Bedrijventerrein Grote Polder 2012
Bestemmingsplan - Gemeente Zoeterwoude
Vastgesteld op 30-08-2012 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan
het bestemmingsplan 'Bedrijventerrein Grote Polder' van de gemeente Zoeterwoude.
1.2 bestemmingsplan
de geometrische bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0638.BP00007-VAS1 en bijlagen.
1.3 verbeelding
de van het analoge plan deel uitmakende kaarten genummerd 211x04535-pk1 en 211x04535-pk2.
1.4 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.5 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.6 archeologisch onderzoek
onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt.
1.7 archeologische monumentenzorg
zorg die zich richt op het optimaal beheer van de bodem als unieke bron van informatie over de geschiedenis van Nederland.
1.8 archeologische waarde
de aan een gebied toegekende waarde, in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit de oude tijd.
1.9 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.10 bebouwingspercentage
het op de verbeelding of in de regels aangegeven percentage tot waar het bouwperceel maximaal mag worden bebouwd, of wanneer dat in deze regels uitdrukkelijk is bepaald, het percentage tot waar het bouwvlak maximaal mag worden bebouwd.
1.11 bedrijf
een onderneming gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren of inzamelen van goederen, alsmede verhuur, opslag en distributie van goederen.
1.12 bedrijfsvloeroppervlakte (bvo)
de totale oppervlakte van de voor bedrijsuitoefening benodigde bedrijfsruimte, inclusief de verkoopvloeroppervlakte, opslag- en administratieruimten en dergelijke.
1.13 bedrijfswoning
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvestig daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is.
1.14 beperkt kwetsbare objecten
- a. woningen, kantoorgebouwen, hotels, restaurants, winkels en bedrijfsgebouwen, voor zover deze objecten niet tot de categorie kwetsbare objecten behoren;
- b. sporthallen, zwembaden, speeltuinen;
- c. sport- en kampeerterreinen en terreinen bestemd voor recreatieve doeleinden, voor zover zij niet tot de categorie kwetsbare objecten behoren;
- d. andere objecten die met de onder a en b genoemde gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat daarin doorgaans aanwezig is en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid bij een ongeval, voor zover die objecten niet tot de categorie kwetsbare objecten behoren;
- e. objecten met een hoge infrastructurele waarde, zoals een telefoon- of elektriciteitscentrale of een gebouw met vluchtleidingsapparatuur, voor zover die objecten wegens de aard van de gevaarlijke stoffen die bij een ongeval kunnen vrijkomen, bescherming verdienen tegen de gevolgen van dat ongeval.
1.15 beperkte, onzelfstandige horeca activiteiten
het qua aard en omvang beperkt verstrekken van dranken en etenswaren voor gebruik ter plaatse als ondergeschikte activiteit in direct verband met andere ter plaatse toegestane hoofdactiviteiten (niet zijnde horeca).
1.16 bestaande situatie (bebouwing en gebruik)
bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip van de ter inzagelegging van het ontwerpplan, dan wel zoals die mag worden gebouwd krachtens een vóór dat tijdstip aangevraagde vergunning;
het gebruik van grond en opstallen, zoals op het tijdstip dat het plan rechtskracht heeft verkregen.
1.17 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.18 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.19 bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.
1.20 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, het vernieuwen of het veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.21 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
1.22 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd.
1.23 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels, een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.24 bouwperceelsgrens
de grens van een bouwperceel.
1.25 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.26 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.27 detailhandel
Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen, verhuren en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.28 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.29 hoofdgebouw
een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen als belangrijkste bouwwerk in gebruik is en/of als zodanig valt aan te merken.
1.30 horeca
een bedrijf, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies worden verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie.
1.31 kantoor
het bedrijfsmatig uitoefenen van administratieve werkzaamheden ten behoeve van derden.
1.32 kunstwerken
bouwwerken geen gebouwen zijnde van weg- en waterbouwkundige aard, zoals bruggen, viaducten, duikers, keerwanden, beschoeiingen, kademuren en dergelijke.
1.33 kwetsbare objecten
- a. woningen, met uitzondering van:
- 1. verspreid liggende woningen van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen per hectare;
- 2. dienst- en bedrijfswoningen van derden;
- b. gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, zoals:
- 1. ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen;
- 2. scholen;
- 3. gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen;
- c. gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, zoals:
- 1. kantoorgebouwen en hotels met een bvo. van meer dan 1500 m² per object;
- 2. complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk bvo meer dan 1000 m² bedraagt en winkels met een totaal bvo van meer dan 2000 m² per winkel, voor zover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd;
- d. kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen.
1.34 multi-purpose strook
een voormalig openbaar groenstrook, gelegen tussen een bedrijfsperceel en de openbare weg, die eigendom is van een bedrijf en gebruikt mag worden voor diverse doeleinden, zoals parkeren, laden, lossen en groenvoorzieningen, ten behoeve van het desbetreffende bedrijf.
1.35 nutsvoorziening
een gebouwde voorziening voor het algemeen nut.
1.36 peil
- voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;
- in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
1.37 productiegebonden detailhandel
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.
1.38 prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.
1.39 raamprostitutie
een seksinrichting in gebruik voor het zich vanaf de openbare weg of een andere, voor het publiek toegankelijke, plaats zichtbaar beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.
1.40 seksinrichting
de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht.
1.41 voorgevel
de naar de openbare weg gekeerde, en op de openbare weg georiënteerde zijde van een gebouw.
1.42 voorgevellijn
denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen.
1.43 waterhuishoudkundige voorzieningen
waterhuishoudkundige voorzieningen zijn voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging en waterkwaliteit.
1.44 woning
een gebouw, bestaande uit hoofdgebouwen en al dan niet aangebouwde bijbehorende bouwwerken, dat blijkens zijn indeling en inrichting bestemd is voor de huisvesting van een huishouden.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.2 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.3 de inhoud van een bouwwerk
Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.5 de oppervlakte van een bouwwerk
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.6 vloeroppervlakte
de gebruiksvloeroppervlakte volgens NEN2850.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. een bedrijf en/of het uitoefenen van bedrijfsactiviteiten die staan vermeld in de categorieën 1 en 2 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.1' op de verbeelding, een bedrijf en/of het uitoefenen van bedrijfsactiviteiten tot en met milieucategorie 3.1 van de bij deze regels behorende Lijst van bedrijfsactiviteiten;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2' op de verbeelding, een bedrijf en/of het uitoefenen van bedrijfsactiviteiten tot en met milieucategorie 3.2 van de bij deze regels behorende Lijst van bedrijfsactiviteiten;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4.1' op de verbeelding, een bedrijf en/of het uitoefenen van bedrijfsactiviteiten tot en met milieucategorie 4.1 van de bij deze regels behorende Lijst van bedrijfsactiviteiten;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4.2' op de verbeelding, een bedrijf en/of het uitoefenen van bedrijfsactiviteiten tot en met milieucategorie 4.2 van de bij deze regels behorende Lijst van bedrijfsactiviteiten;
- f. in afwijking van het gestelde onder a tot en met e is, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - elektrotechnisch bedrijf' op de verbeelding, een elektrotechnisch bedrijf toegestaan;
- g. in afwijking van het gestelde onder a tot en met e is, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - elektronische artikelen' op de verbeelding, een bedrijf in elektronische artikelen toegestaan;
- h. in afwijking van het gestelde onder a tot en met e, is ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - machinefabriek' op de verbeelding, een machinefabriek toegestaan;
- i. in afwijking van het gestelde onder a tot en met e, is ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - machinereparatiebedrijf, compressoren en voertuigen' op de verbeelding, een bedrijf ten behoeve (de reparatie van) machines, compressoren en voertuigen toegestaan;
- j. productiegebonden detailhandel, met uitzondering van detailhandel in voedings- en genotsmiddelen;
- k. multi-purpose stroken ten behoeve van parkeren, laden en lossen en dergelijke;
- l. detailhandel als ondergeschikte activiteit van de (hoofd)bedrijfsactiviteit, met uitzondering van detailhandel in voedings- en genotsmiddelen. Voor detailhandel die ondergeschikt is aan een andere bedrijfsactiviteit, geldt een maximaal bvo van 100 m²;
- m. zelfstandige kantoren tot maximaal 500 m² bvo;
- n. bedrijfsgebonden, niet-zelfstandige kantoren tot maximaal 50% bvo, met een maximum van 2.000 m² bvo per bedrijf;
- o. beperkte, onzelfstandige horeca als ondergeschikte activiteit van de (hoofd)bedrijfsactiviteit. Voor onzelfstandige horeca die ondergeschikt is aan een andere bedrijfsactiviteit, geldt een maximaal bvo van 100 m²;
- p. dienstverlening als ondergeschikte activiteit van de (hoofd)bedrijfsactiviteit. Voor dienstverlening die ondergeschikt is aan een andere bedrijfsactiviteit, geldt een maximaal bvo van 100 m²;
- q. ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg' op de verbeelding, een verkooppunt motorbrandstoffen met lpg;
- r. ter plaatse van de aanduiding 'vulpunt lpg' op de verbeelding, een vulpunt lpg;
met de daarbijbehorende:
- s. tuinen, erven en terreinen;
- t. laad- en losvoorzieningen;
- u. parkeervoorzieningen;
- v. groenvoorzieningen;
- w. voet- en fietspaden;
- x. nutsvoorzieningen;
- y. fietsenstallingen;
- z. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:
- a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
- b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
- c. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
- d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
- e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.
3.4 Afwijken van de bouwregels
3.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
- a. geluidszoneringsplichtige inrichtingen
- b. BEVI inrichtingen;
- c. detailhandel, met uitzondering van productiegebonden detailhandel als bedoeld in 3.1 sub l;
- d. seksinrichtingen, behoudens het bepaalde in 3.7;
- e. raamprostitutie, behoudens het bepaalde in 3.7;
- f. (permanente) buitenopslag van goederen en materialen voor de voorgevellijn;
- g. het plaatsen van losstaande reclamemasten.
3.6 Afwijken van de gebruiksregels
3.7 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 4 Groen
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groen;
- b. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- c. speelvoorzieningen;
- d. voet- / fietspaden;
- e. toegangspaden;
- f. nutsvoorzieningen.
4.2 Bouwregels
4.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
- a. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.
Artikel 5 Verkeer
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegverkeer;
- b. wegen met ten hoogste 2 x 2 doorgaande rijstroken;
- c. vluchtstroken;
- d. opstelstroken;
- e. busstroken;
- f. vluchthavens;
alsmede voor:
- a. parkeervoorzieningen;
- b. wegaanduidingen en verlichting;
- c. verkeersregelingen en verkeersgeleiding;
- d. geluidswerende voorzieningen;
- e. bermen en beplanting;
- f. water en waterberging;
- g. waterhuishoudkundige voorzieningen;
- h. straatmeubilair;
- i. nutsvoorzieningen.
5.2 Bouwregels
5.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
- a. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.
Artikel 6 Verkeer - Railverkeer
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer – Railverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. spoor- en railwegen;
- b. spoorwegovergangen;
- c. wegaanduiding en verlichting;
- d. verkeersregeling en verkeersgeleiding;
- e. taluds;
- f. overige voorzieningen ten behoeve van het spoor-, rail- en/of wegverkeer;
alsmede voor:
- a. geluidswerende voorzieningen;
- b. bermen en beplanting;
- c. water en waterberging;
- d. nutsvoorzieningen.
6.2 Bouwregels
6.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken , wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
- a. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.
Artikel 7 Verkeer - Verblijfsgebied
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegverkeer;
- b. wegen met hoofdzakelijk een verblijfsfunctie;
- c. opstelstroken;
- d. busstroken;
- e. voet- en fietspaden, met hoofdzakelijk een verblijfsfunctie;
alsmede voor:
- a. parkeervoorzieningen;
- b. wegaanduidingen en verlichting;
- c. verkeersregelingen en verkeersgeleiding;
- d. geluidswerende voorzieningen;
- e. bermen en beplanting;
- f. water en waterberging;
- g. straatmeubilair;
- h. nutsvoorzieningen.
7.2 Bouwregels
7.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
- a. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.
Artikel 8 Water
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- b. verkeer over water;
- c. oevers;
- d. met de daarbij behorende bruggen, duikers, dammen, taluds en andere kunstwerken, (oever)beschoeiing, alsook verkeersregeling en verkeersgeleiding, wegaanduiding en verlichting, nutsvoorzieningen;
alsmede voor:
- e. ter plaatse van de aanduiding 'brug' op de verbeelding, een brug over het water.
8.2 Bouwregels
8.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
- a. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.
Artikel 9 Leiding - Riool
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een rioolpersleiding.
9.2 Bouwregels
9.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 9.2 en toestaan dat in de andere bestemming gebouwen worden gebouwd, mits:
- a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding;
- b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.
9.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 10 Leiding - Water
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Leiding-Water aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een waterleiding.
10.2 Bouwregels
10.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 10.2 en toestaan dat in de andere bestemming gebouwen worden gebouwd, mits:
- a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding;
- b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.
10.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 11 Waarde - Archeologie
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
11.2 Bouwregels
11.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
11.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
- a. Het is verboden voor de aangewezen gronden, zonder of in afwijking van een vergunning voor het slopen van een bouwwerk, de aanwezige bouwwerken te slopen indien de oppervlakte groter is dan 100 m² en de diepte meer dan 30 cm bedraagt gemeten vanaf 30 cm boven het maaiveld;
- b. Aan de omgevingsvergunning kan in ieder geval de voorwaarde worden gesteld dat de sloop wordt begeleid door een gekwalificeerd deskundige.
- c. Indien tijdens de begeleiding van de sloopwerken vondsten van zeer hoge waarden worden aangetroffen, wordt hiervan terstond melding gemaakt bij het bevoegd gezag die in het belang van de archeologische monumentenzorg aanvullende voorschriften kunnen verbinden aan de omgevingsvergunning.
- d. De vergunning kan niet worden verleend indien blijkt dat de sloop een onevenredige aantasting van de archeologische waarden van de gronden tot gevolg heeft.
11.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door de bestemming "Waarde - Archeologie" geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
Artikel 12 Waterstaat - Waterkering
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een waterkering.
12.2 Bouwregels
12.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 12.2 en toestaan dat in de andere bestemming gebouwen worden gebouwd, mits:
- a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de waterkering;
- b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betreffende waterkering.
12.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 13 Anti-dubbeltelbepaling
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 14 Algemene Bouwregels
14.1 Algemene bepaling m.b.t. ondergronds bouwen
14.2 Hoogte bouwwerken, geen gebouwen zijnde
De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag - tenzij elders in het plan anders is bepaald - ten hoogste bedragen:
Bouwwerken | Maximale bouwhoogte in meter |
Erf- en terreinafscheidingen | 2,20 |
Antenne-installaties, ten behoeve van telecommunicatie, niet zijnde schotelantenne-installaties, en zonder apparatuur | 15 |
Vrijstaande antenne-installaties ten behoeve van mobiele telecommunicatie | 5 |
Schotelantenne-installaties | 3 |
Tuinmeubilair | 2 |
Speeltoestellen | 2 |
Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde | 3 |
14.3 Ondergeschikte bouwdelen
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, uitbouwen, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.
14.4 Algemene bepaling over bestaande afstanden en andere maten
Artikel 15 Algemene Gebruiksregel
Het is verboden de in de artikelen 3 tot en met 12 bedoelde gronden en bouwwerken te gebruiken en/of te doen en/of laten gebruiken en/of in gebruik te geven op een wijze of tot een doel strijdig met de aan de grond gegeven bestemming, zoals die nader is aangeduid in de bestemmingsomschrijving.
Artikel 16 Algemene Aanduidingsregels
16.1 Geluidszone - industrie
16.2 Molenbiotoop
16.3 Veiligheidszone - lpg
Artikel 17 Algemene Afwijkingsregels
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het volgende:
- a. het afwijken van de in de regels voorgeschreven maatvoering met ten hoogste 10%;
- b. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft;
- c. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
- d. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot maximaal 10 meter;
- e. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot maximaal 40 meter, onder de volgende voorwaarden:
- 1. losse masten met hekwerken, gebouwtjes e.d. zijn alleen toegestaan:
- buiten de bebouwde kom en in landschappelijk minder gevoelige gebieden, langs grote verkeerswegen en dan bij voorkeur bij parkeerplaatsen, benzinestations, knooppunten, viaducten, bedrijventerreinen en horecagelegenheden;
- binnen de bebouwde kom op bedrijventerreinen en sportparken;
- 2. installaties op of aan een gebouw zijn alleen toegestaan:
- op hoge gebouwen; bij voorkeur op een plat dak en zo ver mogelijk van een dakrand, met dien verstande dat bijzondere en waardevolle gebouwen in beginsel geheel dienen te worden ontzien, zonodig in overleg met de monumentencommissie;
- tegen gevels aan; wanneer de invloed van die installaties geen afbreuk doen aan de aanwezige kwaliteiten.
- 1. losse masten met hekwerken, gebouwtjes e.d. zijn alleen toegestaan:
Artikel 18 Algemene Wijzigingsregels
18.1 Algemeen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van:
- a. overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 3 meter en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
- b. overschrijding van bestemmingsgrenzen en toestaan dat het beloop van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 3 meter en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
- c. het wijzigen van de lijst van bedrijfsactiviteiten, indien technologische ontwikkelingen of vernieuwde inzichten hiertoe aanleiding geven;
- d. het aanpassen van opgenomen bepalingen in de voorafgaande artikelen, waarbij verwezen wordt naar bepalingen in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan worden gewijzigd.
18.2 Wro-zone wijzigingsgebied 1
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'Wijzigingsgebied 1' op de verbeelding te wijzigen, met inachtneming van de volgende bepalingen:
- a. de bestemming 'Bedrijf' te wijzigen in de bestemming 'Kantoor';
- b. de ter plaatse geldende bouwregels als volgt te wijzigen;
- 1. de bouwhoogte tot maximaal 8 meter te verruimen;
- 2. de bouwhoogte voor maximaal 50% van de Wro-zone wijzigingsgebied 1 te verruimen tot maximaal 14 meter;
- c. er een verantwoording van het groepsrisico plaatsvindt.
18.3 Wro-zone wijzigingsgebied 2
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'Wijzigingsgebied 2' op de verbeelding te wijzigen ten behoeve van de bestemming 'Kantoor' of 'Bedrijf tot en met categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten', met inachtneming van de volgende bepalingen:
- a. de bouwhoogte van gebouwen mag maximaal 25 meter bedragen;
- b. het bebouwingspercentage mag maximaal 70% bedragen;
- c. verantwoording van het groepsrisico in het kader van externe veiligheid;
- d. vooraf advies wordt ingewonnen bij de waterbeheerder.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 19 Strafbepaling
Overtreding van het bepaalde in artikel 15 is een economisch delict in de zin van artikel 1a, sub 2 van de Wet op de economische delicten en als zodanig strafbaar op grond van deze wet.
Artikel 20 Overgangsrecht
20.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- b. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
- c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
20.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde in sub a te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
20.3 Overgangsrecht bedrijfswoningen
Het rechtmatig gebruik van grond en bouwwerken als bedrijfswoning dat bestond op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan mag worden voortgezet, mits deze activiteit niet gedurende langer dan een jaar is beëindigd en er geen redenen zijn om aan te nemen dat de activiteit op korte termijn wordt voortgezet.
Artikel 21 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Bedrijventerrein Grote Polder 2012'.
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van | ||||
……………………… | ||||
De voorzitter, | De griffier, | |||
………. | ……… | |||
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doelstelling
De gemeente Zoeterwoude is bezig om haar bestemmingsplannen te actualiseren. Twee van deze bestemmingsplannen zijn bestemmingsplan 'Bedrijventerrein Grote Polder' (2002) en 'Rijksweg N11'. Deze vigerende bestemmingsplannen uit 2002 respectievelijk 1983 dienen een zogenaamde 'make-over' te krijgen en te voldoen aan de wettelijke eisen van de Wet ruimtelijke ordening en de daaraan gekoppelde digitaliseringverplichtingen. Het plan is consoliderend van aard, dit geldt zowel voor het bedrijventerrein Grote Polder als voor het deel van de Rijksweg N11 dat in dit plan wordt opgenomen.
Op 30 september 2010 is de Nota van Uitgangspunten voor het bestemmingsplan Bedrijventerrein Grote Polder 2012 vastgesteld door de gemeenteraad, zie bijlage 1.
Het enige uitgangspunt dat niet in voorliggend bestemmingsplan is verwerkt, is dat het plangebied van het emplacement van de RijnGouwelijn niet is opgenomen. Voor deze nieuwe ontwikkeling wordt een aparte bestemmingsplanprocedure gevolgd.
De RijnGouwelijn wordt tussen Gouda en de kust bij Noordwijk aangelegd, deels over een bestaand spoor en deels over een nieuw aan te leggen tracé. Ter hoogte van Zoeterwoude zal de RijnGouwelijn gaan rijden over het bestaande spoor Utrecht-Leiden. Ten behoeve van de exploitatie van de RijnGouwelijn zal aan de lijn een werkterrein gerealiseerd moeten worden. Dit terrein omvat zowel opstelsporen als bebouwing ten behoeve van het onderhoud als een kantoorruimte voor de verkeersleiding. Ter realisatie van het emplacement is gekozen voor het deel van de groene bufferzone tussen de spoorlijn en de Rijksweg N11 (Elfenbaan), ter hoogte van het Bedrijventerrein Grote Polder. Dit deel van de Elfenbaan is momenteel onbebouwd en fungeert als een groene bufferzone tussen het bedrijventerrein en het polderlandschap. Om dit project te kunnen realiseren is daarom een herziening van het bestemmingsplan vereist. Omdat voorliggend bestemmingsplan consoliderend van aard is, wordt voor het nieuw te ontwikkelen emplacement een apart bestemmingsplan gemaakt.
Ten aanzien van het bedrijventerrein Grote Polder geldt dat dit bestemmingsplan een integrale herziening van het vigerende bestemmingsplan vormt. Deze herziening is consoliderend van aard en legt de huidige situatie juridisch planologisch vast volgens de nu vigerende wetgeving en beleidskaders. Tevens worden enkele tussentijdse ontwikkelingen meegenomen, waaronder het verwijderen van de Meerburgermolen (ten westen van het bedrijventerrein) en de realisatie van een nieuwe brug over de Meerburgerwetering.
Ook voor het deel van de Rijksweg N11 dat in voorliggend bestemmingsplan is opgenomen, geldt dat de herziening consoliderend is en de huidige situatie juridisch planologisch vastlegt volgens de nu vigerende wetgeving en beleidskaders.
1.2 Ligging En Begrenzing Plangebied
Het plangebied is gelegen tussen de woonkern Zoeterwoude Rijndijk en de zuidzijde van de Rijksweg N11 (exclusief het gebied voor het Rijn Gouwelijn Emplacement en de Meerburger Wetering) enerzijds en tussen de Burgemeester Smeetsweg anderzijds. Ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan Grote Polder is het plangebied uitgebreid met de gronden aan de zuidzijde die thans zijn opgenomen in het bestemmingsplan 'Rijksweg 11'.
Op 5 juli 2011 is het Tracébesluit N11 Zoeterwoude Alphen aan den Rijn vastgesteld. Het Tracébesluit N11 Zoeterwoude–Alphen aan den Rijn voorziet in de ombouw van de N11 tussen de Burgemeester Smeetsweg, gemeente Zoeterwoude (N11 km 1.45) en het kruispunt N11/Leidse Schouw, gemeente Alphen aan den Rijn (N11 km 9.10) van een enkelbaans autoweg (1x2 rijstroken) naar een dubbelbaans autoweg (2x2 rijstroken). Het Tracébesluit legaliseert de reeds bestaande situatie. Het Tracébesluit N11 is deels binnen de plangrenzen gelegen.
Op figuur 1 is de ligging van het plangebied weergegeven. Voor de exacte plangrens wordt verwezen naar de verbeelding.
Figuur 1 ligging plangebied
1.3 Geldende Bestemmingsplannen
Binnen het plangebied van dit bestemmingsplan gelden op dit moment twee bestemmingsplannen. In onderstaande tabel is aangegeven wanneer de bestemmingsplannen zijn vastgesteld door de gemeenteraad en goedgekeurd door gedeputeerde staten van de provincie Zuid-Holland.
Nr. | Naam Bestemmingsplan | Datum vaststelling door raad. | Datum goedkeuring door GS. |
1. | Bedrijventerrein Grote Polder | 30-05-2002 | 17-12-2002 |
2. | Rijksweg 11 | 27-10-1983 | 14-02-1987 |
Tabel 1 Geldende bestemmingsplannen
1.4 Opzet Van De Toelichting
Het bestemmingsplan bestaat uit een 'verbeelding' (plankaart), de 'regels' en een toelichting. Alleen de regels en de verbeelding zijn bindend. De toelichting geeft onderbouwing en uitleg.
Het volgende hoofdstuk omvat de beschrijving van de huidige situatie, waarna het derde hoofdstuk een korte omschrijving geeft van het geldende beleid van de diverse betrokken overheden en de conclusies van en toetsing aan dit beleid.
In het vierde hoofdstuk vindt toetsing plaats van de milieu- en waardenaspecten. Het vijfde hoofdstuk bevat de juridische toelichting, met een beschrijving en onderbouwing van de opbouw van de regels en verbeelding.
Een ontwikkeling dient ook financieel haalbaar te zijn, dat is het onderwerp van hoofdstuk zes. Hoofdstuk zeven omvat een beschrijving van de maatschappelijke haalbaarheid.
Hoofdstuk 2 Beschrijving Bestaande Situatie
2.1 Inleiding
In de huidige situatie is het bedrijventerrein Grote Polder een volgroeid bedrijventerrein dat intensief wordt gebruikt. Dit bedrijventerrein is in de loop der jaren gegroeid tot wat het nu is. Niet in de laatste plaats heeft de (gefaseerde) herontwikkeling van het bedrijventerrein hieraan bijgedragen.
2.2 Historische Ontwikkeling
Het bedrijventerrein Grote Polder in Zoeterwoude is eind zestiger jaren ontwikkeld om bedrijven die in Leiden waren gevestigd een nieuwe vestigingsmogelijkheid in de regio te bieden. Het ging hierbij om bedrijven die geen expansiemogelijkheden meer hadden of om stedenbouwkundige dan wel milieutechnische redenen dienden te verplaatsen. In 1972 startte de uitgifte van bedrijfskavels op het bedrijventerrein Grote Polder. Het bedrijventerrein Grote Polder behoorde eind jaren '90 reeds tot de grootste bedrijventerreinen in de regio. De totale bruto oppervlakte van Grote Polder bedraagt 60,3 ha (netto 41,7 ha).
Eind jaren '90 is geoordeeld dat de economische dynamiek in Rijnland groot gevaar loopt. Ook uit nationale en randstedelijke optiek is dit ongewenst omdat juist de regio Rijnland behoort tot de sterkste economische en werkgelegenheidspijlers. Alle aanleiding voor de regio om een maximale inspanning te leveren om ruimte te scheppen of te herscheppen voor bedrijfsvestigingen en -investeringen.
Revitalisering en/of herontwikkeling van bestaande bedrijventerreinen kan daaraan een substantiële bijdrage leveren. Het Samenwerkingsorgaan Leidse Regio heeft berekend dat op vijf daarvoor in aanmerking komende locaties in totaal zo'n 24 ha netto nieuw uitgeefbaar bedrijventerrein zou kunnen worden gerealiseerd door middel van verdichting, intensivering en revitalisering.
Dit heeft geleid tot een gefaseerde revitalisering van het bedrijventerrein. Deze revitalisering is in gang gezet na de eeuwwisseling.
De eerste fase betrof een integrale verbetering van de ruimtelijk-functionele kwaliteiten van de openbare ruimte (verkeers- en groenstructuur). Structurele verbetering van de openbare ruimte was slechts uitvoerbaar indien optimaal gebruik kon worden gemaakt van de fysieke (over)ruimte binnen de dwarsprofielen van de verschillende wegen. Met name de weinig functionele groenstroken en trottoirs aan weerszijden van de rijweg(en) zijn heringericht in directe relatie met de upgrading van bebouwing en voorterreinen.
Een ander belangrijk onderdeel van de eerste fase van de revitalisering werd gevormd door het inzetten van een drietal strategisch gesitueerde locaties voor beperkte kantoorontwikkeling dan wel een bedrijfsmatige ontwikkeling. Op één van deze locaties, bij de kruising Oranjelaan – Industrieweg, is in 2009 een bedrijvenverzamelgebouw gerealiseerd. De andere twee locaties zijn gelegen nabij de aansluiting Industrieweg-Burgemeester Smeetsweg en nabij de Produktieweg/Meerburger Wetering. Deze bieden ruime potenties voor de gewenste ruimtelijk-economische kwaliteitsimpulsen.
Met de tweede fase revitalisering is de mogelijkheid geboden in de zuidelijke zone van het bedrijventerrein op basis van particulier initiatief het gebruik van de bedrijfskavels te intensiveren. Dit heeft geleid tot omvangrijkere bedrijvigheid en een grotere bebouwd oppervlak per kavel. De revitalisering van het bedrijventerrein Grote Polder is in/rond 2005 afgerond.
2.3 Ruimtelijke Hoofdstructuur
Bedrijventerrein Grote Polder is een gemengd bedrijventerrein met circa 130 bedrijven. Deze bedrijven zijn voornamelijk actief in sectoren groothandel, productie, transport, aannemerij en opslag. Ook zijn er enkele hoofdkantoren van multinationals op het bedrijventerrein aanwezig. Er zijn acht bedrijven gevestigd die meer dan 50 werknemers in dient hebben. In totaal werken er ruim 2.500 werknemers op het terrein.
Het bedrijventerrein heeft recentelijk een revitalisering ondergaan. In het kader van herinrichting van de openbare ruimte zijn de wegen versmald, wandelpaden aangelegd, de riolering vernieuwd en is nieuwe beplanting aangebracht. In het kader van deze 'face lift' hebben eigenaren van percelen op het bedrijventerrein zogenaamde Multi-Purpose stroken gekocht die ontwikkeld worden als parkeer- en groenstrook.
De eigenaren van de Multi-Purpose stroken hebben in samenwerking met de gemeente een Coöperatieve Vereniging opgericht: Park Management Grote Polder (PMGP). Deze vereniging heeft onder meer als doel het onderhoud van het openbare gebied op het bedrijventerrein. Sinds 2011 is het parkmanagement in de praktijk in handen van de nieuw opgerichte Vereniging BIZ Grote Polder. Deze vereniging heeft ook tot doel het ontwikkelen van collectieve dienstverlening voor ondernemers op het bedrijventerrein.
2.4 Groen En Water
Groen en water gaan ruimtelijk gezien vaak hand in hand. Op het bedrijventerrein Grote Polder is dit ook het geval. Zowel de groenstructuur en de waterstructuur concentreren zich langs de randen van het bedrijventerrein. Het vormt daarmee tevens een ruimtelijke scheiding tussen het bedrijventerrein en omliggende woongebieden en bedrijventerreinen.
Aan de westzijde is de Meerburgerwetering gelegen. Dit is een boezemwater met daarbij een boezemkade (waterstaatswerk). De overige wateren betreffen polderwateren. Aan de noordoostrand van het bedrijventerrein doet de combinatie van groen en water dienst als fysiek/ruimtelijke scheiding tussen bedrijventerrein en woongebied. Dit is een beleefbare plek en zorgt voor een scheiding tussen functies die hindergevoelig zijn en hinder veroorzaken.
Als centrale ader op het bedrijventerrein is de Industrieweg gelegen. Deze weg kent twee losliggende rijbanen die in het midden van elkaar worden gescheiden door een brede groenstrook. Ook deze middenberm met wandelpad is onderdeel van de gemeentelijke groenstructuur.
Tussen de spoorlijn Leiden - Utrecht en de N11 is over de gehele lengte van de N11 een groene bufferzone aanwezig. Het deel tussen Zoeterwoude en Alphen aan den Rijn is het langgerekte natuurgebied de Elfenbaan. Kenmerkend voor dit gebied is dat het vaak niet breder is dan 100 meter. Zoals aangegeven in paragraaf 1.1 wordt voor deze strook een apart bestemmingsplan gemaakt.
2.5 Verkeer En Parkeren
Wegenstructuur
Het plangebied wordt voor autoverkeer extern ontsloten via de Industrieweg en Burgemeester Smeetsweg richting Rijksweg 11. In het zuidelijke deel van het plangebied loopt de Rijksweg 11, waardoor een directe verbinding met de A4 (Amsterdam-Den Haag/Rotterdam) en in oostelijke richting (Alphen a/d Rijn) aanwezig is. Intern vormt de Industrieweg, die centraal door het plangebied loopt, de verzamelweg voor het verkeer. Aan de oostzijde van het plangebied sluit de Industrieweg aan op de Burgemeester Smeetsweg.
Openbaar Vervoer
Aan de zuidzijde van plangebied loopt de spoorlijn Leiden-Gouda/Utrecht. Zowel in Leiden (2 keer) als in Alphen a/d Rijn zijn stations aanwezig. In Zoeterwoude bevindt zich geen NS-station. Het meest nabij gelegen is het NS-station Leiden Lammenschans. De spoorlijn vormt een onderdeel van het project RijnGouweLijn, een systeem van hoogwaardig openbaar vervoer per "light-rail" tussen Noordwijk, Katwijk, Leiden, Alphen a/d Rijn en Gouda. In de plannen is opgenomen om in de toekomst op meerdere plaatsen tussen Alphen a/d Rijn en Leiden te halteren, waarbij ter hoogte van Zoeterwoude twee haltes zijn voorzien, waarvan één ter hoogte van de Burgemeester Smeetsweg en één ter hoogte van ontwikkelingsgebied VerdeVista Meerburg.
Er rijden momenteel 3 lijnbussen via het bedrijventerrein naar CS Leiden, waarvan 2 lijnen via de Industrieweg en het Blauwmutsenpad rijden en één via de Hoge Rijndijk. Het streven is om deze drie buslijnen naast de dienstregeling van de RijnGouwelijn te handhaven. Hierdoor wordt de openbaar vervoervoorziening verbeterd. Dit is van groot belang voor de nagestreefde toename van werkgelegenheid in onze regio.
Langzaam verkeer
Binnen het plangebied zijn in de huidige situatie ook goede voorzieningen voor fietsers aanwezig. Er zijn fietssuggestiestroken op de wegen met een verzamelfunctie. Via de Oranjelaan is het gebied voor langzaam verkeer ontsloten op de Hoge Rijndijk en via de Industrieweg op de Burgemeester Smeetsweg. Langs de Hoge Rijndijk aan de noordzijde van het plangebied liggen vrijliggende fietspaden. Deze langzaamverkeersroute verbindt het plangebied met Leiden en Alphen a/d Rijn. Ook langs de Rijksweg 11 aan de zuid- en oostzijde van het plangebied liggen vrijliggende fietspaden. Aan de westzijde van de Produktieweg is een vrijliggend fietspad aanwezig ten behoeve van het scholierenverkeer (fiets) tussen Leiden en de woonkern Zoeterwoude-Rijndijk. In de groenstroken langs de randen van het plangebied, en in de middenberm van de Industrieweg, zijn op enkele plekken wandelpaden aanwezig.
Parkeren
Het parkeren van voertuigen geschiedt op het bedrijventerrein voor het meerendeel op de uitgegeven terreinen. Op een aantal plaatsen vindt parkeren plaats op zogenaamde Multi-Purpose stroken aan de straatzijde van het uitgeefbare terrein.
Bedrijven moeten zorg dragen voor voldoende parkeergelegenheid voor vrachtwagens op eigen terrein. Voor internationale transporteurs is aan de Produktieweg, Oranjelaan en de Energieweg een beperkt aantal parkeerplaatsen aangewezen als parkeergelegenheid voor vrachtwagens. Het is niet uitgesloten dat in de toekomst het aantal plekken op deze aangewezen parkeerplaatsen zal afnemen.
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
Nota Ruimte
In de Nota Ruimte wordt het nationaal ruimtelijk beleid vastgelegd tot 2020, waarbij de periode 2020-2030 geldt als doorkijk naar de lange termijn. De Nota Ruimte maakt onderscheid in verantwoordelijkheden. Het Rijk concentreert zich op die aspecten die van nationaal belang zijn, de nationale ruimtelijke hoofdstructuur. Voor het gebied dat niet tot de nationale ruimtelijke hoofdstructuur behoort, beperkt het Rijk zich tot het stellen van enkele (algemene) beleidsregels. Hiermee legt het kabinet een grotere verantwoordelijkheid bij decentrale overheden. De uitvoering van het beleid ligt primair bij de gemeenten, terwijl voor de provincies een belangrijke kaderstellende, coördinerende en controlerende taak is weggelegd.
Hoofddoel van het nationaal ruimtelijk beleid is ruimte te scheppen voor de verschillende ruimtevragende functies op het beperkte oppervlak dat in Nederland beschikbaar is. Meer specifiek richt het Rijk zich hierbij op vier algemene doelen:
- versterking van de internationale concurrentiepositie van Nederland;
- bevordering van krachtige steden en een vitaal platteland;
- borging en ontwikkeling van belangrijke (inter)nationale ruimtelijke waarden;
- borging van de veiligheid.
Om deze doelen te bereiken wil het Rijk verstedelijking en infrastructuur zoveel mogelijk bundelen in nationale stedelijke netwerken, economische kerngebieden en hoofdverbindingsassen. 'Bundeling van verstedelijking en infrastructuur' en 'organiseren in stedelijke netwerken' zijn de beleidsstrategieën die gehanteerd worden voor economie, infrastructuur en verstedelijking. De daaruit afgeleide beleidsdoelen zijn:
- ontwikkeling van nationale stedelijke netwerken en stedelijke centra;
- versterking van de economische kerngebieden;
- verbetering van de bereikbaarheid;
- verbetering van de leefbaarheid en sociaal-economische positie van steden;
- bereikbare en toegankelijke recreatievoorzieningen in en rond de steden;
- behoud en versterking van de variatie tussen stad en land;
- afstemming van verstedelijking en economie met de waterhuishouding; en
- waarborging van milieukwaliteit en veiligheid.
Het plangebied behoort niet tot de nationale ruimtelijke hoofdstructuur. Gemeenten mogen hier samen met de provincie de gewenste ruimtelijke invulling bepalen, binnen de beleidsdoelen en –regels die het Rijk stelt. De algemene basiskwaliteit is de ondergrens voor alle ruimtelijke plannen, dus datgene waar een ruimtelijk plan minimaal aan moet voldoen. De Nota Ruimte bevat hier generieke regels voor, waaraan alle betrokken partijen zijn gebonden. Op het gebied van economie, infrastructuur en verstedelijking gaat het bijvoorbeeld om het bundelingbeleid, het locatiebeleid, een goede balans tussen rode (stedelijke) en groen/blauwe (natuur en water) functies, milieuwetgeving en veiligheid. Op het gebied van water, natuur en landschap geldt de basiskwaliteit op punten als de watertoets, functiecombinaties met water en het groen in en om de stad.
De afgeronde revitalisering van het bedrijventerrein Grote Polder heeft bijgedragen aan de bundeling van verstedelijking. Dit bestemmingsplan voorziet in het vastleggen van de huidige situatie van het bedrijventerrein en is daarom ook in lijn met de Nota Ruimte.
3.2 Provinciaal Beleid
Provinciale Structuurvisie
De Provincie Staten hebben op 2 juli 2010 de integrale Provinciale Structuurvisie vastgesteld voor de ruimtelijke ordening in Zuid-Holland. De nieuwe Structuurvisie komt in de plaats van de vier streekplannen en de Nota regels voor Ruimte. Op 2 juli 2010 stelden Provinciale Staten tevens de Verordening Ruimte en de bijbehorende Uitvoeringsagenda vast. In de Visie op Zuid-Holland beschrijft de provincie haar doelstellingen en provinciale belangen. De Provinciale Structuurvisie geeft een doorkijk naar 2040 en de visie voor 2020 met bijbehorende uitvoeringsstrategie.
De kern van de Provinciale Structuurvisie Zuid-Holland is het versterken van samenhang, herkenbaarheid en diversiteit binnen Zuid-Holland. Dit draagt bij aan een goede kwaliteit van het leven en een sterke economische concurrentiepositie. De Provinciale Structuurvisie is opgebouwd uit vijf integrale hoofdopgaven:
- Aantrekkelijk en concurrerend internationaal profiel;
- Duurzame en klimaatbestendige deltaprovincie;
- Divers en samenhangend stedelijk landschap;
- Vitaal, divers en aantrekkelijk landschap;
- Stad en land verbonden.
Verordening Ruimte Zuid-Holland
Op 26 juli 2010 is de Verordening Ruimte Zuid-Holland in werking getreden. Hierin geeft de provincie Zuid-Holland haar regels weer voor ruimtelijke plannen. Specifiek ten aanzien van bedrijventereinen stelt de Verordening dat bestemmingsplannen van bedrijventerreinen met ten minste 1 hectare aan aaneengesloten percelen, in de toelichting een verantwoording moeten bevatten waarbij de behoefte aan nieuw bedrijven- en zeehaventerrein als gevolg van de vervangings- en uitbreidingsvraag wordt onderbouwd. Ook moet worden onderbouwd waarom deze behoefte niet kan worden ondervangen door herstructurering of intensivering van bestaande terreinen, of het benutten van ruimte op bedrijventerreinen elders in de regio. Dit bestemmingsplan voorziet niet in een uitbreiding en is in lijn met de verordening. Het bedrijventerrein is juist een terrein waar in het recente verleden een herstructurering heeft plaatsgevonden, waarmee het in lijn is met het gedachtegoed van de verordening (herstructureren voor uitleg).
Tevens benoemt de Verordening ruimte uitgangspunten en randvoorwaarden voor de vertaling van molenbiotopen en waterkering in ruimtelijke plannen. Deze bestaande cultuurhistorische en waterstaatkundige elementen zijn conform de Verordening opgenomen in dit bestemmingsplan.
Provinciaal Waterplan Zuid-Holland 2010-2015
Op 11 november 2009 hebben Provinciale Staten van Zuid-Holland het Waterplan Zuid-Holland 2010-2015 vastgesteld. Het plan komt in de plaats van het waterbeleid zoals dat is vastgelegd in het Beleidsplan Groen, Water en Milieu (2006). Dit provinciaal waterplan vervangt tevens het Grondwaterplan 2007- 2013 en beschrijft dus ook het strategische grondwaterbeleid voor Zuid-Holland. Veranderingen in de wetgeving en de hieruit voortvloeiende veranderingen in taken en verantwoordelijkheden tussen de verschillende overheden (Rijk, provincie, gemeenten, waterschappen) maken het noodzakelijk om de sturingsvisie van de provincie op een aantal punten aan te scherpen en te verhelderen.
De provincie heeft volgens de Waterwet en de Waterschapswet een toezichthoudende taak op de waterschappen. Zij toetst of het gevoerde beleid van de waterschappen in overeenstemming is met hun eigen waterbeheerplan en de door de provincie opgestelde kaders.
De provincie Zuid-Holland richt zich dus vooral op strategisch beleid. Het watersysteem vereist aanpassingen om de effecten van klimaatverandering de baas te blijven. Dit heeft geleid tot vier kernopgaven voor de provincie Zuid- Holland:
- Waarborgen waterveiligheid;
- Realiseren mooi en schoon water;
- Ontwikkelen duurzame (zoet)watervoorziening;
- Realiseren robuust & veerkrachtig watersysteem.
Daarnaast heeft de provincie nog een aantal operationele beheertaken binnen het grondwater- en vaarwegbeheer. De provincie blijft, ook na de inwerkingtreding van de Waterwet, bevoegd gezag voor vergunningverlening en handhaving van grondwateronttrekkingen ten behoeve van de drinkwatervoorziening, bodemenergiesystemen en industriële toepassingen van meer dan 150.000 m³ per jaar.
OV-Visie Holland Rijnland
In deze visie, vastgesteld op 24 juni 2009, wordt een beeld geschetst van de gewenste ontwikkelingen op het gebied van openbaar vervoer in de regio. Aan de hand van de OV-Visie wil Holland Rijnland met de provincie Zuid-Holland het openbaar vervoer in de regio fors verbeteren met als uiteindelijk doel de bereikbaarheid van dit deel van de Randstad, de Zuidvleugel, te kunnen continueren en waar mogelijk te verbeteren. Daarnaast willen de deelnemende Holland Rijnland-gemeenten met behulp van openbaar vervoer het autoverkeer sterk terugdringen.
Uitgangspunt bij het opstellen van de "OV-Visie Holland Rijnland" is het realiseren van een hoogwaardig en doelmatig OV-netwerk voor de regio waarin alle centra met elkaar zijn verbonden. In de "OV-Visie Holland Rijnland" presenteert het samenwerkingsverband een uitgebreid en betrouwbaar openbaar vervoernetwerk dat naar verwachting zal leiden tot zeventig procent reizigersgroei tot 2020. Dit netwerk is noodzakelijk om de gestelde doelen ten aanzien van openbaar vervoer en bereikbaarheid realiseren. De belangrijkste uitgangspunten bij de opbouw van dit netwerk zijn reistijdverkorting door de verbetering van de openbaar vervoer infrastructuur op de belangrijkste routes, bundeling van busroutes en het verbeteren van voorzieningen bij de halten. Een van de belangrijkste componenten binnen dit netwerk is de RijnGouwelijn.
Aan de "OV-Visie Holland Rijnland" is een regionaal uitvoeringsprogramma gekoppeld waarin de noodzakelijke en gewenste infrastructuurprojecten zijn beschreven. In 2010 wordt het uitvoeringsprogramma verder uitgewerkt. Daarbij zal worden aangesloten op de plannen van de provincie Zuid-Holland en van omliggende regio's.
Doorwerking provinciaal beleid
In het provinciaal ruimtelijk beleid wordt veel aandacht besteed aan intensivering van werkgebieden en kwaliteit van werkgebieden en daarnaast de infrastructurele ontwikkeling van Zuid-Holland.
Het bedrijventerrein Grote Polder is bij uitstek een intensief gebruikt en kwalitatief hoogwaardig bedrijventerrein. Deze situatie is ontstaan als gevolg van de herstructurering die de afgelopen jaren heeft plaatsgevonden. Het bedrijventerrein Grote Polder is daarmee een bedrijventerrein dat passend is binnen het provinciale beleid. Een consoliderend bestemmingsplan voor het bedrijventerrein is daarmee gerechtvaardigd.
3.3 Regionaal Beleid
Regionale Structuurvisie 2020 Holland Rijnland
In regionaal verband maakt de gemeente Zoeterwoude deel uit van de regio Holland-Rijnland. Vanuit dit samenwerkingsverband werken de deelnemende gemeenten op allerlei gebieden aan gemeenschappelijke visies. Met de Regionale Structuurvisie geven de Holland Rijnland-gemeenten richting aan de ruimtelijke ontwikkeling van de regio. Eén van de doelstellingen van de Regionale Structuurvisie 2020 Holland Rijnland is de economische structuur versterken en werkgelegenheid vergroten zodat het aandeel in het bruto binnenlands product (BBP) op een hoger niveau stabiliseert en werkgelegenheid aansluit bij de beroepsbevolking. Een belangrijk probleempunt hierbij is het gebrek aan beschikbare ruimte om te voldoen aan de kwalitatieve vraag.
Dat de regio ruimte wil blijven maken voor bedrijvigheid is niet vanzelfsprekend, gezien de druk op de ruimte. Er is momenteel nauwelijks nog uitgeefbaar terrein en bestaande terreinen voldoen niet allemaal aan de huidige eisen voor bedrijventerreinen.
Holland Rijnland creëert ruimte voor bedrijvigheid langs twee lijnen: herstructurering en uitbreiding. Herstructurering is het eerste speerpunt. Inmiddels zijn enkele grote herstructureringsopgaven gerealiseerd (met name Grote Polder) of worden ter hand genomen (Bio Science Park in Leiden en Oegstgeest en 't Heen in Katwijk). Op de tweede plaats staat uitbreiding. Door de beperkte ruimte kan uitbreiding alleen selectief plaatsvinden. Dit bestemmingsplan maakt diverse uitvoeringsprogramma's uit deze structuurvisie mogelijk.
Regionaal Verkeers- en Vervoersplan
De infrastructurele verbindingen zijn essentieel voor het functioneren van Holland Rijnland, waarin wonen, werken en recreëren een belangrijke plaats innemen. Zonder een kwalitatief netwerk van openbaar vervoer-, fiets- en weginfrastructuur komt de bereikbaarheid van de woon- en werkgebieden in de knel en daarmee de leefbaarheid van de regio. Anders dan bij de "OV-Visie Holland Rijnland" beperkt het Regionaal Verkeers- en Vervoersplan zich niet uitsluitend tot infrastructurele projecten op het gebied van openbaar vervoer. In het Regionaal Verkeers- en Vervoersplan worden ook de ontwikkeling van het wegennet en het fietsverkeer beschreven. Net als de "OV-Visie Holland Rijnland" is het Regionaal Verkeers- en Vervoersplan gekoppeld aan een uitvoeringsprogramma.
Kantorenstrategie van Samenwerkingsverband Holland Rijnland (in ontwikkeling)
Om te komen tot een gezonde kantorenmarkt richt de nieuwe kantorenstrategie zich in algemene zin op planreductie, renovatie en onttrekking (transformatie). Voor het plangebied zou planreductie een optie kunnen zijn, waaraan de gemeente zou kunnen bijdragen door in het bestemmingsplan minder m2 bvo voor kantoorruimte toe te staan. Het Samenwerkingsverband noteert 9.500 m2 bvo bestaande bestemmingsplancapaciteit voor kantoren op bedrijventerrein Grote Polder, lastig om te schrappen. Het betreft de wijzigingsgebieden bij Produktieweg/Blauwmutsenpad en bij de entree Industrieweg/ Burgemeester Smeetsweg. De vigerende bestemmingen zijn daar Bedrijf respectievelijk Groen/Water, deze kunnen volgens het bestemmingsplan gewijzigd worden in een kantoorbestemming. Volgens de nieuwe kantorenstrategie in ontwikkeling moet voor het schrappen van plancapaciteit eerst worden bepaald welke locaties kansrijk zijn en welke niet. Daarbij gaat de voorkeur er naar uit om eerst ‘zachte plannen’ te schrappen. Holland Rijnland zal dit nog nader uitwerken en het overnemen in het regionale beleid voor bedrijventerreinen. In dat kader kan ook de strategie voor het plangebied nader worden bepaald en blijven de wijzigingsgebieden ter bescherming van bestaande belangen vooralsnog in het nieuwe bestemmingsplan gehandhaafd.
3.4 Beleid Hoogheemraadschap Van Rijnland
Waterbeheerplan Rijnland 2010-2015
De waterschappen zijn de beheerders van de regionale watersystemen en zijn verantwoordelijk voor het operationeel regionaal waterbeheer. Ook voor kleinschalige grondwateronttrekkingen zijn de waterschappen bevoegd gezag. Daarnaast kunnen waterschappen eigen beleid ontwikkelen, bijvoorbeeld ten aanzien van de samenwerking met de gemeenten in de waterketen of ten aanzien van gemeentelijke waterplannen. De waterschappen leggen één en ander vast in een waterbeheerplan.
Het plangebied is gelegen binnen het werkingsgebied van het Hoogheemraadschap Rijnland. Op 9 december 2009 is het nieuwe Waterbeheerplan (WBP) van Rijnland door het Hoogheemraadschap Rijnland vastgesteld (Planperiode 2010-2015).
Het hoogheemraadschap tracht met het plan op vier externe ontwikkelingen in te spelen. Deze ontwikkelingen zijn:
- water wordt meer en meer onderdeel van beleid en plannen van derden;
- het maatschappelijk gebruik van gronden is aan veranderingen onderhevig;
- het land wordt zouter en droger;
- het land wordt lager, vooral in veenweidegebieden.
In het Waterbeheerplan (WBP) van Rijnland geeft het Hoogheemraadschap aan wat haar ambities voor de komende planperiode zijn en welke maatregelen in het watersysteem worden getroffen. Het nieuwe WBP legt meer dan voorheen accent op uitvoering. De drie hoofddoelen zijn veiligheid tegen overstromingen, voldoende water en gezond water. Wat betreft veiligheid is cruciaal dat de waterkeringen voldoende hoog en stevig zijn én blijven en dat rekening wordt gehouden met mogelijk toekomstige dijkverbeteringen. Wat betreft voldoende water gaat het erom het complete watersysteem goed in te richten, goed te beheren en goed te onderhouden. Daarbij wil Rijnland dat het watersysteem op orde en toekomstvast wordt gemaakt, rekening houdend met klimaatverandering. Immers, de verandering van het klimaat leidt naar verwachting tot meer lokale en heviger buien, perioden van langdurige droogte en zeespiegelrijzing. Het waterbeheerplan sorteert voor op deze ontwikkelingen.
Keur van het Hoogheemraadschap
De Keur is een vastgestelde verordening waar gedoogplichten, geboden en verboden in staan. In dit kader is het van belang te weten dat langs hoofd- en overige watergangen een zone ligt van respectievelijk 5 m en 2 m ter bescherming van het profiel en onderhoud. Ook langs waterkeringen ligt een zone voor bescherming en onderhoud van de waterkeringen. Voor het realiseren van bouwwerken en het uitvoeren van werken binnen deze zone dient ontheffing van de Keur te worden aangevraagd. Per 22 december 2009 is een nieuwe keur in werking getreden, alsmede nieuwe beleidsregels. Een nieuwe keur is nodig vanwege de totstandkoming van de Waterwet en daarmee verschuivende bevoegdheden in onderdelen van het waterbeheer. Verder zijn aan deze Keur bepalingen toegevoegd over het onttrekken van grondwater en het infiltreren van water in de bodem. De Keur 2009 en de daarmee samenhangende Algemene- en Beleidsregels 2009 maken het mogelijk dat het hoogheemraadschap van Rijnland haar taken als waterkwaliteits- en kwantiteitsbeheerder kan uitvoeren. De Keur is een verordening van de waterbeheerder met wettelijke regels (gebod- en verbodsbepalingen) voor: waterkeringen, watergangen en andere waterstaatswerken. Op basis van de Keur van het hoogheemraadschap zijn de beschermingszones van de in/nabij het plangebied gelegen waterkeringen gewijzigd. Dit is verwerkt in dit bestemmingsplan.
Riolering en afkoppelen
Overeenkomstig het rijksbeleid geeft Rijnland de voorkeur aan het scheiden van hemelwater en afvalwater, mits het doelmatig is. De voorkeursvolgorde voor de omgang met afvalwater houdt in dat het belang van de bescherming van het milieu vereist dat:
- a. het ontstaan van afvalwater wordt voorkomen of beperkt;
- b. verontreiniging van afvalwater wordt voorkomen of beperkt;
- c. afvalwaterstromen gescheiden worden gehouden, tenzij het niet gescheiden houden geen nadelige gevolgen heeft voor een doelmatig beheer van afvalwater;
- d. huishoudelijk afvalwater en afvalwater dat daarmee wat biologische afbreekbaarheid betreft overeenkomt, worden ingezameld en naar een afvalwaterzuiveringsinrichting getransporteerd;
- e. ander afvalwater dan bedoeld in onderdeel d:
- zo nodig na zuivering bij de bron, wordt hergebruikt;
- lokaal, zo n odig na retentie of zuivering bij de bron, in het milieu wordt gebracht.
De gemeente kan gebruik maken van deze voorkeursvolgorde bij de totstandkoming van het gemeentelijk rioleringsplan (GRP). Deze voorkeursvolgorde is echter geen dogma. De uiteindelijke afweging zal lokaal moeten worden gemaakt, waarbij doelmatigheid van de oplossing centraal moet staan.
Zorgplicht en preventieve maatregelen voor Hemelwater
Voor de verwerking van hemelwater wijst Rijnland op de zorgplicht en op het nemen van preventieve maatregelen. Het verdient aanbeveling daar waar mogelijk aandacht te besteden aan maatregelen bij de bron. Preventie heeft de voorkeur boven ‘end-of-pipe’ maatregelen. Uitgangspunt is dat het te lozen hemelwater geen significante verslechtering van de kwaliteit van het ontvangende oppervlaktewater mag veroorzaken en emissie van vervuilende stoffen op het oppervlaktewater waar mogelijk wordt voorkomen door bijvoorbeeld:
- duurzaam bouwen;
- het toepassen berm- of bodempassage;
- toezicht en controle tijdens de aanlegfase en handhaving tijdens de beheerfase ter voorkoming van verkeerde aansluitingen;
- het regenwaterriool uit te voeren met (straat)kolken voorzien van extra zand- slibvang
- of zakputten (putten met verdiepte bodem) op tactische plekken in het stelsel;
- adequaat beheer van straatoppervlak, straatkolken en zakputten (straatvegen en kolken/putten zuigen);
- het toepassen van duurzaam onkruidbeheer;
- de bewoners, gebruikers en beheerders voor te lichten over de werking van de riolering en een juist gebruik hiervan;
- het vermijden van vervuilende activiteiten op straat zoals auto’s wassen en repareren en chemische onkruidbestrijding.
Daar waar ondanks de zorgplicht en de preventieve maatregelen het te lozen hemelwater naar verwachting een aanmerkelijk negatief effect heeft op de oppervlaktewaterkwaliteit, kan in overleg tussen gemeente en waterschap gekozen worden voor aanvullende voorzieningen, een verbeterd gescheiden stelsel of - als laatste keus - aansluiten op het gemengde stelsel. Ook kan de gemeente in overleg met het waterschap kiezen voor een generieke ‘end-of-pipe’ aanpak. Deze keuze moet dan expliciet gemaakt worden in het GRP.
3.5 Gemeentelijk Beleid
Gemeentelijke Structuurvisies
De gemeenteraad moet voor het hele grondgebied van de gemeente één of meer structuurvisies vaststellen. In een structuurvisie wordt het gemeentelijke ruimtelijke beleid vastgelegd; het bevat hoofdlijnen van de voorgenomen ontwikkelingen van een gebied en de hoofdzaken van het door de gemeente te voeren ruimtelijk beleid. Ook gaat een structuurvisie in op de manier waarop de gemeente denkt de voorgenomen ontwikkelingen te verwezenlijken. Een structuurvisie dient als uitgangspunt voor nieuw op te stellen bestemmingsplannen.
Op dit moment heeft de gemeente Zoeterwoude twee structuurvisies in voorbereiding en is er één structuurvisie vastgesteld. De vastgestelde structuurvisie is specifiek bedoeld voor het buitengebied van de gemeente en daarmee niet van toepassing op dit plangebied, omdat dit plan in stedelijk gebied is gelegen.
Voor het plangebied is van belang van de Nota van Uitgangpunten structuurvisie Zoeterwoude Rijndijk. In deze Nota van Uitgangspunten is voor bedrijventerrein Grote Polder opgenomen dat binnen het bedrijventerrein Grote Polder geen directe ontwikkelingen meer te verwachten zijn. Er heeft een revitalisering plaatsgevonden en de volgende uitgangspunten voor de toekomst kunnen als volgt worden samengevat:
- Bedrijfswoningen dienen zoveel mogelijk te worden vervangen door bedrijvigheid.
- Groene zone aan de achterkant, langs spoorweg en de N11, blijft behouden.
- In het verlengde van de Industrieweg zal een brug, in principe voor fietsers en hulpdiensten (en, tijdens de bouw, werkverkeer), worden gerealiseerd richting VerdeVista Meerburg.
Deze uitgangspunten zijn volledig verwerkt in dit plan.
Toekomstvisie Zoeterwoude (concept 2010)
Er zijn veel ontwikkelingen in de regio die belangrijk zijn voor de toekomst van Zoeterwoude, bijvoorbeeld op het gebied van bedrijvigheid en infrastructuur. De gemeente Zoeterwoude wil haar poortfunctie tussen stad en landelijk gebied verder vorm geven. Met behulp van de toekomstvisie, hoewel nog in concept, bepaalt de gemeente Zoeterwoude haar positie ten opzichte van verschillende ontwikkelingen. Zoeterwoude gaat voor een beheerste ruimtelijke en economische ontwikkeling met zo min mogelijk nieuwe bebouwing naast de plannen die er al zijn. Het belang van elke nieuwe ruimtelijke ontwikkeling zal telkens opnieuw afgewogen moeten worden. Het behoudt van het bijzonder cultuurlandschap van Zoeterwoude staat daarbij voorop.
Duurzaamheidsagenda 2011-2014
Het algemene kader voor het milieubeleid van de gemeente Zoeterwoude is vastgelegd in de Duurzaamheidsagenda “Samenwerken en Verbinden”. Dit beleid kent een directe relatie met de ruimtelijke ordening, bijvoorbeeld met betrekking tot de doelstellingen voor duurzame inrichting, voor duurzame (steden)bouw, alsook voor het klimaat en energiebesparing. In deze Duurzaamheidsagenda beschrijft de gemeente Zoeterwoude hoe zij in nauwe samenwerking met de Milieudienst West-Holland werkt aan het uitvoeren van haar ambities en doelstellingen op het gebied van milieu en duurzaamheid. De duurzaamheidambities van Zoeterwoude worden vertaald binnen de kernwaarden: sociaal, groen, weids en ondernemend. Duurzaamheid is de ideale mix van ecologische, economische en sociale belangen voor onze gemeente. Er is de afgelopen jaren al veel bereikt, met deze duurzaamheidsagenda wordt een extra stap gemaakt met veel concrete acties. De gemeente werkt zelf duurzaam en stimuleert en faciliteert duurzame initiatieven van burgers en bedrijven.
De basis voor deze agenda van de gemeente ligt in:
- het Coalitieakkoord “Duurzaam in beweging” (2010-2014);
- Toekomstvisie Zoeterwoude
- de uitvoering van de reguliere milieutaken door de Milieudienst West-Holland;
- het regionale klimaatprogramma (2008-2012);
- de regionale ambities voor duurzaam bouwen en duurzame gebiedsontwikkeling.
Doorwerking gemeentelijk beleid
In haar ruimtelijk beleid sluit de gemeente Zoeterwoude grotendeels aan bij het ruimtelijke beleid van de provincie Zuid-Holland. Dat betekent dat men terughoudend is met de uitbreiding van niet-agrarische functies in het landelijk gebied. Verdere verstedelijking of uitbreiding van bedrijfsactiviteiten moet plaats vinden binnen of aan randen van bestaande kernen. Op deze manier wordt verdere verstedelijking van het landelijk gebied voorkomen en blijft het groene open karakter van de gemeente behouden.
Hoofdstuk 4 Randvoorwaarden
4.1 Algemeen
Er bestaat een duidelijke relatie tussen milieubeleid, landschap en ruimtelijke ordening. De milieu- en landschapskwaliteit vormen een belangrijke afweging bij de ontwikkeling van ruimtelijke functies. Bij de afweging van het al dan niet toelaten van ruimtelijke functies dient te worden onderzocht welke milieuhygiënische en waterhuishoudkundige aspecten daarbij een rol spelen. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op flora en fauna, bodem, bedrijfshinder, externe veiligheid, geluid, watertoets, luchtkwaliteit, milieueffecten en archeologisch waarden.
4.2 Mer
Per 1 april 2011 is het Besluit milieueffectrapportage (m.e.r.) gewijzigd. De belangrijkste aanleidingen hiervoor zijn de modernisering van de m.e.r wetgeving in 2010 en de uitspraak van het Europese Hof van 15 oktober 20091. Uit deze uitspraak volgt dat de omvang van een project niet het enige criterium mag zijn om wel of geen m.e.r.- (beoordeling) uit te voeren. Ook als een project onder de drempelwaarde uit lijst C en D zit, kan een project belangrijke nadelige gevolgen hebben, als het bijvoorbeeld in of nabij een kwetsbaar natuurgebied ligt.
Gemeenten en provincies moeten daarom per 1 april van 2011 ook bij kleine bouwprojecten beoordelen of een m.e.r.-beoordeling nodig is. Achterliggende gedachte hierbij is dat ook kleine projecten het milieu relatief zwaar kunnen belasten en ook bij kleine projecten van geval tot geval moet worden beoordeeld of een m.e.r-procedure nodig is.
Een m.e.r.-beoordeling is een toets van het bevoegd gezag om te beoordelen of bij een project belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen optreden. Wanneer uit de toets blijkt dat er belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen optreden moet er een m.e.r.-procedure worden doorlopen. Met andere woorden dan is het opstellen van een MER nodig.
Beoordeling noodzakelijkheid m.e.r.-beoordeling
Om te bepalen of een m.e.r.-beoordeling noodzakelijk is dient bepaald te worden of de ontwikkeling de drempelwaarden uit lijst D van het Besluit m.e.r. overschrijdt, of de ontwikkeling in een kwetsbaar gebied ligt en of er belangrijke milieugevolgen zijn.
Drempelwaarden Lijst D
In het plangebied worden geen ontwikkelingen direct mogelijk gemaakt. Dit bestemmingsplan behoort niet tot de gevallen zoals benoemd in lijst D van het Besluit m.e.r. Wel biedt het bestemmingsplan het kader voor het mogelijk maken, door een wijzigingsbevoegdheid, van kantoren op twee locaties in het plangebied. Kantoren behoren tot de categorie stedelijk ontwikkelingsproject (Bijlage D, categorie 11.2 van het Besluit m.e.r). De omvang van deze (eventuele) projecten is veel kleiner dan de drempelwaarde. De (eventuele) activiteiten hebben een verkeersaantrekkende werking, waardoor geluidstoename en gevolgen voor de luchtkwaliteit kunnen optreden. Gelet op de omvang van de activiteiten blijven de gevolgen binnen de wettelijke kaders voor milieu- (geluid, bodem, luchtkwaliteit, externe veiligheid) en overige aspecten (verkeer, landschap, natuur) en zijn geen belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu te verwachten.
Gevoelig gebied
In onderdeel A van de bijlage bij het Besluit m.e.r is bepaald wat verstaan wordt onder een gevoelig gebied. Als gevoelig gebied zijn gebieden aangewezen die beschermd worden op basis van de natuurwaarden, landschappelijke waarden, cultuurhistorische waarden en waterwingebieden.
Uit paragraaf 4.9 van de toelichting volgt dat het plangebied niet ligt in of nabij een gebied dat beschermd wordt vanuit de natuurwaarden. Het plan ligt daarnaast zodanig ver verwijderd van de Ecologische Hoofdstructuur (nabije EHS, de Elfenbaan, wordt verplaatst of gecompenseerd in het kader van de aanleg van het Emplacement voor de Rijn-Gouwelijn), een Vogel- of Habitatrichtlijngebied of overig beschermd natuurgebied dat van externe werking geen sprake kan zijn.
Het plangebied behoort niet tot een waterwinlocatie, waterwingebied of grondwaterbeschermingsgebied. Ook behoort het plangebied niet tot een gebied waarbinnen een Rijksmonument ligt of een Bèlvéderegebied. En is er geen sprake van een landschappelijk waardevol gebied. Het plan zorgt derhalve niet voor een inbreuk op kwetsbare gebieden.
Milieugevolgen
In de hierop volgende paragrafen worden de verschillende milieueffecten beschouwd, zoals daar zijn geluid en luchtkwaliteit. Hieruit blijkt dat er door de ontwikkeling inderdaad geen sprake zal zijn van nadelige milieugevolgen.
Conclusie
Zoals beschreven in de voorafgaande alinea's zijn er geen 'belangrijke nadelige milieugevolgen' te verwachten en daarom is het niet noodzakelijk een m.e.r.-beoordeling uit te voeren.
- 1. HvJ EG 15 oktober 2009, zaak C-255/08 (Commissie tegen Nederland)
4.3 Geluid
Op basis van de Wet Geluidhinder zijn drie geluidsbronnen waarmee bij de opstelling van bestemmingsplannen rekening gehouden dient te worden. Het betreft wegverkeer-, spoorweg- en industrielawaai. Indien er binnen dit bestemmingsplan geen nieuwe geluidgevoelige objecten mogelijk worden gemaakt hoeft geen onderzoek naar wegverkeerslawaai uitgevoerd.
Voor ruimtelijke plannen wordt het geluid echter niet alleen beoordeeld aan de hand van de Wet geluidhinder. In het kader van een goede ruimtelijke ordening moet ook worden voorzien in een goed woon- en leefklimaat en het geluid is daarvan een onderdeel. In het Milieubeleidsplan 2003-2010 is de volgende doelstelling opgenomen ten aanzien van geluid: 'In 2010 ligt de geluidbelasting van alle woningen binnen het wettelijk vastgestelde niveau van 68 dB. Nieuwe gevallen van geluidsoverlast moeten worden voorkomen'. De Wet geluidhinder biedt mogelijkheden om hogere geluidwaarden vast te stellen voor gevallen waarin niet aan de voorkeurswaarde kan worden voldaan. De gemeente Zoeterwoude heeft richtlijnen vastgesteld voor het verlenen van dergelijke hogere waarden. Het beleid is er daarbij op gericht om niet tot het wettelijke maximum te gaan, maar een norm aan te houden die 5 dB lager is dan de wettelijke grenswaarde. Alleen bij hoge uitzondering kan worden overgegaan tot een hogere grenswaarde volgens de wettelijke normen. Voor deze situatie geldt een uitgebreide motiveringsplicht, waaruit moet blijken waarom de omstandigheden deze uitzonderlijke afwijking rechtvaardigen.
Geluid in relatie tot het plan
Wegverkeerslawaai
In de Wgh is bepaald dat elke weg een geluidszone heeft. Een uitzondering hierop zijn wegen met een snelheidsregime van 30km/uur of wegen van een woonerf. De breedte van de geluidszones is afhankelijk van het aantal rijstroken en de ligging van een weg. Voor de rijksweg N11 met 4 rijstroken geldt derhalve een zone van 400 meter, voor de Burgemeester Smeetsweg 350 meter en voor de Hoge Rijndijk met 2 rijkstroken geldt een zone van 200 meter. Met dit bestemmingsplan worden geen nieuwe geluidsgevoelige functies of objecten mogelijk gemaakt. Om die reden is een akoestisch onderzoek naar wegverkeerslawaai niet noodzakelijk.
Op basis van het Tracébesluit N11 Zoeterwoude – Alphen aan den Rijn d.d. 5 juli 211 zijn in dit plangebied voor 2 woningen hogere waarden vastgesteld. Het betreffen de woningen Industrieweg 25 en 27. Voor beide woningen is een hogere waarde van 52 dB vastgesteld.
Spoorwegverkeerslawaai
Langs iedere (landelijke) spoorweg bevindt zich volgens de bepalingen van de Wet geluidhinder een geluidszone. De breedte van de geluidszones wordt gemeten vanaf de buitenste spoorstaaf. De spoorbaan Leiden - Alphen aan den Rijn langs de zuidrand van het bedrijventerrein Grote Polder, kent een zone met een breedte van 600 meter. Binnen deze zone geldt eveneens dat er geen nieuwe geluidsgevoelige functies of objecten mogelijk worden gemaakt met dit plan. Een akoestisch onderzoek naar spoorwegverkeerslawaai is derhalve niet noodzakelijk.
Industrielawaai
Op het naastgelegen bedrijventerrein Barrepolder is Heineken Nederland BV gevestigd. Heineken Nederland BV is een inrichting die in belangrijke mate geluidshinder kan veroorzaken naar haar omgeving toe. Dergelijke inrichtingen worden genoemd in bijlage I onderdeel D van het Besluit Omgevingsrecht. Voor terreinen waar dergelijke inrichtingen toegestaan zijn dient volgens artikel 53 van de Wet geluidhinder een geluidszone te worden vastgesteld. Heineken heeft de afgelopen jaren diverse (sanerings)maatregelen doorgevoerd om de geluidsemissie in noordelijke richting af te laten nemen. Omdat er ondanks deze geluidsreducerende maatregelen onvoldoende akoestische ruimte beschikbaar was voor diverse uitbreidingen, is de geluidszone onlangs aan de zuidzijde verruimd. Deze geluidszone overlapt het meest oostelijk deel van het plangebied. De vastgestelde zone komt overeen met de 50 dB(A)-contour. Buiten deze zone mag de geluidsbelasting de waarde van 50 dB(A) niet overschrijden.
Figuur 2 vastgestelde Geluidzone Barrepolder
Een goede ruimtelijke ordening voorziet onder andere in het voorkomen van voorzienbare hinder en gevaar door milieubelastende activiteiten. Door bij nieuwe ontwikkelingen voldoende afstand in acht te nemen tussen milieubelastende activiteiten en gevoelige functies wordt zoveel mogelijk hinder voorkomen.
Indien er binnen de geluidzone nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen mogelijk gemaakt worden dan moet de optredende geluidsbelasting ten gevolge van het gezoneerde industrieterrein getoetst worden aan de Wet geluidhinder.
Aangezien er geen nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen bestemd worden is er geen toetsing aan de Wet geluidhinder aan de orde. De woningen Industrieweg 25 en 27 liggen binnen de geluidszone.
Doorwerking in het plan
Voor wat betreft spoor- en wegverkeerslawaai stuit het plan niet op belemmeringen. Ten aanzien van de geluidscontour rondom Heineken Nederland BV is een geluidscontour opgenomen op de verbeelding door middel van een gebiedsaanduiding 'geluidszone industrie'.
4.4 Luchtkwaliteit
Toetsing aan de Wet milieubeheer
De hoofdlijnen voor regelgeving rondom luchtkwaliteitseisen staan beschreven in de Wet milieubeheer (hoofdstuk 5 Wm). Artikel 5.16 Wm (lid 1) geeft weer, onder welke voorwaarden bestuursorganen bepaalde bevoegdheden (uit lid 2) mogen uitoefenen. Als aan minimaal één van de volgende voorwaarden wordt voldaan, vormen luchtkwaliteitseisen in beginsel geen belemmering voor het uitoefenen van de bevoegdheid:
- er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;
- een project leidt – al dan niet per saldo – niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
- een project draagt 'niet in betekenende mate' bij aan de luchtverontreiniging;
- een project past binnen het NSL (Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit), of binnen een regionaal programma van maatregelen.
Onderhavig bestemmingsplan betreft in hoofdzaak een beheerplan. Binnen dit bestemmingsplan worden geen nieuwe ontwikkelingen direct mogelijk gemaakt die door de verkeersgeneratie of de uitstoot van luchtverontreinigende stoffen bijdragen aan de verontreiniging van de luchtkwaliteit. Er is in het bestemmingsplan echter wel een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor de wijziging naar kantorenlocaties (op een aantal plekken). Gelet op de omvang van deze wijzigingsbevoegdheid tot kantoorlocaties (bruto vloeroppervlak kleiner dan 100.000 m² en één ontsluitingsweg) dragen de plannen niet in betekenende mate bij aan een verslechtering van de luchtkwaliteit.
Toetsing aan Duurzaamheidsagenda 2010-2014
Uit oogpunt van goede ruimtelijke ordening dient afgewogen te worden of het aanvaardbaar is om het plan te realiseren. Daarbij speelt de mate van blootstelling aan de luchtverontreiniging een rol. Voor deze afweging kan getoetst worden aan de doelstelling in de duurzaamheidsagenda. De doelstelling in de duurzaamheidsagenda luidt: De lucht- en geurnormen voldoen aan de regelgeving. Deze doelstelling is minder ambitieus dan het regionaal beleidskader duurzame stedenbouw. Hierin wordt gesteld dat men beduidend lager dan de grenswaarde wens uit te komen. Voorgesteld is om de grens te stellen op 36-38 µg/m3.
Om inzicht te geven in de mate van blootstelling aan luchtverontreiniging wordt gebruik gemaakt van de, door het ministerie van Infrastructuur en Milieu, beschikbaar gestelde digitale monitoringstool (www.nsl-monitoringstool.nl). Uit deze monitoringstool blijkt dat langs de Industrieweg in 2011 de concentraties stikstofdioxide en fijn stof beduidend lager zijn dan de grenswaarden (respectievelijk 29,2 µg/m3 en 24,6 µg/m3 (incl. zeezout aftrek)). Hiermee wordt voldaan aan de doelstelling van de Duurzaamheidsagenda 2010-2014 en de extra ambitie uit het Regionaal beleidskader duurzame stedenbouw.
Conclusie
Het plan voldoet aan de Wet milieubeheer, onderdeel luchtkwaliteitseisen. Er wordt voldaan aan de doelstelling van de Duurzaamheidsagenda 2011-2014 en het Regionale beleidskader duurzame stedenbouw. Verder zijn er geen belemmeringen voor dit plan met betrekking tot de luchtkwaliteit.
4.5 Milieuhinderlijke Bedrijvigheid
Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Om te komen tot een ruimtelijke relevante toetsing van bedrijfsvestigingen op milieuhygiënische aspecten wordt het begrip milieuzonering gehanteerd. Onder milieuzonering wordt verstaan een voldoende ruimtelijke scheiding tussen enerzijds milieubelastende bedrijven of inrichtingen en anderzijds milieugevoelige gebieden zoals woongebieden. Daarnaast is de milieuwetgeving van toepassing.
Om het begrip 'milieuzonering' hanteerbaar te maken, is gebruik gemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering2. In de VNG-publicatie is een zogenaamde richtafstandenlijst opgenomen. In deze lijst is voor allerlei soorten bedrijvigheid aangegeven welke richtafstanden vanwege geur, stof, geluid en gevaar bij voorkeur worden aangehouden. Naast richtafstanden zijn ook andere kenmerken vermeld, zoals de verkeersaantrekkende werking.
Omgevingstypen
De VNG-publicatie maakt voor de toepassing van de richtafstandenlijsten onderscheid in de omgevingstypen 'rustige woonwijk en rustig buitengebied'3 en 'gemengd gebied'4. De richtafstandenlijsten vermelden de afstanden die bij voorkeur worden aangehouden tussen bedrijven en een 'rustige woonwijk en rustig buitengebied'. Als er sprake is van het omgevingstype 'gemengd gebied' kunnen de afstanden uit de richtafstandenlijst met één afstandstap worden verminderd.
Milieucategorie | richtafstand tot omgevingstype rustige woonwijk en rustig buitengebied | richtafstand tot omgevingstype gemengd gebied |
1 | 10 m | 0 m |
2 | 30 m | 10 m |
3.1 | 50 m | 30 m |
3.2 | 100 m | 50 m |
4.1 | 200 m | 100 m |
4.2 | 300 m | 200 m |
5.1 | 500 m | 300 m |
5.2 | 700 m | 500 m |
5.3 | 1.000 m | 700 m |
6 | 1.500 m | 1.000 m |
Tabel 2: Richtafstanden conform VNG
Op basis van de richtafstandenlijsten is in de VNG-publicatie een voorbeeld Lijst van Bedrijfsactiviteiten voor bedrijventerreinen opgenomen. Dit voorbeeld is de leidraad voor de bij dit bestemmingsplan opgenomen Lijst van Bedrijfsactiviteiten.
Bedrijven en milieuzonering en bestaande bedrijven
Het is mogelijk dat de aard en omvang van een bestaand bedrijf afwijkt van het 'gemiddelde' uit de afstandentabel. Dit kan aanleiding zijn de afstandentabel bij te stellen, bijvoorbeeld door specifieke bedrijven toe te laten of juist uit te sluiten. De bedrijven worden in eerste instantie beoordeeld op grond van hun feitelijke emissies op grond van de milieuvergunningen en/of meldingen. Op deze wijze krijgt men inzicht in eventuele knelpunten in de bestaande milieusituatie.
De afstandentabel is voor de bedrijven in het plangebied bedrijventerreinen Grote Polder van belang in de volgende gevallen:
- bij het toelaten van nieuwe bedrijfsactiviteiten;
- bij het kunnen meewerken aan uitbreiding of verplaatsing van bestaande bedrijfsactiviteiten.
Plangebied
De bedrijven in het plangebied bevinden zich in hoofdzaak in de milieucategorie 2, 3 en 4. De aanwezige bedrijven passen qua aard en omvang bij het karakter van de terreinen en bij de schaal van de stedelijke omgeving van Leiden/ Zoeterwoude. De bestaande milieuzonering is uitgangspunt geweest bij het opstellen van onderhavig bestemmingsplan, waarin derhalve de bestaande bedrijvigheid mogelijk wordt gemaakt. Dit houdt in dat op het bedrijventerrein bedrijven in milieucategorie 2, 3 en 4 zich mogen vestigen.
Om de huidige situatie te kunnen vastleggen zijn categorie 1 en 2 bedrijven integraal mogelijk gemaakt. Vervolgens zijn de bedrijven die zich in de categorieën 3 en 4 bevinden specifiek per milieucategorie aangeduid op de verbeelding. Enkele bedrijven bevinden zich in een hogere milieucategorie deze bedrijven zijn concreet met bedrijfsaard aangeduid op de verbeelding. Op deze wijze wordt zo concreet mogelijk de huidige situatie bestemd.
- 2. Bedrijven en milieuzonering, Handreiking voor maatwerk in de gemeentelijke ordeningspraktijk, Vere-niging van Nederlandse Gemeenten, 2009.
- 3. Een rustige woonwijk is een woonwijk die is ingericht volgens het principe van functiescheiding. Afge-zien van wijkgebonden voorzieningen komen vrijwel geen andere functies (zoals bedrijven of kantoren) voor. Langs de randen (in de overgang naar mogelijke bedrijfsfuncties) is weinig verstoring door ver-keer. Een vergelijkbaar omgevingstype qua aanvaardbare milieubelasting is een rustig buitengebied (eventueel inclusief verblijfsrecreatie, een stilte- of een natuurgebied, Bedrijven en milieuzonering, Be-drijven en milieuzonering, Handreiking voor maatwerk in de gemeentelijke ordeningspraktijk, 2009.
- 4. Een gemengd gebied is een gebied met een matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen komen andere functies voor, zoals horeca en kleine bedrijven. Ook lintbebouwing in het buitengebied met overwegend agrarische en andere bedrijvigheid kan als gemengd gebied worden beschouwd. Ge-bieden die direct langs hoofdinfrastructuur liggen, behoren eveneens tot het omgevingstype gemengd gebied. Hier kan de verhoogde milieubelasting voor geluid de toepassing van kleinere richtafstanden rechtvaardigen. Geluid is voor de te hanteren afstand van milieubelastende activiteiten veelal bepalend, Bedrijven en milieuzonering, Bedrijven en milieuzonering, Handreiking voor maatwerk in de gemeen-telijke ordeningspraktijk, 2009.
4.6 Externe Veiligheid
Bij het opstellen of wijzigen van ruimtelijke plannen dient rekening gehouden te worden met de risiconormeringen ten aanzien van de externe veiligheid.
Algemeen
Het Rijksbeleid voor externe veiligheid is gericht op het beperken en beheersen van risico's voor de omgeving vanwege:
- het gebruik, de opslag en de productie van gevaarlijke stoffen (inrichting);
- het transport van gevaarlijke stoffen (openbare wegen, water- en spoorwegen, buisleidingen);
- het gebruik van luchthavens.
Externe veiligheid heeft betrekking op de veiligheid van degenen die niet bij de risicovolle activiteit zelf zijn betrokken, maar als gevolg van die activiteit wel risico's kunnen lopen, zoals omwonenden. Het beleid is o.a. verankerd in het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen5 (BEVI) en de bijbehorende Regeling Externe Veiligheid Inrichtingen6 (REVI). Voor het vervoer van gevaarlijke stoffen is het beleid gebaseerd op de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen7. In 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen in werking getreden.
In het externe veiligheidsbeleid staan twee doelen centraal: de bescherming van individuen tegen de kans op overlijden als gevolg van een ongeluk, en de bescherming van de samenleving tegen het ontwrichtende effect van een ramp met een groter aantal slachtoffers; respectievelijk het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het plaatsgebonden risico van een bepaalde activiteit is de kans per jaar op een bepaalde plaats, dat een continu daar aanwezig gedacht persoon die onbeschermd is, komt te overlijden als gevolg van een mogelijk ongeluk met die activiteit. Het groepsrisico is de kans per jaar dat in één keer een groep mensen van een bepaalde omvang komt te overlijden bij een ongeval met gevaarlijke stoffen.
Plangebied
Voor het plangebied en de omgeving is beoordeeld welke (potentiële) risicobronnen in de bestemmingsplantoelichting betrokken moeten worden. Op de provinciale risicokaart staan deze (potentiële) risicobronnen aangegeven.
Inrichtingen
In het plangebied zijn drie inrichtingen aanwezig waar gevaarlijke stoffen worden opgeslagen:
- Frigo Mundo BV; het betreft hier een omvangrijke koelinstallatie.
- Christ Holland; het betreft hier opslag van loog/zoutzuur ten behoeve van het productieproces.
- Huisman Holding BV; Het betreft hier een LPG tankstation en een LPG vulpunt.
Huisman Holding BV is een Bevi inrichting. Figo Mundo BV en Christ Holland vallen niet onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). De normen uit het Bevi zijn daarom niet van toepassing op deze inrichtingen.
Ten aanzien van het LPG tankstation geldt een plaatsgebonden risicocontour van 35 meter rondom het vulpunt en 25 meter rondom het reservoir en van 15 meter rondom de afleverinstallatie. Het invloedsgebied waarvoor het groepsrisico verantwoord dient te worden heeft een straal van 150 meter rondom het vulpunt en reservoir. De plaatsgebonden risicocontouren van respectievelijk 35 en 25 meter rondom het vulpunt en het reservoir zijn door middel van een gebiedsaanduiding 'veiligheidszone – LPG' opgenomen op de verbeelding. Binnen deze zone zijn geen nieuwe gevoelige functies toegelaten.
De milieuvergunning van Huisman Holding BV is vorig jaar geactualiseerd (beschikking d.d. 15 september 2010), waarbij het plaatsgebonden risico en het groepsrisico zijn getoetst. Aan de grenswaarde voor het plaatsgebonden risico wordt voldaan. Het groepsrisico ligt onder de oriëntatiewaarde en is als acceptabel beoordeeld.
Aangezien er in het plan geen nieuwe gevoelige functies binnen de veiligheidscontouren van deze bedrijven wordt gerealiseerd stuit het plan niet op belemmeringen.
In het bestemmingsplan is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor het realiseren van kantoren op de hoek Industrieweg / Burgemeester Smeetsweg. Deze locatie bevindt zich binnen het invloedsgebied van het LPG tankstation. In het kader van de procedure van deze wijzigingsbevoegdheid moet een verantwoording van het groepsrisico worden opgesteld. Dit is opgenomen als voorwaarde voor de wijzigingsbevoegdheid. Omdat de manier waarop gebruik wordt gemaakt van deze wijzigingsbevoegheid nog niet bekend is (aard en omvang ontwikkeling) is dit in het kader van dit bestemmingsplan niet nader onderzocht.
Figuur 3 uitsnede Risicokaart Zuid-Holland
In de omgeving van het plangebied ligt één Bevi-bedrijf. Ten oosten van bedrijventerrein Grote Polder is Heineken Nederland BV gevestigd. De risicocontour van deze BEVI inrichting ligt ruim buiten het plangebied en vormt daarmee geen belemmering. Nieuwe Bevi-bedrijven worden niet toegestaan op het terrein.
Heineken heeft in het kader van de aanvraag om een revisievergunning een QRA laten opstellen (Save, rapportnr. 187489 090149 - AA20, 30 januari 2009). Uit de resultaten blijkt dat het effectgebied (groepsrisico) van Heineken maximaal 425 meter vanaf de risicobron reikt. Het plangebied ligt voor een zeer klein deel in het effectgebied. Volgens de groepsrisicoberekening bedraagt het maximale aantal slachtoffers ten gevolge van een calamiteit bij Heineken drie personen. Dit wil zeggen dat Heineken geen groepsrisico (GR begint bij 10 dodelijke slachtoffers) veroorzaakt.
Buisleidingen
Per 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) in werking getreden. Binnen het plangebied zijn geen buisleidingen gelegen die relevant zijn voor de externe veiligheid. Buiten de plangrenzen zijn wel twee buisleidingen aanwezig die mogelijk van invloed kunnen zijn op het plangebied. Ten zuiden van de Rijksweg N11 is de een gasleiding van de Gasunie gelegen. Ten westen van het plangebied ligt, parallel aan de Rijksweg A4 een buisleiding ten behoeve van het transport van gas. Echter er worden geen nieuwe ontwikkelingen toegelaten in het effectgebied van de leiding langs de N11, waardoor noch het groepsrisico, noch het plaatsgebonden risico zal/kan toenemen. Het plan stuit derhalve niet op belemmeringen. Tevens ligt het effectgebied van de leiding langs de A4 geheel buiten het plangebied
N11
Het bedrijventerrein Grote Polder valt voor een deel binnen de 200 meter zone langs de N11 waar beperking aan het ruimtelijk gebruik kunnen worden opgelegd. Het groepsrisico ligt onder de oriëntatiewaarde en dat wijzigt niet (het plan is immers conserverend van aard). Een groepsrisicoverantwoording is daarom niet nodig. Dit blijkt uit het onderzoek 'Externe Veiligheid opstelplaats RijnGouweLijn van DGMR (16 juli 2010).
In het bestemmingsplan is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor het realiseren van een kantoor op de hoek Produktieweg/Blauwmutsenpad. Deze ontwikkeling bevindt zich binnen 200 meter van de N11. In het kader van de procedure voor de wijziging van het bestemmingsplan moet een verantwoording van het groepsrisico worden opgesteld. Dit is opgenomen als voorwaarde voor de wijzigingsbevoegdheid. Omdat de manier waarop gebruik wordt gemaakt van deze wijzigingsbevoegheid nog niet bekend is (aard en omvang ontwikkeling) is dit in het kader van dit bestemmingsplan niet nader onderzocht.
- 5. Besluit van 27 mei 2004, houdende milieukwaliteitseisen voor externe veiligheid van inrichtingen milieubeheer (Besluit externe veiligheid inrichtingen), Staatsblad 2004, 250
- 6. Regeling van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 8 september 2004, nr. EV2004084072, houdende regels met betrekking tot afstanden en de wijze van berekening van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico ter uitvoering van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Regeling externe veiligheid inrichtingen), Staatscourant 2004, 183
- 7. Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, juli 2004
4.7 Bodem
Algemeen
De kwaliteit van zowel de bodem en het (grond)water, zijn van invloed op de kwaliteit van het woon- en leefklimaat. Wanneer er sprake is van verontreiniging kan dit de volksgezondheid negatief beïnvloeden. Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening is een beoordeling van de haalbaarheid van een plan verplicht. Het bodemonderzoek, en dan met name onderzoek naar de bodemkwaliteit, maakt onderdeel uit van deze afweging. Hierbij wordt gekeken of de kwaliteit van de bodem fysiek, dan wel kwalitatief geschikt is voor een eventuele ontwikkeling. Daar waar maatregelen genomen moeten worden, zoals een sanering, dienen de financieel-economische consequenties hiervan in beeld gebracht worden.
Plangebied
Van bedrijventerrein Grote Polder zijn diverse bodemverdachte (bedrijfs)activiteiten bekend, waaronder een verffabriek, een brandstoffengroothandel, een carrosseriefabriek, diverse activiteiten in de metaalindustrie, diverse ondergrondse tanks en tankinstallaties, verfspuitinrichtingen, een drukkerij, een bestrijdingsmiddelengroothandel en een papier- en kartonverpakkingsmiddelenfabriek. Uit bodemonderzoeken is gebleken dat er sprake is van enkele locaties met nog niet gesaneerde gevallen van ernstige bodemverontreiniging. Het bestemmingsplan legt de bestaande situatie vast. Nieuwe ontwikkelingen zijn niet toegestaan. Voor bouwactiviteiten, die mogelijk zijn binnen het bestemmingsplan, wordt de bescherming tegen bouwen op verontreinigde grond gevonden in artikel 3.1.6 van het Bro.
Locaties met wijzigingsbevoegdheid
Er zijn twee locaties met een wijzigingsbevoegdheid voor het wijzigen van de bestemming naar kantoren in het bestemmingsplan opgenomen. Het betreft de locatie grenzend aan de Burgemeester Smeetsweg en de Industrieweg en de locatie aan het Blauwmutsenpad. De eerstgenoemde locatie grenst aan een terrein waarvan diverse bodemverdachte (bedrijfs)activiteiten bekend zijn, waaronder een groothandel in bestrijdingsmiddelen en chemische productenindustrie. Ook zijn van dit terrein ophogingen bekend. Ter plaatse van de locatie is in 2003 een verkennend onderzoek uitgevoerd. In de grond, het grondwater en de waterbodem zijn geen tot lichte verontreinigingen aangetroffen.
De tweede locatie aan het Blauwmutsenpad betreft momenteel een weiland en een watergang. In 2003 is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. In de grond en het grondwater zijn lichte verontreinigingen aangetroffen.
Conclusie en advies
Met uitzondering van de bovengenoemde wijzigingslocaties zullen er geen nieuwe ontwikkelingen plaatsvinden. Daarom is voor de vastlegging van het bestemmingsplan in principe geen bodemonderzoek noodzakelijk.
De bodemonderzoeken van beide wijzigingslocaties zijn niet meer actueel. Bij het ontwikkelen van de locaties moet rekening worden gehouden met de aanwezigheid van aanwezige ophogingen en/of dempingen en verdachte (bedrijfs)activiteiten in de omgeving. In het kader van de procedure voor het wijzigen van de bestemming zal de bodemkwaliteit nader moeten worden beoordeeld. In het geval grondverzet plaatsvindt moet rekening worden gehouden met het Besluit bodemkwaliteit.
4.8 Water
Algemeen
Door de Nota Ruimte krijgt met name het waterbeleid een wezenlijk andere oriëntatie: van reageren naar anticiperen. De laatste jaren dient in ruimtelijke plannen steeds meer aandacht besteed te worden aan waterhuishoudkundige aspecten. Daarbij staan naast een duurzaam waterbeheer de integrale afweging en het creëren van maatwerk voorop. Water moet altijd bekeken worden in het licht van het watersysteem of stroomgebied waarin een stad of een dorp ligt. Een goede afstemming van waterbeleid (kwantitatieve en kwalitatieve eigenschappen) en ruimtelijke ordening, ook in het direct aangrenzende gebied, is daarom noodzakelijk.
Beleidskaders
Het streven naar een veilig, gezond en duurzaam waterbeheer staat landelijk in de belangstelling. Relevante beleidsstukken op het gebied van water zijn het Provinciaal Waterplan van de provincie Zuid-Holland, het Waterbeheerplan 2010-2015 van Hoogheemraadschap Rijnland, het Nationaal Waterplan, WB21, Nationaal Bestuursakkoord Water en de Europese Kaderrichtlijn Water. Belangrijkste gezamenlijke punt uit deze beleidsstukken is dat water een belangrijk sturend element is in de ruimtelijke ordening. Water legt een ruimteclaim op het (stads)landschap waaraan voldaan moet worden. De bekende driestapsstrategieën zijn leidend:
- vasthouden-bergen-afvoeren (waterkwantiteit);
- voorkomen-scheiden-zuiveren (waterkwaliteit).
Daarnaast is de Beleidsbrief regenwater en riolering relevant. Hierin staat hoe het beste omgegaan kan worden met het (afkoppelen van) hemelwater. Ook hier gelden de drietrapsstrategieën. Per 22 december 2009 is eveneens een nieuwe Keur van het Hoogheemraadschap Rijnland in werking getreden. De Keur is een verordening van het hoogheemraadschap met wettelijke regels voor waterkeringen, watergangen en andere waterstaatswerken. De Keur bevat verbods- en gebodsbepalingen voor werken en werkzaamheden in of bij de bovengenoemde waterstaatwerken. Via het verlenen van een Watervergunning is de Keur een belangrijk middel om het watersysteem op orde te houden of te krijgen.
De huidige waterhuishoudkundige situatie en doorwerking in het plan
Algemeen
Het bedrijventerrein Grote Polder is een intensief bebouwd en verhard bedrijventerrein. Relatief gezien is er slechts beperkt groen aanwezig. De groene, onverharde terreinen bevinden zich met name langs de randen. Een hoog percentage verhard oppervlak is voor wat betreft een duurzame waterhuishouding een negatief aspect. De waterhuishouding (en riolering) is echter ingericht op de feitelijke situatie. Er is geen sprake van waterproblematiek.
Waterveiligheid en waterkeringen
In de bescherming tegen overstromingsgevaar zijn waterkeringen belangrijke waterstaatkundige elementen in het watersysteem. Er worden primaire waterkeringen, secundaire waterkeringen, regionale waterkeringen, en boezemkeringen (boezemkaden) onderscheiden.
In het plangebied is een boezemkering aanwezig aan de noodwestzijde van het plangebied. Deze boezemkering beschermt het bebouwd gebied tegen mogelijke overstroming vanuit de Meerburgerwetering. Tevens is de boezemkade een scheiding tussen het boezemwater in de Meerburgerwetering en het polderwater in het plangebied.
Op deze boezemkade is de Keur van het hoogheemraadschap van toepassing. In de legger worden respectievelijk een kernzone, beschermingszone en buitenbeschermingszone onderscheiden. Voor elk van de zones gelden aparte verbods- en gebodsbepalingen op grond van de Keur van het hoogheemraadschap.
Figuur 4 beschermingszones (legger) boezem kering
Op de verbeelding is de bescherming van de boezemkering doorvertaald in de vorm van een dubbelbestemming 'Waterstaat – Waterkering'. Binnen deze dubbelbestemming zijn de kern- en beschermingszone van de boezemkade opgenomen. Op deze wijze is het beschermingsregime van de Keur doorvertaald in het ruimtelijke plan. De Keur blijft wel onverkort van kracht. Gezien de gering ruimtelijke doorwerking van de buitenbeschermingszone is deze niet opgenomen in de dubbelbestemming. Hier is uiteraard de Keur nog wel van toepassing. Binnen deze beschermingszone voorziet het plan niet in ruimtelijke ontwikkelingen.
Oppervlaktewater
Het plangebied ligt in een polder grenzend aan de Oude Rijn in het noorden en de Meerburgerwetering in het noordwesten. Het peilbeheer is primair gericht op de stedelijke functies van het gebied. In het plangebied ligt aan de buitenrand een gesloten ring van hoofdwaterlopen (langs de Nassaulaan, Burgemeester Smeetsweg, de spoorlijn en de Produktieweg / Industrieweg / Oranjelaan). Het Hoogheemraadschap van Rijnland is verantwoordelijk voor het waterkwaliteitsbeheer en het kwantiteitsbeheer van de Boezemwatergangen en de polderwatergangen.
Overtollig water (neerslag en kwel) wordt via deze waterlopen afgevoerd naar het poldergemaal aan de Vleugelnootlaan, waar het water wordt uitgeslagen op de Meerburgerwetering. De Meerburgerwetering staat in open verbinding met de Oude Rijn, die overtollig water afvoert naar het boezemgemaal bij Katwijk, waar het wordt uitgeslagen op de Noordzee.
De water(bodem)kwaliteit van de boezem is matig tot slecht door diffuse verontreinigingen vanuit het stedelijk en landelijk gebied. Doordat het bedrijventerrein Grote Polder reeds is afgekoppeld is één van de oorzaken van deze diffuse verontreiniging weggenomen.
Op zowel de boezemwateren als de polderwateren is de Keur van het hoogheemraadschap van Rijnland van toepassing. Voor zover deze boezemwateren en polderwateren in het plangebied zijn gelegen, zijn deze bestemd met de betemming 'Water' de bestemming geldt voor de watergangen 'van insteek tot in steek'.
Hemelwaterafvoer/ Rioleringsaspecten
Het huishoudelijke afvalwater in het plangebied wordt afgevoerd via een gemengd rioleringsstelsel. Het hemelwater wordt gescheiden van het vuilwater afgevoerd.
Water in relatie tot ontwikkelingen binnen het plangebied
Dit bestemmingsplan is consoliderend van aard. Er worden echter wel een aantal ontwikkelingen indirect mogelijk gemaakt via een wijzigingsbevoegdheid. Bij de ruimtelijke procedure van deze wijzigingsbevoegdheid zal via een watertoets moeten worden aangetoond dat de ontwikkelingen geen negatieve effecten hebben voor de waterhuishouding.
4.9 Flora En Fauna
Beleidskader
De Nota Ruimte geeft het beleidskader voor de duurzame ontwikkeling en een verantwoord toekomstig grondgebruik in de vorm van onder andere de Ecologische Hoofdstructuur. De Ecologische Hoofdstructuur is een samenhangend netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuurgebieden. Het netwerk wordt gevormd door kerngebieden, natuurontwikkelingsgebieden en ecologische verbindingszones. De Ecologische Hoofdstructuur is op provinciaal niveau uitgewerkt, de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur.
Wat de soortenbescherming betreft is de Flora- en faunawet van belang. Deze wet is gericht op de bescherming van dier- en plantensoorten in hun natuurlijke leefgebied. De wet maakt hierbij een onderscheid tussen licht en zwaar beschermde soorten die zijn ingedeeld in drie beschermingscategorieën. Indien het leefgebied van soorten wordt verstoord bestaat de mogelijkheid om ontheffing te verkrijgen van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.
Natura2000
Er is een Natura2000 gebied aangewezen nabij het plangebied. Voor deze gebieden gelden instandhoudingdoelstellingen. Nagegaan moet worden of de aanwezige habitattypen gevoelig zijn voor de externe werking van de onderhavige bedrijventerreinen om aan de instandhoudingdoelstellingen te kunnen voldoen. Gelet op het consoliderende karakter van dit bestemmingsplan zijn er geen significante effecten te verwachten waar de aanwezige habitattypen gevoelig voor zijn. De externe werking is dus niet zodanig dat niet meer voldaan kan worden aan de instandhoudingdoelstellingen. Dat betekent dat dit bestemmingsplan uitvoerbaar is omdat geen Natuurbeschermingsvergunning is vereist dan wel vergund kan worden vanwege de niet te verwachten significante effecten.
Figuur 5 ligging Natura2000 gebied 'De Wilck' t.o.v. plangebied
Conclusie
Gezien het in hoofdzaak consoliderende karakter van het bestemmingsplan. Zijn er voor het consoliderende deel van het bestemmingsplan geen belemmeringen. Het plangebied ligt daartoe op een te grote afstand van het Natura2000 gebied.
4.10 Archeologie
Nederland heeft als lid van de Raad van Europa het Verdrag van Valletta (Malta, 1992) ondertekend. Dit verdrag heeft als doel het Europese archeologische erfgoed veilig te stellen. Eén van de verdragsverplichtingen voor de Nederlandse overheid is dat zij moet streven naar afstemming en overeenstemming tussen de onderscheiden behoeften van de archeologie en de ruimtelijke ordening, door er op toe te zien dat archeologen worden betrokken bij het planningsbeleid ten einde te komen tot evenwichtige strategieën voor de bescherming, het behoud en het beter tot hun recht doen komen van plaatsen van archeologisch belang. De Nederlandse overheid dient waarborgen te creëren dat archeologen, stedenbouwkundigen en planologen stelselmatig met elkaar overleggen ten einde te komen tot wijziging van ontwikkelingsplannen die het archeologische erfgoed zouden kunnen aantasten. Daartoe zou bij de voorbereiding van bestemmingsplannen meer aandacht moeten worden besteed aan de (mogelijke) aanwezigheid van archeologische waarden en bij de aanwezigheid van archeologische waarden zouden beschermende regelingen in het plan moeten worden opgenomen. Daarbij dient volgens het Verdrag het uitgangspunt te zijn dat 'de bodemverstoorder betaalt'. In 2007 is als uitwerking van het Verdrag van Valetta de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (Wamz) in werking getreden. Doel van deze wet is de bescherming van de aanwezige en de te verwachten archeologische waarden door het reguleren van bodemverstorende activiteiten. De Wamz gaat uit van het zo vroeg mogelijk betrekken van de archeologische waarden in het ruimtelijke ordeningsproces. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan en bij de bestemming van de in het plan begrepen gronden moet dan ook rekening worden gehouden met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten archeologische waarden. Daarom is het voor het opstellen van een bestemmingsplan noodzakelijk te onderzoeken in hoeverre in betreffende gronden archeologische waarden aanwezig kunnen zijn. Gebieden waar waarden aanwezig zijn, kunnen middels een dubbelbestemming voor archeologie door het bestemmingsplan worden beschermd. Voorafgaand aan werkzaamheden waarbij bodemingrepen plaatsvinden, dient dan in bepaalde gevallen nader archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd.
Archeologie
Langs de oevers van de Oude Rijn is reeds van oudsher sprake van een nederzettingenpatroon. Om die reden is de archeologische verwachtingswaarde langs de Oude Rijn middelhoog tot hoog. In onderstaande figuur is de archeologische verwachtingswaarde van het plangebied en directe omgeving weergegeven.
Figuur 6 uitsnede Cultuurhistorie Waardenkaart provincie Zuid-Holland
Zichtbaar is dat op het bedrijventerrein een redelijke tot grote kans op het aantreffen van archeologische sporen geldt. Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient hiermee rekening te worden gehouden. Aangezien het bestemmingsplan grotendeels consoliderend is wordt volstaan met het opnemen van een dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie' om de potentiële waarden in de ondergrond te beschermen. Bij ontwikkelingen dient archeologisch onderzoek plaats te vinden alvorens een omgevingsvergunning kan worden verleend.
Cultuurhistorie
Bij ruimtelijke plannen is het ook belangrijk om rekening te houden met cultuurhistorische waarden van het plangebied en haar omgeving. Het bedrijventerrein Grote Polder is een tamelijk jong bedrijventerrein. Het terrein zelf vertegenwoordigt geen cultuurhistorische of landschappelijke waarden. Ook het verkavelingspatroon van het bedrijventerrein is niet opgezet volgens waardevolle lijnelementen.
Ten westen van het bedrijventerrein is een lijnelement van redelijke hoge waarde aanwezig. Het betreft de Meerburger Wetering die wordt begeleid door boezemkeringen. Dergelijke wetering en boezemkeringen vertegenwoordigen een belangrijk onderdeel van het karakter van het landschap in en om het veenweidegebied van de regio. Het lijnelement wordt met dit bestemmingsplan niet aangetast. Aangezien (het functioneren van) de Meerburger Wetering en de bijbehorende boezemkade in eerste instantie al via de Keur van het hoogheemraadschap is geborgd. Daarnaast is de boezemkade en de beschermingszone via een dubbelbestemming in dit bestemmingsplan opgenomen. Op deze wijze is het lijnelement van redelijk hoge waarde reeds afdoende beschermd. Hiervoor is geen aanvullende bescherming/ regeling benodigd.
Daarnaast bevindt het plangebied zich deels binnen de molenbiotoop van de Grote molden die in het buitengebied ten zuiden van het plangebied is gelegen. De vrije windvang die de molen in de huidige situatie heeft dient zoveel mogelijk te worden behouden. Deze vrije windvang wordt beschermd door middel van het opnemen van een molenbiotoop op de verbeelding en in de planregels. Binnen deze molenbiotoop geldt een rekenregel voor het bepalen van de toegestane hoogte van bebouwing binnen de molenbiotoop.
De Verordening Ruimte van Zuid Holland stelt ten aanzien van molenbiotopen van molens die buiten de bebouwingscontour8 (buitengebied) zijn gelegen dat tot de bebouwingscontour de 1 op 100-regel geldt, gerekend met de hoogtemaat van de onderste punt van de verticaal staande wiek. Te realiseren bebouwing buiten de bebouwingscontour dient op basis van deze rekenregel te worden getoetst.
De molenbiotoop is voor een deel ook in binnen de bebouwingscontour gelegen. De toegestane bebouwings- en beplantingshoogte op deze grens is het vertrekpunt voor de 1 op 30-lijn (vanaf dit punt moet een schuine lijn worden getrokken met een stijging van steeds 1 meter hoogte per 30 meter afstand). De toe te laten bouwhoogte van bebouwing binnen de bebouwingscontour dient dus te worden bepaald door middel van een combinatie van de 1/100ste regel (voor zover de rechte lijn tussen bebouwing en molen buiten de bebouwingscontour is gelegen) en de 1/30ste regel (voor zover de rechte lijn tussen bebouwing en molen binnen de bebouwingscontour is gelegen). Dit is in de planregels en op de verbeelding vertaald door het opnemen van de molenbiotoop op de verbeelding.
- 8. Ter hoogte van het plangebied ligt de bebouwingscontour op de noordgrens van de N11. Ten noor-den daarvan gelegen gronden liggen binnen de bebouwingscontour. Ten zuiden daarvan gelegen gronden liggen buiten de bebouwingscontour.
4.11 Kabels En Leidingen
Op het bedrijventerrein zijn geen kabels of leidingen van het hoofdnutsvoorzieningennet gelegen die juridisch-planologische bescherming behoeven. In 2009 heeft in opdracht van het projectbureau RijnGouwelijn een volledige Klic-melding plaatsgevonden voor het totale plangebied van de RijnGouwelijn. Alle bestaande leidingen zijn daarin meegenomen en in kaartmateriaal verwerkt. Binnen het plangebied gaat het om een tweetal drinkwaterleidingen en om een afvalwaterleiding. Bij het realiseren van het project dienen deze leidingen en een daarlangs lopende strook die nodig is voor het plegen van onderhoud te worden vrijgehouden.
Het voorliggende bestemmingsplan houdt rekening met de resultaten van deze Klic-melding. Op de verbeelding behorende bij dit bestemmingsplan is dubbelbestemming 'Leiding – Water' en 'Leiding- Riool' opgenomen ter plaatse van leidingen. De dubbelbestemming geldt op een zakelijk rechtstrook van 5 meter aan weerszijde van de hartlijn van beide leidingen. De bebouwingsmogelijkheden op deze gronden zullen worden beperkt zodat regulier onderhoud en functioneren van de leiding mogelijk blijft.
4.12 Duurzaam Bouwen
Bij de ontwikkeling van nieuwe bouwplannen wordt gestreefd naar duurzaam bouwen. Dit betekent dat het volledige bouwproces op zodanige wijze ingericht wordt dat de (in)directe schadelijke gevolgen voor het milieu zo beperkt mogelijk blijven. Daarnaast moeten de mogelijkheden voor milieubesparende activiteiten zo breed mogelijk blijven.
Voor de voorgenomen ontwikkeling wordt in beginsel aangesloten bij de eisen uit het Bouwbesluit.
DuBoPlus-Richtlijn
De gemeente Zoeterwoude hanteert het uitgangspunt bij bouwprojecten de Regionale DuBoP-Lus Richtlijn 2008 als duurzaam bouwen maatlat. De nagestreefde kwaliteit en duurzaamheid van het project dienen op basis van een overeenkomst tussen de gemeente en een ontwikkelaar geborgd te worden. Voor de utiliteitsbouw worden de duurzame prestaties berekend met het instrument de GPRGebouw en de resultaten gepresenteerd in een schoolcijfer.
Startwaarde hierbij is een 6.0, wat bij benadering het Nederlandse Bouwbesluit niveau (nieuwbouw) weergeeft. Een score van 7.0 is de regionale ambitie en een score van 8 de ambitie voor gemeentelijke gebouwen.
Voor nieuwe gemeentegebouwen streeft de gemeente naar ambitieniveau 8. Aan externe initiatiefnemers vraagt de gemeente minimaal een 7 te behalen. voor de GPR Energie gelden ambitniveaus van 8,5 voor de gemeentegwouwen respectievelijk 7,5 voor extere initiatiefnemers.
Voor grond-, weg- en waterbouwwerken wordt getoetst aan het Programma van Eisen Openbare Ruimte (PvE OR). Voor railinfrastructuur geldt een maatregelenchecklist met vaste- (altijd doen) en keuzemaatregelen. Aan de hand van het PvE OR en een maatregelenchecklist wordt de projectambitie samengesteld, geconcretiseerd en getoetst.
Klimaatprogramma
In 2008 heeft de gemeente Zoeterwoude in samenwerking met de Milieudienst het Plan van aanpak regionaal Klimaatprogramma 2008-2012 Holland Rijnland en Rijnstreek vastgesteld. Voor het klimaatprogramma Holland Rijnland en Rijnstreek wordt de klimaatambitie van het kabinet als uitgangspunt genomen.
In de CO2-kansenkaart is berekend, dat de kabinetsambitie een concrete CO2-reductiedoelstelling van 600 kiloton in 2030 voor deze regio betekent. Dit klimaatbeleid is breed opgezet en bestrijkt onder meer de volgende doelgroepen; Woningen, Bedrijven, Duurzame energieproductie, Bouwers en projectontwikkelaars en Mobiliteit.
Voor bedrijven liggen de kansen voor CO2-reductie met name op het vlak van energiebesparing, het verduurzamen van de energievoorziening met bijvoorbeeld groene inkoop of warmte-koude opslag in de bodem (WKO) en het uitwisselen van energiereststromen. Onderzoek van het gehele bedrijventerrein moet uitwijzen of er kansen voor CO2-reductie zijn en onder welke voorwaarden de gesignaleerde kansen verzilverd kunnen worden. Met name het inventariseren van energiereststromen kan tot verrassende conclusies leiden, omdat bedrijven zonder het te weten restenergie van productieprocessen laten wegstromen. Het is wenselijk dat de gemeente in samenwerking met het parkmanagement en de bedrijven een dergelijk energieonderzoek laat uitvoeren.
Hoofdstuk 5 Juridische Planopzet
5.1 Algemeen
Inleiding
Dit hoofdstuk bevat de concrete vertaling van het beleidsgedeelte (voorafgaande hoofdstukken) in het juridisch gedeelte van het bestemmingsplan (de verbeelding en regels).
Het bestemmingsplan 'Bestemmingsplan bedrijventerrein Grote Polder' van de gemeente Zoeterwoude bestaat uit de volgende onderdelen:
De toelichting
Een planbeschrijving, bestaat uit een beschrijving van de bestaande situatie, de beleidskaders en de randvoorwaarden aangevuld met een toelichting op de juridische opzet.
De bestemmingsregels
De bouw- en gebruiksregels binnen de verschillende bestemmingen. Daarnaast zijn wijzigingsbevoegdheden en mogelijkheden om af te wijken van het bestemmingsplan opgenomen, om het plan de benodigde flexibiliteit te geven.
De verbeelding
De verbeelding heeft de rol van visualisering van de bestemmingen, en geeft tevens inzicht in de exacte plaatsbepaling hiervan. Op de verbeelding zijn de bestemmingen overeenkomstig de regels opgenomen.
De opzet van het plan
Het bestemmingsplan is een juridisch plan, dat bindend is voor de burgers en voor de overheid. Bij de overwegingen over de gewenste opzet van het bestemmingsplan staat men voor het dilemma dat er enerzijds een duidelijke behoefte is aan minder regelgeving.
Daarnaast moet het plan flexibel zijn om op toekomstige ontwikkelingen in te spelen. Daarvoor zijn wijzigingsbevoegdheden en mogelijkheden om af te wijken van het bestemmingsplan opgenomen. Deze regelingen bieden weliswaar ruimte voor bepaalde ontwikkelingen, er kunnen echter geen directe rechten en/ of plichten aan worden ontleend. Er zal altijd een belangenafweging plaatsvinden. Als echter voldaan kan worden aan de gestelde voorwaarden, is die afweging marginaal.
5.2 De Verbeelding
Bestemmingen
Op de verbeelding zijn de volgende bestemmingen te zien: 'Bedrijf', 'Groen', 'Verkeer', 'Verkeer-Railverkeer', 'Verkeer-Verblijfsgebied' en 'Water'. Tevens zijn de dubbelbestemmingen 'Waarde – Archeologie', 'Leiding-Riool', 'Leiding-Water' en 'Waterstaat – Waterkering' opgenomen. Deze bestemmingen zijn afgeleid uit het gebruik (de aanwezige functie). Zo is de bestemming 'Bedrijf' toegekend aan gronden waarop bedrijfsactiviteiten de hoofdfunctie is. De bestemmingen vormen het zogenaamde casco van het plan, waarvan in beginsel niet mag worden afgeweken.
5.3 Planregels
De systematiek van de regels
De systematiek van de regels kan worden samengevat aan de hand van de hoofdstukindeling. De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken.
Hoofdstuk 1 'Inleidende Regels' gaat in op de begripsomschrijvingen en de wijze van meten c.q. berekenen.
In hoofdstuk 2 - 'Bestemmingsregels'- wordt een regeling gegeven voor functies in het plangebied die positief zijn bestemd. Bepaald is welke vormen van gebruik en bouwwerken rechtstreeks (dus zonder voorafgaande wijziging of het afwijken van het bestemmingsplan) zijn toegestaan. Indien een bepaalde vorm van bebouwing past binnen de doeleinden van de bestemming en voldaan is aan de bouwregels, dan kan hiervoor in de regel zonder meer een omgevingsvergunning ten behoeve van het bouwen worden verleend.
In hoofdstuk 3 'Algemene regels' zijn de algemene regels weergegeven (anti-dubbeltelbepaling, algemene bouwregels etc.).
In hoofdstuk 4 zijn de overgangs- en slotregels opgenomen.
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Begripsomschrijvingen
In dit artikel is omschreven wat in onderhavig plan onder een aantal van de in de regels gebruikte begrippen wordt verstaan.
Wijze van meten
In dit artikel is vastgelegd hoe bij de toepassing van de bouwregels van onderhavig plan moet worden gemeten.
Hoofdstuk 2 Bestemmingen
Bedrijf
Gebruik
Deze gronden zijn bestemd voor bedrijfsmatig grondgebruik, voor zover deze zijn vermeld in de categorieën 1 tot en met 4.2 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten, en voor zover het geen geluidszoneringsplichtige inrichtingen betreft. Bedrijfsactiviteiten die behoren tot categorie 1 en 2 zijn daarbij integraal toegestaan. De locaties waar bedrijvigheid tot en met respectievelijk de categorieën 3.1, 3.2, 4.1 of 4.2 zijn toegestaan zijn specifiek op de verbeelding aangeduid. Daarnaast is productiegebonden detailhandel toegestaan, met uitzondering van detailhandel in voedings- en genotsmiddelen, omdat deze bedrijven niet passend zijn binnen de toegestane milieucategorie.
In afwijking daarvan zijn de locaties waar een elektronisch bedrijf, een bedrijf in elektronische artikelen, een machinefabriek en een bedrijf ten behoeve van de reparatie van machines, compressoren en voertuigen toegestaan met behulp van een specifiek voor die bedrijfsvoering geldende aanduiding.
Binnen de bestemming zijn bedrijfsgebonden kantoren toegestaan. De kantoorruimte mag niet meer beslaan dan 50% van het bedrijfsvloeroppervlak, met een maximum oppervlak van 2000 m². Daarnaast zijn ook zelfstandige kantoren toegestaan met een maximum oppervlak (bvo) van 500 m².
Bouwen
Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen geldt dat uitsluitend binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak mag worden gebouwd. Het bebouwingspercentage binnen het bouwvlak mag daarbij niet meer bedragen dan 70% van de oppervlakte van het bouwvlak inclusief bijbehorende MP-strook (fietsenstallingen niet meegerekend). Een uitzondering hierop vormen de gronden waarvoor op de verbeelding een hoger bebouwingspercentage is weergegeven. Het bevoegd gezag kan onder omstandigheden met een omgevingsvergunning afwijken van het bebouwingspercentage, en toestaan dat dit wordt verruimd tot 80%.
De onderlinge afstand tussen bedrijfsgebouwen, mag net zoals de afstand tot zij- en achtererfscheiding niet minder dan 3 meter bedragen. Maximaal toelaatbare bouw- en goothoogten van bedrijfsbebouwing is op de verbeelding aangegeven met een aanduiding.
Voor erf- en terreinafscheidingen geldt een maximum bouwhoogte van 2,20 meter.
Tot slot mag de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde maximaal 15 meter bedragen.
In de regels is de mogelijkheid opgenomen voor burgemeester en wethouders om nadere eisen te stellen aan de plaats en afmeting van bebouwing, ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden of gebouwen. Ook kunnen burgemeester en wethouders nadere eisen stellen ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit, beeldkwaliteit, verkeersveiligheid, sociale veiligheid, brandveiligheid en rampenbestrijding.
Bedrijfswoningen
Voor bedrijfswoningen gelden in eerste instantie de criteria van het voorgaande bestemmingsplan. Op basis daarvan zijn de toentertijd (19 december 2001) aanwezige bedrijfswoningen toegestaan, maar werd het oprichten van nieuwe bedrijfswoningen uitgesloten. Het betreft 13 woningen, zie onderstaande tabel 3.
Tabel 3. Ten behoeve van oprichten bedrijfswoning verleende bouwvergunningen
Bouwvergunning adres (woonadres) | Type | datum bouwvergunning | Einddatum bewoning (peildatum 1-8-2011) |
Energieweg 8 | Vrijstaand | 30-11-78 | n.v.t. |
Industrieweg 5 | Vrijstaand | 25-10-73 | n.v.t. |
Industrieweg 25 | 2-onder-1-kap | 06-06-74 | n.v.t. |
Industrieweg 27 | 2-onder-1-kap | 06-06-74 | n.v.t. |
Oranjelaan25 (Energieweg 2a) | Hoekwoning | 01-04-97 | n.v.t. |
Oranjelaan 27 | Bovenwoning | 24-12-96 | n.v.t. |
Produktieweg 23 | Vrijstaand | 23-03-76 | 8-5-1985 |
Produktieweg 34 | Bovenwoning | 03-12-74 | 24-1-2004 |
Produktieweg 38 | Bovenwoning | 08-04-75 | 15-6-1997 |
Produktieweg 40 | Maisonette | 15-05-77 | 16-1-1979 |
Produktieweg 44 | Bovenwoning | 16-08-77 | 4-11-2008 |
Produktieweg 46 | Bovenwoning | 16-09-75 | 14-3-2011 |
Produktieweg 48 (50) | Bovenwoning | 16-09-75 | 18-4-2006 |
Ter beperking van de nadelen van bewoning van het bedrijventerrein is in de regels een overgangsbepaling opgenomen op grond waarvan bewoning niet meer is toegestaan nadat de bewoning gedurende een jaar is beëindigd. Een bedrijfswoning kan in verband met milieuaspecten ongewenst zijn en belemmerend zijn voor bedrijfsontwikkelingen op het bedrijventerrein in de toekomst. Voorkomen moet worden dat de aanwezigheid van een bedrijfswoning als milieugevoelig object beperkend is voor de bedrijfsvoering van bestaande bedrijven of de vestiging van nieuwe bedrijven. Daarnaast geldt dat bewoning op het bedrijventerrein steeds minder verenigbaar is met de schaal en het gebruik van het bedrijventerrein. Grote Polder is een bedrijventerrein met een regionale functie alwaar bedrijven tot en met milieucategorie 4.2 gevestigd zijn. Mogelijke beperkingen voor het gebruik van het bedrijventerrein kunnen ten koste gaan van de regionale functie van het bedrijventerrein. De overgangsbepaling zorgt ervoor dat er geen nadere belemmeringen ontstaan voor het gebruik van Grote Polder als bedrijventerrein met regionale functie.
Ook moet oneigenlijk gebruik van bedrijfswoningen worden vermeden. Indien bedrijfswoningen worden bewoond door individuen of gezinnen zonder de vereiste relatie met het bedrijf, moet om genoemde redenen inzake milieuhinder worden opgetreden. Dit is zowel in het voorgaande bestemmingsplan als dit bestemmingsplan het geval.
De bewoning van 6 van de in tabel 3 opgenomen locaties is volgens de gemeentelijke basisadministratie per 1 augustus 2011 gedurende meer dan een jaar beëindigd. Deze locaties zijn derhalve geen in gebruik zijnde bedrijfswoningen meer. Hierdoor zijn per 1 augustus 2011 in het plangebied nog 7 bedrijfswoningen aanwezig, zie onderstaande tabel 4.
Tabel 4. Aanwezige bedrijfswoningen
Adres | Type |
Energieweg 8 | Vrijstaand |
Industrieweg 5 | Vrijstaand |
Industrieweg 25 | 2-onder-1-kap |
Industrieweg 27 | 2-onder-1-kap |
Energieweg 2a | Hoekwoning |
Oranjelaan 27 | Bovenwoning |
Produktieweg 46 | Bovenwoning |
Groen
Deze gronden zijn onder andere bestemd voor groenvoorzieningen, voet-, fiets- en toegangspaden, water, nutsvoorzieningen en speelvoorzieningen. Binnen deze bestemming zijn enkel bouwwerken geen gebouwen zijnde toegestaan. Door het niet toelaten van bebouwing op deze gronden wordt de over het algemeen groene en beleefbare uitstraling en kwaliteit van deze gronden gewaarborgd. Binnen een stedelijk gebied met een grotendeels bedrijfsmatig gebruik staan groene elementen immers vaak onder druk. Het duurzame behoud van deze gronden is van belang voor de kwaliteit van het hele gebied. De bestemming Groen en de daaronder hangende regeling voorziet hierin.
Verkeer
Voor de wegen in het plangebied en de N11 is de bestemming 'Verkeer' gekozen. De gronden binnen de bestemming 'Verkeer' zijn bestemd voor wegen voor het (doorgaande) wegverkeer, met een maximum van 2 x 2 doorgaande rijstroken. Uit- en invoegstroken gelden daarbij niet als doorgaande rijstroken. Het aantal rijstroken komt overeen met het huidige aantal rijstroken van de N11. Op deze gronden mag niet worden gebouwd, uitgezonderd bouwwerken geen gebouwen zijnde, die ten dienste staan van de verkeersfunctie. Het verschil tussen de bestemming 'Verkeer' en de bestemming 'Verkeer- Verblijfsgebied zit hem in het feit dat de bestemming 'Verkeer' bedoeld is uitsluitend voor het doorgaande verkeer. Binnen de bestemming 'Verkeer – Verblijfsgebied' geldt eveneens een verblijfsfunctie (onder andere parkeren, bushaltes, stoepen, trottoirs, etc.).
Verkeer - Railverkeer
De bestemming 'Verkeer-Railverkeer' geldt voor (een deel van) de spoorlijn Leiden-Gouda/Utrecht, inclusief talud en bijbehorende voorzieningen zoals transformatorhuisjes en verkeersgeleiding. Binnen deze bestemming zijn geen bouwwerken toegestaan, met uitzondering van gebouwen ten behoeve van het railverkeer. Dergelijke gebouwen hebben een maximale bouwhoogte van 6 meter en een maximum oppervlak van 150 m2.
Verkeer - Verblijfsgebied
De Ommedijkseweg, uitrit Platanenlaan en de toeleiding naar de nieuwe brug over de Meerburgerwetering en het Blauwmutsenpad (fiets- en busontsluiting) zijn bestemd als Verkeer –Verblijfsgebied. Daarnaast is tevens het Blauwmutsenpad bestemmen als Verkeer - Verblijfsgebied (fiets- en busontsluiting). Het gaat hier namelijk om wegen met een primaire functie voor het langzaam verkeer.
Binnen deze bestemming zijn naast bouwwerken ten behoeve van de verkeersfunctie tevens groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen, kunstwerken, waterlopen en waterpartijen toegestaan. Binnen deze bestemming zijn enkel gebouwen ten behoeve van de verkeer- en vervoersfunctie toegestaan, namelijk bushokjes en abri's met een maximale bouwhoogte van 3 meter, een breedte van 4 meter en een diepte van 1,30 meter. De breedte van deze bebouwing wordt gemeten in de langsrichting van de naastgelegen weg, de diepte wordt haaks op de weg gemeten. Daarnaast zijn bouwwerken geen gebouwen zijnde met een hoogte van maximaal 10 meter toegelaten.
Water
Deze gronden zijn bestemd voor (oppervlakte)water ten behoeve van de waterhuishouding en voor de waterhuishouding noodzakelijke voorzieningen. De bestemming 'Water' is gegeven aan die gronden die volgens de legger oppervlaktewateren van het hoogheemraadschap van Rijnland behoren tot het oppervlaktewaterlichaam. De bestemming water geldt dus niet alleen voor het wateroppervlak zelf, maar ook voor de bijbehorende oevers en taluds (van insteek tot insteek). Binnen de bestemming water zijn ook de verkeervoorzieningen over water, en daarbij behorende bruggen, duikers en andere kunstwerken toegelaten. Alwaar een brug is gepositioneerd is deze specifiek aangeduid. Op deze gronden mag niet worden gebouwd, wel zijn bouwwerken geen gebouwen zijnde toegestaan met een maximale hoogte van drie meter. Met de bestemmingregeling wordt het water in haar ruimtelijke verschijningsvorm beschermd. Ook de functionaliteit van water en het watersysteem is van belang. De functionaliteit van het watersysteem is reeds gewaarborgd met de Keur van het hoogheemraadschap van Rijnland. Deze Keur is onverkort van toepassing op de leggerwatergangen binnen het plangebied en bijbehorende beschermingszones.
Leiding - Riool
Deze dubbelbestemming is opgenomen voor de leidingstrook van een rioolwaterpersleiding alsmede een strook van 5 meter aan weerszijde van deze leiding. Indien strijd ontstaat tussen deze dubbelbestemming en overige bestemmingen, prevaleert de dubbelbestemming 'Leiding-Riool'. Dit is noodzakelijk gezien het belang van functioneren van deze leiding. Op deze gronden mag in verband met bescherming van de leiding niet worden gebouwd, uitgezonderd bouwwerken geen gebouwen zijnde.
Leiding - Water
Deze dubbelbestemming is opgenomen voor de leidingstrook van een tweetal leidingen. Op de kaart is de positie van deze leidingen opgenomen alsmede een strook van 5 meter aan weerszijde van deze leidingen. Indien strijd ontstaat tussen deze dubbelbestemming en overige bestemmingen, prevaleert de dubbelbestemming 'Leiding-Water'. Dit is noodzakelijk gezien het belang van functioneren van deze leiding. Op deze gronden mag in verband met bescherming van de aanwezige leiding niet worden gebouwd, uitgezonderd bouwwerken geen gebouwen zijnde.
Waarde - Archeologie
De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen. Hiermee wordt gehoor gegeven aan de redelijk hoge tot hoge trefkans op het vinden van archeologisch waardevol materiaal in de ondergrond. Bij mogelijke ontwikkelingen met een bepaalde omvang dient, voor zover deze worden gerealiseerd binnen de gronden die zijn voorzien van een deze dubbelbestemming, archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd.
Waterstaat – Waterkering
De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn mede bestemd voor een waterkering. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen. De locatie van de beschermingszone is bepaald op basis van de kern- en beschermingszone die geldt volgens de legger van het hoogheemraadschap van Rijnland. De kern- en beschermingszone vormen tezamen de dubbelbestemming. Op deze gronden geldt een bouwverbod. Bovendien zijn werken en werkzaamheden in deze zone niet toegestaan, uitgezonderd het normale beheer en onderhoud. Via een omgevingsvergunning is het mogelijk om voor werken en werkzaamheden vergunning te verlenen. Hierbij dient te worden aangetoond dat het functioneren van de waterkering niet wordt geschaad. Tevens dient schriftelijk advies te worden ingewonnen bij de beheerder van de waterkering (Hoogheemraadschap van Rijnland). De Keur van het hoogheemraadschap blijft daarnaast onverkort van toepassing.
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Anti-dubbeltelregel
Deze bepaling wordt opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein niet nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.
Algemene bouwregels
Deze bepaling bevat algemene regels met betrekking tot maximale en minimale maatvoering en het bebouwingspercentage. Daarnaast is een bepaling opgenomen met betrekking tot de uitsluiting van de aanvullende werking van de bouwverordening voor een aantal onderwerpen.
Algemene aanduidingsregels
Op de verbeelding is een zone opgenomen met de aanduiding 'geluidzone - industrie'. Op deze gronden mogen geen nieuwe woningen of andere geluidgevoelige functies worden gebouwd, tenzij een hogere waarde is vastgesteld. Deze zone is bedoeld voor het tegengaan van een te hoge geluidbelasting vanwege het industrieterrein en de daarop toegestane geluidzoneringsplichtige inrichtingen en andere bedrijven, buiten de 50 dB(A)-zonegrens.
Tevens is de LPG-cirkel opgenomen op de verbeelding als aanduiding. Deze cirkel is bepaald op basis van het LPG vulpunt. Binnen deze cirkel zijn om reden van (externe) veiligheid geen gevoelige functies of objecten toegelaten.
De molenbiotoop van de Grote Molen is eveneens op de verbeelding weergegeven. Binnen deze molenbiotoop dient nieuwe bebouwing te worden beoordeeld ten aanzien van de windvang van de molen. In deze algemene aanduidingsregel zijn rekenregels opgenomen ter bepaling van de maximaal toegelaten bouwhoogte in relatie tot de windvang van de molen. Tevens is opgenomen dat het bevoegd gezag in afwijking van de rekenregels toch hogere bebouwing mag toestaan indien er reeds sprak is van een verslechtering van de windvang (en de nieuwe bebouwing geen extra verslechtering oplevert).
Algemene afwijkingsregels
In deze bepaling wordt aan het bevoegd gezag de mogelijkheid gegeven om af te wijken van bepaalde in het bestemmingsplan geregelde onderwerpen. Hierbij gaat het om afwijkingen van het bestemmingsplan die gelden voor meerdere dan wel alle bestemmingen in het plan.
Algemene wijzigingsregels
In deze bepaling wordt aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven om de in het plan opgenomen bestemming te wijzigen. Wanneer van deze bevoegdheid gebruik gemaakt kan worden, wordt beschreven in de regels.
Algemene procedureregels
In deze bepaling staat aangegeven welke procedure dient te worden gevolgd bij de voorbereiding van een besluit tot toepassen van het afwijken van het bestemmingsplan, een wijzigingsbevoegdheid, het toepassen van nadere eisen-regeling en een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden. Hierbij wordt verwezen naar procedures die onder andere zijn opgenomen in de Algemene wet bestuursrecht en de Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht.
Hoofdstuk 4: Overgangs- slotregels
Overgangsrecht
In deze bepaling wordt vorm en inhoud gegeven aan het overgangsrecht. Deze regeling is op grond van de Wro verplicht.
Ter beperking van de nadelen van bewoning van het bedrijventerrein is in de regels een overgangsbepaling opgenomen op grond waarvan bewoning niet meer is toegestaan nadat de bewoning gedurende een jaar is beëindigd. Een bedrijfswoning kan in verband met milieuaspecten belemmerend zijn voor bedrijfsontwikkelingen op het bedrijventerrein in de toekomst. Voorkomen moet worden dat de aanwezigheid van een bedrijfswoning als milieugevoelig object beperkend is voor de bedrijfsvoering van bestaande bedrijven of de vestiging van nieuwe bedrijven. Ook moet oneigenlijk gebruik worden vermeden.
De bewoning van 6 van de in tabel 3 opgenomen locaties is volgens de gemeentelijke basisadministratie per 1 augustus 2011 gedurende meer dan een jaar beëindigd. Deze locaties zijn derhalve geen in gebruik zijnde bedrijfswoningen meer. Hierdoor zijn per 1 augustus 2011 in het plangebied nog 7 bedrijfswoningen aanwezig, zie onderstaande tabel 4.
Tabel 4. Aanwezige bedrijfswoningen
Adres | Type |
Energieweg 8 | Vrijstaand |
Industrieweg 5 | Vrijstaand |
Industrieweg 25 | 2-onder-1-kap |
Industrieweg 27 | 2-onder-1-kap |
Energieweg 2a | Bovenwoning |
Oranjelaan 27 | Bovenwoning |
Produktieweg 46 | Bovenwoning |
Slotregel
Als laatste wordt de slotbepaling opgenomen. Deze bepaling bevat zowel de titel van het plan als de vaststellingsbepaling.
Hoofdstuk 6 Financieel-economische Uitvoerbaarheid
Bij de motivering van het bestemmingsplan is reeds aangegeven, dat het onderhavige bestemmingsplan gericht is op het bevestigen en regelen van het huidig gebruik en het actualiseren van de bestemmingsregeling. Er worden geen nieuwe bouwplannen in de zin van artikel 6.2.1 Bro mogelijk gemaakt.
Wijzigingen die in het plan mogelijk worden gemaakt middels een wijzigingsbevoegdheid dienen op het moment dat gebruik wordt gemaakt van die bevoegdheid pas voorzien te worden van een exploitatieplan. Op dit moment is voor de wijzigingsbevoegdheden dus geen exploitatieplan noodzakelijk.
Gezien het bovenstaande brengt het conserverende deel van het bestemmingsplan als zodanig geen financiële consequenties met zich mee voor de gemeente. Daarmee is de economische uitvoerbaarheid van het onderhavige bestemmingsplan in voldoende mate aangetoond en hoeft geen exploitatieplan opgesteld te worden.
Hoofdstuk 7 Overleg
7.1 Overleg Andere Bestuursorganen/overlegpartners
Het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.1) geeft aan dat burgemeester en wethouders bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg voeren met de besturen van de betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van de belangen welke in het plan in het geding zijn. De instanties die in kennis gesteld moeten worden van dit bestemmingsplan zullen worden geïnformeerd.
7.2 Overleg Omwonenden En Andere Belangstellenden
Inspraak is in de Wet ruimtelijke ordening niet verplicht gesteld. Dit neemt niet weg dat het gemeenten vrijstaat toch inspraak te verlenen. Het is uiteraard van groot belang dat burgers, bedrijven en maatschappelijke organisaties worden betrokken bij de totstandkoming van een bestemmingsplan. Inspraak zal plaatsvinden volgens de in de inspraakverordening opgenomen procedure.
Bijlage 1 Lijst Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 1 Lijst van bedrijfsactiviteiten
Bijlage 1 Nota Van Uitgangspunten
Bijlage 1 Nota van uitgangspunten
Bijlage 2 Nota Inspraak En Overleg
Bijlage 2 Nota inspraak en overleg