Bedrijventerreinen Barwoutswaarder, Polanen en Putkop
Bestemmingsplan - gemeente Woerden
Vastgesteld op 29-11-2012 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan:
het bestemmingsplan Bedrijventerreinen Barwoutswaarder, Polanen en Putkop van de gemeente Woerden;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0632.bedrijventerrBPP-bVA1 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen);
1.3 aanbouw
een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw, door zijn constructie of afmetingen ondergeschikt aan het hoofdgebouw, als een toevoeging van een afzonderlijke ruimte, direct verbonden met en direct bereikbaar vanuit het hoofdgebouw, bijvoorbeeld via een toegangsdeur;
1.4 aan huis verbonden beroep
de uitoefening aan huis van een aan huis verbonden beroep op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen terrein, alsmede niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten;
1.5 aan huis verbonden bedrijf
het bedrijfsmatig verlenen van diensten - geen detailhandelbedrijf zijnde - en ambachtelijke bedrijvigheid geheel of overwegend door middel van handwerk, waarbij de aard (qua milieuplanologische hinder) en omvang van de bedrijfsactiviteiten zodanig is dat deze activiteiten in een woning kunnen worden uitgeoefend alsmede niet publieksgerichte functies en de activiteiten geen onevenredige afbreuk doen aan het woon- en leefmilieu in de directe omgeving;
1.6 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.7 achtererf
het bij het hoofdgebouw (bijvoorbeeld woning) behorende erf, dat is gelegen achter de achtergevellijn of in ieder geval achter het bouwvlak;
1.8 achtergevel
de gevel achter de voorgevel, meestal evenwijdig daaraan, zoals deze oorspronkelijk bij de bouw is gerealiseerd;
1.9 achtergevellijn
een lijn, welke zoveel mogelijk aansluit aan de ligging van de oorspronkelijke achtergevel van de hoofdgebouwen;
1.10 agrarische bedrijvigheid
bedrijvigheid, gericht op het voortbrengen van producten door het telen van gewassen en/of het houden van dieren;
1.11 ambachtelijke bedrijfsactiviteiten
bedrijfsactiviteiten waarbij bedrijfsmatig geheel of overwegend door middel van handwerk goederen worden vervaardigd, bewerkt, hersteld en/of geïnstalleerd;
1.12 ander bouwwerk
een bouwwerk, geen gebouw zijnde;
1.13 archeologische waarde
de aan een gebied toegerekende waarde in verband met de kennis en de studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit uit oude tijden;
1.14 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.15 bed en breakfast
een deel van bebouwing, bedoeld voor recreatief nachtverblijf door een persoon, gezin of andere groep van personen, die zijn/hun vaste woon- of verblijfplaats elders hebben en niet langer dan 4 weken per jaar aaneengesloten verblijft; onder recreatief nachtverblijf in is in ieder geval niet begrepen permanente bewoning door eenzelfde persoon, gezin of andere groep van personen;
1.16 bedrijf
een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop c.q. levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen;
1.17 bedrijfsverzamelgebouw
een gebouw(encomplex) met de daarbij behorende voorzieningen op een bouwperceel dat in hoofdzaak wordt gebruikt ten behoeve van weinig milieubelastende bedrijfsactiviteiten, waaronder kantoren en parkeervoorzieningen;
1.18 bedrijfswoning
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar, gelet op de bedrijfsvoering, in overeenstemming met de bestemming, noodzakelijk is.
1.19 bestaand gebouw
een gebouw, dat op de eerste dag van de inwerkingtreding van het plan bestaat, dan wel in uitvoering is of mag worden opgericht krachtens een bouwvergunning die voor dat tijdstip is aangevraagd;
1.20 bestaand gebruik
het gebruik van gronden of gebouwen dat op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan bestaat;
1.21 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.22 Bevi-inrichting
inrichtingen zoals bedoeld in artikel 2.1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
1.23 bijgebouw
een op zich zelf staand, vrijstaand of aangebouwd gebouw, dat door zijn constructie of afmetingen ondergeschikt is aan een op hetzelfde perceel gelegen hoofdgebouw, niet direct bereikbaar vanuit het hoofdgebouw;
1.24 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.25 bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
1.26 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door - op gelijke hoogte of bij benadering op gelijke hoogte liggende - vloeren of balklagen wordt begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitzondering van een onderbouw en een zolder;
1.27 bouwmarkt
een al dan niet geheel overdekte verkoopplaats, waarop het volledige assortiment aan (grove) bouwmaterialen, bouwgrondstoffen alsmede materialen voor het verrichten van bouw- en verbouwwerkzaamheden waaronder begrepen doe-het-zelf-producten, uit voorraad ten verkoop worden aangeboden;
1.28 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.29 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
1.30 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren;
1.31 cultuurhistorische waarde
de aan een (samenstel van) bouwwerk(en) of een landschap toegekende waarde in verband met het beeld dat door ontwerp of gebruik van de mens in de loop van de geschiedenis is ontstaan;
1.32 dakkapel
een beperkte doorbreking van het dakvlak door een uit de helling van het dakvlak stekend dakvenster;
1.33 dakopbouw
een toevoeging aan de bouwmassa door het verhogen van de nok van het dak, die het silhouet van het oorspronkelijke dak verandert;
1.34 dakterras
een niet door wanden omsloten bouwlaag op de eerste of hogere verdieping van een hoofd-, bij- of aanbouw, welke geschikt is gemaakt voor verblijf;
1.35 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik, verhuur of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.36 detailhandel in niet-dagelijkse goederen (non food)
detailhandel in duurzame en/of gebruiksgoederen, zoals kleding en schoeisel, elektrische artikelen en overige goederen, voor zover geen detailhandel in dagelijkse goederen zoals voedings- en genotmiddelen;
1.37 detailhandel in volumineuze goederen
detailhandel welke vanwege de omvang van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig heeft voor de uitstalling ten verkoop, zoals de verkoop van auto's, boten, caravans, kampeermiddelen, landbouwwerktuigen, tuininrichtingsartikelen, grove bouwmaterialen, meubelcentra, woninginrichting, keukens en sanitair; bouwmarkten worden hiertoe niet gerekend;
1.38 dienstverlening
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek onder andere via een baliefunctie te woord wordt gestaan en geholpen;
1.39 doe-het-zelf-producten
tot doe-het-zelf-producten wordt in ieder geval gerekend:
- hout en houtwaren;
- tegels, stenen, dakpannen en dergelijk;
- bouwgrondstoffen en installatiemateriaal, waaronder sierpleisters, isolatiemateriaal, p.v.c.-artikelen, elektriciteitskabels/-snoeren, fittingen en overige elektrische artikelen, voor zover ze als bouwmaterialen zijn aan te merken;
- pijpen, zand en cement;
- kozijnen, deuren;
- sanitair;
- (inbouw)keukens, badkamers en kasten;
- verf en verfwaren, lijmen en kit;
- ijzerwaren;
- behang en behangbenodigdheden;
- buitenzonwering;
- open haarden;
- gereedschappen ten behoeve van de bouw;
1.40 erf
het al dan niet bebouwde perceelsgedeelte, direct gelegen bij een woning, ingericht ten dienste van het gebruik van deze woning en indien er een bouwvlak voor hoofdgebouwen aanwezig is, gelegen buiten het bouwvlak;
1.41 erfbebouwing
verzamelnaam voor bouwwerken, op het erf behorende bij een (woon-) bestemming, die ten dienste staan van het hoofdgebouw en die door de ligging, constructie en afmetingen ondergeschikt zijn aan het hoofdgebouw, waarbij onderscheid te maken valt tussen: een aanbouw, een uitbouw, een bijgebouw en een overkapping;
1.42 erker
een ondergeschikte uitbouw op de begane grond van de woning, die strekt ter vergroting van het woongenot. Een erker is gelegen aan de verblijfsruimte (woonkamer of keuken) en zorgt voor een verbijzondering van de voorgevel zonder de architectuur wezenlijk aan te tasten. Een erker heeft een beperkte diepte en is aan drie zijden geheel of gedeeltelijk voorzien van glas;
1.43 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.44 grove bouwmaterialen/bouwgrondstoffen
materialen waaruit op te richten bouwwerken primair zijn samengesteld, machines en materialen welke voor het verrichten van bouwwerkzaamheden nodig zijn. Onder bouwmaterialen worden niet begrepen materialen welke uitsluitend dienen voor versiering, aankleding, inrichting en gebruik van bouwwerken;
1.45 hoofdgebouw
een gebouw dat op een bouwvlak door zijn constructie of afmetingen als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken, exclusief aan- en uitbouwen. Aan- en uitbouwen die tot de hoofdfunctie behoren, worden niet meegerekend tot het hoofdgebouw;
1.46 horeca-activiteiten
het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, en het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf, in deze regels worden de volgende categorieën van horeca onderscheiden:
- 1. hotel:
een horecabedrijf, dat in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van nachtverblijf en waarbij het verstrekken van voedsel en dranken (daaraan) ondergeschikt is; - 2. restaurant:
een horecabedrijf, dat in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van maaltijden voor gebruik ter plaatse en waar het verstrekken van dranken (daaraan) ondergeschikt is; - 3. dagzaak:
een horecabedrijf, dat qua openingstijden vergelijkbaar is met de detailhandelvestigingen, althans geen latere sluitingstijd dan 22.00 uur heeft, zoals een dagcafé, lunchroom, koffieshop en ijssalon; - 4. cafetaria:
een horecabedrijf, dat in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van kleine eetwaren, niet zijnde maaltijden waarvan het sluitingsuur later dan 22.00 uur ligt; - 5. cafés, bars, avond- en nachtgelegenheid:
een horecabedrijf, dat in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van dranken voor gebruik ter plaatse en het gelegenheid bieden voor dansen en waarvan het sluitingsuur later dan 22.00 uur ligt.
1.47 kampeermiddel
1. een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan;
2. enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde;
een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht danwel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;
1.48 kantoor
Het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen;
1.49 luifel
een beperkte overkapping op de begane grond van de woning, gedeeltelijk gelegen boven de voordeur;
1.50 onderkomens
Voor niet recreatieve bewoning geschikte kampeermiddelen, voer-, vaar- en vliegtuigen, niet zijnde bouwwerken;
1.51 openbaar gebied
de openbare weg, openbaar groen en water;
1.52 openbaar groen
groenvoorzieningen (zoals parken, plantsoenen en speel veldjes) die het hele jaar of een groot deel van het jaar voor het publiek algemeen toegankelijk zijn;
1.53 openbare weg
alle voor het openbaar verkeer openstaande wegen, fietspaden en voetpaden met inbegrip van de daarin liggende bruggen en duikers en de tot die wegen behorende paden of zijkanten. Achterpaden en zijpaden die bedoeld zijn voor bewoners en omwonenden behoren niet tot de openbare weg;
1.54 overkapping
een overdekte ruimte, al dan niet omsloten door maximaal twee wanden. Onder een overkapping wordt ook een carport verstaan;
1.55 peil
- 1. de gemiddelde hoogte van het aan een bouwwerk aansluitende, afgewerkte maaiveld, maar niet hoger dan de kruin van de weg in geval dit bouwwerk aan een weg gelegen is;
- 2. in alle andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het afgewerkte maaiveld;
1.56 perifere detailhandel
detailhandel in goederen die, gezien de aard en omvang van de aangeboden goederen, in woon- en winkelwijken niet of minder goed zijn in te passen;
1.57 productiegebonden detailhandel
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;
1.58 prostitutie
het aanbieden van seksuele diensten tegen materiële vergoeding;
1.59 prostitutiebedrijf
een bedrijf waar prostitutie het hoofdbestanddeel van de activiteiten vormt;
1.60 seksinrichting
een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een mate alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan een parenclub en een prostitutiebedrijf al dan niet in combinatie met elkaar;
1.61 showroom
ruimte waar te verkopen artikelen worden tentoongesteld;
1.62 straatmeubilair
de op of bij een weg behorende bouwwerken, zoals verkeerstekens, wegbebakeningen, bewegwijzeringen, verlichting, halteaanduidingen, parkeerregulerende constructies, afvalcontainers, brandkranen, informatie- en reclameconstructies, rijwielstandaarden, papier- en plantenbakken, zitbanken, communicatievoorzieningen, gedenktekens, speelvoorzieningen en abri's;
1.63 uitbouw
een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw, dat door zijn constructie of afmetingen ondergeschikt is aan dat hoofdgebouw, dat een vergroting van de bestaande ruimte in dat hoofdgebouw is en direct daarmee in open verbinding staat;
1.64 voorerf
het bij een gebouw (bijvoorbeeld een woning) behorende erf, dat is gelegen voor de voorgevellijn of in ieder geval voor het bouwvlak;
1.65 voorgevel
de voorgevel zoals deze bij de bouw van het betrokken gebouw oorspronkelijk is gerealiseerd. Van een woning op de hoek van twee straten is slechts één gevel de voorgevel;
1.66 voorgevellijn
een lijn, welke zoveel mogelijk aansluit aan de ligging van de oorspronkelijke voorgevels van de hoofdgebouwen;
1.67 vuurwerkbedrijven
inrichtingen waar professioneel vuurwerk en/of meer dan 10.000 kg consumenten vuurwerk aanwezig is;
1.68 Wgh-inrichting
een inrichting welke ingevolge artikel 2.1 lid 1 en Bijlage 1 onderdeel B en C van het Besluit omgevingsrecht is aangewezen als een inrichting die in belangrijke mate geluidhinder kan veroorzaken;
1.69 woning
een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de permanente huisvesting van één huishouden;
1.70 zijerf
het bij een gebouw (bijvoorbeeld de woning) behorende erf, dat is gelegen naast de zijgevellijn van het gebouw of in ieder geval naast het bouwvlak;
1.71 zijgevel
de zijgevel links of rechts, meestal haaks op de voorgevel, zoals deze bij de bouw is gerealiseerd en grenzend aan het zijerf;
1.72 zijgevellijn
een lijn, welke zoveel mogelijk aansluit aan de ligging van de zijgevels van de hoofdgebouwen.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.2 de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.3 de (bouw)hoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.4 nokhoogte
van het hoogste punt van een gebouw of bouwwerk tot aan het peil van de woning; uitstekende bouwdelen van ondergeschikte betekenis, zoals liftschachten, trappenhuizen, antennes, schoorstenen, borstweringen en geringe verhogingen worden daarbij niet meegerekend;
2.5 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.6 de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.7 de grondoppervlakte
van een gebouw of ander bouwwerk wordt gemeten buitenwerks en boven peil;
2.8 de brutovloeroppervlakte
wordt gemeten binnenwerks, met dien verstande, dat de totale vloeroppervlakte ten dienste van kantoren, winkels of bedrijven, met inbegrip van de daarbij behorende magazijnen en overige dienstruimten worden opgeteld;
2.9 de verkoopvloeroppervlakte
wordt gemeten binnenwerks, met dien verstande, dat de totale vloeroppervlakte van ruimten welke rechtstreeks ten dienste staan van de detailhandelsactiviteiten en voor publiek toegankelijk zijn worden opgeteld; kantoren, magazijnen en overige dienstruimten worden hieronder niet begrepen.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Agrarisch" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. agrarische bedrijfsvoering;
- b. bestaande bedrijfsgebouwen;
- c. bestaande bedrijfswoningen;
- d. water;
- e. wegen en paden.
3.2 Bouwregels
Op de in lid 3.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat:
- a. de gebouwen uitsluitend binnen de aangegeven bouwvlakken mogen worden gebouwd;
- b. bestaande gebouwen buiten de bouwvlakken mogen niet worden gewijzigd;
- c. de goothoogte en bouwhoogte van gebouwen niet meer mag bedragen dan de bestaande hoogte;
- d. uitsluitend bestaande bedrijfswoningen zijn toegestaan, waarvan de inhoud niet meer mag bedragen dan 600 m³, waarbij de bestaande goot- en nokhoogte als maximale maatvoering geldt en de bestaande situering van de woning niet mag worden gewijzigd; bij een vrijstaande bedrijfswoning bijgebouwen en aan- en uitbouwen mogen worden gebouwd waarbij het bepaalde in het artikel 20 Algemene bouwregels van toepassing is;
- e. de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde niet meer mag bedragen dan:
- 1. 1,5 m voor erf- en terreinafscheiding;
- 2. 3 m voor de overige.
Artikel 4 Bedrijf
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Bedrijf" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bedrijfsactiviteiten tot en met categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten zoals opgenomen in bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten;
- b. bedrijfsgebonden kantoren, ondergeschikt aan de bedrijfsfunctie, waarbij per bedrijfsperceel het aantal m2 bedrijfsvloeroppervlakte voor kantoren niet meer mag bedragen dan 30% van de totale bedrijfsvloeroppervlakte, tot een maximum van 1.000 m2;
- c. ter plaatse van de aanduiding "nutsvoorziening" uitsluitend voor nutsvoorzieningen;
- d. ter plaatse van de aanduiding "verkooppunt motorbrandstoffen met lpg": voor detailhandel in motorbrandstoffen, inclusief LPG;
- e. bij deze doeleinden behorende voorzieningen zoals erven, groen, water, nutsvoorzieningen en parkeren;
met inachtneming van het volgende:
- f. Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan;
- g. vuurwerkbedrijven zijn niet toegestaan;
- h. Wgh-inrichtingen zijn niet toegestaan.
4.2 Bouwregels
Op de in lid 4.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande, dat:
- a. gebouwen uitsluitend binnen de aangegeven bouwvlakken mogen worden gebouwd;
- b. de goothoogte en bouwhoogte van gebouwen niet meer mag bedragen dan de bestaande hoogte;
- c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer mag bedragen dan:
- 1. voor erf- en terreinafscheidingen op het voorerf 1 m en op het zij- en achtererf 2 m;
- 2. 6 m voor palen en vlaggenmasten;
- 3. voor het overige 1 m op het voorerf en 3 m op het zij- en achtererf.
4.3 Specifieke gebruiksregels
Het is verboden de gronden als bedoeld in lid 4.1 te gebruiken of te laten gebruiken voor een seksinrichting of detailhandel, met uitzondering van productiegebonden detailhandel.
4.4 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 4.1:
- a. om bedrijven toe te laten uit ten hoogste één categorie hoger dan de in lid 4.1 genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de volgens Iid 4.1 toegelaten categorieën van bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten;
- b. om bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de volgens lid 4.1 toegelaten categorieën van bijlage 1 Staat vanBedrijfsactiviteiten, met dien verstande dat:
- 1. Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan;
- 2. vuurwerkbedrijven zijn niet toegestaan;
- 3. Wgh-inrichting zijn niet toegestaan.
Artikel 5 Bedrijventerrein
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Bedrijventerrein" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bedrijfsactiviteiten tot en met categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten zoals opgenomen in bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten, tenzij anders is aangegeven;
- b. ter plaatse van de aanduiding "bedrijf tot en met categorie" tevens voor bedrijfsactiviteiten tot en met de categorie zoals aangegeven, van de in bijlage 1 opgenomen Staat vanBedrijfsactiviteiten;
- c. bedrijfsgebonden kantoren, ondergeschikt aan de bedrijfsfunctie;
- d. productiegebonden detailhandel, ondergeschikt aan de bedrijfsfunctie;
- e. ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning" voor bedrijfswoningen;
- f. ter plaatse van de aanduiding "detailhandel" tevens voor detailhandel in niet dagelijkse goederen (non food);
- g. ter plaatse van de aanduiding "detailhandel volumineus" tevens voor detailhandel in volumineuze goederen;
- h. ter plaatse van de aanduiding "kantoor" tevens voor zelfstandige kantoren;
- i. ter plaatse van de aanduiding "nutsvoorziening" uitsluitend voor nutsvoorzieningen;
- j. ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - gasontvangstation" uitsluitend voor een gasontvangstation.
- k. ter plaatse van de aanduiding "onderwijs" voor onderwijsdoeleinden;
- l. ter plaatse van de aanduiding "religie" tevens voor levensbeschouwelijke voorzieningen;
- m. ter plaatse van de aanduiding "verkooppunt motorbrandstoffen met lpg" voor detailhandel in motorbrandstoffen, inclusief LPG;
- n. ter plaatse van de aanduiding "verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg" voor detailhandel in motorbrandstoffen, met uitzondering van LPG;
- o. ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - bedrijfsverzamelgebouw" tevens voor bedrijfsverzamelgebouwen en kantoren;
- p. ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - garagebedrijf" tevens voor garagebedrijven;
- q. ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van maatschappelijk - kinderdagverblijf" tevens voor voorzieningen ten behoeve van kinderdagverblijven en kinderopvang;
- r. ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - showroom" uitsluitend voor de uitstalling ten behoeve van verkoop van goederen;
- s. bij deze doeleinden behorende voorzieningen zoals erven, groen, water, nutsvoorzieningen en parkeren,
met inachtneming van het volgende:
- t. Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan;
- u. vuurwerkbedrijven zijn niet toegestaan.
5.2 Bouwregels
Op de in lid 5.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande, dat:
- a. gebouwen uitsluitend binnen de aangegeven bouwvlakken mogen worden gebouwd;
- b. in afwijking van het bepaalde onder a. per bouwperceel fietsenbergingen en berghokken buiten bouwvlakken en ten minste 1 m achter (het verlengde van) de voorgevel mogen worden gebouwd met een maximum oppervlakte van 50 m² en een bouwhoogte van niet meer dan 3 m;
- c. per bouwperceel niet meer dan 80% van de grondoppervlakte mag worden bebouwd, tenzij anders is aangegeven;
- d. ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - bedrijfsverzamelgebouw" 100% van het bouwvlak mag worden bebouwd;
- e. de afstand van gebouwen tot perceelsgrenzen ten minste 2 m moet bedragen;
- f. de goothoogte danwel de bouwhoogte van gebouwen niet meer mag bedragen dan is aangegeven;
- g. ter plaatse van de aanduiding "gemaal" de bestaande bouwhoogte, goothoogte en dakhelling niet mag worden gewijzigd;
- h. ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - afwijkende hoogte" de bouwhoogte over ten hoogste 50% van het oppervlakte van het bestemmingsvlak niet meer mag bedragen dan 20 m;
- i. de inhoud van bedrijfswoningen niet meer mag bedragen dan 600 m³, waarbij de bestaande goot- en nokhoogte als maximale maatvoering geldt, tenzij anders is aangegeven; bij een bedrijfswoning bijgebouwen en aan- en uitbouwen mogen worden gebouwd waarbij het bepaalde in het artikel 20 Algemene bouwregels van toepassing is;
- j. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer mag bedragen dan:
- 1. voor erf- en terreinafscheidingen op het voorerf 1 m en op het zij- en achtererf 2 m;
- 2. 6 m voor palen en vlaggenmasten;
- 3. 15 m voor reclame-installaties;
- 4. ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - oprit" de bestaande hoogte van de bouwwerken geen gebouwen zijnde niet mag worden vergroot;
- 5. voor het overige 1 m op het voorerf en 3 m op het zij- en achtererf.
5.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
- a. lid 5.2 voor het bouwen ten behoeve van detailhandel in volumineuze goederen, mits hiervoor tevens een ontheffing van de gebruiksregels is verleend;
- b. lid 5.2 onder e. voor het bouwen van gebouwen op de perceelsgrenzen, mits dit vanuit het oogpunt van (brand)veiligheid verantwoord is en in voldoende mate in de parkeerbehoefte wordt voorzien;
- c. lid 5.2 onder f. voor het bouwen met een afwijking van niet meer dan 2 m, mits hierdoor in de directe omgeving geen onevenredige hinder wordt veroorzaakt;
- d. lid 5.2 onder f. voor het bouwen tot een bouwhoogte van niet meer dan 45 m ter plaatse van de aanduiding maximale bouwhoogte van 25 m, mits hierdoor in de directe omgeving geen onevenredige hinder wordt veroorzaakt;
- e. lid 5.2 onder i. voor het bouwen ten behoeve van reclame-installaties van niet meer dan 15 m, mits geen onevenredige hinder voor de directe omgeving optreedt.
5.4 Specifieke gebruiksregels
- a. Het is verboden de gronden als bedoeld in lid 5.1 te gebruiken of te laten gebruiken voor een seksinrichting of detailhandel, met uitzondering van ondergeschikte productiegebonden detailhandel.
- b. Het is verboden de gronden als bedoeld in lid 5.1 voor zover deze gelegen zijn voor de voorgevellijn te gebruiken voor buitenopslag.
- c. het is verboden gronden als bedoeld in in lid 5.1, uitgezonderd het bepaalde onder g, m, n en p, te gebruiken als showroom.
5.5 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 5.1:
- a. om bedrijven toe te laten uit ten hoogste twee categorieën hoger dan de in lid 5.1 genoemde, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de volgens Iid 5.1 toegelaten categorieën van bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten;
- b. om bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de volgens lid 5.1 toegelaten categorieën van bijlage 1 Staat vanBedrijfsactiviteiten ;
- 1. Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan;
- 2. vuurwerkbedrijven zijn niet toegestaan;
- c. onder g, om detailhandel in volumineuze goederen op een andere locatie toe te staan, mits in voldoende mate in parkeergelegenheid is voorzien en goede verkeersafwikkeling is verzekerd.
- d. ten behoeve van een bedrijfsverzamelgebouw, mits in voldoende mate in parkeergelegenheid is voorzien en een goede verkeersafwikkeling verzekerd is.
Artikel 6 Groen
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Groen" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen en water;
- b. voet- en fietspaden;
- c. bestaande ontsluitingswegen ten behoeve van aangrenzende bestemmingen;
- d. speelvoorzieningen;
- e. straatmeubilair;
- f. nutsvoorzieningen en gemalen;
- g. evenementen met een maximum van drie per jaar en een duur van ten hoogste vijftien dagen per evenement, het opbouwen en afbreken van voorzieningen ten behoeve van het evenement hieronder begrepen.
6.2 Bouwregels
Op de in lid 6.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming mogen worden gebouwd, met dien verstande, dat de hoogte niet meer mag bedragen dan:
- a. 6 m voor palen en masten;
- b. 5 m voor speelvoorzieningen;
- c. 3 m voor de overige.
Artikel 7 Horeca
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Horeca" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. horecafuncties in categorie 2 tot en met 4;
- b. bij deze doeleinden behorende voorzieningen zoals erven, groen, water, nutsvoorzieningen en parkeren.
7.2 Bouwregels
Op de in lid 7.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande, dat:
- a. gebouwen uitsluitend binnen de aangegeven bouwvlakken mogen worden gebouwd;
- b. de goothoogte en bouwhoogte van gebouwen niet meer mag bedragen dan de bestaande hoogte;
- c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer mag bedragen dan:
- 1. voor erf- en terreinafscheidingen op het voorerf 1 m en op het zij- en achtererf 2 m;
- 2. 6 m voor palen en vlaggenmasten;
- 3. voor het overige 1 m op het voorerf en 3 m op het zij- en achtererf.
7.3 Specifieke gebruiksregels
Het is verboden de gronden als bedoeld in lid 7.1 te gebruiken of te laten gebruiken voor een seksinrichting.
Artikel 8 Verkeer
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Verkeer" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen;
- b. voet- en fietspaden;
- c. parkeerplaatsen;
- d. buurtontsluitingswegen;
- e. bruggen;
- f. groen;
- g. speelvoorzieningen;
- h. straatmeubilair;
- i. ter plaatse van de aanduiding "parkeerterrein" uitsluitend voor parkeervoorzieningen;
- j. bij deze doeleinden behorende voorzieningen zoals erven, water, nutsvoorzieningen en parkeren;
- k. evenementen met een maximum van drie per jaar en een duur van ten hoogste vijftien dagen per evenement, het opbouwen en afbreken van voorzieningen ten behoeve van het evenement hieronder begrepen.
8.2 Bouwregels
Op de in lid 8.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande, dat de bouwhoogte, waaronder straatmeubilair, niet meer mag bedragen dan:
- a. 10 m voor palen en masten;
- b. 5 m voor speelvoorzieningen;
- c. 3 m voor de overige.
Artikel 9 Verkeer - Railverkeer
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Railverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. spoorwegvoorzieningen;
- b. wegen, voet en rijwielpaden;
- c. groenvoorzieningen, bermen en watergangen;
- d. parkeervoorzieningen;
- e. nutsvoorzieningen;
- f. fietsenstallingen, abri's, telefooncellen, straatmeubilair en dergelijke.
9.2 Bouwregels
Artikel 10 Water
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Water" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. watergangen;
- b. waterberging en waterhuishouding;
- c. bij deze doeleinden behorende voorzieningen zoals erven, groen en nutsvoorzieningen;
- d. kruisingen en kunstwerken ten behoeve van wegverkeer.
10.2 Bouwregels
Op de in lid 10.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend in de bestemming passende bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd, waarvan de hoogte niet meer mag bedragen dan 3 m.
Artikel 11 Wonen
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Wonen" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen;
- b. tuinen en erven;
- c. aan huis verbonden beroepen;
- d. bij deze doeleinden behorende voorzieningen zoals groen, water, nutsvoorzieningen en parkeren;
- e. ontsluitingsverharding;
- f. ter plaatse van de aanduiding "agrarisch" tevens voor agrarische bedrijfsvoering;
- g. ter plaatse van de aanduiding "bed & breakfast" tevens voor voorzieningen ten behoeve van bed en breakfast.
11.2 Bouwregels
Op de in lid 11.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande, dat:
- a. het hoofdgebouw (de woning) uitsluitend binnen de aangegeven bouwvlakken mag worden gebouwd;
- b. binnen de bestemming geen nieuwe woningen mogen worden toegevoegd;
- c. in afwijking van het bepaalde onder b ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' het aantal woningen niet meer mag bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is aangegeven;
- d. de goothoogte en bouwhoogte van hoofdgebouwen niet meer mogen bedragen dan de bestaande hoogte;
- e. in afwijking van het bepaalde onder d ter plaatse van de aanduiding 'maximum goot- en bouwhoogte' de goot- en bouwhoogte niet meer mag bedragen dan ter plaatse van de aanduiding is aangegeven;
- f. ten aanzien van erfbebouwing het bepaalde in artikel 20 van toepassing is;
- g. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer mag bedragen dan:
- 1. voor erf- en terreinafscheidingen op het voorerf 1 m en op het zij- en achtererf 2 m;
- 2. 6 m voor palen en vlaggenmasten;
- 3. voor het overige 1 m op het voorerf en 3 m op het zij- en achtererf.
11.3 Specifieke gebruiksregels
Binnen deze bestemming is de uitoefening van een aan huis verbonden beroep toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:
- a. de activiteiten mogen aan de woonfunctie geen afbreuk doen en dienen daaraan ondergeschikt te zijn in die zin, dat de woonfunctie de belangrijkste functie dient te blijven. Dit betekent, dat ten behoeven van een aan huis verbonden beroep niet meer dan 40% van het vloeroppervlak van een woning mag worden gebruikt, een en ander met een maximum van 50 m²;
- b. de activiteiten mogen geen hinder opleveren voor de woonsituatie; dit betekent dat, in geval van bedrijfsactiviteiten, slechts aan het vestigen van ambachtelijke bedrijfsactiviteiten dan wel bedrijfsactiviteiten in categorie 1 zoals genoemd in bijlage 2 Staat van Bedrijfsactiviteiten bij woningen medewerking wordt verleend;
- c. de activiteiten mogen zowel naar de aard als ten aanzien van de visuele aspecten ervan geen afbreuk doen aan het karakter van de woning en de woonomgeving;
- d. de activiteiten mogen geen detailhandel betreffen;
- e. de activiteiten mogen geen nadelige invloed hebben op de normale verkeersafwikkeling en geen onevenredige parkeerdruk veroorzaken.
11.4 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in:
- a. lid 11.1 op percelen met de aanduiding "karakteristiek" voor het gebruik van de gehele begane grond van een woning voor een aan huis verbonden beroep, waarbij tevens detailhandel in ter plaatse vervaardigde goederen is toegestaan behorend bij het aan huis verbonden beroep, indien dit noodzakelijk is voor het behoud van deze cultuurhistorisch waardevolle bebouwing;
- b. lid 11.3 voor de uitoefening van een aan huis gebonden beroep als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie niet genoemd in categorie 1 zoals opgenomen in bijlage 2 Staat van Bedrijfsactiviteiten bij woningen voor zover de activiteit naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de volgens lid 11.3 toegelaten categorieën van bijlage 2 Staat van Bedrijfsactiviteiten bij woningen;
- c. lid 11.3 voor de uitoefening van een aan huis verbonden bedrijf als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:
- 1. de activiteiten aan de woonfunctie geen afbreuk mogen doen en dienen daaraan ondergeschikt te zijn in die zin, dat de woonfunctie de belangrijkste functie dient te blijven. Dit betekent, dat ten behoeven van een aan huis verbonden beroep niet meer dan 40% van het vloeroppervlak van een woning mag worden gebruikt, een en ander met een maximum van 50 m²;
- 2. de activiteiten geen hinder mogen opleveren voor de woonsituatie; dit betekent dat, in geval van bedrijfsactiviteiten, slechts aan het vestigen van ambachtelijke bedrijfsactiviteiten dan wel bedrijfsactiviteiten in categorie 1 en 2 zoals genoemd in bijlage 2 Staat van Bedrijfsactiviteiten bij woningen medewerking wordt verleend, dan wel activiteiten voor zover de activiteit naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de toegelaten categorieën van bijlage 2 Staat vanBedrijfsactiviteiten bij woningen;
- 3. de activiteiten zowel naar de aard als ten aanzien van de visuele aspecten ervan geen afbreuk mogen doen aan het karakter van de woning en de woonomgeving;
- 4. de activiteiten geen detailhandel mogen betreffen;
- 5. in afwijking van het bepaalde onder 4 is detailhandel door middel van internet toegestaan, met uitzondering van het afhalen van goederen door personen die goederen kopen voor eigen gebruik, verbruik, verhuur of aanwending;
- 6. de activiteiten geen nadelige invloed mogen hebben op de normale verkeersafwikkeling en geen onevenredige parkeerdruk veroorzaken.
- d. lid 11.3 voor de uitoefening van een beroep of bedrijf aan huis met maximaal 100 m², indien het perceel groter is dan 500 m².
11.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met inachtneming van de procedureregels in artikel 24.2 van deze regels en het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de bestemming van de gronden bedoeld in lid 11.1 onder f en/of g te wijzigen door het verwijderen van de bedoelde aanduiding op de plankaart, indien de desbetreffende functie ter plaatse blijvend is beëindigd.
Artikel 12 Leiding - Gas
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Leiding - Gas" aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg, de instandhouding en bescherming van gasleidingen met een strook van 4 meter ter weerszijden van de aangeduide leiding.
12.2 Bouwregels
Op de in lid 12.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken ten dienste van de bestemming "Leiding - Gas" worden gebouwd, met dien verstande, dat de hoogte niet meer mag bedragen dan 3 m.
12.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 12.2 voor de bouw van bouwwerken ten dienste van de aangegeven onderliggende bestemmingen, op voorwaarde, dat:
- a. de belangen van de leiding dit toelaten;
- b. alvorens de afwijking te verlenen schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de leiding;
- c. voor het overige de regels van de onderliggende bestemmingen van toepassing zijn.
12.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
- a. Het is verboden om op de tot Leiding - Gas bestemde grond zonder omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren, die de veiligheid kunnen schaden of de continuïteit van de energievoorziening in gevaar kunnen brengen:
- 1. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
- 2. het uitvoeren van graafwerkzaamheden;
- 3. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
- 4. het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indringen van voorwerpen;
- 5. het aanbrengen van diepgewortelde beplanting en/of bomen;
- 6. het vellen of rooien van houtgewas;
- 7. het permanent opslaan van goederen.
- b. Het onder 12.4.a vervatte verbod geldt niet voor de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden:
- 1. welke betreffen het normale onderhoud en beheer van de gasleiding;
- 2. die op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt in uitvoering zijn.
- c. De werken en werkzaamheden als bedoeld onder 12.4.a zijn slechts toelaatbaar indien door die werken en werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen geen onevenredige aantasting van de belangen van de leiding ontstaat of kan ontstaan.
- d. Advisering
- 1. Alvorens te beslissen omtrent een vergunning als bedoeld onder 12.4.a wordt het advies ingewonnen van de leiding beheerder.
Artikel 13 Leiding - Hoogspanningsverbinding
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Leiding - Hoogspanningsverbinding" aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg, de instandhouding en bescherming van een bovengrondse hoogspanningsverbinding, met een strook van 36 meter ter weerszijde van de hartlijn van de leiding.
13.2 Bouwregels
Op de in lid 13.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken ten dienste van de bestemming "Leiding - Hoogspanningsverbinding" worden gebouwd met dien verstande, dat de hoogte niet meer mag bedragen dan 50 m. .
13.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 13.2 voor de bouw van bouwwerken ten dienste van de aangegeven onderliggende bestemmingen, op voorwaarde, dat:
- a. de belangen van de leiding dit toelaten;
- b. alvorens de afwijking te verlenen, schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de leiding;
- c. voor het overige de regels van de onderliggende bestemmingen van toepassing zijn.
13.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- a. Het is verboden op de tot Leiding - Hoogspanningsverbinding bestemde grond zonder omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren, die de veiligheid kunnen schaden:
- 1. het aanleggen van oppervlakteverhardingen;
- 2. het aanleggen van watergangen en -partijen;
- 3. het wijzigen van het maaiveldniveau;
- 4. het aanbrengen van hoogopgaande beplanting;
- 5. het leggen van kabels en leidingen;
- 6. het plaatsen van onroerende objecten, geen bebouwing zijnde, zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
- b. Het onder 13.4.a vervatte verbod geldt niet voor de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden:
- 1. welke betreffen het normale onderhoud en beheer van de hoofdtransportleiding;
- 2. die op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt in uitvoering zijn.
- c. De werken en werkzaamheden als bedoeld onder 13.4.a zijn slechts toelaatbaar indien door die werken en werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen geen onevenredige aantasting van de belangen van de hoofdtransportleidingen ontstaat of kan ontstaan.
- d. Advisering
- 1. Alvorens te beslissen omtrent een vergunning als bedoeld onder 13.4.a wordt het advies ingewonnen van de leiding beheerder.
Artikel 14 Leiding - Riool
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Leiding - Riool" aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg, de instandhouding en bescherming van hoofdtransportleidingen, met een strook van 5 meter ter weerszijden van de aangeduide leiding.
14.2 Bouwregels
Op de in lid 14.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken ten dienste van de bestemming "Leiding - Riool" worden gebouwd, met dien verstande, dat de hoogte niet meer mag bedragen dan 2 m.
14.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 14.2 voor de bouw van bouwwerken ten dienste van de aangegeven onderliggende bestemmingen, op voorwaarde, dat:
- a. de belangen van de leiding dit toelaten;
- b. alvorens de afwijking te verlenen schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de leiding;
- c. voor het overige de regels van de onderliggende bestemmingen van toepassing zijn.
14.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- a. Het is verboden op de tot Leiding - Riool bestemde grond zonder omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren, die de veiligheid kunnen schaden:
- 1. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
- 2. het uitvoeren van graafwerkzaamheden;
- 3. het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indringen van voorwerpen;
- 4. het aanbrengen van diepgewortelde beplanting en of bomen;
- 5. het vellen of rooien van houtgewas.
- b. Het onder 14.4.a vervatte verbod geldt niet voor de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden:
- 1. welke betreffen het normale onderhoud en beheer van de hoofdtransportleiding;
- 2. die op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt in uitvoering zijn.
- c. De werken en werkzaamheden als bedoeld onder 14.4.a zijn slechts toelaatbaar indien door die werken en werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen geen onevenredige aantasting van de belangen van de hoofdtransportleidingen ontstaat of kan ontstaan.
- d. Advisering
- 1. Alvorens te beslissen omtrent een vergunning als bedoeld onder 14.4.a wordt het advies ingewonnen van de leiding beheerder.
Artikel 15 Waarde - Archeologie
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Waarde - Archeologie" aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud van de aanwezige archeologische waarden.
15.2 Bouwregels
Op de in lid 15.1 bedoelde gronden mogen geen bouwwerken worden gebouwd die dieper worden gebouwd dan 0,3 m en die een grondoppervlakte hebben groter dan 500 m2.
15.3 Omgevingsvergunning
In geval van een aanvraag van een omgevingsvergunning voor het bouwen op gronden als bedoeld in lid 15.1, waarbij dieper dan 0,3 m zal worden gegraven over een oppervlakte groter dan 500 m2:
- a. dient vooraf door aanvrager van de bouwvergunning een rapport te worden overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld, en;
- b. kunnen aan de vergunning de volgende verplichtingen worden verbonden:
- 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
- 2. de verplichting tot het doen van opgravingen; of
- 3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die werkzaam is bij een instantie die in het bezit is van een opgravingsvergunning.
15.4 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 15.2 en lid 15.3 voor de bouw van bouwwerken ten dienste van de onderliggende bestemmingen op voorwaarde, dat:
- a. het betrokken gebied kleiner is dan 2.500 m2;
- b. het betrokken gebied geen deel uit maakt van een archeologisch waardevol terrein of archeologisch Rijksmonument;
- c. het betrokken gebied zich niet bevindt binnen 250 m van de grens van een archeologisch waardevol terrein of archeologisch Rijksmonument;
- d. er geen concrete aanwijzingen zijn voor de aanwezigheid van archeologische resten op basis van vondstmeldingen of waarnemingen uit het gebied zelf of binnen een straal van 100 m van de grens van het gebied op de beleidskaart;
- e. het betrokken gebied zich niet bevindt in een zone van 100 m aan weerszijden van de verwachte loop van de limesweg;
- f. het betrokken gebied zich niet (gedeeltelijk) bevindt in een historisch boerderijlint;
- g. het plan en de bodemingrepen geen lineair element betreft, zoals sleuven voor riolering of kabels en leidingen en te graven sloten/waterwegen.
15.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 16 Waarde - Archeologie 3
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Waarde - Archeologie 3" aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud van de aanwezige archeologische waarden.
16.2 Bouwregels
Op de in lid 16.1 bedoelde gronden mogen geen bouwwerken worden gebouwd die dieper worden gebouwd dan 0,3 m en die een grondoppervlakte hebben groter dan 100 m2.
16.3 Omgevingsvergunning
In geval van een aanvraag van een omgevingsvergunning voor het bouwen op gronden als bedoeld in lid 16.1, waarbij dieper dan 0,3 m zal worden gegraven over een oppervlakte groter dan 100 m2:
- a. dient vooraf door aanvrager van de bouwvergunning een rapport te worden overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld, en;
- b. kunnen aan de vergunning de volgende verplichtingen worden verbonden:
- 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
- 2. de verplichting tot het doen van opgravingen; of
- 3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die werkzaam is bij een instantie die in het bezit is van een opgravingsvergunning.
16.4 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 16.2 en lid 16.3 voor de bouw van bouwwerken ten dienste van de onderliggende bestemmingen op voorwaarde, dat:
- a. het betrokken gebied kleiner is dan 2.500 m2;
- b. het betrokken gebied geen deel uit maakt van een archeologisch waardevol terrein of archeologisch Rijksmonument;
- c. het betrokken gebied zich niet bevindt binnen 250 m van de grens van een archeologisch waardevol terrein of archeologisch Rijksmonument;
- d. er geen concrete aanwijzingen zijn voor de aanwezigheid van archeologische resten op basis van vondstmeldingen of waarnemingen uit het gebied zelf of binnen een straal van 100 m van de grens van het gebied op de beleidskaart;
- e. het betrokken gebied zich niet bevindt in een zone van 100 m aan weerszijden van de verwachte loop van de limesweg;
- f. het betrokken gebied zich niet (gedeeltelijk) bevindt in een historisch boerderijlint;
- g. het plan en de bodemingrepen geen lineair element betreft, zoals sleuven voor riolering of kabels en leidingen en te graven sloten/waterwegen.
16.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 17 Waarde - Archeologie 4
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Waarde - Archeologie 4" aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud van de aanwezige archeologische waarden.
17.2 Bouwregels
Op de in lid 17.1 bedoelde gronden mogen geen bouwwerken worden gebouwd die dieper worden gebouwd dan 1,0 m en die een grondoppervlakte hebben groter dan 1.000 m2.
17.3 Omgevingsvergunning
In geval van een aanvraag van een vergunning, op gronden als bedoeld in lid 17.1, waarbij dieper dan 1,0 m zal worden gegraven over een oppervlakte groter dan 1.000 m2:
- a. dient vooraf door aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport te worden overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld, en;
- b. kunnen aan de omgevingsvergunning de volgende verplichtingen worden verbonden:
- 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
- 2. de verplichting tot het doen van opgravingen; of
- 3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die werkzaam is bij een instantie die in het bezit is van een opgravingsvergunning.
17.4 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 17.2 en lid 17.3 voor de bouw van bouwwerken ten dienste van de onderliggende bestemmingen op voorwaarde, dat:
- a. het betrokken gebied kleiner is dan 2.500 m2;
- b. het betrokken gebied geen deel uit maakt van een archeologisch waardevol terrein of archeologisch Rijksmonument;
- c. het betrokken gebied zich niet bevindt binnen 250 m van de grens van een archeologisch waardevol terrein of archeologisch Rijksmonument;
- d. er geen concrete aanwijzingen zijn voor de aanwezigheid van archeologische resten op basis van vondstmeldingen of waarnemingen uit het gebied zelf of binnen een straal van 100 m van de grens van het gebied op de beleidskaart;
- e. het betrokken gebied zich niet bevindt in een zone van 100 m aan weerszijden van de verwachte loop van de limesweg;
- f. het betrokken gebied zich niet (gedeeltelijk) bevindt in een historisch boerderijlint;
- g. het plan en de bodemingrepen geen lineair element betreft, zoals sleuven voor riolering of kabels en leidingen en te graven sloten/waterwegen.
17.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 18 Waterstaat - Waterkering
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Waterstaat - Waterkering" aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud van de waterkering.
18.2 Bouwregels
Op de in lid 18.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande, dat de hoogte niet meer mag bedragen dan 5 m.
18.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 18.2 voor de bouw van bouwwerken ten dienste van de aangegeven onderliggende bestemmingen, op voorwaarde, dat:
- a. de belangen van de waterkering dit toelaten;
- b. alvorens de ontheffing te verlenen schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de waterkering;
- c. voor het overige de regels van de onderliggende bestemmingen van toepassing zijn.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 19 Anti-dubbeltelregel
Gronden die eens in aanmerking zijn gekomen bij de verlening van een bouw- of aanlegvergunning blijven bij de beoordeling van latere aanvragen om een dergelijke vergunning -indien hierdoor de oorspronkelijke vergunning niet verleend zou kunnen zijn- buiten beschouwing.
Artikel 20 Algemene Bouwregels
20.1 Erfbebouwing op zij- en achtererf
20.2 Erfbebouwing op het voorerf
20.3 Ondergronds bouwen
Artikel 21 Algemene Aanduidingsregels
21.1 Waardevolle boom
- a. Binnen de aanduiding "waardevolle boom" geldt dat op deze gronden niet mag worden gebouwd.
- b. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in het vorige lid voor zover uit onderzoek gebleken is dat de instandhouding van de boom niet wordt bedreigd en nadat ter zake advies is ingewonnen bij een door burgemeester en wethouders aan te wijzen natuur- en landschapsdeskundige.
- c. Het bepaalde in lid 21.1 a is niet van toepassing voor het normale onderhoud van de boom.
21.2 Karakteristieke bebouwing
- a. Binnen de aanduiding "karakteristiek" is het overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.3 van de Wet ruimtelijke ordening, verboden bouwwerken te slopen.
- b. Burgemeester en wethouders kunnen van het bepaalde in lid 21.2 onder a afwijken indien handhaving van de bestaande bebouwing in redelijkheid niet van de eigenaar kan worden gevergd.
- c. Alvorens af te wijken van het bepaalde in lid 21.2 onder a wordt voorafgaand een advies ingewonnen bij de gemeentelijke monumentencommissie.
- d. Het verbod als bedoeld in lid 21.2 onder a geldt niet voor zover het betreft bouwwerkzaamheden ten behoeven van het onderhoud van het pand.
21.3 Geluidzone industrie
Binnen de aanduiding "Geluidszone - Industrie" is de bouw van geluidsgevoelige objecten uitsluitend toegestaan, indien voldaan kan worden aan de in de Wet geluidhinder gestelde grenswaarden of de verleende hogere waarden.
21.4 Veiligheidszone - lpg
Artikel 22 Algemene Afwijkingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in deze regels ten behoeve van:
22.1 Algemeen
- a. de bouw van niet voor bewoning bestemde gebouwen ten dienste van het openbaar nut, waarbij de inhoud ten hoogste 75 m³ en de goothoogte ten hoogste 3 m mag bedragen, gasdrukregel- en gasdrukmeetstations uitgezonderd;
- b. het in geringe mate afwijken ten aanzien van bouwgrenzen, hoogtescheidingslijnen en overige aanduidingen in het horizontale vlak, indien bij definitieve uitmeting of verkaveling blijkt dat deze afwijking in het belang van een juiste verwezenlijking van het plan redelijk, gewenst of noodzakelijk is en de afwijking ten opzichte van hetgeen is aangegeven niet meer bedraagt dan 3 m;
- c. het afwijken van de voorgeschreven maatvoering van bouwwerken (waaronder goothoogte, hoogte, grondoppervlakte, onderlinge afstand, afstand tot perceelsgrenzen), eventueel met een overschrijding van de bouwgrens, mits deze afwijkingen niet meer bedragen dan 10% van de in het plan voorgeschreven maten en dit bouwtechnisch noodzakelijk wordt geacht in verband met de uitoefening van het in het plan toegestane gebruik;
- d. de bouw van installaties ten behoeve van het opwekken van windenergie tot een hoogte van 15 m, dan wel op of aan een gebouw tot een hoogte van 7,5 m, mits:
- 1. de afstand tot een woning met de bestemming "Wonen" ten minste 30 m bedraagt;
- 2. geen onevenredige hinder in de directe omgeving wordt veroorzaakt;
- e. de bouw van andere bouwwerken zoals een vlaggenmast, een kunstwerk, antennes en dergelijke tot een hoogte van 15 m.
22.2 Afwijking tijdelijke extra zelfstandige woonruimte
het bouwen binnen de bestemming “Wonen” aan de Cattenbroekerdijk van ten hoogste één zelfstandige woonruimte, in of aan een bestaande woning, of in de bestaande erfbebouwing tot maximaal 50 m² oppervlakte en op niet meer dan 20 m afstand van de woning, indien daarvoor dringende sociaal-economische redenen, waaronder begrepen aantoonbare behoefte aan mantelzorg door middel van bijv. PGB-indicatie, doktersverklaring e.d., bestaan en vooraf vaststaat dat het tijdelijke huisvesting
betreft. Voor het bouwen gelden de volgende bepalingen:
- a. de gezamenlijke inhoud van de betreffende woning en de bedoelde woonruimte mag niet meer dan 600 m3 bedragen of niet meer dan 50 m2 oppervlakte van de bestaande erfbebouwing bedragen;
- b. de goothoogte en hoogte van de bedoelde woonruimte mogen niet meer bedragen dan die van de betreffende woning of van de bestaande erfbebouwing;
- c. op geen van de gevels van de bedoelde woonruimte mag, bij voltooiing, de geluidbelasting vanwege een weg de ter plaatse toegestane grenswaarde krachtens de Wet geluidhinder overschrijden;
- d. de verbouwing dient op een zodanige wijze te geschieden, dat de extra zelfstandige woonruimte in of aan de betreffende woning of in de erfbebouwing, bij beëindiging van de tijdelijke huisvesting, ongedaan moet worden gemaakt.
Artikel 23 Algemene Wijzigingsregels
Burgemeester en wethouders zijn, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, bevoegd het plan te wijzigen, indien de wijziging betrekking heeft op:
- a. het oprichten van gebouwen ten dienste van (openbare) nutsvoorzieningen met een inhoud van ten hoogste 150 m3 en een goothoogte van ten hoogste 3 m, dit voor zover deze op grond van het artikel Algemene ontheffingsregels niet kunnen worden gebouwd;
- b. een enigszins andere situering en/of begrenzing van bouwpercelen, dan wel bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen en bouwvlakken en/of aanduidingen, indien bij de uitvoering van het plan mocht blijken dat verschuivingen nodig zijn ter uitvoering van een bouwplan, op voorwaarde, dat de oppervlakte van het betreffende bouwperceel, bestemmingsvlak dan wel bouwvlak met niet meer dan 10% zal worden gewijzigd;
- c. het schrappen van de aangegeven bestemming “Waarde - Archeologie”, "Waarde - Archeologie 3" of "Waarde - Archeologie 4", indien uit nader archeologisch onderzoek is gebleken, dat niet langer sprake is van een gebied met oudheidkundige waarden, dan wel nadat er sprake is van opgravingen en documentatie waardoor de planologische bescherming niet langer gehandhaafd behoeft te blijven;
- d. het toevoegen van de bestemming “Waarde – Archeologie”, "Waarde - Archeologie 3", "Waarde - Archeologie" indien uit nader archeologisch onderzoek is gebleken, dat sprake is van een gebied met oudheidkundige waarden, dan wel nadat er sprake is van opgravingen en documentatie waardoor planologische bescherming noodzakelijk wordt geacht;
- e. het wijzigen van de aanduiding "religie" naar "maatschappelijk", dan wel het vervallen van de aanduiding "religie";
- f. het vervallen van de aanduidingen "detailhandel" en "onderwijs" na daadwerkelijke beëindiging van het desbetreffende gebruik van de gronden;
- g. het toelaten van Bevi-inrichtingen, mits hierdoor in de directe omgeving geen milieuhygiënisch onverantwoorde situatie wordt veroorzaakt;
- h. een enigszins andere situering en/of begrenzing van de aanduiding "Geluidszone - Industrie", mits de wijziging in milieuhygiënisch opzicht verantwoord is en de rechten van belanghebbende bedrijven niet onevenredig worden geschaad;
- i. ter plaatse van de aanduiding 'Wro-zone - wijzigingsgebied 1:
- 1. het schrappen van de dubbelbestemming "Waarde - Archeologie 3", indien uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat niet langer sprake is van een gebied met oudheidkundige waarden, dan wel nadat er sprake is van opgravingen en documentatie waardoor de planologische bescherming niet langer gehandhaafd behoeft te blijven;
- 2. het wijzigen van de bestemming in Bedrijventerrein, Groen, Verkeer, Water;
onder de voorwaarde dat:
- de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 8 m;
- de afstand tussen het bouwvlak en de oeverlijn ten minste 5 m bedraagt;
- bedrijfsactiviteiten tot en met categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten zoals opgenomen in bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan;
- het wijzigen van de bestemming blijkens onderzoeken met betrekking tot:
- luchtkwaliteit;
- voldoende parkeergelegenheid;
- mobiliteitstoets;
- bodemkwaliteit;
- watertoets;
- archeologie;
- externe veiligheid;
- ecologie, toetsing flora- en faunawet;
- economische uitvoerbaarheid en kostenverhaal,
vanuit een goede ruimtelijke ordening, waaronder in ieder geval verstaan wordt een goede milieuhygiëne, verantwoord is.
Artikel 24 Algemene Procedureregels
24.1 Afwijking
Op de voorbereiding van een besluit tot afwijking, zoals opgenomen in dit plan, is de in paragraaf 3.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht geregelde procedure van toepassing.
24.2 Wijziging
Op de voorbereiding van een besluit tot wijziging, zoals opgenomen in dit plan, is de in artikel 3.9a van de Wet ruimtelijke ordening geregelde procedure van toepassing.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 25 Overgangsrecht
25.1 Overgangsrecht bouwwerken
25.2 Overgangsrecht gebruik
Artikel 26 Slotregel
Dit bestemmingsplan kan worden aangehaald onder de titel Bedrijventerreinen Barwoutswaarder, Polanen en Putkop van de gemeente Woerden.
Aldus vastgesteld door de gemeenteraad van de gemeente Woerden op ........................
griffier, voorzitter,
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 2 Staat Van Bedrijfsactiviteiten Bij Woningen
Bijlage 2 Staat van Bedrijfsactiviteiten bij woningen
Bijlage 1 Geluidskaarten
Bijlage 2 Luchtkwaliteitskaarten
Bijlage 2 Luchtkwaliteitskaarten
Bijlage 3 Woerden Qra 21 Okt 2008 Rp080940-dc98
Bijlage 3 Woerden QRA 21 okt 2008 RP080940-DC98
Bijlage 4 Rapport Externe Veiligheidsrisico's Lpg-tankstation Hollandbaan, Woerden
Bijlage 4 Rapport Externe veiligheidsrisico's LPG-tankstation Hollandbaan, Woerden
Bijlage 5 Bijlagen Bodemparagraaf
Bijlage 5 Bijlagen bodemparagraaf
Bijlage 6 Vergunningsvrij Bouwen Kleine Windturbines
Bijlage 6 Vergunningsvrij bouwen kleine windturbines
Bijlage 7 Eindverslag Inspraak En Overleg
Bijlage 7 Eindverslag inspraak en overleg