Geestdorp 26a
Bestemmingsplan - gemeente Woerden
Ontwerp op 07-12-2023 - in voorbereiding
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
het bestemmingsplan Bestemmingsplan Geestdorp 26a, Woerden van de gemeente Woerden
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met bijbehorende regels en bijlagen vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0632.Geestdorp26a-ON01
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 agrarisch bedrijf
bedrijvigheid, geheel of overwegend gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen van producten door het telen van gewassen en/of het houden van dieren, met uitzondering van vissen, wormen en champignons, nader te onderscheiden in:
- a. akker- en tuinbouw: de teelt van gewassen op open grond; daaronder niet begrepen bosbouw, sierteelt en fruitteelt;
- b. grondgebonden veehouderij: het houden van melk- en ander vee (nagenoeg) geheel op open grond, waaronder begrepen de teelt van ruwvoedergewassen;
1.6 archeologische waarde
de aan een gebied toegerekende waarde in verband met de kennis en de studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijk aanwezigheid of activiteit uit oude tijd;
1.7 bebouwing
een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.8 bestaand
- a. het gebruik dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is en/of bebouwing die op dat tijdstip aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen;
- b. het onder a bedoelde geldt niet voor zover sprake was van strijd met het voorheen geldende bestemmingsplan, de voorheen geldende beheersverordening, daaronder mede begrepen het overgangsrecht van het bestemmingsplan of de beheersverordening, of een andere planologische toestemming;
1.9 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.10 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.11 bijgebouw
een vrijstaand of aangebouwd gebouw, dat door constructie en afmetingen ondergeschikt is aan een op hetzelfde perceel gelegen woning. Een bijgebouw mag via een deur rechtstreeks toegankelijk zijn vanuit de woning. Er is geen zelfstandige wooneenheid in een bijgebouw toegestaan. In een vrijstaand bijgebouw is nachtverblijf niet toegestaan (geen slaapkamer en/of badkamer);
1.12 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.13 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
1.14 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.15 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.16 bouwwerk, geen gebouw zijnde
elk bouwwerk, geen gebouw en geen overkapping zijnde.
1.17 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen voor gebruik, verbruik of aanwending aan particulieren; onder detailhandel is hier geen horeca en geen internetverkoop begrepen.
1.18 eigendomsgrens
is gelijk aan de grens met de naburige eigenaar, maar is niet van toepassing als meerdere naburige eigenaren in één bouw- of bestemmingsvlak liggen;
1.19 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.20 hobbymatig agrarisch gebruik
het uitoefenen van agrarische activiteiten, niet zijnde uit hoofde van een volwaardig agrarisch bedrijf, waarvoor vanwege de beperkte omvang geen vergunningplicht op grond van het artikel 2.1 lid 3 Besluit omgevingsrecht geldt, of een meldingsplicht op grond van de Wet milieubeheer geldt.
1.21 hoofdgebouw
gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op de bestemming het belangrijkst is;
1.22 normaal beheer en onderhoud
onderhoud dat, gelet op de bestemming, regelmatig noodzakelijk is voor een goed beheer en gebruik van de gronden en gebouwen die tot de betreffende bestemming behoren;
1.23 overig bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang, geen gebouw zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
1.24 overkapping
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, bestaande uit een kap met maximaal 1 wand.
1.25 peil
de gemiddelde hoogte van het aan het bouwwerk aansluitende, afgewerkte maaiveld, maar niet hoger dan de hoogte van de kruin van die weg in geval het bouwwerk aan een weg gelegen is;
1.26 seksinrichting
een inrichting, bestaande uit een of meer voor publiek toegankelijke, besloten ruimten, waarin bedrijfsmatig of op een daarmee vergelijkbare wijze, seksuele handelingen worden verricht; onder een hiervoor bedoelde inrichting wordt in elk geval verstaan een parenclub en een prostitutiebedrijf, al of niet in combinatie met elkaar;
1.27 voorgevel
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt;
1.28 vrij beroep
beroep of beroepsmatige dienstverlening op administratief, juridisch, medisch, paramedisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch en daarmee gelijk te stellen gebied;
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij de toepassing van deze planregels wordt als volgt gemeten:
2.1 de dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.2 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals dakkapellen;
2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.4 de oppervlakte van een overig bouwwerk
de horizontale projectie van alle delen van het bouwwerk binnen de omtrekslijn;
2.5 de oppervlakte van een bouwwerk
ter hoogte van de bovenkant van de begane grondvloer, tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of harten van scheidsmuren;
2.6 de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch Met Waarden
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. de uitoefening van een grondgebonden agrarisch bedrijf;
- b. de instandhouding van de aldaar voorkomende dan wel daaraan eigen landschapswaarden karakteristiek verkavelingspatroon en openheid;
- c. instandhouding en versterken van een boomgaard';
- d. voor zover de sub b bedoelde waarden niet onevenredig worden aangetast: extensieve openluchtrecreatie;
- e. bestaande toegangswegen;
- f. hobbymatig agrarische activiteiten;
- g. parkeren ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein';
met daarbij behorende:
- h. erfbeplanting;
- i. nutsvoorzieningen;
- j. erven en terreinen;
- k. wegen en paden;
- l. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
3.2 Bouwregels
Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende regels:
- a. er zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegelaten, met uitzondering van overkappingen, bouwwerken voor mestopslag, andere silo's en tunnelkassen en met een maximale bouwhoogte van 2 m;
met dien verstande dat:
- b. binnen het bestemmingsvlak mogen bouwwerken ten behoeve van het hobbymatig agrarisch gebruik buiten het bouwvlak worden gebouwd tot een maximaal oppervlak van 50 m², mits:
- 1. de bebouwing uit maximaal één aaneengesloten bouwwerk bestaat;
- 2. de bebouwing achter het verlengde van de voorgevel van de betreffende woning, horende bij het bouwperceel, wordt opgericht.
3.3 Specifieke gebruiksregels
3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 4 Wonen
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen, waarbij het aantal woningen per bestemmingsvlak niet meer mag bedragen dan 1 ;
- b. instandhouding van de waardevolle bebouwingskenmerken en -elementen van de ter plaatse voorkomende cultuurhistorisch waardevolle bebouwing, ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden';
met de daarbij behorende voorzieningen zoals:
- c. erfbeplanting, tuinen, erven en terreinen;
- d. wegen, paden en parkeerplaatsen;
- e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
4.2 Bouwregels
Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende regels:
- a. er is uitsluitend een hoofdgebouw ter plaatse van de bestaande cultuurhistorische schuur binnen de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' toegestaan;
- b. de bouwhoogte van hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan 6 meter;
- c. de dakhelling van een woning en van de bijgebouwen bij de woning mag niet minder dan 30° en niet meer dan 60° bedragen;
- d. de nokrichting dient evenwijdig te zijn aan het verkavelingspatroon of met de bestaande nokrichting, indien deze daarvan afwijkt;
- e. de afstand van gebouwen tot de naburige eigendomsgrens mag niet minder dan 2 m bedragen;
- f. de afstand tot de weg mag niet minder bedragen dan 4 meter;
- g. bijgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd achter het verlengde van de voorgevel van de betreffende woning, met dien verstande dat de afstand tot de betreffende woning niet meer dan 20 m mag bedragen, of, bij herbouw van een bestaand gebouw, niet meer dan de bestaande afstand, indien deze meer is dan 20 m;
- h. de gezamenlijke oppervlakte van bij een woning behorende bijgebouwen en overkappingen bedraagt niet meer dan 50 m2 waarbij het meerdere aan bestaande bijgebouwen en overkappingen voor ten hoogste 50% van de huidige oppervlakte mag worden herbouwd;
- i. de goothoogte en hoogte van bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan 3 m respectievelijk 6 m;
- j. de hoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan 2 m voor erfafscheidingen en 12 m voor overige bouwwerken.
4.3 Specifieke gebruiksregels
4.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
Artikel 5 Waarde - Archeologie 3
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), bestemd voor de bescherming en het behoud van de op en/of in deze gronden voorkomende en te verwachten archeologische waarden.
5.2 Bouwregels
5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.4 Advies
Indien sprake is van een activiteit waarvoor een omgevingsvergunning is vereist, wint de aanvrager vooraf archeologisch advies in bij de door Burgemeester en Wethouders aangewezen archeologisch deskundige.
5.5 Beoordeling
Alvorens de omgevingsvergunning als bedoeld in 5.2.3 sub a en 5.3.1 sub a te verlenen, vragen Burgemeester en Wethouders advies aan een archeologisch deskundige.
5.6 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd betreffende de dubbelbestemming 'Waarde -Archeologie 3' de regels van het plan te wijzigen zodanig dat de dubbelbestemming naar ligging wordt verschoven of naar omvang wordt vergroot of verkleind en in voorkomend geval wordt verwijderd, voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na archeologisch onderzoek, daartoe aanleiding geeft.
Artikel 6 Waterstaat - Waterkering
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud van de waterkering.
6.2 Bouwregels
Op de in lid 6.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande, dat de hoogte niet meer mag bedragen dan 5 m.
6.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.2 voor de bouw van bouwwerken ten dienste van de aangegeven onderliggende bestemmingen, op voorwaarde, dat:
- a. de belangen van de waterkering dit toelaten;
- b. alvorens een omgevingsvergunning wordt verleend schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de waterkering;
- c. voor het overige de regels van de onderliggende bestemmingen van toepassing zijn;
- d. het peil op een hoogte wordt gebracht van minimaal NAP -0,10 m.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 7 Anti-dubbeltelbepaling
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 8 Algemene Bouwregels
- a. Kelders:
- 1. mogen gebouwd worden tot een maximale diepte van 3 m binnen het bestemmingsvlak;
- 2. tellen niet mee bij de oppervlakte of volume van gebouwen;
- 3. zijn in principe alleen onder gebouwen, uitgezonderd kassen, toegestaan;
- 4. bij woningen en bijgebouwen mogen in afwijking van sub 1 maximaal 100 m² buiten de projectie daarvan liggen, mits 10% van de oppervlakte buiten de projectie in oppervlakte waterberging wordt gecompenseerd;
- 5. moeten rechtstreeks bereikbaar zijn vanuit de woning of een bijgebouw of bedrijfsgebouw;
- 6. met een eventuele hellingbaan moeten op voldoende afstand van de openbare weg zijn gelegen, zodat er geen verkeersonveilige situatie ontstaat.
Artikel 9 Algemene Gebruiksregels
9.1 Strijdig gebruik
Tot gebruik in strijd met dit plan wordt in ieder geval begrepen;
- a. het gebruik ten behoeve van een seksinrichting;
- b. het gebruik van de gronden -water, steigers, aanlegplaatsen en bijbehorende gronden als ligplaats voor woonboten of -schepen, drijvende recreatiewoningen en andere drijvende woongelegenheden;
- c. het gebruik van gronden als stand- of ligplaats van kampeermiddelen, demonteerbare of verplaatsbare inrichtingen voor detailhandel in etenswaren en/of dranken, en andere onderkomens, tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;
- d. het gebruik van gronden als opslag-, stort- of bergplaats van machines, voer- en vaartuigen en andere al of niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;
- e. het gebruik van gronden voor het beproeven van voertuigen, voor het racen of crossen met motorvoertuigen of bromfietsen en voor het beoefenen van de modelvliegtuigsport;
- f. het gebruik van gronden voor militaire oefeningen met rups- en andere zware voertuigen; g. het gebruik van gronden voor meer dan één inrit per oorspronkelijk verkavelingspatroon;
- g. het gebruik van gronden als paardenbak. In afwijking hiervan mogen op gronden met de bestemming wonen paardenbakken worden gerealiseerd, mits:
- 1. het ten hoogste 1 paardenbak met een maximale oppervlakte van 800 m² betreft bij een zelfde bedrijf of woning, op een perceel van ten minste 0,5 ha;
- 2. de paardenbak direct aansluitend aan, en zo mogelijk achter het agrarische bouwvlak of ander bestemmingsvlak wordt gerealiseerd, doch in ieder geval achter de achtergevellijn van de woning;
- 3. de afstand van de paardenbak tot een woning van derden ten minste 15 m bedraagt;
- 4. er geen lichtmasten buiten het bouwvlak of bestemmingsvlak worden opgericht;
- 5. wordt voorzien in een minimaal 5 m brede afschermende zone met streekeigen beplanting rondom de paardenbak.
- h. het gebruik van gronden of bouwwerken waarbij niet wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid volgens de normering zoals deze is opgenomen in de 'Nota parkeernormen gemeente Woerden' (vastgesteld d.d. 2 september 2014) en diens rechtsopvolger(s);
- i. de bouw van woningen waarbij het afgewerkt maaiveld minder dan NAP +0,10 m bedraagt.
9.2 Uitoefening "vrij" beroep en beroeps- en bedrijfsactiviteiten aan huis
Een verboden gebruik als bedoeld in lid 9.1, is in ieder geval niet het gebruiken van een woning en bijbehorende bijgebouwen voor de uitoefening van een "vrij" beroep, of voor beroepen bedrijfsactiviteiten aan huis, mits de gezamenlijke vloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van het "vrij" beroep en/of van de uitoefening van beroeps- en bedrijfsactiviteiten, niet meer bedraagt dan 40% van de vloeroppervlakte van de betreffende woning en, samen met de daarbij behorende bijgebouwen in ieder geval niet meer dan 100 m² bedraagt, waarbij:
- a. het betreft de volgende beroeps- en bedrijfsactiviteiten:
- 1. dierenartspraktijk;
- 2. “bed and breakfast”-appartementen buiten de woning, mits het gaat om bedrijfsmatige exploitatie, aangesloten is bij een recreatie organisatie, een nachtregister wordt bijgehouden en naburige agrarische bedrijven daardoor niet extra belemmerd worden,
- 3. educatie en voorlichting,
- 4. medisch verwante dienstverlening, conform de Positieve lijst in Bijlage 1
- 5. commerciële dienstverlening, conform de Positieve lijst in Bijlage 1
- 6. ambachtelijke landbouwproductverwerkende bedrijven, conform de Positieve lijst in Bijlage 1
- 7. overige ambachtelijke bedrijven, conform de Positieve lijst in Bijlage 1
- 8. kinderopvang,
- 9. kleinschalig kantoor.
- b. het geen horeca of detailhandel betreft, behoudens detailhandel in zelfgemaakte, -bewerkte, -gekweekte of -geteelde producten,
- c. op de bij de betreffende woning behorende gronden geen buiten-opslag van goederen ten behoeve van de beroeps- en bedrijfs-activiteiten plaatsvindt,
- d. de hoeveelheid extra verkeer past bij de wegstructuur en parkeren op eigen terrein geschiedt;
- e. voor de beroeps- en bedrijfsactiviteiten zoals in lid 9.2 sub a mag de oppervlakte van de bestaande bijgebouwen herbouwd worden.
- f. bij herbouw van de bijgebouwen mag de goot- en bouwhoogte niet meer bedragen dan respectievelijk 3 m en 6 m, dan wel niet meer dan de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze meer bedraagt.
9.3 Inrichting en zichtlijnen oeverwallen
- a. de inrichting van het plangebied moet overeenkomstig het landschappelijk inrichtingsplan als bedoeld in Bijlage 2 worden uitgevoerd en in stand gehouden;
- b. burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in sub a indien de gemeentelijke stedenbouwkundige hierover positief adviseert;
- c. het is verboden de gronden in strijd met het in Bijlage 2 opgenomen Inrichtingsplan in te richten.
Artikel 10 Algemene Afwijkingsregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in het bestemmingsplan:
- a. ten behoeve van het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouwwerken van openbaar nut, zoals gasdrukregelstations, wachthuisjes, telefooncellen en transformatorhuisjes, uitgezonderd verkooppunten voor motorbrandstoffen, en voor de waterhuishouding, zoals sluizen, duikers of gemalen waarvan de oppervlakte niet meer dan 50 m² mag bedragen, en de
- 1. hoogte van andere bouwwerken niet meer dan 3 m,
- 2. goothoogte van gebouwen niet meer dan 3 m;
- b. indien en voorzover afwijkingen ten aanzien van grens of richting van wegen, paden en waterlopen, en ligging van bebouwingsgrenzen en grenzen van bouwvlakken en aanduidingen noodzakelijk zijn ter aanpassing van het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein, mits die afwijkingen ten opzichte van hetgeen op de plankaart is aangegeven niet meer dan 5 m bedragen;
- c. voor afwijkingen van regels ten aanzien van maten en percentages, mits die afwijkingen beperkt blijven tot ten hoogste 10% van de in het plan aangegeven maten en percentages, mits aangetoond wordt dat dit noodzakelijk is voor het toegestane gebruik;
- d. voor afwijkingen van bestemmingsgrenzen en grenzen van bouwvlakken en aanduidingsvlakken, mits die afwijkingen niet meer dan 2 m bedragen ten opzichte van hetgeen op de plankaart is aangegeven, of wanneer door verandering van de eigendomssituatie aangetoond wordt dat een grotere afwijking noodzakelijk is tot een maximum van 10 m;
- e. ten behoeve van het bouwen van antennemasten tot een hoogte van 40 m, indien aangetoond wordt dat dit noodzakelijk is voor de telecommunicatie, er minimaal 2 gebruikers zijn, de landschappelijke kwaliteit niet onevenredig wordt geschaad en er geen naburige antennemast mede gebruikt kan worden;
- f. voor afwijkingen van regels ten aanzien van de afstand tot de naburige eigendomgrens, indien aangetoond wordt dat het naburige perceel geen onevenredige (schaduw)hinder ondervindt van een bouwplan;
- g. voor afwijking van regels ten aanzien van de voorkeursgrenswaarde uit de Wet geluidshinder met betrekking tot het verhogen van de geluidsbelasting tot de toegestane hogere grenswaarde bij woningen, mits een hogere grenswaarde procedure gevolgd wordt en de weg- of railbeheerder daarmee instemt;
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 11 Overgangsrecht
11.1 Overgangsrecht bouwwerken
Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:
- a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
- b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van lid 11.1 sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste artikel met maximaal 10%;
- c. lid 11.1 sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
11.2 Overgangsrecht gebruik
Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:
- a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
- b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 11.2 sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
- c. indien het gebruik, bedoeld in lid 11.2 sub a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Lid 11.2 sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregeling van dat plan.
Artikel 12 Slotregel
Deze regels worden aangehaald onder de naam 'Regels van het bestemmingsplan Bestemmingsplan Geestdorp 26a, Woerden' van de gemeente Woerden.
Bijlage 1 Positieve Lijst
Bijlage 2 Landschappelijk Inpassingsplan
Bijlage 2 Landschappelijk inpassingsplan
Bijlage 1 Verkennend En Aanvullend Bodem- En Asbestonderzoe
Bijlage 1 Verkennend en aanvullend bodem- en asbestonderzoe
Bijlage 2 Quicscan Ecologie
Bijlage 3 Stikstofonderzoek Aanlegfase
Bijlage 3 Stikstofonderzoek aanlegfase
Bijlage 4 Stikstofonderzoek Gebruiksfase
Bijlage 4 Stikstofonderzoek gebruiksfase