aanduiding `specifieke bouwaanduiding – nieuwbouw'.
  2. b. de totale grondoppervlakte van het nieuwe gebouw mag maximaal 40 % van de grondoppervlakte van het bestaande gebouw bedragen tot een maximum van 250 m²;
  3. c. de goothoogte en de bouwhoogte mogen maximaal 2,75 m. respectievelijk 5 m. bedragen.

27.2.3

Ter plaatse van de aanduiding `bedrijfswoning' is maximaal één inpandige bedrijfswoning toegestaan. De bedrijfswoning moet aan de volgende regels voldoen:

  1. a. de goothoogte en de bouwhoogte mogen maximaal 3 m. respectievelijk 6 m. bedragen;
  2. b. indien de goothoogte respectievelijk de bouwhoogte van de gebouwen op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan al meer bedroeg dan hierboven is aangegeven, dan gelden de bestaande maten als maximum;
  3. c. de inhoud van de woning inclusief bijgebouwen/bergingen mag maximaal 350 m3 bedragen;
  4. d. de bijgebouwen/bergingen moeten inpandig worden gerealiseerd.

27.2.4

Voor woonbestemmingen binnen de bestemming `natuur' geldt dat de woning, in afwijking van het bepaalde in lid 40.2.2, tot maximaal 25% van de oppervlakte buiten het bouwvlak mag worden opgericht, waarbij de bebouwingsmogelijkheid van het bouwvlak met een gelijk percentage vervalt. waarbij deze afwijking van het bouwvlak geen afbreuk mag doen aan de waarden zoals genoemd in lid 27.1.1.

27.2.5

De bouwhoogte van de overige bouwwerken ten dienste van en noodzakelijk voor de bestemming, mag maximaal 3 m. bedragen, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen en openbare verlichting en vlaggenmasten.

De bouwhoogte van terreinafscheidingen rondom (natuur)terreinen, geen woonpercelen zijnde, mag maximaal 1,50 m. bedragen.

De bouwhoogte van openbare verlichting en vlaggenmasten mag maximaal 8 m. bedragen. Kunstuitingen vallen ook onder de overige bouwwerken.

27.2.6

Overige bouwwerken moeten op een afstand van tenminste 5 m. van de bestemming `Water' worden gebouwd. Deze strook van 5 m. moet ook worden vrijgehouden van obstakels zoals bomen om onderhoud aan de watergang mogelijk te maken. Als de landschappelijk inpassing van een functie of activiteit het aanbrengen van houtopstanden binnen deze strook noodzakelijk maakt, is dit alleen toegestaan nadat het hoogheemraadschap binnen wiens beheergebied de watergang ligt daarvoor een watervergunning heeft afgegeven.

27.2.7

Ter plaatse van de aanduiding `parkeerterrein' mogen uitsluitend overige bouwwerken ten dienste van de genoemde functie worden gebouwd. De bouwhoogte mag maximaal 3 m. bedragen.

27.2.8

Ter plaatse van de aanduiding `specifieke vorm van natuur – terreinonderhoud' mogen uitsluitend (overige) bouwwerken ten dienste van en noodzakelijk voor terreinonderhoud worden gebouwd, met dien verstande, dat:

  1. a. De gebouwen uitsluitend mogen worden opgericht binnen de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken. Deze bouwvlakken mogen geheel worden bebouwd.
  2. b. De goothoogte en de bouwhoogte van de gebouwen maximaal 3 m. respectievelijk 4,5 m. mogen bedragen.
    Voor bestaande gebouwen voor terreinonderhoud die deel uitmaken van een rijksmonument geldt dat de bestaande goot- en bouwhoogte, zoals aanwezig op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan, niet mogen worden gewijzigd.
  3. c. De bouwhoogte van overige bouwwerken mag binnen de bouwvlakken niet meer mag bedragen dan 4,50 m. De bouwhoogte van overige bouwwerken buiten de bouwvlakken mag niet meer bedragen dan 3 m.
  4. d. Geen (bedrijfs)woningen mogen worden gebouwd.

27.2.9Vervallen ten gevolge van uitspraak Raad van State, 6 april 2016 (201504671/1/R4)

Ter plaatse van de aanduiding `specifieke bouwaanduiding - nieuwbouw kapschuur' mag één kapschuur worden gebouwd in het kader van terreinonderhoud. Voorwaarden voor de realisatie van de kapschuur zijn:

  1. a. Alle bestaande gebouwen, bouwwerken en verhardingen op de percelen D 02665, D 02802, D 02577, D 02575, D 02871, D 01326 en D 01327 moeten gesloopt en verwijderd zijn;
  2. b. De oppervlakte van de kapschuur mag maximaal 135 m2 bedragen;
  3. c. De goothoogte mag maximaal 3,40 m. bedragen
  4. d. De bouwhoogte mag maximaal 5,10 m. bedragen.

27.2.10

Ter plaatse van de aanduiding `specifieke vorm van natuur – recreatiewoning' mag een recreatiewoning worden gebouwd, met dien verstande, dat:

  1. a. het gebouw uitsluitend mag worden opgericht binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak, waarbij het bouwvlak geheel mag worden bebouwd;
  2. b. de goothoogte en de bouwhoogte van het gebouw mogen maximaal 3 m. respectievelijk 4,5 m. bedragen;
  3. c. het gebouw moet worden afgedekt met een kap waarvan de dakhelling minimaal 30° en maximaal 45° mag bedragen;
  4. d. indien op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan een grotere goothoogte, bouwhoogte en of dakhelling aanwezig was, wordt deze bestaande maatvoering als maximum aangehouden;
  5. e. de bouwhoogte van overige bouwwerken mag maximaal 3 m. bedragen.

27.2.11

Ter plaatse van de aanduiding `bijgebouwen', als bedoeld in lid 27.1.8, zijn bijgebouwen toegestaan waarbij:

  1. a. de gezamenlijke inhoud van de bijgebouwen maximaal 340 m3 mag bedragen;
  2. b. de bouwhoogte maximaal 5 m. mag bedragen.

27.3 Nadere eisen

27.3.1

Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering van gebouwen en/of voorzieningen als deze eisen gewenst of noodzakelijk zijn in relatie tot de in het geding zijnde belangen, zoals landschappelijke, natuurwetenschappelijke, ecologische, cultuurhistorische, stedenbouwkundige, verkeersbelangen en/of de bijzondere waarden van een gebied. Deze waarden zijn beschreven in de toelichting.

Uitgangspunt is dat bij een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling een inpassingsplan ter beoordeling voorligt dat recht doet aan de kwaliteiten van het betreffende (deel)gebied en aan een goede landschappelijke inpassing. Aan de hand van dit inpassingsplan kunnen binnen deze bestemming concreet nadere eisen worden gesteld ten aanzien van:

  1. a. de situering van gebouwen ten opzichte van monumenten waarbij kan worden geëist dat:
    1. 1. gebouwen worden opgericht achter de lijn die kan worden getrokken in het verlengde van de voorgevel;
    2. 2. gebouwen worden opgericht achter de lijn die kan worden getrokken in het verlengde van de achtergevel;
    3. 3. gebouwen zodanig worden gesitueerd dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de visuele waarde van het te beschermen object;
  1. b. bedrijfsgebouwen waarbij kan worden geëist, dat:
    1. 1. de oppervlakte van een gebouw ten hoogste 1000 m² mag bedragen;
    2. 2. de situering van bedrijfsgebouwen waarbij geëist kan worden dat de situering niet leidt tot het aaneen bouwen van bestaande en nieuwe gebouwen;
    3. 3. de gebouwen zodanig worden gesitueerd dat zij aansluiten bij de aanwezige kavelstructuur en slotenpatroon;
    4. 4. de gebouwen met de langste gevel dwars op de strandwal worden gesitueerd;
    5. 5. de gebouwen zodanig worden gesitueerd dat vanaf de weg doorzichten blijven bestaan naar achter de gebouwen gelegen functies en terreinen;
  1. c. de situering van parkeervoorzieningen;
  2. d. de terreininrichting en landschappelijke inpassing van delen van de bedrijfsvoering van de diverse functies binnen de bestemming `natuur'.

27.3.2

Alvorens binnen het op de verbeelding als zodanig aangeduide Habitatgebied vergunning te verlenen moet een habitattoets worden.

27.4 Afwijken van bouwregels

27.4.1

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 27.2.1 voor de bouw van gebouwen ten dienste van het onderhoud en beheer, geen woningen zijnde, als dit voor een doelmatig beheer of de versterking van de cultuurhistorische structuur noodzakelijk is. De voorwaarden bij deze ontheffingsbevoegdheid zijn:

  1. a. de grondoppervlakte per gebouw maximaal 15 m² mag bedragen;
  2. b. de goothoogte en de bouwhoogte van de gebouwen mogen maximaal 3 m. respectievelijk 5m. bedragen;
  3. c. de situering van die gebouwen mag geen onevenredige afbreuk doet aan de in het gebied aanwezige landschappelijke-, natuur- en cultuurwaarden

27.4.2

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 27.2.5 voor een incidentele overschrijding van de aangegeven maximale bouwhoogte voor overige bouwwerken met dien verstande dat uitsluitend voor speeltoestellen een bouwhoogte tot maximum van 4 m. wordt toegestaan. Voorwaarde is wel dat de natuur-, landschappelijke- en cultuurhistorische waarden hierdoor niet onevenredig mogen worden geschaad.

27.4.3

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in de bouwregels van de bestemming `natuur' in die situaties waarbij de erven behorende bij bouwvlakken met de bestemmingen Wonen -1 en Wonen-2 binnen de bestemming `natuur' zijn gelegen. De bevoegdheid voor het verlenen van een ontheffing betreft de bouw van bijgebouwen en overige bouwwerken ten dienste van woningen, met dien verstande dat:

Voor bijgebouwen de volgende regels gelden:

  1. a. De afstand tussen een bijgebouw en het bouwvlak voor een woning moet ten minste 2.00 meter bedragen.
    1. 1. De gezamenlijke oppervlakte van de bijgebouwen per woning mag maximaal 50% van de oppervlakte van de woning mag bedragen met een maximum van:
      • ter plaatse van de nadere aanduiding (sba-l): 40 m²;
      • ter plaatse van de nadere aanduiding (sba-v): 40 m²;
      • ter plaatse van de nadere aanduiding (sba-e), (bw): 30 m².
        De bovengenoemde maatvoering is inclusief de oppervlakte van de op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan bestaande (aangebouwde) bijgebouwen;
    2. 2. De goothoogte en de bouwhoogte van de bijgebouwen mogen maximaal 2,75 m. respectievelijk en 5 m. bedragen.
    3. 3. Een overschrijding van de onder sub 1 vermelde maximale oppervlaktematen is toegestaan voor één plantenkasje per woning met een oppervlakte van maximaal 10 m² en een bouwhoogte van maximaal 2,50 m.;
    4. 4. Voor zover op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan de maatvoering van bijgebouwen afwijkt van het bepaalde onder sub 1 en 2 geldt de bestaande maatvoering als maximum.
  1. b. voor overige bouwwerken de volgende regels gelden:
    1. 1. voor zover van andere bouwwerken redelijkerwijs een oppervlakte/inhoud kan worden gemeten, mag de oppervlakte maximaal bedragen:
      • 50 m² ter plaatse van de nadere aanduiding (sba-l);
      • 30 m² ter plaatse van de nadere aanduiding (sba-v);
      • 15 m² ter plaatse van de nadere aanduiding (sba-e) en (bw).
    2. 2. de bouwhoogte van erfscheidingen niet meer mag bedragen dan:
      • 1 m. als zij worden geplaatst vóór de (lijn die kan worden getrokken in het verlengde van de) voorgevel;
      • 2 m. voor de overige erfscheidingen;
    3. 3. Een uitzondering op het bepaalde in sub 2 kan worden gemaakt in geval van landhuizen/ landgoederen, met dien verstande dat de bouwhoogte van de erfscheiding maximaal 2 m. mag bedragen en ter plaatse van het toegangshek naar het landgoed maximaal 2,50 m.;
    4. 4. de bouwhoogte van de resterende overige bouwwerken mag maximaal 3 m. bedragen.
    5. 5. voor zover op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan de maatvoering van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, afwijkt van het bepaalde onder sub 1 en 2, dan geldt de bestaande maatvoering als maximaal toegestane maat.

27.4.4

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in de bouwregels van de bestemming `natuur' voor het bij een (agrarische bedrijfs)woning bouwen van een onoverdekt zwembad en/of het aanleggen van een tennisbaan met bijbehorende andere bouwwerken met dien verstande dat:

  1. a. per woning maximaal één zwembad en/of maximaal één tennisbaan is toegestaan;
  2. b. per appartementencomplex (Wonen-3) maximaal één zwembad en/of maximaal één tennisbaan is toegestaan;
  3. c. de oppervlakte van het zwembad niet meer dan 65 m² mag bedragen;
  4. d. de bouwhoogte van een zwembad maximaal 0,50 m. mag bedragen;
  5. e. tennisbanen uitsluitend zijn toegestaan op percelen groter dan 5.000 m² waarbij de oppervlakte van de tennisbaan niet meer dan 650 m² mag bedragen;
  6. f. zwembaden en tennisbanen uitsluitend zijn toegestaan achter en minstens 5 meter uit de voorgevelbouwgrens of een in het verlengde daarvan te trekken lijn;
  7. g. de afstand tot een watergang die op de verbeelding de bestemming `Water' heeft gekregen ten minste 5 m. dient te bedragen en tot de watergangen die op de verbeelding niet specifiek zijn bestemd (secundaire wateren) ten minste 2 meter;
  8. h. de afstand tussen een zwembad en/of een tennisbaan tot aan de perceelgrens minimaal 5m. moet bedragen.

27.4.5

Aanvullend op het bepaalde in lid 27.4.4 onder a geldt voor het landgoed Nieuw Wildrust, gelegen aan de Groot Haesebroekeweg 18, dat twee tennisbanen zijn toegestaan met een totale maximale oppervlakte van 1.300 m². Het bepaalde in lid 27.4.4 onder g en h is van overeenkomstige toepassing.

27.4.6

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in de bouwregels van de bestemming `natuur' voor het geheel ondergronds bouwen dan wel uitbreiden van een parkeerkelder, inclusief bergingen, met bijbehorende ontsluiting ten dienste van gestapelde woningen (bouwvlak met de bestemming Wonen-3), met dien verstande dat de totale parkeercapaciteit (onder- en bovengronds) maximaal 3 parkeerplaatsen per woning mag bedragen.

27.4.7

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in de bouwregels van de bestemming `natuur' voor toegangshekken en erfscheidingen rondom het erf behorend bij een woongebouw met de bestemming Wonen-3, met dien verstande dat de bouwhoogte van de terrein- scheidingen maximaal 2 m. en van toegangshekken maximaal 2,50 m. mag bedragen.

27.4.8

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in de bouwregels van de bestemming `natuur' in die situaties waarbij het erf behorende bij bouwvlakken met de bestemming `horeca' binnen de bestemming `natuur' liggen. De bevoegdheid om ontheffing te verlenen betreft de bouw van bijgebouwen en de aanleg van terrassen ten dienste van die horecabedrijven, met dien verstande dat:

  1. a. maximaal één bijgebouw met een oppervlakte van maximaal 15 m² en met een goot- en bouwhoogte van maximaal 3,50 m. respectievelijk 4 m. is toegestaan;
  2. b. de oppervlakte van het terras per horecabedrijf zal worden afgestemd op de bedrijfsomvang en het gebied waarbinnen het bedrijf is gesitueerd;
  3. c. bij het terras uitsluitend overige bouwwerken tot een hoogte van maximaal 2 m. zijn toegestaan.

27.4.9

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in de bouwregels van de bestemming `natuur' in die situaties waarbij de erven, behorende bij bouwvlakken met de bestemmingen `Wonen -1' en `Wonen-2', binnen de bestemming `natuur' liggen. De bevoegdheid biedt ruimte voor het vergroten van woningen met de bestemmingen

`Wonen-1' en `Wonen-2', waarbij het op de verbeelding aangegeven bouwvlak met ten hoogste 15% van de oppervlakte mag worden uitgebreid. De uitbreiding mag slecht plaatsvinden in de vorm van een aan- en/of uitbouw. De bouwregels in de bestemmingen `wonen-1' en `Wonen-2' blijven onverminderd van kracht.

27.4.10

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in de bouwregels van de bestemming `natuur' voor het realiseren van een toegang tot een ondergrondse parkeergarage buiten het bouwvlak van de bestemming `Wonen-1' mits:

  1. a. de inritconstructie is gelegen achter de voorgevel van het hoofdgebouw en op tenminste 5m. van de zijdelingse erfscheiding;
  2. b. de breedte van een inritconstructie ten behoeve van de kelder onder het gebouw niet breder is dan 25% van de gevelbreedte tot een maximum van 6 m.;
  3. c. de bouwhoogte van bouwwerken boven maaiveld maximaal 0,5 m. bedraagt;
  4. d. door de inritconstructie geen cultuurhistorische en/of natuur- en landschapswaarden worden aangetast.

27.4.11

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om, op basis van een hiertoe door de aanvrager ingediend en door hen goed te keuren inpassingsplan, ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 27.4.11 onder a voor een inritconstructie aan de voorzijde van de woning voor die situaties waarin deze situering, naar oordeel van Burgemeester en wethouders, de landschappelijke, cultuurhistorische en/of natuurlijke omstandigheden een betere ruimtelijke inpassing c.q. aansluiting op de omgeving geeft.

27.4.12

  1. a. Aan de ontheffingsmogelijkheden genoemd onder 27.4.3 tot en met 27.4.11 zal slechts mede- werking kunnen worden verleend als daardoor:
      • geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de doeleinden van de bestemming `natuur';
      • geen onevenredige aantasting van cultuurhistorische en ecologische waarden wordt gedaan;
      • niet een onevenredige verspreiding van gecultiveerde elementen over het gebied ontstaat.
  1. b. Bij de bestemmingen die op de verbeelding slechts zijn voorzien van een bouwvlak en waarbij de aangrenzende (kadastrale) gronden deel uitmaken van de bestemming `natuur' waarin zij zijn gelegen, wordt ten aanzien van de geboden mogelijkheden voor het bouwen en de aanleg van voorzieningen uitgegaan van het concentratiebeginsel. Hierbij geldt als uitgangspunt dat de gebouwen en voorzieningen zodanig dienen te worden gesitueerd dat er sprake blijft van een functionele en ruimtelijke eenheid. Van dit uitgangspunt kan worden afgeweken indien andere belangen direct verband houdend met de bestemming `natuur' waarop de aanvraag betrekking heeft, zoals: natuurwaarden, landschappelijke waarden of cultuurhistorische waarden daartoe aanleiding geven.
  2. c. In geval binnen de bestemming `natuur' tevens sprake is van een andere bestemming, blijven de voor die andere bestemming geldende regels onverminderd van toepassing.

27.5 Specifieke gebruiksregels

27.5.1

Ten aanzien van het gebruik van gronden en bouwwerken is het bepaalde in artikel 58 (Algemene gebruiksregels) van toepassing.

27.5.2

Onverminderd het bepaalde in lid 27.5.1 is het in ieder geval verboden de in lid 27.1.1 bedoelde gronden te gebruiken voor het scheuren van grasland voor een omzetting van grasland in bouwland;

27.5.3

Gebouwen ten behoeve van terreinonderhoud mogen uitsluitend worden gebruikt voor het stallen van materieel en de opslag van materiaal voor het (dagelijks) onderhoud van gronden binnen de natuur- bestemming. Tevens kan ter plaatse van de aanduiding `specifieke vorm van natuur – terreinonderhoud' worden voorzien in een schuilgelegenheid voor het personeel.

27.5.4

Binnen de lid 27.1.7 vastgelegde mogelijkheid voor realisatie van een recreatiewoning is een gebruik van het gebouw ten behoeve van recreatief (nacht)verblijf toegestaan. Permanente bewoning van een recreatiewoning is uitdrukkelijk niet toegestaan.

27.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen gebouw zijnde, of van werkzaamheden

27.6.1

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor aanlegwerkzaamheden) binnen de in lid 1 bedoelde gronden de navolgende andere werken en/of werkzaamheden uit te voeren of te doen uitvoeren:

  1. a. het afgraven, bodemverlagen, ophogen, vergraven of egaliseren van gronden;
  2. b. het aanleggen en/of verharden van ontsluitingswegen, parkeerplaatsen, fiets-, voet- en ruiterpaden;
  3. c. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
  4. d. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van aanwezige waterlopen;
  5. e. het keren van gronden;
  6. f. diepploegen;
  7. g. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van aanwezige waterlopen, het aanleggen van drainagebuizen, ondergrondse beregeningsinstallaties, dijken, dammen, stuwen, duikers en dergelijke werken die de waterhuishouding en/of waterstand in een gebied beïnvloeden;
  8. h. het aanleggen of aanbrengen van oeverbeschoeiingen, kaden en taluds;
  9. i. het vellen of rooien van houtgewassen met een specifieke landschaps- en/of cultuurhistorische waarde, die niet onder het regime van de kapverordening vallen;
  10. j. het beplanten van gronden met houtgewassen ter plaatse waar de gronden op het tijdstip van het van kracht worden van het plan niet reeds met houtgewassen waren beplant;
  11. k. het aanbrengen van boven- of ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen buiten de erven/bouwvlakken van woningen en bedrijven en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  12. l. het verrichten van proefboringen en andere boringen voor het winnen van water, delfstoffen en andere bodemschatten;
  13. m. de aanleg van picknickplaatsen en het plaatsen bijbehorend meubilair;
  14. n. diepte-infiltratie van water;

27.6.2

Een vergunning als bedoeld in lid 27.6.1 is slechts toelaatbaar, als aan de hand van een onderbouwing wordt aangetoond dat door die werken en/of werkzaamheden de natuur- en/of landschapswaarde van deze gronden niet in onevenredige mate worden aangetast. Dit ter beoordeling van burgemeester en wethouders.

Een vergunning is ook toelaatbaar als een integrale afweging van de in het geding zijnde belangen tot uitkomst heeft, dat een omgevingsvergunning in redelijkheid niet kan worden geweigerd.

Alvorens vergunning te verlenen binnen het op de verbeelding als zodanig aangeduide

`wetgevingsgebied – Natura – 2000' moet een habitattoets worden uitgevoerd.

27.6.3

Het bepaalde in lid 27.6.1 is niet van toepassing op normale onderhoudswerkzaamheden van geringe omvang, gericht op en noodzakelijk voor de instandhouding van het onderhavige plangebied en werkzaamheden die worden uitgevoerd in het kader van versterking, herstel of onderhoud van de zeewering.

Het bepaalde in lid 27.6.1 is ook niet van toepassing op werken die worden uitgevoerd in een beschermd natuurmonument in de zin van de Natuurbeschermingswet en handelingen opleveren waarvoor ingevolge artikel 12 van die wet een vergunning is vereist, dan wel handelingen die zijn voorzien in een beheersplan, zoals bedoeld in artikel 14 van die wet.

Artikel 4 Waarde - Archeologie 3

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), bestemd voor de bescherming en het behoud van de op en/of in deze gronden voorkomende en te verwachten archeologische waarden.

4.2 Bouwregels

4.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in artikel 4.2.1 indien:

  1. a. de aanvrager een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein, welke blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  2. b. de archeologische waarden, zoals onder lid 4.3 sub a bedoeld, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning een of meer van de onderstaande voorschriften te verbinden:
    1. 1. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden (behoud in situ);
    2. 2. het doen van (aanvullend) inventariserend en/of waarderend archeologisch onderzoek zoals boringen, proefsleuvenonderzoek en non-destructief onderzoek (zoals grondradar- en weerstandsonderzoek);
    3. 3. het doen van een archeologische opgraving (behoud ex situ);
    4. 4. begeleiding van de bouwactiviteiten door een deskundige waarbij de richtlijnen van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie in acht worden genomen.

4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

4.5 Beoordeling

Alvorens de omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 4.3 en 4.4 te verlenen, vraagt het bevoegd gezag advies aan de adviseur van het bevoegd gezag.

Artikel 5 Waarde - Archeologie 4

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), bestemd voor de bescherming en het behoud van de op en/of in deze gronden voorkomende en te verwachten archeologische waarden.

5.2 Bouwregels

5.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in artikel 5.2.1 indien:

  1. a. de aanvrager een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein, welke blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  2. b. de archeologische waarden, zoals onder lid 5.3 sub a bedoeld, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning een of meer van de onderstaande voorschriften te verbinden:
    1. 1. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden (behoud in situ);
    2. 2. het doen van (aanvullend) inventariserend en/of waarderend archeologisch onderzoek zoals boringen, proefsleuvenonderzoek en non-destructief onderzoek (zoals grondradar- en weerstandsonderzoek);
    3. 3. het doen van een archeologische opgraving (behoud ex situ);
    4. 4. begeleiding van de bouwactiviteiten door een deskundige waarbij de richtlijnen van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie in acht worden genomen.

5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

5.5 Beoordeling

Alvorens de omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 5.3 en 5.4 te verlenen, vraagt het bevoegd gezag advies aan de adviseur van het bevoegd gezag.

Hoofdstuk 4 Slotregel

Artikel 6 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: regels van het bestemmingsplan “Herziening bestemmingsplan Landelijk Gebied Raaphorstlaan”.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van gemeente Wassenaar van 16 oktober 2018.

Bijlage Bij De Regels

Wijziging op bijlage 1 van het geldende bestemmingsplan Landelijk Gebied 2015, van toepassing op het plangebied van Herziening bestemmingsplan Landelijk Gebied Raaphorstlaan: Bouwmogelijkheden binnen de bestemming Wonen-1 voor woningen onder voorwaarden

Bijlage 1 Bouwmogelijkheden Binnen De Bestemming Wonen-1 Voor Woningen Onder Voorwaarden

Nr 7. en 8. Raaphorstlaan 19b (stallocatie en boslocatie)

De twee woningen mogen uitsluitend binnen de aangegeven bouwaanduidingen met `specifieke bouwaanduiding – nieuwbouw 7'en `specifieke bouwaanduiding – nieuwbouw 8' worden gebouwd waarbij de volgende voorwaarden van toepassing zijn:

  1. a. voordat de aanvraag om omgevingsvergunning wordt verleend dienen alle gebouwen, bouwwerken en verhardingen op de percelen D 02665, D 02802, D 02577, D 02575, D02871, D 01325, D 01326 en D 01327 verwijderd te zijn;
  2. b. er maximaal één woning per specifieke bouwaanduiding mag worden gebouwd;
  3. c. het staken van alle paardenactiviteiten op de percelen D 02802, D 02665 , D 02871 en D 02575;
  4. d. voor het gebied een, door burgemeester en wethouders goed te keuren, inrichtingsplan is opgesteld waarin is aangegeven hoe de landschappelijke inpassing van de woning en het behoud van de op het terrein aanwezige (cultuurhistorische) waarden wordt gewaarborgd en gerealiseerd;
  5. e. het bepaalde in artikel 10 “Waarde Cultuurhistorie” onverminderd van kracht blijft;
  6. f. de percelen D 01325, D 01326 en D 01327 worden heringericht als weiland;
  7. g. de gevel van een nieuw te bouwen woning bevindt zich op een afstand van tenminste 50 meter van een inrichting voor het houden van landbouwhuisdieren zonder geuremissiefactor als bedoeld in de Wet geurhinder en veehouderij, waarbinnen een overdekt dierenverblijf of een opslag van agrarische bedrijfsstoffen als bedoeld in het Activiteitenbesluit mag worden gerealiseerd.

Ten aanzien van de te bouwen woningen inclusief bijgebouwen geldt dat de totale inhoud niet meer mag bedragen dan 2603 m3. De inhoud van de woningen mag niet meer dan 1147 m³ per woning bedragen (2603 m3–310 m3 bijgebouwen)/2).

De goothoogte en de bouwhoogte van de woningen mogen maximaal 3 meter respectievelijk 9 meter bedragen. De woningen moeten worden afgedekt met een kap waarvan de dakhelling ten minste 30? zal en maximaal 52? mag bedragen.

Bij iedere woning zijn maximaal twee bijgebouwen toegestaan, met dien verstande dat:

  1. a. de inhoud van de bijgebouwen per woning niet meer mag bedragen dan 157 m³;
  2. b. de goot- en bouwhoogte van een vrijstaand bijgebouw maximaal 2,75 meter respectievelijk 5,00 meter mogen bedragen;
  3. c. de vrijstaande bijgebouwen moeten worden gebouwd opeen afstand van tenminste 2,00 meter van de woning;
  4. d. de vrijstaande bijgebouwen moeten worden gebouwd op een afstand van tenminste 5,00 meter van de bestemming water;
  5. e. indien vrijstaande bijgebouwen zijn gesitueerd achter het verlengde van de achtergevel en naast het verlengde van de zijgevel, dan wel de achter- en/of zijgevelbouwgrens, de afstand tot de woning tenminste 1,00 meter moet bedragen;
  6. f. dakkapellen op bijgebouwen niet zijn toegestaan;
  7. g. kelders onder bijgebouwen zijn toegestaan met dien verstande dat koekoeken en/of een inritconstructie die toegang biedt tot een kelder onder het bijgebouw niet zijn toegestaan.

Voor overige bouwwerken geldt dat:

  1. a. de bouwhoogte maximaal 2,50 meter mag bedragen;
  2. b. de hoogte van erfafscheidingen voor de voorgevel maximaal 1 meter mag bedragen en achter de voorgevel 2 meter. Voor entreehekken geldt een maximum bouwhoogte van 2,50 meter.
  3. c. waar een redelijkerwijs een inhoud kan worden gemeten, moeten worden gebouwd op tenminste 2,00 meter van de achtergevel of een in het verlengde daarvan te trekken lijn;
  4. d. waar redelijkerwijs een inhoud kan worden gemeten, mag de totale oppervlakte aan andere bouwwerken buiten het bouwvlak maximaal 6,00 m² bedragen;
  5. e. een kelder onder een gebouw is toegestaan met dien verstande dat koekoeken en/ of een inritconstructie die toegang biedt tot de kelder buiten het bouwvlak niet zijn toegestaan.

Onoverdekte zwembaden en de daarbij behorende andere bouwwerken zijn toegestaan, mits:

  1. a. per woning niet meer dan één zwembad wordt aangelegd;
  2. b. de oppervlakte van een zwembad niet meer bedraagt dan 65 m²;
  3. c. de bouwhoogte van een zwembad maximaal 0,50 meter bedraagt;
  4. d. de zwembaden dienen te worden gesitueerd achter en minstens 5 meter uit de voorgevel- bouwgrens of een in het verlengde daarvan te trekken lijn.

Bijlage 1 1

Bijlage 1 1

Bijlage 2 Nota Van Beantwoording

Bijlage 2 Nota van beantwoording

Bijlage 3 Overzicht Wijzigingen

Bijlage 3 Overzicht wijzigingen

Bijlage 4 Verkennend Bodemonderzoek + Asbest Rapport Raaphorstlaan

Bijlage 4 Verkennend bodemonderzoek + asbest rapport Raaphorstlaan

Bijlage 5 Cultuurhistorisch En Beeldkw Raaphorstlaan Wassenaar

Bijlage 5 Cultuurhistorisch en beeldkw Raaphorstlaan Wassenaar

Bijlage 6 Cultuurhistorisch Onderzoek Raaphorstlaan

Bijlage 6 Cultuurhistorisch onderzoek Raaphorstlaan

Bijlage 7 Quick Scan Ecologie

Bijlage 7 Quick scan ecologie

Bijlage 8 Akoestisch Onderzoek Wegverkeer Raaphorstlaan Wassenaar

Bijlage 8 Akoestisch onderzoek wegverkeer Raaphorstlaan Wassenaar