KadastraleKaart.com

1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch Met Waarden - Natuur- En Landschapswaarden
Artikel 4 Water
Artikel 5 Wonen - Papegweg
Artikel 6 Wonen - Weidelaan
Artikel 7 Groen
Artikel 8 Tuin
Artikel 9 Verkeer
Artikel 10 Waarde - Archeologie
3 Algemene Regels
Artikel 11 Anti-dubbeltelregel
Artikel 12 Algemene Bouwregels
Artikel 13 Algemene Gebruiksregels
Artikel 14 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 15 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 16 Overige Regels
4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 17 Overgangsrecht
Artikel 18 Slotregel

Weidelaan - Papeweg

Bestemmingsplan - Gemeente Zoeterwoude

Vastgesteld op 23-11-2023 - geheel onherroepelijk in werking

Bestanden

Toelichting

1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan
het bestemmingsplan ‘Weidelaan - Papeweg’ van de gemeente Zoeterwoude.
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0638.BP00037-VAS1 met de bijbehorende regels.
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 aan- en uitbouw
een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.
1.6 aan-huis-gebonden beroep
een dienstverlenend beroep, dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.
1.7 achtererf
de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn achter de achtergevel van het hoofdgebouw of achter een denkbeeldige lijn in het verlengde daarvan.
1.8 antennedrager
een antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.
1.9 antenne-installatie
een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.
1.10 archeologisch onderzoek
onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt.
1.11 archeologische waarde
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.
1.12 bebouwing
een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.13 bed & breakfast
het bieden van de, ten opzichte van het hoofdgebruik ondergeschikte, mogelijkheid tot recreatief nachtverblijf en ontbijt binnen de woning aan personen die hun hoofdverblijf elders hebben.
1.14 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen
afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.15 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.16 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.17 bevoegd gezag
bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.18 bouwen
plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of vergroten van een bouwwerk.
1.19 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
1.20 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat is begrensd door op (nagenoeg) gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen en dat zodanige afmetingen en vormen heeft dat dit gedeelte zonder ingrijpende voorzieningen voor woonfuncties geschikt of geschikt te maken is.
1.21 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.22 bouwperceelgrens
een grens van een bouwperceel.
1.23 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.24 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.25 bijgebouw
een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.
1.26 carport
een op de grond staande overkapping van één bouwlaag bij een bestaande woning of een bestaand woongebouw, die bedoeld is als een overdekte stallingsruimte voor personenauto's, die geen eigen wanden of deuren heeft en waarvan de begrenzing wordt gevormd door de woning of daarbij behorende bijgebouwen en/of ondersteuningen van de overkapping.
1.27 dakkapel
een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.
1.28 dakopbouw
een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich boven de dakgoot bevindt, waarbij deze constructie (deels) boven de oorspronkelijke nok uitkomt en de onderzijden van de constructie in één of beide dakvlak(ken) is (zijn) geplaatst.
1.29 deskundige
een door het bevoegd gezag aan te wijzen deskundige of commissie van deskundigen inzake natuur en landschap of archeologie.
1.30 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.31 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.32 grondgebonden veehouderijbedrijf
Een onderneming gericht op het voortbrengen van producten door middel van het houden van melk- en ander vee (nagenoeg) geheel op open grond;
1.33 hoofdgebouw
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
1.34 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten
het in een woning door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, waarbij de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past.
1.35 landschapswaarde
de aan een gebied toegekende waarde met betrekking tot het waarneembare deel van de aardoppervlakte, die wordt bepaald door de herkenbaarheid en de identiteit van de onderlinge samenhang tussen levende en niet-levende natuur.
1.36 NEN
door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde op het moment van vaststelling van het plan.
1.37 nutsvoorzieningen
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.
1.38 overkapping
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak.
1.39 peil
voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen:
  1. de hoogte van de kruin van die weg;
  2. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld.
1.40 praktijkruimte
een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch, medisch, paramedisch, therapeutisch, educatief, cultureel, religieus of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied.
1.41 sociale huurwoning
een huurwoning met een aanvangshuurprijs onder de grens als bedoeld in artikel 13, eerste lid, onder a, van de Wet op de huurtoeslag, waarbij de instandhouding voor de in een gemeentelijke verordening omschreven doelgroep voor ten minste tien jaar na ingebruikname is verzekerd.
1.42 tussengoot
Een goot gelegen tussen twee aaneengebouwde gebouwen
1.43 voorgevel
de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.
1.44 zijerf
de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn aan de zijkant(en) van dat hoofdgebouw tussen de denkbeeldige lijnen in het verlengde van de voor- en achtergevel.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 afstand
de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst zijn.
2.2 bouwhoogte van een antenne-installatie
  1. ingeval van een vrijstaande (schotel)antenne-installatie: tussen het peil en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie;
  2. ingeval van een op of aan een bouwwerk gebouwde (schotel)antenne-installatie: tussen de voet van de (schotel)antenne-installatie en het hoogste punt van de (schotel)antenneinstallatie.
2.3 bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.4 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.
2.5 dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.6 goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de (tussen)goot/de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
afbeelding
2.7 inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.8 oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.9 vloeroppervlakte
de gebruiksvloeroppervlakte volgens NEN 2580.

2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch Met Waarden - Natuur- En Landschapswaarden

3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. grondgebonden veehouderijbedrijven;
  2. het behoud en de versterking van de aanwezige natuur- en landschapswaarden, waarbij het open veenweidegebied met het karakteristieke slotenpatroon en waardevolle doorzichten behouden dient te worden;
alsmede voor:
  1. ambachtelijke zuivelverwerking als volwaardig onderdeel van de agrarische bedrijfsvoering;
  2. wandel- en fietsverbindingen en ruiterpaden;
  3. agrarisch natuur- en landschapsbeheer;
  4. blauwe diensten;
  5. met de daarbij behorende voorzieningen, zoals groen, water, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, (ontsluitings)wegen en laad- en losvoorzieningen.
3.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
  1. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  2. het bepaalde in sub a is niet van toepassing voor terreinafscheidingen en windmolens voor de waterbeheersing;
  3. overigens geldt het volgende:
    1. erf- of terreinafscheidingen:
      • voor voorgevel : maximale hoogte 1 meter
      • rondom paardenweides : maximale hoogte 1,5 meter
      • overige plaatsen : maximale hoogte 2 meter
    2. Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde (m.u.v. erf- of terreinafscheidingen):
      maximale hoogte 6 meter.
3.3 Specifieke gebruiksregel
Met betrekking tot het gebruik geldt de volgende regel:
  • de opslag van goederen en/of materialen op onbebouwde gronden is niet toegestaan, tenzij tijdelijk ten behoeve van het realiseren van het gebruik en / of het bouwplan dat met dit plan mogelijk wordt gemaakt.
  • de teelt van ruwvoedergewassen anders dan gras voor ten hoogste 20% van de bedrijfsoppervlakte is toegestaan.
3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.4.1 Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Agrarisch met waarden - Natuur- en Landschapswaarden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, aan te leggen of de volgende werkzaamheden uit te voeren:
  1. uitvoeren van grondwerkzaamheden dieper dan 40 cm en ontginnen (onder andere egaliseren, ophogen, afgraven, diep ploegen);
  2. graven en dempen van sloten, afdammen, herprofileren van sloten of ander oppervlaktewater, tenzij de werkzaamheden betrekking hebben op de aanleg van duurzame kavelscheiding bij paardenweides;
  3. aanleggen van drainage (geldt niet voor het vervangen van bestaande drainage);
  4. het aanleggen van boven- of ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  5. het beplanten van gronden van houtgewassen, ter plaatse van de gronden op het tijdstip van het van kracht worden van het plan niet reeds met houtgewassen waren beplant;
  6. het aanleggen of verharden van paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  7. ophogen of verbreden van een dijk.
3.4.2 Uitzonderingen op het aanlegverbod
Het verbod zoals genoemd in lid 3.4.1 is niet van toepassing:
  1. op werken of werkzaamheden die:
    1. betrekking hebben op normaal onderhoud, beheer en gebruik overeenkomstig de bestemming, het vellen of rooien van geriefbosjes daaronder niet begrepen;
    2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
    3. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende omgevingsvergunning;
  2. alsmede op:
    1. het aanleggen van paden voor zover dit voor een doelmatige bedrijfsvoering noodzakelijk is;
    2. het aanbrengen van leidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur, voor zover dit - gelet op de waarden van het agrarische gebied - van geringe betekenis moet worden geacht.
3.4.3 Voorwaarde voor de omgevingsvergunning
De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 3.4.1, zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de landelijke en/of natuurlijke waarden van de gronden met de bestemming Agrarisch met Waarden - Natuur- en Landschapswaarden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.
3.4.4 Advisering over de omgevingsvergunning
Alvorens over een omgevingsvergunning te beslissen, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de deskundige inzake natuur en landschap omtrent de vraag of wordt voldaan aan het bepaalde in lid 3.4.3.
3.4.5 Strafbaar feit
Overtreding van het verbod van artikel 3.4.1 is een strafbaar feit, zoals bedoeld in artikel 1a van de Wet op de economische delicten.
3.5 Wijzigingsbevoegdheid
3.5.1 Ten behoeve van het recreatieve wandel- en fietsverbindingen en ruiterpaden
Burgemeester en wethouders zijn - met toepassing van artikel 3.6 Wro - bevoegd ten behoeve van de realisatie van nieuwe recreatieve wandel- en fietsverbindingen en ruiterpaden de bestemming Agrarisch met waarden - Natuur- en Landschapswaarden te wijzigen in een verkeersbestemming, met inachtneming van het volgende:
  1. nieuwe recreatieve wandel- en fietsverbindingen en ruiterpaden dienen aan te sluiten op (bestaande) recreatieve routestructuren;
  2. nieuwe recreatieve wandel- en fietsverbindingen en ruiterpaden mogen de bestaande landschappelijke, cultuurhistorische en natuurwaarden in de directe omgeving niet onevenredig aantasten;
  3. nieuwe recreatieve wandel- en fietsverbindingen en ruiterpaden mogen geen onevenredige vergroting van de publieks- en/of verkeersaantrekkende werking teweegbrengen.
3.5.2 Ten behoeve van ecologische verbindingszones
Burgemeester en wethouders kunnen - met toepassing van artikel 3.6 Wro - de gronden met de bestemming Agrarisch met waarden - Natuur- en Landschapswaarden wijzigen in een natuurbestemming, met inachtneming van het volgende:
  • een besluit tot planwijziging wordt niet eerder genomen dan nadat de betrokken gronden op vrijwillige basis als natuurgebied aan een terreinbeherende instantie in eigendom zijn overgedragen, dan wel, indien verwerving door een terreinbeherende instantie niet aan de orde is, de afspraken met betrekking tot de inspanningsverplichtingen en vergoedingen om tot bepaalde natuurdoeltypen te komen, in een concept-notariële akte zijn vastgelegd.

Artikel 4 Water

4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. verkeer te water;
  2. water ten behoeve van de waterhuishouding;
  3. recreatief medegebruik;
  4. kruisingen met het wegverkeer;
  5. dammen, bruggen en vlonders;
  6. (onderwater-)beschoeiingen;
  7. ondergeschikte groenvoorzieningen, zoals natuurvriendelijke oevers.
4.2 Bouwregels
Op of boven deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
  1. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  2. vlonders zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van aangrenzende bestemmingen Wonen - Weidelaan en Tuin;
  3. een vlonder dient te worden gerealiseerd conform hetgeen daarover is opgenomen in het beeldkwaliteitsplan als bedoeld in bijlage I, waarbij geldt dat:
    1. de diepte van een vlonder maximaal 3 meter mag bedragen;
    2. de breedte van een vlonder maximaal 5 meter mag bedragen;
    3. een vlonder op tenminste 2 meter van de zijdelingse erfgrens dient te worden gerealiseerd;
  4. voor wat betreft de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt het bepaalde in artikel 12.2.

Artikel 5 Wonen - Papegweg

5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - Papeweg' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. woningen;
  2. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen;
  3. met de daarbij behorende voorzieningen, zoals groen, water, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, (ontsluitings)wegen en laad- en losvoorzieningen.
5.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
  1. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van erfafscheidingen, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  2. bijgebouwen dienen op ten minste 1,5 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw te worden gebouwd;
  3. indien de woningen vrijstaand of twee-aan-één worden gebouwd, dient de afstand tot de erfscheiding ten minste 3 m te bedragen;
  4. overigens geldt het volgende:

    afbeelding
5.3 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
  1. beroep-aan-huis en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten zijn alleen toegestaan mits het gebruik ten hoogste 30% van het vloeroppervlak beslaat met een maximum van 60 m²;
  2. paardenbakken zijn niet toegestaan.
5.4 Ontheffing van de gebruiksregels
Het college van burgemeester en wethouders kan ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 5.3 sub b ten behoeve van paardenbakken, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
  1. per woning is maximaal één paardenbak toegestaan;
  2. een paardenbak is gelegen binnen het bouwvlak;
  3. de afmeting van een paardenbak mag maximaal 20x40 m bedragen;
  4. lichtmasten zijn niet toegestaan;
  5. de paardenbak dient achter de voorgevel van de woning te worden gesitueerd.

Artikel 6 Wonen - Weidelaan

6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - Weidelaan' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wonen, met dien verstande dat slechts woningen in de vorm van vrijstaande-, tweeaaneengebouwde en aaneengebouwde woningen zijn toegestaan;
  2. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – sociale huurwoningen’: uitsluitend sociale huurwoningen, voor een periode van ten minste 10 jaar vanaf de eerste ingebruikname van de desbetreffende woning;
  3. de uitoefening van een aan huis verbonden beroep en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  4. tuinen en erven;
  5. wegen, paden, verblijfsgebieden en parkeervoorzieningen;
  6. groenvoorzieningen;
  7. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  8. nutsvoorzieningen;
  9. andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.
6.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
6.2.1 Hoofdgebouwen
  1. hoofdgebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  2. ter plaatse van de aanduiding ‘vrijstaand’ mogen alleen vrijstaande woningen worden gebouwd;
  3. ter plaatse van de aanduiding ‘twee-aaneen’ mogen alleen twee-aaneengebouwde woningen (twee-onder-een-kappers) worden gebouwd;
  4. ter plaatse van de aanduiding ‘aaneengebouwd’ mogen alleen drie of meer aaneengebouwde woningen worden gebouwd;
  5. per bouwvlak is maximaal het aantal wooneenheden toegestaan zoals op de verbeelding aangegeven; indien geen maximaal aantal wooneenheden staat aangegeven, is het bestaand aantal woningen toegestaan;
  6. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – sociale huurwoningen’ dienen 5 sociale huurwoningen te worden gerealiseerd;
  7. de goot- en bouwhoogte van hoofdgebouwen bedragen ten hoogste de met de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' aangegeven goot- en bouwhoogte; indien geen goot- en bouwhoogte staat aangegeven, is de bestaande goot- en bouwhoogte toegestaan;
  8. de goothoogte van hoofdgebouwen mag worden overschreden door dakkapellen, met dien verstande dat:
    1. de afstand tot de dakvoet, de nok en de zijkanten van het dakvlak ten minste 0,5 m bedraagt, met dien verstande dat op twee-onder-een-kapwoningen een gekoppelde dakkapel mag worden gebouwd;
    2. de bouwhoogte van de dakkapel, gemeten vanaf de voet van de dakkapel, ten hoogste 1,75 m bedraagt;
    3. de breedte van dakkapellen aan de voor- of zijkant van het hoofdgebouw ten hoogste 50% van het dakvlak bedraagt, met dien verstande dat:
      • de breedte van een nieuw te bouwen dakkapel gelijk mag zijn aan een bestaande dakkapel in dezelfde rij van twee of meer woningen, met een maximum van 70% van het dakvlak;
    4. de breedte van dakkapellen aan de achterkant van het hoofdgebouw ten hoogste 70% van het dakvlak bedraagt;
  9. voor zover er sprake is van een tussengoot, bedraagt de goothoogte in afwijking van sub f maximaal 6,5 meter.
  10. indien het hoofdgebouw valt onder de werking van het Besluit hogere waarde, d.d. 21 juli 2023 kenmerk D2023-066168, zijn de bij dit besluit horende voorwaarden van toepassing.
6.2.2 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen
  1. de goot- en bouwhoogte van aan- en uitbouwen bedraagt ten hoogste de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw vermeerderd met 0,3 m tot een maximum van 4,5 m;
  2. voor zover een aan- en / of uitbouw bestaat uit 1 schuin dakvlak en deze aan- en / of uitbouw op het hoogste punt van dat dakvlak aansluit op het dakvlak van het hoofdgebouw, geldt in afwijking van sub b. ter plaatse van deze aansluiting de maximale goothoogte van het hoofdgebouw;
  3. de bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen bedraagt ten hoogste 4,5 m, tenzij de bestaande bouwhoogte meer bedraagt: in dat geval geldt die grotere maat;
  4. de goothoogte van vrijstaande bijgebouwen bedraagt ten hoogste 3 m, tenzij de bestaande goothoogte meer bedraagt: in dat geval geldt die grotere maat;
  5. de bouwhoogte van overkappingen bedraagt ten hoogste 3 m;
  6. de afstand van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen tot perceelsgrenzen bedraagt 0 m of ten minste 1 m;
  7. de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste 50% van het zij- en achtererf met een maximum van 50 m²;
6.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor wat betreft de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt het bepaalde in artikel 12.2.
6.3 Specifieke gebruiksregels
  1. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor zelfstandige bewoning is niet toegestaan;
  2. het gebruik van gedeelten van woningen voor kantoor- en/of praktijkruimte ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en/of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten is toegestaan, voor zover:
    1. de woonfunctie als primaire functie gehandhaafd blijft;
    2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefmilieu in de omgeving;
    3. het vloeroppervlak voor kantoor- en/of praktijkruimte of de bedrijfsmatige activiteit niet groter is dan 30% van het gezamenlijk vloeroppervlak van het hoofdgebouw en aan- en uitbouwen tot ten hoogste 40 m²;
    4. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
    5. het beroep of de activiteit door de bewoner wordt uitgeoefend;
    6. geen horeca en detailhandelsactiviteiten plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop ondergeschikt aan de uitoefening van het aan-huis-gebonden beroep en/of de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten.
  3. de woningen die met dit plan mogelijk worden gemaakt, mogen niet eerder in gebruik worden genomen dan nadat de bestaande kassen aan de Papeweg 2 zijn gesloopt;
  4. het verbod uit sub c. geldt niet voor de bestaande woningen ten tijde van de vaststelling van dit bestemmingsplan;
  5. woningen mogen alleen gebouwd worden conform de criteria voor woningen zoals opgenomen in het beeldkwaliteitsplan als bedoeld in bijlage I;
  6. de inrichting van de woonpercelen dient plaats te vinden conform het beeldkwaliteitsplan als bedoeld in bijlage I.
  7. het in gebruik hebben van nieuwe gebouwen ter plaatse van de bestemming ‘Wonen – Weidelaan’ is uitsluitend toegestaan, indien aan de in lid 12.5 genoemde voorwaarden is voldaan.
  8. de woningen ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – sociale huurwoningen’ mogen na een periode van minimaal 10 jaar vanaf de eerste ingebruikname van de desbetreffende woning(en) ook worden gebruikt als reguliere woning(en) (niet zijnde sociale huurwoning).

Artikel 7 Groen

7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. groen, water, speelvoorzieningen en voet- en fietspaden;
  2. ter plaatse van de aanduiding ‘parkeerterrein’ tevens parkeervoorzieningen;
  3. nutsvoorzieningen;
  4. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals water, natuurvriendelijke oevers, taluds, ontsluitingswegen en kunstwerken.
7.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
  1. op deze gronden worden uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gebouwd;
  2. voor wat betreft de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van de verkeersregeling, de verkeers- of wegaanduiding of de verlichting, geldt het bepaalde in artikel 12.2.

Artikel 8 Tuin

8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor
  1. tuinen bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
  2. natuurvriendelijke oevers;
  3. (onderwater-)beschoeiingen;
  4. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals parkeervoorzieningen en perceelontsluitingen en water.
8.2 Bouwregels
Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd en gelden de volgende bouwhoogten:
  1. 1 m voor erf- en terreinafscheidingen;
  2. 2 m voor tuinmeubilair;
  3. 4 m voor speeltoestellen;
  4. 3 m voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde,
met dien verstande dat binnen een afstand van 3 meter vanaf de grens met een watergang c.q. wateroppervlak geen bouwwerken zijn toegestaan hoger dan 1 meter.
8.3 Specifieke gebruiksregel
De gronden dienen te worden ingericht conform het beeldkwaliteitsplan als bedoeld in bijlage I, voor zover daaraan in dat beeldkwaliteitsplan eisen zijn gesteld.

Artikel 9 Verkeer

9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wegen met ten hoogste 2 x 1 doorgaande rijstrook, alsmede opstelstroken, voet- en fietspaden;
  2. met de daarbij behorende voorzieningen, zoals bruggen, duikers, dammen, viaducten, portalen en apparatuur ter beveiliging en geleiding van het verkeer, taluds, bermen, geluidswerende voorzieningen, nutsvoorzieningen, straatmeubilair, groen- en parkeervoorzieningen en water.
9.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
  1. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd,
  2. In afwijking van sub a geldt dat nutsvoorzieningen (ook ondergronds) wel zijn toegestaan;
  3. voor wat betreft de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van de verkeersregeling, de verkeers- of wegaanduiding of de verlichting, geldt het bepaalde in artikel 12.2

Artikel 10 Waarde - Archeologie

10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde-Archeologie' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.
10.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
  1. op deze gronden mogen ten behoeve van de in artikel 10.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  2. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien;
    1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
    2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
  3. het bepaalde in dit lid onder sub b is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 100 m²;
    3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
10.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
10.3.1 Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Waarde-Archeologie zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
  1. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte of hoogte dan 30 cm, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage, het slaan van funderingspalen en van damwanden;
  2. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
  3. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  4. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  5. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  6. het ophogen of verbreden van een dijk.
10.3.2 Uitzondering op het aanlegverbod
Het verbod van artikel 10.3.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:
  1. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij artikel 10.2 in acht is genomen;
  2. een oppervlakte beslaan van ten hoogste 100 m²;
  3. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  4. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
10.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning
De werken en werkzaamheden, zoals in artikel 10.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts zijn de werken en werkzaamheden toelaatbaar, indien:
  1. de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
  2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige.
10.3.4 Strafbaar feit
Overtreding van het verbod van artikel 10.3.1 is een strafbaar feit, zoals bedoeld in artikel 1a van de Wet op de economische delicten.

3 Algemene Regels

Artikel 11 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 12 Algemene Bouwregels

12.1 Overschrijding bouwgrenzen
De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingsgrenzen, aanduidingen en bestemmingsregels worden overschreden door:
  1. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 2,5 m bedraagt;
  2. tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding ten hoogste 2 m bedraagt;
  3. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt.
12.2 Hoogte bouwwerken, geen gebouwen zijnde
De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag - tenzij in hoofdstuk 2 anders is bepaald - ten hoogste bedragen:
  1. 1 m van erf- en terreinafscheidingen tussen de voorgevel van hoofdgebouwen en de openbare weg;
  2. 2 m van erf- en terreinafscheidingen elders;
  3. 15 m van antenne-installaties ten behoeve van telecommunicatie, niet zijnde schotelantenneinstallaties en zonder apparatuurkast;
  4. 5 m van vrijstaande antenne-installaties ten behoeve van mobiele telecommunicatie;
  5. 3 m van schotelantenne-installaties;
  6. 2 m van tuinmeubilair;
  7. 4 m van speeltoestellen;
  8. 3 m van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
12.3 Percentages
Het bebouwingspercentage geeft aan hoeveel procent van het bouwvlak van het desbetreffende bouwperceel ten hoogste mag worden bebouwd met gebouwen en overkappingen. Bij het ontbreken van een percentage mag het bouwvlak volledig worden bebouwd, tenzij in hoofdstuk 2 anders is bepaald.
12.4 Bestaande afstanden en andere maten
Ten aanzien van bestaande maten gelden de volgende regels:
  1. indien ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan de maatvoering van bestaande bouwwerken die met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht zijn gebouwd of kunnen worden gebouwd, afwijkt van de maten zoals bepaald in hoofdstuk 2, geldt de bestaande maatvoering als maximum;
  2. tenzij anders bepaald in hoofdstuk 2, geldt ingeval van herbouw de bestaande maatvoering uitsluitend als maximum indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt;
  3. op bouwwerken zoals bedoeld in sub a en b is het Overgangsrecht bouwwerken als opgenomen in dit plan niet van toepassing.
12.5 Voorwaardelijke verplichting
  1. Alvorens gebruik mag worden gemaakt van enige vergunning voor het slopen van gebouwen en het bouwen van gebouwen binnen het plangebied dient:
    1. ter plaatse van de voormalige olieopslag ter hoogte van de schuur (als bedoeld in het Verkennend bodem- en asbestonderzoek, Weidelaan 8a te Zoeterwoude, d.d. 21 juli 2022, bijlage IX van de toelichting) een eindsituatie-onderzoek te worden uitgevoerd, na de sloop van voornoemde schuur. Dit onderzoek dient aan het bevoegd gezag ter goedkeuring te worden overgelegd;
    2. een nader ecologisch onderzoek te worden uitgevoerd naar de platte schijfhoren en huismus;
  2. Indien uit het onderzoek als bedoeld in sub a onder 2 blijkt dat ingevolge de Wet natuurbescherming een ontheffing noodzakelijk is, mag niet eerder gebruik worden gemaakt van enige vergunning als bedoeld onder sub a dan nadat deze ontheffing is verkregen;
  3. Indien uit de onder sub b. bedoelde ontheffing blijkt dat maatregelen noodzakelijk zijn, dienen deze maatregelen bij het slopen en / of het bouwen in acht te worden genomen.

Artikel 13 Algemene Gebruiksregels

Onverminderd het bepaalde in regels hoofdstuk 2 gelden in ieder geval de volgende regels ten aanzien van het gebruik:
  1. het gebruiken en/of laten gebruiken van bijgebouwen als zelfstandige woning of als afhankelijke woonruimte is niet toegestaan;
  2. het gebruiken van bouwwerken voor seksinrichting is niet toegestaan;
  3. de opslag van meer dan 25 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan.

Artikel 14 Algemene Afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor:
  1. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;
  2. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover dat van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover dat noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot;
De omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 15 Algemene Wijzigingsregels

  1. Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover dat van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dat noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein;
  2. Overschrijdingen mogen ten hoogste 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.

Artikel 16 Overige Regels

16.1 Algemene parkeerregeling
  1. Een woning kan niet worden gebouwd of gebruikt wanneer niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien en in stand wordt gehouden.
  2. Ten aanzien van het minimaal aantal te realiseren parkeerplaatsen, geldt:
    • een parkeernorm van 2,4 parkeerplaatsen per woning voor het type vrijstaand;
    • een parkeernorm van 2,4 parkeerplaatsen per woning voor het type twee-aaneengebouwd;
    • een parkeernorm van 1,2 parkeerplaatsen per woning voor het type aaneengebouwd,
met dien verstande dat een particuliere garage als 0,5 parkeerplaats wordt meegeteld en parkeergelegenheid op de oprit als 0,8 parkeerplaats wordt meegeteld.
Bovengenoemde parkeernorm is inclusief 0,3 parkeerplaatsen voor bezoekersparkeren. Bezoekersparkeren mag ook worden gerealiseerd in het openbaar gebied.

4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 17 Overgangsrecht

17.1 Overgangsrecht bouwwerken
Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:
  1. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
  2. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
  3. het onder lid a bepaalde is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
17.2 Overgangsrecht gebruik
Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:
  1. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  2. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  3. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  4. het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan;
  5. het bepaalde onder a is niet van toepassing voor zover betrekking hebbend op de specifieke gebruiksregel als bedoeld in artikel 6.3 sub c.

Artikel 18 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als 'Regels van het bestemmingsplan Weidelaan - Papeweg’.