Herziening 1 Landelijk gebied Woerden, Kamerik, Zegveld
Bestemmingsplan - gemeente Woerden
Vastgesteld op 24-05-2012 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan:
het bestemmingsplan Landelijk gebied Woerden, Kamerik, Zegveld, herziening 1 van de gemeente Woerden;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0632.BPLGWKZHERZIENING1-bVA1 met de bijbehorende regels en bijlagen;
1.3 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.4 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.5 ander bouwwerk:
een bouwwerk, geen gebouw of overkapping zijnde;
1.6 archeologische waarde:
de aan een gebied toegerekende waarde in verband met de kennis een de studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit uit oude tijd;
1.7 bebouwing
een of meer gebouwen en/of overkappingen en andere bouwwerken;
1.8 'bed and breakfast'-appartement:
een deel van bebouwing, bedoeld voor recreatief nachtverblijf door een persoon, gezin of andere groep van personen, die zijn/hun vaste woon- of verblijfplaats elders hebben en niet langer dan 4 weken per jaar aaneengesloten verblijft; onder recreatief nachtverblijf in 'bed and breakfast'-appartementen is in ieder geval niet begrepen permanente bewoning door eenzelfde persoon, gezin of andere groep van personen;
1.9 bedrijfsmatige exploitatie:
het beheren en/of exploiteren van alle recreatieverblijven binnen één bestemmingsvlak, waarbij voor recreatief nachtverblijf geldt dat daar wisselende recreatieve (nachts)verblijfsmogelijkheden worden geboden;
1.10 bedrijfswoning:
een woning in of bij een gebouw of op of bij een terrein, kennelijk slechts bestemd voor één persoon, gezin of andere groep van personen, die één huishouden vormen, van wie huisvesting daar, ten dienste van de bestemming van het gebouw of terrein, noodzakelijk is voor controle en toezicht buiten de normale werkuren;
1.11 bestaande bebouwing, goothoogte, afstand, nokrichting, bouwhoogte, inhoud, situatie, plaats, oppervlakte, aantal:
de bebouwing, goothoogte, afstand, nokrichting, bouwhoogte, inhoud, situatie, plaats en oppervlakte en het aantal, zoals die of dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaat of waarvoor op dat tijdstip een onherroepelijke omgevingsvergunning is verleend;
1.12 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.13 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.14 bijgebouw:
een vrijstaand of aangebouwd gebouw, dat door constructie of afmetingen ondergeschikt is aan een op hetzelfde perceel gelegen woning en dat is gelegen buiten de aanduiding van die woning. Een bijgebouw mag via een deur rechtstreeks toegankelijk zijn vanuit de woning. Er is geen zelfstandige wooneenheid in een bijgebouw toegestaan. In een vrijstaand bijgebouw is nachtverblijf niet toegestaan (geen slaapkamer of badkamer);
1.15 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
1.16 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.17 cultuurhistorisch waardevol bijgebouw:
(bij)gebouw, dat als monumentaal of cultuurhistorisch waardevol geïnventariseerd is in het Belvedèreproject en als zodanig is aangeduid of dat door de Commissie Monumenten en Cultuurlandschap als zodanig wordt aangewezen;
1.18 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen voor gebruik, verbruik of aanwending aan particulieren; onder detailhandel is hier geen horeca en geen internetverkoop begrepen;
1.19 eigendomsgrens:
is gelijk aan de grens met de naburige eigenaar, maar dit is niet van toepassing als meerdere naburige eigenaren in één bouw- of bestemmingsvlak ligt;
1.20 erfbebouwing:
een aanbouw, uitbouw of bijgebouw en een overkapping behorend bij een woning of bedrijfswoning, gelegen buiten de aanduiding van de desbetreffende woning, conform de bijlage Erfbebouwingsregeling van de regels en de overige bepalingen in de bijbehorende bestemmingen; in erfbebouwing zijn woonruimtes toegestaan, maar uitsluitend ondergeschikt aan de woonfunctie van de woning en niet als zelfstandige wooneenheid; onder erfbebouwing zijn niet begrepen streekeigen hooi- of kapbergen;
1.21 extensieve openluchtrecreatie:
vormen van recreatief medegebruik van gronden door middel van al dan niet aangelegde en aanwezige voorzieningen, waarbij de recreatie geen specifiek beslag legt op de ruimte, zoals wandel-, ruiter- en fietspaden, vis-, picknick- en kano-overstapplaatsen;
1.22 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.23 hoofdgebouw:
een gebouw dat op binnen een bestemmingsvlak door constructie, afmetingen of bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken;
1.24 horeca:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden van drank- en etenswaren, die ter plaatse worden genuttigd;
1.25 kampeermiddel:
een tent, tentwagen, kampeerauto of (sta)caravan dan wel enig ander onderkomen of ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde waarvoor een omgevingsvergunning vereist is; een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf in de periode van 15 maart tot en met 31 oktober;
1.26 karakteristiek hoofdgebouw:
hoofdgebouw, dat als monumentaal of cultuurhistorisch waardevol is geïnventariseerd en de karakteristieke boerderijen, bestaande uit de woning met daaraan vastgebouwd de tot de boerderij behorende bedrijfsruimte (voormalige deel), die als zodanig zijn aangeduid;
1.27 kelder:
ondergronds gebouw of bouwwerk tot een maximale diepte van 3 m, zie artikel 10;
1.28 loonwerkbedrijf:
bedrijf, dat is gericht op het verlenen van diensten aan overwegend agrarische bedrijven en het verrichten van cultuurtechnische werkzaamheden, met behulp van werktuigen, ook aan andere dan agrarische bedrijven, maar niet zijnde een grond-, weg- en waterbouwbedrijf, stratenmaker en dergelijke;
1.29 manege:
een gebruiksgerichte, dienstverlenende paarden- of ponyhouderij, waarbij het doel is het geven van gelegenheid om met paarden en/of pony's binnen en/of buiten het betreffende perceel te rijden en het daaruit trekken van inkomsten, bijvoorbeeld uit lesgelden;
1.30 ondergeschikte nevenactiviteit:
ondergeschikt bestanddeel, minder dan 50% van de totale activiteiten van een bedrijf in omvang, arbeid en inkomen;
1.31 onderkomen:
een voor verblijf geschikt, al dan niet aan zijn bestemming onttrokken, vaar- of voertuig, ark of caravan, voor zover dat/die niet als een bouwwerk is aan te merken, alsook een tent;
1.32 overkapping:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, bestaande uit een kap met maximaal één wand;
1.33 paardenhouderij:
het fokken van veulens en de opfok van jonge paarden/pony's met de daaraan verbonden basistraining tot een leeftijd van 2 à 3 jaar en/of het stallen van pensionpaarden/pony's, het trainen en africhten van paarden/pony's en/of het handelen in paarden/pony's;
1.34 peil:
de gemiddelde hoogte van het aan het bouwwerk aansluitende, afgewerkte maaiveld, maar niet hoger dan de kruin van de weg in geval het bouwwerk aan een weg gelegen is;
1.35 permanente bewoning:
bewoning door eenzelfde persoon, gezin of andere groep van personen, die één huishouden vormen, van een ruimte als hoofdwoonverblijf, waarbij niet aannemelijk is of kan worden gemaakt dat elders daadwerkelijk over een hoofdwoonverblijf wordt beschikt;
1.36 recreatief nachtverblijf:
kortdurend verblijf door een persoon, gezin of andere groep van personen, die zijn/hun vaste woon- of verblijfplaats elders hebben; onder recreatief nachtverblijf is in ieder geval niet begrepen permanente bewoning door eenzelfde persoon, gezin of andere groep van personen;
1.37 recreatiewoning:
een gebouw, uitsluitend bestemd om te dienen voor recreatief nachtverblijf door een persoon, gezin of andere groep van personen, die zijn/hun vaste woon- of verblijfplaats elders hebben; onder recreatief nachtverblijf is in ieder geval niet begrepen permanente bewoning door eenzelfde persoon, gezin of andere groep van personen.
1.38 seksinrichting:
een inrichting, bestaande uit een of meer voor publiek toegankelijke, besloten ruimten, waarin bedrijfsmatig of op een daarmee vergelijkbare wijze, seksuele handelingen worden verricht; onder een hiervoor bedoelde inrichting wordt in elk geval verstaan een parenclub en een prostitutiebedrijf, al of niet in combinatie met elkaar;
1.39 theesalon/lunchroom:
horeca bestaande uit het verstrekken van in hoofdzaak kleinere maaltijden, broodjes, ijs, gebak, koffie, thee en overige dranken; hotel, cafetaria, café, bar en avond- en nachtgelegenheid en gelegenheden met een latere sluitingstijd dan 23 uur vallen niet onder theesalon;
1.40 tuincentrum:
een kwekerij annex detailhandelsvestiging in kwekerijproducten, zoals planten, bollen, bloemen, struiken en bomen, alsmede in artikelen voor tuinaanleg en -onderhoud;
1.41 voorgevel:
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt;
1.42 voorkeurswaarde Wet geluidhinder:
de voorkeurswaarde is de geluidsbelasting die altijd toelaatbaar is op de gevel van de geluidsgevoelige bestemming;
1.43 'vrij' beroep:
beroep of beroepsmatige dienstverlening op administratief, juridisch, medisch, paramedisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch en daarmee gelijk te stellen gebied;
1.44 zelfstandige wooneenheid/woonruimte:
een woonruimte met een eigen toegang die door een persoon, gezin of andere groep van personen kan worden bewoond zonder afhankelijk te zijn van wezenlijke voorzieningen, zoals sanitaire voorzieningen, buiten die woonruimte.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij de toepassing van de regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.2 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.3 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
In geval van een overkapping bevinden de buitenwerkse gevelvlakken zich ter plaatse van de buitenzijden van de loodrechte neerwaartse projectie van de overkapping.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Horeca
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. theesalon/lunchroom ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - karakteristiek hoofdgebouw',
- b. terrassen ter plaatse van de aanduiding 'terras',
- c. ontvangstruimte,
- d. instandhouding van de waardevolle bebouwingskenmerken en -elementen van de ter plaatse voorkomende cultuurhistorisch waardevolle bebouwing, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - karakteristiek hoofdgebouw',
- e. expositieruimten binnen en buiten bebouwing, en
- f. daarbij behorende voorzieningen, waaronder begrepen parkeervoorzieningen en tuinen.
3.2 Bouwregels
3.3 Specifieke gebruiksregels
Artikel 4 Recreatie
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. extensieve openluchtrecreatie,
- b. één recreatiewoning ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning', en
- c. daarbij behorende voorzieningen, waaronder begrepen parkeervoorzieningen, watergangen en tuinen.
4.2 Bouwregels
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.4 Specifieke gebruiksregels
Artikel 5 Water
5.1 Bestemmingsomschrijving
De op de plankaart als 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. watergangen, waterpartijen, oevers en taluds,
- b. waterhuishouding,
- c. waterwegen ten dienste van het verkeer te water,
- d. instandhouding en ontwikkeling van ter plaatse voorkomende dan wel daaraan eigen landschappelijke, cultuurhistorische- en natuurwaarden, en
- e. extensieve openluchtrecreatie, voor zover de waterhuishouding en de onder d bedoelde waarden niet onevenredig worden aangetast.
5.2 Bouwregels
Op de gronden als bedoeld in lid 5.1, mogen uitsluitend worden gebouwd:
- a. andere bouwwerken, behorende bij de bestemming of bij aangrenzende wegen, in- en uitritten en paden, zoals duikers, gemalen, stuwen en steigers, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen,
- b. gebouwen ten dienste van beheer en onderhoud tot een goothoogte van maximaal 3 m en een oppervlakte van maximaal 20 m²,
- c. bestaande bruggen mogen uitsluitend op dezelfde plaats opnieuw worden gebouwd, tenzij aangetoond wordt dat voor het bouwen van een brug op een andere plaats dan op de bestaande plaats of van een extra brug, met een maximum van één brug per oorspronkelijk verkavelingsperceel, de waarden als bedoeld in lid 5.1, onder d, niet onevenredig worden aangetast en dat een extra ontsluiting noodzakelijk is ter behoud van de huidige gebruiksmogelijkheden
Artikel 6 Wonen
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen,
- b. instandhouding van de waardevolle bebouwingskenmerken en -elementen van de ter plaatse voorkomende cultuurhistorisch waardevolle bebouwing, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - karakteristiek hoofdgebouw', 'specifieke bouwaanduiding - monument' of 'specifieke bouwaanduiding - cultuurhistorisch waardevol bijgebouw', en
- c. bij wonen behorende voorzieningen, waaronder begrepen tuinen, erven, parkeervoorzieningen en watergangen.
6.2 Bouwregels
6.3 Afwijken van de bouwregels
6.4 Specifieke gebruiksregels
Van een gebruik in strijd met de bestemming is in ieder geval ook sprake:
- a. indien in geval van bewoning van een extra woning als bedoeld in artikel 13, lid 13.1, de uitvoering en instandhouding van de inrichting van het betreffende perceel niet plaatsvinden op de wijze als aangegeven in het inrichtingsplan dat hoort bij de betreffende extra woning;
- b. indien niet wordt voldaan aan de voorwaarde betreffende de landschappelijke kwaliteiten van de oeverwallen in de gevallen dat in dit artikel die voorwaarde wordt gesteld.
Artikel 7 Waarde - Archeologie 2
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor bescherming van naar verwachting aanwezige archeologische waarden.
7.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.3 Eisen bij omgevingsvergunning
In geval van een aanvraag van een omgevingsvergunning, op en in gronden als bedoeld in lid 7.1, voor een bouwwerk met een oppervlakte van 100 m² of meer:
- a. dient in het belang van de archeologische monumentenzorg door aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport te worden overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld, en
- b. kunnen in het belang van de archeologische monumentenzorg aan de vergunning de volgende verplichtingen worden verbonden:
- 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
- 2. de verplichting tot het doen van opgravingen; of
- 3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
7.4 Afwijking ondergrens oppervlakte
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen in afwijking van het bepaalde in sublid 7.2.1 en lid 7.3, voor zover betreft de als ondergrens aangegeven oppervlakte van 100 m² of meer, tot een oppervlakte van 2.500 m² of meer, mits:
- a. de betreffende gronden niet zijn gelegen in of binnen een afstand van 250 m tot een als zodanig op de Archeologische Monumenten Kaart aangewezen archeologisch monument;
- b. er geen concrete aanwijzingen zijn voor de aanwezigheid van archeologische resten op basis van vondsten of waarnemingen ter plaatse van of binnen een afstand van 100 m tot de betreffende gronden;
- c. de betreffende gronden zijn gelegen buiten de zone met de aanduiding 'vermoedelijke ligging Limes-weg', zoals aangegeven op de kaart 'Romeinse Limes van de provincie Utrecht';
- d. zich ter plaatse van de betreffende gronden geen historisch (lijn)element volgens de Cultuurhistorische Hoofd Structuur van de provincie Utrecht bevindt dat verstoord zal worden;
- e. de bodemingreep geen lineair element betreft, zoals een sleuf voor kabels of leidingen of een uitgraving voor een sloot of waterweg;
- f. de archeologische belangen niet onevenredig worden geschaad;
- g. vooraf advies wordt ingewonnen van een terzake deskundige.
7.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd betreffende de bestemming 'Waarde - Archeologie2', de regels van het plan te wijzigen zodanig dat de bestemming naar ligging wordt verschoven of naar omvang wordt vergroot of verkleind en in voorkomend geval uit het plan wordt verwijderd, voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft.
Artikel 8 Waterstaat - Waterkering
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- a. waterkering en waterhuishouding, met de daarbij behorende voorzieningen, en
- b. voorzieningen ten behoeve van het scheepvaartverkeer.
8.2 Bouwregels
8.3 Specifieke gebruiksregels
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 9 Anti-dubbeltelbepaling
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 10 Algemene Bouwregels
10.1 Kelders
Kelders:
- a. mogen gebouwd worden tot een maximale diepte van 3 m binnen het bestemmingsvlak;
- b. tellen niet mee bij de oppervlakte of volume van gebouwen;
- c. zijn in principe alleen onder gebouwen, uitgezonderd kassen, toegestaan;
- d. moeten rechtstreeks bereikbaar zijn vanuit de woning of een bijgebouw of bedrijfsgebouw;
- e. met een eventuele hellingbaan moeten op voldoende afstand van de openbare weg zijn gelegen, zodat er geen verkeersonveilige situatie ontstaat;
- f. bij woningen en bijgebouwen mogen in afwijking van het bepaalde onder c, maximaal 100 m² buiten de projectie daarvan liggen, mits 10% van de oppervlakte buiten de projectie in oppervlakte waterberging wordt gecompenseerd.
10.2 Overkappingen
Overkappingen:
- a. mogen worden gebouwd overeenkomstig de regels voor erfbebouwing of bedrijfsgebouwen;
- b. tellen mee bij de oppervlakte van erfbebouwing of bedrijfsgebouwen.
Artikel 11 Algemene Gebruiksregels
11.1 Strijdig gebruik
Een gebruik in strijd met de in het plan gegeven bestemming en met het in of krachtens het plan ten aanzien van het gebruik van gronden en bouwwerken bepaalde, is in ieder geval ook:
- a. het gebruik van gronden en bouwwerken als of ten behoeve van een seksinrichting;
- b. het gebruik van onbebouwde gronden:
- 1. als stand- of ligplaats van kampeermiddelen, demonteerbare of verplaatsbare inrichtingen voor detailhandel in etenswaren en/of dranken, en andere onderkomens, tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;
- 2. waaronder begrepen water, steigers, aanlegplaatsen en bijbehorende gronden, als ligplaats voor woonboten of -schepen, drijvende recreatiewoningen en andere drijvende woongelegenheden;
- 3. als opslag-, stort- of bergplaats van machines, voer- en vaartuigen en andere al of niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;
- 4. voor het beproeven van voertuigen, voor het racen of crossen met motorvoertuigen of bromfietsen en voor het beoefenen van de modelvliegtuigsport;
- 5. voor militaire oefeningen met rups- en andere zware voertuigen.
11.2 Gebruik als paardenbak
Een strijdig gebruik als bedoeld in lid 11.1, is in ieder geval het gebruik van gronden als paardenbak, tenzij het betreft paardenbakken die bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.
In afwijking hiervan mogen gronden behorende bij burgerwoningen en bedrijfswoningen, als paardenbak worden gebruikt, mits:
- a. het ten hoogste één paardenbak met een maximale oppervlakte van 800 m² betreft bij een zelfde bedrijf of woning, op een perceel van tenminste 0,5 ha,
- b. de paardenbak direct aansluitend aan, doch in ieder geval achter de achtergevellijn van de woning wordt gerealiseerd,
- c. de afstand van de paardenbak tot de woning van derden tenminste 15 m bedraagt,
- d. er geen lichtmasten worden opgericht,
- e. wordt voorzien in een minimaal 5 m brede afschermde zone met streekeigen beplanting rondom de paardenbak,
- f. voor zover het betreft de percelen die zijn gelegen aan de Barwoutswaarder, Breeveld, Geestdorp en Rietveld, de uitvoering en instandhouding van de inrichting van het betreffende perceel plaatsvinden op de wijze als bepaald in een inrichtingsplan,
- 1. waarin de landschappelijke kwaliteiten van de oeverwallen zijn aangegeven conform de richtlijnen en bouwstenen uit de bijlage Versterken overwallen Oude Rijn in hetVenster Bodegraven - Woerden, en
- 2. waarover het advies van de landschapsdeskundige is ingewonnen.
11.3 Uitoefening 'vrij' beroep en beroeps- en bedrijfsactiviteiten aan huis
Het gebruik van een woning en bijbehorende bijgebouwen voor de uitoefening van een 'vrij' beroep of voor beroeps- en bedrijfsactiviteiten aan huis is toegestaan, mits:
- a. de gezamenlijke vloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van het 'vrij' beroep en/of van de uitoefening van beroeps- en bedrijfsactiviteiten, niet meer bedraagt dan 40% van de vloeroppervlakte van de betreffende woning en, samen met de daarbij behorende bijgebouwen in ieder geval niet meer dan 100 m² bedraagt;
- b. het in geval van beroeps- en bedrijfsactiviteiten, andere dan 'vrij' beroep, de volgende beroeps- en bedrijfsactiviteiten betreft :
- 1. dierenartspraktijk;
- 2. 'bed and breakfast'-appartementen buiten de woning, mits het gaat om bedrijfsmatige exploitatie, aangesloten wordt bij een recreatie-organisatie, een nachtregister wordt bijgehouden en naburige agrarische bedrijven daardoor niet extra belemmerd worden;
- 3. educatie en voorlichting;
- 4. medisch verwante dienstverlening;
- 5. commerciële dienstverlening;
- 6. ambachtelijke landbouwproductverwerkende bedrijven, conform de positieve lijst;
- 7. overige ambachtelijke bedrijven, conform de positieve lijst;
- 8. kinderopvang;
- 9. kantoor;
- c. het geen horeca of detailhandel betreft, behoudens detailhandel in zelfgemaakte, -bewerkte, -gekweekte of -geteelde producten;
- d. op de bij de betreffende woning behorende gronden geen buitenopslag van goederen ten behoeve van de beroeps- en bedrijfsactiviteiten plaatsvindt;
- e. de hoeveelheid extra verkeer past bij de wegstructuur en parkeren op eigen terrein geschiedt.
Artikel 12 Algemene Afwijkingsregels
12.1 Algemeen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen in afwijking van deze regels:
- a. ten behoeve van het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouwwerken van openbaar nut, zoals gasdrukregelstations, wachthuisjes, telefooncellen en transformatorhuisjes, uitgezonderd verkooppunten voor motorbrandstoffen, en voor de waterhuishouding, zoals sluizen, duikers of gemalen, waarvan de oppervlakte niet meer dan 50 m² mag bedragen, waarbij de bouwhoogte van andere bouwwerken niet meer dan 3 m mag bedragen en de goothoogte van gebouwen niet meer dan 3 m mag bedragen;
- b. indien en voor zover afwijkingen ten aanzien van grens of richting van wegen, paden en waterlopen, en ligging van bestemmings- en aanduidingsgrenzen noodzakelijk zijn ter aanpassing van het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein, mits die afwijkingen ten opzichte van hetgeen is aangegeven niet meer dan 5 m bedragen;
- c. voor afwijkingen van bepalingen ten aanzien van maten en percentages, mits die afwijkingen beperkt blijven tot ten hoogste 10% van de in het plan aangegeven maten en percentages, en mits aangetoond wordt dat dit noodzakelijk is voor het toegestane gebruik;
- d. voor afwijkingen van bestemmings- en aanduidingsgrenzen, mits die afwijkingen niet meer dan 2 m bedragen ten opzichte van hetgeen is aangegeven, of wanneer door verandering van de eigendomssituatie aangetoond wordt dat een grotere afwijking noodzakelijk is tot een maximum van 10 m;
- e. ten behoeve van het bouwen van antennemasten tot een hoogte van 40 m, indien aangetoond wordt dat dit noodzakelijk is voor de telecommunicatie, er minimaal 2 gebruikers zijn, de landschappelijke kwaliteit niet onevenredig wordt geschaad en er geen naburige antennemast mede gebruikt kan worden;
- f. voor afwijkingen van bepalingen ten aanzien van de afstand tot de naburige eigendomgrens, indien aangetoond wordt dat het naburige perceel geen onevenredige (schaduw)hinder ondervindt van een bouwplan;
- g. voor afwijking van bepalingen ten aanzien van de voorkeursgrenswaarde uit de Wet geluidhinder met betrekking tot het verhogen van de geluidsbelasting tot de toegestane hogere grenswaarde bij woningen, mits een hogere grenswaarde procedure gevolgd wordt en de wegbeheerder daarmee instemt;
- h. ten behoeve van het bij sloop van elke 100 m² legale niet-cultuurhistorisch waardevolle (voormalige) bedrijfsgebouwen (niet bij agrarische bedrijven) in het plangebied toestaan dat een woning in het plangebied met 50 m³ of een bijgebouw in het landelijk gebied van de gemeente Woerden met 50 m² wordt uitgebreid conform de systematiek van de bijlage Compensatieregeling, mits:
- 1. minimaal 50 m² aan erfbebouwing bij elke aanwezige woning blijft staan; de te slopen (voormalige) bijgebouwen/bedrijfsgebouwen mogen niet na sloop nogmaals herbouwd kunnen worden doordat ze al onder het overgangsrecht vallen;
- 2. daarbij de maximale goothoogte en bouwhoogte en de minimale en maximale dakhelling die gelden voor de woning en de bijgebouwen in acht worden genomen;
- 3. de gebouwen zoveel mogelijk achter en niet naast het hoofdgebouw wordt gesitueerd, om bebouwingslinten niet onnodig te verdichten, en het zicht op de open polders te behouden,
- 4. daardoor de openheid en het karakteristieke verkavelingspatroon, niet onevenredig worden aangetast,
- 5. voor zover het betreft de percelen die zijn gelegen aan de Barwoutswaarder, Breeveld, Geestdorp en Rietveld, de uitvoering en instandhouding van de inrichting van het betreffende perceel plaatsvinden op de wijze als bepaald in een inrichtingsplan,
- waarin de landschappelijke kwaliteiten van de oeverwallen zijn aangegeven conform de richtlijnen en bouwstenen uit de bijlage Versterken overwallen OudeRijn in het Venster Bodegraven - Woerden, en
- waarover het advies van de landschapsdeskundige is ingewonnen,
- 6. de afstand tot het dichtstbijzijnde gebouw binnen het bestemmingsvlak niet meer dan 20 m bedraagt, of niet meer dan de bestaande afstand, indien deze meer bedraagt dan 20 m.
12.2 Afwijking tijdelijke extra zelfstandige woonruimte
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen in afwijking van het toegestaan aantal woningen of wooneenheden binnen een aanduiding, voor het bouwen van binnen eenzelfde aanduiding ten hoogste één zelfstandige woonruimte, in of aan een woning of bedrijfswoning of in de toegestane erfbebouwing tot maximaal 50 m² oppervlakte en op niet meer dan 20 m afstand van de woning, indien daarvoor dringende sociaal-economische redenen, waaronder begrepen aantoonbare behoefte aan mantelzorg door middel van bijv. PGB-indicatie, doktersverklaring e.d., bestaan en vooraf vaststaat dat het tijdelijke huisvesting betreft.
Voor het bouwen gelden de volgende bepalingen:
- a. de gezamenlijke inhoud van de betreffende woning en de bedoelde woonruimte mag niet meer dan 600 m³ bedragen of niet meer dan 50 m² oppervlakte van de toegestane erfbebouwing bedragen;
- b. de goothoogte en hoogte van de bedoelde woonruimte mogen niet meer bedragen dan die van de betreffende woning of van de toegestane erfbebouwing;
- c. op geen van de gevels van de bedoelde woonruimte mag, bij voltooiing, de geluidbelasting vanwege een weg de ter plaatse toegestane grenswaarde krachtens de Wet geluidhinder overschrijden;
- d. de verbouwing dient op een zodanige wijze te geschieden, dat de extra zelfstandige woonruimte in of aan de betreffende woning of in de erfbebouwing, bij beëindiging van de tijdelijke huisvesting, ongedaan moet worden gemaakt.
12.3 Afwijking kamperen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen in afwijking van het bepaalde in de artikelen 3 (Horeca) en 6 (Wonen), ten behoeve van het:
- a. gebruiken van gronden als standplaats voor ten hoogste 25 kampeermiddelen in de periode van 15 maart t/m 31 oktober; tot deze kampeermiddelen worden ook te bouwen trekkershutten van maximaal 25 m² gerekend; de goothoogte en hoogte van de trekkershutten mag niet meer bedragen dan 3 m respectievelijk 5 m en maximaal 3 trekkershutten zijn toegestaan;
- b. uitsluitend in bestaande bebouwing binnen het bestemmingsvlak bouwen van de noodzakelijke sanitaire ruimte voor een kleinschalige camping,
mits:
- 1. daardoor de openheid en het karakteristieke verkavelingspatroon niet onevenredig worden aangetast,
- 2. de omliggende agrarische bedrijven niet onevenredig in hun bedrijfsvoering belemmerd worden,
- 3. wordt voorzien in een redelijke inpassing van een en ander in het landschap, al of niet met behulp van streekeigen opgaande beplanting,
- 4. voor zover het betreft de percelen die zijn gelegen aan de Barwoutswaarder, Breeveld, Geestdorp en Rietveld, de uitvoering en instandhouding van de inrichting van het betreffende perceel plaatsvinden op de wijze als bepaald in een inrichtingsplan,
- a. waarin de landschappelijke kwaliteiten van de oeverwallen zijn aangegeven conform de richtlijnen en bouwstenen uit de bijlage Versterken overwallen Oude Rijn in hetVenster Bodegraven - Woerden, en
- b. waarover het advies van de landschapsdeskundige is ingewonnen,
- 5. door middel van een nachtregister wordt aangetoond dat er alleen sprake is van kortdurend recreatief nachtverblijf (niet langer dan 4 weken per jaar aaneengesloten verblijf) en
- 6. buiten de in onder a bedoelde periode deze kampeermiddelen (tenten, caravans) niet aanwezig zijn, dan wel niet gebruikt worden voor recreatief nachtverblijf (trekkershutten).
12.4 Afwijking nokrichting
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen in afwijking van het bepaalde in de artikelen 3, sublid 3.2.2, onder l (Horeca) en 6, sublid 6.2.2, onder k (Wonen), ten behoeve van het bouwen van gebouwen met de nokrichting haaks op de slagenverkaveling, mits:
- a. de noodzaak voor een doelmatige bedrijfsvoering of perceelsinrichting is aangetoond en het zicht op het gebouw is beperkt door afschermende streekeigen beplanting of door bestaande gebouwen c.q. andere bouwwerken,
- b. voor zover het betreft de percelen die zijn gelegen aan de Barwoutswaarder, Breeveld, Geestdorp en Rietveld, de uitvoering en instandhouding van de inrichting van het betreffende perceel plaatsvinden op de wijze als bepaald in een inrichtingsplan,
- 1. waarin de landschappelijke kwaliteiten van de oeverwallen zijn aangegeven conform de richtlijnen en bouwstenen uit de bijlage Versterken overwallen Oude Rijn in hetVenster Bodegraven - Woerden, en
- 2. waarover het advies van de landschapsdeskundige is ingewonnen,
- c. burgemeester en wethouders vooraf ter zake advies hebben ingewonnen bij een ter zake deskundige, zoals de Commissie Monumenten en Cultuurlandschap.
Artikel 13 Algemene Wijzigingsregels
13.1 Wijziging naar andere bestemmingen bij bedrijfsbeëindiging en bij bestemmingsvlakken met de aanduiding 'vrijkomende agrarische bebouwing'
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, indien is komen vast te staan dat binnen een bestemmingsvlak op gronden als bedoeld in artikel 3 (Horeca) en binnen een bestemmingsvlak met de aanduiding 'vrijkomende agrarische bebouwing', geen bedrijf meer is gevestigd, de bestemming binnen dat bestemmingsvlak respectievelijk die aanduiding te wijzigen in een van de hierna genoemde bestemmingen, met inachtneming van de daarbij aangegeven bepalingen, mits:
- a. de naburige agrarische bedrijven daardoor niet extra belemmerd worden en
- b. voor zover het betreft de percelen die zijn gelegen aan de Barwoutswaarder, Breeveld, Geestdorp en Rietveld, de uitvoering en instandhouding van de inrichting van het betreffende perceel plaatsvinden op de wijze als bepaald in een inrichtingsplan,
- 1. waarin de landschappelijke kwaliteiten van de oeverwallen zijn aangegeven conform de richtlijnen en bouwstenen uit de bijlage Versterken overwallen Oude Rijn in hetVenster Bodegraven - Woerden, en
- 2. waarover het advies van de landschapsdeskundige is ingewonnen:
bestemming | bepalingen | ||
Wonen (het bestaande aantal wooneenheden toegestaan) | a. | ter plaatse van en aansluitend aan de bestaande bedrijfswoning worden ten hoogste de ten tijde van het wijzigingsbesluit bestaande bebouwing en de direct daaraan grenzende gronden binnen het betreffende bestemmingsvlak aangewezen als 'Wonen' als bedoeld in artikel 6; | |
b. | het bepaalde in artikel 6 (Wonen) is van overeenkomstige toepassing, waarbij de voormalige bedrijfswoning als 'wonen' zal worden aangeduid; | ||
c. | het aantal woningen en wooneenheden binnen elk bestemmingsvlak mag niet worden vergroot; | ||
Wonen (extra vrijstaande woning toegestaan via de Ruimte voor Ruimte-regeling) | d. | in afwijking van het bepaalde onder c, is op de gronden binnen of aansluitend aan een voormalig bestemmingsvlak, één extra vrijstaande woning van 600 m³ met 50 m² erfbebouwing toegestaan in een apart bestemmingsvlak, mits vooraf vaststaat dat binnen het betreffende bestemmingsvlak alle niet-cultuurhistorisch waardevolle (voormalige) bedrijfsgebouwen met een oppervlakte van ten minste 1.000 m² worden gesloopt en/of conform de mogelijkheden voor de ruimte voor ruimte-regeling in de bijlage Mogelijkheden ruimte voorruimteregeling; | |
e. | de te slopen voormalige bedrijfsgebouwen als bedoeld onder d mogen zich op verschillende percelen bevinden, mits op alle percelen waar wordt gesloopt: 1. alle niet-cultuurhistorisch waardevolle (voormalige) bedrijfsgebouwen worden gesloopt, en 2. de agrarische of andere bedrijfsactiviteiten zijn beëindigd en vaststaat dat bouwen ten behoeve daarvan niet meer is toegestaan; | ||
f. | het bepaalde in artikel 6 (Wonen) is van overeenkomstige toepassing, waarbij de goothoogte van de woning maximaal 5,5 m mag bedragen en de inhoud van de woning en de oppervlakte van de erfbebouwing overeenkomt met de ruimte voor ruimte-regeling in de bijlage Mogelijkheden ruimte voorruimteregeling; | ||
g. | ter plaatse van en aansluitend aan de extra woning met erfbebouwing worden de direct daaraan grenzende gronden aangewezen als 'Wonen' als bedoeld in artikel 6, waarbij het vlak van de woning wordt aangeduid als 'wonen'; | ||
h. | op geen van de gevels van de nieuwe woning mag, bij voltooiing, de geluidbelasting de ter plaatse toegestane voorkeurswaarde krachtens de Wet geluidhinder overschrijden; | ||
i. | aan de hand van een inrichtingsplan dient de meerwaarde voor de ruimtelijke kwaliteit te worden aangetoond, met name ten aanzien van de beeldkwaliteit, landschappelijke inpassing en situering in de weg- en lintstructuur; | ||
j. | In afwijking van de bepaling onder d, zijn bij sloop van minimaal 2.500 m² niet-cultuurhistorisch waardevolle bedrijfsgebouwen twee vrijstaande woningen toegestaan met een inhoud van elk 600 m³, en de daarbij behorende erfbebouwing met een oppervlakte van ten hoogste 50 m², in afzonderlijke bestemmingsvlakken, waarbij de vlakken van de woningen worden aangeduid als 'wonen'. |
13.2 Wijziging verplaatsing aanduidingen 'wonen' en 'bedrijfswoning'
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan zodanig te wijzigen dat de aanduiding 'wonen' of 'bedrijfswoning' wordt verplaatst, vergroot of verkleind voor herbouw van de bestaande woning op een andere locatie, mits:
- a. het niet gaat om een woning in een monumentaal pand, cultuurhistorisch waardevol bijgebouw of karakteristiek hoofdgebouw,
- b. de aanduiding binnen het bestemmingsvlak blijft,
- c. de aanduiding zoveel mogelijk aan de voorzijde van het bestemmingsvlak blijft en op ten hoogste 20 m afstand van bijgebouwen wordt geplaatst
- d. vaststaat dat de bestaande woning wordt gesloopt binnen een nader te bepalen redelijke termijn na het voor bewoning geschikt zijn van de nieuwe woning,
- e. de omliggende agrarische bedrijven niet onevenredig in hun bedrijfsvoering belemmerd worden;
- f. de overige erfbebouwing achter de voorgevelrooilijn van de herbouwde woning blijven;
- g. voor zover het betreft de percelen die zijn gelegen aan de Barwoutswaarder, Breeveld, Geestdorp en Rietveld, de uitvoering en instandhouding van de inrichting van het betreffende perceel plaatsvinden op de wijze als bepaald in een inrichtingsplan,
- 1. waarin de landschappelijke kwaliteiten van de oeverwallen zijn aangegeven conform de richtlijnen en bouwstenen uit de bijlage Versterken overwallen Oude Rijn in hetVenster Bodegraven - Woerden, en
- 2. waarover het advies van de landschapsdeskundige is ingewonnen;
- h. voor het overige de bepalingen bij de desbetreffende bestemming in acht worden genomen.
13.3 Algemene wijzigingen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd binnen de volgende grenzen het plan te wijzigen indien en voor zover dringende redenen, die na het ter inzage leggen van het plan te hunner kennis zijn gekomen, hiertoe aanleiding geven en voor zover zulks het belang van een goede ruimtelijke ontwikkeling van het in het plan begrepen gebied niet schaadt:
het wijzigen van bestemmings- en aanduidingsgrenzen zodanig, dat de geldende oppervlakte van de bij wijziging betrokken bestemmingsvlakken en aanduidingen met niet meer dan 10% wordt verkleind of vergroot.
Artikel 14 Afstanden Tot Wegen
14.1 Afstand tot wegen
Onverminderd het overigens in deze regels met betrekking tot het bouwen bepaalde, mag of mogen, op en in gronden die grenzen aan een weg, binnen een afstand van 5 m, loodrecht gemeten uit de as van de weg, uitsluitend bouwwerken tot een hoogte van 1 m worden gebouwd op een minimale afstand van 1,5 m van de rand van de rijbaan.
14.2 Afwijking afstand tot wegen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, na advies te hebben ingewonnen van de desbetreffende wegbeheerder omtrent de aanvaardbaarheid daarvan uit oogpunt van wegbeheer en verkeersveiligheid, een omgevingsvergunning te verlenen in afwijking van het bepaalde in lid 14.1, ten behoeve van het bouwen op een kleinere afstand tot de as van de weg, tot een minimale afstand van 0,5 m tot de rand van de wegverharding.
Artikel 15 Overige Regels
15.1 Cultuurhistorisch waardevolle bebouwing
15.2 Vrijkomende agrarische bebouwing
15.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 16 Overgangsrecht
16.1 Overgangsrecht bouwwerken
- 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen, wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
- 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
16.2 Overgangsrecht gebruik
- 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 17 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Landelijk gebied Woerden, Kamerik, Zegveld, herziening 1.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doel
Het bestemmingsplan Landelijk gebied Woerden, Kamerik, Zegveld is op 3 juli 2008 door de raad van de gemeente Woerden vastgesteld. Gedeputeerde staten (GS) van de provincie Utrecht hebben het plan op 3 maart 2009 (nr. 2008int237734) op hoofdlijnen goedgekeurd. Een aantal bedenkingen is (deels) gegrond verklaard. Tegen dit goedkeuringsbesluit is beroep aangetekend bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRS). Op 4 augustus 2010 heeft de Raad van State uitspraak gedaan. Het beroep is deels gegrond en deels ongegrond verklaard.
Het gevolg van het voorgaande is dat enkele onderdelen van de plankaart en de voorschriften van het bestemmingsplan Landelijk gebied Woerden, Kamerik, Zegveld buiten goedkeuring zijn gehouden of vernietigd. Dat plan dient op die onderdelen te worden gerepareerd. Dat gebeurt door het plan partieel te herzien. De aanpak van de herzieningsoperatie komt hierna in par. 1.2 aan de orde.
Het doel van de herzieningsoperatie is het repareren van het plan Landelijk gebied Woerden, Kamerik, Zegveld, dat wil zeggen het opnieuw regelen van de buiten goedkeuring gehouden respectievelijk vernietigde gedeelten van de plankaart en de voorschriften.
1.2 Aanpak
De herzieningsoperatie verloopt via twee bestemmingsplannen (partiële herzieningen), te weten:
- het onderhavige bestemmingsplan Landelijk gebied Woerden, Kamerik, Zegveld, herziening 1;
- en bestemmingsplan Landelijk gebied Woerden, Kamerik, Zegveld, herziening 2.
Het onderhavige bestemmingsplan Landelijk gebied Woerden, Kamerik, Zegveld, herziening 1 is een bestemmingsplan waarin (nieuwe) bestemmingen worden gegeven aan gronden, op plaatsen waar in het goedkeuringsbesluit de bestemming buiten goedkeuring is gehouden en dus niet meer bestaat.
Een dergelijk bestemmingsplan valt onder de per 1 januari 2010 geldende 'digitaliseringsverplichting'; het plan dient te voldoen aan de krachtens het Bro (Besluit ruimtelijke ordening) geldende eisen betreffende digitale vormgeving, inrichting en raadpleegbaarheid.
Naast het onderhavige bestemmingsplan wordt een apart bestemmingsplan Landelijk gebied Woerden, Kamerik, Zegveld, herziening 2 opgesteld en in procedure gebracht.
In dat plan worden enkele onderdelen van de plankaart en de voorschriften van het bestemmingsplan Landelijk gebied Woerden, Kamerik, Zegveld herzien op een wijze en met een vormgeving en inrichting die niet valt onder de hiervoor bedoelde 'digitale verplichting'. Het gaat daarbij om onderdelen waarbij geen sprake is van het (opnieuw) leggen of veranderen van bestemmingen.
Kortheidshalve wordt voor een verdere toelichting op dit punt verwezen naar de toelichting bij het bestemmingsplan Landelijk gebied Woerden, Kamerik, Zegveld, herziening 2.
De herzieningsoperatie heeft uitsluitend betrekking op het bestemmingsplan in juridische zin, dat wil zeggen de plankaart en de voorschriften van het plan Landelijk gebied Woerden, Kamerik, Zegveld. De toelichting bij het plan Buitengebied 2009 is in het kader van deze herziening niet gewijzigd. Die toelichting blijft van toepassing op deze herziening, behoudens de specifieke bepalingen in deze toelichting, bij het onderhavige plan.
1.3 Leeswijzer
De toelichting van deze herziening is verder als volgt opgezet:
- In hoofdstuk 2 is aangegeven hoe het goedkeuringsbesluit van gedeputeerde staten is verwerkt in het plan.
- In hoofdstuk 3 is aangegeven hoe de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State is verwerkt in het plan.
- Hoofdstuk 4 betreft diverse planologische en milieuaspecten, die betrekking hebben op deze herziening.
- In hoofdstuk 5 zijn de (juridisch-technische) opzet van het plan, de verbeelding en de regels beschreven.
- In hoofdstuk 6 zijn de resultaten van de inspraak en van het vooroverleg krachtens artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) vermeld.
Hoofdstuk 2 Verwerking Goedkeuringsbesluit Gedeputeerde Staten
2.1 Inleiding
Op 3 maart 2009 hebben Gedeputeerde Staten van Utrecht het bestemmingsplan Landelijk gebied Woerden, Kamerik, Zegveld op hoofdlijnen goedgekeurd. Op een aantal ondergeschikte onderdelen is goedkeuring onthouden, vanwege strijdigheid met het provinciale beleid. Een aantal bedenkingen dat tegen het vastgestelde plan is ingediend, is (deels) gegrond verklaard. Voor zover de gegrondverklaring gevolgen heeft voor de herziening, is dit in dit hoofdstuk weergegeven.
Gedeputeerde Staten hebben aan in totaal drie onderdelen van het bestemmingsplan Landelijk gebied Woerden, Kamerik, Zegveld goedkeuring onthouden.
Op alledrie de onderdelen vindt herziening plaats in het onderhavige plan. Het betreft de volgende onderdelen:
- 'Horeca' met als subbestemming 'theetuin' voor het perceel Meije 211 te Zegveld;
- 'Wonen' voor het perceel Breeveld 18b;
- 'Wonen' voor het perceel Breeveld 17.
2.2 Meije 211
Situatieschets
Het perceel Meije 211 is in het bestemmingsplan Landelijk gebied Woerden, Kamerik, Zegveld bestemd als 'Horeca' met de nadere aanduiding 'theetuin'. Het begrip theetuin is echter niet nader gedefinieerd en ook in de doeleindenomschrijving behorende bij de bestemming 'Horeca' wordt hier niet nader op ingegaan. Tevens beziet de toelichting bij het plan niet of het mogelijke gebruik van de betreffende gronden niet zal leiden tot een onaanvaardbare aantasting van het woonklimaat en de bedrijfsvoering van omwonenden.
Gevolgen voor de herziening
Het perceel Meije 211 krijgt opnieuw de bestemming 'Horeca'. Binnen deze bestemming zijn uitsluitend binnen het karakteristiek hoofdgebouw een theesalon/lunchroom en ontvangstruimte toegestaan. op het perceel worden ook exposities toegestaan. In de regels van onderhavig plan wordt een nadere definitie van het begrip 'theesalon/lunchroom' opgenomen. In hoofdstuk 4 wordt nader ingegaan op de planologische en milieu-aspecten die hiermee zijn gemoeid.
2.3 Breeveld 18b
Situatieschets
In het bestemmingsplan Landelijk gebied Woerden, Kamerik, Zegveld is een deel van de woning te Breeveld 18b onder het overgangsrecht gebracht. De bestaande woning is reeds groter dan de door de gemeenteraad in het plan opgenomen limiet van 600 m3. Deze inbreuk op gevestigde rechten wordt door de gemeente niet gemotiveerd. Verwacht mocht worden dat de gemeenteraad de bestaande situatie als gevestigd recht in het plan zou verwerken. Gedeputeerde staten heeft geoordeeld dat, voor zover het hier legale situaties betreft, niet kan worden volstaan met een verwijzing naar een in het plan opgenomen vrijstellingsregeling, op basis waarvan burgemeester en wethouders vrijstelling kunnen verlenen voor het meerdere. Een dergelijke vrijstellingsregeling ziet uit zijn aard op nieuwe situaties. Wanneer op basis van een bouwvergunning het meerdere is gebouwd (zoals in onderhavige situatie het geval is) en in gebruik is genomen ten behoeve van wonen, bestaat in beginsel aanspraak op een positieve bestemming. Uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening kan het meerdere slechts onder overgangsrecht worden gebracht, wanneer nieuwe planologische inzichten daartoe aanleiding geven. In dat geval moet aannemelijk zijn dat het bouwwerk binnen de planperiode zal worden verwijderd c.q. het gebruik wordt gestaakt.
Van bijzondere omstandigheden die leiden tot een afwijking van de hierboven genoemde visie is in dit concrete geval echter geen sprake.
Gevolgen voor de herziening
Het perceel Breeveld 18b krijgt opnieuw de bestemming 'Wonen'. In de regels van onderhavig plan wordt geregeld dat de inhoud van de woning maximaal 600 m3 bedraagt, tenzij de bestaande woning reeds groter is dan die ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp-bestemmingsplan. In dat geval is de bestaande inhoud toegestaan.
2.4 Breeveld 17
Situatieschets
In het bestemmingsplan Landelijk gebied Woerden, Kamerik, Zegveld is een deel van de woning te Breeveld 17 onder het overgangsrecht gebracht. De bestaande woning, een oorspronkelijke boerderij en (deels) gemeentelijk monument, is reeds groter dan de door de gemeenteraad in het plan opgenomen limiet van 600 m3. Deze inbreuk op gevestigde rechten wordt door de gemeente niet gemotiveerd. Verwacht mocht worden dat de gemeenteraad de bestaande situatie als gevestigd recht in het plan zou verwerken.
Gedeputeerde staten heeft geoordeeld dat, voor zover het hier legale situaties betreft, niet kan worden volstaan met een verwijzing naar een in het plan opgenomen vrijstellingsregeling, op basis waarvan burgemeester en wethouders vrijstelling kunnen verlenen voor het meerdere. Een dergelijke vrijstellingsregeling ziet uit zijn aard op nieuwe situaties. Wanneer op basis van een bouwvergunning het meerdere is gebouwd (zoals in onderhavige situatie het geval is) en in gebruik is genomen ten behoeve van wonen, bestaat in beginsel aanspraak op een positieve bestemming. Uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening kan het meerdere slechts onder overgangsrecht worden gebracht, wanneer nieuwe planologische inzichten daartoe aanleiding geven. In dat geval moet aannemelijk zijn dat het bouwwerk binnen de planperiode zal worden verwijderd c.q. het gebruik wordt gestaakt.
Van bijzondere omstandigheden die leiden tot een afwijking van de hierboven genoemde visie is in dit concrete geval echter geen sprake.
Gevolgen voor de herziening
Het perceel Breeveld 17 krijgt opnieuw de bestemming 'Wonen'. In de regels van onderhavig plan wordt geregeld dat de inhoud van de woning maximaal 600 m3 bedraagt, tenzij de bestaande woning reeds groter is dan die ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp-bestemmingsplan. In dat geval is de bestaande inhoud toegestaan.
Hoofdstuk 3 Verwerking Beslissing Raad Van State
3.1 Inleiding
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna Afdeling) heeft op 4 augustus 2010 uitspraak gedaan inzake een aantal beroepsschriften ten aanzien van het goedkeuringsbesluit van gedeputeerde staten. Eén van de beroepsschriften is (deels) gegrond verklaard. Voor zover de gegrondverklaring gevolgen heeft voor de herziening, is dit in dit hoofdstuk weergegeven.
De Afdeling heeft het goedkeuringsbesluit van het bestemmingsplan Landelijk gebied Woerden, Kamerik, Zegveld van gedeputeerde staten op in totaal één onderdeel vernietigd. Het betreft het plandeel met de bestemming 'Recreatie' en de nadere aanduiding 'zomerwoning', voor zover betrekking hebbende op het perceel Rietveld 91. De Afdeling heeft zelfvoorzienend goedkeuring onthouden aan het betreffende plandeel. Op dit onderdeel vindt herziening plaats in onderhavig plan.
3.2 Rietveld 91
Situatieschets
Het feitelijke nachtgebruik van de zomerwoning te Rietveld 91 is niet beperkt tot een bepaalde periode en zet zich ook voort gedurende de wintermaanden. In het bestemmingsplan Landelijk gebied Woerden, Kamerik, Zegveld is dit gebruik opnieuw onder het overgangsrecht gebracht. Aangezien de gemeenteraad van Woerden niet voornemens is het nachtgebruik gedurende de wintermaanden binnen de planperiode te beëindigen en er ook anderszins geen zicht bestaat op beëindiging binnen de planperiode is het niet gerechtvaardigd om het gebruik van het pand opnieuw onder het overgangsrecht te brengen.
De Afdeling heeft geconcludeerd dat het plan in zoverre is vastgesteld in strijd met een goede ruimtelijke ordening. Door het plan niettemin goed te keuren, heeft het college van gedeputeerde staten op dit onderdeel gehandeld in strijd met artikel 28, tweede lid van de (oude) Wet op de Ruimtelijke Ordening, in samenhang met artikel 10:27 van de Algemene wet bestuursrecht.
Gevolgen voor de herziening
Het perceel krijgt opnieuw de bestemming 'Recreatie'. De aanduiding 'zomerwoning' wordt echter niet opnieuw op de verbeelding opgenomen. In plaats daarvan wordt de aanduiding 'recreatiewoning' opgenomen. Het begrip 'recreatiewoning' is in de regels zo omschreven dat er geen beperking bestaat van het gebruik tot een bepaalde periode, dat in tegenstelling tot het begrip 'zomerwoning'. Dit houdt in dat het gebruik als recreatiewoning mag worden voortgezet gedurende het gehele kalenderjaar en niet wordt aangemerkt als een gebruik in strijd met het bestemmingsplan.
Het binnen dit perceel gelegen oppervlaktewater is onderdeel van de Oude Rijn. De Oude Rijn wordt door het hoogheemraadschap aangemerkt als hoofdwatergang. Om die reden heeft dit oppervlaktewater de bestemming 'Water' gekregen.
Hoofdstuk 4 Planologische En Milieu-aspecten
4.1 Inleiding
De in dit plan tot herziening opgenomen bestemmingen en bijbehorende bepalingen hebben ten opzichte van de bestemmingen en bijbehorende bepalingen in het bestemmingsplan Landelijk gebied Woerden, Kamerik, Zegveld geen nadelige gevolgen op de aspecten 'water', 'archeologie en cultuurhistorie', 'natuur en landschap' of andere, in een buitengebied relevante planologische of milieu-aspecten.
Hierna wordt nader ingegaan op de afzonderlijke onderdelen van de herziening.
4.2 Onderdelen Van De Herziening
Meije 211
Voor het perceel Meije 211 wordt de bestaande situatie in onderhavig plan geregeld, namelijk het gebruik als theesalon/lunchroom inclusief aanverwante activiteiten. Daarbij is zoveel mogelijk rekening gehouden met de doorlopen artikel 19 WRO vrijstellingsprocedure uit 1999. De horeca bevindt zich in en rond het karakteristieke hoofdgebouw op het perceel. De horeca-activiteiten beperken zich tot daghoreca zijnde een theesalon/lunchroom bestaande uit het verstrekken van in hoofdzaak kleinere maaltijden, broodjes, ijs, gebak, koffie, thee en overige dranken. Hotel, cafetaria, café, bar en avond- en nachtgelegenheid en gelegenheden met een latere sluitingstijd dan 23 uur vallen niet onder theesalon/lunchroom. Deze zijn niet toegestaan. De omvang van de theesalon/lunchroom wordt beperkt tot de bestaande omvang: 120 m². De omvang van het terras wordt via een aanduiding op de verbeelding beperkt tot de ruimte tussen de theesalon/lunchroom en de omliggende tuinen. Rond het terras bevinden zich de daarbij behorende voorzieningen, waaronder de tuinen en 30 m² bedrijfsruimte. Op het perceel vinden een aantal nevenactiviteiten plaats die positief bestemd zijn. Het betreft exposities (bijvoorbeeld beeldentuin) en ontvangstruimte (trouwerijen). Deze activiteiten sluiten goed aan bij de theesalon/lunchroom op het perceel. Sprake is van een beperkte verruiming van de gebruiksmogelijkheden. De locatie heeft een kleinschalig, besloten karakter. De horecabestemming leidt niet tot een onevenredige belasting wat betreft planologische of milieu-aspecten. Bij de gemeente zijn geen klachten bekend over het gebruik van de theesalon/lunchroom. De afstand van de geurgevoelige functies tot het naburige agrarische perceel Meije 207 bedraagt meer dan 50 meter, zodat geen belemmering in de agrarische bedrijfsvoering plaatsvindt. De regeling in het bestemmingsplan komt tegemoet aan de ingediende bedenking tegen het bestemmingsplan Landelijk gebied Woerden, Kamerik, Zegveld. Van nadelige gevolgen voor planologische of milieu-aspecten is daarom geen sprake.
Breeveld 18b
Voor het perceel Breeveld 18b wordt de bestaande situatie in onderhavig plan geregeld, namelijk een grotere toegestane inhoud van de woning dan 600 m3, waar deze in het bestemmingsplan Landelijk gebied Woerden, Kamerik, Zegveld maximaal 600 m3 mocht bedragen en derhalve niet voldoende was geregeld. De functie en het gebruik zijn en blijven identiek aan de functie en het gebruik van voor de vaststelling van het bestemmingsplan Landelijk gebied Woerden, Kamerik, Zegveld. Van nadelige gevolgen op planologische of milieu-aspecten is daarom geen sprake.
Breeveld 17
Voor het perceel Breeveld 17 wordt de bestaande situatie in onderhavig plan geregeld, namelijk een grotere toegestane inhoud van de woning dan 600 m3, waar deze in het bestemmingsplan Landelijk gebied Woerden, Kamerik, Zegveld maximaal 600 m3 mocht bedragen en derhalve niet voldoende was geregeld. De functie en het gebruik zijn en blijven identiek aan de functie en het gebruik van voor de vaststelling van het bestemmingsplan Landelijk gebied Woerden, Kamerik, Zegveld. Van nadelige gevolgen op planologische of milieu-aspecten is daarom geen sprake.
Rietveld 91
Voor het perceel Rietveld 91 wordt de bestaande situatie in onderhavig plan geregeld, namelijk het gebruik van de recreatiewoning het gehele jaar door, waar dit gebruik in het bestemmingsplan Landelijk gebied Woerden, Kamerik, Zegveld werd beperkt tot uitsluitend de zomermaanden. De functie en het gebruik zijn en blijven identiek aan de functie en het gebruik van voor de vaststelling van het bestemmingsplan Landelijk gebied Woerden, Kamerik, Zegveld. Van nadelige gevolgen op planologische of milieu-aspecten is daarom geen sprake.
Hoofdstuk 5 Technische Uitvoering En Juridische Aspecten
5.1 Inleiding
Dit plan tot herziening is opgesteld als een bestemmingsplan als bedoeld in artikel 3.1 van de Wro (Wet ruimtelijke ordening), dat voldoet aan de per 1 januari 2010 geldende eisen betreffende digitale vormgeving, inrichting en raadpleegbaarheid.
De inwerkingtreding van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) per 1 oktober 2010 en de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) per 1 juli 2008 heeft consequenties voor de terminologie en de inhoud van dit nieuwe bestemmingsplan, waarmee het plan Landelijk gebied Woerden, Kamerik, Zegveld wordt herzien.
In dit nieuwe bestemmingsplan zijn begrippen en termen gehanteerd die zijn voorgeschreven door de Wro, het Bro (Besluit ruimtelijke ordening) en SVBP2008 (Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen) -per 1 juli 2008- en door de (Invoeringswet) Wabo (Wet algemene bepalingen omgevingsrecht) -per 1 oktober 2010-; bijvoorbeeld: 'vrijstelling' is geworden: 'omgevingsvergunning in afwijking van ....'.
5.2 Inhoudelijke Aspecten
Inhoudelijk komen de regels van dit plan tot herziening zoveel mogelijk overeen met de voorschriften van het bestemmingsplan Landelijk gebied Woerden, Kamerik, Zegveld. Qua systematiek van bestemmen (en aanduiden) is zoveel mogelijk aangesloten bij het op 27 januari 2011 vastgestelde bestemmingsplan Harmelerwaard.
In de Inleidende regels zijn zoveel mogelijk de begripsbepalingen uit het bestemmingsplan Landelijk gebied Woerden, Kamerik, Zegveld overgenomen. Een deel van de begripsbepalingen en de regels voor het meten zijn nu conform de bindende voorschriften in de SVBP2008.
In de Algemene regels is een anti-dubbeltelbepaling opgenomen conform artikel 3.2.4 Bro.
In de Overgangsregels zijn de in artikel 3.2.1 en 3.2.2 Bro voorgeschreven overgangsbepalingen opgenomen. De slotregel is conform SVBP2008.
De in dit plan opgenomen bestemmingen 'Horeca', 'Recreatie', 'Water' en 'Wonen' en de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 2' en 'Waterstaat - Waterkering' sluiten qua inhoud en bijbehorende bepalingen zoveel mogelijk aan bij de bepalingen betreffende de bestemmingen 'Horeca', 'Recreatie', 'Water' en 'Wonen', de (gebieds)aanduidingen 'Archeologisch waardevol gebied' en 'Gebied hoge archeologische verwachtingswaarde' en de dubbelbestemming 'Waterstaatsdoeleinden' in het bestemmingsplan Landelijk gebied Woerden, Kamerik, Zegveld. Vanzelfsprekend met de vanwege deze herziening nodige aanvullingen en aanpassingen.
In het andere onderdeel van de herzieningsoperatie, het bestemmingsplan Landelijk gebied Woerden, Kamerik, Zegveld, herziening 2, zijn diverse ambtshalve herzieningen in de voorschriften van het bestemmingsplan Landelijk gebied Woerden, Kamerik, Zegveld opgenomen. Voor zover die ambtshalve herzieningen doorwerken in dit plan Landelijk gebied Woerden, Kamerik, Zegveld, herziening 1, zijn die herzieningen verwerkt in de regels van dit plan.
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Economische Uitvoerbaarheid
Met de uitvoering van het plan zijn geen gemeentelijke middelen gemoeid. De economische uitvoerbaarheid staat dan ook niet ter discussie. Een exploitatieplan wordt niet nodig geacht.
6.2 Resultaten Overleg Ex Artikel 3.1.1. Bro
Het concept ontwerp-bestemmingsplan is conform artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening voor vooroverleg gezonden naar enkele, voor dit plan relevante overleg-instanties, te weten het Rijk, de provincie Utrecht en het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden.
Het Rijk heeft medegedeeld dat het plan geen aanleiding geeft tot het maken van opmerkingen.
De provincie Utrecht heeft opmerkingen gemaakt betreffende de inhoud van de Ruimte voor ruimteregeling. Deze zijn verwerkt in het plan.
Het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden heeft een opmerking gemaakt omtrent het bestemmen van het oppervlaktewater op het perceel Rietveld 91. Deze is verwerkt in het plan.
Bijlage 1 Waardering Cultuurhistorisch Waardevolle (Bij)gebouwen
Adres | cultuurhistorisch waardevolle bijgebouwen | waardering |
Breeveld 17 | kapberg | h |
l, m, h = waardering bijgebouw in laag, middel of hoog
Bijlage 2 Mogelijkheden Ruimte Voor Ruimteregeling
Het streekplan geeft aan dat alle niet-cultuurhistorisch waardevolle bijgebouwen moeten worden gesloopt en bij sloop van minimaal 1.000 m² bedrijfsgebouwen is één woning van 600 m³ met 50 m² bijgebouw toegestaan. Volgens de handleiding bestemmingsplannen is er bij sloop van substantieel meer bebouwing maatwerk mogelijk.
Deze regeling geldt voor de sloop van bedrijfsgebouwen en bijgebouwen die liggen binnen het plangebied van de volgende bestemmingsplannen:
- Landelijk gebied Woerden, Kamerik, Zegveld;
- Buitengebied Harmelen 2001;
- Harmelerwaard; uitsluitend bedrijfsgebouwen en bijgebouwen ter plaatse van de aanduiding 'vrijkomende agrarische bebouwing'.
Welke oppervlakte telt mee?
- a. Elk te slopen niet-cultuurhistorisch waardevol bijgebouw (niet het hoofdgebouw) telt voor de bestaande legale oppervlakte mee. Als de te slopen gebouwen extra hoog zijn (goothoogte hoger dan 6 m) of extra laag (nokhoogte lager dan 3 m) wordt respectievelijk 20% meer dan wel minder gerekend.
- b. Op alle percelen waar wordt gesloopt dienen alle niet-cultuurhistorisch waardevolle (voormalige) bedrijfsgebouwen te worden gesloopt.
- c. Verleende omgevingsvergunningen, waarvan de schuur niet is gebouwd, tellen niet mee.
- d. Een cultuurhistorisch waardevol bijgebouw, dat wel of niet wordt gesloopt, telt voor de helft in oppervlakte mee. Hieronder wordt niet de voormalige stal van een karakteristiek of monumentaal hoofdgebouw begrepen.
- e. Bij de bouwwerken telt een te slopen mestopslag buiten de gebouwen voor de helft van de oppervlakte mee. Te slopen sleufsilo's tellen voor een kwart van de oppervlakte mee en te slopen torensilo's tellen voor de diameter x de hoogte mee.
- f. De gebouwen of bouwwerken mogen niet langer dan 2 jaar geleden gesloopt zijn om mee te kunnen tellen.
De ruimtelijke kwaliteitswinst blijft van belang bij het bepalen van de oppervlakte te slopen gebouwen of bouwwerken.
Extra compensatie
Versterken van ecologische verbindingszones, openstelling van gronden of restauratie van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing kan tot extra compensatie in volume bebouwing leiden.
Wat mag bij afwijkende te slopen oppervlaktes gebouwd worden?
Bij elke 100 m² meer mag de woning 50 m³ groter worden of het bijgebouw mag 50 m² groter worden. In een grotere woning zijn ook meerdere wooneenheden toegestaan, mits de naburige agrarische bedrijven hierdoor niet extra belemmerd worden en elke wooneenheid groter dan 500 m³ wordt. Bij een grotere woning dan 1.000 m³ moet deze overeenkomen met de karakteristieke boerderijstructuur en -uitstraling.
Waar mag herbouwd worden?
In principe moet in het huidige bouwvlak of bij het huidige erf herbouwd worden en bij voorkeur aan de weg. Nagegaan moet worden of naburige agrarische bedrijven niet extra belemmerd worden in hun bedrijfsvoering. Met een inrichtingsplan kan aangetoond worden dat vanwege bepaalde belemmeringen of waarden een ligging aansluitend aan het bouwperceel noodzakelijk is of op een locatie nabij de kern. De geluidsbelasting op de gevel van de woning mag niet meer bedragen dan de voorkeursgrenswaarde op basis van de Wet Geluidhinder of er moet een procedure hogere grenswaarde van te voren worden doorlopen.
Bouwbepalingen
- a. De goothoogte van de woning mag maximaal 5,5 m bedragen.
- b. Woning en bijgebouw moeten passen in de karakteristiek van de omgeving.
- c. Goot- resp. bouwhoogte van het bijgebouw 3 resp. 6 m.
- d. Dakhelling van woning en bijgebouw tussen 30 en 60 graden.
- e. Nokrichting evenwijdig aan de slagenverkaveling.
- f. Afstand tot de perceelsgrens minimaal 2 m.
- g. Bijgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd achter het verlengde van de voorgevel van de woning.
Ontsluiting
De extra woning dient in principe gebruik te maken van de bestaande ontsluiting van het perceel op de openbare weg.
Bijlage 3 Erfbebouwingsregeling
(voor o.a. aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen behorend bij de burgerwoning, bedrijfswoning, tweede bedrijfswoning en voormalige tweede bedrijfswoning)
- 1. Erfbebouwing op het zij- en achtererf is toegestaan buiten het aanduidingsvlak van de woning indien:
- a. 50% van het zijerf en 50% van het achtererf onbebouwd blijft waarbij de oppervlakte van de erfbebouwing maximaal 50 m² mag bedragen.
- b. aan de achterzijde van de woning, vanaf de grens van het aanduidingsvlak of, indien die niet aanwezig is, vanaf de oorspronkelijke achtergevel van de woning, een aan- of uitbouw gerealiseerd wordt met een maximale diepte van 3,00 meter.
- c. de hoogte van de aan- of uitbouw niet meer bedraagt dan de hoogte van de aangrenzende bouwlaag van het bijbehorende hoofdgebouw, vermeerderd met 0,25 meter tot een maximum hoogte van 3,00 meter.
- d. de zijaanbouw en/of zijuitbouw op het zijerf tot een breedte van 3 meter is toegestaan op tenminste 1 meter achter het verlengde van de voorgevellijn.
- 2. Erkers of vooruitbouwen op het voorerf zijn toegestaan buiten het aanduidingsvlak indien:
- a. de breedte van een erker of vooruitbouw niet meer bedraagt dan 2/3 van de breedte van de voorgevel;
- b. de diepte van een erker of vooruitbouw niet meer bedraagt dan 40% van de breedte van de erker of vooruitbouw;
- c. de afstand van een erker of vooruitbouw tot aan de perceelsgrens die ligt aan de voorzijde van het perceel minimaal 3,00 meter bedraagt;
- d. de hoogte van een erker of vooruitbouw maximaal 3,00 meter bedraagt;
- e. er slechts één erker of vooruitbouw per woning is toegestaan.
- 3. Luifels zijn toegestaan indien:
- a. deze wordt aangebracht boven de voordeur en voor een deel aan weerszijden daarvan:
- b. de breedte maximaal 2,00 meter bedraagt;
- c. de diepte maximaal 1,00 meter bedraagt;
- d. de hoogte van de luifel gelijk is aan de hoogte van de erker of vooruitbouw. Wanneer er geen erker of vooruitbouw aanwezig is dan mag de hoogte van de luifel maximaal 0,50 meter boven de gevelopening van de voordeur liggen.
- 4. Op het voorerf zijn andere bouwwerken dan erkers, vooruitbouwen, luifels en perceelsafscheidingen niet toegestaan.
Bijlage 4 Compensatieregeling
Deze regeling geldt voor sloop van bijgebouwen die liggen binnen het plangebied van de bestemmingsplannen “Buitengebied Harmelen 2001”, “Landelijk gebied Woerden, Kamerik, Zegveld” en “Harmelerwaad” (ter plaatse van de aanduiding “vrijkomende agrarische bebouwing”).
Voor deze regeling komt in aanmerking bebouwing die de maximaal toegestane hoeveelheid bebouwing op een perceel overschrijdt. Bebouwing die volgens de bouwbepalingen gerealiseerd kan worden, komt niet in aanmerking voor deze afwijking.
Welke oppervlakte telt mee?
Elk te slopen niet-cultuurhistorisch waardevol bijgebouw (niet het hoofdgebouw) telt voor de bestaande legale oppervlakte mee. Als de te slopen gebouwen extra hoog zijn (goothoogte hoger dan 6 m) of extra laag (nokhoogte lager dan 3 m) wordt respectievelijk 20% meer dan wel minder gerekend.
Kassen dienen minimaal 2 meter hoog te zijn en tellen voor 1/5 van de bestaande legale oppervlakte mee.
Verleende omgevingsvergunningen, waarvan de schuur niet is gebouwd, tellen niet mee.
Een cultuurhistorisch waardevol bijgebouw telt niet in de oppervlakte mee.
De gebouwen of bouwwerken mogen niet langer dan 2 jaar geleden gesloopt zijn om mee te kunnen tellen.
Waar mag herbouwd worden?
In principe binnen elk bouwperceel en binnen de bestemmingsvlakken Wonen, Horeca en Recreatie.
Bijlage 5 Versterken Overwallen Oude Rijn In Het Venster Bodegraven - Woerden
Bijlage 5 Versterken overwallen Oude Rijn in het Venster Bodegraven - Woerden