KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
Artikel 4 Waarde - Archeologie
Artikel 5 Waterstaat - Waterkering
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
Artikel 7 Algemene Bouw- En Gebruiksregels
Artikel 8 Algemene Afwijkingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 9 Overgangsrecht Bouwwerken
Artikel 10 Overgangsrecht Gebruik
Artikel 11 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Ligging En Begrenzing Plangebied
1.2 Aanleiding Planherziening
1.3 Huidige Juridische Planregelingen
Hoofdstuk 2 Bestaande Situatie
2.1 Inleiding
2.2 Archeologie
2.3 Verkeer En Vervoer
2.4 Groen En Natuur
2.5 Openbaar Gebied
2.6 Communicatieverkeer En Nutsvoorzieningen
Hoofdstuk 3 Beschrijving Plan
3.1 Inleiding
3.2 Visie Zegwaartseweg
3.3 Beeldkwaliteitsplan Historische Linten Voorweg En Zegwaartseweg
3.4 Actieplan Fiets 2014
3.5 Parkeren
3.6 Schuilhutten En Overige Bebouwing
Hoofdstuk 4 Milieu En Leefkwaliteit
4.1 Bodemkwaliteit
4.2 Water
4.3 Natuurwaarden
Hoofdstuk 5 Juridische Vormgeving
5.1 Inleidende Regels
5.2 Bestemmingsregels
5.3 Algemene Regels
5.4 Overgangs- En Slotregels
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Financiële Uitvoerbaarheid
6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 7 Handhaving
Bijlagen
Bijlage 1 Bureauonderzoek Archeologie

Partiële herziening Palenstein Van Aalstpark en omgeving

Bestemmingsplan - Gemeente Zoetermeer

Vastgesteld op 17-02-2020 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

Partiële herziening bestemmingsplan Palenstein Van Aalstpark en omgeving.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0637.BP00084-0003 met de bijbehorende regels en bijlagen.

1.3 archeologische waarde

de aan een gebied toegerekende waarde in verband met de kennis en de studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit uit oude tijden.

1.4 antenne-installatie

installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een of meer techniekkasten opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.

1.5 antennedrager

een antennemast of andere constructie, bedoeld voor de bevestiging van een antenne.

1.6 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.7 bebouwingspercentage

een percentage, dat de grootte van het deel van een bestemmingsvlak, bouwvlak respectievelijk (gedeelte van een) bouwperceel aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;

1.8 begane grond

bouwlaag, waarvan de vloer op gelijke of bij benadering gelijke hoogte ligt als peil.

1.9 bestaand

bestaand op het tijdstip van inwerkingtreding van de desbetreffende regel.

1.10 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.11 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.12 bijgebouw

een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.13 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.14 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.15 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.16 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel.

1.17 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.18 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.19 consumentenvuurwerk

vuurwerk dat is bestemd voor particulier gebruik.

1.20 ecologische waarden

de in dit bestemmingsplan aan een gebied toegekende waarden die verband houden met de samenhang tussen dieren en planten en hun leefomgeving of tussen dieren en planten onderling.

1.21 erf

een al dan niet bebouwd perceel, of gedeelte daarvan dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw en de bestemming deze inrichting niet verbiedt.

1.22 erfbebouwing

functioneel met een gebouw verbonden daar al dan niet tegen aangebouwd en door de ligging, constructie en afmetingen daaraan ondergeschikt, op de grond staande gebouwen of andere overdekte bouwwerk zoals een , , bijgebouw en overkapping.

1.23 extensieve recreatie

vormen van dagrecreatie in de open lucht, waarbij men vooral het landschap en/of de natuur of bepaalde aspecten daarvan beleeft, waaronder wandelen, fietsen en kanoën en waarbij relatief weinig mensen gedurende een beperkte tijdsduur aanwezig zijn per oppervlakte-eenheid.

1.24 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.25 geometrische plaatsbepaling

locatie van een ruimtelijk object, vastgelegd in een ruimtelijk referentiesysteem.

1.26 hoofdgebouw

een gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.27 kunstwerk

een bouwwerk geen gebouw zijnde ten behoeve van civieltechnische en/of infrastructurele doeleinden, zoals een brug, dam, duiker, tunnel, sluis, via- of aquaduct, voorziening ter voorkoming of beperking van vervuiling van de waterhuishouding, dan wel een daarmee gelijk te stellen voorziening.

1.28 landschappelijke waarden

de aan een gebied toegekende waarden die gebaseerd zijn op de karakteristieken van dat gebied.

1.29 natuur- en landschapsdeskundige

een door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige of commissie van deskundigen op het gebied van natuur en landschap.

1.30 natuurwaarden

de in dit bestemmingsplan aan een gebied toegekende waarden in verband met de geologische, bodemkundige en biologische elementen voorkomende in dat gebied.

1.31 nieuw

niet bestaand op het tijdstip van inwerkingtreding van de desbetreffende regel.

1.32 nutsvoorziening

voorziening voor elektriciteit, gas, water, energie, telecommunicatie, (gescheiden) inzameling van (huishoudelijke) afvalstoffen, opslag en transport van afvalwater, openbare veiligheid, volksgezondheid en een daarmee gelijk te stellen voorziening van algemeen nut.

1.33 operators / providers

aanbieders van een mobiel netwerk.

1.34 peil

  1. a. voor een gebouw op een perceel, waarvan de hoofdtoegang tot het perceel onmiddellijk grenst aan een weg, langzaam verkeersroute of voetpad:
    de hoogte van die weg, langzaam verkeersroute of voetpad ter plaatse van de hoofdtoegang;
  2. b. voor een bouwwerk dat in of op het water wordt gebouwd:
    het gemiddeld waterpeil ter plaatse van het bouwwerk;
  3. c. in overige gevallen:
    de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein ter plaatse.

1.35 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.36 roaming

het gebruik maken van (delen van het) mobiele netwerk van andere operators / providers.

1.37 seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden.

Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.38 site sharing

het gezamenlijk door twee of meer operators / providers gebruik maken van een antenne-installatie.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels worden de maten van bouwwerken als volgt gemeten:

2.1 bouwhoogte

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.2 goothoogte

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.3 inhoud

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.4 oppervlakte

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.5 vloeroppervlakte

binnenwerks, op de vloer van de ruimten die worden of kunnen worden aangemerkt als .

2.6 ondergeschikte bouwdelen

bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw(hoogte)grenzen, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

3.2 Bouwregels

3.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.1 voor het bouwen van een ruimere schuilhut mits:

  1. a. de bouwhoogte van de schuilhut niet meer bedraagt dan 3 m;
  2. b. de oppervlakte van de schuilhut niet meer bedraagt dan 40 m²;
  3. c. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de natuurwaarden, landschappelijkewaarden en/of ecologische waarden van het gebied; alvorens ontheffing te verlenen wordt hierover advies gevraagd aan een natuur- en landschapsdeskundige. Van dit advies kan slechts gemotiveerd worden afgeweken.

3.4 Specifieke gebruiksregels

Artikel 4 Waarde - Archeologie

4.1 Bestemmingsomschrijving

4.2 Bouwregels

  1. a. Op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 4.1 genoemde bestemming gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van maximaal 3 m;
  2. b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemmingen mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemmingen geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
    1. 1. de aanvrager van de omgevingsverguning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    2. 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologisch deskundige;
  3. c. het bepaalde in dit lid onder b1 en b2 is niet van toepsassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    1. 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    2. 2. een bouwwerk met een oppervlakte van maximaal 100 m2;
    3. 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 50 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.

4.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag is ter bescherming en veiligstelling van archeologische waarden bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van bouwen, zoals bedoeld in lid 4.2 onder b en kan in dat kader onder meer de volgende voorwaarden aan de omgevingsvergunning verbinden:

  1. a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarde in de bodem kan worden behouden;
  2. b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  3. c. de verplichting om de activiteit, die leidt tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.

4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 5 Waterstaat - Waterkering

5.1 Bestemmingsomschrijving

5.2 Bouwregels

  1. a. op de gronden ten behoeve van de in lid 5.1.1 genoemde bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 5 m;
  2. b. het bouwen ingevolgde de secundaire bestemmingen van de gronden als bedoeld in lid 5.1.2 mag uitsluitend geschieden nadat de aanvrager positief advies heeft overlegd bij de beheerder van de waterkering omtrent de belangen van de waterkering en de waterhuishouding;
  3. c. het bepaalde in dit lid onder b is niet van toepassing indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene Bouw- En Gebruiksregels

7.1 Parkeren en laad- en losvoorzieningen

Artikel 8 Algemene Afwijkingsregels

8.1 Algemeen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van de regels van dit bestemmingsplan voor:

  1. a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10 %;
  2. b. het bouwen van nutsvoorzieningen met een bouwhoogte van maximaal 5 m en een oppervlakte van maximaal 60 m2
  3. c. het plaatsen van sirenemasten met een bouwhoogte van maximaal 40 m.

8.2 Voorzieningen voor telecommunicatie

8.3 Voorwaarden omgevingsvergunning

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 8.1 en 8.2 kan alleen worden verleend, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  1. a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. de verkeersveiligheid;
  3. c. de sociale veiligheid;
  4. d. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 9 Overgangsrecht Bouwwerken

  1. 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10 %.
  3. 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

Artikel 10 Overgangsrecht Gebruik

  1. 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. 2. Het is verboden het met het plan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 11 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van de Partiële herziening bestemmingsplan Palenstein Van Aalstpark en omgeving.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Ligging En Begrenzing Plangebied

Dit bestemmingsplan betreft een partiële herziening van het bestemmingsplan Palenstein. De wijk Palenstein ligt ten oosten van het stadscentrum van Zoetermeer. Palenstein is een van de eerste wijken van Zoetermeer die is gebouwd na de aanwijzing van Zoetermeer tot groeikern ten in 1962. De wijk is vanaf 1966 gebouwd en is met zijn grootschalige opzet (galerijflats), functiescheiding en parkachtige openbare ruimte kenmerkend voor die tijd.

De partiële herziening betreft gronden die zijn gelegen in het Van Aalstpark en langs de daar gelegen Zegwaartseweg met de bestemmingen wonen 2, water en verkeer- en verblijfsgebied. Deze bestemmingen worden ter plaatse gewijzigd in een groenbestemming.

De partiële herziening is een klein, zelfstandig bestemmingsplan, met een eigen verbeelding en regels. Het beleidskader en de ruimtelijke onderbouwing is deels gebaseerd op het geldende bestemmingsplan Palenstein.

afbeelding "i_NL.IMRO.0637.BP00084-0003_0001.jpg"

Afbeelding 1.1 - Ligging plangebied in Zoetermeer

afbeelding "i_NL.IMRO.0637.BP00084-0003_0002.jpg"

Afbeelding 1.2 - Het plangebied

1.2 Aanleiding Planherziening

In de door de raad vastgestelde wijkvisie Palenstein (2012), het bestemmingsplan Palenstein (2013) en de geactualiseerde grondexploitatie Palenstein (2019) zijn de kaders vastgesteld voor de bouw van 22 koopwoningen in het van Aalstpark grenzend aan de Zegwaartseweg.

Door veranderde inzichten rond het bouwen aan en in de omgeving van de historische linten, anders omgaan met bestaand groen bij binnen stedelijk bouwen en de weging van maatschappelijk draagvlak is een studie gedaan naar een andere invulling van de locatie van Aalstpark.

De uitkomsten van deze studie zijn voorgelegd aan de gemeenteraad. Op 15 juli 2019 heeft de gemeenteraad overeenkomstig de voorkeursvariant besloten geen woningen in het park te bouwen zoals was opgenomen in de wijkvisie en het geldende bestemmingsplan Palenstein en het bestaande park in stand te houden.

Deze partiele herziening geeft uitvoering aan dit besluit van de gemeenteraad.

De woningbouwmogelijkheden met verkeersontsluiting in het park en langs de Zegwaartseweg worden in deze partiele herziening wegbestemd. In de plaats daarvan wordt een groenbestemming opgenomen.

In hoofdzaak gaat het om de volgende afwijkingen van het geldende bestemmingsplan.

In het Van Aalstpark:

  • het wijzigen van de woonbestemming in een groenbestemming;
  • het wijzigen van de verkeers-en verblijfsbestemming in het Van Aalstpark in een groenbestemmng;
  • het wijzigen van de bestemming water in een groenbestemming.

In de zone van de lintbebouwing aan de Zegwaartseweg:

  • het wijzigen van de verkeers- en verblijfsbestemming in een groenbestemming.

De planherziening betreft uitsluitend de wijzigig van de bestemming in een groenbestemming. Deze wijziging is zodanig beperkt dat deze niet wezenlijk van invloed is op het rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleid, noch op de ruimtelijke aspecten in de geldende bestemmingplannen. Het plan is niet in strijd met deze beleidskaders. In verband hiermee wordt deze herziening niet verder in verband gebracht met deze beleidskaders. Slechts daar waar nodig wordt de herziening toegelicht en van onderbouwing voorzien.

1.3 Huidige Juridische Planregelingen

Voor het plangebied zijn twee bestemmmingsplannen van kracht.

Tabel 1: Overzicht geldende bestemmingsplannen

IMRO nr. Bestemmingsplan Vaststelling gemeenteraad Onherroepelijk in werking
BP00028 Palenstein 22 april 2013 19 juli 2013
BP00074 Parapluherziening Parkeren en Geluidsgevoelige Objecten 14 mei 2018 7 juli 2018

Hoofdstuk 2 Bestaande Situatie

2.1 Inleiding

Het plangebied ligt in het Van Aalstpark en aan de Zegwaartseweg en bestaat uit een groengebied en 2 bestaande woningen langs de wetering van de Zegwaartseweg. Bij één van de woningen behoort een bijeenkomstenfunctie.

De te wijzigen gronden zijn thans onbebouwd. Een groenbestemming sluit aan op de bestemming groen die het omliggende gebied heeft in het geldende bestemmingsplan Palenstein. De gronden, waarop deze herziening betrekking heeft, maakten eerder deel uit van deze groenbestemming, waarin ook langzaam verkeersverbindingen zijn begrepen.

2.2 Archeologie

Het gebied langs de Zegwaartseweg is in het gemeentelijk rapport 'De beschermde archeologische monumenten in Zoetermeer' aangeduid als beschermd archeologisch monument. Bij ontwikkelingen in deze zone is archeologisch onderzoek nodig. Daarom is in het bestemmingsplan een regeling opgenomen, die bepaalt dat voorafgaand aan bepaalde activiteiten eerst archeologisch onderzoek plaats moet vinden (dubbelbestemming Waarde -Archeologie). Het gaat hier om activiteiten die een oppervlakte hebben die groter is dan 50 m2 en die meer dan 50 centimeter in de bodem reiken. Het archeologisch onderzoek is als Bureauonderzoek archeologie toegevoegd (zie Bijlage 1).

Dit onderzoek dateert uit 2012. Aangezien de omstandigheden ter plaatse sindsdien niet zijn gewijzigd, zijn de onderszoeksresultaten nog steeds actueel. Nader onderzoek is dan ook niet nodig.

2.3 Verkeer En Vervoer

2.3.1 Fietsverkeer

In Zoetermeer worden verschillende netwerken onderscheiden op basis van functie, vormgeving en gebruik (Fietsplan Zoetermeer, februari 1998).

Afbeelding 3.2 - Fietsnetwerk Palenstein

De fietspaden in de woonwijk Palenstein maken hoofdzakelijk onderdeel uit van het verbindend netwerk. Het verbindend netwerk ondersteunt het hoofdnetwerk en verdeelt het fietsverkeer verder de wijk in. Dit verbindend netwerk draagt ertoe bij dat voorzieningen ook per fiets vlot en veilig bereikbaar zijn.

Het verbindende fietsnetwerk loopt gelijk aan de grote wegen in de wijk (Du Meelaan, van Aalstlaan, Osylaan en van Diestlaan). Hierdoor is er voor de fietsers een goede doorstroming mogelijk en is het plangebied aangesloten op het stedelijk hoofdfietsnetwerk.

2.4 Groen En Natuur

Het Van Aalstpark

Tussen de hoge galerijflats in de wijk Palenstein bevindt zich relatief veel openbaar groen. Dit openbaar groen bestaat veelal uit grasvelden met hoge bomen aan de randen. Op de grasvelden zijn enkele voorzieningen waaronder een trapveld en enkele speelruimtes voor kinderen.


Volgens de Groenkaart zijn de gronden aangewezen voor Stadsgroen. De gronden vallen eveneens binnen de categorie Wijkgroen. Het stadsgroen is de drager van het groene imago van Zoetermeer. Ook zijn hier stadsvoorzieningen te vinden, zoals sportvelden, grotere speelvoorzieningen en wijktuinen. Het stadsgroen bestaat uit de grote groengebieden en -structuren die een functie hebben op niveau van de stad. Zij vormen een samenhangend groen netwerk dat het regiogroen verbindt met het wijk- en buurtgroen.


Het wijkgroen bepaalt het aanzicht van de wijk en is de omgeving voor (groene) wijkvoorzieningen, zoals speeltuinen en wijkparken. Het wijkgroen bestaat uit de belangrijkste groenstructuren van de wijk. Deze groenstructuren zijn beeldbepalend voor de wijk en verzorgen de directe recreatiemogelijkheden van veel wijkbewoners.

2.5 Openbaar Gebied

Positieve punten ten aanzien van het openbare gebied zijn:

  • mogelijke openbare speelruimte is er in voldoende mate;
  • Palenstein wordt omsloten door dijken en weteringen;
  • boomstructuur van laagbouwdeel in van onvoldoende kwaliteit.


Verschillende maatregelen zijn mogelijk in het openbaar gebied:

  • oevers en watergangen natuurlijker inrichten;
  • aandacht voor groen en boomstructuur.

2.6 Communicatieverkeer En Nutsvoorzieningen

In het Van Aalstpark liggen geen hogedruk aardgastransportleidingen. Ook liggen in het gebied geen andere leidingen (water, riool) die planologisch-juridisch geregeld moeten worden.

Hoofdstuk 3 Beschrijving Plan

3.1 Inleiding

Deze partiele herziening heeft betrekking op gronden die onderdeel uitmaken van een woninglocatie van 22 nieuwe koopwoningen in het Van Aalstpark en aansluitend aan de Zegwaartseweg. Een en ander is aangegeven in de onderstaande uitsnede van de digitale verbeelding van het geldende bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0637.BP00084-0003_0003.png"

Afbeelding 3.1: Uitsnede plankaart van het bestemmingsplan Palenstein
(bron: www.ruimtelijkeplannen.nl).

De woningbouwmogelijkheden met bijbehorende voorzieningen (verkeersontsluiting en waterpartij) in het park en langs de Zegwaartseweg worden in deze partiële herziening wegbestemd. In de plaats daarvan wordt een groenbestemming opgenomen.

In hoofdzaak gaat het om de volgende afwijkingen van het geldende bestemmingsplan.

In het Van Aalstpark:

  • het wijzigen van de woonbestemming in een groenbestemming;
  • het wijzigen van de verkeers-en verblijfsbestemming in het Van Aalstpark in een groenbestemmng;
  • het wijzigen van de bestemming water in een groenbestemming.

In de zone van de lintbebouwing aan de Zegwaartseweg:

  • het wijzigen van de verkeers- en verblijfsbestemming in een groenbestemming.

Door de planherziening wordt het plan (meer) in overeenstemming gebracht met de Visie Zegwaartseweg en het Beeldkwaliteitsplan Historische Linten Voorweg en Zegwaartseweg.

3.2 Visie Zegwaartseweg

Op 3 oktober 2016 is de Visie Zegwaartseweg door de gemeenteraad vastgesteld. Daarmee is de laatste stap gezet in een intensief samenspraaktraject met burgers, ondernemers en belanghebbenden. De Visie Zegwaartseweg brengt de kwaliteiten van de Zegwaartseweg in beeld. Voor toekomstige ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met deze kwaliteiten, zodat deze kunnen worden behouden en versterkt. Nieuwe ontwikkelingen, waarbij een bestemmingsplanwijziging noodzakelijk is, worden aan deze visie getoetst.

Het karakter van de Zegwaartseweg kenmerkt zich onder andere door haar landelijke uitstraling. De van oorsprong argrarische functie zorgde voor een lage bebouwingsdichtheid, met de daarbij behorende ruime opzet van geclusterde gebouwen rond een boerderij, en daartussen en daarachter de agrarische gronden. Doordat boerderijen verspreid langs de Zegwaartseweg liggen, ontstond er een wijds uitzicht over het open landschap.

De historische bebouwing van de Zegwaartseweg toont een bonte mengeling van boerderijen, landarbeidershuisjes, kleinschalige boerenwoningen en vrijstaande woonhuizen met een individueel karakter. De bebouwingsrichting is loodrecht op de weg en wetering met uitzondering van twee boerenschuren en een aantal arbeiderswoningen die evenwijdig aan de weg zijn gesitueerd. De aangrenzende gebieden zijn duidelijk anders van opzet dan de oude landelijke, open en groene opzet van de Zegwaartseweg.

Ondanks verschillende veranderingen aan de Zegwaartseweg in het verleden, heeft het gebied grotendeels haar kwaliteiten weten vast te houden. Ook in de toekomst zijn veranderingen niet uit te sluiten, maar wordt met deze visie speciale aandacht gevraagd voor het huidige bijzondere karakter en is de ambitie om het bijzondere karakter van de Zegwaartseweg te behouden en waar mogelijk juist te verbeteren en te versterken. Als karakteristieke kwaliteiten van de Zegwaartseweg worden genoemd: landelijk, historisch, groen, openheid, rust en variatie. In de Visie Zegwaartseweg wordt per karakteristieke kwaliteit aanbevelingen gedaan over hoe de kwaliteit bij nieuwe ontwikkelingen kan worden behouden. Als een ontwikkeling mogelijk is, dan moet deze bijdragen aan kwaliteitsverbetering door het behouden en/of versterken van deze kwaliteiten van de Zegwaartseweg. Bij elke verandering naar geheel of gedeeltelijk woningbouw dient het plan te passen in het gewenste woonmilieu, dat het beste getypeerd kan worden als een landelijk woonmilieu, waarbij de dichtheid zo laag mogelijk moet zijn.

3.3 Beeldkwaliteitsplan Historische Linten Voorweg En Zegwaartseweg

Op 18 maart 2019 heeft de gemeenteraad het beeldkwaliteitsplan vastgesteld.Het Beeldkwaliteitsplan Historische Linten Voorweg en Zegwaartseweg is opgesteld omdat de gemeente Zoetermeer de bescherming van het karakter van de Zoetermeerse oude linten belangrijk vindt. Om deze reden is eerder ook al de Visie Zegwaartseweg opgesteld.

De Visie Zegwaartseweg wordt onder andere gebruikt als toetsingskader bij het opstellen van nieuwe bestemmingsplannen. Het beeldkwaliteitsplan is grotendeels een aanvulling op de welstandsnota van Zoetermeer en deels een aanvulling op de Visie Zegwaartseweg. In het beeldkwaliteitsplan wordt concreter richting gegeven aan de kwaliteit van toekomstige (bouw)ontwikkelingen aan de oude linten. Het beeldkwaliteitsplan geeft normen voor lage bebouwingsdichtheid, een nadere uitwerking van het principe van een boerenerf en criteria voor de positie van de bebouwing op de kavel, de ruimtelijke en landschappelijke inpassing en de verschijningsvorm. Door het benoemen van specifieke criteria kan bij de toetsing van bouwplannen beter gestuurd worden op de welstand en op ruimtelijke aspecten.

Het bestemmingsplan is niet in strijd met de ruimtelijke aspecten zoals zijn neergelegd in het beeldkwaliteitsplan. De welstandscriteria zullen bij de aanvraag van de omgevingsvergunning worden getoetst.

3.4 Actieplan Fiets 2014

Zoetermeer kent een fijnmazig uitgebouwd fietsroutenetwerk. de gekozen stedenbouwkundige opzet van de stad zorgt voor een solitair, vrijliggend en barrièrevrij fietsnetwerk en daardoor een voor fietsers snelle, verkeersveilige en comfortabele bereikbaarheid van de voorzieningen, winkel- en werkgebieden, onderwijslocaties en woonwijken onderling. Desondanks bestaan er nog diverse hindernissen die de gemeente graag wegneemt.
Met het Actieplan Fiets wil Zoetermeer de bewuste keuzemogelijkheden voor de verschillende vervoerswijzen vergroten door de laatste hindernissen weg te nemen en het fietsgebruik onder zowel bestaande als nieuwe inwoners en bezoekers verder stimuleren.

afbeelding "i_NL.IMRO.0637.BP00084-0003_0004.png"

De partiële herziening maakt de aanleg van een fietspad mogelijk. Hiermeer wordt voorzien in een gewenste aanvulling op het fietsnetwerk van Zoetermeer.

3.5 Parkeren

Uitgangspunt voor parkeren is, dat voorzieningen zelf op eigen terrein in de parkeerbehoeften voorzien. Bij de aanvraag om omgevingsvergunning zal worden getoetst aan de op dat moment geldende parkeernormen. Op dit moment geldt het in 2012 vastgestelde parkeerbeleid met parkeernormen. Er zijn in het plan geen nieuwe functies voorzien. Er zijn dan ook geen nieuwe parkeervoorzieningen nodig.

3.6 Schuilhutten En Overige Bebouwing

In de groenbestemming kan zeer beperkt worden gebouwd, bijvoorbeeld een schuilhut voor dieren. Ook zijn gebouwtjes voor nutsvoorzieningen mogelijk. Voor andere doeleinden zijn geen gebouwen toegestaan. Bouwwerken geen gebouw zijnde (zoals erfafscheidingen) zijn onder voorwaarden toegestaan.

Hoofdstuk 4 Milieu En Leefkwaliteit

De verschillende thema's met betrekking tot milieu en leefkwaliteit zijn in het bestemmingsplan Palenstein nader omschreven. Ook zijn in dat verband een aantal onderzoeken uitgevoerd.

4.1 Bodemkwaliteit

In het kader van het bestemmingsplan Palenstein is onderzoek uitgevoerd naar mogelijke bodemverontreining. Op basis van dat onderzoek zijn de gronden in het bestemmingsplan bestemd voor woningbouw.

Dit betekent dat de in de partiële herziening begrepen gronden ook geschikt zijn voor een groenbestemming.

4.2 Water

4.2.1 Watersysteem

Het Hoogheemraadschap van Rijnland is de waterkwaliteits- en waterkwantiteitsbeheerder in het plangebied. Het plangebied ligt in de waterstaatkundige eenheid Polder De Noordplas (PBS_WW-25U). Het vaste waterpeil ligt op 5,92 m -NAP. Een waterstaatkundige eenheid is een gebied waarin het watersysteem één geheel vormt. Het overtollige regenwater, dat in polder de Noordplas valt watert direct af op Rijnlands boezem.

Het beheersgebied van het Hoogheemraadschap kenmerkt zich door de plassen, de lange weteringen en de vele singels en vijverpartijen in de wijken. De interactie tussen de plassen, de weteringen en het water in de wijken is bepalend voor het goed functioneren van het watersysteem en de waterkwaliteit. Het water uit de Palensteinse Polder waar het plangebied in ligt watert direct af op Rijnlands boezem.

Rioolstelsel

Conform het uitgangspunt van het Hoogheemraadschap van Rijnland wordt het hemelwater gescheiden van het afvalwater. Daartoe ligt in het plangebied een gescheiden rioolstelsel. Een gescheiden rioolstelsel wil zeggen dat het regenwater van verharde oppervlakken via het schoonwaterriool afgevoerd wordt naar het oppervlaktewater, terwijl het afvalwater via het vuilwaterriool afgevoerd wordt naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie. Nieuwe verharde oppervlakken wateren af op het schoonwaterriool en zijn dus afgekoppeld. Hierbij wordt rekening gehouden met het landelijk beleid en het beleid van de waterkwaliteitsbeheerder hierover.

4.2.2 Water in dit bestemmingsplan

Binnen de bestemming 'Groen' is eveneens water toegestaan.

De bestaande waterkering langs het water van de Zegwaartsewetering heeft overeenkomstig het bestemmingsplan Palenstein de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering gekregen'. Er is geen sprake van een toename van verharding. Ten opzichte van de mogelijheden die het het bestemmingsplan Palenstein bood, zal er sprake zijn van minder verharding. Watercompensatie is dan ook niet nodig.

4.3 Natuurwaarden

4.3.1 Inleiding

In het kader van het bestemmingsplan Palenstein is een ecologische quickscan uitgevoerd om te kunnen bepalen of de nieuwe ontwikkelingen belemmeringen oplevert in het kader van de Flora- en faunawet en de Natuurbeschermingswet.

De partiële herziening heeft geen betrekking op nieuwe ontwikklingen en is niet negatief van invloed op de natuurwaarden. De bestaande situatie zal niet wijzigen. Nader onderzoek is dan ook niet nodig.

Hoofdstuk 5 Juridische Vormgeving

5.1 Inleidende Regels

5.1.1 Begrippen

In artikel 1 worden de begrippen die in de regels worden gebruikt omschreven. Sommige begrippen zijn voor meerdere uitleg vatbaar, daarom is het nodig om ze planologisch-juridisch af te bakenen en te preciseren, ten opzichte van het algemeen spraakgebruik. Zonder definitie zou een begrip tot verwarring kunnen leiden.

In dit bestemmingsplan is gebruikgemaakt van de landelijke richtlijn Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012). Hierin zijn verplichtingen opgenomen ten aanzien van de opbouw en presentatie van het bestemmingsplan. De landelijke richtlijn SVBP is opgenomen in de nieuwe Wro, die sinds 1 juli 2008 van kracht is.

5.1.2 Wijze van meten

In artikel 2 wordt weergegeven hoe de in de regels opgenomen maten voor de bouwhoogte, goothoogte, inhoud, oppervlakte, vloeroppervlakte en ondergeschikte bouwdelen van een bouwwerk moeten worden gemeten.

5.2 Bestemmingsregels

5.2.1 Flexibiliteitsregels

In het bestemmingsplan is in sommige gevallen een bevoegdheid opgenomen zodat burgemeester en wethouders af kunnen wijken van de regels. De afwijking is bedoeld om in concrete situaties een beperkte afwijking van de regels toe te staan. Hierdoor mag geen ruimtelijk ongewenste situatie ontstaan.

Voordat wordt afgeweken, wordt een nadere planologische afweging gemaakt. Deze afweging vindt plaats aan de hand van de volgende ruimtelijk relevante aspecten:

Straat- en bebouwingsbeeld
Bepaalde buurten en straten ontlenen hun kwaliteit aan het ruimtelijk beeld, een ruimtelijke samenhang, bijvoorbeeld verspringende rooilijnen, dwarskappen. Nieuwe bebouwing en uitbreiding van bestaande bebouwing mag geen aantasting vormen van dit karakteristieke straat- en bebouwingsbeeld, maar moet daarin passen.

Sociale veiligheid
Het betreft hier het voorkomen van sociaal onveilige plekken, zoals smalle onoverzichtelijke plekken in het (semi) openbaar gebied. Ook het voorkomen van bijvoorbeeld situaties waarbij de (semi) openbare ruimte aan beide zijden wordt begrensd c.q. begeleid door lange blinde gevels of muren.

Verkeersveiligheid
Gedacht wordt hier bijvoorbeeld aan de noodzaak tot het vrijhouden van zichthoeken.

Aantal parkeervoorzieningen
Het bouwen van een parkeervoorziening op eigen erf kan tot gevolg hebben dat hierdoor (vanwege de noodzakelijke op-/inrit) openbare parkeerplaatsen zouden komen te vervallen. Zeker in gebieden waar nu reeds een grote parkeerdruk aanwezig is, moet dit worden voorkomen. Anderzijds kan een bouwinitiatief door zijn situering op het erf tot gevolg hebben dat de parkeervoorziening op eigen erf niet meer bereikbaar is. Ook dat moet worden voorkomen;

Gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken
Het gaat hier om het criterium dat een uitbreiding van bebouwing geen onevenredige aantasting mag vormen voor de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen en bouwwerken. Hier spelen bijvoorbeeld aspecten als uitzicht, lichttoetreding en bezonning van tuinen een rol.

5.2.2 Groen

De bestemming Groen is bedoeld voor groenvoorzieningen, langzaamverkeersroutes, speelvoorzieningen, waterpartijen en waterlopen die van wijkoverstijgend c.q. lokaal belang zijn en die een belangrijke functie in de oriëntatie hebben. Daarnaast is beweiding door middel van dieren mogelijk.
Gebouwen voor het schuilen van dieren en nutsvoorzieningen zijn zeer beperkt toegestaan.

5.3 Algemene Regels

5.3.1 Antidubbeltelregel

De antidubbeltelregel is een verplichte regel die voortkomt uit het Besluit ruimtelijke ordening.

5.3.2 Algemene afwijkingsregels

Dit artikel bevat de algemeen gebruikelijke afwijkingsmogelijkheden. Deze afwijkingsmogelijkheden gelden voor het gehele plangebied.

5.4 Overgangs- En Slotregels

5.4.1 Overgangsrecht

Deze artikelen regelen de bebouwing en het gebruik van gronden en opstallen, die op tijdstip van inwerkingtreding van dit plan in strijd zijn met de bestemming of de of met beide.

5.4.2 Slotregel

In dit artikel wordt aangegeven op welke wijze de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Financiële Uitvoerbaarheid

6.1.1 Grondexploitatie (artikel 6.12 Wro)

Op grond van het bepaalde in artikel 6.12 lid 1 Wet ruimtelijke ordening is de gemeenteraad verplicht bij de vaststelling van een bestemmingsplan een exploitatieplan vast te stellen voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen.

In afwijking van het bepaalde in artikel 6.12 lid 1 Wet ruimtelijke ordening bepaalt lid 2 van dit artikel dat de gemeenteraad kan besluiten bij de vaststelling van het bestemmingsplan geen exploitatieplan vast te stellen indien:

  1. 1. het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins is verzekerd (bijvoorbeeld via gronduitgifte, een anterieure overeenkomst over grondexploitatie);
  2. 2. het niet noodzakelijk is een tijdvak voor de exploitatie, dan wel een fasering in de uitvoering van werken, werkzaamheden, maatregelen en bouwplannen vast te stellen;
  3. 3. het stellen van eisen voor de werken en werkzaamheden voor het bouwrijpmaken van het exploitatiegebied, de aanleg van nutsvoorzieningen en het inrichten van de openbare ruimte in het exploitatiegebied, dan wel het stellen van regels omtrent het uitvoeren van die werkzaamheden, dan wel een uitwerking van de regels met betrekking tot de uitvoerbaarheid niet nodig is.

In deze herziening van het bestemmingsplan zijn geen bouwplannen begrepen als bedoeld in artikel 6.2.1 Bro. Er behoeft geen exploitatieplan te worden vastgesteld.

6.1.2 Economische uitvoerbaarheid

Het beheer van de gronden die begrepen zijn in deze herziening kunnen worden bekostigd iot de beheersbudgetten van de gemeente Zoetermeer. De uitvoering van deze herziening is economisch uitvoerbaar.

6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

Door de beperkte inhoud en strekking van de gedeeltelijke herziening van het bestemmngsplan Palenstein is het ontwerpbestemmingplan direct terinzage gelegd.

Het ontwerp van de herziening heeft vanaf 13 september 2019 gedurende zes weken ter inzage gelegen. Binnen deze termijn kunnen zienswijzen naar voren worden gebracht. Er zijn geen zienswijzen ingediend. Het plan is ten opzichte van het ontwerpbestemmingsplan ongewijzigd vastgesteld.

Hoofdstuk 7 Handhaving

Een belangrijk aspect bij de uitvoering van het bestemmingsplan is de handhaving en het toezicht op de naleving van de in het plan opgenomen regels. Deze handhaving is van cruciaal belang om de in het plan opgenomen ruimtelijke kwaliteiten ook op langere termijn daadwerkelijk te kunnen 'vasthouden'. Daarnaast is handhaving van belang uit oogpunt van rechtsgelijkheid en rechtszekerheid: alle grondeigenaren en gebruikers dienen door de gemeente daadwerkelijk en op dezelfde wijze aan het plan te worden gehouden.

In dit plan is gestreefd naar een zo groot mogelijke eenvoud van in het bijzonder de regels van het plan. Hoe groter de eenvoud (en daarmee de toegankelijkheid en leesbaarheid), hoe groter in de praktijk de mogelijkheden om toe te zien op de naleving van het plan. Eveneens geldt hoe minder knellend de regels zijn, hoe kleiner de kans dat het met de regels wat minder nauw wordt genomen. In de praktijk worden op de lange duur immers alleen die regels gerespecteerd waarvan door de betrokkenen de noodzaak en redelijkheid wordt ingezien.

Handhaving kan plaatsvinden via de publiekrechtelijke, privaatrechtelijke en strafrechtelijke weg. Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd om met bestuursrechtelijke sancties op te treden tegen overtredingen van regels van bestemmingsplannen. De bestuursrechtelijke sancties bestaan uit de bestuursdwang en last onder dwangsom. Door middel van het privaatrecht kan de gemeente op indirecte wijze het bestemmingsplan handhaven. Dat kan door gebruikmaking van haar bevoegdheden als eigenaar of via contractuele bevoegdheden. De strafrechtelijke vervolging is afhankelijk van het Openbaar Ministerie. Er geldt een algemeen gebruiksverbod om gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of voor een doel in strijd met de bestemming en de daarbijhorende regels. Dit gebruiksverbod is vastgelegd in artikel 7.10 van de (nieuwe) Wet ruimtelijke ordening. In artikel 1a sub 2 van de Wet economische delicten staat de strafrechtelijke sanctie op overtreding van deze bepaling. Strafrechtelijk optreden is gewenst bij overtredingen waarvan de gevolgen niet meer ongedaan gemaakt kunnen worden. Gemeenten en provincies kunnen nu slagvaardiger optreden tegen overtredingen van bestemmingsplanregels. Overtredingen kunnen sneller worden vervolgd en de gevolgen kunnen effectiever worden tegengegaan. Voor de bewijsvoering kan nu gebruik gemaakt worden van de specifieke opsporingsbevoegdheden van de politie. De Wet op de economische delicten biedt de mogelijkheid bij het opleggen van de straf rekening te houden met het economisch voordeel dat de overtreder heeft behaald. Bij een overtreding kan nu een boete opgelegd worden van maximaal 45.000 euro, voorheen was dat 11.250 euro. Ook biedt de wet nu de mogelijkheid om de verplichting op te leggen om op eigen kosten de gevolgen van het delict weer te herstellen.

Bijlagen

Bijlage 1 Bureauonderzoek Archeologie