KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Maatschappelijk
Artikel 4 Leiding - Gas
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel
Artikel 6 Algemene Bouwregels
Artikel 7 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 8 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 9 Algemene Procedureregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 10 Overgangsrecht
Artikel 11 Slotregel
Bijlage 1 Concept Raadsbesluit
Bijlage 2 Nota Van Beantwoording Reacties
Bijlage 3 Ecologisch Onderzoek
Bijlage 4 Verkennend Bodemonderzoek
Bijlage 5 Hoe Wordt Bepaald Of Grond Toegepast Mag Worden In De Regio Noord-west-utrecht?
Bijlage 6 Nota Van Beantwoording Zienswijzen

Bestemmingsplan Dierencentrum Reijerscop

Bestemmingsplan - gemeente Woerden

Vastgesteld op 23-06-2011 - geheel onherroepelijk in werking

Bestanden

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het bestemmingsplan "Dierencentrum Reijerscop" van de gemeente Woerden;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0632.Dierencentrum-bVa1 met de bijbehorende regels;

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 achtererf:

het bij het hoofdgebouw (bijvoorbeeld woning) behorende erf, dat is gelegen achter de achtergevellijn of in ieder geval achter het bouwvlak;

1.5 ander bouwwerk:

een bouwwerk geen gebouw zijnde;

1.6 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.7 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.8 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.9 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.10 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.11 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.12 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

1.13 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct steun vindt in of op de grond;

1.14 dierenasiel:

een maatschappelijke instelling waarbinnen al dan niet op bedrijfsmatige basis tijdelijke huisvesting aan zwerfdieren en gewonde dieren wordt geboden;

1.15 diergeneeskundige praktijk:

een praktijk voor het behandelen van dieren;

1.16 diergeneeskundig opleidingsinstituut:

een instelling voor wetenschappelijk onderwijs en onderzoek in de diergeneeskunde;

1.17 erf:

het al dan niet bebouwde perceelsgedeelte, direct gelegen bij een woning, ingericht ten dienste van het gebruik van deze woning en indien er een bouwvlak voor hoofdgebouwen aanwezig is, gelegen buiten het bouwvlak;

1.18 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.19 peil:

  1. 1. de gemiddelde hoogte van het aan een bouwwerk aansluitende, afgewerkte maaiveld, maar niet hoger dan de kruin van de weg in geval dit bouwwerk aan een weg gelegen is;
  2. 2. in alle andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het afgewerkte maaiveld.

1.20 plankaart (geometrische plaatsbepaling):

de verbeelding van het bestemmingsplan Dierencentrum Reijerscop.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.2 de (bouw)hoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.3 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.4 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.5 de grondoppervlakte

van een gebouw of ander bouwwerk wordt gemeten buitenwerks en boven peil;

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Maatschappelijk

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Maatschappelijk" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. dierenartsenpraktijk,
  2. b. diergeneeskundige opleidingsinstelling;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding "dierenasiel" uitsluitend een dierenasiel;
  4. d. en vergelijkbare maatschappelijke voorzieningen, alsmede voorzieningen,
  5. e. bij deze doeleinden behorende voorzieningen, zoals erven, groen, water, nutsvoorzieningen en parkeren;
  6. f. ontsluitingsverhardingen.

3.2 Bouwregels

Op de in lid 3.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande, dat:

  1. a. gebouwen uitsluitend binnen de aangegeven bouwvlakken mogen worden gebouwd;
  2. b. de goothoogte en bouwhoogte van gebouwen niet meer mag bedragen dan aangegeven ter plaatse van de aanduiding "maximale goot- en bouwhoogte";
  3. c. in afwijking van het bepaalde onder a mogen uitsluitend een fietsenstalling en/of berging buiten de aangegeven bouwvlakken worden gebouwd met een gezamenlijke grondoppervlakte van 100 m² en een bouwhoogte van niet meer dan 4 m;
  4. d. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer mag bedragen dan:
    1. 1. 1 m voor erf- en terreinafscheidingen;
    2. 2. 6 m voor palen en vlaggenmasten;
    3. 3. voor het overige 1 m op het voorerf, en 3 m op het zij- en achtererf.

Artikel 4 Leiding - Gas

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg, de instandhouding en bescherming van gasleidingen met een strook van 5 meter ter weerszijden van de aangeduide leiding.

4.2 Bouwregels

Op de in lid 4.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken ten dienste van de bestemming "Leiding - Gas" worden gebouwd, met dien verstande, dat de bouwhoogte niet meer magbedragen dan 3 m.

4.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met een omgevingsvergunning afwijking te verlenen van het bepaalde in lid 4.2 voor de bouw van bouwwerken ten dienste van de aangegeven onderliggende bestemmingen, op voorwaarde, dat:

  1. a. de belangen van de leiding dit toelaten;
  2. b. alvorens de omgevingsvergunning voor afwijken te verlenen schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de leiding;
  3. c. voor het overige de regels van de onderliggende bestemmingen van toepassing zijn.

4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. a. Het is verboden op de tot Leiding - Gas bestemde grond, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden van burgemeester en wethouders, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren, die de veiligheid kunnen schaden of de continuïteit van de energievoorziening in gevaar kunnen brengen:
    1. 1. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
    2. 2. het uitvoeren van graafwerkzaamheden;
    3. 3. het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indringen van voorwerpen;
    4. 4. het aanbrengen van diepgewortelde beplanting en of bomen;
    5. 5. het vellen of rooien van houtgewas;
    6. 6. het aanleggen van geluidswallen;
    7. 7. het diepploegen;
    8. 8. het permanent opslaan van goederen waaronder ook begrepen het opslaan van afvalstoffen.
  2. b. Het onder 4.4.a vervatte verbod geldt niet voor de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden:
    1. 1. welke betreffen het normale onderhoud en beheer van de gasleiding;
    2. 2. die op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt in uitvoering zijn.
  3. c. De werken en werkzaamheden als bedoeld onder 4.4.a zijn slechts toelaatbaar indien door die werken en werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen geen onevenredige aantasting van de belangen van de leiding ontstaat of kan ontstaan.
  4. d. Advisering: Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning als bedoeld onder 4.4 a wordt het advies ingewonnen van de leiding beheerder.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene Bouwregels

6.1 Ondergronds bouwen

De regels inzake de toelaatbaarheid, de aard, de omvang en de situering van gebouwen zijn in geval van ondergrondse bouw van overeenkomstige toepassing, met dien verstande, dat deze uitsluitend is toegestaan met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  1. a. gebouwd mag worden tussen peil en 3 m onder peil;
  2. b. tellen niet mee bij de volume van gebouwen.

Artikel 7 Algemene Afwijkingsregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met en omgevingsvergunning afwijking te verlenen van het bepaalde in deze regels ten behoeve van:

  1. a. de bouw van niet voor bewoning bestemde gebouwen ten dienste van het openbaar nut, waarbij de inhoud ten hoogste 50 m³ waarbij de bouwhoogte van bouwwerken niet meer dan 3 m mag bedragen en de goothoogte van gebouwen ten hoogste 3 m mag bedragen, gasdrukregel- en gasdrukmeetstations uitgezonderd;
  2. b. indien en voor zover afwijkingen ten aanzien van grens of inrichting van wegen, paden en waterlopen, en ligging van bestemmings-, bouw-, en aanduidingsgrenzen noodzakelijk zijn ter aanpassing van het plan aan de bij de uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein, mits die afwijkingen ten opzichte van hetgeen is aangegeven niet meer dan 5 m bedragen;
  3. c. het afwijken van de voorgeschreven maatvoering van bouwwerken (waaronder goothoogte, bouwhoogte, grondoppervlakte, onderlinge afstand, afstand tot perceelsgrenzen), eventueel met een overschrijding van de bouwgrens, mits deze afwijkingen niet meer bedragen dan 10% van de in het plan voorgeschreven maten en dit bouwtechnisch noodzakelijk wordt geacht in verband met de uitoefening van het in het plan toegestane gebruik, mits aangetoond wordt dat dit noodzakelijk is voor het toegestane gebruik;
  4. d. voor afwijkingen van bestemmings-, bouw-, en aanduidingsgrenzen, mits die afwijkingen niet meer dan 2 m bedragen ten opzichte van hetgeen is aangegeven, of wanneer door verandering van de eigendomssituatie aangetoond moet worden dat een grotere afwijking noodzakelijk is tot een maximum van 10;
  5. e. de bouw van andere bouwwerken zoals een vlaggenmast, een kunstwerk, antennes en dergelijke tot een hoogte van 15 m.

Artikel 8 Algemene Wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders zijn, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, bevoegd het plan te wijzigen, indien de wijziging betrekking heeft op:

  1. a. een enigszins andere situering en/of begrenzing van bouwpercelen, dan wel bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen en bouwvlakken en/of aanduidingen, indien bij de uitvoering van het plan mocht blijken dat verschuivingen nodig zijn ter uitvoering van een bouwplan, op voorwaarde, dat de oppervlakte van het betreffende bouwperceel, bestemmingsvlak dan wel bouwvlak met niet meer dan 10% zal worden gewijzigd;
  2. b. het toevoegen van de bestemming “Waarde – Archeologie”, indien uit nader archeologisch onderzoek is gebleken, dat sprake is van een gebied met oudheidkundige waarden, dan wel nadat er sprake is van opgravingen en documentatie waardoor planologische bescherming noodzakelijk wordt geacht.

Artikel 9 Algemene Procedureregels

9.1 Procedureregels afwijken bij omgevingsvergunning

Op de voorbereiding van een omgevingsvergunning voor afwijken is de procedure als bedoeld in paragraaf 3.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing.

9.2 Procedureregels bij wijzigen ex artikel 3.6 Wro

Op de voorbereiding van een besluit tot wijziging is de procedure als bedoeld in artikel 3.9a van de Wet ruimtelijke ordening.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 10 Overgangsrecht

10.1 Overgangsrecht bouwwerken

10.2 Overgangsrecht gebruik

Artikel 11 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplanDierencentrum Reijerscop.

Bijlage 1 Concept Raadsbesluit

Bijlage 1 Concept raadsbesluit

Bijlage 2 Nota Van Beantwoording Reacties

Bijlage 2 Nota van beantwoording reacties

Bijlage 3 Ecologisch Onderzoek

Bijlage 3 Ecologisch onderzoek

Bijlage 4 Verkennend Bodemonderzoek

Bijlage 4 Verkennend bodemonderzoek

Bijlage 5 Hoe Wordt Bepaald Of Grond Toegepast Mag Worden In De Regio Noord-west-utrecht?

Bijlage 5 Hoe wordt bepaald of grond toegepast mag worden in de regio Noord-West-Utrecht?

Bijlage 6 Nota Van Beantwoording Zienswijzen

Bijlage 6 Nota van Beantwoording zienswijzen