Parapluplan Woerden 1 (bouwlagen stallen, PDV, kleine windmolens)
Bestemmingsplan - Gemeente Woerden
Vastgesteld op 20-04-2023 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 Plan
Het Parapluplan Woerden 1 (bouwlagen stallen, PDV, kleine windmolens) van de gemeente Woerden.
1.2 Bestemmingsplan
De geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0632.bpstalwindpdv-bVA1 met de bijbehorende regels en eventuele bijlagen.
1.3 (agrarisch) bedrijven
Een (agrarisch) bedrijf zoals bedoeld in de geldende bestemmingsplannen zoals bedoeld in artikel 2, lid 2.3 van deze regels, voor zover:
- a. in het bestemmingsplan Landelijk gebied Woerden, Kamerik, Zegveld vallend onder de bestemmingen "Agrarisch-landschappelijke waarden" (artikel 3), "Agrarisch landschappelijke en natuurlijke waarden (artikel 4) en "Bedrijf" (artikel 5);
- b. in het bestemmingsplan Buitengebied Harmelen, vallend onder de bestemmingen "Agrarisch" (artikel 3), "Agrarisch met waarden" (artikel 4) en "Bedrijf" (artikel 5).
Artikel 2 Reikwijdte En Toepassing
2.1 Aantal bouwlagen voor stallen voor dieren
Het voorliggende bestemmingsplan is voor wat betreft het onderdeel "aantal bouwlagen voor stallen voor dieren" van toepassing op de volgende bestemmingsplannen en wijzigingsplannen:
- a. Landelijk gebied Woerden, Kamerik, Zegveld, vastgesteld 2008-07-03, NL.IMRO.06320000BPBuiWoeKaZeg-
- b. Landelijk gebied Woerden, Kamerik, Zegveld, herziening 2, vastgesteld 2012-04-26, NL.IMRO.06320000BPBuiWKZherz2-
- c. Wijzigingsplan Van Teylingenweg 198, vastgesteld 2020-06-02, NL.IMRO.0632.WPTeylingenweg198-bVA1.
2.2 Perifere detailhandel op bedrijventerreinen
Het voorliggende bestemmingsplan is voor wat betreft het onderdeel "perifere detailhandel op bedrijventerreinen" van toepassing op de volgende bestemmingsplannen:
- a. Bedrijventerreinen Barwoutswaarder, Polanen en Putkop, onherroepelijk (vastgesteld 2012-11-29), NL.IMRO.0632.bedrijventerrBPP-bVA1
- b. Bedrijventerrein Middelland en Honthorst, onherroepelijk (vastgesteld 2013-06-27), NL.IMRO.0632.bedrmiddelhont-bVA1
2.3 Kleine windmolens
Het voorliggende bestemmingsplan is voor wat betreft het onderdeel "kleine windmolens" van toepassing op de volgende bestemmingsplannen:
- a. Landelijk gebied Woerden, Kamerik, Zegveld, vastgesteld 2008-07-03, NL.IMRO.06320000BPBuiWoeKaZeg-
- b. Herziening 1 Landelijk gebied Woerden, Kamerik, Zegveld, onherroepelijk (vastgesteld 2012-05-24), NL.IMRO.0632.BPLGWKZHERZIENING1-bVA1
- c. Landelijk gebied Woerden, Kamerik, Zegveld, herziening 2, vastgesteld 2012-04-26, NL.IMRO.06320000BPBuiWKZherz2-
- d. Buitengebied Harmelen, onherroepelijk (vastgesteld 2015-06-25), NL.IMRO.0632.buitengebHarmelen-bVA2
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Aantal Bouwlagen Stallen
3.1 Landelijk gebied Woerden, Kamerik, Zegveld
Het bestemmingsplan wordt als volgt gewijzigd:
- a. Artikel 3 (Agrarisch - Landschappelijke Waarden), lid 3.2, sub 3.2.1 onder a komt te luiden als volgt: "de bij een volwaardig agrarisch bedrijf of behorende passende en doelmatige bebouwing, niet zijnde bedrijfs- of andere woningen, kassen en overkappingen, met dien verstande dat in geval van agrarische bedrijvigheid met intensieve veehouderij als hoofdactiviteit of intensieve veehouderij als duurzame neventak, er geen gebouwen mogen worden gerealiseerd voor het stallen van dieren in meer dan één bouwlaag.
- b. Aan artikel 3.4 (specifieke gebruiksvoorschriften) wordt een sublid 3.4.2 toegevoegd met als titel "Verboden gebruik stallen dieren" dat komt te luiden als volgt: "Voor zover agrarische bedrijfsgebouwen mogen gebruikt ten behoeve van het stallen van dieren, is dit toegestaan op maximaal één bouwlaag".
Artikel 4 Perifere Detailhandel Op Bedrijventerreinen
De in 2.2 genoemde bestemmingsplannen worden op de volgende onderdelen gewijzigd:
- a. bestemmingsplan "Bedrijventerreinen Barwoutswaarder, Polanen en Putkop": artikel 5 "Bedrijventerrein", lid 5.3 (afwijken van de bouwregels), sub a wordt geschrapt. Subs b t/m e worden hernummerd naar a t/m d;
- b. bestemmingsplan "Bedrijventerreinen Barwoutswaarder, Polanen en Putkop": artikel 5 "Bedrijventerrein", lid 5.5 (afwijken van de gebruiksregels), sub c wordt geschrapt. Sub d wordt hernummerd naar c.
- c. bestemmingsplan "Bedrijventerrein Middelland en Honthorst": artikel 5 "Bedrijventerrein", lid 5.5 (afwijken van de gebruiksregels), sub c wordt geschrapt.
Artikel 5 Kleine Windmolens
Voor gronden die onderdeel zijn van de in 2.3 genoemde bestemmingsplannen geldt dat een omgevingsvergunning voor de bouw van kleine windmolens kan worden verleend met toepassing van de binnenplanse afwijkingsmogelijkheid zoals bedoeld in artikel 3.6, eerste lid onder c van de Wet ruimtelijke ordening, met inachtneming van de volgende regels:
5.1 Algemeen
- a. De energieopwekking van de kleinschalige windturbine is niet bestemd voor commerciële doeleinden maar enkel ten behoeve van het verbruik van het (agrarische) bedrijf;
- b. Bij de aanvraag dient een landschappelijk inrichtingsplan te worden overlegd.
5.2 Bouwregels
Voor het bouwen van kleine windmolens gelden de volgende regels:
- a. situering:
- 1. uitsluitend binnen een bouwvlak of op maximaal 50 meter van een bouwvlak van een (agrarisch)bedrijven zijn maximaal 3 windmolens toegestaan met een totaal vermogen van 15 megawatt elektrisch;
- 2. uitsluitend achter het hoofdgebouw, tenzij wordt aangetoond dat er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het ruimtelijk beeld en de cultuurhistorische karakteristiek van het erf en de omgeving;
- 3. niet in Natura 2000 gebied;
- 4. niet in gebieden die onderdeel zijn van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) zoals bedoeld in de provinciale omgevingsverordening die geldt op het moment van de aanvraag omgevingsvergunning;
- 5. op een passende plek in het erfensemble.
- b. maximale ashoogte: 25 meter, gemeten vanaf de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld;
- c. de afstand van een kleine windmolen tot:
- 1. een andere kleinschalige windmolen bedraagt minimaal drie keer de rotordiameter;
- 2. (ondergrondse) hoofdtransportleidingen en bijbehorende gebouwen ten behoeve van de distrubutie van gas zoals bedoeld in de bestemmingsplannen zoals bedoeld onder 2.3 bedraagt minimaal 25 meter;
- 3. hoogspanningsinfrastructuur zoals bedoeld in de bestemmingsplannen zoals bedoeld onder 2.3 bedraagt minimaal de maximale werpafstand bij twee keer het nominaal toerental van de kleinschalige windmolen;
- 4. de meest nabij gelegen woonbestemming of een andere bestemming waar mensen permanent verblijven, niet zijnde een bedrijfswoning, bedraagt minimaal vier maal de ashoogte van de windmolen;
- 5. openbaar gebied is zodanig dat de wieken of de constructie van de kleinschalige windmolen niet overhangen boven openbaar gebied.
5.3 Milieukundige eisen
Een kleine windmolen is uitsluitend toegestaan:
- a. als uit onderzoek blijkt dat met de bouw van de windmolen wordt voldaan aan de bepalingen van de Wet natuurbescherming en;
- b. als uit akoestisch onderzoek blijkt dat de windmolen voldoet aan het maximale 24-uursgemiddeld geluidsniveau LAeq,24h die is vastgesteld voor stiltegebieden, zoals bedoeld in artikel 9.24 van de Interim Omgevingsverordening (NL.IMRO.9926.2020InterimVerord-VA02) van de provincie Utrecht of diens rechtsopvolger.
5.4 Nadere eisen
Het bevoegde gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats, omvang en gebruik van de kleinschalige windmolen ten behoeve van:
- a. de bezonningsituatie;
- b. lichttoetreding in nabijgelegen bebouwing;
- c. zichtlijnen of visuele hinder;
- d. het voorkomen van slagschaduw;
- e. risico's voor gevoelige of kwetsbare objecten;
- f. ter voorkoming van geluidshinder;
- g. de mogelijkheid tot voortzetting dan wel uitbreiding van een bestaand bedrijf;
- h. een evenwichtig ruimtelijk en stedenbouwkundig beeld;
- i. de gewenste ruimtelijke aansluiting op reeds gerealiseerde windmolens in de lintstructuur die als trendsetter zijn gebouwd.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
Gronden die eens in aanmerking zijn gekomen bij de verlening van een omgevingsvergunning blijven bij de beoordeling van latere aanvragen om een dergelijke vergunning -indien hierdoor de oorspronkelijke vergunning niet verleend zou kunnen zijn- buiten beschouwing.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 7 Overgangsrecht
7.1 Overgangsrecht bouwwerken
- 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
- 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
7.2 Overgangsrecht gebruik
- 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 8 Slotregel
Dit bestemmingsplan kan worden aangehaald onder de titel: bestemmingsplan Parapluplan Woerden 1 (bouwlagen stallen, PDV, kleine windmolens).
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Voor een aantal onderwerpen binnen de gemeente Woerden is nieuw beleid vastgesteld of zijn inhoudelijke wijzigingen opgetreden die in de geldende bestemmingsplannen moeten worden verwerkt. Een paraplubestemmingsplan biedt de mogelijkheid alle of een (groot) aantal bestemmingsplannen binnen de gemeente in één keer te herzien voor een bepaald aspect. In dit voorliggende paraplubestemmingsplan gaat het om de onderwerpen (1) aantal bouwlagen van stallen voor dieren bij agrarische bedrijven in het buitengebied, (2) de mogelijkheden voor nieuwe perifere detailhandel (PDV) op bedrijventerreinen en (3) de bouw van kleine windmolens in het buitengebied van Woerden.
1.2 Plangebied
Het plangebied van dit paraplubestemmingsplan wordt gevormd door:
- a. de grens van het bestemmingsplan Landelijk gebied Woerden, Kamerik, Zegveld (2008) voor het onderdeel aantal bouwlagen stallen;
- b. de grens van het voorbereidingsbesluit "bestemmingsplannen bedrijventerreinen" (23 december 2021) voor het onderdeel perifere detailhandel bedrijventerreinen, bestaande uit de bedrijventerreinen Barwoutswaaerder, Polanen, Putkop, Middelland en Honthorst;
- c. de grens van het bestemmingsplan Landelijk gebied Woerden, Kamerik, Zegveld (2008) en het bestemmingsplan Buitengebied Harmelen (2015) voor het onderdeel kleinschalige windmolens.
1.3 Geldende Regeling
Voor het landelijke gebied van Woerden geldt momenteel het bestemmingsplan "Landelijk gebied Woerden, Kamerik, Zegveld" (2008) dat in 2012 tweemaal is herzien (1e en 2e herziening). Binnen de grenzen van het bestemmingsplan is een wijzigingsplan vastgesteld voor de van Teylingenweg 198 (2020). Voor het landelijke gebied van Harmelen geldt het bestemmingsplan Buitengebied Harmelen (2015). Voor de bedrijventerreinen gelden de bestemmingsplannen 'Bedrijventerreinen Barwoutswaarder, Polanen en Putkop' (2012). en 'Bedrijventerrein Middelland en Hothorst' (2013). De geldende bestemmingsplannen zijn in onderstaande tekst beschreven voor het onderdeel dat van toepassing is op dit paraplubestemmingsplan.
Landelijk gebied Woerden, Kamerik, Zegveld (2008)
Het bestemmingsplan is van belang voor de onderwerpen "bouwlagen stallen voor dieren" en "kleine windmolens".
Aantal bouwlagen voor het stallen vandieren
Alleen op gronden met de bestemming "Agrarisch - Landschappelijke Waarden" (artikel 3) zijn gebouwen toegestaan dieren kunnen worden gehouden. Op gronden met de bestemming "Agrarisch - Landschappelijke en Natuurlijke waarden" (artikel 4) is agrarische bedrijvigheid in de vorm van een grondgebonden veehouderij bedrijf, met intensieve veehouderij uitsluitend als duurzame neventak weliswaar toegestaan, maar op grond van de planregels mogen er geen gebouwen worden gebouwd. Dus de regeling voor het aantal bouwlagen is voor deze bestemming niet van toepassing, maar alleen voor de bestemming "Agrarisch - Landschappelijke Waarden" (artikel 3).
Op grond van de bestemming "Agrarisch - Landschappelijke Waarden" (artikel 3) is agrarische bedrijvigheid in de vorm van (1) een grondgebonden agrarisch bedrijf met intensieve veehouderij uitsluitend als duurzame neventak en (2) op enkele plekken intensieve veehouderij als hoofdactiviteit mogelijk. Op deze gronden zijn bedrijfsgebouwen ten behoeve van deze functies toegestaan. In de bouwregels is wel een maximale goot- en bouwhoogte bepaald, maar is geen beperking gesteld aan het aantal bouwlagen dat voor het stallen van vee mag worden gebruikt.
Kleine windmolens
Op gronden met de bestemming "Agrarisch - Landschappelijke Waarden" (artikel 3) en "Agrarisch - Landschappelijke en Natuurlijke waarden" (artikel 4) zijn windmolens toegestaan. Deze vallen onder de noemer "bouwwerken". Binnen het bouwvlak zijn bouwwerken toegestaan tot een hoogte van 12 meter, buiten het bouwvlak geldt een maximale bouwhoogte van 2 meter.
Landelijk gebied Woerden, Kamerik, Zegveld, herziening 1 (2012)
Dit bestemmingsplan heeft geen betrekking op bestemmingen waar stallen voor vee zijn toegelaten. Het heeft alleen betrekking op een aantal specifieke adressen waar geen agrarische bestemming van toepassing is. Deze herziening is alleen van belang voor de regeling van kleinschalige windmolens op de adressen die vallen onder de werking van de eerste herziening.
Landelijk gebied Woerden, Kamerik, Zegveld, herziening 2 (2012)
De tweede herziening heeft betrekking op een gedeeltelijke herziening van het bestemmingsplan uit 2008 naar aanleiding van een uitspraak van de Raad van State. Daarnaast zijn ambtshalve enkele, inmiddels nodige of gewenste herzieningen doorgevoerd.
In sublid 3.2.1 Toegestane bouwwerken binnen bouwvlak in onderdeel a de zinsnede niet zijnde bedrijfs- of andere woningen, kassen en overkappingen' vervangen door: niet zijnde bedrijfs- of andere woningen en kassen.
Wijzigingsplan Van Teylingenweg 198 (2020)
Het wijzigingsplan Van Teylingenweg 198 is vastgesteld op 2 juni 2020. Doel van dat plan was om een bestaande stal uit te breiden. Ter plaatse is de bestemming "Agrarisch - landschappelijke waarden" van toepassing.
Bedrijventerreinen Barwoutswaarder, Polanen en Putkop (2012)
Het bestemmingsplan is op 29 november 2012 vastgesteld. Op grond van de bestemming "Bedrijventerrein" (artikel 5) is perifere detailhandel op een aantal aangewezen plekken toegestaan.
Op grond van lid 5.3 (afwijken van de bouwregels) kunnen burgemeester en wethouders bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2 voor het bouwen ten behoeve van detailhandel in volumineuze goederen, mits hiervoor tevens een ontheffing van de gebruiksregels is verleend.
Op grond van de afwijkingsregels (5.5 onder c) kan van de gebruiksregels worden afgeweken om ".... detailhandel in volumineuze goederen op een andere locatie toe te staan, mits in voldoende mate in parkeergelegenheid is voorzien en goede verkeersafwikkeling is verzekerd".
Bedrijventerrein Middelland en Hothorst (2013)
Het bestemmingsplan is op 27 juni 2013 vastgesteld. Op grond van de bestemming "Bedrijventerrein" (artikel 5.1 onder f) is perifere detailhandel op een aantal aangewezen plekken toegestaan. Op grond van de afwijkingsregels (5.5 onder c) kan daarvan worden afgeweken om "... detailhandel in volumineuze goederen toe te staan op de gronden ten noorden van de spoorlijn van Leiden naar Woerden (Bedrijventerrein Honthorst), mits:
- 1. in voldoende mate in parkeergelegenheid is voorzien en goede verkeersafwikkeling is verzekerd;
- 2. opslag niet plaatsvindt voor (het verlengde van) de voorgevel van de gebouwen".
Parapluherziening parkeernormen Woerden (2017)
Met het paraplubestemmingsplan zijn parkeernormen conform het geldende gemeentelijke parkeerbeleid voor verschillende functies opgenomen in het bestemmingsplan.
1.4 Leeswijzer
Na deze inleiding beschrijft hoofdstuk 2 de huidige situatie van het plangebied en de directe omgeving. Vervolgens wordt ingegaan op de voorgenomen ontwikkeling. Hoofdstuk 3 geeft een overzicht van het beleidskader waarbinnen de voorziene ontwikkelingen in het plangebied dienen te passen. Hier wordt ingegaan op het rijks-, provinciaal en het gemeentelijk beleid. Vervolgens gaat hoofdstuk 4 in op de verschillende van toepassing zijnde milieu- en omgevingsaspecten. Ten slotte geeft hoofdstuk 5 inzicht in de maatschappelijke en de economische uitvoerbaarheid.
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving
2.1 Inleiding
Het paraplubestemmingsplan heeft als doel om voor een drietal onderwerpen één of meerdere geldende bestemmingsplannen binnen de gemeente Woerden aan te passen, zonder de gehele planregeling te wijzigen. In de navolgende paragrafen is per onderwerp aangegeven wat de aanleiding voor en de inhoud van de voorgenomen planherziening is. Ook is aangegeven op welke wijze deze uitgangspunten zijn vertaald in de planregels van voorliggend paraplubestemmingsplan.
2.2 Onderdeel 1: Aantal Bouwlagen Van Stallen Voor Dieren
2.2.1 Aanleiding
Op 7 december 2021 heeft de provincie Utrecht een brief gestuurd aan alle gemeenten binnen de provincie over meerlaagse agrarische bedrijfsbebouwing. Aanleiding was een verleende omgevingsvergunning voor een stal in meerdere bouwlagen behorend bij een agrarisch bedrijf ten behoeve van het stallen van dieren. In de brief is verzocht alle gemeentelijke bestemmingsplannen die de bouw van stallen voor dieren mogelijk maken, in overeenstemming te brengen met het provinciale beleid.
2.2.2 Motivering
Het provinciaal beleid is er op gericht om het stallen van dieren in agrarische bedrijfsbebouwing te beperken tot één bouwlaag. Hiermee wordt grote concentratie van dieren voorkomen. Daarbij speelt ook dat hiermee wordt voorkomen dat (te) creatief wordt omgegaan met de maximale omvang van het bouwvlak van 1,5 ha voor intensieve veehouderij. In de Interim Omgevingsverordening is – evenals in de voorgaande provinciale ruimtelijke verordening (PRV) – in artikel 8.1, lid 2 een instructieregel opgenomen die o.a. bepaalt dat een bestemmingsplan in bouwregels moet voorzien dat een agrarisch bedrijfsgebouw uit maximaal één bouwlaag mag bestaan voor het stallen van dieren.
Ter verduidelijking vermeldt de provincie dat dit beleid niet gaat over bouwlagen ten behoeve van mest- of voeropslag. Waar gesproken wordt over meerlaags of meerdere lagen, wordt daarmee bedoeld meerdere bouwlagen waarbinnen dieren kunnen worden gestald. De bebouwing voor dieren bestaat uit één bouwlaag met bijbehorende reguliere bouwhoogten: een veestapel mag niet gestapeld worden.
2.2.3 Doorwerking in dit paraplubestemmingsplan
In de huidige bestemmingsplannen voor het landelijke gebied van Woerden is het aantal bouwlagen voor gebouwen om dieren te stallen niet begrensd. Om aan het provinciale beleid te voldoen wordt de planregeling van de geldende bestemmingsplannen op dit punt aangevuld danwel gewijzigd.
- a. in het bestemmingsplan Landelijk gebied Woerden, Kamerik, Zegveld (2008) zijn gebouwen ten behoeve van intensieve veehouderij (als hoofdactiviteit of duurzame neventak) alleen toegestaan in de bestemming "Agrarisch - Landschappelijke Waarden" (artikel 3). In de overige bestemmingen zijn geen gebouwen voor intensieve veehouderij mogelijk. In artikel 3.2.1 is met dit paraplubestemmingsplan aanvullend bepaald dat in geval van agrarische bedrijvigheid met intensieve veehouderij als hoofdactiviteit of intensieve veehouderij als duurzame neventak, er geen gebouwen mogen worden gerealiseerd voor het stallen van dieren in meer dan één bouwlaag.
- b. de onder a bedoelde regeling heeft als doel voor nieuwe stallen het aantal bouwlagen voor dieren te beperken tot één. Aan de specifieke gebruiksregels is daarnaast een bepaling toegevoegd waarin is bepaald dat, voor zover agrarische bedrijfsgebouwen mogen gebruikt ten behoeve van het stallen van dieren, dit is toegestaan op maximaal één bouwlaag. Daarmee is het ook voor de bestaande gebouwen begrensd.
- c. in de 2e herziening (2012) van het bestemmingsplan Landelijk gebied Woerden, Kamerik, Zegveld is het bestemmingsplan uit 2008 op onderdelen gewijzigd. Met het vaststellen van de 2e herziening is de redactie van lid 3.2.1 gewijzigd, waarbij het woord "overkappingen" is geschrapt. In dit paraplubestemmingsplan is de nieuwe redactie van 3.2.1 aangehouden, waarbij de tekst is aangevuld met de bepaling het stallen van vee in maximaal één bouwlaag mag plaatsvinden zoals benoemd onder a.
2.3 Onderdeel 2: Perifere Detailhandel Op Bedrijventerreinen
2.3.1 Aanleiding
Op 23 december 2021 heeft de gemeenteraad van Woerden ingestemd met de Actualisering Detailhandelsstructuurvisie en heeft tevens een voorbereidingsbesluit (D/21/042240) genomen om de juridisch-planologische regeling ten aanzien van perifere detailhandel op bedrijventerreinen te gaan herzien. Het genoemde raadsbesluit is de aanleiding om het paraplubestemmingsplan voor dit onderdeel op te stellen.
2.3.2 Motivering
Actualisatie detailhandelsstructuurvisie Woerden (2021)
Aanleiding voor actualisering Detailhandelsstructuurvisie (2021) en beleid is met name de noodzaak voor een juridisch ruimtelijke vertaling van het beoogde beleid tot 2030 én diverse knelpunten die worden ervaren in de praktijk. Zo ontbreekt momenteel het actuele kader voor detailhandelsmogelijkheden buiten de reguliere hoofdwinkelstructuur (binnenstad en de dorps -en wijkwinkelcentra). Voorstel tot reparatie knelpunten is:
- 1. Actualisatie Detailhandelsstructuurvisie, met name het kader voor de perifere detailhandel.
- 2. Schrappen van de binnenplanse afwijkingsbevoegdheid op bedrijventerreinen in bestemmingsplannen.
In het ruimtelijke detailhandelsbeleid van de gemeente Woerden wordt ingezet op het versterken en behouden van de huidige toekomstige winkelstructuur. Uitgangspunt is dat winkels zich primair in de reguliere detailhandelsstructuur (binnenstad, centra in de kerndorpen en wijkwinkelcentra) vestigen. Onder voorwaarden kunnen gemotiveerd en rekening houdend met de Europese Dienstenrichtlijn, enkele uitzonderingen worden toegestaan.
Met detailhandelsontwikkelingen op perifere locaties wordt, om de hoofdwinkelstructuur voor inwoners en bezoekers van Woerden en het vestigingsklimaat voor bedrijven zo aantrekkelijk mogelijk te kunnen houden, zeer terughoudend omgegaan. Ingezet wordt op clustering van PDV op daarvoor aangewezen gebieden. Een uitzondering geldt voor bouwmarkten en tuincentra. Voor ontwikkelingen (vestiging, verplaatsing, uitbreiding) in deze branches geldt het uitgangspunt dat een bepaalde spreiding van bouwmarkten en tuincentra in de gemeente kan worden behouden.
Voor meubelwinkels en de zogenaamde ABC-goederen (auto’s, boten en caravans) wordt ingezet op verdere concentratie op een goed bereikbaar bedrijventerrein. Hier wordt clustering nagestreefd, gezien met name de afwijkende ruimtelijke eigenschappen en milieu-categorie van autodealers (meestal inclusief werkplaats). Het aangewezen concentratiegebied voor ABC-goederen in de gemeente Woerden ligt in/bij bedrijventerrein Polanen.
Regeling in huidige bestemmingsplannen
Voor de bedrijventerreinen Barwoutswaarder, Polanen en Putkop geldt het bestemmingsplan 'Bedrijventerreinen Barwoutswaarder, Polanen en Putkop'. Voor de bedrijventerreinen Middelland en Honthorst geldt het bestemmingsplan 'Bedrijventerrein Middelland en Hothorst'.
Op het bedrijventerrein Polanen is overeenkomstig het detailhandelsbeleid van de gemeente in het bestemmingsplan op meerdere plekken volumineuze detailhandel als recht toegestaan. Daarnaast is in de bestemmingsplannen voor de genoemde bedrijventerreinen een afwijkingsbevoegdheid opgenomen voor extra detailhandel in volumineuze goederen, dus op andere plekken dan waar het bestemmingsplan de detailhandel al als recht toestaat. De afwijkingsmogelijkheid betekent dat het college de bevoegdheid heeft om af te wijken van het bestemmingsplan als aan twee voorwaarden wordt voldaan, zijnde (1) aantonen van voldoende parkeergelegenheid en (2) goede verkeersafwikkeling. Als aan deze voorwaarden wordt voldaan kan een aanvraag voor detailhandel in volumineuze goederen niet geweigerd worden.
Dit is een onwenselijke situatie, omdat via deze afwijkingsmogelijkheid met beperkte voorwaarden in theorie grote delen van deze bedrijventerreinen kunnen worden gevuld met volumineuze detailhandel. Dit is onwenselijk zowel vanuit het perspectief van de detailhandelsstructuurvisie (waarbij gestreefd wordt naar een verspreid aanbod van volumineuze detailhandel over de stad/gemeente) als vanuit de behoefte bedrijventerreinen geschikt en beschikbaar te houden voor bedrijven(bestemming). Om de gewenste detailhandelsstructuur en vestigingskwaliteit voor bedrijven op bedrijventerreinen te waarborgen is het van belang deze afwijkingsbevoegdheid te schrappen.
Om, in de overgang naar de nieuwe bestemmingsplannen/omgevingsplannen, ongewenste situaties te voorkomen is een voorbereidingsbesluit genomen.
2.3.3 Doorwerking in dit paraplubestemmingsplan
Om de ongewenste afwijkingsmogelijkheid voor nieuwe perifere/volumineuze detailhandel te schrappen moeten de bestemmingsplannen "Bedrijventerreinen Barwoutswaarder, Polanen en Putkop" en "Bedrijventerrein Middelland en Hothorst" voor een deel worden herzien in de zin dat de betreffende afwijkingsbepalingen worden geschrapt.
2.4 Onderdeel 3: Kleine Windturbines
2.4.1 Aanleiding
Vaststelling beleidskader
Op 23 april 2020 heeft de gemeenteraad van Woerden het "beleidskader kleine windmolens in gemeente Woerden" vastgesteld. Het beleidskader is gepubliceerd (https://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR640108) en komt inhoudelijk op het volgende neer:
In het besluit is ook bepaald dat "... de raad kleine windmolens in de bestemmingsplannen onder de noemers 'Buitengebied Woerden, Kamerik, Zegveld' en 'Buitengebied Harmelen' mogelijk wil maken" en is besloten "het college opdracht te geven de bestemmingsplannen aan te passen conform beslispunten 1 en 2 middels een paraplubestemmingsplan, dat op de kortst mogelijke termijn wordt opgesteld, ter inzage gelegd en voorbesluitvorming wordt voorgelegd aan de gemeenteraad". Het voorliggende paraplubestemmingsplan geeft invulling aan deze opdracht.
Amendement
Bij de behandeling van het Afwegingskader grootschalige duurzame energie in de gemeenteraad van 15 juli 2021 is een amendement aangenomen (zie Bijlage 1 Amendement 15 juli 2021) waarmee het vastgestelde beleidskader kleinschalige windmolens is gewijzigd, in de zin dat windmolens tot een ashoogte van 25 meter zouden moeten worden toegestaan onder voorwaarden die in het beleidskader voor kleinschalige windmolens genoemd zijn. Onderstaand geeft het aangenomen amendement weer.
Gelet op het voorgaande wordt in dit paraplubestemmingsplan uitgegaan van een maximale ashoogte van 25 meter.
2.4.2 Motivering
Aanleiding voor het beleidskader
Zoals in het beleidskader is aangegeven worden voor duurzame energieopwekking door inwoners en ondernemers op kleine schaal al volop initiatieven ondernomen. Woerdense ondernemers leggen steeds vaker zonnepanelen op hun daken, vele inwoners inmiddels ook. Ook worden er significant meer warmtepompen geïnstalleerd en maakt de woningcorporatie GroenWest met haar woningen ieder jaar honderden energiestappen.
Een onderdeel dat nog ontbreekt is de toepassing van kleinschalige windenergie, dit wordt nu alleen tot 12 meter toegestaan, wat in de praktijk niet rendabel blijkt voor een businesscase. Kleine windmolens met een ashoogte tot 25 meter kunnen een aanvulling zijn op de bestaande energiemix in de gemeente Woerden. Een combinatie van wind, zon en later opslag is een goede voorbereiding op de toekomst voor (agrarische bedrijven). Met de combinatie van wind en zon kun je gelijkmatig stroom opwekken: wind in de winter, zon in de zomer. Door deze gelijkmatige opwekking is verzwaring van de aansluiting niet nodig en zijn opwek en verbruik goed op elkaar afgestemd. Dit maakt de combinatie van wind en zon interessanter dan alleen wind of alleen zon. Ook zijn er hierdoor geen problemen met netverzwaring (zoals met grote zonnevelden of zonnedaken) omdat de installatie primair voor eigen verbruik is bedoeld.
Voorwaarden
In de beleidsnotitie is aangegeven dat aan een aantal voorwaarden moet worden voldaan. Deze hebben betrekking op de locatie van de windmolen, de verschijningsvorm (waaronder maximale ashoogte 25m), de afstand van de windmolen tot bijvoorbeeld woonbestemmingen of hoogspanningsleidingen, en overige randvoorwaarden. Daarbij is bepaald dat kleine windmolens niet zijn toegestaan in Natura 2000 gebieden. Ook kan de gemeente nog nadere eisen opleggen aan de plek, omvang en gebruik van de windmolen ter voorkoming van onevenredig nadelige invloed op de bezonning, het voorkomen van geluidhinder of het voorkomen van slagschaduw.
2.4.3 Doorwerking in dit paraplubestemmingsplan
De voorwaarden van de beleidsregels zijn als juridisch bindende regels opgenomen in de planregels van dit parapluplan, zie Artikel 5 Kleine windmolens).
De bouw van kleine windmolens is in dit paraplubestemmingsplan niet opgenomen als recht, maar een omgevingsvergunning kan alleen worden verleend met toepassing van de binnenplanse afwijkingsmogelijkheid zoals bedoeld in artikel 3.6, eerste lid onder c van de Wet ruimtelijke ordening. In het paraplubestemmingsplan zijn de voorwaarden zoals die zijn beschreven in het beleidskader in de planregels vastgelegd. Op deze wijze is juridisch geborgd dat de regels van het beleidskader worden toegepast bij de toetsing van de aanvraag omgevingsvergunning.
De regels hebben onder andere betrekking tot de toegestane hoogte (25 meter ashoogte), het aantal windmolens per perceel (maximaal 3 met een totaal vermogen van 15 megawatt elektrisch), de plek op het perceel waar de windmolen is toegestaan en de minimaal aan te houden afstanden tot nabij gelegen woningen, kwetsbare infrastructuur (zoals hoofdtransportleidingen). Kleine windmolens zijn alleen toegestaan op percelen met een agrarische bestemming of bedrijfsbestemming. Daarnaast is bepaald dat bij een aanvraag moet worden aangetoond dat wordt voldaan aan de bepalingen uit de Wet natuurbescherming, op het gebied van de bescherming van soorten (zoals vleermuizen) en gebieden (waaronder stikstof) en dat uit akoestisch onderzoek moet blijken dat er wordt voldaan aan de geluidniveaus die de provincie heeft vastgesteld voor stiltegebieden. Aanvullend op de beleidsregels is bepaald dat windmolens ook niet zijn toegestaan in gebieden die onderdeel zijn van het Natuurnetwerk Nederland (NNN).
Hoofdstuk 3 Beleid
In dit hoofdstuk staat het beleid beschreven dat relevant is voor de gewenste ontwikkeling en/of het plangebied van dit bestemmingsplan. Hierbij wordt kort ingegaan op rijks-, provinciaal en gemeentelijk beleid.
3.1 Rijksbeleid
3.1.1 Nationale Omgevingsvisie (NOVI)
De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) is op 11 september 2020 vastgesteld. Daarin heeft Rijk een langetermijnvisie op de toekomstige ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland. Voor vier NOVI-prioriteiten geldt steeds dat zowel voor de lange als de korte termijn maatregelen nodig zijn, die in de praktijk voortdurend op elkaar inspelen. Deze prioriteiten hebben betrekking op:
- 1. duurzaam water- en bodemsysteem en energietransitie;
- 2. het duurzaam en circulair maken van de economie en energievoorziening en het versterken van de kwaliteit van onze leefomgeving. Bij de locaties van kantoren, bedrijventerreinen, grootschalige logistieke functies en datacentra wordt naast de vraag van bedrijven en economische vitaliteit, rekening gehouden met de aansluiting op het verkeers en vervoersnetwerk, het elektriciteitsnetwerk en de aantrekkelijkheid en kwaliteit van stad en land;
- 3. Het bouwen aan sterke, aantrekkelijke en gezonde steden. Er wordt gewerkt aan een verdere
ontwikkeling van het Stedelijk Netwerk Nederland met een goed bereikbaar netwerk van steden en regio’s realiseren. De grote actuele woningbehoefte vraagt tegelijkertijd om oplossingen op korte termijn. De nieuwe woningbouwlocaties bevinden zich in het Stedelijk Netwerk Nederland. De ontwikkeling vindt plaats in lijn met de ambities van de integrale verstedelijkingsstrategie, zo veel mogelijk in bestaand stedelijk gebied, klimaatbestendig en natuurinclusief. Grote open ruimten tussen de steden houden hun groene karakter. Het aanbod en de kwaliteit van het groen in de stad worden versterkt en de aansluiting op het groene gebied buiten de stad wordt verbeterd. De COVID-19 crisis onderstreept extra het grote belang van een goede inrichting van de openbare ruimte. - 4. De stikstofproblematiek raakt zowel het landelijk gebied als diverse economische sectoren zwaar. De waarde van onze natuur, het landschap én de toekomst van de landbouw staan onder druk. Daarbij is verbetering van de biodiversiteit niet alleen een ecologische, maar nadrukkelijk ook een economische uitdaging, die op de korte termijn om een doortastende aanpak vraagt.
In de NOVI is een 21-tal nationale belangen opgenomen. Dit betreft onder meer het bevorderen van een duurzame ontwikkeling van Nederland als geheel en van alle onderdelen van de fysieke leefomgeving, het realiseren van een goede leefomgevingskwaliteit, zorg dragen voor een woningvoorraad die aansluit op de woonbehoeften, waarborgen en realiseren van een veilig, robuust en duurzaam mobiliteitssysteem, waarborgen van de hoofdinfrastructuur voor transport van stoffen via (buis)leidingen, waarborgen van de waterveiligheid en de klimaatbestendigheid (inclusief vitale infrastructuur, behouden en versterken van cultureel erfgoed en landschappelijke en natuurlijke kwaliteiten van (inter)nationaal en belang en het verbeteren en beschermen van natuur en biodiversiteit.
Het onder voorwaarden mogelijk maken van kleine windmolens draagt bij aan het verduurzamen van de energievoorziening. Met het beperken van de nieuwe vestigingen van perifere detailhandel op bedrijventerreinen en het beperken van bouwlagen voor het stallen van dieren bij agrarische bedrijven worden geen Rijksbelangen geraakt.
3.2 Provinciaal Beleid
3.2.1 Omgevingsvisie provincie Utrecht (2021)
Op 10 maart 2021 is de Omgevingsvisie provincie Utrecht vastgesteld. De provincie Utrecht kiest er in algemene zin voor om de ruimtevraag voor wonen en werken op een duurzame wijze te accommoderen via binnenstedelijke en binnendorpse ontwikkeling. En met aandacht voor bereikbaarheid, klimaatadaptatie, energietransitie, gezondheid en inclusiviteit. Het (door beperking van nieuwe PDV) bieden van maximale ruimte aan bedrijven op bestaande bedrijventerreinen past in het kader om de binnenstedelijke bedrijventerreinen zo optimaal voor bedrijvigheid te benutten. Het onder voorwaarden mogelijk maken van kleine windmolens draagt bij aan het verduurzamen van de energievoorziening.
3.2.2 Interim Omgevingsverordening provincie Utrecht (2021)
Op 10 maart 2021 is de Interim Omgevingsverordening Provincie Utrecht vastgesteld.
Instructieregel landbouw (stallen van dieren in één bouwlaag)
In artikel 8.1, lid 2 is bepaald dat voor zover agrarische bedrijven worden toegestaan met een oppervlakte van maximaal 1,5 hectare, per bouwperceel bedrijfsgebouwen met maximaal één bouwlaag voor het stallen van dieren zijn toegestaan", zie onderstaand screenshot.
Met het voorliggende paraplubestemmingsplan worden de betreffende bestemmingsplannen voor het buitengebied van Woerden op dit punt in overeensteming met de provinciale omgevingsverordening gebracht.
Instructieregel detailhandel
In de verordening is in artikel 9.18 "Instructieregel verstedelijking" opgenomen.
De afwijkingsmogelijkheden voor nieuwe volumineuze/perifere detailhandel die in de huidige bestemmingsplannen voor de bedrijventerreinen in Woerden is opgenomen voldoen niet aan deze instructieregel. Dat komt doordat de enige voorwaarde is dat er voldoende parkeergelegenheid is en het perceel goed kan worden ontsloten (verkeer). Op grond van de provinciale regels gelden er meer voorwaarden, onder andere dat er aantoonbaar behoefte moet zijn. Om die reden wordt de binnenplanse afwijkingsbevoegdheid geschrapt. Voor specifieke nieuwe ontwikkelingen met betrekking tot perifere/volumineuze detailhandel moet, indien dit buiten de al toegestane locaties gewenst is, per geval uitgebreid onderzoek naar de nut en noodzaak worden gedaan en een ruimtelijke motivering worden opgesteld waarbij de bovenstaande provinciale regels in acht worden genomen.
Instructieregel windmolens/windturbines
In artikel 5.3 van de Interim Omgevingsverordening Provincie Utrecht is aangegeven dat in het landelijke gebied windturbines met een ashoogte tot 20 meter toegestaan kunnen worden "onder de voorwaarde dat de windturbines worden geplaatst op of in aansluiting op bestaande bouwpercelen". In 5.3 lid 2 is bepaald dat een windturbine tot een ashoogte van 25 meter is toegestaan indien dat noodzakelijk is om volledig of bijna volledig in eigen energiebehoefte van de bestaande bouwwerken te voorzien. Dat is in lijn met de voorwaarden die in de gemeentelijke beleidsregel staan.
In de gemeentelijke beleidsregels (zie 3.3.4 Beleidskader kleine windmolens in gemeente Woerden) en in dit parapluplan zijn onder voorwaarden windmolens met een ashoogte tot 25 meter toegestaan. Eén van de voorwaarden is dat de windturbine wordt gebouwd:
- a. achter het hoofdgebouw, tenzij wordt aangetoond dat er geen onevenredige afbreuk wordtgedaan aan het ruimtelijk beeld en de cultuurhistorische karakteristiek van het erfen de omgeving; en ook
- b. binnen een bouwvlak of nabij een bouwvlak; en ook
- c. op een passende plek in het erfensemble
- d. niet in Natura 2000 gebied.
Hiermee is in voldoende mate geborgd dat de windmolen wordt gebouwd "op of in aansluiting op bestaande bouwpercelen" waarmee aan de bepalingen van de Interim Omgevingsverordening provincie Utrecht kan worden voldaan.
Daarnaast is als voorwaarde opgenomen dat de energieopwekking van de kleinschalige windturbine niet is bestemd voor commerciële doeleinden maar enkel ten behoeve van het verbruik van het (agrarische) bedrijf, het aantal kleine windmolens per bedrijf is daarom gemaximeerd op drie.
Op grond van artikel 5.5.3 moet de motivering van een bestemmingsplan een onderbouwing bevatten waaruit blijkt dat de energieopbrengst van die windturbine opweegt tegen de impact die de turbine heeft op de omgeving. Zoals hierboven is aangegeven zijn de kleinschalige windmolens voor eigen energieopwekking bedoeld en niet voor commerciële doeleinden. In het gemeentelijk beleidskader zijn voldoende waarborgen opgenomen om ervoor te zorgen dat de impact op de omgeving aanvaardbaar is. De regels uit dit beleidskader zijn in dit paraplubestemmingsplan vastgelegd waarmee het toetsingskader bij aanvragen voor een omgevingsvergunning.
Instructieregel Natuurnetwerk Nederland (NNN)
In artikel 6.2 en 6.3 van de Interim Omgevingsverordening is een instructieregel opgenomen waarin is bepaald: Een bestemmingsplan dat betrekking heeft op locaties binnen het natuurnetwerk Nederland bevat bestemmingen en regels die strekken tot bescherming, instandhouding, verbetering en ontwikkeling van de kwaliteit, de wezenlijke kenmerken en waarden en samenhang van het natuurnetwerk Nederland. Hoewel de onderliggende bestemming met dit parapluplan niet wijzigt, kunnen windmolens van invloed zijn op de wezenlijke kenmerken en waarden van het Natuurnetwerk Nederland. Om te voorkomen dat eventuele negatieve effecten kunnen optreden, is de bouw van kleine windmolens uitgesloten voor gebieden die onderdeel zijn van het Natuurnetwerk Nederland. In bovenstaande tekst is al aangegeven dat dit ook geldt voor Natura 2000 gebieden, ook daar zijn geen windmolens toegestaan. Het plan is daarmee in overeenstemming met de Interim Omgevingsverordening.
Stiltegebieden
Een deel van het buitengebied van Woerden is onderdeel van het stiltegebied, zie onderstaande afbeelding. Het algemene uitgangspunt in stiltegebieden is dat het toelaatbare of gewenste geluidsniveau van niet-gebiedseigen geluiden in een stiltegebied 40 decibel (A) is. De artikelen 9.24, 9.25 en 9.27 van de Interim Omgevingsverordening zijn van toepassing op geluidsniveau in stiltegebieden.
Afbeelding: stiltegebieden (provinciale interactieve kaart)
In de planregels van dit parapluplan is bepaald dat voor stiltegebieden de maximale geluidniveaus zoals beschreven in artikel 9.24 in acht moeten worden genomen.
3.3 Gemeentelijk Beleid
3.3.1 Omgevingsvisie Woerden (2022)
De Omgevingsvisie Woerden is op 9 juni 2022 vastgesteld door de gemeenteraad van Woerden.
Voor wat betreft het aantal bouwlagen van stallen voor dieren is in de Omgevingsvisie geen specifiek beleid opgenomen, behalve dat er aandacht moet zijn voor dierenwelzijn. En dat is een belangrijke pijler onder het provinciale beleid om het aantal bouwlagen voor het stallen van vee te beperken tot één.
In de visie is ten aanzien van (perifere)detailhandel aangegeven dat de Actualisatie van de detailhandelsstructuurvisie (2021) voor wat betreft het visiedeel onderdeel uitmaken van de Omgevingsvisie en voor wat betreft het regelgedeelte van het bestemmingsplan/omgevingsplan. Zie ook 3.3.2 Actualisatie detailhandelsstructuurvisie Woerden (2021).
Ten aanzien van kleine windmolens is angegeven dat in het afwegingskader Grootschalige Duurzame Energie is bepaald dat de gemeente zoveel mogelijk kleinschalig duurzame energie wil opwekken. Dit komt neer op 76-88GWh per jaar (Gigawatt uur. Ter vergelijking: op een gemiddelde dag verbruikt heel Nederland 320 GWh). Dat betekent dat er zoveel mogelijk zonnepanelen op grote daken moeten komen. Dan gaat het vooral over de (platte) daken van bedrijfsgebouwen en andere grote panden. Bedrijventerreinen worden duurzaam en aantrekkelijk door het toepassen van zonnepanelen op de daken, in combinatie met vergroening en betere isolatie van de daken. Op bedrijventerreinen kan het organiseren van een duurzaam energiesysteem worden uitbesteed aan een ESCo (Energy Service Company) of worden georganiseerd in een coöperatie. Uitwisselen van elektriciteit en warmte tussen bedrijven is een kans om kosten en energie te besparen. Ook agrariërs kunnen meteen beginnen met kleinschalige zonnevelden bij boerenerven en kleine windmolens. Het met dit parapluplan mogelijk maken van kleine windmolens in het landelijke gebied draagt daar aan bij.
3.3.2 Actualisatie detailhandelsstructuurvisie Woerden (2021)
Op 23 december 2021 is de Actualisatie detailhandelsstructuurvisie Woerden (2021) vastgesteld (D/21/042240).
In de Actualisatie is ten aanzien van perifere detailhandel (PDV) op bedrijventerreinen aangegeven dat daar "zeer terughoudend mee wordt omgegaan om de hoofdstructuur voor inwoners en bezoekers van Woerden en het vestigingsklimaat voor bedrijven zo aantrekkelijk mogelijk te kunnen houden". Detailhandel in volumineuze branches (zoals bouwmarkten, tuincentra, woninginrichtingszaken, etc) kan worden toegestaan op de zogenaamde "clusterzones" (De Boulevard en de Jaap Bijzerweg). Uitzondering vormen de bouwmarkten en tuincentra, hiervoor blijft een bepaalde spreiding binnen de gemeente behouden. Qua omvang zijn deze locaties passend bij het verzorgingsgebied. De locatie moet wel passend ontsloten zijn voor verkeer en voldoende parkeergelegenheid hebben.
In het beleid is aangegeven dat er op een aantal bedrijventerreinen een binnenplanse afwijkingsmogelijkheid bestaat voor winkels in volumineuze branches, waarbij enkel een voorwaarde wordt gesteld aan de verkeersafwikkeling en parkeergelegenheid. Hierdoor kunnen veel aanvragen op veel bedrijvenlocaties niet worden geweigerd. Dat is een onwenselijke situatie, zowel vanuit de detailhandelsstructuur als vanuit de behoefte om bedrijventerreinen geschikt en beschikbar te houden voor "echte" bedrijven. In de visie is aangegeven dat het wenselijk is om deze afwijkingsbevoegdheid te schrappen. Met dit parapluplan wordt daar invulling aan gegeven.
3.3.3 Actieplan CO2-neutraal 2030
De gemeenteraad van Woerden heeft in 2014 de ambitie uitgesproken om in 2030 CO2-neutraal te zijn. Gezien de omvang van de opgave is gemeente Woerden in 2014 gestart met het programma Duurzame Samenleving. Binnen dit programma zijn drie thema's geformuleerd: duurzame organisatie, duurzame buurten, en duurzame bedrijven. Om de ambitie CO2-neutraal te bereiken, heeft de gemeente in mei 2017 het Actieplan CO2-neutraal 2030 “Speerpunt binnen opgave 'Duurzame Samenleving” vastgesteld.
In het Actieplan is een negental beleidsuitgangspunten opgenomen om de genoemde doelstelling te bereiken. Zo ontplooit de gemeente initiatieven voor grootschalige hernieuwbare energie vanuit zon, wind, biomassa en aardwarmte, zet de gemeente zich in om draagvlak te creëren binnen de gemeente voor “CO2- neutraal 2030” en wordt alles in het werk gezet om het boren naar olie en gas onder het grondgebied van de gemeente Woerden tegen te gaan. Het toestaan van kleinschalige windmolens past in het streven om waar mogelijk hernieuwbare energie (in dit geval wind) op te wekken.
3.3.4 Beleidskader kleine windmolens in gemeente Woerden
Vaststelling 2020
Op 23 april 2020 heeft de gemeenteraad van Woerden het "beleidskader kleine windmolens in gemeente Woerden" vastgesteld. Het beleidskader is gepubliceerd (https://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR640108) en komt inhoudelijk op het volgende neer:
De energieopwekking van de kleinschalige windturbine is niet bestemd voor commerciële doeleinden maar enkel ten behoeve van het verbruik van het (agrarische) bedrijf, het aantal kleine windmolens per bedrijf is daarom gemaximeerd op drie.
Bij de aanvraag van de omgevingsvergunning moet een landschappelijk inrichtingsplan worden gevoegd zodat kan worden beoordeeld of de windmolen goed landschappelijk wordt ingepast en de kernkwaliteiten niet onevenredig worden aangetast. Daarbij spelen diverse aspecten zoals het behoud van aanwezige beplanting en inpassing in het bestaande verkavelingspatroon een rol.
Alle voorwaarden die voor de bouw van kleine windmolens in acht moet worden genomen, en dus in de planregels het paraplubestemmingsplan moet worden opgenomen, zijn opgenomen in onderdeel B (ruimtelijke randvoorwaarden) van het vastgestelde beleidskader. In het beleidskader is bepaald dat deze regels in het bestemmingsplan voor het buitengebied moeten worden opgenomen.
Gedeeltelijke wijziging per amendement
Bij de behandeling van het Afwegingskader grootschalige duurzame energie in de gemeenteraad van 15 juli 2021 is een amendement aangenomen (zie Bijlage 1 Amendement 15 juli 2021) waarmee het vastgestelde beleidskader kleinschalige windmolens is gewijzigd, in de zin dat windmolens tot een ashoogte van 25 meter (in plaats van 15 meter) zouden moeten worden toegestaan onder voorwaarden die in het beleidskader voor kleinschalige windmolens genoemd zijn.
Verwerking in dit parapluplan
De beleidsregels zijn als planregel in dit paraplubestemmingsplan opgenomen (zie Artikel 5 Kleinewindmolens), zodat bij een aanvraag omgevingsvergunning de betreffende regels kunnen worden getoetst.
Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten
4.1 Vormvrije M.e.r.-beoordeling
In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van de omgevingsvergunning planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast dient het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:
- de kenmerken van de projecten;
- de plaats van de projecten;
- de kenmerken van de potentiële effecten.
Bouwlagen voor het stallen van dieren
Het beperken van het aantal bouwlagen voor het stallen van dieren tot één heeft geen negatieve milieu effecten op de omgeving. Het zorgt er uitsluitend voor dat de mogelijkheden voor het stallen van dieren wordt beperkt.
Perifere detailhandel op bedrijventerreinen
Het schrappen van een mogelijkheid om via een afwijking nieuwe perifere/volumunieuze detailhandel op bedrijventerreinen mogelijk te maken betekent een beperking van de bestaande (gebruiks)mogelijkheden en geen nieuwe ontwikkeling die een negatief effect op het milieu kan hebben.
Kleine windmolens in het buitengebied
In het Besluit m.e.r. worden windturbines geschaard onder kolom C (m.e.r. plicht) of d (beoordelingsplicht) als er sprake is van een "windturbinepark". Een windturbinepark is gedefinieerd als een "park bestaande uit ten minste drie windturbines". Een m.e.r. is verplicht als het gaat om de bouw van een windturbinepark van 20 windturbines of meer, een m.e.r. beoordeling is nodig als het gaat om een gezamenlijk vermogen van 15 megawatt (elektrisch) of meer, of 10 windturbines of meer. Dit paraplubestemmingsplan biedt, pas na gebruikmaking van de afwijkingsmogelijkheid zoals bedoeld in artikel 3.6 Wro, de mogelijkheid aan individuele eigenaren van agrarische percelen om op het erf een kleine windmolen (tot een ashoogte van 25m) te bouwen. Dit valt niet onder de noemer "windturbinepark" omdat er sprake is van een enkele windmolen.
De kleine windmolens die met dit plan worden mogelijk gemaakt zijn beperkt in hoogte. Dit betekent dat ze een beperkt vermogen hebben van circa 50 kilowatt. Hierdoor valt het ook niet onder het gezamenlijk vermogen van 15 megawatt. Om dit goed te borgen is het maximale gezamenlijk vermogen ook als voorwaarde in artikel Artikel 5 Kleine windmolens van dit parapluplan opgenomen.
Los hiervan kan er voor het paraplubestemmingsplan nog steeds een m.e.r.-(beoordelings)plicht gelden op grond van artikel 7.2, eerste lid, onder a, van de Wet milieubeheer. Dit is namelijk het geval wanneer het paraplubestemmingsplan één of meer activiteiten mogelijk maakt waarvoor een passende beoordeling moet worden gemaakt op grond van artikel 2.8, eerste lid, van de Wet natuurbescherming. Onder verwijzing naar §4.5 Ecologie in de plantoelichting merken wij op dat er geen sprake is van een verplichting tot het uitvoeren van een passende beoordeling. Bij deze beoordeling is onder andere rekening gehouden met het Natura 2000-gebied Nieuwkoopse plassen en de Haeck.
Gelet op het bovenstaande bestaat er geen formele grond om een milieueffectrapportage op te stellen of een beoordeling voor de noodzaak daartoe, uit te voeren. In dit kader merken wij op dat in de ruimtelijke voorwaarden (zie 3.3.4 Beleidskader kleine windmolens Woerden) voldoende waarborgen opgenomen zijn om negatieve effecten op het milieu te voorkomen.
4.2 Luchtkwaliteit
Toetsingskader
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit. Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2, van de Wet milieubeheer. De Wet milieubeheer bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordenings- praktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang.
In het Besluit nibm en de bijbehorende regeling is exact bepaald in welke gevallen een project vanwege de beperkte gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden twee situaties onderscheiden:
- een project heeft een effect van minder dan 3% toename van concentratie NO2 (stikstof dioxide) en PM10 (fijn stof) in de buitenlucht;
- een project valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg of kantoorlocaties met maximaal 100.000 m² bvo bij één ontsluitingsweg.
Onderzoek
Met het paraplubestemmingsplan worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt die extra verkeer zullen genereren. Dit geldt voor alle aspecten (beperken bouwlagen voor het stallen van vee, schrappen afwijkingsbevoegdheid voor nieuwe perifere detailhandel en het onder voorwaarden toestaan van kleine windturbinres). Het plan is daarmee te beschouwen als "niet in betekenende mate" en voldoet aan de bepalingen van de Wet milieubeheer. Het aspect luchtkwaliteit staat de vaststelling van het bestemmingsplan niet in de weg.
4.3 Geluid
Het onder voorwaarden toestaan van kleine windmolens in het buitengebied van Woerden kan effect hebben op de geluidbelasting in de omgeving. In de ruimtelijke voorwaarden (zie 3.3.4 Beleidskaderkleine windmolens in gemeente Woerden) is in dat kader onder andere bepaald dat de afstand tussen de kleine windturbine en de meest nabijgelegen woonbestemming of een andere bestemming waar mensen permanent verblijven, niet zijnde een bedrijfswoning niet minder dan vier maal de ashoogte van de windmolen moet bedragen. Wordt een windmolen met een ashoogte van 25 meter gebouwd, moet tot de meest nabij gelegen (burger)woning een afstand van minimaal 60 meter worden aangehouden. De regel uit het beleidskader is in de planregels van dit parapluplan vastgelegd.
Daarnaast kan de gemeente Woerden op grond van de planregels van dit parapluplan nog nadere eisen stellen aan de plek van de windturbine om onevenredige geluidhinder te voorkomen.
Voor een kleine windturbine met een roterdiameter van 2 meter of meer moet samen met de aanvraag omgevingsvergunning een melding activiteitenbesluit milieubeheer worden gedaan. In dat kader is een akoestisch onderzoek verplicht waarbij aan de geluidnormen wordt getoetst. Op deze wijze is voldoende geborgd dat de eventuele geluidhinder bij nabijgelegen woningen tot een aanvaardbaar niveau wordt beperkt.
4.4 Verkeer En Parkeren
Met het paraplubestemmingsplan worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt die extra verkeer zullen genereren. Dit geldt voor alle aspecten (beperken bouwlagen voor het stallen van vee, schrappen afwijkingsbevoegdheid voor nieuwe perifere detailhandel en het onder voorwaarden toestaan van kleine windturbinres).
4.5 Ecologie
Soortenbescherming
Bij ruimtelijke ingrepen is, op basis van de Wet natuurbescherming, toetsing aan (beschermde) natuurwaarden verplicht. Onderzocht dient te worden of de voorgenomen ontwikkeling nadelige gevolgen voor eventueel aanwezige (beschermde) gebieden en plant- en/of diersoorten zal hebben.
Met het paraplubestemmingsplan wordt de functie perifere detailhandel op bedrijventerreinen aan banden gelegd, bouwlagen van stallen beperkt en kleinschalige windmolens mogelijk gemaakt.
Alleen voor de kleinschalige windmolens kunnen effecten optreden voor ter plaatse beschermde plant- en diersoorten. Omdat er met dit paraplubestemmingsplan geen concrete locaties worden aangewezen is het uitvoeren van een ecologisch onderzoek in dit stadium niet zinvol. De Wet natuurbescherming heeft een zelfstandige werking dus in het kader van de omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen zullen de effecten op de lokale ecologie in kaart moeten worden gebracht. Het voldoen aan de bepalingen van de Wet natuurbescherming is als voorwaarde in de planregels vastgelegd (artikel 5.3).
Gebiedsbescherming
Ruimtelijke ontwikkelingen kunnen leiden tot een toename van stikstofdepositie op beschermde Natura 2000-gebieden. Dit kan de instandhouding van dergelijke gebieden schaden. Met het paraplubestemmingsplan wordt de functie perifere detailhandel op bedrijventerreinen aan banden gelegd, bouwlagen van stallen beperkt en kleinschalige windmolens mogelijk gemaakt. Dit leidt niet tot een toename van bebouwing of nieuwe functies die een extra verkeersaantrekkende werking hebben of zelf zorgen voor de uitstoot van stikstof. Onderzoek is niet nodig voor de bestemmingsplanprocedure. In voorkomend geval kan voor de bouwfase nog stikstofonderzoek nodig zijn.
Wat betreft stikstofdepositie tijdens de bouw van kleinschalige windmolens, zal dit bij de omgevingsaanvraag/aanvraag voor afwijking moeten worden aangetoond dat dit geen negatieve effecten heeft. Hierbij overwegen wij tevens dat de bouw met name de kortstondige assemblage van onderdelen van een windturbine betreft. De stikstofuitstoot ten gevolge van de bouw is zeer beperkt en zeer kortdurend. Hierbij kan indien nodig gebruik worden gemaakt van machines zonder stikstofemissies, zoals elektrische kranen. De kleine windmolens zijn op grond van de planregels niet toegestaan in Natura 2000 gebieden en gebieden die onderdeel zijn van het Natuurnetwerk Nederland.
4.6 Archeologie En Cultuurhistorie
Met het paraplubestemmingsplan wordt de functie perifere detailhandel op bedrijventerreinen aan banden gelegd, bouwlagen van stallen beperkt en kleinschalige windmolens mogelijk gemaakt. Dit zijn geen werkzaamheden die eventuele archeologisch of cultuurhistorisch waardevolle elementen kunnen aantasten.
4.7 Water
Met het paraplubestemmingsplan wordt de functie perifere detailhandel op bedrijventerreinen aan banden gelegd, bouwlagen van stallen beperkt en kleinschalige windmolens mogelijk gemaakt. Er worden geen watergangen gedempt, verbreed of anderzins aangepast, noch worden er andere werkzaamheden uitgevoerd die van invloed kunnen zijn op de waterhuishouding.
4.8 Bodem
Vanuit het wettelijk kader is bepaald dat de bodemkwaliteit toereikend dient te zijn, dan wel geschikt gemaakt moet kunnen worden, voor de beoogde functie. Met het paraplubestemmingsplan wordt de functie perifere detailhandel op bedrijventerreinen aan banden gelegd, bouwlagen van stallen beperkt en kleinschalige windmolens mogelijk gemaakt. Er worden geen nieuwe functies toegestaan waar mensen verblijven en waarvoor verkennend bodemonderzoek in het kader van de bestemmingsplanprocedure nodig is.
4.9 Externe Veiligheid
Met het paraplubestemmingsplan wordt de functie perifere detailhandel op bedrijventerreinen aan banden gelegd, bouwlagen van stallen beperkt en kleinschalige windmolens mogelijk gemaakt. Er worden geen nieuwe gevoelige bestemmingen gerealiseerd of inrichting/transportroutes gerealiseerd waar gevaarlijke stoffen worden opgeslagen/vervoerd. Onderzoek externe veiligheid is niet nodig.
Om te voorkomen dat windmolens schade kunnen berokkenen aan (ondergrondse) hoofdgastransportinfrastructuur en bijbehorende gebouwen is in de planregels bepaald dat de onderlinge afstand minimaal 25 meter moet zijn. Het gaat hierbij om hoofdtransportleidingen van gas en electra die in de geldende bestemmingsplannen zijn aangeduid.
Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid
Wettelijk bestaat de verplichting om inzicht te geven in de uitvoerbaarheid van een project. Wat dat betreft, wordt een onderscheid gemaakt in de maatschappelijke en de economische uitvoerbaarheid.
5.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
De maatschappelijke uitvoerbaarheid van een plan kan onder meer worden aangetoond door het doorlopen van de bestemmingsplanprocedure. Tijdens deze procedure zijn er verschillende momenten waarop instanties, burgers en belanghebbenden kunnen reageren op het plan. Het bestemmingsplan doorloopt de wettelijk vastgelegde procedure, bestaande uit de volgende stappen.
5.1.1 Vooroverleg
Het voorontwerp bestemmingsplan is volgens artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro), verzonden naar de overleginstanties provincie Utrecht en het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden (HDSR).
Provincie Utrecht
De provincie heeft de volgende opmerkingen gemaakt:
Opmerking 1
Vanuit de provincie is op 7 december 2021 een brief aan de gemeente geschreven met het verzoek om gemeentelijke plannen in overeenstemming te brengen met artikel 10.2i, lid 2 Interim Omgevingsverordening (IOV). Dit artikel is er onder andere op gericht om het stallen van dieren in agrarische bedrijfsbebouwing te beperken tot één bouwlaag. Hiermee wordt grote concentratie van dieren voorkomen, inclusief daarmee gepaard gaande milieubelasting. Met dit parapluplan wordt het gemeentelijk beleid hiermee in overeenstemming gebracht, hiervoor dank.
Antwoord
De opmerking leidt niet tot aanpassingen van het bestemmingsplan
Opmerking 2
Het is passend in het provinciale beleid om nieuwvestiging of uitbreiding van detailhandel plaats te laten vinden binnen het bestaand winkelgebied. De provincie kan zich daarom vinden in het schrappen van de afwijkingsmogelijkheid voor nieuwe perifere/volumineuze detailhandel in bestemmingsplannen die betrekking hebben op bedrijventerreinen. Echter de tekst in paragraaf 3.2.2 is niet geheel in overeenstemming met de IOV. Gevraagd wordt om de letterlijke tekst uit artikel 9.18 IOV te gebruiken, zodat daar geen verwarring over gaat bestaan.
Antwoord
Naar aanleiding van de opmerking is paragraaf 3.2.2 hierop aangepast.
Opmerking 3
In het parapluplan wordt ruimte geboden voor windturbines tot 25 meter op of aansluitend bestaande bouwblokken. Volgens artikel 5.3 lid 2 van het IOV is dit toegestaan, indien dat noodzakelijk is om volledig of bijna volledig in eigen energiebehoefte van de bestaande bouwwerken te voorzien. Deze voorwaarde ontbreekt in het voorliggende parapluplan. Daarnaast ontbreekt ook artikel 5.5.3: “De motivering op een bestemmingsplan bevat een onderbouwing waaruit blijkt dat de energieopbrengst van die windturbine opweegt tegen de impact die de turbine heeft op de omgeving”. Verzocht wordt beide artikelen als voorwaarde op te nemen in het plan.
Antwoord
In de gemeentelijke beleidsregel kleinschalige windmolens, waarvan de regels zijn opgenomen in dit paraplubestemmingsplan, is bepaald dat de energieopwekking van de kleinschalige windturbines niet bestemd is voor commerciële doeleinden maar enkel ten behoeve van het verbruik van het (agrarische) bedrijf. Het maximum aantal windmolens is daarom gesteld op drie per bedrijf. In de verzochte regeling is dus al voorzien in de beleidsregel waarvan de regels zijn opgenomen in de planregels van dit paraplubestemmingsplan. De toelichting is op dit punt aangevuld.
Opmerking 4
Een deel van het buitengebied van de gemeente Woerden ligt in een stiltegebied (bestaande uit een stille kern en een bufferzone stiltegebied) en aandachtsgebied stiltegebied. Het algemene uitgangspunt in stiltegebieden is dat het toelaatbare of gewenste geluidsniveau van niet-gebiedseigen geluiden in een stiltegebied 40 decibel (A) is. De artikelen 9.24, 9.25 en 9.27 zijn van toepassing op geluidsniveau in stiltegebieden. Verzocht is om een regel op te nemen dat de windturbines niet de maximale geluidswaarden voor het stiltegebied mogen overschrijden.
Antwoord
Naar aanleiding van de opmerking is de planregels op dit punt aangepast.
Opmerking 5
Windmolens mogen geen significante aantasting van leefgebied van weidevogels veroorzaken. Een quickscan naar de effecten van beschermde soorten in het kader van de wet Natuurbescherming is aan te raden. Om op voorhand redelijkerwijs te stellen dat het initiatief doorgang kan vinden, ofwel dat het uitgesloten is omdat er sprake is van een overtreding van wettelijke verbodsbepalingen.
Antwoord
In het bestemmingsplan is als voorwaarde voor de omgevingsvergunning bepaald dat uit onderzoek moet blijken dat aan de bepalingen van de Wet natuurbescherming wordt voldaan. Gelet op de omvang van het gemeentelijk grondgebied is het niet mogelijk om in het kader van dit bestemmingsplan voor alle potentiële locaties vast te stellen of aan de bepalingen van de Wet natuurbescherming kan worden voldaan. Omdat het belang van natuurwaarden wel wordt onderkend, is het uitvoeren van onderzoek als voorwaarde voor de omgevingsvergunning gesteld. Daarnaast is in dit parapluplan bepaald dat windmolens niet zijn toegestaan in Natura 2000 gebieden en in gebieden die onderdeel zijn van het Natuurnetwerk Nederland.
Opmerking 6
Bij het inpassingsplan zoals vereist is in de gemeentelijke beleidsregels wordt vanuit de kernkwaliteiten van het landschap het verkavelingspatroon gemist. Verzocht wordt om dit toe te voegen.
Antwoord
In de gemeentelijke beleidsregels en in de regels van dit parapluplan is bepaald dat bij de aanvraag een landschappelijk inrichtingsplan moet worden overlegd waaruit moet blijken dat de windmolen goed wordt ingepast. Een goede inpassing in het bestaande verkavelingspatroon is daar onderdeel van en behoeft geen aanpassing van de beleidsregel. De toelichting is op dit punt aangevuld.
Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden (HDSR)
Het hoogheemraadschap heeft aangegeven geen opmerkingen te hebben en akkoord te zijn. De enige tip die wordt meegegeven is om bij het bouwen van windmolens rekening te houden met de instabiele ondergrond en te zorgen dat dit goed onderheid is.
5.1.2 Inspraak
Op grond van de Participatie- en inspraakverordening gemeente Woerden moet in een aantal gevallen bij bestemmingsplannen een inspraakprocedure (los van de formele zienswijzen) worden doorlopen. Dit is niet nodig als (onder andere) er sprake is van (1) ondergeschikte herzieningen van een eerder vastgesteld beleidsvoornemen of (2) uitvoering van hogere regelgeving waarbij het bestuursorgaan geen of nauwelijks beleidsvrijheid heeft.
Het beperken van het aantal bouwlagen voor het stallen van dieren (tot één bouwlaag) betreft het uitvoeren van een provinciale instructieregel uit de Interim Omgevingsverordening provincie Utrecht (2021) waar de gemeente Woerden geen beleidsvrijheid heeft.
Voor het aspect perifere detailhandel op bedrijventerreinen is sprake van een juridisch-planologische vertaling van een door de gemeenteraad vastgesteld beleidsvoornemen (Actualisatie detailhandelsvisie 2021 en Voorbereidingsbesluit 2021, vastgesteld door de gemeenteraad op 23 december 2021).
Voor het aspect kleine windturbines is eveneens sprake van een al vastgesteld beleidsvoornemen (beleidskader kleine windmolens, vastgesteld door de gemeenteraad op 23 april 2020).
Op grond van het voorgaande kan worden vastgesteld dat voor dit paraplubestemmingsplan een aparte inspraakperiode niet nodig is. Wel wordt het ontwerpbestemmingsplan overeenkomstig wettelijke bepalingen ter visie gelegd, waarbij een ieder een zienswijze kan indienen, zie paragraaf 5.1.3.
5.1.3 Ontwerpbestemmingsplan (zienswijzen)
Het ontwerpbestemmingsplan volgt de uniforme openbare voorbereidingsprocedure die is beschreven in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het ontwerpbestemmingsplan heeft met ingang van 20 januari 2023 voor periode van 6 weken ter visie gelegen. Er is één zienswijze ingediend. De zienswijze is aanleiding geweest om de planregels van dit paraplubestemmingsplan aan te passen. Zie daarvoor de nota van beantwoording zienswijzen en de staat van wijzigingen, Bijlage 3 Nota vanbeantwoording zienswijzen en staat van wijzingen.
5.2 Economische Uitvoerbaarheid
De kosten voor dit paraplubestemmingsplan bestaan uit het opstellen en in procedure brengen van het bestemmingsplan. Deze kosten worden gedekt uit de lopende begroting. Er worden geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt waarvan de financiële uitvoerbaarheid moet worden aangetoond.
Om de economische uitvoerbaarheid te garanderen kan met aanvragers van windmolens een planschadeovereenkomst worden afgesloten. Hierdoor komen eventuele planschades voor risico van de aanvrager van een omgevingsvergunning voor afwijken ten behoeve een kleine windmolen. De bevoegdheid om bij het verlenen van de omgevingsvergunning een planschade overeenkomst te sluiten komt voort uit artikel 6.4a Wro.
Bijlage 1 Amendement 15 Juli 2021
Bijlage 1 Amendement 15 juli 2021
Bijlage 2 Beleidskader Kleine Windmolens Woerden
Bijlage 2 Beleidskader kleine windmolens Woerden
Bijlage 3 Nota Van Beantwoording Zienswijzen En Staat Van Wijzingen
Bijlage 3 Nota van beantwoording zienswijzen en staat van wijzingen