Buytenpark
Bestemmingsplan - Gemeente Zoetermeer
Onherroepelijk op 16-04-2014 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar bepaalde regels gelden ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.2 antenne-installatie
installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.
1.3 antennedrager
een antennemast of andere constructie, bedoeld voor de bevestiging van een antenne.
1.4 archeologische waarde
de aan een gebied toegerekende waarde in verband met de kennis en de studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit uit oude tijden.
1.5 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.6 bebouwingspercentage
een percentage, dat de grootte van het deel van een bestemmingsvlak of het bouwvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.
1.7 bedrijf
onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren en verhandelen van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als niet zelfstandig en ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop en/of levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen.
1.8 bedrijfsgebouw
een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.
1.9 bedrijfsvloeroppervlakte
de totale vloeroppervlakte van bedrijven met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.
1.10 bedrijfswoning
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor het huishouden van een persoon wiens huisvesting daar, gelet op de bedrijfsvoering in overeenstemming met de bestemming, noodzakelijk is.
1.11 bestaand
bestaand op het tijdstip van inwerkingtreding van de desbetreffende regel.
1.12 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0637.BP00007 met de bijbehorende regels en bijlagen.
1.13 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.14 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.15 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.16 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.17 consumentenvuurwerk
vuurwerk dat is bestemd voor particulier gebruik.
1.18 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen, verhuren en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen aanwenden voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.19 ecologische waarden
de in dit bestemmingsplan aan een gebied toegekende waarden die verband houden met de samenhang tussen dieren en planten en hun leefomgeving of tussen dieren en planten onderling.
1.20 evenement
elke voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak zoals markten, braderieën, sportmanifestaties, concerten, bijeenkomsten, feesten, voorstellingen, tentoonstellingen, shows, kermissen, circussen en thematische beurzen.
1.21 evenemententerrein
een terrein in de openlucht voor een evenement.
1.22 extensieve beweiding
beweiding gericht op de ontwikkeling en/of het beheer van natuurwaarden, ecologischewaarden en/of landschappelijke waarden.
1.23 extensieve recreatie
vormen van dagrecreatie in de open lucht, waarbij men vooral het landschap en/of de natuur of bepaalde aspecten daarvan beleeft, waaronder wandelen, fietsen en kanoën en waarbij relatief weinig mensen gedurende een beperkte tijdsduur aanwezig zijn per oppervlakte-eenheid.
1.24 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.25 geometrische plaatsbepaling
locatie van een ruimtelijk object, vastgelegd in een ruimtelijk referentiesysteem.
1.26 horeca
de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was dranken worden geschonken of rookwaren of spijzen voor directe consumptie worden bereid of verstrekt. Het aanbieden van logies is niet toegestaan.
1.27 hoofdgebouw
een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste gebouw op een bouwperceel kan worden aangemerkt. Op hetzelfde bouwperceel kunnen meerdere gebouwen als een hoofdgebouw worden aangemerkt.
1.28 intensieve recreatie
vormen van recreatie al dan niet in de open lucht, waarvoor voorzieningen noodzakelijk zijn en waaraan veel mensen tegelijkertijd op dezelfde plek deelnemen.
1.29 kunstwerk
een bouwwerk geen gebouw zijnde ten behoeve van civieltechnische en/of infrastructurele doeleinden, zoals een brug, dam, duiker, tunnel, sluis, via- of aquaduct, voorziening ter voorkoming of beperking van vervuiling van de waterhuishouding, dan wel een daarmee gelijk te stellen voorziening.
1.30 landschappelijke waarden
de aan een gebied toegekende waarden die gebaseerd zijn op de karakteristieken van dat gebied.
1.31 maatschappelijke voorzieningen
educatieve, (sociaal-)medische, (sociaal-)culturele, religieuze en levensbeschouwelijke voorzieningen, de scouting, voorzieningen ten behoeve van het verenigingsleven, alsmede ondergeschikte vormen van niet-zelfstandige detailhandel en/of niet-zelfstandige horeca ten dienste van de gebruikers van deze voorzieningen.
1.32 natuur- en landschapsdeskundige
een door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige of commissie van deskundigen op het gebied van natuur en landschap.
1.33 natuurwaarden
de in dit bestemmingsplan aan een gebied toegekende waarden in verband met de geologische, bodemkundige en biologische elementen voorkomende in dat gebied.
1.34 nutsvoorziening
voorziening voor elektriciteit, gas, water, energie, telecommunicatie, (gescheiden) inzameling van (huishoudelijke) afvalstoffen, opslag en transport van afvalwater, openbare veiligheid, volksgezondheid en een daarmee gelijk te stellen voorziening van algemeen nut.
1.35 peil
- a. voor een gebouw op een perceel, waarvan de hoofdtoegang tot het perceel onmiddellijk grenst aan een weg, langzaam verkeersroute of voetpad:
de hoogte van die weg, langzaam verkeersroute of voetpad ter plaatse van de hoofdtoegang; - b. voor een bouwwerk dat in of op het water wordt gebouwd:
het gemiddeld waterpeil ter plaatse van het bouwwerk; - c. in overige gevallen:
de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein ter plaatse.
1.36 risicovolle inrichting
inrichtingen zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
1.37 roaming
het gebruik maken van (delen van het) mobiele netwerk van andere operators/providers.
1.38 standplaats
het vanaf een vaste plaats op een openbaar toegankelijke en in de open lucht gelegen plaats te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen of etenswaren, het anderszins aanbieden van goederen en bedrijfsmatige of niet-bedrijfsmatige diensten, gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, een wagen of een tafel.
1.39 voorgevelrooilijn
de evenwijdig aan de as van de weg gelegen lijn, die, zoveel mogelijk aansluit bij de ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing langs die weg.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels worden de maten van bouwwerken als volgt gemeten:
2.1 bouwhoogte
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.2 dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.3 goothoogte
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.4 hoogte van een windturbine
vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.
2.5 inhoud
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.6 oppervlakte
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.7 vloeroppervlakte
binnenwerks, op de vloer van de ruimten die worden of kunnen worden aangemerkt als bedrijfsvloeroppervlakte of winkelvloeroppervlakte.
2.8 ondergeschikte bouwdelen
bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van het bouwvlak, c.q. het bestemmingsvlak niet meer dan 1 meter bedraagt.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
3.1 Bestemmingsomschrijving
3.2 Bouwregels
3.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van bedrijfsgebouwen voor bewoning;
- b. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van caravans, boten en overige zaken anders dan ten behoeve van de bestemming;
- c. het gebruik van gronden als stort en/of opslagplaats van grond en/of afval, anders dan als stort- of opslagplaats voor normaal gebruik;
- d. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van consumentenvuurwerk;
- e. het gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van raam- en straatprostitutie.
Artikel 4 Groen
4.1 Bestemmingsomschrijving
4.2 Bouwregels
4.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2.1 voor het bouwen van een ruimere schuilhut mits:
- a. de bouwhoogte van de schuilhut niet meer bedraagt dan 3 m;
- b. de oppervlakte van de schuilhut niet meer bedraagt dan 40 m².
4.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van gebouwen voor bewoning;
- b. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van caravans, boten en overige zaken anders dan ten behoeve van de bestemming;
- c. het gebruik van gronden als stort en/of opslagplaats van grond en/of afval, anders dan als stort- of opslagplaats voor normaal gebruik;
- d. het gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van risicovolle inrichtingen;
- e. het gebruik van de gronden voor een paardenbak of buitenrijbaan;
- f. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van consumentenvuurwerk;
- g. het gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van raam- en straatprostitutie.
4.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 5 Maatschappelijk
5.1 Bestemmingsomschrijving
5.2 Bouwregels
5.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van gebouwen voor bewoning;
- b. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van caravans, boten en overige zaken anders dan ten behoeve van de bestemming;
- c. het gebruik van gronden als stort en/of opslagplaats van grond en/of afval, anders dan als stort- of opslagplaats voor normaal gebruik;
- d. het gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van risicovolle inrichtingen;
- e. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van consumentenvuurwerk;
- f. het gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van raam- en straatprostitutie.
Artikel 6 Natuur
6.1 Bestemmingsomschrijving
6.2 Bouwregels
6.3 Afwijken van de bouwregels
6.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van gebouwen voor bewoning;
- b. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van caravans, boten en overige zaken anders dan ten behoeve van de bestemming;
- c. het gebruik van gronden als stort en/of opslagplaats van grond en/of afval, anders dan als stort- of opslagplaats voor normaal gebruik;
- d. het gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van risicovolle inrichtingen;
- e. het gebruik van de gronden voor een paardenbak of buitenrijbaan;
- f. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van consumentenvuurwerk;
- g. het gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van raam- en straatprostitutie.
6.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 7 Recreatie
7.1 Bestemmingsomschrijving
7.2 Bouwregels
Artikel 8 Recreatie - Volkstuinen
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Recreatie - Volkstuinen aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. maximaal 120 volkstuinen;
- b. ondergeschikte detailhandel ten behoeve van de gebruikers van de tuinen met een bedrijfsvloeroppervlakte van maximaal 100 m2;
met daaraan ondergeschikt:
- c. wegen en paden;
- d. parkeervoorzieningen;
- e. nutsvoorzieningen;
- f. erf- en terreinafscheidingen;
- g. speelvoorzieningen;
- h. vlaggenmasten;
- i.
lichtmasten, waarbij de verlichtingssterkte op de foerageergebieden en de horsten vanransuilnesten niet meer mag bedragen dan 0,6 lux;lichtmasten, waarbij de verlichtingssterkte niet meer mag bedragen dan 0,6 lux op de broedplaatsen en foerageergebieden van uilen en op de foerageergebieden van lichtgevoelige vleermuizen; - j. objecten van beeldende kunst;
- k. groenvoorzieningen;
- l. watergangen en waterhuishouding;
met de daarbij behorende bouwwerken.
8.2 Bouwregels
8.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik ten behoeve van wonen en/of nachtverblijf;
- b. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van caravans, boten en overige zaken anders dan ten behoeve van de bestemming;
- c. het gebruik van gronden als stort en/of opslagplaats van grond en/of afval, anders dan als stort- of opslagplaats voor normaal gebruik;
- d. het gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van risicovolle inrichtingen;
- e. het gebruik van de gronden voor een paardenbak of buitenrijbaan;
- f. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van consumentenvuurwerk;
- g. het gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van raam- en straatprostitutie.
Artikel 9 Sport
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Sport aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. sportvoorzieningen tot en met categorie 3.1 van de in de bijlage bij deze regels opgenomen Staat van bedrijfsactiviteiten;
- b. sportterreinen en gebouwen ten behoeve van sportieve doeleinden met de daarbij behorende voorzieningen, waaronder een kantine;
- c. hondendressuurterrein;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel' is detailhandel toegestaan met een bedrijfsvloeroppervlakte van maximaal 125 m2;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'horeca' is horeca toegestaan met een bedrijfsvloeroppervlakte van maximaal 650 m2;
- f. ter plaatse van de aanduiding 'recreatie' is (intensieve) recreatie toegestaan;
- g. ter plaatse van de aanduiding 'baggerspeciedepot' uitsluitend de opslag van verspreidbare bagger met groenvoorzieningen, wegen en paden met een maximale oppervlakte van 15.000 m2;
- h. ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein' is één jaarlijks terugkerend evenement toegestaan met de daarbij behorende voorzieningen in een aaneengesloten periode van één maand. Het evenemententerrein mag niet groter zijn dan 10.000 m2;
met daaraan ondergeschikt:
- i. wegen en paden;
- j. parkeervoorzieningen;
- k. speelvoorzieningen;
- l. nutsvoorzieningen;
- m. erf- en terreinafscheidingen en ballenvangers;
- n. groenvoorzieningen;
- o. water;
met de daarbij behorende bouwwerken.
9.2 Bouwregels
9.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.2.2 onder a, voor het bouwen van een erf- en terreinafscheiding met een maximale bouwhoogte van 3 m, indien dit noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering, waaronder begrepen de beveiliging, en mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- a. het straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. de sociale veiligheid;
- d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
9.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor paintball;
- b. het gebruik van gebouwen voor wonen;
- c. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van caravans, boten en overige zaken anders dan ten behoeve van de bestemming;
- d. het gebruik van gronden als stort en/of opslagplaats van grond en/of afval, anders dan als stort- of opslagplaats voor normaal gebruik;
- e. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor horeca, anders dan de in lid 9.1 genoemde kantine en de toegestane horeca ter plaatse van de aanduiding 'horeca';
- f. het gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van risicovolle inrichtingen;
- g. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van consumentenvuurwerk;
- h. het gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van raam- en straatprostitutie.
9.5 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van:
- a. het bepaalde in lid 9.1 onder a voor het gebruik ten behoeve van sportvoorzieningen tot ten hoogste 2 categorieën hoger dan de in lid 9.1 onder a genoemd;
- b. het bepaalde in lid 9.1 onder a voor het gebruik ten behoeve van sportvoorzieningen die niet zijn genoemd in de bij deze regels opgenomen Staat van bedrijfsactiviteiten, voorzover de betrokken sportvoorziening naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de volgens lid 9.1 toegelaten categorieen van de in de bijlage bij deze regels opgenomen Staat van bedrijfsactiviteiten.
9.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 10 Sport - Skibaan
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Sport - Skibaan aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. 3 skibanen met een totale pisteoppervlakte van maximaal 12.400 m2 en de daarbij behorende voorzieningen zoals technische ruimten, verhuurruimten en opslagruimten;
- b. horecavoorzieningen met een totale bedrijfsvloeroppervlakte van maximaal 2800 m²;
- c. terras;
- d. detailhandel met een totale bedrijfsvloeroppervlakte van maximaal 875 m²;
- e. overige sportvoorzieningen;
- f. 1 maatschappelijke voorziening met een totale bedrijfsvloeroppervlakte van maximaal 80 m²;
- g. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' mede ten behoeve van parkeervoorzieningen;
met daaraan ondergeschikt:
- h. beweiding;
- i. wegen en paden;
- j. nutsvoorzieningen;
- k. vlaggenmasten en lichtmasten;
- l. objecten van beeldende kunst;
- m. speelvoorzieningen;
- n. erf- en terreinafscheidingen;
- o. groenvoorzieningen;
- p. water;
met de daarbij behorende bouwwerken.
10.2 Bouwregels
10.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 10.2.2 onder a, voor het bouwen van een erf- of terreinafscheiding met een maximale bouwhoogte van 3 m, indien dit noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering, waaronder begrepen de beveiliging, en mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- a. het straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. de sociale veiligheid;
- d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
10.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van gebouwen voor wonen;
- b. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van caravans, boten en overige zaken anders dan ten behoeve van de bestemming;
- c. het gebruik van gronden als stort en/of opslagplaats van grond en/of afval, anders dan als stort- of opslagplaats voor normaal gebruik;
- d. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor horeca, anders dan de in lid 10.1 genoemde horeca;
- e. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van consumentenvuurwerk;
- f. het gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van raam- en straatprostitutie;
- g. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor een manege en/of paardenhouderij.
10.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 11 Verkeer
11.1 Bestemmingsomschrijving
11.2 Bouwregels
11.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van caravans, boten en overige zaken anders dan ten behoeve van de bestemming;
- b. het gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, anders dan als stort- of opslagplaats voor normaal gebruik;
- c. het gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van risicovolle inrichtingen;
- d. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor detailhandel en horeca;
- e. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van consumentenvuurwerk;
- f. het gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van raam- en straatprostitutie.
Artikel 12 Verkeer - Verblijfsgebied
12.1 Bestemmingsomschrijving
12.2 Bouwregels
12.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van caravans, boten en overige zaken anders dan ten behoeve van de bestemming;
- b. het gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, anders dan als stort- of opslagplaats voor normaal gebruik;
- c. het gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van risicovolle inrichtingen;
- d. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor detailhandel en horeca;
- e. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van consumentenvuurwerk;
- f. het gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van raam- en straatprostitutie.
12.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 13 Water
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Water aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. waterhuishouding;
- b. water- en oeverrecreatie;
met daaraan ondergeschikt:
- c. oeververbindingen ten behoeve van het langzaam verkeer;
- d. aanlegplaatsen;
- e. objecten van beeldende kunst;
- f. vlaggenmasten en lichtmasten;
- g. groenvoorzieningen;
met de daarbij behorende bouwwerken geen gebouwen zijnde, werken en terreinen.
13.2 Bouwregels
Artikel 14 Leiding - Gas
14.1 Bestemmingsomschrijving
14.2 Bouwregels
- a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 14.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 5 m;
- b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
14.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 14.2 onder b voor het bouwen van bouwwerken, ten dienste van de andere voor de in lid 14.1 genoemde gronden geldende bestemming(en), indien
- a. de bij de betrokken bestemming(en) behorende bouwregels in acht worden genomen;
- b. het belang van de leiding(en) door de bouwactiviteit niet onevenredig wordt geschaad. Alvorens een omgevingsvergunning te verlenen wordt hierover advies ingewonnen bij de leidingbeheerder.
14.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 15 Waarde - Archeologie
15.1 Bestemmingsomschrijving
15.2 Bouwregels
Op de in lid 1 bedoelde gronden mogen geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met uitzondering van:
- a. bouwwerken die betrekking hebben op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken , waarbij de oppervlakte van de bouwwerken niet wordt vergroot en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- b. bouwwerken met een oppervlakte van maximaal 100 m²;
- c. bouwwerken die zonder graafwerkzaamheden dieper dan 0,3 m en zonder heiwerkzaamheden kunnen worden geplaatst;
- d. bouwwerken die uitsluitend zijn bestemd ten behoeve van archeologisch onderzoek met een bouwhoogte van maximaal 3 m.
15.3 Afwijken van de bouwregels
15.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 16 Waterstaat - Waterkering
16.1 Bestemmingsomschrijving
16.2 Bouwregels
Op de gronden, zoals bedoeld in lid 16.1.1, mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd, ten dienste van de in het eerste lid genoemde bestemming, met een bouwhoogte van maximaal 5 m.
16.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan door middel van omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 16.2 voor het bouwen van bouwwerken, ten dienste van de in lid 16.1.2 genoemde bestemmingen, conform het bepaalde in de bouwregels van de onderscheiden bestemmingen, voor zover de waterstaatkundige belangen dit gedogen en nadat hierover schriftelijk advies is ingewonnen bij de beheerder van de waterkering. Van dit advies kan alleen gemotiveerd worden afgeweken.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 17 Antidubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 18 Algemene Aanduidingsregels
18.1 Veiligheidszone - lpg
Artikel 19 Algemene Afwijkingsregels
19.1 Algemeen
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de regels van dit bestemmingsplan voor:
- a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10 %. Van het bepaalde in artikel 10.2.1 kan niet bij omgevingsvergunning worden afgeweken;
- b. het bouwen van lift- en/of trappenhuizen mits:
- 1. de overschrijding, per lift- en trappenhuis, niet meer bedraagt dan 20 m²;
- 2. de goothoogte van een lift- of trappenhuis niet meer bedraagt dan 3 m boven de, voor het desbetreffende bouwvlak geldende, maximale goothoogte;
- c. het bouwen van draagconstructies voor reclamedoeleinden en objecten van beeldende kunst met een bouwhoogte van maximaal 20 m. Van het bepaalde in de artikelen 4 Groen en 6 Natuur kan niet bij omgevingsvergunning worden afgeweken voor het bouwen van draagconstructies voor reclamedoeleinden en objecten van beeldende kunst;
- d. het bouwen van nutsvoorzieningen met een hoogte van maximaal 5 m en een oppervlakte van maximaal 60 m2;
- e. het plaatsen van sirenemasten met een bouwhoogte van maximaal 40 m.
19.2 Voorzieningen voor telecommunicatie
19.3 Voorwaarde afwijken
Een omgevingsvergunning voor het afwijken als bedoeld in lid 19.1 en 19.2 wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
Artikel 20 Overige Regels
20.1 Voorrangsregeling dubbelbestemmingen
Voorzover dubbelbestemmingen geheel of gedeeltelijk samenvallen, gelden:
- a. in de eerste plaats de regels van Artikel 16 Waterstaat - Waterkering;
- b. in de tweede plaats de regels van Artikel 14 Leiding - Gas;
- c. in de derde plaats de regels van Artikel 15 Waarde - Archeologie.
20.2 Aanvullende werking bouwverordening
De regels van stedenbouwkundige aard en de bereikbaarheidseisen van paragraaf 2.5 van de bouwverordening zijn uitsluitend van toepassing, voor zover het betreft:
- a. bereikbaarheid van bouwwerken voor wegverkeer, brandblusvoorzieningen;
- b. brandweeringang;
- c. bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
- d. de ruimte tussen bouwwerken;
- e. parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 21 Overgangsrecht Bouwwerken
- 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het bestemmingsplan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- 2. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10 %.
- 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
Artikel 22 Overgangsrecht Gebruik
- 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat bestemmingsplan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 23 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan Buytenpark.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Ligging En Begrenzing Plangebied
Het bestemmingsplangebied betreft het Buytenpark. Het Buytenpark ligt aan de noordwestelijke rand van Zoetermeer en wordt begrensd door de Amerikaweg in het zuiden, de bebouwing aan de Voorweg in het zuidwesten, de Meerpolder in het noorden en noordoosten en de woonwijk Buytenwegh in het oosten.
Figuur 1.1: Ligging plangebied in Zoetermeer
Figuur 1.2: Begrenzing van het plangebied
1.2 Aanleiding Planherziening
De directe aanleiding voor de planherziening is een aantal ontwikkelingen die op grond van de huidige planologisch juridische regeling niet mogelijk zijn. Deze ontwikkelingen zijn:
- de uitbreiding van de begraafplaats en de daarmee samenhangende verplaatsing van een aantal sportverenigingen naar een andere locatie in het Buytenpark;
- de verplaatsing van het siertuincomplex van de Tuinvereniging Seghwaert aan de Edisonstraat 200 naar een locatie aan de Achterweg.
Naast het mogelijk maken van voornoemde ontwikkelingen heeft het bestemmingsplan als doel de geldende planologisch juridische regelingen voor het plangebied te actualiseren.
1.3 Verschillen Tussen Het Voorontwerpbestemmingsplan En Het Ontwerpbestemmingsplan
Het voorontwerpbestemmingsplan Buytenpark bevatte de volgende nieuwe ontwikkelingen:
- 1. vierde baan van SnowWorld;
- 2. uitbreiding van de begraafplaats en verplaatsing van verschillende sportverenigingen;
- 3. een nieuwe locatie voor de Tuinvereniging Seghwaert;
- 4. ontsluiting van het baggerdepot voor de Nieuwe Driemanspolder.
Het ontwerpbestemmingsplan Buytenpark bevat echter niet meer de ontsluiting van het baggerdepot en de ontwikkeling van een vierde baan SnowWorld. De reden dat de ontsluiting van het baggerdepot niet terugkomt in het ontwerpbestemmingsplan is de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 28 november 2011 met betrekking tot het bestemmingsplan Nieuwe Driemanspolder-Roeleveen. In deze uitspraak is het vaststellingsbesluit van dit bestemmingsplan onder andere voor het gedeelte van het baggerdepot vernietigd.
Voor de vierde baan geldt dat SnowWorld inmiddels heeft laten weten dat de planvorming met betrekking tot de vierde baan is stopgezet.
Het bestemmingsplan Buytenpark heeft betrekking op het gehele Buytenpark, dus ook het bestaande complex van SnowWorld wordt meegenomen. Voor een eventuele uitbreiding van het bestaande skicomplex zal een separate ruimtelijke procedure moeten worden gevolgd. In dit bestemmingsplan is geen rekening gehouden met een uitbreiding van het bestaande complex.
1.4 Geldende Bestemmingsplannen
Voor het plangebied zijn op dit moment de volgende betemmingsplannen van kracht:
Nr. | Bestemmingsplan | Vaststelling raad | Goedkeuring gs | ||
4.01 | Buytenwegh De Leyens | 27 november 1972 | 16 januari 1974 | ||
9.01 | Part. plan in hoofdzaak 1962 | 10 november 1962 | 26 april 1965 | ||
9.02 | Groot Zoetermeer | 20 oktober 1967 | 27 november 1968 | ||
9.07 | Recreatiegebied Noord-West | 29 november 1982 | 10 januari 1984 | ||
9.13 | Uitbreiding Noord West | 25 april 1991 | 10 september 1991 | ||
9.15 | Buytenpark Noord West | 27 juni 1994 | 10 januari 1995 | ||
9.17 | Buytenpark Noord West herziening 2000 | 20 oktober 2001 | 11 juni 2002 | ||
9.19 | Voorweg IV | 29 november 2004 | 10 mei 2005 |
Tabel 1: Overzicht geldende bestemmingsplannen
Figuur 1.3: Overzicht geldende bestemmingsplannen
Hoofdstuk 2 Beleidskaders
2.1 Rijksbeleid
2.1.1 Nota Belvedère (1999)
De Nota Belvedère is een beleidsnota over de relatie tussen cultuurhistorie en ruimtelijke inrichting. De nota geeft een visie op de wijze waarop met cultuurhistorische kwaliteiten van het fysieke leefmilieu in de toekomstige ruimtelijke inrichting van Nederland kan worden omgegaan en geeft aan welke maatregelen daartoe moeten worden getroffen. In de nota zijn de meest cultuurhistorisch waardevolle gebieden aangewezen als Belvedèregebied. Hiertoe behoort ook het gebied Zoeterwoude-Weipoort. Dit gebied wordt gekenmerkt door een veenpolderlandschap met karakteristiek boerderijlinten, een uitwaaierende veenverkaveling, droogmakerijen en kerkenpaden. De fysieke dragers van het gebied zijn:
- het veenpolderlandschap met kenmerkende strokenverkaveling, openheid en weidsheid, oude veenstromen, vaarten en sloten;
- de karakteristieke ovale vorm van de Zoetermeerse Meerpolder;
- de ontginningsassen met de dorpslinten met een besloten karakter door aanwezige erf- en wegbeplanting, het gave boerderijlint van Weipoort;
- oude boerderijen met erfbeplanting;
- de molendriegang van Stompwijk, windmolens, en bruggen;
- de kerken en kerkpaden;
- het kreekruggenlandschap bij Weipoort waarop bewoningsrestanten vanaf de ijzertijd (kunnen) voorkomen.
Het Buytenpark grenst aan de Zoetermeerse Meerpolder, maar ligt zelf niet in het Belvedèregebied. In het Buytenpark zijn de hiervoor beschreven typische landschapskenmerken ook niet of nauwelijks aanwezig. Het Buytenpark is namelijk een park dat circa 15 jaar geleden is aangelegd op een puinstort met heuvels van circa 20 meter hoog. Alleen in de noordwestelijke hoek van het plangebied is er enigszins sprake van een polderlandschap. De strokenverkaveling is ook hier echter nauwelijks aanwezig.
2.1.2 Barro (2011) en Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012)
Op 30 december 2011 is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) van kracht geworden. Het Barro heeft als doel om vanuit een concreet nationaal belang een goede ruimtelijke ordening te bevorderen. Onderwerpen waarvoor het rijk ruimte vraagt zijn de mainportontwikkeling van Rotterdam, bescherming van de waterveiligheid in het kustfundament en in en rond de grote rivieren, bescherming en behoud van de Waddenzee en enkele werelderfgoederen, zoals de Beemster, de Nieuwe Hollandse Waterlinie en de Stelling van Amsterdam en de uitoefening van defensietaken.
Op 1 oktober 2012 is aan het Barro een aantal onderwerpen toegevoegd. Het gaat om de eerder aangekondigde onderwerpen Ecologische hoofdstructuur, elektriciteitsvoorziening, toekomstige uitbreiding hoofd(spoor)wegennet, veiligheid rond rijksvaarwegen, verstedelijking in het IJsselmeer, bescherming van primaire waterkeringen buiten het kustfundament en toekomstige rivierverruiming van de Maastakken. Aan artikel 3.6.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is op 1 oktober 2012 de ladder voor duurzame verstedelijking toegevoegd.
Het kabinet heeft de keuze voor deze onderwerpen gemaakt in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) die op 13 maart 2012 door de Minister van I&M is vastgesteld. Deze structuurvisie bundelt het nationale ruimtelijke en infrastructuurbeleid in 13 nationale belangen, waaronder het versterken van de mainportfuncties en het verbeteren van de rijksinfrastructuur, het behoud van erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde en ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora en fauna. Met de uitbreiding van het Barro en het Bro is de juridische verankering van de SVIR nagenoeg compleet.
Het vrijwaren van rijksbufferzones van verdere verstedelijking en de bescherming van nationale landschappen zijn niet meer als nationaal belang opgenomen in het Barro. De Meerpolder dat behoort tot het Belvedèregebied Zoeterwoude-Weipoort valt niet onder de erfgoederen van uitzonderderlijke betekenis. Het bestemmingsplan heeft geen betrekking op nationale belangen, zoals deze zijn benoemd in het Barro.
De ontwikkelingen die voorzien zijn in dit bestemmingsplan, raken de hiervoor genoemde nationale belangen niet. Ook zullen de ontwikkelingen geen onaanvaardbare aantasting van het Groene Hart tot gevolg hebben en zijn daarmee dan ook niet in strijd met het rijksbeleid. In hoofdstuk 4 wordt nader ingegaan op de ontwikkelingen in relatie met hun omgeving.
Per 1 oktober 2012 is tevens een wijziging van het Besluit ruimtelijke ordening in werking getreden. Er is een nieuw artikel 3.1.6 toegevoegd aan het Bro waardoor de 'ladder van duurzame verstedelijking' moet worden toegepast bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen. De verplaatsing van de Tuinvereniging Segwhaert voldoet niet aan de definitiebepaling van stedelijke ontwikkeling.
2.1.3 Nota "Anders omgaan met water" (2000)
In de Nota "Anders omgaan met water; waterbeleid in de 21ste eeuw" (2000) onderschrijft het kabinet de noodzaak om te anticiperen op de verwachte klimaatverandering en bodemdaling. De veiligheid moet gewaarborgd blijven, de kans op overstromingen mag niet toenemen. Meer ruimte voor water naast technische maatregelen en taakstellende afspraken tussen verschillende overheden zijn essentieel voor het slagen van dit beleid. Ook moet een "watertoets" voorkomen dat de bestaande ruimte voor water geleidelijk afneemt.
In het bestemmingsplan wordt de toename van verharding gecompenseerd door het toevoegen van wateroppervlakte. In paragraaf 5.5 van de plantoelichting is de watertoets opgenomen.
2.2 Provinciaal Beleid
2.2.1 Structuurvisie "Visie op Zuid-Holland", 1e herziening Structuurvisie "Visie op Zuid-Holland" en Actualisatie 2011
Op 2 juli 2010 hebben provinciale staten van Zuid-Holland de provinciale Structuurvisie "Visie op Zuid-Holland" vastgesteld. In deze Structuurvisie beschrijft de provincie haar doelstellingen en geeft zij haar kijk op de ruimtelijke ontwikkeling tot 2040. De kern van de Visie op Zuid-Holland is het versterken van samenhang, herkenbaarheid en diversiteit binnen Zuid-Holland. Dit draagt bij aan een goede kwaliteit van leven en een sterke economische concurrentiepositie. Duurzame ontwikkeling en klimaatbestendigheid zijn belangrijke pijlers. Dit wil de provincie bereiken door middel van realisering van een samenhangend stedelijk en landschappelijk netwerk. Goede bereikbaarheid, een divers aanbod van woon- en werkmilieus in een aantrekkelijk landschap met ruimte voor water, landbouw en natuur, zijn daarin kenmerkende kwaliteiten.
In de Visie op Zuid-Holland is het provinciale belang geordend aan de hand van vijf integrale en ruimtelijk relevante hoofdopgaven:
- aantrekkelijk en concurrerend internationaal profiel;
- duurzame en klimaatbestendige Deltaprovincie;
- divers en samenhangend stedelijk netwerk;
- vitaal, divers en aantrekkelijk landschap;
- stad en land verbonden.
Hoofdopgave Stad en land verbonden
Voor het plangebied is vooral de hoofdopgave "Stad en land verbonden" relevant (zie paragraaf 4.9 van de Structuurvisie). Het hoofddoel is het verbeteren van de de relatie stad-land door het versterken van het landschappelijk netwerk. Het landschappelijk netwerk bestaat onder meer uit zes provinciale landschappen. Deze landschappen worden gezien als nieuwe bufferzones met regelgeving gericht op behoud en bescherming van de landschappelijke kernkwaliteiten.
Het plangebied ligt in het provinciale landschap Land van Wijk en Wouden. Het Buytenpark valt bovendien binnen de bufferzones. Voor de bufferzones geldt naast het beleid voor provinciale landschappen aanvullende regelgeving ten aanzien van een verbod op het toelaten van benzinestations en wegrestaurants, de procedure bij ontheffingen voor intensieve dagrecreatie en een verbod op uitbreiding van intensieve veeteelt.
Het Buytenpark is ook aangeduid als 'Recreatiegebied in de Zuidvleugel'. Voor recreatiegebieden geldt het compensatiebeginsel. Bij de Actualisatie 2011 hebben Provinciale Staten besloten dat het Compensatiebeleid Natuur en landschap (zie paragraaf 2.2.5) niet meer van toepassing is op de Rode Lijstsoorten. Voor het plangebied is relevant dat er alleen een compensatieverplichting geldt wanneer er sprake is van een significante vermindering van recreatieve waarden.
In de Structuurvisie is verder aangegeven dat buiten de bebouwingscontouren (die zijn vastgelegd op kaart 1 van de verordening, zie ook paragraaf 2.2.2) in beginsel geen verstedelijking is toegestaan. Het plangebied ligt buiten de bebouwingscontour, dat betekent dat uitbreiding van verstedelijking alleen mogelijk is door af te wijken van de hoofdregel.
Functiekaart 2020 en Kwaliteitskaart 2020 van de Structuurvisie
Bij de Structuurvisie horen twee kaarten: de Functiekaart 2020 en de Kwaliteitskaart 2020. Op de Functiekaart is plangebied aangeduid als "Provinciaal landschap". Daarnaast is het deel van het plangebied dat benut wordt voor de begraafplaats en de voorzieningen voor intensieve recreatie en sport aangeduid als "Stedelijke groen buiten de contour". Dit geldt ook voor de beoogde nieuwe locatie van de Tuinvereniging Seghwaert. Ter plaatse van SnowWorld is de aanduiding "Voorziening intensieve dagrecreatie" opgenomen. Het overige deel van het plangebied (het begrazingsgebied) heeft op de plankaart de aanduiding "Recreatie" gekregen.
Provinciaal landschap is omschreven als een begrensd landschap onder stedelijke invloed en in meer dan één regio met hoge recreatieve en landschappelijke waarden en een accent op verbrede landbouw. De aanduiding "Stedelijk groen buiten de groene contour" betreft groengebieden buiten en meestal in aansluiting op het stads- en dorpsgebied cq. bebouwingscontour met als hoofdfunctie sportterreinen, volkstuinen en/of begraafplaats. Recreatiegebied is gedefinieerd als een groengebied buiten het stedelijk gebied met als hoofdfunctie openluchtrecreatie. Daarbinnen kunnen landschappelijke, cultuurhistorische en natuurwaarden voorkomen. De aanduiding "Voorziening intensieve dagrecreatie" heeft betrekking op een recreatiegebied ingericht voor zeer intensief gebruik met op de recreatiefunctie gerichte bebouwing.
Op de Kwaliteitskaart 2020 is het plangebied aangeduid als
- droogmakerij als herkenbare eenheid
- kwaliteit in de stad- en dorpsrand
- gevarieerd en verbindend vrijetijdslandschap
Voor zover het gebied is aangeduid als "Droogmakerijenlandschap" geldt dat de ruimtelijke ontwikkelingen in dat gebied uit moeten gaan van het behoud en de ontwikkeling van de benoemde kernkwaliteiten. Voor het droogmakerijenlandschap zijn deze kernkwaliteiten de visuele openheid van het landschap, een regelmatig bedacht verkavelingpatroon van weiden en akkers en dat de droogmakerij gemiddeld enkele meters lager ligt dan de omgeving. Elke droogmakerij heeft haar eigen ordening en maat, kavelgrootte en lengte-breedteverhouding zijn uniek. De meeste droogmakerijen zijn omringd door ringvaarten met boezemkaden.
In de Structuurvisie is de ambitie geformuleerd voor de kwaliteit van de stads- en dorpsrand. Ontwikkelingen aan de stads- of dorpsrand dienen bij te dragen aan het realiseren van een rand met overgangskwaliteit.
De ambitie voor een gevarieerd en verbindend vrijetijdslandschap zijn de volgende:
"Ontwikkeling tot een samenhangend, gevarieerd, verbindend en aantrekkelijk stelsel van gebieden en routes op de schaal van de provincie door:
- voorkomen van (nieuwe) obstakels in het recreatief netwerk door bijvoorbeeld verbreding en aanleg van wegen of nieuwe woonlocaties;
- opheffen van barrièrewerking door het waar mogelijk toevoegen van openbare verbindingen en routes;
- inzet van de provincie richt zich vooral op nieuwe ontwikkelingen in de provinciale landschappen: toegankelijke en multifunctionele landschappen in de nabijheid vna de stad met een hoge gebruiks- en belevingswaarde.
In het plangebied zijn nauwelijks nog de kenmerkende waarden van het droogmakerijenlandschap aanwezig. In het Buytenpark zijn de vier puinheuvels aanwezig. Het westelijk weidegebied was reeds ingericht voor de realisatie van de vijfde puinheuvel. Bij de realisatie van het Tuincomplex zal een deel van het slotenpatroon worden hersteld.
Het westelijk weidegebied is op dit moment niet openbaar toegankelijk. Er is geen padenstructuur aanwezig. Het gebied is de afgelopen jaren vaak in gebruik geweest als schapenweide.
Op dit moment werkt de provincie aan de Actualisatie 2012. Op dit moment zijn er geen wijzigingen bekend die relevant zijn voor dit bestemmingsplan.
Conclusie
In het bestemmingsplan zijn geen ontwikkelingen voorzien die in strijd zijn met de Structuurvisie "Visie op Zuid-Holland".
2.2.2 Verordening Ruimte "Visie op Zuid-Holland, 1e herziening Verordening en Actualisatie 2011
De provinciale belangen aangegeven door vijf integrale opgaven, zoals opgenomen in de Structuurvisie, zijn verankerd in de Verordening Ruimte "Visie op Zuid-Holland" die net als de Structuurvisie op 2 juli 2010 door provinciale staten van Zuid-Holland is vastgesteld. In deze Verordening zijn regels opgenomen over de inhoud van bestemmingsplannen en de toelichting van bestemmingsplannen. In het kader van dit bestemmingsplan zijn met name de artikelen 2 (bebouwingscontouren), 3 (ontheffing bebouwingscontour) en 6 (nationale landschappen) van belang. Op 23 februari 2011 hebben Provinciale Staten de 1e herziening van de Verordening Ruimte "Visie op Zuid-Holland" vastgesteld. Voor dit bestemmingsplan is relevant dat inhoudelijk er geen wijzigingen zijn. Wel is de nummering van artikel 3 aangepast.
Op grond van artikel 2, eerste lid is de uitbreiding van stedelijke functies, intensieve recreatieve functies of bebouwing voor extensieve recreatieve functies niet toegestaan. Op grond van artikel 2, tweede lid is een aantal uitzonderingen mogelijk. Eén van deze uitzonderingen is het toestaan van nieuwe functies en bebouwing passend bij stedelijk groen buiten de bebouwingscontour in die gebieden die op kaart 1 van de verordening zijn aangewezen als stedelijk groen buiten de contour. Nieuwe functies die als passend worden beschouwd zijn sportvelden, volkstuinen en begraafplaatsen.
Ter plaatsen van de sportvelden, begraafplaats en de nieuwe locatie van de Tuinvereniging Seghwaert is op kaart 1 van de verordening de aanduiding "Stedelijk groen buiten de contour" opgenomen. De uitbreiding van de begraafplaats en de daarmee samenhangende verplaatsing van de sportvelden in het Buytenpark, alsmede de nieuwvestiging van het tuincomplex van Tuinvereniging Seghwaert zijn dan ook niet in strijd met de provinciale verordening.
Artikel 3 heeft betrekking op de uitbreiding van SnowWorld. In dit bestemmingsplan is deze ontwikkeling niet opgenomen (zie ook paragraaf 1.3). De mogelijke uitbreiding van SnowWorld moet geregeld worden in een apart bestemmingsplan. Voor de uitbreiding van SnowWorld met een vierde baan hebben Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland bij besluit van 1 november 2011 op grond van artikel 3, tweede lid van de Verordening, een ontheffing verleend van het bepaalde in artikel 2, eerste lid.
In artikel 6 van de verordening is bepaald dat bestemmingsplannen die betrekking hebben op gebieden die gelegen zijn binnen de begrenzing van de nationale landschappen (waaronder Het Groene Hart) en de daarin gelegen snelwegpanorama's (waaronder het Land van Wijk en Wouden) geen ontwikkelingen mogen mogelijk maken die de kernkwaliteiten van deze gebieden significant aantasten. Bestemmingsplannen die betrekking hebben op gebieden die liggen buiten de bebouwingscontour moeten een beeldkwaliteitsparagraaf bevatten als:
- a. de gronden liggen binnen de begrenzing van het Groene Hart én
- b. het bestemmingsplan voorziet in nieuwe functies of uitbreiding van bestaande functies met aanzienlijke ruimtelijke effecten.
Voor de verschillende ontwikkelingen binnen het plangebied is conform artikel 6 van de verordening in hoofdstuk 4 van deze toelichting een beeldkwaliteitsparagraaf opgenomen.
Op 29 februari 2012 hebben Provinciale Staten de Actualisatie 2011 vastgesteld. Er zijn geen relevante wijzigingen doorgevoerd met betrekking tot het plangebied van Buytenpark. Op dit moment werkt de provincie aan de actualisering 2012 van de Verordening Ruimte. Op dit moment zijn voor de ontwikkelingen die voorzien zijn in dit bestemmingsplan geen relevante beleidswijzigingen bekend.
2.2.3 Regioprofielen Cultuurhistorie Zuid-Holland
De Visie Regioprofielen Cultuurhistorie Zuid-Holland omvat richtlijnen voor topgebieden van cultureel erfgoed, archeologie en molens in Zuid-Holland. Deze visie is op 13 april 2010 vastgesteld door Gedeputeerde Staten. De wijze waarop omgegaan dient te worden met de regioprofielen is vastgelegd in de provinciale Structuurvisie die is vastgesteld door Provinciale Staten op 2 juli 2010.
Het beleidsdocument Regioprofielen Cultuurhistorie Zuid-Holland vormt samen met de provinciale Structuurvisie het kader waarbinnen de provincie stuurt op cultuurhistorie en ruimtelijke ordening. In het beleidsdocument zijn op basis van bestaande cultuurhistorische waardenkaarten zestien topgebieden Cultureel Erfgoed Zuid-Holland aangewezen. Voor elk van deze topgebieden is een regioprofiel opgesteld. Deze regioprofielen dienen als een handreiking en sturingskader voor gemeenten, waterschappen, terreinbeheerders en adviesbureaus om cultuurhistorie op te nemen in ruimtelijke plannen. Eén van die zestien topgebieden is het gebied Zoeterwoude/Stompwijk. Het plangebied ligt buiten dit topgebied maar grenst er wel aan. De kwaliteit van het topgebied ligt vooral in het herkenbare open, agrarisch cultuurlandschap en in de contrastrijke overgangen van dit landschap naar de verstedelijkte omgeving. Het topgebied bestaat uit twee gebiedseenheden te weten het veenweidelandschap in het noordelijk deel (het veenlandschap rond Zoeterwoude) en het droogmakerijenlandschap in het zuidelijk deel van het topgebied. De Zoetermeerse Meerpolder maakt onderdeel uit van het droogmakerijenlandschap. Voor dit deelgebied gelden als richtlijnen:
- beleefbaar houden van de hoogteverschillen tussen laaggelegen droogmakerijen en de hoger gelegen veenweidepolders en de stroken bovenland met lintbebouwing;
- bij de nieuwe ontwikkelingen de bestaande ruimtelijke eenheden - de droogmakerijen met hun begrenzingen - als leidraad nemen;
- koesteren van hoge mate van openheid die ontstaat door de concentratie van bebouwing langs de randen van de droogmakerijen en het ontbreken van bebouwing en beplante polderwegen in het middengebied;
- specifiek voor de Zoetermeerse Meerpolder geldt het bewaren van de ruimtelijke samenhang tussen de onderdelen van deze heldere landschappelijke eenheid: de typerende ovale vorm, de rationele verkaveling, de centrale beplante route door het midden van de droogmakerij en het ontbreken van bebouwing in het open middengebied.
Het plangebied ligt niet in het topgebied Zoeterwoude/Stompwijk. De richtlijnen gelden alleen voor ontwikkelingen in het gebied dat is aangewezen als topgebied. Het plangebied grenst wel aan het topgebied, namelijk aan de Zoetermeerse Meerpolder. De ontwikkelingen die in dit bestemmingsplan zijn opgenomen hebben geen nadelige gevolgen voor de Zoetermeerse Meerpolder.
Verder is van belang dat het zuidelijke deel van het Buytenpark (ter plaatse van de begraafplaats en de sportvelden) op de provinciale kaart van de Cultuurhistorische Hoofdstructuur is aangeduid als een gebied waar de trefkans op archeologische sporen redelijk tot groot is. Voor deze gebieden geldt dat er verkennend archeologisch onderzoek nodig is om de archeologische waarden van het gebied verder in kaart te brengen. In paragraaf 3.1.1 zal hier nader op ingegaan worden.
2.2.4 Beleidsplan Groen, Water en Milieu 2006-2010
Het Beleidsplan Groen, Water en Milieu 2006-2010 geeft aan hoe de provincie Zuid-Holland de komende jaren haar beleid op de terreinen groen, water en milieu vorm geeft. Het plan is de opvolger van het Beleidsplan Milieu en Water 2000-2006 en omvat het Milieubeleidsplan (Wet milieubeheer) en het Waterhuishoudingsplan (Wet op de waterhuishouding). In het beleidsplan zijn de kaders en doelstellingen opgenomen voor de periode 2006-2010 en is een doorkijk gegeven tot 2020 en voor enkele onderwerpen tot 2040. Het plan bestaat uit vier delen: een Visiedeel, een Groendeel, een Waterdeel en een Milieudeel.
De doelstellingen in het beleidsplan zijn van een hoger abstractieniveau, waardoor het moeilijk is concrete plannen hier aan te toetsen. Het bestemmingsplan is niet in strijd met de algemene doelstellingen van dit beleidsplan.
2.2.5 Compensatiebeleid Natuur en Landschap Provincie Zuid-Holland
In 1997 hebben Gedeputeerde Staten het Compensatiebeleid Natuur en Landschap vastgesteld. Hierin is het compensatiebeginsel verder uitgewerkt om schade aan natuurwaarden en aan landschapswaarden te compenseren. Het compensatiebeginsel geldt voor de volgende gebieden:
- 1. EHS (kerngebieden en begrensde natuurontwikkelingsgebieden, hieronder vallen ook gebieden die behoren tot de provinciale EHS.
- 2. Kleinere natuurgebieden buiten de EHS en opgenomen in streekplan, of een gebied dat is aangewezen op grond van de Natuurbeschermingswet.
- 3. Biotopen van aandachtsoorten opgenomen in streek- en of bestemmingsplan. Dit zijn biotopen van de rode-lijstsoorten en gebieden buiten de EHS met (zeer) hoge natuurwaarden zoals in de nota Planbeoordeling (1997) zijn genoemd.
- 4. Beplanting vallend onder de Boswet.
- 5. 14 grootschalige recreatievoorzieningen in Zuid-Holland die aangewezen zijn als Randstad Groenstructuur-project dan wel als Strategische Groenproject.
Naast deze vijf gebieden geldt het compensatiebeginsel ook voor de rijksbufferzones. Compensatie moet dan vooral gezocht worden in maatregelen om de toegankelijkheid van het resterende gebied te verhogen en de maatregelen die de beleving van de nabijheid van het stedelijk gebied verminderen.
Met de vaststelling van de Actualisatie 2011 van de Structuurvisie is het werkingsgebied van het Compensatiebeginsel aangepast. Op dit moment geldt het compensatiebeginsel voor de volgende gebieden:
- de Ecologische Hoofdstructuur;
- de belangrijke weidevogelgebieden;
- de recreatiegebieden in de Zuidvleugel;
- de karakteristieke landschapselementen.
Het compensatiebeleid voor de biotopen van rode lijstsoorten is komen te vervallen. Het Buytenpark valt binnen de recreatiegebieden in de Zuidvleugel. Compensatie van recreatieve waarden moet plaatsvinden wanneer er sprake is van ontwikkelingen die een significant negatief effect hebben op de wezenlijke kenmerken en waarden van het gebied.
De beleidsregel 'Compensatie Natuur en Landschap Zuid-Holland 1997' wordt in 2012 door de provincie herzien.
In dit bestemmingsplan worden geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt die een significant negatief effect hebben op de recreatieve waarden en kenmerken van het gebied.
De locatie waar de Tuinvereniging staat gepland, bevat nauwelijks recreatieve waarden. Het gebied is niet openbaar toegankelijk, maar is ingericht als weiland. Er is dan ook geen sprake van een significante vermindering van recreatieve waarden.
2.3 Regionaal Beleid
2.3.1 Hoogheemraadschap van Rijnland
Waterbeheerplan Rijnland
Op 1 januari 2010 is het nieuwe Waterbeheerplan 4 (2010-2015) van Rijnland van kracht geworden. In dit plan geeft Rijnland aan wat haar ambities voor de komende planperiode zijn en welke maatregelen in het watersysteem worden getroffen. Het nieuwe Waterbeheerplan legt meer dan voorheen accent op uitvoering. De drie hoofddoelen zijn veiligheid tegen overstromingen, voldoende water en gezond water. Wat betreft veiligheid is het cruciaal dat waterkeringen voldoende hoog en stevig zijn en blijven en dat rekening wordt gehouden met mogelijk toekomstige dijkverbeteringen. Wat betreft voldoende water gaat het erom het complete watersysteem goed in te richten, goed te beheren en goed te onderhouden. Daarbij wil Rijnland dat het watersysteem op orde en toekomstvast wordt gemaakt, rekening houdend met klimaatverandering. Immers de verandering van het klimaat leidt naar verwachting tot meer lokale en hevigere buien, perioden van langdurige droogte en zeespiegelstijging. Het waterbeheerplan sorteert voor op deze ontwikkelingen.
Keur 2009 en Beleids- en Algemene regels 2011
Op 22 december 2009 is de Keur in werking getreden. In deze Keur zijn bepalingen toegevoegd over het onttrekken van grondwater en het infiltreren van water in de bodem. De Keur 2009 en Beleids- en Algemene regels 2011 maken het mogelijk dat het Hoogheemraadschap van Rijnland haar taken als waterkwaliteits- en kwantiteitsbeheerder kan uitvoeren. De Keur is een verordening van de waterbeheerder met wettelijke regels (gebods- en verbodsbepalingen) voor waterkeringen (onder andere duinen, dijken en kaden), watergangen (onder andere kanalen, rivieren, sloten en beken) en andere waterstaatswerken (onder andere bruggen, duikers, stuwen, sluizen en gemalen). De Keur bevat verbodsbepalingen voor werken en werkzaamheden in of bij de bovengenoemde waterstaatswerken. Er kan een ontheffing van de in de Keur vastgestelde gebods- en verbodsbepalingen worden aangevraagd om een bepaalde activiteit wel te mogen uitvoeren. Als Rijnland daarin toestemt wordt dat geregeld in een waterwetvergunning. De keur is derhalve een belangrijk instrument om het watersysteem op orde te houden. In de Beleids- en Algemene regels 2011 is het beleid van Rijnland nader uitgewerkt.
Voorkeursvolgorde voor afvalwater
Overeenkomstig het rijksbeleid (de voorkeursvolgorde uit artikel 29 a van de Wet milieubeheer en de doelmatigheidsdoelstelling uit het bestuursakkoord waterketen 2007) geeft Rijnland de voorkeur aan het scheiden van hemelwater en afvalwater, mits het doelmatig is. De voorkeursvolgorde voor de omgang met afvalwater houdt in dat het belang van de bescherming van het milieu vereist dat:
- a. het ontstaan van afvalwater wordt voorkomen of beperkt;
- b. verontreiniging van afvalwater wordt voorkomen of beperkt;
- c. afvalwaterstromen worden gescheiden gehouden, tenzij het niet gescheiden houden geen nadelige gevolgen heeft voor een doelmatig beheer van afvalwater;
- d. huishoudelijk afvalwater en afvalwater dat daarmee wat biologische afbreekbaarheid betreft overeenkomt, worden ingezameld en naar een inrichting als bedoeld in artikel 15a van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren getransporteerd;
- e. ander afvalwater dan bedoeld in onderdeel d zo nodig na zuivering bij de bron, wordt hergebruikt;
- f. ander afvalwater dan bedoeld in onderdeel d lokaal, zo nodig na retentie of zuivering bij de bron, in het milieu wordt gebracht;
- g. ander afvalwater dan bedoeld in onderdeel d dat naar een inrichting als bedoeld in artikel 15a van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren wordt getransporteerd.
De gemeente kan gebruik maken van deze voorkeursvolgorde bij de totstandkoming van het Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP). Deze voorkeursvolgorde is echter geen dogma. De uiteindelijke afweging zal lokaal moeten worden gemaakt, waarbij doelmatigheid van de oplossing centraal moet staan.
Zorgplicht en preventieve maatregelen voor hemelwater
Voor de behandeling van hemelwater wijst Rijnland op de zorgplicht en op het nemen van preventieve maatregelen een en ander vooruitlopend op de definitieve invoering van het Besluit lozingen buiten inrichtingen. Het verdient aanbeveling daar waar mogelijk aandacht te besteden aan brongerichte maatregelen. Het argument daarbij is dat vanuit een wijder milieuperspectief preventie de voorkeur heeft boven 'end-of-pipe' maatregelen.
Uitgangspunt is dat het te lozen hemelwater geen significante verslechtering van de kwaliteit van het ontvangende oppervlaktewater mag veroorzaken en emissie van vervuilende stoffen op het oppervlaktewater waar mogelijk wordt voorkomen. Door bijvoorbeeld:
- duurzaam bouwen;
- het toepassen van een berm- of bodempassage;
- toezicht en controle tijdens de aanlegfase ter voorkoming van verkeerde aansluitingen;
- juridische verankering van de particuliere verantwoordelijkheden (vergunningverlening);
- handhaving tijdens de beheerfase ter voorkoming van verkeerde aansluitingen (bijvoorbeeld door middel van controleputjes op de erfgrens);
- het regenwaterriool uit te voeren met (straat)kolken voorzien van extra zand- slibvang of zakputten (putten met verdiepte bodem) op tactische plekken in het stelsel;
- adequaat beheer van straatoppervlak, straatkolken en zakputten (straatvegen en kolken/putten zuigen);
- het toepassen van duurzaam onkruidbeheer;
- aangepaste gladheidbestrijding;
- het voorkomen van afstroming van hondenuitwerpselen;
- de bewoners, gebruikers en beheerders voor te lichten over de werking van de riolering en een juist gebruik hiervan;
- het vermijden van vervuilende activiteiten op straat zoals auto's wassen en repareren en chemische onkruidbestrijding.
Daar waar ondanks de zorgplicht en de preventieve maatregelen het te lozen hemelwater naar verwachting een aanmerkelijk negatief effect heeft op de oppervlaktewaterkwaliteit, kan in overleg tussen gemeente en waterschap gekozen worden voor aanvullende voorzieningen, een verbeterd gescheiden stelsel of, als laatste keus, aansluiten op het gemengde stelsel. Ook kan de gemeente in overleg met het waterschap kiezen voor een generieke 'end-of-pipe' aanpak. Deze keuze moet dan expliciet gemaakt worden in het GRP.
Waterplan Zoetermeer
Het Hoogheemraadschap van Rijnland heeft in samenwerking met de gemeente Zoetermeer en het Hoogheemraadschap Schieland en het Waterschap Wilck en Wiericke het Waterplan Zoetermeer opgesteld dat in februari 2002 door de gemeenteraad is vastgesteld. Het plan wordt in paragraaf 2.4.5 van deze plantoelichting nader toegelicht.
2.3.2 Stadsgewest Haaglanden
Regionaal Structuurplan Haaglanden 2020
Op 16 april 2008 heeft het algemeen bestuur van het Stadsgewest Haaglanden het Regionaal Structuurplan Haaglanden 2020 (RSP) vastgesteld.
Het RSP is een integraal plan voor de ruimtelijke ontwikkeling van Haaglanden en het kader voor het regionale beleid op het gebied van milieu, groen, mobiliteit, wonen en economie en voor locale plannen, zoals de bestemmingsplannen. Het vastgestelde Regionaal Structuurplan Haaglanden richt zich op 2020 (met een doorkijk naar 2030) en omvat de grote lijnen voor de ambities en ontwikkelingen op verschillende terreinen, zoals verkeer, wonen, werken, water, groen etc.
Op kaart 1 van het RSP, "Ontwikkelingsbeeld Haaglanden 2030" is het Buytenpark aangeduid als "aantrekkelijke en toegankelijke parken en recreatiegebieden". Het doel is het behoud en het bevorderen van de aantrekkelijkheid van parken. Er wordt gestreefd naar het vergroten van de toegankelijkheid van de groengebieden, met name van de parken die liggen op de overgang van stad en land (zie pagina 24 van het RSP). Het Buytenpark is op kaart 1 aangeduid als onderdeel van de Leisure-as van Scheveningen tot Zoetermeer. Volgens het RSP verdienen de actieve sportbeoefening en andere vormen van vrijetijdsbesteding een steviger ruimtelijke basis. Voor zover de voorzieningen een (boven)regionale reikwijdte hebben, zoals deze vooral te vinden zijn op de "leisure-as" tussen Den Haag en Zoetermeer. Bestaande leisurevoorzieningen kunnen zich doorontwikkelen.
Op kaart 24 is het Buytenpark aangeduid als "bestaand parklandschap" en maakt het park onderdeel uit van de "Groen-blauwe schakel". Het doel is een groen-recreatief netwerk van routes en verbindingen realiseren dat groengebieden in Haaglanden en de attracties daarin op een aantrekkelijke manier met elkaar en met de steden verbindt (zie pagina 51 van het RSP).
Regionale Structuurvisie Detailhandel 2006-2011
Op 13 december 2006 is de Regionale Structuurvisie Detailhandel Stadsgewest Haaglanden 2006-2011 vastgesteld. Het doel is een meer dynamisch en kwalitatief beter winkelaanbod te bewerkstelligen zodat de consument meer keuze en kwaliteit wordt geboden. Dit heeft weer een gunstige invloed op de komst van bedrijven en organisaties naar de regio en daarmee op de regionale economie.
Op dit moment is in het complex van SnowWorld een wintersportzaak gevestigd. De bestaande situatie wordt in dit plan wederom vastgelegd. Het plan voorziet niet in een toename van detailhandel.
2.4 Gemeentelijk Beleid
2.4.1 Stadsvisie 2030
De Stadsvisie 2030, die op 15 december 2008 is vastgesteld door de gemeenteraad, verwoordt negen opgaven die in de periode tot 2030 moeten worden opgepakt om als stad voldoende perspectief op een welvarende ontwikkeling te behouden. Daarnaast geeft de Stadsvisie aan welke kansen de gemeente wil benutten om de stad extra perspectief te geven.
Voor dit bestemmingsplan is met name opgave 7 (de unieke ligging aan het Groene Hart benutten) relevant. Opgave 7 heeft onder andere als doel de regioparken rondom Zoetermeer met elkaar te verbinden. Het regiopark aan de westkant van de stad omvat het Buytenpark, Nieuwe Driemanspolder, het Westerpark en het Balijbos. Verder is het doel dat het aantal bijzondere planten- en diersoorten minimaal gelijk blijft ten opzichte van 2007.
Figuur 2.2: Kaart uit de Stadsvisie 2030
De ontwikkelingen die in dit bestemmingsplan zijn opgenomen, zijn niet in strijd met de Stadsvisie.
2.4.2 Visie Buytenpark
De Visie Buytenpark is vastgesteld door de gemeenteraad op 28 juni 2010. Deze visie heeft als doel een kwaliteitsimpuls voor het park en een betere aansluiting op de omgeving te bewerkstelligen en kaders te stellen voor ontwikkelingen in het park. In paragraaf 4.2 wordt deze visie beschreven in relatie tot de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt.
2.4.3 Stadsnatuurplan (1999)
Het Stadsnatuurplan (vastgesteld door de gemeenteraad op 25 januari 1999) geeft richting aan het natuurbeleid van Zoetermeer. In het Stadsnatuurplan wordt antwoord gegeven op de vraag hoe de gemeente wil omgaan met de natuur die zij nu al rijk is en hoe het nog beter zou kunnen. Het doel van het Stadsnatuurplan is het realiseren van meer en betere natuur en het vergroten van het draagvlak voor de natuur. Het gemeentelijk natuurbeleid kent drie niveaus met elk een eigen ambitie: groen op regioniveau, groen op stadsniveau en groen op wijkniveau. Voor natuur op regioniveau geldt het compensatiebeginsel. Dit betekent dat bij verlies van natuur compensatie moet plaatsvinden door nieuwe natuur. Op stads- en wijkniveau geldt de natuurimpulsregel. Hierbij dient het natuurbelang nadrukkelijk te worden meegewogen in de besluitvorming over (her)ontwikkelingslocaties. Op stads- en wijkniveau is het gemeentelijk natuurbeleid vooral gericht op het creëren van soortenrijke natuur.
Het Buytenpark is in het Stadsnatuurplan opgesplitst in twee delen. Het eerste deel betreft het intensief gebruikte deel van het park, waarin de functies als begraafplaats, sportvoorzieningen, Ayers Rock en SnowWorld zijn gevestigd. Dit deel is aangewezen als stadsnatuur. Het overige minder intensief gebruikte deel van het Buytenpark is aangewezen als regionatuur, waarbij het begrazingsgebied is aangewezen als stergebied.
Stergebieden zijn gebieden die een grote (potentiële) natuurwaarde hebben. Hiervoor geldt een afwijkende regeling dan voor de overige gebieden die behoren tot de regionatuur. In deze gebieden zijn stedelijke ontwikkelingen, nadat dit per stergebied in een bestemmingsplan is vastgesteld, niet toegestaan. In het bestemmingsplan "Buytenpark Noord West, herziening 2000" is het begrazingsgebied als natuurontwikkelingsgebied aangeduid, waarmee het stergebied is vastgesteld. Dit betekent dat op grond van het Stadsnatuurplan in het begrazingsgebied geen verstedelijking is toegestaan.
De uitbreiding van de begraafplaats met de daarmee samenhangende verplaatsing van de sportverenigingen en de ontwikkelingen die mogelijk worden gemaakt op grond van dit bestemmingsplan vinden plaats buiten het stergebied. Het uitbreidingsgebied van de begraafplaats en de nieuwe locatie van de sportverenigingen liggen in het gebied dat is aangewezen als stadsnatuur. Deze ontwikkelingen zijn daarmee niet in strijd, omdat in deze gebieden natuur niet de hoofdfunctie heeft.
Het siertuincomplex van de TV Seghwaert is geprojecteerd in een gebied dat is aangegeven als natuur op regioniveau. Stedelijke ontwikkeling mag niet, tenzij er zwaarwegende, maatschappelijke belangen zijn en is aangetoond dat er geen alternatieve locaties zijn. In het geval van de TV Seghwaert is hiervan sprake. De tuinvereniging moet verplaatst worden voor de ontwikkeling van het Kwadrant die moet zorgen voor een betere verbinding van de stad met het Van Tuylpark en de wijk Oosterheem. Uit een locatieonderzoek is de locatie in het Buytenpark als meest geschikte locatie naar voren gekomen. Het college van burgemeester en wethouders heeft bij besluit van 20 juni 2006 besloten om deze locatie te reserveren ten behoeve van de TV Seghwaert. Als door de aanleg van het siertuincomplex (potentiële) natuurwaarden van deze gebieden verloren dreigen te gaan of worden aangetast, dan dient dit verlies te worden gecompenseerd door natuurontwikkeling zo dicht mogelijk bij de getroffen locatie. Alleen als dit niet mogelijk is, is financiële compensatie mogelijk. In paragraaf 5.8 zijn de gevolgen van het bestemmingsplan de flora en fauna nader beschreven.
Naar verwachting zal de gemeenteraad op 3 december 2012 de Visie Biodiversiteit vaststellen, met de daarbij behorende Groenkaart. De Visie Biodiversiteit vervangt het Stadsnatuurplan. De Visie en de Groenkaart kennen geen compensatieverplichting voor de ontwikkellocaties uit dit bestemmingsplan.
De Visie Biodiversiteit wordt toegelicht in paragraaf 2.4.4
2.4.4 Visie Biodiversiteit en de Groenkaart
De gemeente heeft de ambitie om de biodiversiteit en de waardering van de inwoners hiervoor op peil te houden en waar mogelijk te vergroten. Dat moet gebeuren binnen de financiële mogelijkheden van de gemeente. In de Visie wordt gekozen voor een benadering gericht op samenwerking, inspiratie en communicatie, binnen de huidige budgetten.
Hierdoor ontstaat er een tweesporen benadering:
Spoor 1 richt zich op wat de gemeente zelf kan en wil doen voor de biologische diversiteit. Het gaat dan vooral om het op peil houden van de biodiversiteit en het benutten van kansen waar deze zich voordoen, bijvoorbeeld bij ruimtelijke ontwikkelingen, beheer en (her)inrichting van het openbaar gebied.
Spoor 2 richt zich op participatie en samenwerking met inwoners, ondernemers en anderen die betrokken zijn bij de biodiversiteit in Zoetermeer. Doel hierbij is het vergroten van de biodiversiteit ook op terreinen die in particulier eigendom en/of beheer zijn en het op peil houden van de waardering (de trots) van inwoners en ondernemers voor deze biodiversiteit .
De Visie Biodiversiteit heeft een relatie met twee andere beleidsdocumenten. Tegelijkertijd met de Visie wordt ook de Groenkaart vastgesteld en vorig jaar is het Bomenbeleid vastgesteld. Samen vormen deze documenten de 'groentrilogie' van Zoetermeer.
De Groenkaart zet in op een duurzame, samenhangende recreatieve en ecologische groenstructuur voor de stad, die is verbonden met het regionale netwerk. Dit is vertaald in een aantal deelambities. Om de diversiteit van de groene ruimte te behouden, maar vooral ook te versterken zijn spelregels opgesteld. Deze spelregels zijn bedoeld om af te wegen of een ontwikkeling in het openbaar groen, die strijdig is met de bestemming, wenselijk is of niet. Er is gekozen voor een kwalitatieve benadering volgens de categorieën 'behouden', 'compenseren', 'groen ontwikkelen' en 'inpassen', om het meest waardevolle groen te beschermen en wenselijke ontwikkelingen in het openbaar groen te benutten om de kwaliteit van dat groen te verbeteren.
Verder zijn de groene kwaliteiten beschreven en is per wijk en per park een beschrijving van het openbaar groen opgenomen.
2.4.5 Waterplan Zoetermeer (2002)
Het Waterplan Zoetermeer is opgesteld door de gemeente Zoetermeer samen met het voormalige waterschap Wilck en Wiericke (dat inmiddels deel uitmaakt van het Hoogheemraadschap van Rijnland) en het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard. De doelstelling van het Waterplan Zoetermeer is het behouden en versterken van een duurzaam watersysteem. Kortom een watersysteem dat betrouwbaar, levend en boeiend is. Om ook in de toekomst een veilig en goed functionerend watersysteem in Zoetermeer te behouden, moet meer ruimte voor water worden gerealiseerd. In het Waterplan Zoetermeer is afgesproken dat bij herontwikkeling gestreefd wordt naar het realiseren van extra water in het gebied dat (her)ontwikkeld wordt. In het stedelijk gebied wordt daarnaast ingezet op het vertragen van piekafvoeren, onder meer door het toepassen van open verharding of het realiseren van vegetatiedaken.
Op welke wijze in dit plan rekening gehouden is met het aspect water wordt verwezen naar paragraaf 5.5 van deze plantoelichting.
2.4.6 Erfgoedverordening Zoetermeer (2010)
Op grond van de gemeentelijke erfgoedverordening (vastgesteld 15 november 2010) zijn vijf beschermde stadsgezichten aangewezen, waaronder de Meerpolder en de Voorweg. De Meerpolder is zeer waardevol als markante landschappelijke eenheid door de openheid en de ovale vorm die zich duidelijk aftekent en die herinnert aan het oude veenmeer. Van waarde is tevens het oorspronkelijke karakter met de kenmerkende lage bebouwingsdichtheid en op de dijk georiënteerde boerderijen. Structuur en bebouwingsbeeld zijn goed bewaard gebleven. Voor de Meerpolder zijn de volgende typeringen en bijzondere kwaliteiten benoemd:
- de karakteristieke ovale vorm van de polder die zich duidelijk in het landschap aftekent;
- de kenmerkende verkaveling en langgerekte stroken;
- de openheid en weidsheid;
- gaaf bewaarde en goed herkenbare ringdijk en ringsloot;
- de aanwezigheid van cultuurhistorisch waardevolle elementen als de weidemolentjes en de houten telefoonpalen;
- de afgetopte molens als herinnering aan de historische polderbemaling.
Het gebied van de Voorweg geeft een samenhangend beeld van een droogmakerij met oud bovenland. Het oorspronkelijke agrarische karakter is goed bewaard door de aanwezige boerderijen met hun ruime erven en de kleinschalige individuele bebouwing. Het gebied is van belang vanwege de cultuurhistorische en landschappelijke waarden, vanwege de onderlinge samenhang tussen bebouwing, groen- en waterstructuren, en vanwege de referentie aan de cultuur van oude droogmakerijen. Voor het gebied van de Voorweg zijn de volgende typeringen en bijzondere kwaliteiten van het gebied aangegeven:
- de lineaire structuur van de Voorweg en de wetering;
- de herkenbare hoge aftekening van een veendijk in het landschap;
- de gaaf bewaarde samenhang tussen dijk, wetering, bebouwing en open polderlandschap in het deel ten westen van de Leidschendamweg/Amerikaweg;
- het ensemble van oude landschapselementen ten westen van Hofstede Meerzigt;
- de lage bebouwingsdichtheid;
- het individuele en pluriforme architectuurbeeld;
- de monumentale boerderijen en erven.
De uitbreiding van de begraafplaats, de nieuwe locatie van de sportverenigingen en het nieuwe siertuincomplex liggen niet in een gebied dat behoort tot het beschermd stadsgezicht. Wel ligt een deel van de verlengde Achterweg in het beschermd stadsgezicht "Voorweg". Deze ontwikkeling zal echter geen onaanvaardbare afbreuk doen aan de waarden die aan het gebied zijn toegekend.
2.4.7 De beschermde archeologische monumenten in Zoetermeer (2003)
In deze rapportage zijn de archeologisch waardevolle gebieden in de gemeente Zoetermeer opgenomen. Op grond van de Erfgoedverordening Zoetermeer is het verboden om in een archeologisch monument de bodem dieper dan 50 cm onder de oppervlakte te verstoren.
De zone langs de Achterweg en Voorweg die ligt binnen het plangebied is in deze rapportage aangewezen als archeologische waardevol gebied "Omgeving Elizabethhoeve". Verder behoort het dijklichaam van de Ringvaart dat deels in het plangebied ligt tot het archeologisch waardevol gebied "Ringvaart". In paragraaf 3.1 van de plantoelichting zal nader ingegaan worden op de historische ontwikkeling van het gebied en de archeologische waarden van het gebied.
2.4.8 Nota Mobiliteit Zoetermeer (2005)
De Nota Mobiliteit Zoetermeer (vastgesteld door de gemeenteraad op 25 november 2005) biedt het kader om de komende jaren invulling te geven aan het verkeers- en vervoersbeleid. De nota analyseert voor welke uitdagingen Zoetermeer staat, nu en in de toekomst. De aanwezige en de te verwachten knelpunten zijn hierin betrokken, alsmede de daarbij behorende oplossingsrichtingen. De nota beschrijft het verkeers- en vervoersbeleid tot 2010 en geeft een doorkijk naar 2025. Vanuit een realistische aanpak, voortbouwend op en optimaal gebruik makend van de kwaliteiten van Zoetermeer is een uitvoeringsprogramma opgesteld.
Dit bestemmingsplan is niet in strijd met de doelstellingen van deze beleidsnota.
2.4.9 Parkeerbeleid (2012)
Op 21 mei 2012 heeft de gemeenteraad de Integrale kaderstellende beleidsnotitie (auto)parkeren Zoetermeer en de Nota Parkeernormen en uitvoeringsregels opgesteld. Deze nota's vervangen het vorige parkeerbeleid uit 2005.
Integrale kaderstellende beleidsnotitie (auto)parkeren Zoetermeer
De Integrale kaderstellende beleidsnotitie (auto)parkeren Zoetermeer geeft uitwerking aan het parkeerbeleid. Als basis voor het nieuwe parkeerbeleid in Zoetermeer geldt: 'vraagvolgend' waar dat kan en 'sturend' waar dat moet. Met andere woorden: parkeerplaatsen realiseren op die plaatsen waar daar behoefte aan is én er de mogelijkheden zijn (ruimtelijk en financieel) en sturen op het gebruik van beschikbare parkeerplaatsen waar de vraag naar parkeercapaciteit groter is dan het aanbod en uitbreiding van parkeercapaciteit niet aan de orde is. In deze beleidsnotitie is vastgelegd hoe zal worden omgegaan met parkeervraagstukken in de bestaande stad. Hierbij wordt er onderscheid gemaakt naar verschillende gebruikersgroepen zoals bewoners, bezoekers en werknemers.
Nota Parkeernormen en uitvoeringsregels
In de Nota Parkeernormen en uitvoeringsregels zijn voor uiteenlopende functies en voorzieningen parkeernormen opgenomen. Bij de parkeernormen is veelal sprake van een bandbreedte en kan per situatie bepaald worden welke norm binnen de bandbreedte het meest geschikt is. De parkeernormen worden toegepast bij nieuwe ontwikkelingen. Het parkeernormenbeleid van de gemeente Zoetermeer is dan ook bedoeld om parkeeroverlast door nieuwe ontwikkelingen te voorkomen. Er zijn echter altijd situaties die enige flexibiliteit vragen in de toepassing van de parkeernormen. Hiertoe bevat de nota uitvoeringsregels welke kunnen worden toegepast. De parkeernormen gelden voor nieuwe ontwikkelingen binnen de gemeente. Indien nader onderbouwd, bestaat de mogelijkheid om af te wijken van de parkeernormen. Bij nieuwe ontwikkelingen geldt dat parkeercapaciteit zoveel mogelijk binnen de ontwikkelkavel (op eigen terrein) moet worden aangelegd. Als dat in alle redelijkheid en billijkheid niet lukt, dan kan gekeken worden of de gemeente binnen de kaders van de overige beleidsuitgangspunten de restvraag aan parkeerplaatsen in het openbare gebied kan realiseren.
De parkeernormen zijn gelieerd aan de bouwverordening. Bij de toetsing van bouwplannen dient altijd getoetst te worden aan de bouwverordening en daarmee aan de parkeernormen. In het nieuwe parkeerbeleid is een overgangsregeling opgenomen die, kort gezegd, bepaalt dat voor bouwplannen/ initiatieven waarover reeds overeenstemming is met de gemeente, de parkeernormen uit 2005 van toepassing zijn.
Uitgangspunt is zoveel mogelijk parkeren op eigen terrein te realiseren. In het bestemmingsplan blijven de bestaande openbare parkeerplaatsen in het Buytenpark gehandhaafd. Deze zijn bedoeld voor bezoekers van het park en ook voor overloopparkeren van de verschillende voorzieningen wanneer de eigen parkeervoorziening niet toereikend is. Overloopparkeren gebeurt alleen op incidentele dagen wanneer de parkeerfaciliteiten van eigen terreinen ontoereikend zijn. De parkeerplaatsen in het Buytenpark worden op deze manier het meest efficiënt gebruikt en wordt er op een zorgvuldige wijze omgegaan met de ruimte in het park.
2.4.10 Duurzaam veilig
De gemeente Zoetermeer heeft aangegeven haar wegennet te willen inrichten volgens de uitgangspunten en uitwerkingsprincipes van Duurzaam Veilig. Dit komt onder meer tot uiting in de nota Duurzaam Veilig 1e fase (1998).
In het kader van Duurzaam Veilig wordt onderscheid gemaakt in de volgende functies van wegen: stroomwegen, drukke gebiedsontsluitingswegen, stille gebiedsontsluitingswegen en erftoegangswegen.
Aangenomen wordt dat het streven naar een duurzaam veilig verkeerssysteem in Zoetermeer leidt tot:
- meer vrijliggende fietspaden: langs wegen met een stroomfunctie en langs drukke gebiedsontsluitingswegen;
- meer afzonderlijke rijstroken, visueel herkenbaar (kleur deklaag, belijning);
- meer (bijkomende) verkeersvoorzieningen; vooral bij kruisingen en nabij oversteekvoorzieningen moeten aanvullende verkeersvoorzieningen, waaronder snelheidsremmende maatregelen, bebording, belijningen, verkeersregelinstallaties, tot veiligere situaties leiden.
De extra voorzieningen die vanuit dit verkeersveiligheidsbeleid voortvloeien betekenen in algemene zin een verhoging van de beheerlast en een afname van groen. Hoe hoog dit zal zijn hangt af van de mate waarin de voorgestelde aanpassingen doorgang vinden.
De Amerikaweg is een stroomweg en wordt gebruikt door het doorgaande verkeer tussen Zoetermeer en Den Haag en Leidschendam-Voorburg. De Buytenparklaan is een gebiedsontsluitingsweg die alleen gebruikt wordt door bestemmingsverkeer te weten door bezoekers aan het Buytenpark in het algemeen en de bezoekers aan de faciliteiten in het park.
2.4.11 Milieubeleidsplan (2005)
Het gemeentelijk Milieubeleidsplan (vastgesteld door de gemeenteraad op 31 januari 2005) heeft als algemene doelstelling: het realiseren van een duurzame ontwikkeling, het zoeken naar oplossingen en/of maatregelen waarmee de leefbaarheid voor de huidige en toekomstige bewoners, hier en elders wordt gediend. Aspecten van duurzaamheid zijn een volwaardige afwegingsfactor bij alle gemeentelijke (beleids)beslissingen. Er wordt gestreefd naar een ruimtelijke inrichting binnen de compacte stad waarin leefbaarheid, integratie van functies en meervoudig ruimtegebruik centraal staan. De fysieke groei van Zoetermeer heeft tot nog toe op een grotendeels duurzame manier plaatsgevonden (dat wil zeggen er is rekening gehouden met lokale milieuaspecten). De uitdaging naar de toekomst toe is om deze kwaliteiten te behouden en waar mogelijk verder uit te bouwen.
2.4.12 Duurzaam Zoetermeer (2007)
De klimaatveranderingen, de groei van Zoetermeer en de toenemende luchtvervuiling vragen om maatregelen. In het programma Duurzaam Zoetermeer (vastgesteld door de gemeenteraad 26 november 2007) zijn afspraken opgenomen om Zoetermeer in de toekomst leefbaar te houden. De ambities zijn hoog: Zoetermeer wil tot de tien duurzaamste gemeenten van Nederland behoren. De basis voor het programma Duurzaam Zoetermeer ligt in het collegeprogramma 2006-2010. Daarin staat dat Zoetermeer een groene, schone en milieuvriendelijke stad moet zijn, waarin we zuinig zijn op natuurlijke hulpbronnen en de beschikbare groene ruimte. Duurzaam Zoetermeer geeft hier op een praktische manier invulling aan, samen met lokale milieuorganisaties, het bedrijfsleven en de inwoners van Zoetermeer.
De ontwikkelingen in dit bestemmingsplan zijn niet in strijd met de doelstellingen van het programma Duurzaam Zoetermeer.
2.4.13 Nota Duurzaam Bouwen (2009)
De Nota Duurzaam Bouwen (vastgesteld door de gemeenteraad op 21 september 2009) besteedt aandacht aan nieuwbouw, bestaande bouw en gemeentelijke gebouwen. Daarnaast wordt specifiek aandacht besteed aan klimaatbeleid, omdat het een speerpunt is binnen het programma Duurzaam Zoetermeer. In de Nota is bepaald dat voor projecten vanaf 25 woningen of vergelijkbare grootte de ontwikkelaar van het vastgoed een energievisie moet uitwerken. Daarnaast geldt voor nieuwbouwlocaties met meer dan 1 woning dat GPR-gebouw wordt toegepast. Voor overige locaties zal voor alle labels van het instrument GPR een ambitieniveau van minimaal 7 worden gehanteerd. Voor 6 locaties die in het het programma Duurzaam Zoetermeer waren aangewezen als innovatieve gebieden of projecten (Stadsboerderij Oosterheem, Paltelaan, Denemarkenlaan, Bleizo, Culturele as en Vlek A Oosterheem) blijven scherpen ambities gelden op energiebeleid.
De uitvoering van de nota Duurzaam Bouwen zal doorgang vinden in de procedure van de omgevingsvergunning.
2.4.14 Stedelijk Beleidskader Economie (2011)
Op 10 januari 2011 heeft de gemeenteraad het beleidsdocument Stedelijk Beleidskader Economie vastgesteld.De lijn van het huidige economische beleid wordt doorgezet. Het beleid heeft drie doelstellingen:
- 1. het creëren van werkgelegenheid door middel van het aantrekken van nieuwe bedrijven voor Zoetermeer kansrijke sectoren, het stimuleren van (innovatieve) startende bedrijvigheid, het behouden van bestaande bedrijvigheid en het verbinden van onderwijs met het bedrijfsleven;
- 2. het realiseren van een aantrekkelijk, gevarieerd en duurzaam vestigingsmilieu voor bedrijven;
- 3. het aanbieden van een brede, kwalitatief goede en op de toekomst gerichte voorzieningenstructuur (leisure, horeca en detailhandel) in Zoetermeer.
Voor deze doelstellingen afzonderlijk zijn beleidsmaatregelen geformuleerd die in de periode 2010 tot en met 2014 uitgevoerd zullen gaan worden.
De ontwikkelingen die zijn voorzien in het bestemmingsplan zijn niet in strijd met het hiervoor beschreven beleid.
2.4.15 Beleidskader Leisure (2003)
Het Beleidskader Leisure geeft de hoofdrichting aan voor het Leisurebeleid in Zoetermeer. Gericht investeren in leisure versterkt de identiteit en de economie van de stad. Het beleidskader geeft de kansen weer die in de stad aanwezig zijn en de plekken en voorzieningen waar de aandacht op moet worden gericht.
In het beleidskader Leisure is een onderverdeling gemaakt van verschillende typen leisure, waaronder:
- doelgerichte leisure (fun-attractie, ICT-attractie);
- groene leisure (recreatieve activiteiten in het groen);
- sfeergerichte leisure (culturele instelling, horeca en detailhandel);
- basis leisure (sport en spel).
Het Buytenpark maakt onder deel van de groene hoepel (gevormd door verschillende parken) rondom Zoetermeer. Daarnaast behoort SnowWorld tot de Leisure-as die Zoetermeer doorkruist van west naar oost. De leisure-as is een stedelijke strip van doelgerichte leisurevoorzieningen die verder moet worden ontwikkeld als regionaal en bovenregionaal leisuregebied. Verder wordt in de beleidsnota onderscheid gemaakt tussen vijf projectgebieden. Het Buytenpark ligt in het projectgebied "Kopgebied Westzijde". In de programmatische visie staan de sportieve recreatie en commerciële sporten centraal.
De ontwikkelingen die op grond van dit bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt, passen binnen het Beleidskader Leisure.
2.4.16 Structuurvisie Detailhandel 2006-2010
Met de Structuurvisie Detailhandel 2006-2010 (vastgesteld door de gemeenteraad op 18 juni 2007) geeft de gemeente aan welke ontwikkelingen tot 2010 nodig zijn om de detailhandel gezond te houden en de fijnmazige winkelstructuur in stand te houden. Ontwikkelingen in de detailhandel kunnen daarbij zowel verbeteringen als uitbreidingen betreffen, waardoor de bestaande ruimtelijk-economische winkelstructuur gehandhaafd blijft en waar mogelijk versterkt kan worden. Onder meer door uitbreiding en modernisering van de stedelijke winkelcentra Stadshart, Woonhart en Dorpsstraat wordt gestreefd naar een toename van het (recreatief) winkelen in het centrumgebied van de stad. Ook een betere en meer aantrekkelijke verbinding tussen de bovengenoemde winkelcentra wordt daartoe wenselijk geacht.
Op dit moment is in het complex van SnowWorld een wintersportzaak gevestigd. De bestaande situatie wordt in dit plan opnieuw vastgelegd. Het plan voorziet niet in een toename van detailhandel.
2.4.17 Horecanota (2004-2008)
De Horecanota dient als kader voor het horecabeleid van de gemeente Zoetermeer. De nota omvat onder meer per horecasector een analyse van het aantal, de omvang en de situering van de horecavestigingen. Op basis daarvan is per sector aangegeven of er moet worden gestreefd naar groei, inkrimpen of handhaven van het aantal en/of omvang van het huidige aanbod. Tevens zijn aanbevelingen opgenomen over de meest aangewezen locaties waar een eventuele verdere groei zou moeten of kunnen plaatsvinden. Hierbij is zoveel mogelijk aangesloten bij de projectgebieden en locaties zoals gedefinieerd in het beleidskader Leisure.
Op grond van deze nota zijn in het Buytenpark, als onderdeel van de Leisure-as, dag-, avond- en nachthoreca mogelijk.
2.4.18 Hotelnota Zoetermeer 2001-2002
De Hotelnota Zoetermeer 2001-2002 geeft een integrale visie op de gewenste hotelsituatie in Zoetermeer. Onderzoek toont aan dat er in Zoetermeer behoefte is aan een forse uitbreiding van het aantal hotelkamers. De Hotelnota geeft aan hoe die uitbreiding er kwalitatief en kwantitatief uit moet zien en hoe dit het best in planning kan worden gezet.
Op grond van het geldende bestemmingsplan is de bouw van een hotel in het Buytenpark mogelijk. Deze mogelijkheid wordt in dit bestemmingsplan geschrapt, omdat de locatie ligt buiten de bebouwingscontour van Zoetermeer. De nieuwvestiging van een hotel is in strijd met het bepaalde in de provinciale Verordening Ruimte op grond waarvan geen nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogen plaatsvinden buiten de rode contour.
Hoofdstuk 3 Bestaande Situatie
3.1 Ontstaansgeschiedenis
Het turfsteken heeft ervoor gezorgd dat tussen de veertiende en achttiende eeuw bijna het gehele Zoetermeerse grondgebied is afgegraven. Het gebied tussen de Voorweg, de Leidsewallenwetering en de Meerpolder, waarin het Buytenpark ligt, werd van 1767 tot 1771 met behulp van vier molens drooggemalen. Het gebied kreeg de naam Zoetermeerse of Nieuw Drooggemaakte Polder. In 1965 werd de naam veranderd in Nieuwe Polder. De vier molens werden in 1877 afgebroken en vervangen door een stoomgemaal, met de naam Nieuwe Polder. Het gemaal sloeg net als de vier molens het water uit op de Noord-Aasche Vliet. Het gemaal heeft tot 1990 dienst gedaan, zij het vanaf eind van de jaren zeventig als reserve. Als oorspronkelijke occupatie-as is de Voorwegwetering en de Voorweg, door zijn hoge ligging ten opzichte van de 3 à 4 meter lager gelegen polder nog duidelijk herkenbaar in het landschap.
Het deel van de Nieuwe Polder dat nu het Buytenpark is, is van 1985 tot 1995 gebruikt als puinstort. In die tijd is gekozen voor een compacte stort met grote hoogteverschillen rond een centrale ruimte. Het ontwerp van de puinstort bestond uit vijf heuvels. Uiteindelijk is de vijfde heuvel nooit gerealiseerd. In het midden van het gebied (waar nu SnowWorld ligt) stond de puinbreker. De hoogte van de heuvels bedraagt 20 meter. Een deel van het gebied is nooit als puinstort in gebruik genomen. Het betreft het gebied waar in dit bestemmingsplan de nieuwe locatie van de TV Seghwaert is voorzien. In het gedeelte ten zuidoosten van de puinbreker zijn de begraafplaats en sportvoorzieningen aangelegd die niet op de puinstort aangelegd konden worden. Midden jaren '90 van de vorige eeuw is de puinstort gesloten en heeft het Buytenpark zijn huidige vorm gekregen.
3.1.1 Archeologische waarden
Met de turf zijn ook alle bewoningsresten uit de periode van voor de achttiende eeuw verdwenen. Er is echter één uitzondering: de wegen, de dijken en de grond onder de woningen werden niet afgegraven. De oude verbindingswegen, waaronder de Voorweg, en de bewoningskernen zijn de enige plaatsen in Zoetermeer waar nog archeologische resten in de grond zitten.
Het gebied rond de Voorweg is een zeer oude bewoonde zone. In de vroege Middeleeuwen is vanuit zones als deze het oorspronkelijke veenlandschap ontsloten en ontgonnen. Het veen is inmiddels verdwenen, maar de oorspronkelijke ontginningsas is nog aanwezig, waarin zich nog sporen van vroegere occupatie kunnen bevinden. Het gehele dijklichaam van de Voorweg en de Voorwegwetering bevat bewoningsresten uit de vijftiende eeuw en later. Vanuit archeologisch oogpunt is het gebied beschermenswaardig. Volgens de rapportage Beschermde archeologische monumenten in Zoetermeer (zie paragraaf 2.4.7) behoort het gebied tot het archeologische waardevolle gebied "Omgeving Elizabethhoeve". Het betreft het stuk land tussen de Voorwegwetering, de Limietsloot en het Buytenpark. De archeologische waarden zijn de zogenoemde daliegaten, kleiwinningsputten uit de tiende tot dertiende eeuw. Deze putten zijn dichtgegooid met onder meer huisafval uit deze periode. Dit materiaal verschaft zeer belangrijke informatie over de eerste bewoners van het Zoetermeerse grondgebied. Verder ligt het dijklichaam dat gelegen is ten zuidwesten van de Ringvaart voor een deel binnen het plangebied. Dit dijklichaam behoort tot het archeologische waardevolle gebied "Ringvaart". Het dijklichaam is van vóór 1616 en bevat mogelijk bewoningsresten uit de tijd van de eerste bewoning van Zoetermeer (tiende eeuw). Veenlagen onder de dijk bevatten mogelijk resten uit de periode tussen 4000 voor Christus en 1300 na Christus.
De gebieden die zijn aangewezen als archeologisch waardevolle gebieden in Zoetermeer hebben een dubbelbestemming "Waarde - Archeologie" gekregen. Ter bescherming van de archeologische waarden is in de regels voor deze gebieden een vergunningstelsel voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden opgenomen.
Verder is een deel van het plangebied op deze kaart aangeduid als een gebied met een redelijke tot grote kans op archeologische sporen. Het betreft de zone die nu hoofdzakelijk in gebruik is voor de begraafplaats en sportverenigingen (zie de figuur hieronder voor een fragment van de provinciale kaart).
Figuur 3.1: Fragment van de provinciale kaart Cultuurhistorische Hoofdstructuur
Omdat het deel waar de uitbreiding van de begraafplaats is voorzien in een gebied dat is aangewezen als een gebied met een redelijke tot grote kans op archeologische sporen is er archeologisch onderzoek verricht. De resultaten van dit onderzoek zijn vastgelegd in het rapport "Locatie Buytenpark, gemeente Zoetermeer. Een archeologisch onderzoek" van april 2010. Uit het onderzoek blijkt dat de uitbreidingslocatie van de begraafplaats deel uitmaakt van een zone waar in principe vanwege mogelijk in de ondergrond aanwezige geulafzettingen en de eventuele in gebruikname daarvan door de mens vanaf het Midden Neolithicum een middelhoge archeologische verwachting is toegekend. Vanwege het afgraven van het later gevormde veen bevinden bovengenoemde afzettingen zich in principe vandaag de dag net aan of direct onder de huidige bouwvoor. Feit is echter dat tot op heden in de directe omgeving van de uitbreidingslocatie geen vondsten uit de Late Prehistorie bekend zijn. Verder lijken de resultaten van een milieukundig onderzoek van het gebied direct ten zuiden van de uitbreidingslocatie aan te geven dat de bodem plaatselijk zeker tot op 0,80 m - mv verstoord is en mogelijk zelfs tot op grotere diepte geheel uit opgebracht zand bestaat. Voor de aanleg van een begraafplaats hoeft alleen de bovenste meter van het maaiveld afgegraven te worden. De kans dat daarbij archeologische waarden aangesneden zullen worden, wordt vooralsnog klein geacht. Er is daarom geen nader archeologisch onderzoek nodig (voor het volledige rapport wordt verwezen naar Bijlage 1 van de plantoelichting).
3.1.2 Beschermd stads- dorpsgezicht en monumenten
De Voorweg en de Zoetermeerse Meerpolder zijn, als gezegd in het vorige hoofdstuk, op grond van de gemeentelijke monumentenverordening aangewezen als beschermd stadsgezicht. Voor meer informatie hierover wordt verwezen naar paragraaf 2.4.6 van deze toelichting.
In het plangebied staan geen gebouwen die zijn aangewezen als rijks- en/of gemeentelijk monument.
3.2 Ruimtelijke En Functionele Analyse Plangebied
3.2.1 Het Buytenpark in zijn omgeving
Het Buytenpark behoort tot de Groenblauwe Slinger die de groengebieden tussen Midden-Delfland en het gebied tussen Den Haag en Katwijk met elkaar verbindt. Het park is een intensief recreatiegebied tussen de meer extensieve recreatiegebieden van de Groenblauwe Slinger. Het Buytenpark is een direct uitloopgebied voor de bewoners van Zoetermeer en Den Haag (de woonwijk Leidschenveen).
Het Buytenpark ligt in het Groene Hart. Op het noordwestelijke deel van het park na, is de polderstructuur door de aanleg van de puinstort, de sportvelden en de begraafplaats niet meer aanwezig. De heuvels en het begrazingsgebied zijn a-typisch voor deze omgeving. Hierdoor heeft het ook weer extra kwaliteiten als recreatiegebied en natuurgebied in deze regio.
3.2.2 Stedenbouwkundige opzet
Het Buytenpark maakt deel uit van een reeks van recreatiegebieden rond Zoetermeer. Het ligt tussen het Westerpark (ten zuiden van de Amerikaweg) en het Zoetermeerse Plassengebied in het noordoosten. Kenmerkend voor deze recreatiegebieden is dat deze sterk op zichzelf staan. Het Buytenpark grenst in het noorden aan het agrarische gebied (Meerpolder) en aan het toekomstige recreatie- en waterbergingsgebied Nieuwe Driemanspolder (in het westen). In het oosten grenst het Buytenpark aan de woonwijk Buytenwegh. Dit houdt verband met de stedenbouwkundige opbouw van de stad Zoetermeer, waarvoor in de jaren '60 en '70 van de vorige eeuw is gekozen. De stad is namelijk opgebouwd met een centrumgebied in het midden van de stad en daaromheen de woonwijken. De groengebieden, zoals het Buytenpark, zijn aan de buitenrand van de woonwijken aangelegd en vormen op die manier een buffer tussen de stad en het landelijke gebied.
3.2.3 Indeling Buytenpark
Het karakter van het plangebied wordt bepaald door een driedeling in de opzet van het park het vlakkere deel van het park aan de zuidoostzijde, het heuvellandschap aan de noordwestzijde welke omrand wordt door de polder (noordwestelijke hoek van het plangebied).
De polder bestaat uit weilanden die op dit moment als grasland gebruikt worden. Het heuvellandschap is grotendeels bedekt met ruige vegetatie en wordt begraasd door koeien, paarden en schapen. Binnen het heuvellandschap ligt een stelsel van wandel- en fietspaden voor de extensieve recreatie en een mountainbike parcours. Het zuidoostelijke vlakkere deel van het park wordt gebruikt voor intensievere doeleinden. De oostelijke rand van dit deel is het wijkpark van de woonwijk Buytenwegh. Aangrenzend liggen enerzijds de begraafplaats en de sportvelden van verschillende verenigingen (voetbal, tennis, hondentrim, paintball, en bmx). Anderzijds ligt in dit deel van het gebied de klimhal Ayers Rock. Op de overloop van het vlakkere deel naar het heuvellandschap ligt het indoorskicomplex SnowWorld.
3.2.4 Sportvoorzieningen en overige recreatievoorzieningen
In het plangebied is een aantal voorzieningen gehuisvest.
Het gaat hierbij om de volgende (sport)voorzieningen in het Buytenpark:
- Stichting Hondenschool Zoetermeer (Buytenparklaan 2a);
- een verenigingsgebouw voor de Toervereniging Zoetermeer '77 en de IJsvereniging Zoetermeer (Buytenparklaan 3a);
- tennisvelden met een verenigingsgebouw van TV Buytenwegh (Buytenparklaan 5);
- de sporthal "Noord-Westhal" voor diverse zaalsporten (Buytenparklaan 6);
- een verenigingsgebouw van de Motorclub Zoetermeer (Buytenparklaan 7);
- voetbalvelden met bijbehorende accommodatie van de voetbalvereniging S.V. Oosterheem (Buytenparklaan 7a);
- een fietsbaan voor BMX en een kantine van de Fietscrossvereniging Zoetermeer '77 (Buytenparklaan 10);
- voetbalvelden met bijbehorende accommodatie van de Culturele Sportvereniging Real Zoetermeer (Buytenparklaan 12);
- Klimhal Ayers Rock (Buytenparklaan 14);
- Indoorskicomplex SnowWorld met fitnessfaciliteiten en wellnesscenter (Buytenparklaan 30);
- een mountainbikeparcours zonder accommodatie gelegen op de heuvels ten westen van de begraafplaats. Dit parcours ligt op de mountinebikeheuvel en op een deel van de heuvels in het begrazingsgebied. Dit parcours wordt 1 keer per jaar ook gebruikt voor (internationale) mountinebikewedstrijden.
- ieder jaar voert de Stichting Greg en Baud Productions op verschillende dagen in de maand juni een openluchtvoorstelling op in het Buytenpark.
Verder zijn in het gebouwencomplex van SnowWorld horeca-voorzieningen en een wintersportwinkel gevestigd.
Aan de Achterweg (buiten het park) zijn verder nog de volgende voorzieningen aanwezig:
- een verenigingsgebouw met bijbehorend terrein van de Scouting Impeesa Zoetermeer (Achterweg 21);
- een bestaand volkstuincomplex van de Tuinvereniging Noord-West aan de Achterweg ten noorden van de Scouting.
3.2.5 Bedrijven
In het plangebied ligt een baggerdepot van het Hoogheemraadschap van Rijnland. Verder is er een gasdrukregelstation van de Gasunie N.V. aan de Amerikaweg 40.
3.2.6 Wonen
In het plangebied liggen geen woningen.
3.3 Verkeer En Vervoer
3.3.1 Autoverkeer
Het Buytenpark is voor autoverkeer ontsloten door de Buytenparklaan vanaf de Amerikaweg. Daarnaast is de Achterweg de ontsluiting van de scoutingvereniging en de volkstuinen. Deze is bereikbaar via de Amerikaweg en de Voorweg.
Figuur 3.2: Huidige autowegenstructuur in (de omgeving van) het plangebied
In Zoetermeer worden de wegen volgens het principe van Duurzaam Veilig vormgegeven. Dit betekent dat wegen worden verdeeld in categorieën. Aan deze categorieën zijn snelheid en inrichting gekoppeld. Doel is het verhogen van de herkenbaarheid en de verkeersveiligheid. In het Buytenpark komen de volgende categorieën voor:
Stroomwegen zijn onderdeel van het hoofdwegenstelsel van Zoetermeer. De wegen hebben als functie het snel verwerken van doorgaand verkeer. De wegen verbinden wijken met elkaar en leiden het verkeer naar de A12 en de provinciale wegen. De snelheid op stroomwegen bedraagt overwegend 70 km/uur en de intensiteit kan meer dan 15.000 motorvoertuigen per etmaal bedragen. De Amerikaweg (die deels ligt in het plangebied) is een stroomweg.
Stille gebiedsontsluitingswegen hebben tot doel woningen, winkels en bedrijven bereikbaar te maken. Op deze wegen is een maximale snelheid toegestaan van 50 km/uur en de intensiteit ligt tussen de 3.500 en 6.000 mvt/etm. De Buytenparklaan is een stille gebiedsontsluitingsweg.
Erftoegangswegen hebben als functie het rechtstreeks ontsluiten van woningen, winkels en/of bedrijven. De bestemmingsfunctie staat centraal zodat op deze wegen geen sprake is van een hoog percentage doorgaand verkeer. De intensiteit moet lager zijn dan 3.500 mvt/etmaal. De Achterweg is een erftoegangsweg.
3.3.2 Fietsverkeer
In Zoetermeer worden verschillende fietsnetwerken onderscheiden op basis van functie, vormgeving en gebruik (Nota Mobiliteit Zoetermeer). Onderscheid wordt onder meer gemaakt tussen hoofdnetwerk, verbindend netwerk en recreatieve fietsroutes. Een deel van het hoofdfietsnetwerk maakt daarnaast onderdeel uit van het regionale netwerk van het Stadsgewest Haaglanden.
De fietspaden in het Buytenpark behoren grotendeels tot het verbindend netwerk en recreatieve fietsroutes. Het fietspad langs de Amerikaweg maakt onderdeel uit van het regionale netwerk. Fietsroutes die behoren tot het verbindend netwerk hebben een verbindende functie met fietspaden in de stad.
Regionaal en hoofdfietsnetwerk
Langs de Amerikaweg ligt een fietspad dat behoort tot het regionale - en hoofdfietsnetwerk. Het netwerk omvat fietsroutes met een stroomfunctie. Deze fietsroute verbindt Zoetermeer met Leidschenveen (Den Haag) en Leidschendam-Voorburg. Daarnaast is de fietsroute belangrijk voor een goede bereikbaarheid binnen Zoetermeer en de fietsontsluiting van en tussen de woonwijken van Zoetermeer.
Verbindend fietsnetwerk en recreatieve fietsroutes
Het verbindend netwerk ondersteunt het hoofdnetwerk en verdeelt het fietsverkeer verder de wijk in. Dit verbindend netwerk draagt ertoe bij dat ook voorzieningen per fiets vlot en veilig bereikbaar zijn. Het fietspad en de wegen in het zuidoostelijke deel van het Buytenpark behoren tot het verbindend netwerk. Deze fietspaden verzorgen de verbinding tussen Buytenpark en de wijk Buytenwegh, de Amerikaweg en de Voorweg. Daarnaast zijn deze fietspaden belangrijk voor de bereikbaarheid van de (sport)voorzieningen in het park. Naast de verbindende fietspaden zijn in het park paden aanwezig die behoren tot de recreatieve fietsroute.
3.3.3 Openbaar vervoer
Het Buytenpark is bereikbaar met de RandstadRail en met de bus. RandstadRail is een netwerk van sneltramverbindingen. Lijn 3 en 4 rijden van Zoetermeer naar Den Haag. Op de halte Leidschenveen kan overgestapt worden op de lijn naar Rotterdam. In Zoetermeer rijdt lijn 3 over de "krakeling". Lijn 4 rijdt naar Oosterheem. Nabij het plangebied ligt de dubbele halte Voorweg hoog en Voorweg laag. Zowel een station op de "krakeling" als op het gezamenlijke traject van lijn 3 en 4. Dit station ligt op circa 800 meter afstand van de kruising Buytenparklaan en de Amerikaweg. De afstand naar de voorzieningen in het park is meer dan 1 kilometer. SnowWorld ligt op ongeveer 1,5 kilometer (16 minuten loopafstand) van de dichtstbijzijnde RandstadRailhalte.
De dichtstbijzijnde bushalte is de halte Hoflaan. Deze halte ligt op ongeveer 400 meter afstand van het kruispunt Amerikaweg - Buytenparklaan.
Op de kruising van de Buytenparklaan met de Amerikaweg is een rotonde aangelegd. Door de rotonde is het mogelijk een stadsbus tot en met dit kruispunt te laten rijden en te laten stoppen ter hoogte van de Buytenparklaan. De bereikbaarheid van het Buytenpark met de voorzieningen is hierdoor verbeterd.
3.3.4 Parkeren
De parkeervoorzieningen in het plangebied bestaan uit openbare parkeerplaatsen bij de sportvelden, parkeerplaatsen bij de begraafplaats, parkeerplaatsen bij de voorzieningen aan de Achterweg, bij de sportvoorzieningen en 450 parkeerplaatsen op het terrein van SnowWorld.
De voorzieningen in het Buytenpark voorzien grotendeels in de eigen parkeerbehoefte. Bij grote crematies / begrafenissen en op de absolute piekdagen van de overige voorzieningen wordt langs de Buytenparklaan geparkeerd op een parkeerstrook (circa 80 plaatsen) in half verharding. Bezoekers van het Buytenpark maken ook gebruik van deze parkeerstrook. Van een parkeerprobleem is in de huidige situatie geen sprake.
3.4 Groen En Natuur
3.4.1 Groenstructuur
Het Buytenpark maakt deel uit van een reeks van recreatiegebieden rond Zoetermeer. Elk van de recreatiegebieden heeft zijn eigen identiteit. Kenmerkend voor de recreatiegebieden is dat ze sterk op zich zelf staan. Aan de randen liggen steeds overgangszones naar de omliggende, agrarische gebieden. Aan de kant van de stad hebben de recreatiegebieden een fijnmazigere structuur, waarmee dit deel tevens functioneert als wijkpark voor de aangrenzende woonwijk.
Dit is ook in het Buytenpark het geval. Oorspronkelijk is het als wijkpark voor Buytenwegh aangelegd. Later is het park uitgebreid met sportvoorzieningen en het begrazingsgebied.
In de tijd dat het Buytenpark werd aangelegd, was het met name gericht op Zoetermeer. Den Haag lag verder weg, het park was voor Den Haag nauwelijks van betekenis. Inmiddels is Den Haag sterk uitgebreid in de richting van Zoetermeer. Met name de woonwijk Leidschenveen is zo dichtbij komen te liggen dat het Buytenpark ook door de bewoners van deze wijk wordt gebruikt.
In de nabije toekomst zal de Nieuwe Driemanspolder worden ontwikkeld tot waterberging, natuur- en recreatiegebied. Hierdoor ontstaat een aangesloten recreatiegebied tussen Leidschenveen en Zoetermeer, waar het Buytenpark deel van uit gaat maken. Zo ontstaat een doorgaande groene verbinding (Groenblauwe Slinger), vanaf het Groene Hart die langs de zuidrand van Zoetermeer, via Pijnacker, richting Midden Delfland en Delft loopt.
Bepaald door de oorspronkelijke opzet en de ontwikkeling van het park, is een tweedeling ontstaan in het heuvellandschap aan de noordwestzijde en het vlakkere deel van het park aan de zuidoostzijde. Het noordwestelijke deel van het park is vrij eenduidig van karakter. Het heuvellandschap is grotendeels bedekt met een ruige vegetatie en wordt beheerd door begrazing met koeien, paarden en schapen. De heuvels bieden ruimte aan diverse vormen van extensieve recreatie. Vanaf de heuvels heeft men fraai uitzicht over het omliggende landschap. Aansluitend ligt een open weidegebied waar de oorspronkelijke verkavelingstructuur deels herkenbaar is.
Het zuidoostelijk deel is minder eenduidig ingericht. De diverse sport- en leisurefuncties lijken vrij willekeurig over het terrein verdeeld. Het wijkpark is ingericht met kleinere open ruimtes, refererend aan de ligging nabij de woonwijk en aan de landschapsstijl. Het park zelf en ook de functies binnen het park hebben geen duidelijke entree. De mountainbikeheuvel in het zuidelijk deel is onvoldoende bij de rest van het park betrokken. SnowWorld ligt centraal in het park. Door de huidige opbouw is het juist een plek die niet mee lijkt te doen met de rest van het park. De beplante geluidwal schermt SnowWorld af van zijn omgeving waardoor er een onoverzichtelijke siutatie ontstaat en de aantrekkelijkheid van de fietsroute over de parkeerplaats kan worden verbeterd.
Voor minder frequente bezoekers van het Buytenpark is het moeilijk om zich te oriënteren. De doorgaande routes zijn moeilijk herkenbaar of ontbreken en paden leiden vaak weer terug naar het beginpunt. Ook de verbindingen tussen Buytenwegh en het westelijk deel van het park zijn niet optimaal.
Bovenstaande analyse vormt de basis voor de Visie Buytenpark. In de Visie zijn verschillende maatregelen voorgesteld om het park een kwaliteitsimpuls te geven. Eén van deze maatregelen is het verbeteren van de verbinding van het Buytenpark met zijn omgeving (de woonwijk Buytenwegh en de Voorweg). Ook het verbeteren van de interne padenstructuur is een van de doelstellingen van de Visie Buytenpark. Hierdoor zal ook de mountainbikeheuvel meer bij het park worden betrokken.
3.4.2 Natuur
Het gehele noordelijke, begraasde deel van het park is aangewezen als natuurstergebied. Het gewenste natuurtype in het heuvelland van het Buytenpark is ruigtestruweel. Dit natuurtype is kenmerkend voor braakliggende terreinen in de stad en langs de raillijn. De mogelijkheid tot struinen is randvoorwaarde voor de natuur in het begrazingsgebied. De inzet van grote grazers in het Buytenpark zorgt ervoor dat dit natuurtype zich hier niet tot bos ontwikkelt. De gemeente laat hier iedere vijf jaar de natuur in beeld brengen.
Door de permanente aanwezigheid van dit natuurtype en door de schaal waarop het hier aanwezig is levert dit gebied een belangrijke bijdrage aan de biodiversiteit van Zoetermeer en op een hoger schaalniveau aan die van de regio. Een belangrijke natuurwaarde die het park vertegenwoordigt, is de betekenis voor de vogeltrek. Ook voor broedvogels, insecten (vleermuizen), grondgebonden zoogdieren en paddenstoelen heeft dit park een grote waarde.
Daarnaast heeft het ongebruikte deel van de puinstort, het westelijke weidegebied, hoge natuurwaarden. Hier broeden veel weidevogels, maar bijvoorbeeld ook de bruine kiekendief. Langs de Voorweg zijn onder andere steenuilen, kerkuilen en torenvalken te vinden. Rond de sportvelden zijn veel natuurwaarden terug te vinden in de oudere beplanting (populieren), de rietkragen en de natuurvriendelijk ingerichte oeverzones. Het gaat om soorten als: wespenorchis, waterspitsmuis en vleermuis.
3.5 Communicatieverkeer En Nutsvoorzieningen
In het plangebied ligt een gasdrukregelstation ten noorden van de Amerikaweg nabij de T-splitsing Amerikaweg - Buytenparklaan. Vanuit dit gasdrukregelstation loopt een hogedruk aardgastransportleiding (kenmerk W-514-19-KR-004 t/m 007) met een ontwerpdruk van 40 bar en een diameter van 22 centimeter (8,63 inch). Deze buisleiding ligt ten noorden van de Amerikaweg en ten noordoosten van de Voorweg (zie afbeelding hieronder). Voor deze leiding geldt een risicoafstand vanuit oogpunt van externe veiligheid. Voor een nadere toelichting hiervan wordt verwezen naar paragraaf 5.7.
Figuur 3.3: De gasleiding (groene lijn) in (de nabijheid van) het plangebied.
Over het plangebied ligt ook het straalpad van de telecommunicatieverbinding Den Haag - Lopik. Van de zijde van de KPN is aangegeven dat dit straalpad niet meer in gebruik is en dat deze derhalve geen beperkingen meer geeft voor de ontwikkelingen binnen het plangebied.
Hoofdstuk 4 Beschrijving Plan
4.1 Inleiding
InIn het plan worden de volgende nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt:
- uitbreiding van de begraafplaats en uitbreiding van het crematorium ten behoeve van een rouwcentrum;
- verplaatsing van de sportvelden en de Stichting Hondenschool Zoetermeer naar een andere locatie in het Buytenpark;
- de verplaatsing van het siertuincomplex van de TV Seghwaert van de locatie Edisonstraat 200 naar een locatie aan de Achterweg;
- de verlenging van de Achterweg in noordwestelijke richting voor de ontsluiting van het siertuincomplex van TV Seghwaert.
Voor een goede afstemming van deze ontwikkelingen is de Visie Buytenpark opgesteld. In de volgende paragraaf zal nader op deze visie ingegaan worden. In de paragrafen daarna zullen de ontwikkelingen zelf beschreven worden.
4.2 Visie Buytenpark
De Visie Buytenpark (vastgesteld door de gemeenteraad op 28 juni 2010) heeft als doel een kwaliteitsimpuls voor het park en een betere aansluiting op de omgeving te bewerkstelligen en kaders te stellen voor ontwikkelingen in het park. In de visie is het Buytenpark opgedeeld in de volgende zones:
- begraafplaats: de begraafplaats Hoflaan is de belangrijkste begraafplaats van Zoetermeer en voor de periode 2050 is een uitbreiding nodig van ruim 1 hectare;
- sport en leisure: ruimte voor actieve sport en leisure (waaronder SnowWorld);
- wijkpark: het directe uitloopgebied voor de woonwijk Buytenwegh;
- begrazingsgebied: hier ligt de nadruk op natuurbeleving en uitzicht op de omliggende polders. De mogelijkheid tot struinen is randvoorwaarde voor de natuur, terwijl de grote grazers een gegeven zijn voor de recreanten;
- Voorweg-Achterweg: de Voorweg is een recreatief lint, waarin functies als een beeldentuin, een theetuin of een bed & breakfast een plek kunnen vinden. Daarnaast is langs de Achterweg ruimte voor nieuwe functies, zoals volkstuinen. Belangrijk is dat deze functies onderdeel zijn van het park. Ontwikkeling gaat volgens principes rood voor rood, of onder voorwaarden rood voor groen;
- Weidegebied: het weidegebied heeft voornamelijk een natuurfunctie. Het gebied wordt geschikt gemaakt als leefgebied voor de steenuil. Ook wordt de landschapsstructuur hier hersteld. Daarnaast is er ruimte voor de verplaatsing van de Tuinvereniging Seghwaert aansluitend op de Achterweg. Dit kan alleen in de vorm van dagrecreatie en niet als verblijfsrecreatie.
Figuur 4.1: Zonering van het Buytenpark
Het doel is de ruimtelijke structuur van het park te versterken, waardoor de kwaliteit van het park toeneemt. Ontwikkeling van functies is mogelijk mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
- invulling geven aan het karakter van het park;
- passen binnen de zonering van het park;
- invulling geven aan de vier elementen van de ruimtelijke structuur (groene entree, het hart van het park, de randen en verbindende routes);
- realisatie van voldoende parkeerplaatsen en ontsluiting;
- toevoegen van kwaliteit aan het park;
- duurzaam ontwikkelen van de functie.
Hierna wordt nader ingegaan op de nieuwe ontwikkelingen die in het bestemmingsplan zijn voorzien.
4.3 Nieuwe Ontwikkelingen
4.3.1 Uitbreiding begraafplaats
4.3.2 Nieuwe locatie sportverenigingen
4.3.3 Nieuwe locatie Tuinvereniging Seghwaert
4.3.4 Verkeerskundige maatregelen
Hoofdstuk 5 Milieu En Leefkwaliteit
5.1 Regelgeving Milieueffectrapportage
De wet- en regelgeving betreffende milieueffectrapportage (=m.e.r.) is te vinden in:
- paragraaf 2.2, hoofdstuk 7 en paragraaf 14.2 Wet milieubeheer;
- het Besluit milieu-effectrapportage 1994 (Besluit m.e.r. 1994) en
- de Regeling startnotitie milieu-effectrapportage (Stcrt. 1993, 229).
De nationale m.e.r.-regeling is mede een uitvloeisel van het Europese recht, met name de volgende twee richtlijnen:
- Richtlijn 2001/42/EG van 27 juni 2001;
- Richtlijn 85/337/EEG van 27 juni 1985.
Deze wetgeving verplicht voorafgaande aan de vaststelling van bepaalde overheidsbesluiten met betrekking tot de realisatie van milieugevoelige activiteiten tot het verrichten van een m.e.r. of een m.e.r.-beoordeling. De specifieke gevallen en plannen/besluiten waarbij een m.e.r. of m.e.r.-beoordeling moet worden verricht, worden genoemd in de Bijlage bij het Besluit m.e.r. 1994.
In dit bestemmingsplan zijn geen ontwikkelingen opgenomen waarvoor een MER dan wel een m.e.r.-beoordeling opgesteld moet worden.
5.2 Bodemkwaliteit
Mede ter beoordeling van de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan, is inzicht vereist in de kwaliteit van de bodem. Omdat de bodemkwaliteit medebepalend is voor de vraag welke nieuwe functies in een gebied realiseerbaar zijn, is onderzoek naar eventuele beperkingen aan het bodemgebruik noodzakelijk. Hiertoe dient bodemonderzoek te worden verricht.
5.2.1 Bodemonderzoek
Tot de aanleg van de stortplaats NoordWest 1, vanaf eind jaren zeventig, heeft het plangebied grotendeels een agrarische functie gehad. In het plangebied is door de aanleg van de stortplaats geen oorspronkelijke bebouwing meer aanwezig.
De oorspronkelijke bodem bestond uit een toplaag met daaronder een 8 à 9 meter dik klei- en kleiveenpakket, dat varieert van zeer lichte zavel tot zware kleigrond van maritieme oorsprong. Voor de aanleg van de stortplaats is de toplaag door de gemeente Zoetermeer verwijderd. De stortplaats is dus op het ondoorlatende klei- en kleiveenpakket aangelegd.
De oorspronkelijke bodemopbouw is in het grootste deel van het gebied verstoord, alleen langs de hoger gelegen Voorwegwetering komt plaatselijk de oude veenlaag nog aan de oppervlakte evenals langs de veenkade rond de Meerpolder.
De stortplaats NoordWest 1 is onder te verdelen in 3 deelgebieden:
- de stortplaats zelf;
- de zeefzandberging (geohydrologisch beheerssysteem);
- de puinvloer van de puinbreker.
Stortplaats zelf
Onder de stortplaats is een ondoorlatende folie aangebracht. Ten gevolge van een opstaande rand rondom de stort, waar ook folie overheen ligt, is een soort badkuip ontstaan. Door middel van een drainagesysteem binnen de folie wordt percolaatwater opgevangen. Dit water wordt door middel van afvoerleidingen naar een, buiten de stortgedeelten gelegen, riolering getransporteerd.
Er is voornamelijk puin en afval uit de land- en tuinbouw (met name organisch materiaal) gestort. Dit stortmateriaal is in het algemeen licht verontreinigd.
Zeefzandberging
Zeefzand is de fijne fractie die bij het breken van puin vrijkomt. Door middel van afzeven wordt deze fractie van het puin gescheiden. Het hier aanwezige zeefzand is ernstig verontreinigd met PAK (polycyclische aromatische koolwaterstoffen).
De zeefzandberging is aangelegd tegen de helling van de stortplaats. Als onderafdichting is HDPE-folie gebruikt, als bovenafdichting HDPE-folie of, ter plaatse van de skihal, geotextiel, schoonzand, isoschelpen, waterdoorlatend vilt en een skimat. Bovenop de onder- en bovenafdichting zijn drains aangelegd: op de onderafdichting voor de afvoer van het percolaat, op de bovenafdichting voor de regenwater. Dit is het zogenoemd geohydrologisch beheerssysteem (GHBS).
Puinvloer
De puinvloer betreft de verharding die destijds is aangelegd op de plaats waar de puinbreker heeft gestaan. De puinvloer bevindt zich gedeeltelijk onder de zeefzandberging. Rondom de puinvloer is een drain aangelegd. De puinvloer bestaat voornamelijk uit licht tot matig verontreinigd puin.
![]() |
Figuur 5.1: Schematische dwarsdoorsnede van de puin- en zeefzandstort |
Uitbreiding begraafplaats
Van de locatie ten noorden van het crematorium, waar nu de sportvereniging Paintball Extreme Sports is gevestigd, is in het gemeentelijke BodemInformatieSysteem geen bodemonderzoek bekend.
Voor de aanleg van de begraafplaats zal de toplaag tot ca. -5,20 m NAP worden afgegraven (dit is circa 0,70 m-mv). De aanwezige drainage van de sportvelden zal hierbij worden verwijderd. Daarna zal de grond opgehoogd worden met zand voor de graven en paden en grond voor de groenstroken en mogelijke grondwallen of glooiingen. Bodemonderzoek heeft gezien deze ingrepen op dit moment geen zin.
Bij de uitwerking van de plannen zal een partijkeuring moeten plaatsvinden van de grond die zal worden afgevoerd. De grond die nodig is voor het ophogen zal ook gekeurd moeten zijn. In principe zal het benodigde zand aangeleverd worden door de aannemer uit een zanddepot. Het zand zal gecertificeerd zijn.
Nieuwe locatie sportverenigingen
Ter plaatse van de nieuwe locatie van de sportverenigingen is in 1997 een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Incidenteel zijn slechts zeer licht verhoogde gehalten van de geanalyseerde parameters aangetroffen.
Voor de aanleg van de nieuwe sportvelden moet grond worden afgegraven voor het aanbrengen van drainage. De grond wordt na deze werkzaamheden wel weer teruggebracht. Verder zal er een extra toplaag worden opgebracht. Er zal dus extra grond (voornamelijk zand) worden aangevoerd. De sportvelden komen daarmee hoger te liggen dan het huidige maaiveld. Evenals voor de uitbreiding van de begraafplaats geldt dat kwaliteit van de aan te voeren grond bekend moet zijn. Dit betekent dat de grond gekeurd is en schoon bevonden ofwel dat de partij grond afkomstig is uit een, conform de bodemkwaliteitskaart gezoneerd “schoon” gebied binnen de gemeente Zoetermeer.
Voor dit deel van de locatie dient een nieuw verkennend bodemonderzoek te worden uitgevoerd.
Nieuwe locatie voor de Tuinvereniging Seghwaert
Het was ooit de bedoeling op deze locatie (ook wel genoemd NoordWest II) een tweede stortplaats in te richten met een totale oppervlakte van 11 hectare. Op een deel van de locatie (ongeveer de helft) was voor de onderdrainage van die toekomstige stort al een zandige ophooglaag aangebracht. Deze ophooglaag is in 2011 verwijderd, omdat het zand gebruikt kon worden voor andere werkzaamheden op de huidige begraafplaats.
In 1998 is een Nulsituatie-bodemonderzoek op de locatie uitgevoerd. In grond en grondwater worden over het algemeen slechts licht verhoogde concentraties van de geanalyseerde parameters aangetoond. Vanwege een sterk verhoogd gehalte chroom in het grondwater is in 1999 echter ook een nader onderzoek uitgevoerd. Conclusies van dit onderzoek luidden dat het grondwater plaatselijk verontreinigd is met chroom. Het betreft geen ernstige verontreiniging.
Aangezien de siertuinen van de Tuinvereniging Seghwaert op dit moment precies zijn gepland op het deel van de locatie dat met zand is opgehoogd zal hier zeer waarschijnlijk toch grondverbetering moeten gaan plaatsvinden. De grondkwaliteit is op dit moment namelijk niet geschikt voor het voorgenomen gebruik (siertuinen). Voor siertuinen is een humusrijkere bodemsoort nodig. Bij de aanleg van het tuincomplex zal dus de locatie opgehoogd worden met nieuwe aarde.
Voordat het siertuincomplex in gebruik genomen wordt, wordt een verkennend of nulsituatie bodemonderzoek aanbevolen. In het kader van dit bestemmingsplan is het echter nog te vroeg om deze onderzoeken uit te voeren. Dit zal bij de verdere planontwikkeling en planuitvoering moeten plaatsvinden.
5.2.2 Conclusies
Voor de uitbreiding van de begraafplaats, sportterreinen en de nieuwe locatie van de Tuinvereniging Seghwaert zullen onderzoeken verricht moeten worden naar de kwaliteit van de te verwijderen grond en de grond die aangevoerd zal worden, op het moment dat er werkzaamheden worden verricht.
5.3 Geluidhinder Wegverkeer
De Wet geluidhinder, en het hierop gebaseerde Besluit geluidhinder, bevatten normen en regels ter voorkoming of beperking van geluidhinder tengevolge van wegverkeerslawaai, spoorweglawaai en industrielawaai afkomstig van een gezoneerd industrieterrein. Aangegeven wordt welke objecten bescherming genieten tegen geluid. Naast woningen gaat het onder meer om scholen, ziekenhuizen en verpleeghuizen, psychiatrische ziekenhuizen en andere gezondheidszorggebouwen. Woonwagenstandplaatsen en verblijfsterreinen bij psychiatrische ziekenhuizen worden aangemerkt als geluidgevoelige terreinen.
Akoestisch onderzoek naar gevolgen ontwikkelingen in het Buytenpark
In dit bestemmingsplan worden geen nieuwe geluidgevoelige objecten en terreinen mogelijk gemaakt. De verkeersaantrekkende werking van de uitbreiding van de begraafplaats zal verwaarloosbaar zijn, omdat het aantal begrafenissen dat gehouden zal worden gelijk zal blijven ten opzichte van de huidige situatie. Wellicht zullen meer bezoekers naar de begraafplaats komen om de graven te bezoeken. De toename van het verkeer op de Achterweg als gevolg van de nieuwe locatie van de Tuinvereniging Seghwaert bedraagt 108 motorvoertuigen per etmaal.
De akoestische gevolgen van de ontwikkelingen in het Buytenpark zijn onderzocht. De resultaten van het onderzoek zijn opgenomen in het rapport "Akoestisch onderzoek Buytenpark Zoetermeer" van 15 november 2011 (zie voor het volledige onderzoek Bijlage 3 van de plantoelichting). Uit het onderzoek blijkt dat de toename van de geluidbelasting bepaald wordt door de autonome groei van het wegverkeer in het algemeen en niet door de ontwikkelingen. De nieuwe ontwikkelingen hebben geen meetbare invloed op de toename van de geluidbelasting op de gevels van de dichtstbij gelegen woningen.De toename van de geluidbelasting van de autonome groei bedraagt minder dan 1,5 dB dan wel de geluidbelasting vanwege de weg is lager dan de voorkeursgrenswaarde. Hieruit volgt dat er geen onaanvaardbare akoestische situatie te verwachten is.
Uitbreiding ten behoeve van het rouwcentrum
De functie van rouwcentrum is niet geluidgevoelig. De toename van het verkeer dient getoetst te worden aan de 'Circulaire inzake geluidhinder veroorzaakt door wegverkeer van en naar de inrichting d.d. 29 februari 1996).
De additionele verkeersgeneratie van de ontwikkeling zal op basis van gemiddeld 3,7 condoleancebezoeken per week en 25 aan- en afrijdende motorvoertuigen per condoleancebezoek , circa 170 motorvoertuigbewegingen per weekdagetmaal bedragen (3,7X25X2mvt/etmaal= 170 mvt/weekdagetmaal). Deze verkeersbewegingen zullen zich ter hoogte van de Amerikaweg verdelen in twee richtingen waarbij de richting Stadshart/Afrikaweg 70% van het verkeer krijgt te verwerken en de richting Leidschendam-Voorburg circa 30% van het verkeer. Oftewel de verkeerstoename als gevolg van de ontwikkeling op de Amerikaweg ten oosten van de Buytenparklaan zal circa 120 mvt/weekdagetmaal bedragen en op de Amerikaweg ten westen van de Buytenparklaan circa 50 mvt/weekdagetmaal.
Op basis van het reeds opgestelde Akoestisch onderzoek d.d. 15 november 2011kan geconcludeerd worden dat de bijdrage van maximaal 170 mvt/weekdagetmaal op de Amerikaweg ver onder de voorkeursgrenswaarde ligt en niet bijdraagt aan de totale geluidbelasting.
Akoestisch onderzoek verlengen Achterweg naar het siertuincomplex aan de Achterweg
Voor de ontsluiting van het nieuwe siertuincomplex van de Tuinvereniging Seghwaert moet de Achterweg in noordwestelijke richting verlengd te worden. Op grond van de Wet geluidhinder dienen de akoestische gevolgen van de wijziging van deze weg onderzocht te worden. De resultaten van het onderzoek zijn opgenomen in het rapport "Reconstructieonderzoek (Wgh) Buytenpark Zoetermeer" van 15 november 2011 (zie voor het volledige onderzoek Bijlage 4 van de plantoelichting). Uit het onderzoek blijkt dat de verlenging van de Achterweg en de toename van het verkeer op de Achterweg door de aanleg van het siertuincomplex geen overschrijding van de voorkeursgrenswaarde op de gevels van nabijgelegen woningen aan de Voorweg tot gevolg heeft. Ook voor het uitstralingsgebied van de reconstructie van de Achterweg geldt dat de toename van de geluidbelasting minder is dan 1,5 dB dan wel dat de voorkeursgrenswaarde niet wordt overschreden. De toename van de geluidsbelasting van minder dan 1,5 dB is geen hoorbaar verschil en is daarom niet significant te noemen. Voor die situaties waar de toename wel meer is dan 1,5 dB wordt de voorkeursgrenswaarde van 48 dB niet overschreden. De toename van de geluidsbelasting is daarom aanvaardbaar.
5.4 Luchtkwaliteit
5.4.1 Luchtkwaliteitseisen
De belangrijkste wet- en regelgeving voor luchtkwaliteit is vastgelegd in Titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen van de Wet milieubeheer, ook wel de Wet luchtkwaliteit genoemd. Deze wijziging van de Wet milieubeheer is op 15 november 2007 in werking getreden en vervangt het Besluit luchtkwaliteit 2005. De wijziging houdt in dat de in Nederland toegepaste koppeling tussen ruimtelijke ordening en luchtkwaliteit voor een deel wordt ontkoppeld. Dit maakt het mogelijk om niet voor elk ruimtelijk plan te hoeven toetsen aan de normen. Hierbij is met name het begrip 'in betekenende mate' van belang.
Projecten die 'niet in betekenende mate' bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit hoeven niet meer getoetst te worden aan de grenswaarden zoals opgenomen in bijlage 2 van de Wet milieubeheer. In het Besluit niet in betekenende mate bijdragen is vastgelegd dat een ruimtelijke ontwikkeling die minder dan 3% bijdraagt aan de jaargemiddelde concentratie fijn stof (PM10) of stikstofdioxide (NO2) 'niet in betekenende mate' is. Dit komt overeen met een maximale toename van 1,2 µg/m3 voor de concentraties fijn stof en stikstofdioxide. In de Regeling niet in betekenende mate bijdragen zijn concrete situaties opgenomen die 'niet in betekenende mate' zijn. Blijft de ontwikkeling binnen de in deze regeling opgenomen grenzen, dan is het project per definitie 'niet in betekenende mate' en hoeft er geen toetsing aan de grenswaarden plaats te vinden.
5.4.2 Luchtkwaliteitsonderzoek
De gevolgen van de ontwikkelingen in het Buytenpark voor de luchtkwaliteit zijn onderzocht. De resultaten van dit onderzoek zijn opgenomen in het onderzoek "Rapport NIBM-toets bestemmingsplan Buytenpark" van 15 november 2011 (zie voor het volledige onderzoek Bijlage 5 van de plantoelichting). Uit dit onderzoek blijkt dat de ontwikkelingen niet in betekende mate bijdragen aan de lokale luchtkwaliteit. De luchtkwalitiet vormt dan ook geen beletsel voor de voorgenomen ontwikkelingen.
Uitbreiding ten behoeve van het rouwcentrum`
Op de nieuwe locatie van het rouwcentrum zullen naar verwachting circa 450 opbaringen per jaar plaatsvinden waarbij circa 192 condoleancebezoeken per jaar zullen plaatsvinden. Per week vinden gemiddeld 3,7 condoleancebezoeken plaats tussen 18:45 uur en 20:45 uur (bron: Monuta). Tijdens een condoleancebezoek komen gemiddeld 50 personen. De autobezetting bedraagt circa 2 personen per auto zodat sprake is van circa 25 aan- en afrijdende auto's tijdens het condoleancebezoek.
De additionele verkeersgeneratie van de ontwikkeling zal op basis van gemiddeld 3,7 condoleancebezoeken per week en 25 aan- en afrijdende motorvoertuigen per condoleancebezoek , circa 170 motorvoertuigbewegingen per weekdagetmaal bedragen (3,7X25X2mvt/etmaal= 170 mvt/weekdagetmaal). Deze verkeersbewegingen zullen zich ter hoogte van de Amerikaweg verdelen in twee richtingen waarbij de richting Stadshart/Afrikaweg 70% van het verkeer krijgt te verwerken en de richting Leidschendam-Voorburg circa 30% van het verkeer. Oftewel de verkeerstoename als gevolg van de ontwikkeling op de Amerikaweg ten oosten van de Buytenparklaan zal circa 120 mvt/weekdagetmaal bedragen en op de Amerikaweg ten westen van de Buytenparklaan circa 50 mvt/weekdagetmaal.
Gelet op de zeer beperkte toename, kan ook zonder een berekening uit te voeren vastgesteld worden dat er geen sprake is van een toename van 1,2 g/m3 em dat de uitbreiding ten behoeve van het rouwcentrum niet in betekende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit ter plaatse. Ook de sommatie van alle ontwikkelingen blijft ver onder de drempel van 'in betekenende mate'.
5.5 Water
Het plangebied ligt in de waterstaatkundige eenheid Nieuwe Driemanspolder. Een waterstaatkundige eenheid is een gebied waarin het watersysteem een geheel vormt. Het gebied valt binnen de beheersgrenzen van het Hoogheemraadschap van Rijnland. Het Hoogheemraadschap van Rijnland is kwantiteits- en kwaliteitsbeheerder.
Het plangebied heeft een constant waterpeil van - 5.80 m NAP. Het gebied is aangesloten op het gemaal De Leyens. De kades van de Meerpolderringvaart en de Voorwegwetering hebben een waterkerende functie. De watergangen in het gebied hebben tevens de functie van waterafvoer voor de naastgelegen Drooggemaakte Grote Polder. De polder watert via een klepstuw in het meest westelijk gelegen deel van de watergangen. Voorts kunnen de watergangen ververst worden vanuit de Voorwegwetering. Het waterbergend vermogen van het gebied (de oppervlakte van de waterpartijen) bedraagt in circa 10,6 hectare.
Op het water en waterkeringen is de keur van het hoogheemraadschap van Rijnland van toepassing. In deze keur is een vergunningenstelsel opgenomen waarmee de waterstaatkundige aspecten van de waterkeringen worden gewaarborgd. Bij ontwikkelingen op gronden waar een keur van toepassing is wordt in overleg met de waterbeheerders gestreefd naar coördinatie tussen vergunningverlening en beheersaspecten (zie ook paragraaf 2.3.1 van deze plantoelichting).
In het bestemmingsplan zijn de watergangen bestemd als 'Water'. De waterkeringen zijn, met inbegrip van de beschermzones naar opgave van het Hoogheemraadschap, bestemd voor 'Waterstaat - Waterkering'.
Het beheer en onderhoud van de hoofdwatergangen worden uitgevoerd door het Hoogheemraadschap Rijnland. In het plangebied zijn natuurvriendelijke oevers aanwezig.
Het deel van de puinstort waarop SnowWorld en de mountainbikeheuvel zijn gesitueerd, is voorzien van een drainagesysteem (zie ook paragraaf 5.2 van deze plantoelichting). De locaties van de begraafplaats en de sportvelden liggen niet binnen het drainagesysteem van de puinstort. De uitbreiding van de begraafplaats betreft geen toename van de verharding, omdat het voornamelijk gaat om graven. Wel zal er een nieuw gebouw gerealiseerd worden voor opslag van circa 100 m2 en zal het crematorium worden uitgebreid met extra koffieruimtes. Daar staat tegenover dat twee beheergebouwen (met een gezamenlijke oppervlakte van ongeveer 340 m2) op de huidige begraafplaats worden gesloopt. De plek waar de uitbreiding tot rouwcentrum gepland staat is reeds volledig verhard. Per saldo is er dus geen sprake van een verslechterde situatie voor de waterhuishouding.
Ook de verplaatsing van de sportverenigingen naar elders heeft geen toename van de verharding tot gevolg. De oppervlakte aan verenigingsgebouwen blijft in de nieuwe situatie gelijk aan de huidige situatie. De sportvelden zullen ontsloten worden door de bestaande infrastructuur. Daarnaast zijn de huidige velden van de sportverenigingen gedraineerd en zullen de velden op de nieuwe locatie dat ook zijn.
De aanleg van het tuincomplex van de Tuinvereniging Seghwaert betekent wel een toename van de verharding. De oppervlakte van het totale complex bedraagt 43.680 m2. Hier worden in totaal 120 tuinen gerealiseerd met een gezamenlijke parkeerterrein en een gemeenschappelijk gebouw. Op iedere tuin mag maximaal 25 m2 aan gebouwen gerealiseerd worden. De oppervlakte van het gemeenschappelijk gebouw mag maximaal 325 m2 zijn. De totaal op te richten bebouwing bedraagt derhalve maximaal 3325 m2 (= 120*25 + 325). De toename aan verharding voor de ontsluitingsstructuur en het parkeerterrein bedraagt 4204 m2 en de oppervlakte van de halfverharde paden bedraagt 1607 m2. De toename aan verharding bedraagt ter plaatse van de Tuinvereniging dan in totaal 9136 m2 (= 3325 + 4204 + 1607).
De bebouwing zal aangesloten worden op een gescheiden rioolstelsel.
Het plan met betrekking tot het tuincomplex voorziet echter ook in het aanleggen van nieuw water. Zo zal de polderstructuur in het noordwestelijke deel van het plangebied teruggebracht worden door de aanleg van nieuwe sloten, waardoor er een strokenverkaveling ontstaat. De totale oppervlakte aan nieuw water bedraagt 7880 m2. Voor het siertuincomplex wordt ook een deel van een watergang gedempt. De totale oppervlakte hiervan bedraagt 2422 m2. Dit betekent dat in totaal 5458 m2 meer water in het plangebied wordt gerealiseerd dan in de huidige situatie.
Verder wordt de Achterweg doorgetrokken om als ontsluitingsweg te dienen voor het siertuincomplex. De toename van verharding door het verlengen van deze weg bedraagt 1446 m2.
In onderstaande tabel is de toename aan verharding en water als gevolg van de aanleg van het siertuincomplex en de ontsluitingsweg voor het siertuincomplex samengevat.
Ontwikkeling | Toename verharding (m2) | Toename water (m2) | |
Siertuincomplex - Bebouwing - Bestrating en parkeerterrein - Halfverharding | 9136 waarvan: 3325 4204 1607 | ||
Nieuw Water - Nieuw water rondom siertuincomplex - Nieuwe poldersloten | 7880, waarvan: 5372 2508 | ||
Dempen bestaande watergang ter plaatse siertuincomplex | -2422 | ||
Ontsluitingsweg siertuincomplex | 1446 | ||
Totaal | 10.582 | 5458 |
De toename verharding, het dempen van water en de aanleg van nieuw water is aangegeven op een kaart die opgenomen is in Bijlage 6 van de toelichting.
Uit het voorgaande volgt dat 51,6 % van de toename aan verharding gecompenseerd wordt door de aanleg van extra water. Hieruit volgt dat de ontwikkeling van het siertuincomplex en het verlengen van de Achterweg naar het baggerdepot geen onevenredig negatieve gevolgen heeft voor de waterhuishouding.
In overleg met het Hoogheemraadschap van Rijnland is afgesproken dat de aanleg van het water rondom de siertuincomplex en de poldersloten ook voor de uitbreiding van SnowWorld ingezet mag worden als compensatie voor de toename van de verharding. In overleg met het Hoogheemraadschap wordt ook bezien of de overcompensatie ingezet kan worden voor de Stadsboerderij Voorweg.
5.6 Bedrijven En Milieuzonering
5.6.1 Begrip milieuzonering
Een goede ruimtelijke ordening beoogt het voorkomen van voorzienbare hinder en gevaar door milieubelastende activiteiten. Door bij nieuwe ontwikkelingen voldoende afstand in acht te nemen tussen milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) en milieugevoelige functies (zoals woningen) worden hinder en gevaar voorkomen en wordt het bedrijven mogelijk gemaakt zich binnen aanvaardbare voorwaarden te vestigen.
Deze milieuzonering dient aldus twee doelen:
- het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar voor woningen;
- het bieden van voldoende ruimte en zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten duurzaam kunnen (blijven) uitoefenen.
Een vergaande scheiding van functies kan echter ook leiden tot inefficiënt ruimtegebruik en een verlies aan ruimtelijke kwaliteit. Een gemengd gebied met een mix van wonen en werken, winkels en horeca stimuleert een levendig straatbeeld, een hogere sociale veiligheid en extra draagvlak voor voorzieningen.
5.6.2 VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering
De VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering is een handreiking voor milieuzonering in ruimtelijke plannen. Het boekje vormt een hulpmiddel voor gemeenten om de afstanden tussen bedrijvigheid en woningen voor een locatie concreet in te vullen. Het doel van de publicatie is om te komen tot maatwerk op lokaal niveau. Dit betekent dat gemaakte keuzes zorgvuldig moeten worden afgewogen en verantwoord.
De in de publicatie opgenomen richtafstanden zijn echter niet bedoeld om de aanvaardbaarheid te toetsen van situaties waarbij bestaande bedrijven in de nabijheid van bestaande woningen liggen. Het is dus niet bedoeld om bestaande situaties te beoordelen.
De in de publicatie opgenomen richtafstanden zijn afgestemd op de omgevingskwaliteit zoals die wordt nagestreefd in een rustige woonwijk of een vergelijkbaar omgevingstype. Een rustige woonwijk is een woonwijk die is ingericht volgens het principe van functiescheiding. Afgezien van buurtgerichte voorzieningen, zoals basisscholen komen er vrijwel geen andere functies voor, behalve aan huis verbonden beroep of bedrijf.
Anders dan rustige woonwijken, zijn er ook gebieden met een matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen, komen andere functies voor zoals winkels, horeca en of kleine bedrijven en voorzieningen. Gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen, behoren eveneens tot het omgevingstype gemengd gebied.
Indien sprake is van een gemengd gebied kunnen deze richtafstanden met één afstandsstap worden verlaagd, zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat.
5.6.3 Milieuzonering in het plan
In het plan worden de volgende nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt:
- uitbreiding van de begraafplaats;
- verplaatsing van de sportvelden en de Stichting Hondenschool Zoetermeer naar een andere locatie in het Buytenpark;
- de aanleg van een siertuincomplex voor de Tuinvereniging Seghwaert.
In onderstaande tabel zijn de richtafstanden van de activiteiten in het plangebiedt tot een rustige woonwijk uit bijlage 1 van de VNG-brochure vermeld.
SBI-code1993 | Omschrijving | Afstand Geur | Afstand Stof | Afstand Geluid | Afstand Gevaar | Grootsteafstand | Categorie | ||||||
5511, 5512 | Hotels, pensions, conferentieoorden en congrescentra | 10 | 0 | 10 | 10 | 10 | 1 | ||||||
553 | Restaurants, cafetaria's, snackbars, ijssalons met eigen ijsbereiding, viskramen e.d. | 10 | 0 | 10 Continu | 10 | 10 | 1 | ||||||
554 | Café's, bars | 0 | 0 | 10 Continu | 10 | 10 | 1 | ||||||
554 | Discotheken, muziekcafé's | 0 | 0 | 30 Continu | 10 | 30 | 2 | ||||||
9133.1 | Hondendressuurterreinen | 0 | 0 | 50 | 0 | 50 | 3.1 | ||||||
926 | Veldsportcomplex (met verlichting) | 0 | 0 | 50 Continu | 0 | 50 | 3.1 | ||||||
926 | Kunstskibanen | 0 | 0 | 30 Continu | 50 | 50 | 3.1 | ||||||
9303 | Begraafplaatsen | 0 | 0 | 10 | 0 | 10 | 1 | ||||||
9303 | Uitvaartcentra | 0 | 0 | 10 | 0 | 10 | 1 | ||||||
9303 | Crematoria | 100 | 10 | 30 | 10 | 100 | 3.2 |
Het dichtstbijzijnde woonperceel ten opzichte van de sportvelden en de Stichting Hondenschool Zoetermeer ligt op ongeveer 82 meter (zie Bijlage 7 van de plantoelichting). De gevel van de dichtstbijzijnde woning ligt op ongeveer 100 meter. De uitbreiding van de begraafplaats is gesitueerd op minimaal 300 meter van de dichtstbijzijnde woning. Dit geldt ook voor de uitbreiding van het crematorium ten behoeve van een rouwcentrum. Het indoorskicomplex SnowWorld ligt op meer dan 250 meter van de dichtstbijzijnde woning. Hieruit volgt dat voldaan wordt aan de richtafstanden uit de VNG-brochure. Op grond van dit bestemmingsplan is bepaald dat maximaal sportactiviteiten die vallen in milieucategorieën 1 tot en met 3.1 bij recht zijn toegestaan. Hiermee wordt dus voldaan aan de richtafstanden uit de VNG-brochure en zal er geen sprake zijn van (onaanvaardbare) hinder voor omwonenden.
Daarnaast is er voor de verplaatsing van de hondenschool een extra geluidonderzoek opgesteld. Dit onderzoek is als Bijlage 14 bij dit bestemmingsplan gevoegd. Uit het onderzoek blijkt dat de hondenvereniging/hondendressuurterrein ruimtelijk inpasbaar is zowel voor de representatieve als de incidentele bedrijfssituatie. Er wordt voldaan aan het toetsingskader voor de langtijdgemiddeld beoordelingsniveaus en de maximale geluidniveaus.
In het Buytenpark organiseert de Stichting Greg & Baud Productions in de maand juni meerdere dagen een theatervoorstelling in de open lucht. Dit jaarlijks terugkerend evenement vindt plaats op het veld in de nabijheid van het baggerdepot. Op de plankaart zijn de gronden die gebruikt worden voor dit evenement aangeduid door de aanduiding "evenemententerrein". In de regels is bepaald dat ter plaatse één jaarlijks terugkerend evenement mag worden gehouden. Evenementen zijn overigens alleen toegestaan mits het college van burgemeester en wethouders daarvoor een evenementenvergunning hebben verleend op basis van de APV. Bij de besluitvorming inzake het wel of niet verlenen van deze vergunning moeten alle belangen worden afgewogen, waaronder ook de mogelijke hinder voor omwonenden.
Siertuinen zijn niet als aparte bedrijfsactiviteit in bijlage 1 van de VNG-brochure opgenomen. Het gebruik van de siertuinen is vergelijkbaar met het gebruik van een tuin bij een woning. Het nieuwe tuincomplex van de Tuinvereniging Seghwaert ligt op meer dan 90 meter van de dichtstbijzijnde woning aan de Voorweg (Voorweg 228B). Er hoeft niet gevreesd te worden voor hinder vanwege geluid, stof, geur dan wel gevaar. Gelet op deze afstand hoeft er ook niet gevreesd te worden voor een onaanvaardbare aantasting van de privacy van de bewoners aan de Voorweg.
5.7 Externe Veiligheid
Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's voor de omgeving bij gebruik, opslag, en vervoer van gevaarlijke stoffen (zoals vuurwerk, lpg, en munitie) over weg, water en spoor en door buisleidingen. Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) legt veiligheidsnormen op aan bedrijven die een risico vormen voor personen buiten het bedrijfsterrein. Op grond van het Bevi zijn in de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi) voor dergelijke bedrijven vaste veiligheidsafstanden opgenomen.
5.7.1 Inrichtingen
Op de hoek van de Amerikaweg en Buytenparklaan is een gasdrukregelstation van de Gasunie. Per 1 januari 2008 is een wijziging van de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi) in werking getreden, waardoor ook gasdrukregelstations vanaf een bepaalde capaciteit onder het Bevi zijn komen te vallen. Dit geldt voor gasdrukregelstations met een toevoerleiding met 20 inch of meer. De toevoerleiding van het gasdrukregelstation is minder dan 20 inch (namelijk 8,63 inch). Dit betekent dat het gasdrukregelstation geen Bevi-inrichting is. Nadere toetsing aan veiligheidsafstanden kan daarom achterwege blijven.
Verder ligt een deel van het plangebied in het invloedsgebied van het LPG-tankstation aan de Voorweg 208b. In het invloedsgbied zijn geen nieuwe ontwikkelingen voorzien. Het bestemmingsplan heeft dan ook geen toename van het groepsrisico tot gevolg.
5.7.2 Transport gevaarlijke stoffen
Voor routes (wegen, waterwegen, spoorwegen) waarover transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt en voor buisleidingen zijn nog geen wettelijke normen betreffende de externe veiligheid vastgesteld. Het beleid berust hier vooralsnog op een aantal ministeriële en provinciale circulaires, zoals de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (2010). In het Vierde Nationaal Milieu Beleidsplan (NMP-4) is een wettelijke verankering van de risiconormen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen aangekondigd. Bij deze wettelijke verankering zullen de resultaten van voormelde evaluatie worden betrokken. Tot het moment van realisatie van deze verankering wordt in deze circulaire het beleid met betrekking tot risiconormering geoperationaliseerd en verduidelijkt. Daarmee treedt deze circulaire in de plaats van de Nota risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen. De werkingsduur van deze circulaire loopt tot uiterlijk 31 juli 2012. Wanneer voornoemde wettelijke verankering wordt gerealiseerd, zal de circulaire echter worden ingetrokken.
Alle rijkswegen en de meeste provinciale wegen zijn aangewezen als route voor gevaarlijke stoffen. Gemeenten mogen voor de zogenaamde routeplichtige stoffen gemeentelijke wegen binnen hun grenzen aanwijzen waarover deze gevaarlijke stoffen mogen worden vervoerd. De gemeente Zoetermeer heeft een dergelijke route gevaarlijke stoffen niet vastgesteld. Dit betekent dat het vervoer van gevaarlijke stoffen in principe altijd via de snelste weg moet plaatsvinden.
5.7.3 Buisleidingen
Op 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen inwerking getreden. Het Besluit externe veiligheid buisleidingen is van toepassing op het vervoer van door de Minister aangewezen categorieën van gevaarlijke stoffen door (ondergrondse) buisleidingen. Het besluit stelt de exploitant van een buisleiding verantwoordelijk voor de in het besluit opgenomen regels. Dit houdt in dat exploitanten de zorg dragen voor de bescherming van mens en milieu. Met dien verstande dat bij de aanleg of vervanging van een buisleiding, of een wijziging van de te vervoeren gevaarlijke stof door een buisleiding, zij er voor zorgen dat het plaatsgebonden risico van de buisleiding buiten de belemmeringenstrook niet hoger is dan 10-6 per jaar. Op grond van artikel 14 van het Besluit externe veiligheid buisleidingen moeten de buisleidingen op de plankaart van het bestemmingsplan worden weergegeven met de bijbehorende belemmeringenstrook van 5 meter.
Hogedruk aardgastransportleidingen van meer dan 16 bar en een diameter van meer dan 50 mm vallen onder de werkingssfeer van dat besluit.
In het plangebied ligt een gasdrukregelstation ten noorden van de Amerikaweg nabij de de T-splitsing Amerikaweg - Buytenparklaan. Vanuit dit gasdrukregelstation loopt een hogedruk aardgastransportleiding (kenmerk W-514-19-KR-004 t/m 007) met een ontwerpdruk van 40 bar en een diameter van 22 centimeter (8,63 inch). Deze buisleiding ligt ten noorden van de Amerikaweg en ten noordoosten van de Voorweg. De buisleiding met de bijbehorende belemmeringenstrook van 5 meter weerszijden hart leiding heeft op de plankaart de dubbelbestemming "Leiding - Gas" gekregen.
De buisleiding ligt langs de nieuwe toegangsweg naar het siertuincomplex. Op 2 februari 2010 heeft er een overleg plaatsgevonden met de Gasunie. Aangegeven is dat indien de weg dan wel andere werkzaamheden op dan wel in directe nabijheid van de buisleiding zijn gepland er toestemming nodig is van de Gasunie. Indien er een weg of andere voorzieningen op of in de directe nabijheid van de buisleiding worden aangelegd, moet onderzocht worden of deze nieuwe ontwikkeling geen onaanvaardbare gevolgen heeft voor de zetting van de buis. Daarom zal in dit kader een zettingsonderzoek verricht moeten worden.
Bij het ontwerp van het siertuincomplex en de aan te leggen ontsluitingsweg is het uitgangspunt dat er geen werkzaamheden nabij dan wel op de buisleiding zullen uitgevoerd worden. De gronden met de bestemming "Recreatie - Volkstuinen" liggen niet ter plaatse van de buisleiding. Hierdoor wordt voorkomen dat deze gronden in gebruik genomen zullen worden ten behoeve van de TV Seghwaert. De ontsluitingsweg zal de buisleiding wel moeten kruisen. In dat geval zal het door de Gasunie gevraagde zettingsonderzoek verricht worden, wanneer het ontwerp van de weg bekend is. Ook zullen in overleg met de Gasunie de werkzaamheden voor deze ontsluitingsweg gepland worden.
5.8 Natuurwaarden
5.8.1 Flora- en Faunawet
Op 1 april 2002 is de Flora- en faunawet in werking getreden. Deze wet biedt een integraal wettelijk kader voor de bescherming van dier- en plantensoorten. Met deze wet is de soortenbescherming van de Europese Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving verwerkt. De Flora- en faunawet kent geen koppeling met het ruimtelijke ordeningsbeleid. Dat doet niet af aan het feit dat bezien moet worden of de Flora- en faunawet de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan in de weg staat. Dit brengt met zich mee dat, als er een redelijk vermoeden bestaat dat beschermde planten- en diersoorten in het plangebied kunnen voorkomen, in het kader van de planprocedure onderzoek moet worden gedaan naar de aanwezigheid van deze soorten (ABRvS, 23 februari 2005, Leeuwarden).
5.8.2 Natuurwaardenonderzoeken
Voor de verschillende ontwikkelingen in het plangebied zijn natuurwaardenonderzoeken verricht. De resultaten van deze onderzoeken worden hieronder weergegeven.
5.8.3 Samenvatting effecten op natuur
De natuur in Nederland is planologisch en wettelijk beschermd:
- 1. natuurgebieden binnen de zogenaamde (Provinciale) Ecologische Hoofdstructuur (EHS) worden door de Verordening Ruimte en bestemmingsplannen planologisch veiliggesteld (Nee, tenzij-beginsel);
- 2. bijzondere natuurgebieden (Natura2000-gebieden en voormalige oude NB-wetgebieden) worden via de nieuwe Natuurbeschermingswet beschermd; deze bescherming is overgenomen uit de Europese Vogelrichtlijn en de Europese Habitatrichtlijn;
- 3. in de Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn aangewezen soorten en speciaal door het ministerie van LNV aangewezen soorten worden door de (verbodsbepalingen van de) Flora- en faunawet (2002) en haar Algemene Maatregel van Bestuur (2005) beschermd.
De herinrichting van het Buytenpark en omgeving (ontwikkeling siertuincomplex, uitbreiding begraafplaats en de daarvoor benodigde verplaatsing van de sportverenigingen en de Stichting Hondenschool Zoetermeer) kan negatieve effecten hebben op planten en dieren. Van de bovengenoemde beschermingregimes gelden voor de natuur op het Buytenpark:
- de Flora- en faunawet, want de herinrichting van het Buytenpark kan schadelijke effecten hebben op door de Flora- en faunawet beschermde planten en dieren (algemene beschermde planten en dieren, zwaar beschermde broedvogels en hun broedplaatsen en vaste verblijfplaatsen en -jachtgebieden en zwaarder beschermde vissen (kleine modderkruiper), grondgebonden zoogdieren (waterspitsmuis) en vleermuizen);
- de Verordening Ruimte en de bestemmingsplannen;
De Natuurbeschermingswet (NB-wet) speelt geen rol bij de herinrichting van het Buytenpark, omdat geen door de NB-wet beschermde natuurgebieden in de buurt (lees: invloedsfeer) van het Buytenpark liggen.
Zeer waarschijnlijk zijn de externe effecten van de herinrichting van het Buytenpark niet van dien aard, dat schadelijke gevolgen optreden voor weidevogels of vleermuizen die in de Zoetermeerse Meerpolder leven, zolang verstoring door nachtelijke verlichting en geluid maar voorkomen wordt.
Dit betekent dat alleen de Flora- en faunawet en haar verbodsbepalingen van belang zijn bij de herinrichting van het Buytenpark.
Het is niet te vermijden dat tijdens de herinrichting van het Buytenpark verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet overtreden worden. Zo zullen er schadelijke gevolgen optreden bij:
- a. de algemeen beschermde soorten van tabel 1 van de AMvB Ffwet (eventueel de grote kaardenbol). Hiervoor is geen ontheffing nodig; wel dient men zich te houden aan de algemene zorgplicht (doen wat redelijk is, zorgvuldig handelen om schade aan planten en dieren te voorkomen of te beperken);
- b. algemene beschermde in tabel 1 van de AMvB Ffwet genoemde amfibieën en grondgebonden zoogdieren zoals egel, mol, haas, konijn, huisspitsmuis, bosspitsmuis, rosse woelmuis, dwergmuis, bosmuis, veldmuis enz. (verstoren, onopzettelijk doden, al of niet tijdelijke vernietiging van leefgebied, voortplantingshabitat = overtreding van artikelen 9, 10 en 11 van de Ffwet). Hiervoor is geen ontheffing nodig, maar blijft de zorgplicht van kracht.
- c. de kleine modderkruiper (tabel 2 van de AMvB Ffwet). Bij het vergraven van de watergangen zullen kleine modderkruipers mogelijk verstoord worden en zal (tijdelijk) een deel van het vaste leefgebied van de kleine modderkruiper vernietigd worden. Hiervoor is geen ontheffing van de artikelen 10 en 11 van de Ffwet nodig, omdat de gemeente beschikt over een door de minister van LNV goedgekeurde Gedragscode in het kader van de Flora en faunawet;
- d. de in tabel 3 van de AMvB Ffwet genoemde waterspitsmuis en vleermuissoorten laatvlieger, gewone en ruige dwergvleermuis, watervleermuis en meervleermuis. Als het leefgebied van de waterspitsmuis (brede, rustige rietkragen en oeverzones) en de vaste jachtgebieden, vliegroutes en verblijfplaatsen van de laatvlieger, gewone en ruige dwergvleermuis, watervleermuis en meervleermuis niet beïnvloed worden (sparen rietkragen, achterwege laten of beperken felle nachtelijke verlichting, sparen vaste verblijfplaatsen en vliegroutes), dan zullen genoemde soorten geen schadelijke effecten ondervinden en is een ontheffing niet nodig.Het leefgebied van de waterspitsmuis en de vleermuissoorten wordt door de ontwikkelingen die voorzien zijn in dit bestemmingsplan niet aangetast en/of verstoord.
- e. de beschermde broedvogels en hun vaste broedplaatsen (nesten ransuilen). Tijdens het broedseizoen mogen nooit broedende vogels en hun nesten (eieren en jongen) verstoord of vernietigd worden. Buiten het broedseizoen mogen vaste, jaarrond beschermde broedplaatsen van uilen, roofvogels (en holen van spechten of nesten van kraaien die door roofvogels en uilen gebruikt kunnen worden) niet vernietigd worden. Door het nemen van enkele schadebeperkende en compenserende maatregelen (conform een goed uitgewerkt Mitigatie- en compensatieplan en een ecologisch werkprotocol) zal de gunstige staat van instandhouding van uilen (en roofvogels) niet in gevaar komen. Een ontheffing is dan ook niet nodig.
Hoofdstuk 6 Juridische Vormgeving
In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het bijbehorende Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is een aantal uniforme bepalingen opgenomen voor het bestemmingsplan. Die zijn overgenomen in de regels. Daarnaast gelden er ten behoeve van de leesbaarheid, raadpleegbaarheid en helderheid voor de gebruiker van het bestemmingsplan landelijke standaarden, de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP 2008).
Het voorliggende bestemmingsplan is in overeenstemming met de landelijke standaard.
6.1 Inleidende Regels
6.1.1 Begrippen
In artikel 1 worden de begrippen die in de regels worden gebruikt omschreven. Sommige begrippen zijn voor meerdere uitleg vatbaar, daarom is het nodig om ze planologisch-juridisch af te bakenen en te preciseren, ten opzichte van het algemeen spraakgebruik.
6.1.2 Wijze van meten
In artikel 2 wordt aangegeven hoe de in de regels opgenomen maten voor dakhelling, goothoogte, bouwhoogte, inhoud of oppervlakte van een bouwwerk moeten worden gemeten.
6.2 Bestemmingsregels
6.2.1 Bedrijf
De nutsvoorziening langs de Amerikaweg heeft de bestemming Bedrijf gekregen.
6.2.2 Groen
De bestemming Groen is bedoeld voor groenvoorzieningen waarin langzaamverkeersroutes, ondergeschikte sport- en speelvoorzieningen, waterpartijen en waterlopen zijn toegestaan, die van wijkoverstijgend c.q. lokaal belang zijn en die een belangrijke functie in de oriëntatie hebben. Daarnaast is beweiding door middel van dieren toegestaan.
Gebouwen zijn over het algemeen niet toegestaan, wel bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Er is een uitzondering gemaakt voor schuilhutten voor dieren.
Voor de ontsluiting van de locatie van de Tuinvereniging is een aanduiding 'specifieke vorm van verkeer-verblijfsgebied' opgenomen.
6.2.3 Maatschappelijk
Deze bestemming is opgenomen voor de scoutingvereniging aan de Achterweg en de begraafplaats. De toekomstige uitbreiding van de begraafplaats is meegenomen in dit bestemmingsplan alsmede de mogelijkheid dat het crematorium uitbreidt ten behoeve van een rouwcentrum.
6.2.4 Natuur
De natuurbestemming ligt grotendeels op het gehele Buytenpark en het weidegebied. Alleen de 'mountainbikeheuvel' heeft de bestemming Groen. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur uitgesloten - mountainbikeparcours' is de aanleg en het realiseren van een mountainbikeparcours niet toegestaan. Fietsen (dus ook mountainbiken) mag wel, maar daarvoor kan geen parcours worden aangewezen en aangelegd.
De koppeling tussen de bestemming Natuur en de begrenzing van het natuurstergebied/natuurkerngebied is bij de vaststelling van het bestemmingsplan losgelaten.
6.2.5 Recreatie
De bestemming Recreatie met daarbij de aanduiding (vt) is gebruikt voor het bestaande volkstuincomplex aan de Achterweg. Aangezien er minder bebouwingsmogelijkheden op deze locatie aanwezig zijn dan voor de nieuwe locatie voor de Tuinvereniging Seghwaert, is er gekozen voor twee aparte bestemmingen voor de twee volkstuincomplexen.
6.2.6 Recreatie - Volkstuinen
De bestemming Recreatie - Volkstuinen is bedoeld voor de nieuwe locatie voor de Tuinvereniging Seghwaert aan de Achterweg.
6.2.7 Sport
Deze bestemming ligt op de bestaande sportvoorzieningen, waaronder bijvoorbeeld Ayers Rock en de Noordwesthal. Ook de sportvelden krijgen de bestemming Sport. Sportvoorzieningen zijn toegestaan tot en met categorie 3.1 uit de Staat van bedrijfsactiviteiten. Hiervoor geldt een richtafstand 50 meter tot een rustige woonwijk.
Het baggerspeciedepot is met een aanduiding opgenomen binnen deze bestemming. Hierdoor ontstaat er flexibiliteit en kan het baggerspeciedepot worden verschoven, binnen het gebied met de aanduiding 'baggerspeciedepot'.
Ook is er een aanduiding 'evenemententerrein' opgenomen. Hierdoor is het mogelijk dat Greg en Baud één keer per jaar een maand lang een voorstelling opvoert in het Buytenpark.
6.2.8 Sport - Skibaan
Deze bestemming ligt op het indoorskicomplex SnowWorld. Omdat SnowWorld het gebied rondom het bestaande complex laat begrazen door dieren, is beweiding toegestaan met de daarbij behorende mogelijkheid om voor de dieren een onderkomen te realiseren.
Vanwege de ligging van het complex op de puinheuvel, is het moeilijk om het gebied rondom het complex met machines te maaien. Voor de hulpdiensten is het echter noodzakelijk dat ook de achterkant van het complex bereikbaar is en dat er geen sprake is van een overwoekerd terrein. Daarom heeft SnowWorld gekozen voor begrazing door dieren.
6.2.9 Verkeersbestemmingen
6.2.10 Water
De bestemming Water geldt voor de gronden die zijn aangewezen voor waterhuishouding en water- en oeverrecreatie met daaraan ondergeschikt oeververbindingen ten behoeve van het langzaam verkeer. Er mogen uitsluitend andere bouwwerken van geringe omvang worden gerealiseerd, met uitzondering van de bestaande klimtoren van Ayers Rock.
6.2.11 Dubbelbestemmingen
6.2.12 Gebiedsaanduiding puinstort
De gronden die behoren tot de puinstort hebben de gebiedsaanduiding "puinstort" gekregen. Deze gebiedsaanduiding is niet specifiek opgenomen in de lijst van de SVBP 2008. In de SVBP is voor deze categorie de gebiedsaanduiding "overig" opgenomen. Op grond van de SVBP is het toegestaan deze gebiedsaanduiding de gewenste naam te geven zonder dat in de naam het woord overig terug hoeft te komen. Omdat de gebiedsaanduiding betrekking heeft op de puinstort, heeft de gebiedsaanduiding de naam "puinstort" gekregen. Met deze gebiedsaanduiding wordt beoogd de puinstort te beschermen tegen werkzaamheden die nadelige gevolgen hebben voor de puinstort met de daarbijbehorende voorzieningen en mogelijke bodemverontreiniging te voorkomen. In de regels met betrekking tot de bestemmingen die zijn toegekend aan gronden die behoren tot de puinstort is hiervoor een vergunningstelsel voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden opgenomen.
6.3 Algemene Regels
6.3.1 Antidubbeltelregel
De antidubbeltelbepaling is een verplichte regel die voortkomt uit het Besluit ruimtelijke ordening.
6.3.2 Algemene aanduidingsregels
Vanwege de aanwezigheid van een LPG-tankstation aan de Voorweg is er een veiligheidszone-lpg vastgelegd op de plankaart/verbeelding en in de regels.
6.3.3 Algemene afwijkingsregels
Dit artikel bevat de algemeen gebruikelijke afwijkingsmogelijkheden. Deze afwijkingsmogelijkheden gelden voor het gehele plangebied.
6.4 Overgangs- En Slotregels
6.4.1 Overgangsrecht
Deze artikelen regelen de bebouwing en het gebruik van gronden en opstallen, die op tijdstip van inwerkingtreding van dit plan in strijd zijn met de bestemming of met beide.
6.4.2 Slotregel
In dit artikel wordt aangegeven op welke wijze de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.
Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid
7.1 Financiële Uitvoerbaarheid
7.1.1 Grondexploitatie (6.12 Wro)
Op grond van artikel 6.12 lid 1 Wet ruimtelijke ordening is de gemeenteraad verplicht bij een bestemmingsplan een exploitatieplan vast te stellen, indien op de gronden in het bestemmingsplan bouwplannen als bedoeld in artikel 6.2.1 Besluit ruimtelijke ordening zijn voorgenomen. In dit bestemmingsplan is sprake van bouwplannen als bedoeld in artikel 6.2.1 Besluit ruimtelijke ordening. In afwijking van lid 1 van artikel 6.12 Wet ruimtelijk ordening bepaalt lid 2 dat de gemeenteraad bij de vaststelling van het bestemmingsplan kan besluiten geen exploitatieplan vast te stellen, indien wordt voldaan aan de voorwaarden zoals in lid 2 zijn gesteld.
Bij de vaststelling van het bestemmingsplan zal de raad worden voorgesteld geen exploitatieplan vast te stellen voor dit bestemmingsplan. De gronden waarop in het onderhavige bestemmingsplan bouwplannen, als bedoeld in artikel 6.2.1 Bro, zijn voorgenomen, zijn in eigendom bij de gemeente. Het verhaal van kosten van grondexploitatie is hierdoor anderszins verzekerd via de uitgifte van de gronden. Indien er een noodzaak bestaat om (nadere) locatie-eisen te stellen of een fasering aan te brengen, dan zal dit eveneens worden gedaan via de gronduitgifte.
7.1.2 Planschade
Voor de uitbreiding van de begraafplaats, de verplaatsing van de sportverenigingen en de realisatie van het tuincomplex voor de Tuinvereniging Seghwaert is een planschaderisicoanalyse opgesteld (zie voor het volledige rapport Bijlage 13 van de plantoelichting). De conclusie van dit onderzoek luidt dat er geen nadelige financiële gevolgen zijn te verwachten. Ook voor de uitbreiding van het crematorium worden geen nadelige financiele gevolgen verwacht, gezien de ruime afstand tussen de beoogde uitbreidingslocatie en particuliere gronden.
7.1.3 Economische uitvoerbaarheid (3.1.6 Bro)
Het bestemmingsplan Buytenpark bevat de volgende ontwikkelingsprojecten:
- verplaatsing TV Seghwaert;
- uitbreiding van de begraafplaats en de daarvoor benodigde verplaatsing van accommodaties sportverenigingen;
- realisatie rouwcentrum.
Verplaatsing TV Seghwaert
Vanuit het project Kwadrant wordt de TV Seghwaert verplaatst naar het Buytenpark. De kostendrager van de verplaatsing en inrichting is de gemeente. Met de Tuinvereniging zijn de onderhandelingen gestart om de verplaatsing ook vanuit financieel oogpunt mogelijk te maken.
Uitbreiding begraafplaats en verplaatsing accommodaties sportverenigingen
De huidige begraafplaats beschikt per 2014 niet meer over voldoende capaciteit. Om een uitbreiding te faciliteren dient een aantal sportvelden en -gebouwen te worden verplaatst. De verplaatsing en inrichting van de nieuwe begraafplaats en de verplaatsing van de sportvelden en de sportfaciliteiten wordt gedragen door de gemeente.
Rouwcentrum
De kosten van de uitbreiding van het crematorium ten behoeve van een rouwcentrum zullen gedragen worden door Monuta B.V.
Samenvatting
Deelproject | Werkzaamheden | Kostendrager | |
Volkstuinen | Verplaatsing en inrichting | gemeente | |
Begraafplaats – sportvelden | Verplaatsing en inrichting | gemeente | |
Rouwcentrum | Uitbreiding bestaande pand | Monuta B.V. |
7.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Het voorontwerpbestemmingsplan heeft met ingang van 11 februari 2011 zes weken ter inzage gelegen. Er zijn 26 inspraakreacties ingediend en 8 overlegreacties. Alle reacties zijn samengevat en van een antwoord voorzien in de nota van beantwoording. De nota van beantwoording is als Bijlage 17 in dit bestemmingsplan opgenomen.
Het college van burgemeester en wethouders heeft met ingang van 6 januari 2012 het ontwerpbestemmingsplan vrijgegeven voor inzage voor de duur van 6 weken. Tijdens deze periode heeft een ieder zienswijzen kunnen ingedienen. Alle zienswijzen zijn samengevat en beantwoord in de Nota Zienswijzen (zie Bijlage 18). Tegen het vaststellingsbesluit staat de mogelijkheid open tot het instellen van beroep bij de Raad van State. Beroep kan worden ingesteld door belanghebbenden die tijdig een zienswijze hebben ingediend dan wel dient het beroepschrift betekking te hebben op een wijziging bij de vaststelling van het bestemmingsplan ten opzichte van het ontwerpbestemmingsplan.
Hoofdstuk 8 Handhaving
Op 9 mei 2011 heeft de gemeenteraad de beleidsnota 'Niet alleen Handhaven', Handhavingsbeleid 2011-2014 vastgesteld. Dit beleid ziet onder meer op het handhaven van bestemmingsplannen. Een belangrijk uitgangspunt in dit beleid is de dubbele regelkring. Dit betekent dat er van wordt uitgegaan dat toezicht en handhaving niet alleen wettelijke taken zijn, maar vooral ook instrumenten om beleidsdoelen te realiseren.
Voor de handhaving is een prioritering ingevoerd. Daarbij zijn weegfactoren benoemd op basis waarvan de onderwerpen die het belangrijkst worden gevonden, het zwaarst worden gewogen. Fysieke veiligheid geldt als belangrijkste weegfactor. Natuur en duurzaamheid is de minst zware weegfactor. Vervolgens zijn voor de handhaving per taakveld bouwen, milieu en openbare ruimte prioriteiten gesteld. De handhaving van bestemmingsplannen valt onder het taakveld bouwen. Bij elk taakveld is een rangschikking ontstaan van zeer grote risico's naar zaken die nauwelijks risico's in zich herbergen. De prioritering wordt vervolgens in jaarlijkse handhavingsuitvoeringsprogramma's vertaald naar aandachtsgebieden, bijvoorbeeld extra aandacht voor illegale dakopbouwen, dakkapellen of illegaal gebruik.
Handhaving kan plaatsvinden via de publiekrechtelijke, privaatrechtelijke en strafrechtelijke weg. Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd om met bestuursrechtelijke sancties op te treden tegen overtredingen van regels van bestemmingsplannen. De bestuursrechtelijke sancties bestaan uit de bestuursdwang en het opleggen van last onder dwangsom. Door middel van het privaatrecht kan de gemeente op indirecte wijze het bestemmingsplan handhaven. Dat kan door gebruikmaking van haar bevoegdheden als eigenaar of van contractuele bevoegdheden.
De strafrechtelijke vervolging is afhankelijk van het Openbaar Ministerie. Overtredingen op grond van bestemmingsplanregels vallen met ingang van 13 september 2004 onder de Wet op de economische delicten. Strafrechtelijk optreden is gewenst bij overtredingen waarvan de gevolgen niet meer ongedaan gemaakt kunnen worden. De Wet op de economisch delicten biedt verder de mogelijkheid bij het opleggen van de straf rekening te houden met het economisch voordeel dat de overtreder heeft behaald. Ook biedt de wet de mogelijkheid de verplichting op te leggen om op eigen kosten de gevolgen van het delict goed te maken.
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten
Bijlage 1 Archeologisch Bureauonderzoek Van April 2010
Bijlage 1 Archeologisch bureauonderzoek van april 2010
Bijlage 2 Integraal Parkeerbehoefteonderzoek Buytenpark
Bijlage 2 Integraal parkeerbehoefteonderzoek Buytenpark
Bijlage 3 Akoestisch Onderzoek Buytenpark Zoetermeer
Bijlage 3 Akoestisch onderzoek Buytenpark Zoetermeer
Bijlage 4 Reconstructieonderzoek (Wgh) Buytenpark Zoetermeer
Bijlage 4 Reconstructieonderzoek (Wgh) Buytenpark Zoetermeer
Bijlage 5 Rapport Nibm-toets Bestemmingsplan Buytenpark
Bijlage 5 Rapport NIBM-toets bestemmingsplan Buytenpark
Bijlage 6 Watercompensatie Buytenpark
Bijlage 6 Watercompensatie Buytenpark
Bijlage 7 Afstanden Sportvelden En Omliggende Woningen
Bijlage 7 Afstanden sportvelden en omliggende woningen
Bijlage 8 Berekening Groepsrisico Nieuwe Driemanspolder
Bijlage 8 Berekening groepsrisico Nieuwe Driemanspolder
Bijlage 9 Natuurnotitie Voorontwerpbestemmingsplan Begraafplaats Buytenpark Van Januari 2010
Bijlage 9 Natuurnotitie voorontwerpbestemmingsplan begraafplaats Buytenpark van januari 2010
Bijlage 10 Natuurwaarden Noordwest 2 Zoetermeer; Onderzoek In Verband Met Ontwikkeling Volkstuincomplex
Bijlage 11 Natuurnotitie T.b.v. Bestemmingsplanwijziging Voorweg Zoetermeer Van November 2009
Bijlage 11 Natuurnotitie t.b.v. bestemmingsplanwijziging Voorweg Zoetermeer van november 2009
Bijlage 12 Natuuronderzoek Nieuwe Locatie Tuinvereniging Seghwaert 2012
Bijlage 12 Natuuronderzoek Nieuwe locatie Tuinvereniging Seghwaert 2012
Bijlage 13 Planschaderisicoanalyse
Bijlage 13 Planschaderisicoanalyse
Bijlage 14 Geluidonderzoek Nieuwe Locatie Hondenvereniging
Bijlage 14 Geluidonderzoek nieuwe locatie hondenvereniging
Bijlage 15 Intern Memo D.d. 9 Februari 2005 'Verplaatsing Volkstuinen Kwadrant'
Bijlage 15 Intern memo d.d. 9 februari 2005 'Verplaatsing volkstuinen Kwadrant'
Bijlage 16 B&w-besluit 20 Juni 2006 Alternatieve Locatie Tuinvereniging Segwhaert Met De Rapportage Vergelijking Alternatieve Locaties Tuinvereniging Segwhaert
Bijlage 17 Nota Van Beantwoording Inspraak- En Overlegreacties
Bijlage 17 Nota van beantwoording inspraak- en overlegreacties
Bijlage 18 Nota Zienswijzen
Bijlage 19 Uitspraak Afdeling Bestuursrechtspraak Raad Van State 16 April 2014
Bijlage 19 Uitspraak Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State 16 april 2014