Naast Breudijk 22
Bestemmingsplan - Gemeente Woerden
Vastgesteld op 30-03-2023 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan:
het bestemmingsplan 'Naast Breudijk 22' met identificatienummer NL.IMRO.0632.naastbreudijk22-bVA1 van de gemeente Woerden.
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).
Verdere begrippen in alfabetische volgorde:
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.4 agrarisch bedrijf
bedrijvigheid, geheel of overwegend gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen van producten door het telen van gewassen en/of het houden van dieren, met uitzondering van vissen, wormen en champignons, nader te onderscheiden in:
- a. akker- en tuinbouw:
de teelt van gewassen op open grond; daaronder niet begrepen bosbouw, sierteelt en fruitteelt;
- b. fruitteelt:
de teelt van fruit op open grond;
- c. grondgebonden veehouderij:
het houden van melk- en ander vee (nagenoeg) geheel op open grond, waaronder begrepen de teelt van ruwvoedergewassen;
- d. intensieve veehouderij:
de teelt van slacht-, fok-, leg- of pelsdieren in gebouwen (nagenoeg) zonder weidegang, waarbij de teelt niet afhankelijk is van de agrarische grond als productiemiddel;
- e. glastuinbouw:
de bedrijfsmatige teelt van tuinbouwgewassen (nagenoeg) geheel met behulp van kassen;
- f. paardenfokkerij:
het fokken van veulens en de opfok van jonge paarden/pony's met de daaraan verbonden basistraining tot een leeftijd van 2 à 3 jaar;
- g. kwekerij:
het telen, kweken en verzorgen van bomen, heesters, struiken, planten en bloemen of tuinbouwzaden, niet zijnde een tuincentrum.
1.5 ander agrarisch gebruik
het telen en/of kweken van champignons, vissen en/of wormen in agrarische gebouwen;
1.6 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.7 bedrijf
een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop c.q. levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen;
1.8 bedrijfswoning
een woning in of bij een gebouw of op of bij een terrein, slechts bestemd voor één persoon, gezin of andere groep van personen, die één huishouden vormen, van wie huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of terrein, noodzakelijk is voor controle en toezicht buiten de normale werkuren;
1.9 bestaand
- a. het gebruik dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is en/of bebouwing die op dat tijdstip aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen;
- b. het onder a bedoelde geldt niet voor zover sprake was van strijd met het voorheen geldende bestemmingsplan, de voorheen geldende beheersverordening, daaronder mede begrepen het overgangsrecht van het bestemmingsplan of de beheersverordening, of een andere planologische toestemming;
1.10 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
1.11 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.12 bijgebouw
een vrijstaand of aangebouwd gebouw, dat door constructie en afmetingen ondergeschikt is aan een op hetzelfde perceel gelegen woning. Een bijgebouw mag via een deur rechtstreeks toegankelijk zijn vanuit de woning. Er is geen zelfstandige wooneenheid in een bijgebouw toegestaan. In een vrijstaand bijgebouw is nachtverblijf niet toegestaan (geen slaapkamer of badkamer);
1.13 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
1.14 bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
1.15 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.16 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
1.17 bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
1.18 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen voor gebruik, verbruik of aanwending aan particulieren; onder detailhandel is hier geen horeca en geen internetverkoop begrepen;
1.19 drift
de hoeveelheid gewasbeschermingsmiddel die bij het spuiten buiten een agrarisch perceel op de grond terecht kan komen en/of op hoogte door de lucht passeert;
1.20 eigendomsgrens
is gelijk aan de grens met de naburige eigenaar, maar is niet van toepassing als meerdere naburige eigenaren in één bouw- of bestemmingsvlak liggen;
1.21 erf
het al dan niet bebouwde perceelsgedeelte, direct gelegen bij een woning, ingericht ten dienste van het gebruik van deze woning en indien er een bouwvlak voor hoofdgebouwen aanwezig is, gelegen buiten het bouwvlak;
1.22 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.23 grondgebonden agrarisch bedrijf
een veehouderij-, akkerbouw-, tuinbouw- of fruitteeltbedrijf, dat functioneel geheel of hoofdzakelijk afhankelijk is van de ter plaatse bij het bedrijf behorende grond als agrarisch productiemiddel;
1.24 hoofdgebouw
gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op de bestemming het belangrijkst is;
1.25 nutsvoorziening
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, schakelhuisjes, bemalingsinstalaties;
1.26 ondergeschikte nevenactiviteit
ondergeschikt bestanddeel, minder dan 50% van de hoofdactiviteiten van een bedrijf in omvang, arbeid en inkomen;
1.27 onderkomen
een voor verblijf geschikt, al dan niet aan zijn bestemming onttrokken, vaar- of voertuig, ark of caravan, voorzover dat/die niet als een bouwwerk is aan te merken, alsook een tent;
1.28 overkapping
een overdekte ruimte, al dan niet omsloten door maximaal twee wanden. Onder een overkapping wordt ook een carport verstaan;
1.29 peil
de gemiddelde hoogte van het aan het bouwwerk aansluitende, afgewerkte maaiveld, maar niet hoger dan de hoogte van de kruin van die weg in geval het bouwwerk aan een weg gelegen is;
1.30 seksinrichting
een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een mate alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan een parenclub en een prostitutiebedrijf al dan niet in combinatie met elkaar;
1.31 voorgevel
de voorgevel zoals deze bij de bouw van het betrokken gebouw oorspronkelijk is gerealiseerd.
1.32 windhaag:
een windhaag kenmerkt zich door een vegetatie, die in de winter bladverliezend is.
1.33 woning
een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de permanente huisvesting van één huishouden;
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.4 de oppervlakte van een overig bouwwerk
de horizontale projectie van alle delen van het bouwwerk binnen de omtrekslijn;
2.5 de oppervlakte van een bouwwerk
ter hoogte van de bovenkant van de begane grondvloer, tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of harten van scheidsmuren;
2.6 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. de uitoefening van een grondgebonden agrarisch bedrijf met intensieve veehouderij uitsluitend als duurzame neventak;
- b. ander agrarisch gebruik van de bestaande bebouwing, voor bijvoorbeeld champignon-, vis- of wormenkwekerij;
- c. extensieve openluchtrecreatie;
- d. ander gebruik van de bestaande bebouwing als ondergeschikte nevenactiviteit, namelijk:
- 1. bewerking en opslag van agrarische producten;
- 2. verkoop van zelfgemaakte, -bewerkte, -gekweekte of -geteelde producten tot een oppervlakte van ten hoogste 50 m2;
- 3. paardenhouderij;
- 4. hoveniersbedrijf;
- 5. natuur- en landschapsbeheer;
- 6. opslag en stalling van niet-milieugevaarlijke, niet-agrarische goederen die geen risico's voor de omgeving opleveren;
- 7. logies in de woning;
- 8. zorgboerderij met dagopvang;
waarbij de activiteiten 2 t/m 5 en 8 aanvullend in de openlucht binnen het bouwvlak zijn toegestaan;
met daarbij behorende:
- e. erfbeplanting;
- f. nutsvoorzieningen;
- g. erven en terreinen;
- h. wegen en paden;
- i. bestaande ontsluitingswegen;
- j. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
3.2 Bouwregels
Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende regels:
- a. binnen elk bouwvlak mag uitsluitend worden gebouwd de bij één agrarisch bedrijf passende en doelmatige bebouwing, met dien verstande dat burgemeester en wethouders advies inwinnen bij een onafhankelijk agrarische deskundige, zoals de Agrarische Beoordelingscommissie, indien daar aanleiding toe is;
- b. binnen elk bouwvlak mag een streekeigen hooi- of kapberg met beweegbare kap en drie of meer roeden, die past bij de karakteristieke bebouwing ter plaatse en gesitueerd is achter het hoofdgebouw worden gebouwd;
- c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen buiten het bouwvlak worden gebouwd, met uitzondering van overkappingen, bouwwerken voor mestopslag, andere silo's en tunnelkassen;
- d. bijgebouwen en bedrijfsgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd achter het verlengde van de voorgevel van de bedrijfswoning of van het dichtstbij de weg gelegen gebouw;
- e. de inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer dan 600 m3 bedragen of niet meer dan de bestaande inhoud, indien dit als zodanig is vergund;
- f. de afstand van gebouwen tot de naburige eigendomsgrens mag niet minder dan 2 m bedragen, of bedraagt niet minder dan de bestaande afstand indien deze minder is dan 2 m;
- g. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd met de nokrichting evenwijdig aan het verkavelingspatroon van de bijbehorende polder of met de bestaande nokrichting, indien deze daarvan afwijkt;
- h. de dakhelling van bedrijfswoningen en bijgebouwen mag niet minder dan 30° en niet meer dan 60° bedragen;
- i. de dakhelling van bedrijfsgebouwen mag niet minder dan 20° en niet meer dan 60° bedragen;
- j. de gezamenlijke oppervlakte van bij een bedrijfswoning behorende bijgebouwen mag niet meer dan 50 m2 bedragen, waarbij de oppervlakte van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing niet meegerekend wordt;
- k. in afwijking van het bepaalde onder k, mag bij meerdere wooneenheden in een monumentaal of karakteristieke hoofdgebouw en/of bij bewoning van een cultuurhistorisch waardevol bijgebouw de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen niet meer bedragen dan 50 m2 voor al deze wooneenheden tezamen;
- l. de goothoogte van gebouwen en de bouwhoogte van bouwwerken mogen niet meer bedragen dan daarbij hierna is aangegeven:
bouwwerken | max. goothoogte in m | max. bouwhoogte in m |
bedrijfswoningen | De goothoogte van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan de bestaande goothoogte vermeerderd met 10%, indien de bestaande goothoogte lager is dan 3 m, mag de goothoogte in elk geval 3 m bedragen. | - |
bijgebouwen | 3 | 6 |
kassen | 5 | 6 |
overige gebouwen | 6 | 10 |
bouwwerken voor mestopslag | - | 6 |
kassen | 5 | 6 |
silo's | - | 12 |
erf- of terreinafscheidingen | - | 2 |
bouwwerken, geen gebouwen zijnde binnen het bouwvlak | - | 12 |
bouwwerken, geen gebouwen zijnde buiten het bouwvlak | - | 2 |
3.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
- a. lid 3.2 ten behoeve van het bouwen van gebouwen buiten het bouwvlak, mits:
- 1. de noodzaak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering is aangetoond;
- 2. het bouwvlak met niet meer dan 10% wordt vergroot tot maximaal 1,5 ha, of indien het agrarisch bouwvlak kleiner is dan 1 ha, met niet meer dan 2.500 m² wordt vergroot;
- 3. de bebouwing zoveel mogelijk achter het hoofdgebouw wordt gesitueerd ter voorkoming van het verdichten van de bebouwingslinten en om het zicht op de open polders te behouden;
- b. lid 3.2 ten behoeve van het bouwen buiten het bouwvlak van:
- 1. bouwwerken voor mestopslag, direct aansluitend aan het bouwvlak, tot 1000 m3 en een hoogte van 5 m;
- 2. andere silo's dan voor mestopslag, tot een gezamenlijke oppervlakte van 250 m² aansluitend aan het bouwvlak bij een grondgebonden veehouderij bedrijf, en een hoogte van 2 m;
mits:
- de noodzaak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering is aangetoond;
- wordt voorzien in een 5 m brede zone met afschermende streekeigen beplanting rondom de mest of andere silo's;
- c. sub 3.2 ten behoeve van het bouwen van agrarische bedrijfsgebouwen met de nokrichting haaks op het verkavelingspatroon, mits:
- 1. de noodzaak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering of perceelsinrichting is aangetoond, en
- 2. het zicht op het gebouw is beperkt door afschermende streekeigen beplanting of door bestaande gebouwen of andere bouwwerken;
- d. lid 3.2 ten behoeve van het bouwen van kassen met een goot- en bouwhoogte van maximaal 20% meer dan aangegeven, mits:
- 1. de noodzaak voor een doelmatige agrarisch bedrijfsvoering is aangetoond;
- 2. er sprake zal zijn van een verantwoorde landschappelijke aankleding;
- e. sub 3.2 ten behoeve van het vergroten van de goot- en/of bouwhoogte van bedrijfsgebouwen, met dien verstande dat:
- 1. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 11 m;
- 2. voor het bouwen van overige gebouwen tot een goothoogte van 10 m, indien het betreft gebouwen voor een fruitteeltbedrijf;
- 3. de noodzaak voor een doelmatige bedrijfsvoering is aangetoond;
- f. lid 3.2 ten behoeve van het bouwen van een veldschuur en schuilgelegenheid buiten het bouwvlak, mits:
- 1. de afstand met het agrarische bedrijf minimaal 500 m bedraagt;
- 2. de noodzaak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering is aangetoond;
- 3. de aanwezige landschaps- en cultuurhistorische waarden niet onevenredig worden aangetast;
- 4. bij een zelfde agrarisch bedrijf het totaal aantal veldschuren en/of schuilgelegenheden niet meer dan twee en de gezamenlijke oppervlakte niet meer dan 100 m² bedraagt;
- 5. de goothoogte niet meer dan 2,5 m en de hoogte niet meer dan 4 m bedraagt;
- g. lid 3.2 ten behoeve van het bouwen van een agrarische stal met een afwijkende dakvorm, zoals een serrestal, mits:
- 1. aan de hand van een inrichtingsplan is aangetoond dat:
- een afwijkende dakvorm past in het omliggende landschap;
- de stal met de afwijkende vorm een meerwaarde heeft voor de ruimtelijke kwaliteit van het landschap;
- de samenhang op het erf wordt versterkt;
- 2. de stal landschappelijke wordt ingepast met streekeigen beplanting;
- 3. de stal in de richting van het verkavelingspatroon wordt gerealiseerd;
- 4. de aanwezige landschappelijke waarden niet onevenredig worden aangetast;
- 5. advies is ingewonnen van een landschapsdeskundige.
- 1. aan de hand van een inrichtingsplan is aangetoond dat:
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
- a. lid 3.4.1 voor de opslag van goederen tot een hoogte van 3 m, mits:
- 1. aangetoond wordt dat de opslag noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering;
- 2. er binnen het bouwvlak geen plaats meer voor is;
- 3. er minimaal een 5 m brede zone met afschermende streekeigen beplanting rondom de buitenopslag aanwezig is;
- 4. na advies door de landschapsdeskundige.
Artikel 4 Bedrijf
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. een hoveniersbedrijf met siertuin;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - showtuin' tevens voor een showtuin;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - erfafscheiding' tevens voor een driftreducerende voorziening in de vorm van een windhaag of een andere voorziening met minimaal dezelfde driftreducerende werking als een windhaag;
- d. ander gebruik van de bestaande bebouwing als ondergeschikte nevenactiviteit namelijk:
- 1. verkoop van zelfgemaakte, -bewerkte, -gekweekte of -geteelde producten tot een oppervlakte van ten hoogste 50 m2;
- 2. opslag en stalling van niet-milieugevaarlijke, niet-agrarische goederen die geen risico's voor de omgeving opleveren;
met daarbij behorende:
- e. erfbeplanting;
- f. nutsvoorzieningen;
- g. erven en terreinen;
- h. kantoor tot een oppervlakten van ten hoogste 180 m2;
- i. wegen en paden;
- j. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
met dien verstande dat binnen de bestemming niet is begrepen:
- k. detailhandelsbedrijven, anders dan detailhandel in zelfgemaakte, -bewerkte, -gekweekte of -geteelde producten als ondergeschikte nevenactiviteit van de bedrijfsvoering en tot een oppervlakte van ten hoogste 50 m2;
- l. bedrijven, die zijn aangewezen als inrichtingen die in een belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken als bedoeld in de Wet geluidhinder.
4.2 Bouwregels
Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende regels:
- a. het bedrijfsgebouw mag uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
- b. de goot- en bouwhoogte bedraagt niet meer dan respectievelijk 5 m en 8 m;
- c. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd met de nokrichting evenwijdig aan het verkavelingspatroon van de bijbehorende polder of met de bestaande nokrichting, indien deze daarvan afwijkt;
- d. de dakhelling van bijgebouwen mag niet minder dan 30° en niet meer dan 60° bedragen;
- e. de dakhelling van bedrijfsgebouwen mag niet minder dan 20° en niet meer dan 60° bedragen;
- f. de afstand van gebouwen tot de naburige eigendomsgrens mag niet minder dan 2 m bedragen, of niet minder dan de bestaande afstand indien deze minder dan 2 m bedraagt;
- g. de bouwhoogte van andere bouwwerken mogen niet meer bedragen dan in de volgende tabel is weergegeven:
bouwwerken max. bouwhoogte in m erf- of terreinafscheidingen 2 luifels 6 overige andere bouwwerken 12
- h. de hoogte voor driftreducerende voorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - erfafscheiding' bedraagt 2,0 meter;
- i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – showtuin' mogen geen gebouwen en overige bouwwerken worden gebouwd.
4.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
- a. sub 4.2 ten behoeve van het bouwen van bedrijfsgebouwen met de nokrichting haaks op het verkavelingspatroon, mits:
- 1. de noodzaak voor een doelmatige bedrijfsvoering of perceelsinrichting is aangetoond, en
- 2. het zicht op het gebouw is beperkt door afschermende streekeigen beplanting of door bestaande gebouwen of andere bouwwerken.
4.4 Specifieke gebruiksregels
Artikel 5 Groen
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen, watergangen en waterpartijen;
5.2 Bouwregels
Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende regels:
- a. Op of in de gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd:
- 1. ten dienste van de bestemming, zoals verlichtingselementen, speeltoestellen en zitbanken;
- 2. behorend bij aangrenzend water, in- en uitritten en paden, zoals duikers en bruggen en bouwwerken ten behoeve van de waterhuishouding;
- b. de bouwhoogte van lichtmasten en andere palen en masten mag niet meer bedragen dan 10 m;
- c. de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 3 m.
Artikel 6 Waarde - Archeologie 1
6.1 Bestemmingsomschrijving
De op voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud van de archeologische waarden (hoge verwachtingswaarde).
6.2 Bouwregels
In het belang van de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden en onder de voorwaarde dat de oppervlakte waarop de aanvraag betrekking heeft groter is dan 100 m2 en de activiteit op een grotere diepte dan 30 cm wordt uitgevoerd:
- a. dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen als bedoeld in de Wabo een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld, tenzij de aanvraag betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van de bestaande bebouwing waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder peil niet wordt uitgebreid;
- b. kunnen aan een omgevingsvergunning als bedoeld in de Wabo de volgende regels worden verbonden:
- 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
- 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
- 3. de activiteit die tot bodemverstoring leidt te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties;
- c. kunnen burgemeester en wethouders afwijken van het bepaalde onder b indien in het rapport als bedoeld onder a naar het oordeel van burgemeester en wethouders is aangetoond dat het bouwwerk waarop de aanvraag betrekking heeft niet zal leiden tot een onevenredige aantasting van archeologische waarden.
6.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.2 sub a voor de overlegging van het aldaar genoemd archeologische rapport indien naar oordeel van een door burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord in andere beschikbare informatie in voldoende mate is vastgesteld.
6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1' te wijzigen zodanig dat de dubbelbestemming naar ligging wordt verschoven of naar omvang wordt vergroot of verkleind en in voorkomen geval wordt verwijderd, voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van archeologisch onderzoek daartoe aanleiding geeft.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 7 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 8 Algemene Bouwregels
8.1 Kelders
Kelders:
- a. mogen gebouwd worden tot een maximale diepte van 3 m binnen het bouwvlak of bestemmingsvlak;
- b. tellen niet mee bij de oppervlakte of volume van gebouwen;
- c. zijn in principe alleen onder gebouwen, uitgezonderd kassen, toegestaan;
- d. gesitueerd buiten de woningen of bedrijfswoning mogen geen slaapkamers of badkamers bevatten;
- e. moeten rechtstreeks bereikbaar zijn vanuit de woning of een bijgebouw of bedrijfsgebouw;
- f. met een eventuele hellingbaan moeten op voldoende afstand van de openbare weg zijn gelegen, zodat er geen verkeersonveilige situatie ontstaat;
- g. als ondergrondse mestopslag bij agrarische bedrijven mogen in afwijking van het bepaalde onder 3 en 5 worden gebouwd.
8.2 Voorwaardelijke verplichting
Een omgevingsvergunning voor het bouwen, het uitbreiden en het wijzigen van de functie van gebouwen en gronden van de in dit bestemmingsplan genoemde plannen wordt slechts verleend, indien bij de aanvraag wordt aangetoond dat wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid volgens de normering zoals deze is opgenomen in de 'Nota parkeernormen gemeente Woerden' (vastgesteld d.d. 2 september 2014) en diens rechtsopvolger(s).
8.3 Voorwaardelijke verplichting haag
Binnen de bestemming 'Bedrijf' mogen voor drift gevoelige functies alleen in gebruik worden genomen en gehouden, mits een driftreducerende voorziening in de vorm van een windhaag (of met minimaal dezelfde driftreducerende werking als een windhaag) ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - erfafscheiding' is gerealiseerd en in stand wordt gehouden.
Artikel 9 Algemene Gebruiksregels
9.1 Strijdig gebruik
- a. Het is verboden de in dit plan begrepen gronden en de daarop voorkomende bouwwerken te doen of laten gebruiken voor een doel of op een wijze strijdig met het in dit plan bepaalde.
- b. Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik of het laten gebruiken van gebouwen en/of onbebouwde gronden als:
- 1. het gebruik ten behoeve van een seksinrichting;
- 2. het gebruik van de gronden -- water, steigers, aanlegplaatsen en bijbehorende gronden -- als ligplaats voor woonboten of -schepen, drijvende recreatiewoningen en andere drijvende woongelegenheden;
- 3. het gebruik van gronden als stand- of ligplaats van kampeermiddelen, demonteerbare of verplaatsbare inrichtingen voor detailhandel in etenswaren en/of dranken, en andere onderkomens, tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;
- 4. het gebruik van gronden als opslag-, stort- of bergplaats van machines, voer- en vaartuigen en andere al of niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;
- 5. het gebruik van gronden voor het beproeven van voertuigen, voor het racen of crossen met motorvoertuigen of bromfietsen en voor het beoefenen van de modelvliegtuigsport;
- 6. het gebruik van gronden voor militaire oefeningen met rups- en andere zware voertuigen;
- 7. het gebruik van gronden voor meer dan één inrit per oorspronkelijk verkavelingspatroon.
9.2 Toegestaan gebruik
Onder strijdig gebruik als bedoeld in lid 9.1, is niet begrepen vormen van gebruik als bedoeld in lid 9.1 onder b, die verenigbaar zijn met het doel waarvoor de grond ingevolge de bestemming, de doeleindenomschrijving en de overige regels mag worden gebruikt;
Artikel 10 Algemene Afwijkingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in deze regels ten behoeve van:
- a. de bouw van niet voor bewoning bestemde gebouwen ten dienste van het openbaar nut, waarbij de inhoud ten hoogste 75 m³ en de goothoogte ten hoogste 3 m mag bedragen, gasdrukregel- en gasdrukmeetstations uitgezonderd;
- b. het in geringe mate afwijken ten aanzien van bouwgrenzen, hoogtescheidingslijnen en overige aanduidingen in het horizontale vlak, indien bij definitieve uitmeting of verkaveling blijkt dat deze afwijking in het belang van een juiste verwezenlijking van het plan redelijk, gewenst of noodzakelijk is en de afwijking ten opzichte van hetgeen is aangegeven niet meer bedraagt dan 3 m;
- c. het afwijken van de voorgeschreven maatvoering van bouwwerken (waaronder goothoogte, hoogte, grondoppervlakte, onderlinge afstand, afstand tot perceelsgrenzen), eventueel met een overschrijding van de bouwgrens, mits deze afwijkingen niet meer bedragen dan 10% van de in het plan voorgeschreven maten en dit bouwtechnisch noodzakelijk wordt geacht in verband met de uitoefening van het in het plan toegestane gebruik;
- d. de bouw van andere bouwwerken zoals een vlaggenmast, een kunstwerk, antennes en dergelijke tot een hoogte van 15 m.
Artikel 11 Algemene Wijzigingsregels
11.1 Algemeen
Burgemeester en wethouders zijn, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, bevoegd het plan te wijzigen, indien de wijziging betrekking heeft op:
- a. het oprichten van gebouwen ten dienste van (openbare) nutsvoorzieningen met een inhoud van ten hoogste 150 m3 en een goothoogte van ten hoogste 3 m, dit voor zover deze op grond van het artikel 10 niet kunnen worden gebouwd;
- b. een enigszins andere situering en/of begrenzing van bouwpercelen, dan wel bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen en bouwvlakken en/of aanduidingen, indien bij de uitvoering van het plan mocht blijken dat verschuivingen nodig zijn ter uitvoering van een bouwplan, op voorwaarde, dat de oppervlakte van het betreffende bouwperceel, bestemmingsvlak dan wel bouwvlak met niet meer dan 10% zal worden gewijzigd.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 12 Overgangsrecht
12.1 Overgangsrecht bouwwerken
12.2 Overgangsrecht gebruik
Artikel 13 Slotregel
Dit bestemmingsplan kan worden aangehaald onder de titel bestemmingsplan "Naast Breudijk 22" van de gemeente Woerden.
Bijlage 1 Inrichtingstekening
Bijlage 1 M.e.r.-beoordeling
Bijlage 2 Kuipercompagnons (14 April 2020) Akoestisch Onderzoek
Bijlage 2 KuiperCompagnons (14 april 2020) Akoestisch onderzoek
Bijlage 3 Kuipercompagnons (4 Maart 2022) Stikstofdepositie-onderzoek
Bijlage 3 KuiperCompagnons (4 maart 2022) Stikstofdepositie-onderzoek
Bijlage 4 Natuur-wetenschappelijk Centrum (Mei 2020) Quickscan Flora En Fauna
Bijlage 4 Natuur-Wetenschappelijk Centrum (mei 2020) Quickscan flora en fauna
Bijlage 5 Spa Wnp (25 Mei 2020) Onderzoek Spuitzone
Bijlage 5 SPA WNP (25 mei 2020) Onderzoek spuitzone
Bijlage 6 Natuur-wetenschappelijk Centrum (November 2021) Aanvullend Onderzoek Naar Vleermuizen, Uilen En De Huismus
Bijlage 7 Kuipercompagnons (April 2022) Inrichtingsplan
Bijlage 7 KuiperCompagnons (april 2022) Inrichtingsplan