KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Natuur
Artikel 4 Leiding
Artikel 5 Waarde - Archeologie
Artikel 6 Waterstaat - Waterkering
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 7 Anti-dubbeltelregel
Artikel 8 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 9 Algemene Afwijkingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 10 Overgangsrecht
Artikel 11 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Ligging En Begrenzing Plangebied
1.3 Vigerend Bestemmingsplan
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Gebieds- En Planbeschrijving
2.1 Beschrijving Plangebied
2.2 Planbeschrijving
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
3.2 Provinciaal Beleid
3.3 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten
4.1 Bodem
4.2 Milieuzonering
4.3 Externe Veiligheid
4.4 Luchtkwaliteit
4.5 Geluid
4.6 Ecologie
4.7 Archeologie En Cultuurhistorie
4.8 Water
4.9 Kabels En Leidingen
Hoofdstuk 5 Juridische Planbeschrijving
5.1 Plansystematiek
5.2 Opbouw Regels
5.3 Toelichting Bij De Regels
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Economische Haalbaarheid
6.2 Maatschappelijke Aanvaardbaarheid

Elfenbaan 2014

Bestemmingsplan - Gemeente Zoeterwoude

Vastgesteld op 27-02-2014 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Elfenbaan 2014 met identificatienummer NL.IMRO.0638.BP00008- van de gemeente Zoeterwoude;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels.

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 archeologisch onderzoek:

onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt;

1.6 archeologische monumentenzorg:

zorg die zich richt op het optimaal beheer van de bodem als unieke bron van informatie over de geschiedenis van Nederland;

1.7 archeologische waarde:

de aan een gebied toegekende waarde, in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit de oude tijd;

1.8 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.9 bestaande situatie (bebouwing en gebruik):

bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip van de ter inzagelegging van het ontwerpplan, dan wel zoals die mag worden gebouwd krachtens een vóór dat tijdstip aangevraagde vergunning;

het gebruik van grond en opstallen, zoals op het tijdstip dat het plan rechtskracht heeft verkregen;

1.10 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.11 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.12 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak;

1.13 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.14 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.15 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.16 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.17 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.18 bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.19 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.20 hoofdgebouw:

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.21 nutsvoorziening:

een gebouwde voorziening voor het algemeen nut;

1.22 overig bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.23 pand:

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;

1.24 peil:

  • voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;
  • in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;

1.25 waterhuishoudkundige voorzieningen:

waterhuishoudkundige voorzieningen zijn voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging en waterkwaliteit.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.2 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.3 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.6 de hoogte van een windturbine:

vanaf het peil tot aan de as van de windturbine;

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Natuur

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. behoud, herstel en ontwikkeling van een ecologische verbindingszone;

alsmede voor:

  1. b. groen, water en nutsvoorzieningen;
  2. c. paden, in- en uitritten;

met dien verstande dat:

  1. d. tevens het bepaalde in artikel 4 van toepassing is voorzover deze gronden mede zijn bestemd voor 'Leiding';
  2. e. tevens plaats artikel 5 van deze planregels moet worden toegepast, voorzover deze gronden mede zijn bestemd voor 'Waarde - Archeologie';
  3. f. tevens het bepaalde in artikel 6 van toepassing is voorzover deze gronden mede zijn bestemd voor 'Waterstaat - Waterkering'.

3.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

Op de voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn uitsluitend overige bouwwerken toegestaan, met een bouwhoogte van maximaal 2 meter.

3.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 4 Leiding

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de beschermingszone van een nabijgelegen leiding, waarbij:

  1. a. ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding-water' een drinkwater- of effluentleiding loopt.

4.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 4.1 genoemde gronden mogen uitsluitend overige bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd met een bouwhoogte van maximaal 3 meter.

4.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2 ten behoeve van het bouwen overeenkomstig de medebestemming, mits daartegen uit hoofde van het leidingentransport geen bezwaren bestaan en de desbetreffende leidingbeheerder daar vooraf over is gehoord.

4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 5 Waarde - Archeologie

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende andere bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische verwachtingswaarden.

5.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

Op de voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van archeologisch onderzoek worden gebouwd, tenzij:

  1. a. het bouwplan betrekking heeft op vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte van de bouwwerken niet wordt uitgebreid;
  2. b. op basis van archeologisch onderzoek, waarvan het rapport is gevoegd bij de vergunningaanvraag, is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, of het bouwplan geen bodemverstorende activiteiten met zich meebrengt;
  3. c. het bouwplan betrekking heeft op een oppervlakte kleiner dan of gelijk aan 100 m2.

5.3 Afwijken van de bouwregels

5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 6 Waterstaat - Waterkering

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een waterkering.

6.2 Bouwregels

6.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.2 en toestaan dat in de andere bestemming gebouwen worden gebouwd, mits:

  1. a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de waterkering;
  2. b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betreffende waterkering.

6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 7 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 8 Algemene Aanduidingsregels

8.1 Geluidszone - Industrie

Ter plaatse van de aanduiding 'Geluidszone - Industrie' geldt de geluidszone van het gezoneerde industrieterrein Barrepolder en zijn nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen uitsluitend toelaatbaar met inachtneming van de maximaal toelaatbare geluidswaarden volgens de Wet Geluidhinder.

8.2 Vrijwaringszone - Molenbiotoop

Artikel 9 Algemene Afwijkingsregels

9.1 Bevoegdheid

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in deze regels of de aanwijzingen op de verbeelding voor:

  1. a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;
  2. b. overschrijdingen van bouw- en bestemmingsgrenzen voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voorzover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen niet meer dan 3 meter bedragen en geen vergroting van bestemmings- of bouwvlakken inhouden anders dan bedoeld onder a.

9.2 Toetsing

Een afwijking wordt niet verleend indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de volgens de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 10 Overgangsrecht

10.1 Bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk teniet is gegaan.

10.2 Afwijken

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.

10.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

10.4 Gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet, behoudens voor zover uit de Richtlijnen 79/409/EEG en 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand onderscheidenlijk van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna, beperkingen voortvloeien ten aanzien van ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaand gebruik.

10.5 Strijdig gebruik

  1. a. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 10.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  2. b. Indien het gebruik, bedoeld in 10.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

10.6 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

Het bepaalde in 10.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 11 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Elfenbaan 2014.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Een bestemmingsplan moet na uiterlijk 10 jaar worden herzien. Deze termijn is voor het plangebied van dit bestemmingsplan ruimschoots verstreken. Reden dat het nog niet eerder tot een herziening is gekomen, is dat het plangebied oorspronkelijk deel uitmaakte van de ontwikkeling van de RijnGouwelijn. Op deze locatie was een spooremplacement voorzien.

Er heeft begin 2011 een voorontwerp van een bestemmingsplan ter inzage gelegen om de aanleg van dit spoorwegemplacement mogelijk te maken, maar de inzichten zijn gewijzigd en de bestemmingsplanprocedure is na het voorontwerp niet vervolgd.

In plaats van de RijnGouwelijn wordt er een alternatief gerealiseerd in de vorm van HOV Zuid-Holland Noord. Ten behoeve van dit openbaar vervoersnetwerk wordt ten noordwesten van het plangebied een station gerealiseerd bij de Meerburgerpolder. De gronden binnen het plangebied van deze herziening zijn hierbij niet betrokken.

1.2 Ligging En Begrenzing Plangebied

Het plangebied ligt tussen de spoorbaan en de N11, ten westen van de Burg. Smeetsweg. Het gebied ligt ingesloten tussen de plangrenzen van de bestemmingsplannen "Barrepolder 2011" en "Bedrijventerrein Grote Polder 2012".

De onderstaande afbeelding laat het plangebied zien, dat een witte vlek vormt, begrensd door actuele (digitale) bestemmingsplannen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0638.BP00008-VAS1_0001.jpg"

Afbeelding 1: Ligging plangebied

1.3 Vigerend Bestemmingsplan

Het plangebied maakt onderdeel uit van het bestemmingsplan "Rijksweg 11 (1983)" dat door de gemeenteraad van Zoeterwoude is vastgesteld op 27 oktober 1983. Dit bestemmingsplan is op 2 januari 1985 goedgekeurd door de Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland en op 14 februari 1987 door de Kroon.

Het bestemmingsplan is daarna twee keer gewijzigd. De eerste wijziging is in 1992 vastgesteld voor de aanleg van een fietspad ten noorden van de N11 en het verleggen van een aantal leidingen. De tweede wijziging vond plaats in 1997 om een deel van het fietspad te verleggen vanwege de aanleg van het naastgelegen bedrijventerrein Grote Polder.

De gronden hebben voornamelijk de bestemming 'Agrarische Doeleinden – geen gebouwen toegestaan'. Een strook grond van circa 20 meter heeft de bestemming 'Verkeersdoeleinden'. Dit vanwege de destijds beoogde, en inmiddels gerealiseerde, Rijksweg N11.

Daarnaast zijn er twee watertransportleidingen en een effluentleiding ten behoeve van Heineken in het bestemmingsplan opgenomen en komt langs de Meerburgerwatering de bestemming Waterkering voor.

1.4 Leeswijzer

In het volgende hoofdstuk wordt het plangebied beschreven. In hoofdstuk 3 volgt een beschrijving van het van belang geachte rijks-, provinciaal en gemeentelijk beleid. Hoofdstuk 4 bevat een toets aan relevante wet- en regelgeving, onder andere op het gebied van bodem, water, geluid en archeologie. In hoofdstuk 5 komt de juridische opzet van het bestemmingsplan aan bod. In het laatste hoofdstuk wordt ingegaan op de economische uitvoerbaarheid, maatschappelijke aanvaardbaarheid en het vooroverleg.

Hoofdstuk 2 Gebieds- En Planbeschrijving

2.1 Beschrijving Plangebied

Het plangebied is onbebouwd en bestaat voornamelijk uit grasland dat wordt doorkruist door sloten. Ook zijn er enkele poelen aanwezig. Daarnaast ligt er in het gebied een fietspad dat van Leiden naar Bodegraven loopt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0638.BP00008-VAS1_0002.jpg"

Afbeelding 2: Foto plangebied

De gehele Elfenbaan, die eveneens van Leiden tot aan Bodegraven loopt, is aangewezen als Ecologische Hoofdstructuur (EHS), ter compensatie van de aanleg van de N11.

2.2 Planbeschrijving

Met dit bestemmingsplan worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Het gebied krijgt voornamelijk een natuurbestemming, conform de aanwijzing als EHS. Het bestaande fietspad blijft behouden.

In het plangebied liggen diverse leidingen en een waterkering van de Meerburgerwatering. Ter bescherming van deze leidingen en waterkering worden passende dubbelbestemmingen opgenomen. Ook wordt er een dubbelbestemming opgenomen ten behoeve van een rioolleiding die ten westen van het plangebied ligt.

Daarnaast ligt het plangebied deels in de geluidzone Barrepolder (Heineken) en de molenbiotoop van de Grote Molen. Voor deze gebieden wordt een aanduiding opgenomen.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. Daar streeft het Rijk naar met een aanpak welke ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen scherp prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. Een actualisatie van het van kracht zijnd ruimtelijk en mobiliteitsbeleid is daarvoor nodig. Door nieuwe politieke accenten en veranderende omstandigheden, zoals de economische crisis, klimaatverandering en de door het tegelijkertijd plaatsvinden van groei, stagnatie en krimp toenemende regionale verschillen, zijn de beleidsnota's op het gebied van zowel ruimte als mobiliteit gedateerd. De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is zo de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. De SVIR is vastgesteld op 13 maart 2012.

  • De SVIR vervangt verschillende bestaande nota's zoals:
  • de Nota Ruimte;
  • de Structuurvisie Randstad 2040;
  • de Nota Mobiliteit;
  • de MobiliteitsAanpak;
  • de structuurvisie voor de Snelwegomgeving;
  • de agenda Landschap;
  • de agenda Vitaal Platteland;
  • Pieken in de Delta.

In SVIR staan de plannen voor ruimte en mobiliteit. Zo beschrijft het kabinet in de Structuurvisie in welke infrastructuurprojecten zij de komende jaren wil investeren. En op welke manier de bestaande infrastructuur beter benut kan worden. Provincies en gemeenten krijgen in de plannen meer bewegingsvrijheid op het gebied van ruimtelijke ordening.

Met dit bestemmingsplan zijn geen belangen uit de SVIR gemoeid.

3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

De hiervoor behandelde structuurvisie is een beleidsstuk zonder bindend karakter voor lagere overheden. Om naleving van deze en andere structuurvisies te kunnen afdwingen, is besloten tot de vaststelling van algemene regels. Deze zijn opgenomen in het "Besluit algemene regels ruimtelijke ordening" (Barro). Het Barro is op 30 december 2011 in werking getreden.

Een aantal rijksbelangen wordt met dit besluit geborgd in bestemmingsplannen en andere ruimtelijke plannen van overheden. Onderwerpen waarvoor het rijk ruimte vraagt zijn de mainportontwikkeling van Rotterdam, bescherming van de waterveiligheid in het kustfundament en in en rond de grote rivieren, bescherming en behoud van de Waddenzee en enkele werelderfgoederen en de uitoefening van defensietaken.

Op 1 oktober 2012 is het Barro aangevuld met voorschriften voor de andere beleidskaders uit de SVIR, het Nationaal Waterplan en het Derde Structuurschema Elektriciteitsvoorziening. Het betreft de volgende thema's:

  • rijksvaarwegen;
  • hoofdwegen en hoofdspoorwegen;
  • elektriciteitsvoorziening;
  • ecologische hoofdstructuur;
  • primaire waterkeringen buiten het kustfundament, en
  • IJsselmeergebied (uitbreidingsruimte).

Met betrekking tot de EHS, waarin dit plangebied ligt, is vastgelegd dat de provinciale ruimtelijke verordening de begrenzing en de wezenlijke kenmerken en waarden vastgelegd moeten worden. Daarnaast moet de provinciale verordening voorzien in een passend beschermingsregime.

3.1.3 Conclusie

In het Rijksbeleid zijn niet rechtstreeks regels vastgelegd ten aanzien van de EHS, maar wordt aan de provincies opgedragen dit te doen. Nu met dit bestemmingsplan een passende bestemming wordt vastgelegd voor de EHS is de voorgenomen ontwikkeling in overeenstemming met het Rijksbeleid.

3.2 Provinciaal Beleid

3.2.1 Visie op Zuid-Holland

De Visie op Zuid-Holland bestaat uit de Provinciale Structuurvisie, de Verordening Ruimte en de Uitvoeringsagenda. Hierin beschrijft de provincie haar doelstellingen en provinciale belangen (structuurvisie), stelt zij regels aan ruimtelijke ontwikkelingen (verordening) en geeft zij aan wat nodig is om dit te realiseren (uitvoeringsagenda). Visie op Zuid-Holland is op 2 juli 2010 vastgesteld en is in de plaats gekomen van de verschillende Streekplannen en de Nota Regels voor Ruimte.

3.2.2 Conclusie

In dit bestemmingsplan voor de Elfenbaan wordt een passende bestemming gegeven aan de gronden die onderdeel uitmaken van de EHS. Daarnaast zijn de noodzakelijke beschermingsregels opgenomen voor de aanwezige waterkering en molenbiotoop. Het plan is in overeenstemming met het provinciaal ruimtelijk beleid en voldoet aan de in de verordening vastgelegde regels.

3.3 Gemeentelijk Beleid

3.3.1 Structuurvisie Zoeterwoude-Rijndijk

De gemeente Zoeterwoude heeft voor haar grondgebied meerdere structuurvisies vastgesteld. Het plangebied van dit bestemmingsplan maakt onderdeel uit van de Structuurvisie Zoeterwoude-Rijndijk, die op 24 januari 2013 is vastgesteld.

In deze visie is de Elfenbaan aangeduid als onderdeel van de Ecologische Hoofdstructuur, die is ingericht als natuurzone ter compensatie voor de aanleg van de N11 en een verbinding vormt tussen natuurgebieden. De waarde van de Elfenbaan bestaat uit de aanwezige extensief beheerde moerassige weilanden met geïsoleerde dwarssloten. Er komen beschermde soorten voor, zoals de Zwanenbloem, de Kleine Modderkruiper en de Vroege glazenmaker.

afbeelding "i_NL.IMRO.0638.BP00008-VAS1_0004.jpg"

Afbeelding 4: Afbeelding uit Structuurvisie Zoeterwoude-Rijndijk

Voor dit gebied worden in de Structuurvisie Zoeterwoude-Rijndijk geen nieuwe ontwikkelingen voorzien. Doel is vooral om de bestaande situatie vast te leggen en het gebied open te houden als tegenhanger van verstedelijking.

3.3.2 Structuurvisie Buitengebied

Hoewel het plangebied geen onderdeel uitmaakt van de Structuurvisie Buitengebied, die op 29 januari 2009 is vastgesteld, bestaat er gezien de ligging in de EHS en de beoogde natuurbestemming wel een directe relatie met het buitengebied. Ook komt het plangebied op verschillende afbeeldingen in de visie voor, aangeduid als natuurgebied.

Ook in deze visie geldt het behoud en de ontwikkeling van natuurwaarden als belangrijkste doel voor de gebieden die onderdeel uitmaken van de EHS.

3.3.3 Beeldkwaliteitsplan Landelijk Gebied

Naast de hiervoor genoemde structuurvisies is er voor het landelijk gebied van Zoeterwoude een beeldkwaliteitsplan opgesteld. Dit beeldkwaliteitsplan stelt de gemeente, maar ook initiatiefnemers en andere belanghebbenden, in staat om initiatieven te toetsen aan de gewenste ruimtelijke kwaliteit.

De Elfenbaan zelf staat in dit beeldkwaliteitsplan niet beschreven, omdat het buitengebied hierin wordt begrensd door de N11. Wel is het goed om, wanneer er in de toekomst (natuur)ontwikkelingen plaatsvinden in het plangebied, na te gaan welke kwaliteiten er aan de omliggende gebieden worden toegedicht om te voorkomen dat ontwikkelingen binnen de Elfenbaan afbreuk doen aan de kwaliteiten en de beleving van aangrenzende gebieden.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 Bodem

De voorgestane ontwikkeling in het plangebied vereist dat inzicht verkregen wordt in de milieukundige gesteldheid van de bodem. Nu het plan geen nieuwe ontwikkelingen beoogd en geen mogelijkheden biedt voor de bouw van bijvoorbeeld verblijfsruimten is onderzoek naar de bodemkwaliteit niet nodig.

Overigens is in het kader van de inmiddels vervallen plannen voor de aanleg van voorzieningen voor de RijnGouwelijn binnen dit plangebied, wel een bodemonderzoek uitgevoerd (Witteveen + Bos, d.d. 14 mei 2007. nr. LEDN114-10). uit dit onderzoek zijn geen ernstige verontreinigingen naar voren gekomen.

4.2 Milieuzonering

Binnen het plangebied vinden geen activiteiten plaats waarvan een milieucontour of hinderafstand uitgaat. In de directe nabijheid vinden dergelijk activiteiten echter wel plaats. Over het plangebied valt een Geluidszone - Industrie die betrekking heeft op het terrein Barrepolder. Deze leidt echter niet tot een beperking van de voorgenomen gebruiksmogelijkheden.

4.3 Externe Veiligheid

Bevi

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) schrijft voor dat het met betrekking tot de externe veiligheid in het kader van het bestemmingsplan noodzakelijk is inzicht te hebben in de risico's die veroorzaakt worden door de productie, de opslag en het transport van gevaarlijke stoffen. De risico's worden uitgedrukt in het plaatsgebonden en het groepsrisico.

Het plaatsgebonden risico (PR) is de kans per jaar dat een persoon dodelijk getroffen wordt door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen vierentwintig uur per dag en gedurende het gehele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom de inrichting. De grenswaarde voor het PR is gesteld op een niveau van 10-6 per jaar. De norm 10-6 per jaar betekent dat de kans op een dodelijke situatie door een ongeval met gevaarlijke stoffen op een te bebouwen plek maximaal één op de miljoen per jaar mag zijn. Binnen de PR 10-6 contour mogen geen kwetsbare objecten aanwezig zijn. Voor beperkt kwetsbare objecten is deze waarde een richtwaarde. In nieuwe situaties kan hiervan alleen om gewichtige redenen worden afgeweken.

Kwetsbaar object: woningen en andere objecten waar zich gedurende een groot deel van de dag grote groepen mensen bevinden of een deel van de dag kwetsbare groepen mensen bevinden.

Beperkt kwetsbaar object: verspreid liggende woningen, bedrijfsgebouwen, hotels, restaurants, kantoren en winkels voor zover deze objecten niet tot de kwetsbare objecten behoren.

Het groepsrisico (GR) drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van overlijdt als gevolg van een ongeval, waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. Het groepsrisico wordt vergeleken met de oriëntatiewaarde.

Bevb

Het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb), met de bijbehorende regeling, regelt de externe veiligheid rond buisleidingen met gevaarlijke stoffen. Het Bevb sluit zoveel mogelijk aan bij het Bevi.

Circulaire Rnvgs

Voor het transport van gevaarlijke stoffen over de weg geldt de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (Rnvgs). De Circulaire sluit aan bij het Bevi.

Beoordeling

In de nabijheid van het plangebied liggen enkele Bevi-inrichtingen. Ook zijn in de nabijheid transportleidingen aanwezig en is de N11 een transportroute voor gevaarlijke stoffen.

Dit betreft een conserverend bestemmingsplan waarmee geen verblijfsfuncties mogelijk worden gemaakt, waardoor er geen gevolgen zijn ten aanzien van het plaatsgebonden en het groepsrisico.

afbeelding "i_NL.IMRO.0638.BP00008-VAS1_0005.jpg"

Afbeelding 5: Uitsnede risicokaart (www.risicokaart.nl)

4.4 Luchtkwaliteit

In hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer zijn regels ten aanzien van luchtkwaliteit vastgelegd. Luchtkwaliteitseisen vormen geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkeling als:

  • er geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;
  • een project, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit leidt;
  • een project 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdraagt aan de luchtverontreiniging;
  • een project is opgenomen in een regionaal programma van maatregelen of in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit.

In het Besluit NIBM is bepaald dat een ontwikkeling niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie luchtvervuiling als deze minder dan 3% van de grenswaarde, ofwel 1,2 microgram per m3, bijdraagt aan de concentraties luchtvervuiling.

In de regeling NIBM staan de getalsmatige grenzen van projecten die ´niet in betekenende mate´ (NIBM) bijdragen aan de luchtverontreiniging.

Er zijn twee mogelijkheden om aannemelijk te maken dat een project binnen de NIBM-grens blijft:

  1. a. Aantonen dat een project binnen de grenzen van een categorie zoals bepaald in de Ministeriële regeling NIBM valt. Er is dan geen verdere toetsing nodig.
  2. b. Op een andere manier aannemelijk maken dat een project voldoet aan het 3% criterium.

Conclusie

Nu met dit bestemmingsplan geen nieuwe ontwikkelingen worden beoogd is duidelijk dat er geen sprake is van (negatieve) gevolgen voor de luchtkwaliteit.

4.5 Geluid

Zoals in paragraaf 4.2 al is toegelicht ligt er over een deel van het plangebied een geluidszone van het naastgelegen industrieterrein. Daarnaast ligt het plangebied tegen de Rijksweg N11, waarvan eveneens een aanzienlijke geluidsbelasting is te verwachten. Met dit plan worden echter geen geluidsgevoelige functies mogelijk gemaakt, waardoor geen nader onderzoek naar de geluidssituatie nodig is.

4.6 Ecologie

Ter bescherming van ecologische waarden moet er bij ruimtelijke ingrepen een afweging worden gemaakt in het kader van de Natuurbeschermingswet en de Flora- en faunawet. De Natuurbeschermingswet geeft regels ten aanzien van beschermde natuurgebieden. De Flora- en faunawet heeft betrekking op bescherming van dier- en plantensoorten.

Het plangebied maakt onderdeel uit van de EHS en krijgt een natuurbestemming om de ecologische waarden van het gebied, die met name bestaan uit extensief beheerde moerassige weiden, te beschermen. In het gebied komen daarnaast enkele beschermde soorten voor.

Nu in het plangebied geen nieuwe ontwikkelingen worden beoogd is er geen sprake van (mogelijke) negatieve gevolgen voor de bestaande ecologische waarden.

4.7 Archeologie En Cultuurhistorie

4.7.1 Archeologie

De provincie Zuid-Holland heeft een overzicht gemaakt van cultuurhistorische kenmerken en waarden in deze provincie, de Cultuurhistorische Hoofdstructuur (CHS). Deze CHS kenmerken- en waarden- kaarten voor de archeologie, historische stedenbouw en historisch landschap.

De CHS-waardering kent een driedeling: zeer hoge waarde, hoge waarde of redelijke hoge waarde. De waarde is bepaald door een beoordeling op de volgende criteria:

  • gaafheid: als een indicatie voor herkenbaarheid van de historische ontwikkeling;
  • samenhang/context: tussen de samenstellende onderdelen van een structuur;
  • zeldzaamheid: bezien op provinciaal niveau.

Naast gebieden met een redelijk hoge, hoge dan wel zeer hoge waarde zijn er ook "witte gebieden". Deze kennen een lagere waarde, wat niet per definitie wil zeggen dat er niets waardevols te vinden is. Er kunnen structuren of objecten aanwezig zijn die wel waardevol zijn, maar slechts op lokaal niveau en niet op het provinciale niveau bezien.

afbeelding "i_NL.IMRO.0638.BP00008-VAS1_0006.jpg"

Afbeelding 6: Uitsnede Cultuurhistorische Atlas

Het plangebied ligt is in de Cultuurhistorische Atlas aangeduid als een gebied met een redelijke tot grote kans op archeologische sporen.

In het kader van de plannen voor de aanleg van voorzieningen ten behoeve van de RijnGouwelijn is een archeologisch onderzoek uitgevoerd (RAAP, d.d. 16-10-2008, nr. 1544). Dit onderzoek is echter specifiek gericht op het toenmalige bouwplan en de verstoring die als gevolg van dit plan waren te verwachten. Het rapport geeft daarom onvoldoende inzicht in de archeologische situatie voor het totale plangebied.

Conclusie

Gezien de archeologische verwachtingswaarde van het gebied, en het feit dat er onvoldoende concreet is onderzocht, wordt voor het gehele plangebied een beschermingsregime opgenomen in de vorm van een dubbelbestemming met bijbehorende regels.

4.7.2 Cultuurhistorie

Het plangebied bevindt zich deels binnen de molenbiotoop van de Grote molen die ten zuiden van het plangebied staat. De molenbiotoop dient ervoor om de vrije windvang van de molen te behouden. Daarnaast dient de molenbiotoop ertoe om het vrije zicht op de molen, en daarmee de belevingswaarde van dit cultuurhistorisch waardevolle object, te beschermen.

Ten behoeve van de bescherming van deze molenbiotoop is op de verbeelding een vrijwaringszone opgenomen. In de planregels zijn daarbij bepalingen opgenomen die de toegestane bouwhoogte zodanig beperken dat de windvang behouden blijft.

Conclusie

Door het opnemen van een vrijwaringszone wordt de cultuurhistorisch waardevolle molen voldoende beschermd.

4.8 Water

Het plangebied valt onder het beheer van het Hoogheemraadschap van Rijnland. Dit Hoogheemraadschap is bij de voorbereiding van het bestemmingsplan betrokken.

Waterbeheerplan 2010-2015

Voor de planperiode 2010-2015 zal het Waterbeheerplan (WBP) van Rijnland van toepassing zijn. In dit plan geeft Rijnland aan wat haar ambities voor de komende planperiode zijn en welke maatregelen in het watersysteem worden getroffen. Het nieuwe WBP legt meer dan voorheen accent op uitvoering. De drie hoofddoelen zijn veiligheid tegen overstromingen, voldoende water en gezond water. Wat betreft veiligheid is cruciaal dat de waterkeringen voldoende hoog en stevig zijn én blijven en dat rekening wordt gehouden met mogelijke toekomstige dijkverbeteringen. Wat betreft voldoende water gaat het erom het complete watersysteem goed in te richten, goed te beheren en goed te onderhouden. Daarbij wil Rijnland dat het watersysteem op orde en toekomstvast wordt gemaakt, rekening houdend met klimaatverandering. Immers, de verandering van het klimaat leidt naar verwachting tot meer lokale en heviger buien, perioden van langdurige droogte en zeespiegelrijzing. Het waterbeheerplan sorteert voor op deze ontwikkelingen. Het Waterbeheerplan 2010-2015 van Rijnland is te vinden op de website: www.rijnland.net.

Keur en Beleidsregels 2009

Per 22 december 2009 is een nieuwe Keur in werking getreden, alsmede nieuwe Beleidsregels die in 2011 geactualiseerd zijn. Een nieuwe Keur is nodig vanwege de totstandkoming van de Waterwet en daarmee verschuivende bevoegdheden in onderdelen van het waterbeheer. Verder zijn aan deze Keur bepalingen toegevoegd over het onttrekken van grondwater en het infiltreren van water in de bodem. De "Keur en Beleidsregels" maken het mogelijk dat het Hoogheemraadschap van Rijnland haar taken als waterkwaliteits- en waterkwantiteitsbeheerder kan uitvoeren. De Keur is een verordening van de waterbeheerder met wettelijke regels (gebods- en verbodsbepalingen) voor:

  • Waterkeringen (o.a. duinen, dijken en kaden)
  • Watergangen (o.a. kanalen, rivieren, sloten en beken)
  • Andere waterstaatswerken (o.a. bruggen, duikers, stuwen, sluizen en gemalen)

De Keur bevat verbodsbepalingen voor werken en werkzaamheden in of bij de bovengenoemde waterstaatswerken. Er kan een ontheffing worden aangevraagd om een bepaalde activiteit wel te mogen uitvoeren. Als Rijnland daarin toestemt, dan wordt dat geregeld in een Watervergunning op grond van de Keur. De Keur is daarmee een belangrijk middel om via vergunningverlening en handhaving het watersysteem op orde te houden of te krijgen. In de Beleidsregels (Voluit: Beleidsregels en Algemene Regels Inrichting Watersysteem 2011 Keur), die bij de Keur horen, is het beleid van Rijnland nader uitgewerkt. De Keur en Beleidsregels van Rijnland zijn te vinden op de website: www.rijnland.net.

Infiltratie

Met dit plan worden geen nieuwe ontwikkelingen beoogd. Ook worden geen bouwmogelijkheden geboden voor gebouwen, waardoor het verharde oppervlak beperkt blijft tot het bestaande fietspad. Binnen het plangebied zijn voldoende mogelijkheden voor het infiltreren van regenwater.

Oppervlaktewater

In het oosten van het plangebied is een poel aanwezig. Daarnaast liggen er enkele sloten. Op grond van de doeleindenomschrijving is de aanwezigheid en/of de aanleg van oppervlaktewater toegestaan binnen de bestemming Natuur.

Waterkering

Het Hoogheemraadschap van Rijnland heeft voor de primaire en regionale waterkeringen de nota 'Zicht op veilige keringen' opgesteld, beter bekend als de Nota Waterkeringen. In deel I van deze nota staan de visie en doelstelling beschreven en in deel II zijn concrete beleidsregels vastgelegd. In deel III komt ten slotte het uitvoeringsprogramma voor de versterking van waterkeringen aan de orde.

Ten westen van het plangebied ligt een secundaire waterkering. De kernzone en beschermingszone van deze waterkering liggen deels in het plangebied. Voor deze zones wordt de dubbelbestemming Waterstaat - Waterkering opgenomen. Aan deze dubbelbestemming wordt een beschermingsregime gekoppeld dat inhoudt dat er geen bouwwerkzaamheden of andere werkzaamheden uitgevoerd mogen worden zonder toestemming van de beheerder van de waterkering.

Conclusie

Als gevolg van dit bestemmingsplan zijn er geen (negatieve) gevolgen voor de waterberging en de waterkwaliteit te verwachten en is de aanwezige waterkering beschermd.

4.9 Kabels En Leidingen

In het plangebied liggen twee waterleidingen (één van Dunea en één van Oasen) en een effluentleiding van Heineken. Ter bescherming van deze leidingen wordt een dubbelbestemming opgenomen. Ook ligt er in het uiterste oosten van het plangebied een beschermingszone van een rioolleiding die zelf buiten het plangebied ligt.

Hoofdstuk 5 Juridische Planbeschrijving

5.1 Plansystematiek

De Wet ruimtelijke ordening bepaalt dat ruimtelijke plannen digitaal en analoog beschikbaar moeten zijn. Dit brengt met zich mee dat bestemmingsplannen digitaal uitwisselbaar en op vergelijkbare wijze gepresenteerd moeten worden. Daarom stelt onder andere de Wro eisen waaraan digitale en analoge plannen moeten voldoen. Zo bevat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) bindende afspraken waarmee bij het maken van bestemmingsplannen rekening moet worden gehouden. De SVBP kent hoofdgroepen van bestemmingen, een lijst met functie- en bouwaanduidingen, gebiedsaanduidingen en een verplichte opbouw van de planregels en het renvooi.

De wijze van bestemmen en de inhoud van de planregels is zoveel mogelijk afgestemd op de bestemmingsplannen voor omliggende gebieden. Dit zijn met name "Barrepolder 2011" en "Bedrijventerrein Grote Polder 2012".

5.2 Opbouw Regels

De regels zijn onderverdeeld in inleidende regels, bestemmingsregels, algemene regels en overgangs- en slotregels.

De inleidende regels vormen Hoofdstuk 1 en bevatten de begrippen en de wijze van meten. Hoofdstuk 2 bevat de bestemmingsregels. Hierin zijn de regels bij de in het plan voorkomende bestemmingen opgenomen. Onder algemene regels, Hoofdstuk 3 zijn regels opgenomen die niet beperkt zijn tot een specifieke bestemming, maar gelden voor het gehele plangebied, zoals de anti-dubbeltelregel en algemene afwijkingsregels. Tot slot zijn in Hoofdstuk 4 de overgangsregels en de slotregel opgenomen.

5.3 Toelichting Bij De Regels

Artikel 1 Begrippen

In de SVBP2012 is een aantal begrippen voorgeschreven. Voor zover deze voorkomen in dit bestemmingsplan zijn deze begrippen overgenomen. De lijst is verder aangevuld met een aantal begrippen die voor een goede interpretatie en toepassing van de bestemmingsregels nodig zijn.

Artikel 2 Wijze van meten

Ook voor de wijze van meten geldt dat deze deels is overgenomen uit de SVBP2012 en is aangevuld voor zover dit voor een goede toepassing van het bestemmingsplan noodzakelijk is.

Artikel 3 Natuur

Deze bestemming is gebruikt voor de ‘Elfenbaan’ tussen de spoorbaan en de N11. De Elfenbaan maakt deel uit van de provinciale ecologische hoofdstructuur en heeft daarom de bestemming natuur gekregen. Voor werkzaamheden die ten koste van de natuur kunnen gaan is een vergunning nodig. Die wordt niet verleend als de natuurlijke waarden daardoor onherstelbaar worden aangetast.

Artikel 4 Leiding

In het plangebied is een aantal leidingen aanwezig. Deze hebben in het bestemmingsplan een dubbelbestemming ‘Leiding’ gekregen. Daarbinnen is met de hartlijnaanduidingen aangegeven om welk type leiding het gaat.

Met de dubbelbestemming is een zone aan weerszijden van de leiding gereserveerd voor de bescherming van deze leiding. In de zone mag niet worden gebouwd of gegraven zonder toestemming van de leidingbeheerder. De leiding moet bereikbaar blijven voor onderhoud en grondwerkzaamheden in de buurt van de leiding kunnen gevaar opleveren. In de zones van deze dubbelbestemming gaan belangen van het leidingentransport voor. Het gebruik van deze gronden mag geen gevaar opleveren voor de belangen van de dubbelbestemming. Vandaar dat zowel voor bouwen als werken/werkzaamheden in deze zones, eerst getoetst moet worden aan de belangen van de desbetreffende dubbelbestemmingen.

Artikel 5 Waarde - Archeologie

Voor het plangebied geldt een redelijke tot hoge archeologische verwachtingswaarde. In dit gebied is voor het bouwen of het uitvoeren van bodemingrepen waarbij een oppervlakte van meer dan 100 m2 wordt geroerd, een vergunning nodig. Een dergelijke vergunning kan alleen worden verleend als archeologisch onderzoek is gedaan en de archeologische waarden afdoende kunnen worden beschermd.

Artikel 6 Waterstaat - Waterkering

Deze dubbelbestemming is gebruikt om de waterkering die ten westen van het plangebied loopt te beschermen. In de aangegeven zone van de waterkering zijn geen bouwwerkzaamheden of grondbewerkingen toegestaan, zonder toestemming van het Hoogheemraadschap.

Artikel 7 Anti-dubbeltelregel

De formulering van de anti-dubbeltelregel is bindend voorgeschreven in artikel 3.2.4 van het Besluit ruimtelijke ordening. Met deze regel wordt voorkomen dat bepaalde gronden meerdere keren worden gebruikt om de toegestane oppervlakte van verschillende gebouwen te bepalen.

Artikel 8 Algemene aanduidingsregels

In de algemene aanduidingsregels zijn een geluidszones en een molenbiotoop opgenomen. De Geluidszone - Industrie legt een beperking op ten aanzien van het toestaan van nieuwe geluidsgevoelige functies. De molenbiotoop legt een hoogtebeperking op om de vrije windvang te garanderen.

Artikel 9 Algemene afwijkingsregels

Hierin is een aantal bepalingen opgenomen, waarmee het bevoegd gezag geringe afwijkingen van maten kan toestaan wanneer dit vanuit stedenbouwkundig of bouwkundig oogpunt noodzakelijk of gewenst is. Ook kan een overschrijding van bouw- of bestemmingsgrenzen worden toegestaan, wanneer dit noodzakelijk is vanwege de werkelijke toestand van het terrein.

Door het opnemen van deze bepalingen wordt voorkomen dat het bestemmingsplan onbedoeld ontwikkelingen belemmert.

Artikel 10 Overgangsrecht

De formulering van het overgangsrecht is bindend voorgeschreven in artikel 3.2.1 en 3.2.2 van het Besluit ruimtelijke ordening. Met het overgangsrecht wordt beoogd dat bouwwerken en gebruik, die wel in overeenstemming zijn met het oude bestemmingsplan, maar niet met het nieuwe, kunnen voortduren. Volledige herbouw van een dergelijk bouwwerk is niet toegestaan, tenzij het teniet gaat als gevolg van een calamiteit. Voor het strijdige gebruik geldt dat als dit langer dan een jaar is onderbroken, niet meer hervat mag worden.

Artikel 11 Slotregel

In de slotregel is de aanhalingstitel van de regels vastgelegd.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Economische Haalbaarheid

Met dit bestemmingsplan worden geen nieuwe ontwikkelingen beoogd, maar wordt de bestaande situatie vastgelegd. Er zijn dus geen kosten gemoeid met de uitvoering van het bestemmingsplan.

6.2 Maatschappelijke Aanvaardbaarheid

6.2.1 Inspraak

Omdat met dit plan de bestaande situatie wordt vastgelegd en feitelijk geen nieuwe ontwikkelingen worden beoogd is dit plan niet voor inspraak ter inzage gelegd.

6.2.2 Vooroverleg

Op basis van een Nota van Uitgangspunten is met diverse partijen vooroverleg gevoerd. Dit heeft geleid tot de volgende reacties:

Provincie Zuid-Holland

Naar aanleiding van het vooroverleg zijn door de Provincie Zuid-Holland gegevens toegezonden met betrekking tot de natuurdoelstellingen voor het plangebied. Deze zijn in de plantoelichting verwerkt.

Rijkswaterstaat

Vanuit Rijkswaterstaat Zuid-Holland zijn er geen opmerkingen over de Nota van Uitgangspunten.

Hoogheemraadschap van Rijnland

Vanuit het Hoogheemraadschap van Rijland zijn de volgende opmerkingen ontvangen:

  • Door het plangebied loopt een regionale waterkering. Verzocht wordt om in de verbeelding een beschermingsregime op te nemen.
  • Verzocht wordt om voor de kern- en beschermingszones van de waterkering te verwijzen naar de Nota Waterkeringen, deel 2; Beleidsregels.
  • Tevens wordt gevraagd om het mogelijk te maken dat binnen de bestemming Natuur water gegraven kan worden voor bijvoorbeeld het verbreden van watergangen.

Reactie

Ten behoeve van de bescherming van de waterkering is een dubbelbestemming opgenomen en in de plantoelichting is naar het bedoelde beleidsdocument verwezen. Ook is de bestemming Natuur mede bedoeld voor water.

Omgevingsdienst West Holland

De Omgevingsdienst West Holland (ODWH) heeft op voorhand geen opmerkingen over het plan. Met het plan zijn geen milieuhygiënische belangen in het geding.

Stichting Het Zuid-Hollands Landschap

De Stichting Het Zuid-Hollands Landschap heeft geen opmerkingen over de nota van uitgangspunten en is blij dat dit losse eindje nu wordt vastgelegd.

Gemeente Leiden

De Nota van Uitgangspunten geeft op het vlak van Ruimtelijke Ordening geen aanleiding tot opmerkingen.

6.2.3 Zienswijzen

Met ingang van 12 december 2013 heeft het ontwerp van dit bestemmingsplan ter inzage gelegen. Gedurende deze termijn zijn er twee zienswijzen ingediend.

Zienswijze 1

De eerste zienswijze is ingediend door een inwoonster van Zoeterwoude en is ontvangen op 21 januari 2014. Met deze zienswijze geeft zij aan verheugd te zijn met het feit dat dit bestemmingsplan erin voorziet dat de Elfenbaan behouden blijft als Natuurgebied en als EHS.

Zienswijze 2

De tweede zienswijze is op 24 januari 2014 ontvangen van het Hoogheemraadschap van Rijnland. Het Hoogheemraadschap wijst erop dat de Meerburger Watering geen primaire, maar een secundaire waterkering is en verzoekt dit aan te passen in paragraaf 4.8 van de plantoelichting. Daarnaast wordt in deze paragraaf het beleid onvolledig beschreven. Verzocht wordt dit aan te vullen en het Hoogheemraadschap heeft hiervoor tekstvoorstellen bijgevoegd.

Aanpassingen n.a.v. zienswijzen

Naar aanleiding van de ontvangen zienswijzen is paragraaf 4.8 van de plantoelichting aangevuld conform de tekstvoorstellen die het Hoogheemraadschap van Rijnland heeft aangeleverd. Daarnaast is de Meerburger Watering hierin benoemd als secundaire waterkering.