KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
Artikel 4 Bedrijf
Artikel 5 Cultuur En Ontspanning
Artikel 6 Gemengd - 1
Artikel 7 Gemengd - 2
Artikel 8 Gemengd - 3
Artikel 9 Gemengd - 4
Artikel 10 Groen
Artikel 11 Kantoor
Artikel 12 Maatschappelijk
Artikel 13 Natuur
Artikel 14 Overig - Schuur
Artikel 15 Recreatie
Artikel 16 Sport
Artikel 17 Tuin
Artikel 18 Verkeer
Artikel 19 Water
Artikel 20 Wonen
Artikel 21 Waarde - Archeologie - 1
Artikel 22 Waarde - Archeologie - 2
Artikel 23 Waarde - Archeologie - 3
Artikel 24 Waarde - Archeologie - 4
Artikel 25 Waarde - Cultuurhistorie
Artikel 26 Waarde - Landschap
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 27 Anti-dubbeltelregel
Artikel 28 Algemene Bouwregels
Artikel 29 Algemene Gebruiksregels
Artikel 30 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 31 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 32 Algemene Wijzigingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 33 Overgangsrecht
Artikel 34 Slotregel
Bijlagen
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten Functiemenging
Bijlage 2 Staat Van Horeca Activiteiten
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Plangebied
1.3 Geldende Bestemmingen
1.4 Doel
1.5 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Beleidskaders
2.1 Rijksbeleid
2.2 Provinciaal Beleid
2.3 (Boven) Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 3 Inventarisatie En Analyse
3.1 Historie
3.2 Ruimtelijke Opbouw
3.3 Functionele Opbouw
Hoofdstuk 4 Kwaliteit Van De Leefomgeving
4.1 Algemeen
4.2 Geluidhinder
4.3 Bodemverontreiniging
4.4 Flora En Fauna
4.5 Ecologische Hoofd Structuur (Ehs)
4.6 Archeologie
4.7 Cultuurhistorie
4.8 Water
4.9 Milieuhinder
4.10 Externe Veiligheid
4.11 Kabels En Leidingen
4.12 Luchtkwaliteit
Hoofdstuk 5 Juridische Vormgeving
5.1 Planvorm
5.2 Toelichting Op De Bestemmingen
Hoofdstuk 6 Economische Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 7 Maatschappelijke Toetsing En Overleg
7.1 Inspraakprocedure
7.2 Uitkomsten Overleg 3.1.1 Bro
Bijlagen
Bijlage 1 Toelichting Besluit Aanwijzing Beschermd Dorpsgezicht Borssele
Bijlage 2 Besluit Aanwijzing Beschermd Dorpsgezicht Borssele
Bijlage 3 Ambtshalve Vaststelling Hogere Grenswaarden Industrielawaai
Bijlage 4 Toelichting Staat Van Bedrijfsactiviteiten Functiemenging
Bijlage 5 Toelichting Staat Van Horeca-activiteiten
Bijlage 6 Overlegreacties

Kern Borssele 2012

Bestemmingsplan - gemeente Borsele

Onherroepelijk op 02-11-2012 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het bestemmingsplan “Kern Borssele 2012” van de gemeente Borsele;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0654.BPBS2012-vo02 met de bijbehorende regels;

1.3 kaart:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0654.BPBS2012-vo02;

1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 aaneengebouwd:

blok van meer dan twee aaneengebouwde hoofdgebouwen;

1.7 aan- of uitbouw:

een uit de gevel springend, in architectonisch opzicht ondergeschikt deel van een hoofdgebouw dat door haar indeling en inrichting is bestemd hoofdzakelijk te worden gebruikt ten behoeve van het hoofdgebouw;

1.8 achtererf:

gedeelte van het erf dat gelegen is achter de achtergevelrooilijn;

1.9 achtergevel:

de meest van de wegzijde afgekeerde gevel van een gebouw;

1.10 achtergevellijn:

denkbeeldige lijn die strak loopt langs de achtergevel van een gebouw tot aan de zijdelingse bouwperceelsgrenzen;

1.11 achtergevelrooilijn:

denkbeeldige lijn die gelegen is op de helft van de afstand tussen de voorgevel van een hoofdgebouw en de achtergrens van het bouwperceel met een maximum van 12 meter achter de voorgevel;

1.12 afgewerkt bouwterrein:

de gemiddelde hoogte van de grond die gebouwen of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, omringt;

1.13 agrarisch bedrijf:

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen of (veredelen) van gewassen en/of het houden of fokken van dieren. Hieronder worden de volgende typen bedrijven begrepen:

  1. a. grondgebonden agrarische bedrijven;
  2. b. glastuinbouwbedrijven;
  3. c. niet-grondgebonden agrarische bedrijven;

1.14 agrarisch bouwblok:

een op de kaart aangegeven aaneengesloten stuk grond waarop een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing ten behoeve van één (bijzonder) agrarisch bedrijf is toegestaan;

1.15 arbeidsmigrant:

een economisch actieve binnenlandse- of buitenlandse migrant wiens doel het is, door middel van arbeid, inkomen te verwerven op tijdelijke of structurele basis;

1.16 archeologisch deskundige:

de gemeentelijke archeoloog dan wel een andere door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige of commissie van deskundigen op het gebied van archeologie;

1.17 archeologisch onderzoek:

onderzoek verricht door of namens de gemeente, door een dienst, bedrijf of instelling erkend door de Rijksdienst van het Cultureel Erfgoed (RCE) en werkend volgens de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (KNA);

1.18 archeologische verwachting:

de aan een gebied toegekende verwachting in verband met de kans op in dat gebied voorkomende archeologische sporen en relicten;

1.19 archeologische waarde:

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied aanwezige archeologische sporen en relicten;

1.20 Awb:

de Algemene wet bestuursrecht, zoals die luidde ten tijde van de inwerkingtreding van dit plan;

1.21 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.22 bebouwingspercentage:

een op de kaart of in de regels aangeduid percentage, dat de grootte van het deel van een maatvoeringsvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;

1.23 bedrijfsgebouw:

een gebouw dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten;

1.24 bedrijfsmatig gebruik van een woning:

het gebruik van (een gedeelte van) een woning en/of een daarbij behorende aanbouw, uitbouw of bijgebouw voor het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid. Dit bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid is, in tegenstelling tot een beroepsmatig gebruik van een woning, gericht op consumentenverzorging geheel of overwegend door middel van handwerk;

1.25 bedrijfsvloeroppervlak:

de gezamenlijke vloeroppervlakte van verkoopruimten, magazijnen, bergingen, kantoren en verblijfsruimten en de overige voor de bedrijfsvoering benodigde vloeroppervlakte;

1.26 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, welke slechts bestemd is voor huisvesting van (het huishouden van) een persoon, wiens aanwezigheid daar noodzakelijk is, gelet op de bestemming van de grond ter plaatse van het gebouw of het terrein;

1.27 beroepsmatig gebruik van een woning:

het gebruik van (een gedeelte van) een woning en/of een daarbij behorend(e) aanbouw, uitbouw of bijgebouw voor een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, lichaamsverzorgend, kunstzinnig, ontwerp-technisch of hiermee gelijk te stellen gebied;

1.28 beschermd dorpsgezicht:

een dorpsgezicht dat ingevolge artikel 35 van de Monumentenwet 1988 is aangewezen als beschermd dorpsgezicht, zoals die luidde ten tijde van de inwerkingtreding van dit plan;

1.29 bestaand:

aanwezig ten tijde van de inwerkingtreding van dit plan;

1.30 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.31 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.32 bijgebouw:

een aan het hoofdgebouw gebouwd of daarvan vrijstaand gebouw dat ten dienste staat van het hoofdgebouw en door zijn ligging, functie, constructie of afmetingen ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.33 bijzonder agrarisch bedrijf:

een aan het agrarisch buitengebied gelieerd bedrijf, nader te onderscheiden in:

  1. a. agrarisch hulp- en nevenbedrijf:
    een niet-industrieel bedrijf gericht op het opslaan en leveren van goederen aan agrarische bedrijven en/of het opslaan, bewerken en verwerken van producten, die afkomstig zijn van agrarische bedrijven;
  2. b. agrarisch loonbedrijf:
    een niet-industrieel bedrijf dat met behulp van verplaatsbare landbouwwerktuigen en landbouwapparatuur, uitsluitend of overwegend diensten verleent aan agrarische bedrijven ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering;

1.34 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.35 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.36 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

1.37 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.38 bouwperceelsgrens:

de grens van een bouwperceel;

1.39 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

1.40 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.41 café:

een horecabedrijf, niet zijnde een discotheek of bar/dancing, dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse, met eventueel als nevenactiviteit het verstrekken van kleine etenswaren;

1.42 cafetaria/snackbar/afhaalservice:

een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van voor consumptie ter plaatse bereide kleine etenswaren, met eventueel als nevenactiviteit het verstrekken van zwak-alcoholische en niet-alcoholische dranken;

1.43 cultuurhistorisch deskundige

een door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige of commissie van deskundigen op het gebied van cultuurhistorie;

1.44 cultuurhistorische waarde:

de in het kader van dit plan aan een bouwwerk of een gebied toegekende waarde in verband met ouderdom en gaafheid;

1.45 dagrecreatie:

activiteiten ter ontspanning in de vorm van sport, spel, toerisme en educatie, waarbij overnachting uitdrukkelijk is uitgesloten;

1.46 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, hieronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan diegenen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.47 dienstverlening:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij de baliefunctie een essentieel onderdeel vormt;

1.48 discotheek/bar/dancing:

een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van drank voor gebruik ter plaatse, waarbij het doen beluisteren van overwegend mechanische muziek en het gelegenheid geven tot dans een wezenlijk onderdeel vormen;

1.49 dunne mest:

mest die verpompbaar is en die bestaat uit faeces of urine van landbouwhuisdieren, al dan niet vermengd met mors-, spoel-, reinigings- of regenwater;

1.50 erf:

al dan niet bebouwd bouwperceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat hoofdgebouw;

1.51 feestzaal:

een ruimte gericht op het verstrekken van al dan niet ter plaatse bereide en ter plaatse te nuttigen dranken en/of etenswaren en/of het exploiteren van zaalaccommodaties;

1.52 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.53 gemeentelijke kwaliteitscoördinator:

een door burgemeester en wethouders aan te wijzen onafhankelijke deskundige op het gebied van stedenbouw dan wel architectuur;

1.54 gestapeld:

een hoofdgebouw waarin meerdere y [keuze: woningen, bedrijven, kantoren] zijn ondergebracht, zodanig dat deze boven, beneden dan wel naast elkaar zijn gesitueerd, waarbij per y [keuze] een zelfstandige toegankelijkheid gewaarborgd is;

1.55 geomorfologische waarde:

de aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door een karakteristieke hogere dan wel lagere ligging, veroorzaakt door de ontstaansgeschiedenis van het grondgebied;

1.56 gevellijn:

zie voorgevellijn;

1.57 grondgebonden agrarische bedrijven:

  1. a. akkerbouw, fruitteelt en tuinbouw, waaronder bloem- en boomkwekerij:
    het telen (of veredelen) van gewassen in of op de open grond (de teelt onder afdekmateriaal daarbij inbegrepen);
  2. b. veeteeltbedrijf:
    een agrarisch bedrijf dat zich toelegt op het houden van vee, waarbij de weidegang van essentieel belang is;
  3. c. paardenfokkerij:
    het fokken van paarden, de verkoop van gefokte paarden en/of het houden van paarden ten behoeve van de fokkerij, waarbij de weidegang van essentieel belang is;
  4. d. grondgebonden aquacultuurbedrijf:
    een agrarisch bedrijf dat zich toelegt op de teelt van (zout)watergebonden organismen en zouttolerante gewassen, waarbij de grond als productiefactor wordt gebruikt.

1.58 hoofdgebouw:

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken;

1.59 horecabedrijf:

een bedrijf gericht op het verstrekken van al dan niet ter plaatse bereide en al dan niet ter plaatse te nuttigen dranken en/of etenswaren en/of het verstrekken van logies en/of het exploiteren van zaalaccommodaties;

1.60 hotel/motel:

een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies (per nacht);

1.61 kantoor(ruimte):

een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het beroepsmatig/bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen, op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, lichaamsverzorgend, kunstzinnig, ontwerptechnisch of een hiermee naar aard gelijk te stellen gebied;

1.62 kleinschalige plattelandshoreca:

een aan het plattelandstoerisme gerelateerde inrichting van geringe omvang bestemd voor het bedrijfsmatig, voor gebruik ter plaatse, verstrekken van alcoholische en/of niet-alcoholische dranken, eventueel in combinatie met het verstrekken van al dan niet ter plaatse bereide etenswaren; verblijfsrecreatieve voorzieningen hieronder niet begrepen;

1.63 landschaps- en natuurbeschermingsdeskundige:

een door burgemeester en wethouders aan te wijzen onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen inzake landschap en natuur;

1.64 landschapswaarde:

de in het kader van dit plan aan een gebied toegekende waarde, wat betreft het waarneembare deel van het aardoppervlak, welke waarde wordt bepaald door de herkenbaarheid en identiteit van de onderlinge samenhang en beïnvloeding van niet-levende en levende natuur;

1.65 lint:

vrijwel aaneengesloten bebouwing waarbij een blok uit maximaal twee aaneengebouwde hoofdgebouwen bestaat;

1.66 logies met ontbijt:

een kleinschalige overnachtingsaccomodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en veelal kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt, ondergeschikt aan de (woon)bestemming;

1.67 lunchroom:

een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van voor consumptie ter plaatse bereide kleine etenswaren en niet alcoholische dranken;

1.68 maaiveld:

  1. a. het oppervlak (of de hoogte daarvan) van het land;
  2. b. de bovenkant van het terrein dat een bouwwerk omgeeft;

1.69 Maatregelkaart-in-lagen:

deze kaart geeft inzicht in de ligging van alle gewaardeerde terreinen en de aan- of afwezigheid van alle in de ondergrond aanwezige relevante archeologische niveaus. De Maatregelenkaart-in-lagen geeft vlakdekkend weer wanneer welke maatregelcategorie in het kader van de ruimtelijke ordening in principe van toepassing is;

1.70 maatschappelijke voorzieningen:

educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel ten dienste van deze voorzieningen;

1.71 maatvoeringsvlak:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar een bepaalde maatvoering geldt;

1.72 mestbassin:

een reservoir bestemd en geschikt voor het bewaren van dunne mest, dat niet geheel of gedeeltelijk is gelegen onder een stal;

1.73 mestplaat:

een opslagplaats bestemd en geschikt voor het bewaren van vaste meststoffen;

1.74 milieudeskundige:

een door burgemeester en wethouders aan te wijzen onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen inzake milieu;

1.75 Monumentenwet 1988:

de Monumentenwet 1988, zoals die luidde ten tijde van de inwerkingtreding van dit plan;

1.76 natuurwaarde:

de in het kader van dit plan aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang;

1.77 natuurwetenschappelijke waarde:

de aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang;

1.78 niet-grondgebonden agrarische bedrijven:

  1. a. intensieve veehouderij:
    een niet aan de grond gebonden agrarisch bedrijf of bedrijfsonderdeel dat zich toelegt op het houden of mesten van melkvee en/of slacht-, fok-, leg- of pelsdieren in gebouwen zonder of nagenoeg zonder weidegang (zoals een kalvermesterij, kippenfarm, varkensfokkerij en –mesterij);
  2. b. intensief tuinbouwbedrijf in gebouwen:
    een agrarisch bedrijf gericht op het telen van gewassen in gebouwen, niet vervaardigd van glas of ander lichtdoorlatend materiaal, zoals een champignonkwekerij, witlofkwekerij;
  3. c. niet–grondgebonden aquacultuurbedrijf:
    een niet aan de grondgebonden bedrijf of bedrijfsonderdeel dat zich toelegt op teelt van (zout)watergebonden organismen en zouttolerante gewassen, waaronder begrepen vis, zagers, schaal- en schelpdieren en andere aquatische producten.

1.79 nutsvoorzieningen:

voorzieningen ten behoeve van openbaar nut;

1.80 pension:

een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies voor langere tijd met als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden en/of dranken aan logerende gasten;

1.81 peil:

  1. a. de kruin van de weg indien de afstand tussen het bouwwerk en de kant van de weg minder dan 5 meter bedraagt;
  2. b. bij ligging in het water: het gemiddelde zomerpeil van het aangrenzende water;
  3. c. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte bouwterrein;

1.82 restaurant:

een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van etenswaren voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken;

1.83 risicovolle inrichtingen:

bedrijven zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

1.84 samenhangend straat- en bebouwingsbeeld:

  1. a. een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte;
  2. b. een goede hoogte-/breedteverhouding tussen de bebouwing onderling;
  3. c. een samenhang in bouwvorm/architectonisch beeld tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is;
  4. d. de cultuurhistorische samenhang van de omgeving.

1.85 standplaats:

een ruimte voor het plaatsen van een kampeermiddel.

1.86 teeltondersteunende voorzieningen:

overkappingsconstructie als ondersteunende voorziening ten behoeve van de bescherming van plantaardige agrarische teelten (tegen neerslag, zonlicht, vogelvraat) en/of de voorkweek van ten behoeve van het eigen bedrijf benodigd plantmateriaal en/of de voorkoming van verspreiding van gewasbeschermingsmiddelen, ten behoeve van grondgebonden agrarische teelten, nader te onderscheiden in:

  1. a. plastic boogkas: een constructie vervaardigd van lichtdoorlatend materiaal, geen glas zijnde;
  2. b. regenkap: een open constructie zonder wanden overtrokken met lichtdoorlatend materiaal anders dan glas;
  3. c. paalconstructie met fijnmazige netten: een open constructie zonder wanden overtrokken met netten;

1.87 tuin-/erfafscheiding:

bouwwerk geen gebouw zijnde, ter afbakening van eigendommen.

1.88 twee-aaneen:

blok van twee aaneengebouwde hoofdgebouwen;

1.89 (netto) v.v.o./verkoopvloeroppervlak:

de verkoopruimte, dat wil zeggen het voor het winkelend publiek toegankelijke deel van (het bruto oppervlak van) een detailhandelsbedrijf, inclusief de etalages en de ruimte achter toonbanken en kassa's;

1.90 voorerf:

gedeelte van het erf dat gelegen is voor de voorgevellijn;

1.91 voorgevel:

de meest naar de wegzijde gekeerde gevel van een gebouw;

1.92 voorgevellijn:

denkbeeldige of op de kaart aangegeven lijn die strak langs de voorgevel van een hoofdgebouw loopt tot aan de zijdelingse bouwperceelsgrenzen;

1.93 vrijstaand:

een gebouw zonder gemeenschappelijke wand met een ander gebouw;

1.94 Waarde – Archeologie – 1:

gronden met een archeologische waarde (maatregelcategorie 2 en 3) zoals aangeduid op de archeologische Maatregelenkaart-in-lagen;

1.95 Waarde – Archeologie – 2:

gronden met een archeologische waarde (maatregelcategorie 4) zoals aangeduid op de archeologische Maatregelenkaart-in-lagen;

1.96 Waarde-Archeologie-3

gronden met een archeologische verwachting (maatregelcategorie 5 en 7) zoals vermeld op de archeologische Maatregelenkaart-in-lagen;

1.97 Waarde-Archeologie-4

gronden met een archeologische verwachting (maatregelcategorie 6) zoals vermeld op de archeologische Maatregelenkaart-in-lagen;

1.98 Wabo:

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, zoals die luidde ten tijde van de inwerkingtreding van dit plan;

1.99 waterbassin:

een reservoir bestemd en geschikt voor het opslaan van water ten behoeve van het agrarische bedrijf;

1.100 Wed:

de Wet op de economische delicten, zoals die luidde ten tijde van de inwerkingtreding van dit plan;

1.101 weg:

weg als bedoeld in artikel 1, lid 1, sub b, van de Wegenverkeerswet 1994, zoals die luidde ten tijde inwerkingtreding van dit plan;

1.102 windturbine:

een windturbine is een machine met rotorbladen, waarmee door middel van windkracht elektriciteit wordt opgewekt;

1.103 woning:

een gebouw, dat dient voor de huisvesting van personen;

1.104 Wro:

de Wet ruimtelijke ordening, zoals die luidde ten tijde van de inwerkingtreding van dit plan;

1.105 zijerf:

gedeelte van het erf dat begrensd wordt door de zijgevellijn van het hoofdgebouw, de voorgevellijn en de achtergevelrooilijn;

1.106 zijgevel:

een gevel van een gebouw, die niet een voorgevel of een achtergevel is;

1.107 zijgevellijn:

(denkbeeldige) lijn die strak loopt langs de zijgevel van een gebouw tot aan de voorste en achterste bouwperceelsgrens;

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij het toepassen van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstanden:

van bouwwerken onderling, alsmede afstanden van bouwwerken tot de bouwperceelsgrens worden daar gemeten, waar deze afstanden het kleinst zijn;

2.2 de afstand van een gebouw tot de zijdelingse bouwperceelsgrens:

vanaf het dichtst bij de bouwperceelsgrens gelegen punt van het gebouw en haaks op de bouwperceelsgrens;

2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.4 de breedte en diepte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of tot het hart van de scheidingsmuren, met dien verstande, dat wanneer de betreffende gevelvlakken niet evenwijdig lopen of verspringen, het gemiddelde wordt genomen van de kleinste en de grootste maat;

2.5 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.6 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. druiplijn, het boeiboord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.7 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.8 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.9 het bebouwde oppervlak:

van een bouwperceel, of een ander terrein wordt bepaald door de oppervlakten van alle op een terrein gelegen gebouwen bij elkaar op te tellen, tenzij in de regels anders is bepaald;

2.10 het bewoonbaar vloeroppervlak:

binnen de afgewerkte omtrekwanden (in voorkomende gevallen binnen de balustrade) onder aftrek van de in de ruimte inspringende onderdelen van het gebouw als schoorsteenstoelen, kanalen en kasten, maar zonder aftrek van plinten en vast meubilair als aanrechten en verwarmingslichamen; vloeroppervlak waarboven minder dan 1,5 meter hoogte aanwezig is, wordt hierbij buiten beschouwing gelaten;

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

3.2 Bouwregels

3.3 Specifieke gebruiksregels

3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 4 Bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

4.2 Bouwregels

4.3 Afwijken van de bouwregels

4.4 Specifieke gebruiksregels

4.5 Afwijken van de gebruiksregels

4.6 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 5 Cultuur En Ontspanning

5.1 Bestemmingsomschrijving

5.2 Bouwregels

5.3 Afwijken van de bouwregels

Artikel 6 Gemengd - 1

6.1 Bestemmingsomschrijving

6.2 Bouwregels

6.3 Afwijken van de bouwregels

Artikel 7 Gemengd - 2

7.1 Bestemmingsomschrijving

7.2 Bouwregels

7.3 Afwijken van de bouwregels

Artikel 8 Gemengd - 3

8.1 Bestemmingsomschrijving

8.2 Bouwregels

8.3 Afwijken van de bouwregels

Artikel 9 Gemengd - 4

9.1 Bestemmingsomschrijving

9.2 Bouwregels

9.3 Afwijken van de bouwregels

Artikel 10 Groen

10.1 Bestemmingsomschrijving

10.2 Bouwregels

10.3 Afwijken van de bouwregels

Artikel 11 Kantoor

11.1 Bestemmingsomschrijving

11.2 Bouwregels

11.3 Afwijken van de bouwregels

Artikel 12 Maatschappelijk

12.1 Bestemmingsomschrijving

12.2 Bouwregels

12.3 Afwijken van de bouwregels

Artikel 13 Natuur

13.1 Bestemmingsomschrijving

13.2 Bouwregels

13.3 Afwijken van de bouwregels

13.4 Specifieke gebruiksregels

13.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 14 Overig - Schuur

14.1 Bestemmingsomschrijving

14.2 Bouwregels

14.3 Specifieke gebruiksregels

Artikel 15 Recreatie

15.1 Bestemmingsomschrijving

15.2 Bouwregels

15.3 Afwijken van de bouwregels

Artikel 16 Sport

16.1 Bestemmingsomschrijving

16.2 Bouwregels

16.3 Afwijken van de bouwregels

Artikel 17 Tuin

17.1 Bestemmingsomschrijving

17.2 Bouwregels

17.3 Afwijken van de bouwregels

Artikel 18 Verkeer

18.1 Bestemmingsomschrijving

18.2 Bouwregels

18.3 Afwijken van de bouwregels

18.4 Specifieke gebruiksregels

Artikel 19 Water

19.1 Bestemmingsomschrijving

19.2 Bouwregels

19.3 Afwijken van de bouwregels

Artikel 20 Wonen

20.1 Bestemmingsomschrijving

20.2 Bouwregels

20.3 Afwijken van de bouwregels

20.4 Specifieke gebruiksregels

20.5 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 21 Waarde - Archeologie - 1

21.1 Bestemmingsomschrijving

21.2 Bouwregels

21.3 Afwijken van de bouwregels

21.4 Specifieke gebruiksregels

21.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

21.6 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 22 Waarde - Archeologie - 2

22.1 Bestemmingsomschrijving

22.2 Bouwregels

22.3 Afwijken van de bouwregels

22.4 Specifieke gebruiksregels

22.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

22.6 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 23 Waarde - Archeologie - 3

23.1 Bestemmingsomschrijving

23.2 Bouwregels

23.3 Afwijken van de bouwregels

23.4 Specifieke gebruiksregels

23.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

23.6 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 24 Waarde - Archeologie - 4

24.1 Bestemmingsomschrijving

24.2 Bouwregels

24.3 Afwijken van de bouwregels

24.4 Specifieke gebruiksregels

24.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

24.6 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 25 Waarde - Cultuurhistorie

25.1 Bestemmingsomschrijving

25.2 Bouwregels

  1. a. Voor zover in lid 25.2 geen bouwregels zijn opgenomen, worden de bouwregels van de andere op deze gronden geldende bestemming van overeenkomstige toepassing verklaard;
  2. b. de geveldoorbrekingen groter dan 0,5 meter in voor- en zijgevels zullen voldoen aan een verhouding tussen breedte en hoogte van tenminste 1: 1,20;
  3. c. bij vervangende nieuwbouw is de positie en oriëntatie van de oorspronkelijke bebouwing richtinggevend.

25.3 Afwijken van de bouwregels

25.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

25.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

Artikel 26 Waarde - Landschap

26.1 Bestemmingsomschrijving

26.2 Bouwregels

26.3 Nadere eisen

Reeds bestaande bouwwerken ten dienste van de andere aldaar geldende bestemming(en) mogen worden vernieuwd of veranderd, mits de bestaande omvang niet wordt vergroot.

26.4 Afwijken van de bouwregels

26.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 27 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 28 Algemene Bouwregels

28.1 Plaatsbepaling en vormgeving bouwwerken

28.2 Bestaande afstanden en andere maten

Artikel 29 Algemene Gebruiksregels

29.1 Verboden gebruik

Tot het verboden gebruik als bedoeld in artikel 2.1, lid 1, sub b en c Wabo wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. Het gebruiken of te doen of laten gebruiken van bouwwerken, geen gebouwen zijnde en gronden op een wijze of tot een doel strijdig met de in dit plan aan de grond gegeven bestemming.

29.2 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 29.1:

  1. a. indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik dat niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
  2. b. voor de uitoefening van detailhandel en/of beroepsmatige en/of bedrijfsmatige activiteiten in een bedrijfswoning en/of bij de bedrijfswoning behorende aan-, uit- en bijgebouwen, met dien verstande dat bedoeld gebruik geen onevenredige hinder voor het woonmilieu mag opleveren en geen onevenredige afbreuk mag doen aan het karakter van de omgeving.
    Dit betekent onder meer dat:
    1. 1. de bedrijfswoning moet blijven voldoen aan het Bouwbesluit;
    2. 2. het gebruik een kleinschalig karakter heeft en zal behouden. Dat wil zeggen dat van de vloeroppervlakte van de woning en bijgebouwen gezamenlijk maximaal 40 m? ten behoeve van (optioneel toevoegen: detailhandel en/of) beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteiten in gebruik mag zijn;
    3. 3. geen omgevingsvergunning wordt verleend voor het uitoefenen van bedrijvigheid die vergunnings- of meldingsplichtig is op grond van de Wet milieubeheer of andere milieuwetgeving, tenzij het gebruik de woonfunctie op zichzelf en in relatie tot zijn omgeving niet zal aantasten;
    4. 4. het gebruik de woonfunctie dient te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in de bedrijfswoning of bijgebouw uitvoert tevens gebruiker van de woning is;
    5. 5. het niet betreft zodanige verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte.

Artikel 30 Algemene Aanduidingsregels

30.1 Geluidzone - Industrie

Binnen de op de kaart met gebiedsaanduiding “geluidzone-industrie” aangewezen gronden is het bouwen van nieuwe gebouwen met een geluidsgevoelige bestemming, in overeenstemming met het bepaalde in Hoofdstuk 2 in dit plan, uitsluitend toegestaan, indien voor de vaststelling van dit bestemmingsplan een hogere grenswaarde conform de Wet geluidhinder is verleend.

Artikel 31 Algemene Afwijkingsregels

31.1 Afwijkingsbevoegdheid

Artikel 32 Algemene Wijzigingsregels

32.1 Algemeen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met inachtneming van het bepaalde in de Wro, de regels te wijzigen voor:

  1. a. het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, van geringe afmetingen ten dienste van het openbaar nut met een oppervlakte van maximaal 15 m² en een bouwhoogte van maximaal 3,5 meter;
  2. b. het overschrijden van de naar de weg gekeerde bouwgrens, zomede van de ten opzichte van de zijdelingse bouwperceelsgrens bepaalde minimumafstand door:
    1. 1. erkers, balkons en bordessen tot maximaal 1 meter;
    2. 2. ingangspartijen tot maximaal 2 meter, mits de bebouwde oppervlakte maximaal 6 m² en de bouwhoogte maximaal 3,25 meter zal bedragen;
  3. c. geringe afwijkingen, die in het belang zijn van een ruimtelijk of technisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken of die noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein. Hierbij zijn verschuivingen van de bestemmingsgrens met maximaal 3 meter toelaatbaar.

Deze regels zijn van toepassing voor het overschrijden van grenzen voor zover deze leiden tot wijziging van bestemmingen.

32.2 Wro-zone-wijzigingsgebied - 1

Burgemeester en wethouders kunnen ter plaatse van 'Wro-zone-wijzigingsgebied - 1' de bestemming Maatschappelijk wijzigen in de bestemmingen Wonen met in achtneming van de volgende bepalingen:

  1. d. bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid dient de bestaande bebouwing te worden gehandhaafd;
  2. e. het aantal woningen bedraagt niet meer dan 4;
  3. f. de woningen worden uitsluitend gerealiseerd binnen de bestaande bebouwing;
  4. g. er wordt voorzien in voldoende parkeerplaatsen;
  5. h. er is sprake van een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld dat aansluit op de omgeving;
  6. i. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken worden niet onevenredig aangetast;
  7. j. vóóraf wordt inzicht gegeven in:
    1. 1. de archeologische waarde;
    2. 2. de bodemhygiëne;
    3. 3. de risico's ten aanzien van het transport van gevaarlijke stoffen;
    4. 4. de Wet geluidhinder;
    5. 5. de luchtkwaliteit;
    6. 6. ecologische waarden;
    7. 7. de kwaliteit van de leefomgeving;
  8. k. vóóraf wordt een watertoets uitgevoerd;
  9. l. in het wijzigingsplan wordt aandacht besteed aan de gemaakte belangenafweging.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 33 Overgangsrecht

33.1 Overgangsrecht bouwwerken:

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. b. Burgemeester en wethouders kunnen éénmalig in afwijking van lid 33.1, sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 33.1, sub a met maximaal 10%;
  3. c. Lid 33.1, sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

33.2 Overgangsrecht gebruik:

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 33.2, sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld in lid 33.2, sub a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  4. d. Lid 33.2, sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.

Artikel 34 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan “Kern Borssele 2012”.

Bijlagen

Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten Functiemenging

Bijlage 2 Staat Van Horeca Activiteiten

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De gemeente Borsele actualiseert alle (verouderde) bestemmingsplannen binnen haar grondgebied. Een belangrijke aanleiding voor deze actualisering vormt de per 1 juli 2008 in werking getreden Wet ruimtelijke ordening (Wro) en de daaruit voortkomende verplichting vanaf 1 januari 2010 alle nieuwe bestemmingsplannen digitaal beschikbaar te hebben.

Binnen de Wro vormt het bestemmingsplan het centraal normstellend instrument met binding voor zowel overheid als burger. Het plan moet eens in de 10 jaar worden opgesteld voor het gehele grondgebied van de gemeente. Aan deze verplichting is een financiële prikkel gekoppeld. Op ingediende bouwaanvragen die gebaseerd zijn op een bestemmingsplan dat ouder is dan 10 jaar, kunnen geen leges meer geheven worden door de gemeente.

Voor gebieden met een lage dynamiek, waar in de toekomst niet of nauwelijks wijzigingen te verwachten zijn, kan de gemeente een beheersverordening vaststellen in plaats van een bestemmingsplan. Hiervoor is in het onderhavige plangebied niet gekozen, gezien de gewenste flexibiliteit en juridische rechtszekerheid die een bestemmingsplan biedt.

1.2 Plangebied

Het plangebied omvat het volgende gebied:

  • nagenoeg de gehele kern Borssele. Uitzondering vormt het zuidelijk deel van het nieuwe woongebied aan de Kalootstraat;
  • enkele delen uit het bestemmingsplan Borsels Buiten (het buitengebied van de gemeente) zijn eveneens toegevoegd. Het betreft hier specifiek:
    1. 1. een woning aan de Catalijneweg;
    2. 2. woningen aan de Weelweg;
    3. 3. het sportcomplex;
    4. 4. locatie aan de Monsterweg 39.

afbeelding "i_NL.IMRO.0654.BPBS2012-vo02_0002.jpg"

Figuur 1.1. Globale begrenzing plangebied.

1.3 Geldende Bestemmingen

Het door de gemeente ingezette actualiseringstraject heeft mede ten doel het aantal vigerende bestemmingsplannen voor het gemeentelijk grondgebied te reduceren. Ter plaatse gelden de volgende bestemmingsplannen.

Bestemmingsplan Vastgesteld (ged.) Goedgekeurd
"Borssele" kaart :16-06-1969
toelichting en regels: 5- 1971
kaart: 3 maart 1970
toelichting en regels: 15 juni 1971
1e wijziging bestemmingsplan "Borssele" 10 februari 1976 15 maart 1976
2e wijziging bestemmingsplan "Borssele" 21 februari 1978 22 mei 1978
3e wijziging bestemmingsplan "Borssele" 27 juli 1982 14 september 1982
4e wijziging bestemmingsplan "Borssele" 5 april 1983 14 juni 1983
1e herziening bestemmingsplan “Borssele” 6 november 1984 20 juni 1985
"Beschermd Dorpsgezicht Borssele" 8 januari 1985 15 oktober 1985
Herziening bestemmingsplan Borssele, gedeelte "Kalootstraat" 7 december 1995 6 februari 1996
1e herziening "Beschermd Dorpsgezicht Borssele" 4 augustus 1987 24 november 1987
1e wijziging "Beschermd Dorpsgezicht Borssele" 4 juni 1996 24 juni 1996
2e wijziging "Beschermd Dorpsgezicht Borssele" 7 juni 1999 23 juni 1999
"Borssele, gedeelte Monsterhoek" 1 februari 2007 03 april 2007

1.4 Doel

Het bestemmingsplan omvat het gebied, zoals dat in paragraaf 1.2 is beschreven en heeft als doel het bieden van een actuele juridisch-planologische regeling voor het gebied. Door middel van het voorliggende bestemmingsplan worden de in paragraaf 1.3 genoemde bestemmingsplannen herzien. Daarmee worden ook de bebouwings- en gebruikswijzigingen, die in afwijking van deze plannen in de loop der jaren vooruitlopend op een bestemmingsplanherziening zijn toegestaan, geformaliseerd. Daarnaast wordt het plan gedigitaliseerd en afwijkingen ten opzichte van de verouderde ondergrond worden hersteld. Tot slot wordt met dit integrale komplan de bestemmingsplansystematiek gestandaardiseerd en geactualiseerd.

Het bestemmingsplan bestaat uit:

  • een verbeelding;
  • regels;
  • een toelichting.

Verbeelding

Analoog (niet leidend)

Op de verbeelding, bestaande uit één kaartblad, zijn onder meer de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden aangegeven met bijbehorende verklaring, het zogenaamde renvooi. De verklaring legt een verbinding tussen de bestemmingen, die op de verbeelding zijn aangegeven, en de regels. De analoge verbeelding is niet juridisch bindend.

Digitaal

Nieuwe bestemmingsplannen worden digitaal beschikbaar gesteld, zodat ze via internet te bekijken zijn. Dit is verplicht op grond van de Wet ruimtelijke ordening. Op de gemeentelijke website en op www.ruimtelijkeplannen.nl kan het digitale bestemmingsplan worden bekeken. Bij raadpleging van het digitale bestemmingsplan wordt de gebruiker bij het aanklikken van de percelen op een beeldscherm vanzelf naar de relevante delen van het bestemmingsplan "doorverwezen". De digitale verbeelding is juridisch leidend.

Regels

De regels bevatten de regeling inzake het gebruik van en de bebouwingsmogelijkheden op de gronden die in het plan zijn begrepen.

Toelichting

In de toelichting wordt de opzet van het plan beschreven en zijn de aan het plan ten grondslag liggende beleidskaders vermeld. Voorts worden de relevante onderzoeksresultaten vermeld. De toelichting van het bestemmingsplan biedt daarmee de motivering en onderbouwing van de actualisering van het plan. Tevens wordt er (te zijner tijd) verslag gedaan van de resultaten van het over het plan gevoerde overleg en de inspraak.

1.5 Leeswijzer

Voor het nieuw op te stellen bestemmingsplan "Kern Borssele 2012" is gekozen voor een gedetailleerd bestemmingsplan. Het bestemmingsplan is hoofdzakelijk bedoeld om de actuele situatie goed te regelen. Daarbij is rekening gehouden met enige flexibiliteit ten aanzien van de bouwvlakken en keuze voor bestemmingen. De toelichting op het bestemmingsplan heeft de volgende opzet.

Beleidskader (hoofdstuk 2) / Kwaliteit van de leefomgeving (hoofdstuk 4).

Voor het plangebied wordt in hoofdstuk 2 het relevante actuele rijks-, provinciale en gemeentelijke beleidskader aangegeven. Het beleidskader is toegesneden op de actualisering. In hoofdstuk 4 zijn, voor zover van belang, de toetsingen aan de relevante (sectorale) beleidsregels en wetten opgenomen.

Stedenbouwkundig plan (hoofdstuk 3)

In hoofdstuk 3 is een beknopte inventarisatie en analyse van het gebied opgenomen.

Juridische vormgeving (hoofdstuk 5)

Op basis van het gemeentelijk Handboek bestemmingsplannen Borsele en de vigerende regeling is de juridische regeling geactualiseerd (verbeelding en planregels). In hoofdstuk 5 komt de juridische planbeschrijving aan bod. Uit deze toelichting op de planregels blijkt de logische relatie tussen toelichting, planregels en verbeelding.

Economische uitvoerbaarheid (hoofdstuk 6)/ Maatschappelijke toetsing en overleg (hoofdstuk 7)

Tot slot volgen de economische uitvoerbaarheid in hoofdstuk 6 en de maatschappelijke toetsing en het overleg in hoofdstuk 7. De toelichting op de economische uitvoerbaarheid is beknopt, omdat sprake is van een te actualiseren bestemmingsplan zonder ontwikkelingen.

De maatschappelijke uitvoerbaarheid zal blijken uit de resultaten van:

  • het overleg met instanties dat ingevolge artikel 3.1.1 Bro plaatsvindt;
  • de inspraakprocedure.

Hoofdstuk 2 Beleidskaders

2.1 Rijksbeleid

2.1.1 AMvB Ruimte

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening is recent vastgesteld (AMvB Ruimte). In dit besluit stelt het Rijk een aantal regels voor met betrekking tot de inhoud van bestemmingsplannen. Voor de in de AMvB genoemde onderwerpen moeten op grond van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) alle bestemmingsplannen binnen een jaar aan de bepalingen uit de AMvB voldoen. Geen van de in de AMvB genoemde onderwerpen hebben echter betrekking op het plangebied van dit bestemmingsplan.

2.1.2 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)

Analyse

In de nieuwe Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR, ontwerp 14 juni 2011) staan de plannen voor ruimte en mobiliteit. Zo beschrijft het kabinet in de Structuurvisie in welke infrastructuurprojecten zij de komende jaren wil investeren. En op welke manier de bestaande infrastructuur beter benut kan worden. Provincies en gemeentes krijgen in de plannen meer bewegingsvrijheid op het gebied van ruimtelijke ordening.

De nieuwe Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte vervangt op termijn verschillende bestaande nota’s zoals:

  • de Nota Ruimte;
  • de Structuurvisie Randstad 2040;
  • de Nota Mobiliteit;
  • de Mobiliteits Aanpak;
  • de structuurvisie voor de Snelwegomgeving;
  • de agenda Landschap;
  • de agenda Vitaal Platteland;
  • Pieken in de Delta.

Toetsing en Conclusie

De juridische regeling voor het dorp Borssele wordt met het voorliggende bestemmingsplan geactualiseerd. Er zijn in de kern geen ontwikkelingen die van belang zijn op rijksniveau. Het SVIR vormt geen belemmering.

2.2 Provinciaal Beleid

2.2.1 Omgevingsplan

Analyse

Het Omgevingsplan Zeeland 2006-2012, vastgesteld op 30 juni 2006, is het beleidsplan van de provincie dat op hoofdlijnen aangeeft hoe de provincie er over vijftien tot twintig jaar uit moet zien.

Duurzaam ontwikkelen vormt het centrale uitgangspunt voor het Omgevingsplan Zeeland.

Dit uitgangspunt is uitgewerkt in drie hoofddoelstellingen van beleid:

  • het versterken van de bijzondere Zeeuwse omgevingskwaliteiten;
  • het bevorderen van de sociaal-culturele dynamiek en het vasthouden aan een gematigde bevolkingsgroei;
  • het faciliteren van de noodzakelijke en gewenste economische dynamiek.

Omgevingskwaliteit bij afwegen nieuwe ontwikkelingen

Het omgevingsplan biedt meer ruimte voor nieuwe ontwikkelingen, maar de inpassing van deze ontwikkelingen mag niet ten koste gaan van de omgevingskwaliteiten. Derhalve is onderscheid gemaakt in een tweetal gebiedsgerichte strategieën:

  1. 1. beschermen;
  2. 2. ruimte voor een nadere afweging.

Bij het afwegen van de inpassing van nieuwe ontwikkelingen en initiatieven spelen de volgende algemene aspecten bij deze strategie een rol:

  • gewenste ontwikkeling: de keuze voor wat wenselijke ontwikkelingen zijn, wordt ingegeven op basis van de gewenste economische, sociaal-culturele en ruimtelijke dynamiek. Het al dan niet wenselijk zijn van een ontwikkeling wordt veelal ingegeven door beleidskeuzes;
  • locatiekeuze: de locatiekeuze is sterk van invloed op het effect dat een ontwikkeling heeft op de omgevingskwaliteit. Als de verschillende omgevingskwaliteiten op een goede manier geanalyseerd worden dan werken ze sturend op de locatiekeuze. De mate van sturing zal per locatie verschillend uitpakken vanwege de verschillen in omgevingskwaliteit;
  • vormgeving: nieuwe ontwikkelingen dienen de omgevingskwaliteiten te benutten. Door de vormgeving van de bebouwde én de onbebouwde omgeving van de nieuwe ontwikkeling wordt hier invulling aan gegeven. De vormgeving van nieuwe bebouwing dient dan ook qua hoogte, massa, materiaalgebruik, schaal en maatverhouding aansluiting te zoeken bij de omgevingskwaliteiten van de beoogde locatie, de omgeving en de reeds gerealiseerde bebouwing. Bij de vormgeving van de onbebouwde omgeving is het minstens zo belangrijk om de omgevingskwaliteiten te benutten. Hierbij gaat het om de structuur, de inrichting en de aankleding van de onbebouwde ruimte en de aansluiting op de directe omgeving of de landschappelijke inpassing;
  • bijdrage versterking omgevingskwaliteiten: uitgangspunt is dat in een aantal situaties van nieuwe projecten of initiatieven een directe bijdrage geleverd moet worden aan het versterken van de omgevingskwaliteiten. De manier waarop uitwerking is gegeven aan dit principe, in een concreet project of een gebied, maakt onderdeel uit van de uiteindelijke afweging van het al dan niet inpasbaar zijn van een nieuwe ontwikkeling;
  • wettelijke eisen: in ieder geval dient een ontwikkeling of initiatief te voldoen aan alle (sectorale) wettelijke vereisten. In dit afwegingskader is dit aspect van wettelijke vereisten een bijzonder aspect, omdat het niet voldoen aan deze voorwaarde een nadere afweging op basis van de andere aspecten uitsluit.

Taakstelling

Om voldoende aandacht voor het bestaand bebouwd gebied te genereren, hebben gemeenten de taakstelling om in hun gemeentelijke woningbouwplanningen 50% van de woningbouwproductie binnen de grens van het bestaand bebouwd gebied te realiseren (inbreiding). Het gaat hierbij om de bruto woningbouwproductie (het totale aantal gebouwde woningen zonder aftrek van de gesloopte woningen). Deze doelstelling wordt getoetst op gemeentelijke schaal.

Toetsing en conclusie

Het volgende wordt geconstateerd:

  • dit bestemmingsplan heeft hoofdzakelijk betrekking op de actualisering van de geldende regeling en het afstemmen ervan op de nieuwe Wet ruimtelijke ordening;
  • het dorp Borssele is bestaand bebouwd gebied. Inbreiding is hier mogelijk, voor zover de kwaliteit en de leefbaarheid wordt gewaarborgd;
  • in geval van ontwikkelingen in de kern Borssele is sprake van bestaand bebouwd gebied, waar het vereveningsprincipe niet op van toepassing is. Er hoeft niet extra te worden geïnvesteerd in de omgevingskwaliteit;
  • er zijn behoudens beperkte, kleinschalige wijzigingsbevoegdheden binnen het bestaand bebouwd gebied, geen uitbreidingen of herontwikkelingen voorzien. Beperkte inbreiding door wijzigingsbevoegdheden (ook ten behoeve van woningbouw) is passend binnen het beleidskader;
  • er wordt voldaan aan de taakstelling de woningbouwplanning af te stemmen op het bestaand bebouwd gebied.

Het Omgevingsplan vormt derhalve geen belemmering voor de actualisering.

2.2.2 Provinciale Ruimtelijke Verordening Zeeland (PRVZ)

Analyse

In de Provinciale Ruimtelijke Verordening Zeeland zijn de volgende onderwerpen als provinciaal belang aangemerkt:

  • wonen;
  • bedrijven;
  • detailhandel;
  • kantoren;
  • windenergie;
  • natuur.

Toetsing en conclusie

De volgende bevindingen worden gedaan:

  • het plan betreft een actualisering van de geldende juridische regeling;
  • het plan omvat bestaand bebouwd gebied blijkens de kaart in de bijlage bij de verordening. Er zijn géén nieuwe woongebieden, of voorzieningen (kantoren, bedrijven, detailhandel) voorzien. Huidige functies blijven behouden;
  • beperkte wijzigingsbevoegdheden steken in op zorgvuldig en toegesneden ruimtegebruik binnen het bestaand bebouwd gebied;
  • de huidige regeling voor het behoud van landschap en natuurwaarden wordt vertaald naar SVBP;
  • er zijn geen molenbeschermingszones aanwezig.

Geconcludeerd wordt dat de voorgenomen actualisering van de regeling binnen de Provinciale Ruimtelijke Verordening Zeeland past.

2.3 (Boven) Gemeentelijk Beleid

2.3.1 Thematische regiovisie De Bevelanden; wonen, werken en recreëren in de regio

Analyse

In dit gezamenlijk document van de gemeenten Noord-Beveland, Goes, Borsele, Kapelle en Reimerswaal is een visie geformuleerd met betrekking tot de thema’s wonen, werken en recreëren.

Toetsing en conclusie

Het volgende is voor de kern Borssele van belang:

  1. 1. voldoende keuze voor woon(milieus) bieden;
  2. 2. opvangen van de woonvraag zo veel mogelijk binnenstedelijk door herstructurering, transformatie of inbreiding;
  3. 3. benutten c.q. versterken van de ruimtelijke diversiteit door onderscheid tussen zogenaamde ontwikkelingszones (gebieden waar gebouwd mag worden voor de eigen woningbehoefte en voor mensen van buiten de regio) en balansgebieden (gebieden met een terughoudend woningbouwbeleid). De kern Borssele is gelegen in een balansgebied;
  4. 4. mogelijkheden houden voor nieuw woningaanbod in een balansgebied, onder voorwaarde dat het evenwicht (de balans) in de kern en de directe omgeving niet wordt verstoord.

Bestaande bouwmogelijkheden worden opnieuw bevestigd. Incidenteel is sprake van een wijzigingsbevoegdheid waarmee beperkte nieuwe woningbouw mogelijk wordt gemaakt. Het opnemen van deze mogelijkheden draagt zorg voor het behoud van de ruimtelijke kwaliteit.

De actualisering geeft invulling aan dit beleidskader.

2.3.2 Structuurvisie Borsele 2009-2014

Analyse

De Structuurvisie Borsele 2009-2014 is opgesteld binnen de kaders van de Wro en is de opvolger van de Bosatlas 2003. De structuurvisie dient een tweeledig doel:

  • de structuurvisie fungeert als een gemeentelijk structuurbeeld op hoofdlijnen dat in de praktijk kan dienen als “werkdocument” bij het nemen van ruimtelijke beslissingen;
  • de structuurvisie biedt op grond van de Wro de mogelijkheid om kosten te verhalen bij beoogde en in de structuurvisie opgenomen ontwikkelingen.

In de structuurvisie is op hoofdlijnen vastgelegd waar de gemeente op maatschappelijk, economisch en ruimtelijk gebied zou moeten staan in 2014. Uitgangspunt hierbij is dat de structuurvisie voldoende ruimte moet bieden om nadere afwegingen te maken.

Er zijn drie centrale beleidsdoelen voor het ruimtelijk beleid voor het grondgebied van de gemeente Borsele geformuleerd:

  • behoud en versterking van de fysieke en sociaal-maatschappelijke kwaliteiten van Borsele; uitgangspunt bij nieuwe ontwikkelingen is dat ruimtelijke contrasten en de sociaal-maatschappelijke structuur in de gemeente worden behouden en versterkt, dan wel (beter) worden benut;
  • inzichtelijk maken van toekomstige plannen met een ruimtelijke en/of sociaalmaatschappelijke component; uitgangspunt hierbij is dat deze toekomstige plannen een positieve bijdrage leveren aan de leefbaarheid van de gemeente;
  • streven naar een duurzame aanpak: bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen wordt het aspect duurzaamheid meegewogen; het streven is om energie afhankelijkheid te verkleinen. Overlast zoals geluid en geur, wordt zoveel mogelijk beperkt ten opzichte van milieugevoelige functies. Daarnaast wordt de beschikbare ruimte zo zorgvuldig mogelijk gebruikt. Ruimtelijke ontwikkelingen zijn tevens gericht op het vergroten van de toekomstbestendigheid van het gebied, zowel economisch als sociaalmaatschappelijk als fysiek.

Toetsing en conclusie

De volgende strategie wordt voorgestaan:

  • vanwege de ligging nabij de aangrenzende industrie in het Sloegebied, vormt de milieusituatie een aandachtspunt. Bij ontwikkeling van plannen wordt rekening gehouden met milieuhinder vanuit het Sloegebied. Daarnaast wordt de fysieke afscherming van het dorp versterkt door het groenproject 't Sloe aan de noord- en westzijde van Borssele te realiseren;
  • het beschermd dorpsgezicht (waaronder het fysieke dorpshart) wordt versterkt, waarbij de nadruk ligt op de inrichting van de openbare ruimte en de eisen aan monumenten/welstandseisen aan gebouwen;
  • er wordt ingezet op het behoud van het bestaande voorzieningenniveau, dan wel versterking met kleinschalige detailhandel en/of diensten. Gelet op de perifere ligging van Borssele verdient het behoud van een kleinschalige detailhandelsvoorziening in de kern de aandacht. Nieuwe (locaties voor) voorzieningen worden bij voorkeur gesitueerd rondom het sociaal-maatschappelijk dorpshart;
  • voor woningbouw ligt de nadruk op inbreidings- of herstructureringslocaties. Bij het ontwikkelen van nieuwe woningen wordt zorgvuldig omgesprongen met de milieuhinder vanuit het Sloegebied.

Het te actualiseren bestemmingsplan is opgesteld in overeenstemming met de vorengenoemde strategie.

2.3.3 Groen in Kwaliteit; Woonvisie 2010-2015

Analyse

De Woonvisie Borsele 2010 - 2015 schetst een samenhangend beeld van de gewenste ontwikkeling van het wonen in de gemeente Borsele tot 2015. De visie is tweeledig.

  • er is er aandacht voor de woningbehoefte;
  • er wordt ingegaan op de wenselijkheid van behoud van voorzieningen en het leefbaar houden van de verschillende kernen van Borsele.

Om de ambities waar te maken, wordt de koers van de afgelopen jaren vastgehouden, maar worden daarbij andere accenten gelegd. De peilers in de Woonvisie zijn:

  1. 1. verbreden woonbeleid: van wonen naar een duurzaam woonmilieu;
  2. 2. bestaande dorpen: kwaliteit verhogen en potentie optimaal benutten;
  3. 3. bouwbeleid: een flexibel en gedifferentieerd programma;
  4. 4. bijzondere doelgroepen: zorg voor voldoende aanbod van goede kwaliteit;
  5. 5. samenwerking: voortzetten regionale samenwerking, uitvoeren van prestatieafspraken met de woningcorporatie, voortzetten samenwerking met woningcorporatie, welzijns- en zorgaanbieders.

De gemeente Borsele ambieert het volgende:

  • aantrekkelijke woningen en een woonomgeving met goede voorzieningen voor jongeren en gezinnen;
  • aangepaste woningen en een goed ingerichte woonomgeving waar ouderen lang thuis kunnen wonen met zorg die daarbij past.

Dit resulteert in de volgende opgave:

  • transformatie van bestaande woningen;
  • voldoende nieuwbouw voor starters en ouderen;
  • realiseren van afstemming tussen wonen, welzijn en zorg.

Toetsing en conclusie

De gemeente wil woningbouw vooral inzetten om de bestaande bebouwde gebieden te versterken, rekeninghoudend met de bevolkingsontwikkeling. Het woningbouwprogramma is gebaseerd op de dorpsprofielen uit de Structuurvisie Borsele (zie paragraaf 2.3.2).

2.3.4 Welstandsnota Borsele

Analyse

Het welstandsbeleid van de gemeente Borsele is verwoord in de “Welstandsnota Borsele”. Het belangrijkste doel van het welstandsbeleid is het vormen van een toetsingskader voor welstand, waarmee de aanwezige ruimtelijke kwaliteiten behouden en versterkt kunnen worden. Hiervoor zijn welstandscriteria opgesteld. Er zijn vier typen criteria, te weten:

  • algemene criteria;
  • gebiedgerichte criteria;
  • themagerichte criteria;
  • sneltoetscriteria.

afbeelding "i_NL.IMRO.0654.BPBS2012-vo02_0003.jpg"

De historische kern en de historische linten van Borssele zijn aangewezen als een bijzonder welstandsgebied. Het beleid is er hier op gericht het bijzondere karakter te behouden en waar mogelijk te versterken. Binnen het gebied worden op korte termijn geen grootschalige wijzigingen voorzien. De rest van het dorp valt onder een regulier welstandsbeleid. Het beleid is hier gericht op behoud van de bestaande basiskwaliteit. Binnen het gebied worden op korte termijn eveneens geen ontwikkelingen voorzien.

Toetsing en conclusie

Het beleid is erop gericht het bijzondere karakter van de kern Borssele te behouden en waar mogelijk te versterken. Binnen het gebied worden op korte termijn geen grootschalige wijzigingen voorzien.

2.3.5 Detailhandelsvisie Borsele

Analyse

Binnen de gemeente Borsele kan men spreken over zes vormen van detailhandel:

  1. 1. detailhandel in een bovenlokaal verzorgingsgebied;
  2. 2. detailhandel in een lokaal verzorgingsgebied;
  3. 3. detailhandel in de overige kernen;
  4. 4. ambulante handel;
  5. 5. detailhandel op bedrijventerreinen;
  6. 6. overige detailhandel waaronder verkoop van streekeigen producten aan huis.

Toetsing en conclusie

In de detailhandelsvisie worden per detailhandelsgebied aanbevelingen gedaan over het te voeren beleid. Voor de kern Borssele is met name de ‘detailhandel in de overige kernen’ relevant. De hiervoor geformuleerde beleidsaanbevelingen zijn hierna weergegeven:

  • in vele kernen in de gemeente Borsele is het draagvlak te klein voor basisvoorzieningen. Het is wenselijk om naar alternatieve vormen om te zien om toch de basisvoorzieningen op enige manier in de kernen op peil te houden. Een samenwerking tussen ondernemers, woningcorporatie en de gemeente kan het slagen van een alternatief vergroten;
  • in de kern Borssele is momenteel nog een supermarkt aanwezig. Wellicht dat de huidige ondernemers mogelijkheden zien in alternatieve samenwerkingen. Per situatie dient te worden nagegaan welke kansen er zijn op dit vlak. Subsidiëren van commerciële detailhandelsvoorziening is geen uitgangspunt;
  • in de kernen waar sinds enkele jaren geen of beperkt voorzieningen aanwezig zijn biedt de vrijstellingsmogelijkheid “beroep aan huis” daartoe mogelijkheden wanneer men geen groter bedrijfsvloeroppervlak hanteert dan 40 m², met dien verstande dat bedoeld gebruik geen onevenredige afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt;
  • initiatieven met een grotere omvang zullen in eerste instantie geadviseerd worden vestigingsmogelijkheden in Heinkenszand, ‘s-Gravenpolder en Ovezande te onderzoeken.

In het bestemmingsplan zijn aanwezige detailhandelsfuncties positief bestemd. Voor wat betreft nieuwe ontwikkelingen wordt verwezen naar de aanbevelingen.

2.3.6 Beroeps- en bedrijfsactiviteiten in woningen c.a.

Analyse

De gemeente acht beroeps- en bedrijfsactiviteiten en detailhandel aan huis aanvaardbaar, mits het woonkarakter van de woning behouden blijft en geen nadelige effecten optreden voor de woonomgeving en het leefmilieu. De gemeente zal voor de betreffende activiteiten geen zelfstandige bouwmogelijkheden creëren. Echter, verbouwingen die de woonfunctie niet aantasten, worden niet als strijdig met de woonbestemming in het bestemmingsplan beschouwd.

Toetsing en conclusie

In de juridische regeling is voorzien in een regeling voor aan huis gebonden beroepen, bedrijven en detailhandel.

2.3.7 Prostitutiebeleid

Analyse

Door een wijziging van het wetboek van Strafrecht is met ingang van 1 oktober 2000 het bordeelverbod opgeheven. Het gemeentelijk beleid betreffende deze opheffing is verwoord in de “Nota prostitutiebeleid gemeente Borsele”. In het belang van de openbare orde en bescherming van het woon- en leefklimaat acht het gemeentebestuur van Borsele het noodzakelijk om een maximumstelsel in te voeren. Bij het bepalen van het maximum is rekening gehouden met een aantal (plaatselijke) omstandigheden.

Toetsing en conclusie

De “Nota prostitutiebeleid gemeente Borsele” gaat, gelet op bovengenoemde overwegingen, uit van het maximumaantal van één bordeel in de gemeente. Raamprostitutie en straatprostitutie worden in het geheel niet toegestaan. Omdat vestiging van een bordeel, zeker in een kleine kern, zoals Borssele, een negatieve uitwerking kan hebben op de openbare orde en het woon- en leefklimaat, mag een bordeel zich niet vestigen in een woonstraat dan wel in een straat waar sprake is van een concentratie van recreatiebedrijven en detailhandel. In het plangebied worden seksinrichtingen derhalve uitgesloten.

Hoofdstuk 3 Inventarisatie En Analyse

3.1 Historie

Ontstaansgeschiedenis

Het polderdorp Borssele is in het begin van de 17de eeuw aangelegd als verzorgingskern voor een nieuwe polder. Nieuwe polders werden aangelegd in een renaissancestijl. Die stijl is in nieuwe dorpen vaak alleen terug te vinden in de relatief strakke, rationele verkaveling. Borssele echter is één van de weinige kernen, waar de renaissancestijl ook in de opbouw van de dorpsplattegrond sterk tot uitdrukking komt.

De huidige polder Borssele werd in de jaren 1615-1616 bedijkt, na de Allerheiligenvloed van 1532, waarbij het dorp Monster is verdwenen. Borssele werd al gesticht voordat de herbedijking gereed was. Het dorp is gesitueerd in de directe nabijheid van het verdwenen dorp Monster. De plek van het dorp was namelijk herkenbaar gebleven door de restanten van de vliedberg van het huis van Trooyen. Het dorp Borssele is daarop tot in de 18e eeuw ook bekend als Monster.

Het geometrische ontwerp voor de dorpsplattegrond werd geleverd door Cornelis Adriaensz Soetwater, dijkgraaf van de Brede Watering bewesten Yerseke.

Kern van de plattegrond was een groot rechthoekig plein, gelegen binnen een grotere rechthoek van wegen, die via assenkruis van straten met het plein in verbinding stond.

Het dorp is ontstaan op de kruising van de twee belangrijkste polderwegen. De rechthoekige begrenzing van het dorp is gericht op het destijds geldende magnetische noorden en ligt enigszins gedraaid ten opzichte van het eveneens rechthoekige polderpatroon. De richting van de polderwegen is ontleend aan de zichtlijnen naar de kerktorens van Breskens en Veere. De dorpsplattegrond is gebaseerd op de proportieleer van de Renaissance (Gulden Snede), maar is bij de realisering van het dorp niet consequent toegepast.

Gezien de beperkte betekenis van de nieuwe kern, gericht op verzorging van de omringende polder, was de opzet van de plattegrond zeer ruim. Tot ver in de 19e eeuw vond de bebouwing voldoende ruimte aan het dorpsplein en de daarop toelopende straten. Pas tegen het einde van de 19de eeuw begon de bebouwing zich enigszins te ontwikkelen langs de singels om het dorp en de toeleidende polderwegen.

Markante gebouwen

Markante gebouwen in Borssele zijn:

  • de (voormalige) kerken;
  • de boerderij aan de Zuidstraat 16;
  • de pastorie;
  • het voormalige gemeentehuis aan het Plein.

In paragraaf 4.7.1 is een overzicht opgenomen van de monumenten in het dorp.

Beschermd Dorpsgezicht

Situering Beschermd Dorpsgezicht

Het dorp Borssele is in juli 1984 aangewezen als Beschermd Dorpsgezicht. Het beschermde gebied omvat de volgende delen van de kern (zie ook figuur 3.1):

  • de eigenlijke historische dorpskern;
  • gedeelten van het overgangsgebied naar het open polderlandschap, vanwege de historisch functionele relatie en omdat juist in dit overgangsgebied de kenmerkende richting verdraaiing van de dorpsplattegrond ten opzichte van de polderverkaveling het sterkst tot uiting komt;
  • het terrein met vliedberg (archeologisch monument) van het voormalige huis Trooyen en de begraafplaats aan de Oostsingel. Deze gebieden worden grotendeels door boombeplanting en hagen van het grootschalige polderlandschap afgescheiden.

Buiten de begrenzing zijn gelaten het grootste deel van de Monsterhoek, waar recent een brede school en woningbouw is gerealiseerd en de planmatige uitbreiding ten zuiden van de Zuidsingel. De toelichting en het besluit tot aanwijzing van het Beschermd Dorpsgezicht zijn opgenomen in bijlage 1 en 2. Hierna wordt op hoofdlijnen in gegaan op de reden voor aanwijzing tot Beschermd Dorpsgezicht.

afbeelding "i_NL.IMRO.0654.BPBS2012-vo02_0004.jpg"

Figuur 3.1. Begrenzing beschermd dorpsgezicht Borssele.

Ruimtelijke karakteristiek

Zowel de polder als de dorpskern worden gekenmerkt door een strakke rationele verkaveling. Plaatselijk is hiervan afgeweken. Mogelijk is als uitgangspunt de toepassing van de zogenoemde Gulden Snede gehanteerd, maar de uiteindelijke dorpsplattegrond voldoet niet aan deze maatverhoudingen: het dorpsplein is te langwerpig en te asymmetrisch gelegen in het geheel.

De ruimtelijke karakteristiek van het beschermd dorpsgezicht bestaat uit de volgende elementen:

  • situering op de kruising van polderwegen;
  • plein als centraal element met assenkruis;
  • rechthoek van wegen;
  • kavels en bebouwing.

Situering op de kruising van polderwegen

Het dorp is gesitueerd op een kruising van polderwegen, waarbij de dorpsplattegrond is gedraaid ten opzichte van de verkavelingsrichting van de polder. De verkaveling heeft de volgende kenmerken:

  • de lengte-as van het dorp loopt ongeveer noord-zuid;
  • op drie hoekpunten sluit het dorp aan op de polderwegen:
    1. 1. Weelweg;
    2. 2. Monsterweg;
    3. 3. Wolphaartsweg;
  • de Catalijneweg komt door de asverdraaiing scheef op de Westsingel uit.

Plein als centraal element met assenkruis

Het centrale element in de dorpsplattegrond is het Plein (rechthoekig, 105 bij 180 meter). Het volgende valt op:

  • de Ooststraat en Weststraat verdelen het Plein in een vierkant, bestaande uit twee delen:
    1. 1. het deel met daarop de in 1852 gebouwde kerk en een muziektent;
    2. 2. een rechthoek, waarin de zogenaamde vaete, een openbare brand- en drinkput, is gelegen;
  • de korte zijden van het Plein worden doorsneden door de Noordstraat en de Zuidstraat.

De Noordstraat, Zuidstraat, Ooststraat en Weststraat vormen samen een assenkruis. Het assenkruis heeft het volgende karakter:

  • het plein ligt excentrisch in de buitenste rechthoek;
  • de noordelijke pleinwand is 'schuin' verkaveld;
  • de kerk ligt verhoogd;
  • het bebouwingsbeeld van de Noord- en Zuidstraat is open. Het bebouwingsbeeld van de Oost- en Weststraat is meer gesloten;
  • bomen op en rond het plein domineren de ruimte.

Rechthoek van wegen

  • De buitenzijde van de kern wordt bepaald door een rechthoek van wegen (300 bij 450 meter).
  • Het bebouwingsbeeld is divers.
  • Het profiel van de singels is ruim.

Kavels en bebouwing

  • De kavels zijn veelal 9 tot 11 meter breed en 30 tot 33 meter diep.
  • Binnen de kwadranten zijn grote delen van de binnenterreinen onbebouwd.
  • Bebouwing is klein van schaal (3-4 meter met kap) en eenvoudig van architectuur.
  • De nokken zijn meest evenwijdig aan de straat gerealiseerd.
  • Gevelindeling is eenvoudig en bestaat uit 3-5 traveeën met verticale openingen.

3.2 Ruimtelijke Opbouw

Planmatige opzet

Zeer kenmerkend voor het dorp is de planmatige, geometrische opzet. De singels vormen samen een rechthoek. Binnen de singels ontsluiten vier straten het eveneens rechthoekige dorpsplein met hierop de kerk en een vaete. Aan de rand van het dorp bevindt zich nu nog een vliedberg, waarop zich het voormalige kasteel Troye heeft bevonden. Vanwege de bijzondere ruimtelijke kwaliteit is een groot deel van Borssele in het kader van de Monumentenwet aangewezen als beschermd dorpsgezicht.

Deelgebieden

Globaal zijn de volgende deelgebieden te onderscheiden:

  • historische dorpsdeel;
  • polderwegen;
  • planmatige dorpsuitbreidingen;
  • groengebieden.

Historische dorpsdeel

Het historische deel van het dorp kan op basis van het bebouwingsbeeld in tweeën worden gedeeld, ondanks dat de bebouwing over het gehele gebied kleinschalig is en doorgaans individueel is vormgegeven:

  • het Plein, de Oost- en de Weststraat, waar de overwegend aaneengesloten bebouwing (vrijwel) direct aan de openbare ruimte grenst;
  • de Noord- en Zuidstraat en de singels, waar het merendeel van de bebouwing voortuinen heeft en de bebouwingswanden meer open zijn.

Het Plein bestaat uit een relatief grote, rechthoekige openbare ruimte met daaromheen (vrijwel) aaneengesloten pleinwanden. Vrijwel centraal op het Plein (iets ten zuiden van de middenas) staat, als solitair en beeldbepalend element, de kerk. Het Plein heeft met de vaete en grote boom- en graspartijen, een zeer groen karakter.

De panden aan het Plein en de Oost- en Weststraat grenzen direct aan de openbare ruimte of kennen hoogstens een eigen stoep dan wel plantenperk. De bebouwing laat zich als volgt beschrijven:

  • de rooilijn van de plein- en straatbebouwing in de historische kern is sterk samenhangend. De bebouwing in de historische kern is individueel vormgegeven;
  • de panden kennen doorgaans een eenvoudige hoofdvorm;
  • veelal bestaat deze uit één bouwlaag, al dan niet met borstwering, en een steil zadeldak (hellingshoek tussen de 40 en 60 graden). Bij uitzondering komen andere kapvormen voor (schilddak, mansardekap). Verder kent een enkel pand een opgetrokken dakvoet, waardoor een flauwere kapvorm is ontstaan;
  • de nokrichting van de kappen loopt over het algemeen evenwijdig aan de weg. Slechts sporadisch komen kopgevels voor;
  • de meeste panden kennen (van oorsprong) een asymmetrische gevelopbouw met verticale muuropeningen (smalle, hoge ramen). Bij de houten schuurdelen, die een enkele maal deel uitmaken van de bebouwingswanden, zijn de ramen kleiner en meer vierkant of horizontaal.

Polderwegen

Aan de Noord- en Zuidstraat, Noord-, Oost-, Zuid- en Westsingel, Catalijneweg, Weelweg, Monsterweg en Molenpad bevindt zich lintbebouwing met een meer open bebouwingsbeeld dan in de historische dorpskern.

Hoewel aaneengesloten bebouwing plaatselijk voorkomt, staan aan de historische linten merendeels vrijstaande en twee-onder-een-kapwoningen:

  • de Noord- en Zuidstraat en de genoemde singels voegen zich in de verkavelingsstructuur van de kern;
  • de andere genoemde historische linten volgen het verkavelingspatroon van het landschap.

De panden gelegen aan de historische linten kennen vrijwel zonder uitzondering een meer of minder grote voortuin c.q. -erf. De rooilijn is sterk tot redelijk samenhangend. Opvallend is dat enkel panden aan de Oostsingel qua oriëntatie niet de richting van de singel volgen, maar aansluiten op de verkavelingsrichting van het landschap.

Het bebouwingsbeeld aan de historische dorpslinten is meer divers dan in de dorpskern, hoewel een groot aantal woningen qua verschijningsvorm overeenkomt met die in het dorpshart.

De vormgeving van gebouwen in de linten is als volgt.

  • de ruime meerderheid van de lintbebouwing is individueel vormgegeven;
  • de bouwhoogte is laag: overwegend één bouwlaag, en soms twee bouwlagen, met een kap;
  • een enkele uitzondering daar gelaten is ieder pand voorzien van een kap. Overwegend worden zadeldaken (met een steile hellingshoek) toegepast. Sporadisch komen gebroken kapvormen voor (bijvoorbeeld mansardekappen);
  • doorgaans loopt de nokrichting van de kap evenwijdig met de weg (langskappen);
  • kopgevels (nokrichting haaks op de weg) zijn aanwezig, maar minder gebruikelijk.

Aan de historische linten bevinden zich ook:

  • zogenaamde boerenbedoeninkjes (woonhuis met houten schuur aaneengebouwd);
  • boerenhofsteden (woonhuis met (forse) bedrijfsbebouwing);
  • jaren '20/'30- woningen;
  • meer recente woningen.

Seriematige bouw komt aan de historische linten in beperkte mate voor (enkele blokken aan de singels).

Planmatige dorpsuitbreidingen

Ten zuiden van de Zuidsingel zijn de planmatige dorpsuitbreidingen van Borssele gesitueerd. Hier is meer seriematige bebouwing te vinden. De reeds gerealiseerde delen zijn inbegrepen in de actualisering. Voor het nog te realiseren deel wordt momenteel gezocht naar een nieuwe invulling, passend bij de markt-economische omstandigheden. Deze nieuwe invulling zal te zijner tijd door middel van een separate juridisch-planologische procedure moeten worden geregeld.

Het bebouwingsbeeld in het gebied is gemêleerd. Er komen voor:

  • vrijstaande woningen (met name gelegen aan de dorpsrand);
  • twee-onder-een-kap-woningen;
  • aaneengesloten woningen;
  • gestapelde woningen.

De woningen kennen allemaal een voortuin en de rooilijn is sterk samenhangend. De bebouwingshoogte bedraagt overwegend één à twee bouwlagen met een kap. Enkele panden kennen een platte afdekking, maar de overgrote meerderheid van de panden is voorzien van een zadeldak. De nokrichting loopt over het algemeen evenwijdig aan de weg. Bij enkele vrijstaande woningen is ook wel sprake van een kopgevel (nokrichting haaks op de weg). Uitgangspunt is geweest een oriëntatie op het omliggende landschap.

Groengebieden

Naast de bebouwde gebieden bevinden zich in en nabij het dorp ook gebieden met een groen karakter. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen de dorpsranden en het groen in het dorp zelf.

Dorpsranden

  • Aan de west- en noordzijde van Borssele liggen de zogenaamde Sloebossen, die het dorp visueel afscheiden van het haven- en industriegebied Vlissingen-Oost. Deze gebieden zijn niet inbegrepen in de actualisering en zijn geregeld in het bestemmingsplan Borsels Buiten.
  • Aan de noordzijde bevindt zich een vliedberg en een sportpark.
  • Aan de oostzijde van het dorp is een begraafplaats gesitueerd.

Groen in het dorp

In het dorp zijn de volgende karakteristieke groengebieden aanwezig:

  • het groen ingerichte Plein in het hart van het dorp;
  • de groene achtergebieden in de vier historische dorpskwadranten.

3.3 Functionele Opbouw

Borssele kent een lage ruimtelijke dynamiek. Wonen is de belangrijkste functie. Binnen de kern komen slechts in beperkte mate (agrarische) bedrijven, maatschappelijke en commerciële voorzieningen voor. Op korte afstand van het dorp ligt het bedrijventerrein Kaaiweg. Dit bedrijventerrein maakt geen deel uit van de actualisering.

Detailhandel, horeca en dienstverlening

Detailhandel

Detailhandel is beperkt aanwezig.

Adres Naam + aard bedrijf
Wielingenstraat 2A Meermarkt Jan Krijger, supermarkt
Westsingel 3 fietsenverkoop (aan huis)
Ooststingel 28 kledingwinkel

Een bijzondere vorm van detailhandel vormt de galerie aan Plein 63.

Plein 63 Galerie

Horeca

In de kern is op één adres horeca aanwezig.

Adres Naam + aard bedrijf
Plein 28 / Ooststraat 2 Cafetaria Pension De Bounty

Dienstverlening

In de kern is beperkt zakelijke dienstverlening aanwezig.

Adres Naam + aard bedrijf
Plein 19 Buro Ruimte & Groen, adviesbureau

Bedrijven

Bedrijven

Verspreid over het dorp bevinden zich nog enkele bedrijven (zie tabel 3.1).

Adres Naam + aard bedrijf
Oostsingel 25 Klussenbedrijf
Westsingel 32
Handelsonderneming in machine-onderdelen

In de afgelopen planperiode is ten gunste van een goed woon- en leefmilieu functiescheiding gestimuleerd. De meeste bedrijven uit het dorp zijn daardoor verplaats naar het (buiten het plangebied) gelegen bedrijventerrein Kaaiweg. De vrijgekomen locaties zijn herontwikkeld (onder andere Cleeuwendamme). De gemeente staat evenwel voor de nog in de kern gevestigde bedrijven géén actieve bedrijfsverplaatsingen voor.

Agrarische bedrijven

In de kern bevindt zich nog één agrarisch bedrijf.

Adres Naam + aard bedrijf
Westsingel 2 Fruitteeltbedrijf

Maatschappelijke voorzieningen

In Borssele zijn onder andere de volgende maatschappelijke voorzieningen aanwezig.

Adres Naam
Cleeuwendamme 1 Ds. G.H. Kerstenschool, gereformeerd
Kalootstraat 2 Omnis school Franck van Borsseleschool
Kalootstraat 4 Fysiotherapie en buitenschoolse opvang
Noordsingel 11 Scouting
Oostsingel Begraafplaats
Oostingel 21 Gereformeerde gemeente Borssele
Plein 3 Verenigingsgebouw Vijverzicht
Plein 66 Protestantse Gemeente Borssele
Troyeweg 1 Verenigingsgebouw

Sport- en speelvoorzieningen, recreatie

Borssele beschikt over de volgende sport- en speelvoorzieningen.

Adres Naam + aard bedrijf
Troyeweg 3 Sportzaal de Troye Zaal
Troyeweg Sportcomplex S.V. Borssele
Westsingel Speeltuinvereniging Kindervreugd
Oostsingel Volkstuinencomplex

Overige

In het dorp is tot slot ook een zorgvoorziening aanwezig.

Adres Naam + aard bedrijf
Zuidsingel 16 Arduin, begeleid wonen

Hoofdstuk 4 Kwaliteit Van De Leefomgeving

4.1 Algemeen

Actualisering

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de verschillende toetsen die voor dit bestemmingsplan zijn uitgevoerd. Het bestemmingsplan Kern Borssele 2012 betreft een consoliderend bestemmingsplan. Onderzoek naar de kwaliteit van de leefomgeving (de milieu en sectorale toetsingen) kan daarom relatief beperkt blijven.

Ontwikkelingen

Rechtstreekse ontwikkelingen

De bestemming van de voormalige school aan de Troyeweg wordt in het voorliggende bestemmingsplan gewijzigd van Maatschappelijk naar Gemengd. Op termijn wordt herontwikkeling van het gebouw naar de volgende functies mogelijk gemaakt:

  • maatschappelijke functies;
  • detailhandel;
  • kantoor;
  • wonen (maximaal 4 eenheden);
  • horeca.

Uitgangspunt is dat de bebouwing blijft behouden. De bebouwing is evenwel niet cultuurhistorisch waardevol. Er zijn daarom geen beperkingen opgelegd voor het geval sloop noodzakelijk mocht zijn.

Wijzigingsbevoegdheden

In het plangebied zijn via wijzigingsbevoegdheden (beperkte) ontwikkelingen mogelijk geacht. Het gaat om een wijzigingsbevoegdheid waarmee mogelijk wordt gemaakt:

  • de herontwikkeling van het voormalige kerkgebouw aan de Oostsingel 14 naar 4 woningen / appartementen van de Gereformeerde gemeente Borssele;
  • algemeen kleinschalige wijzigingsbevoegdheden (zie ook 5.2.3 Algemene regels), waarmee algemeen gebouwtjes van openbaar nut een beperkte verschuivingen en overschrijdingen van bestemmingsgrenzen mogelijk gemaakt kunnen worden.

Bij de opgenomen wijzigingsgebieden wordt de bestemming toegesneden op de huidige situatie, met dien verstande dat in de regels en op de verbeelding is bepaald dat de betreffende bestemming(en) onder voorwaarden mag wijzigen in een andere bestemming.

Wijzigingsbevoegdheden kunnen worden opgenomen omdat:

  • de huidige situatie ruimtelijk gezien niet wenselijk is, maar er zijn nog geen mogelijkheden (tijd, geld, bestaande rechten) de bestemming daadwerkelijk te veranderen;
  • er is sprake van wenselijke ontwikkelingen die nog niet ver genoeg zijn uitgewerkt om direct te bestemmen.

Een wijzigingsbevoegdheid anticipeert op het moment dat die mogelijkheid zich wel voordoet.

In de wijzigingsregels zijn voorwaarden opgenomen waaronder planwijziging mag plaatsvinden. Uitgangspunt is dat sprake is en blijft van een goed woon- en leefklimaat. Uit dat oogpunt kan onderzoek worden voorgeschreven naar bijvoorbeeld:

  • archeologie;
  • bodemhygiëne;
  • Wet geluidhinder;
  • externe veiligheid;
  • bedrijven en milieuzonering.

De wijzigingsbevoegdheid mag niet worden toegepast als sprake is van negatieve resultaten. Het is niet vereist deze onderzoeken reeds in het kader van de actualisering van de kern Borssele te verrichten. Wel is reeds aandacht besteed aan de ligging binnen de zone industrielawaai van het gezoneerde zeehaven- en industrieterrein "Vlissingen-Oost" (zie ook 4.2).

Procedure

Wijzigingen van het bestemmingsplan zijn mogelijk volgens artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening. Voor een wijzigingsplan moet een aparte procedure worden doorlopen. Dit is geregeld in artikel 3.9 van de Wet ruimtelijke ordening.

4.2 Geluidhinder

4.2.1 Wegverkeerslawaai en spoorweglawaai

Toetsingskader

Wegverkeerslawaai

Ingevolge artikel 74 Wet geluidhinder (Wgh) zijn in principe alle wegen gezoneerd. Uitzondering op deze regel zijn wegen waarvoor een maximum snelheid van 30 km per uur geldt en woonerven. Voor gezoneerde wegen geldt een grenswaarde van 48 dB. Deze waarde wordt berekend op basis van Lden. Als een geluidzone geheel of gedeeltelijk binnen het plangebied valt, moet bij de voorbereiding van een bestemmingsplan akoestisch onderzoek worden verricht naar de geluidsbelasting op geluidsgevoelige bestemmingen binnen die geluidszone (artikel 77 Wgh). Dit heeft echter slechts betrekking op nieuwe ontwikkelingen die binnen 10 jaar worden voorzien. Woningen en appartementen worden door de Wet geluidhinder (hierna Wgh) als geluidsgevoelige functie aangemerkt. Een nieuwe geluidsgevoelige bestemming dient te voldoen aan bepaalde wettelijke normen uit de Wgh.

Spoorweglawaai

Voor het realiseren van nieuwe wooneenheden en/of functiewijzigingen naar de bestemming wonen is akoestisch onderzoek naar railverkeerlawaai volgens de Wgh verplicht indien deze worden geprojecteerd binnen de geluidszone van een spoorweg. De kern ligt niet binnen de geluidzone van een spoorweg. Onderzoek is dan ook niet noodzakelijk en uitgevoerd.

Onderzoek wegverkeerslawaai Troyeweg

Met het oog op de actualisering van het bestemmingsplan wordt het volgende geconstateerd:

  • voorliggend bestemmingsplan voorziet in het rechtstreeks mogelijk maken van de herontwikkeling Troyeweg (gemengde bestemming, onder andere 4 woningen) binnen de bestaande voormalige school. Ter plaatse geldt een maximum snelheid van 30 km/uur.

Troyeweg 30 km/uur

Voor straten die zijn ondergebracht in een 30 km/uurgebied (gedezoneerde wegen) geldt geen wettelijke geluidszone en is akoestisch onderzoek naar wegverkeerslawaai in nieuwe situaties op grond van de Wgh niet verplicht. Op basis van jurisprudentie (Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 3 september 2003, nummer: 200203751/1) dient in het kader van een goede ruimtelijke ordening aannemelijk te worden gemaakt dat sprake is van een aanvaardbaar geluidsniveau, met name binnenshuis. Indien dit niet aannemelijk is, dient te worden onderbouwd of maatregelen ter beheersing van de geluidsbelasting aan de gevels noodzakelijk, mogelijk en doelmatig zijn. Omdat er geen wettelijke grenswaarden zijn voor gedezoneerde wegen is er voor gekozen aan te sluiten bij de grenswaarden die zijn gesteld in de Wgh. Voor het akoestisch onderzoek is de gedezoneerde Troyeweg relevant.

Normstelling: voorkeurs- en uiterste grenswaarde

Voor de geluidsbelasting aan de buitengevels van geluidgevoelige functies binnen de wettelijke geluidszone van een weg geldt een voorkeursgrenswaarde. Voor nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen bedraagt deze 48 dB. Deze voorkeursgrenswaarde mag in principe niet worden overschreden. Indien uit akoestisch onderzoek blijkt dat deze voorkeursgrenswaarde wel wordt overschreden, zijn maatregelen noodzakelijk, gericht op het verminderen van de geluidsbelasting aan de gevel. Onderscheid wordt gemaakt in:

  • maatregelen aan de bron (bijvoorbeeld geluidsreducerend asfalt);
  • maatregelen in het overdrachtsgebied (bijvoorbeeld geluidsschermen);
  • maatregelen aan de geluidsontvanger (bijvoorbeeld geluidsdove gevels).

Zijn deze maatregelen niet mogelijk, niet gewenst of niet doeltreffend dan mag de geluidsbelasting in deze situatie de uiterste grenswaarde van 63 dB niet te boven gaan. Daarnaast is van belang dat zodanige gevelmaatregelen worden genomen dat de maximaal aanvaarde binnenwaarde op grond van het Bouwbesluit ten hoogste 33 dB bedraagt.

Conclusie toetsing Troyeweg

Berekeningen die zijn uitgevoerd voor vergelijkbare situaties (geasfalteerde weg met een maximumsnelheid van 30 km / uur en een verkeersintensiteit van circa 600 mvt / etmaal) wijzen uit dat de maximale geluidsbelasting aan de gevels van de beoogde ontwikkelingen niet meer zal bedragen dan de uiterste grenswaarde van 63 dB. De Troyeweg is doodlopend en heeft een lage vergelijkbare verkeersintensiteit en materialisering. Omdat de uiterste grenswaarde in vergelijkbare situaties niet wordt overschreden kan gesteld worden dat er ook in de Troyeweg sprake is van een aanvaardbare geluidsbelasting. De Wet geluidhinder vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.

Onderzoek wijzigingsbevoegdheden

Voor de wijzigingsbevoegdheden is niet vereist dat akoestisch onderzoek nu reeds wordt verricht. In geval van het toepassen van wijzigingsbevoegdheden is in de regels bepaald dat er sprake dient te zijn van een aanvaardbaar akoestisch milieu voor de dan beoogde functies.

Conclusie

De Wgh staat de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan niet in de weg.

4.2.2 Industrielawaai

Toetsingskader

De kern Borssele ligt op korte afstand van het zeehaven- en industrieterrein "Vlissingen-Oost" (verder te noemen "het Sloegebied"). Rond het Sloegebied is in 1991 bij Koninklijk besluit een geluidszone vastgesteld. Deze geluidszone valt deels over het grondgebied van de gemeente Borsele.

De geluidszone is in 2007 geoptimaliseerd en gewijzigd. Deze zone is vastgelegd in een bestemmingsplan (2007). De kern Borssele ligt bijna volledig binnen de zone.

Buiten de geluidszone mag de geluidsbelasting als gevolg van de bedrijven op het industrieterrein niet meer bedragen dan 50 dB(A). Binnen de geluidszone geldt voor nieuw te bouwen woningen een voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A) en voor bestaande woningen 55 dB(A). Bij zeehaventerreinen mag de hogere waarde niet meer bedragen dan 60 dB(A), bij vervangende nieuwbouw niet meer dan 65 dB(A) en in alle andere gevallen niet meer dan 55 dB(A).

Voor een aantal woningen in de kern geldt een hogere grenswaarde. Bij realisering van nieuwe gevoelige functies is door middel van akoestisch onderzoek aan te tonen dat voldaan kan worden aan de voorkeursgrenswaarde, of dat een hogere grenswaarde noodzakelijk is.

Onderzoek Troyeweg en wijzigingsbevoegdheid Oostsingel

De locatie Troyeweg en de locatie Oostsingel 14 zijn gesitueerd binnen de geluidszone van het Sloegebied. In het geldende bestemmingsplan zijn dienstwoningen mogelijk gemaakt aan de Troyeweg en Oostsingel.

Troyeweg

Aan de Troyeweg wordt nu in plaats van een Maatschappelijke bestemming (al dan niet met dienstwoning), een bestemming Gemengd gerealiseerd binnen de voormalige school. Voor de dienstwoning bij de maatschappelijke bestemming is in 2007 een hogere waarde verleend. Bekend is reeds welke waarde op de gevel wordt waargenomen. Voor 3 van de 4 woningen die in het voorliggende bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt, is een hogere grenswaarde nodig. De gemeente heeft voor deze woningen een hogere grenswaarde verleend (zie bijlage 3).

Oostsingel

Aan de Oostsingel 14 zijn, na planwijziging, 4 woningen voorzien. Voor deze woningen is een hogere grenswaarde nodig aangezien deze niet in de actualisering van geluidszone zijn betrokken. De gemeente heeft voor deze woningen een hogere grenswaarde verleend (zie bijlage 3).

Voor deze woningen zijn bij vaststelling van het bestemmingsplan hogere grenswaarden vastgesteld.

Conclusie

De volgende conclusies worden getrokken.

  • De geluidszone van het Zeehaven- en industrieterrein Vlissingen-Oost ligt over de kern van Borssele.
  • Voor de beoogde herontwikkeling van de locatie aan de Troyeweg en de herontwikkeling aan de Oostsingel is door de gemeente een hogere grenswaarde verleend.

Industrielawaai vormt derhalve geen belemmering voor de actualisering van het bestemmingsplan.

4.3 Bodemverontreiniging

Toetsingskader

Volgens artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan onderzoek te worden verricht naar de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde nieuwe functie. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone gronden te worden gerealiseerd.

Onderzoek

Algemeen

Uit de bodemkwaliteitskaart van de gemeente Borsele blijkt dat een groot gedeelte van de kern Borssele is gelegen in de zone 'woonwijken voor 1900'. In deze zone worden regelmatig (sterk) verhoogde concentraties aan zware metalen en PAK aangetroffen. Deze concentraties zijn veelal gerelateerd aan het gebruik van oudsher. In geval van een omgevingsvergunning voor bouwen dient een onderzoek te worden overlegd waaruit blijkt dat de bodem van zodanig kwaliteit is dat deze geschikt is voor het beoogde gebruik.

In de kern Borssele zijn tot nu toe verschillende bodemonderzoeken uitgevoerd. Hieruit blijkt dat er geen zogenoemde humane spoedlocaties aanwezig zijn. Dit betekent dat er geen verontreiniging zijn die op basis van risico's voor de mens op korte termijn gesaneerd moeten worden.

Troyeweg 3

Ter plaatse van de Troyeweg 3 zijn in het verleden diverse onderzoeken uitgevoerd. Ter plaatse van Troyeweg 3 is in 2000 de grond onderzocht. Er zijn toen geen verontreinigingen aangetroffen. Bij nieuwbouw op deze locatie moet een vooronderzoek conform NEN 5725 en een verkennend bodemonderzoek conform NEN 5740 worden uitgevoerd.

Wijzigingsbevoegdheden

Voor de wijzigingsbevoegdheden is niet vereist dat bodemonderzoek nu reeds wordt verricht. In geval van het toepassen van wijzigingsbevoegdheden is in de regels bepaald dat de bodem geschikt dient te zijn voor de beoogde functies.

Conclusie

Bodemkwaliteit vormt geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan.

4.4 Flora En Fauna

Toetsingskader

Op basis van de Vogel- en Habitatrichtlijn, de Flora- en Faunawet en de Natuurbeschermingswet is het van belang bij de ruimtelijke planvorming vooraf te onderzoeken of en welke dier- en plantensoorten er voorkomen, wat hun beschermingsstatus is en wat de effecten zijn van de ingreep op het voortbestaan van de gevonden soorten. De Habitatrichtlijn en Flora- en Faunawet heeft evenwel ook betrekking op beschermde planten- en diersoorten buiten de aangewezen gebieden.

Onderzoek

Het plangebied bestaat uit bestaand bebouwd gebied, afgewisseld met open (agrarische) groene ruimten in de kern en groene ruimten en agrarisch gebied aan de randen van de kern.

Het voorliggend plan bevestigt de bestaande situatie.

Troyeweg

Actualisering van de kern Borssele betekent tevens het verruimen van de functies op het perceel van de voormalige school aan de Troyeweg. Er is nu een bestemming gemengd geprojecteerd. De bouwmogelijkheden nemen niet toe. Uitgangspunt is dat het bestaande gebouw wordt gehandhaafd.

Tegenover de Troyeweg ligt in de EHS de berg van Troje. De natuurwaarden worden door het beoogde ruimere gebruik niet aangetast. Er is sprake van een gemengd gebied, waar reeds diverse menselijke activiteiten plaatsvinden. Verstoring is niet aan de orde.

Wijzigingsbevoegdheden

Wel zijn enkele wijzigingsbevoegdheden opgenomen. In geval van het toepassen van deze wijzigingsbevoegdheden is in de regels bepaald dat pas toepassing mag worden gegeven aan de wijzigingsbevoegdheid, indien uit ecologisch onderzoek is gebleken dat hiervoor uit oogpunt van de Vogel- en Habitatrichtlijn, de Flora- en Faunawet en de Natuurbeschermingswet geen belemmeringen bestaan.

Conclusie

Flora- en fauna vormen geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan. In het kader van dit plan is geen nader onderzoek nodig. In de wijzigingsregels is bepaald dat vooruitlopend op toepassing van de wijzigingsbevoegdheid moet zijn geconcludeerd dat geen belemmeringen bestaan bij toepassing van de bevoegdheid.

4.5 Ecologische Hoofd Structuur (Ehs)

Onderzoek

Het voormalige ministerie heeft in 1990 de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) geïntroduceerd. De EHS bestaat uit een netwerk van natuurgebieden. Het doel van de EHS is de instandhouding en ontwikkeling van deze natuurgebieden, om daarmee een groot aantal soorten en ecosystemen te laten voortbestaan.

Ten aanzien van de actualisering wordt geconstateerd dat de berg van Troje aan de noordzijde deel uitmaakt van de EHS. De natuurwaarden van de berg van Troje zijn in dit bestemmingsplan bevestigd door het opnemen van een bestemming Natuur.

Het belang van het behoud van openheid van het gebied

De locatie ligt aan de rand van de kern. Het omliggend gebied is reeds planologisch bevestigd ten behoeve van bebouwing (wonen, sport, maatschappelijke functies). De komende jaren staan geen veranderingen voor. Mogelijk wordt het schoolgebouw aan de Troyeweg herontwikkeld tot woningbouw. Herontwikkeling leidt mogelijk tot een andere verdeling van de bouwmassa. Echter de aard en het karakter van het gebied blijft ongewijzigd.

De verstoringsgevoeligheid van het natuurgebied

De omgeving is reeds 'stedelijk' in gebruik. Eventuele herontwikkeling van het schoolgebouw naar beperkte woningbouw (maximaal 4 woningen) vormt geen bedreiging voor de waarde van het EHS-gebied. Nu ook is het gebied al in gebruik voor stedelijke functies. Door herontwikkeling blijft het gebied als zodanig in gebruik. Er vindt geen verdere verstoring plaats. Dit laat onverlet dat bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid nadrukkelijk aandacht wordt gevraagd voor de natuurwaarden van de omgeving.

4.6 Archeologie

Toetsingskader

Europees beleid

In Europees verband is het zogenaamde “Verdrag van Malta” (1992) tot stand gekomen. Uitgangspunt van dit verdrag is het archeologisch erfgoed zo veel mogelijk in situ te behouden. Waar dit niet mogelijk is, dient het bodemarchief met zorg ontsloten te worden. Bij het ontwikkelen van ruimtelijk beleid moet het archeologisch belang vanaf het begin meewegen in de besluitvorming. Om dit meewegen te laten plaatsvinden is, naast de doorvertaling in nationale wet- en regelgeving, een economische factor toegevoegd. De kosten voor het zorgvuldig omgaan met het bodemarchief, dus de kosten voor inventarisatie, (voor)onderzoeken, bodemonderzoek en documentatie, moeten door de initiatiefnemer worden betaald. Het “Verdrag van Malta” is in 2007 via de Wet op de Archeologische Monumentenzorg geïmplementeerd in de Nederlandse Monumentenwet. In combinatie met de Wet ruimtelijke ordening, en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, is behoud en beheer van het bodemarchief daarmee integraal verankerd in de ruimtelijke werkprocessen van gemeenten.

Gemeentelijk archeologiebeleid

Door burgemeester en wethouders van de gemeente Borsele is archeologiebeleid vastgesteld (d.d. 11 oktober 2011), waarmee invulling wordt gegeven aan de beleidsruimte die de Monumentenwet aan gemeenten biedt. Het archeologiebeleid is opgesteld met de intentie een verantwoorde balans te bieden tussen het belang van archeologie en andere belangen die spelen bij ruimtelijke ontwikkelingen. Het beleid, dat gebaseerd is op een analyse van de plaatselijke situatie, geeft aan wanneer archeologisch onderzoek noodzakelijk is.

Het rapport “Archeologiebeleid gemeente Borsele” bestaat uit een “Deel A: Beleidsnota archeologie” en een “Deel B: Toelichting beleidskaart”. Deel B is een (ruimtelijke) uitwerking van het archeologiebeleid (deel A). Op basis van de beleidskaart, die bestaat uit een samenhangend pakket van kaarten en een toelichting, kan worden bepaald of voor een bepaalde ruimtelijke ontwikkeling op een specifieke locatie al dan niet archeologisch onderzoek moet plaatsvinden. Er wordt daarbij onderscheid gemaakt in 8 categorieën, waarvan enkele categorieën bekende archeologische waardevolle gebieden omvatten en andere een bepaalde verwachtingswaarde op archeologische vondsten weergeven. Aan elke categorie, uitgezonderd categorie 1, is een, aan oppervlakte van grondverstoring gebonden, vrijstelling voor archeologisch onderzoek gekoppeld. Bij alle categorieën, wederom uitgezonderd categorie 1, geldt in ieder geval dat geen onderzoek hoeft plaats te vinden indien de bodem niet dieper dan 40 cm wordt verstoord. De gehanteerde categorieën zijn:

  1. a. categorie 1: archeologisch rijksmonument; hiervoor is altijd een monumentenvergunning nodig;
  2. b. categorie 2: terrein van archeologische waarde; geen onderzoeksplicht indien minder dan 50 m2 wordt verstoord;
  3. c. categorie 3: stads- en dorpskernen van een specifieke archeologische verwachting; geen onderzoeksplicht indien minder dan 50 m2 wordt verstoord;
  4. d. categorie 4: hoge verwachtingswaarde op archeologische vondsten; geen onderzoeksplicht indien minder dan 250 m2 wordt verstoord;
  5. e. categorie 5: matige verwachtingswaarde op archeologische vondsten; geen onderzoeksplicht indien minder dan 500 m2 wordt verstoord;
  6. f. categorie 6: lage verwachtingswaarde op archeologische vondsten; geen onderzoeksplicht indien minder dan 2500 m2 wordt verstoord;
  7. g. categorie 7: verwachting van maritieme vondsten; hiervoor is altijd overleg met de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed nodig;
  8. h. categorie 8: archeologische vondsten worden niet verwacht; geen onderzoeksplicht.

Onderzoek

Volgens het gemeentelijk beleid is binnen het plangebied sprake van verschillende categorieën met archeologische verwachting:

  • de vliedberg (berg van Troje) is aangeduid als archeologisch monument. Omdat wettelijke regelgeving al voorziet in het behoud hiervan, is geen aanvullende regeling in het bestemmingsplan nodig;
  • de kern is aangeduid als gewaardeerde dorpskern. In het bestemmingsplan is aan deze gronden een dubbelbestemming Waarde - Archeologie - 1 toegekend;
  • aangrenzende delen van de kern liggen in een gebied met een mogelijk hoge archeologische trefkans. Op basis van het beleid geldt voor deze gronden een dubbelbestemming Waarde - Archeologie - 2.

Op enkele locaties is archeologisch onderzoek uitgevoerd. Op die plaatsen waar géén archeologische waarden zijn aangetroffen, zijn de gronden vrijgesteld van verder archeologisch onderzoek. In het bestemmingsplan is voor die gronden dan ook niet voorzien in een beschermende archeologische regeling.

Conclusie

Op basis van het gemeentelijk beleid wordt aan de verschillende verwachtingswaarden en de vindplaatsen een dubbelbestemming Waarde - Archeologie toegekend. Per categorie is een afzonderlijke regeling opgenomen:

  • voor de bekende vindplaatsen en gewaardeerde stads-/ of dorpskernen geldt een Waarde - Archeologie – 1. Bij een bodemverstoring van meer dan 50 m2 en dieper dan 40 cm geldt een onderzoeksplicht;
  • voor de zone met een hoge archeologische verwachting geldt een Waarde – Archeologie – 2. In dit gebied is bij een bodemverstoring van meer dan 250 m2 en dieper dan 40 cm een onderzoeksplicht van toepassing.

Voor die delen die vrijgesteld zijn van archeologisch onderzoek wordt gewezen op de wettelijke meldingsplicht voor archeologische waarden conform ex art. 53 van de Monumentenwet. Dit betekent dat bij het aantreffen van archeologische sporen en vondsten direct melding wordt gedaan bij het meldpunt archeologie van de SCEZ.

4.7 Cultuurhistorie

In november 2009 stemde de Tweede Kamer in met de beleidsbrief Modernisering van de Monumentenzorg (MoMo). Deze beleidsbrief geeft de nieuwe visie van de minister van het toenmalige OCenW op de monumentenzorg weer. De visie is geschreven mede namens de ministers van het toenmalige LNV en VROM.

In de beleidsbrief staan drie pijlers centraal:

  • cultuurhistorische belangen meewegen in de ruimtelijke ordening;
  • krachtiger en eenvoudiger regels;
  • herbestemmen van cultuurhistorisch waardevolle objecten die hun functie verliezen.

Hierna wordt kort ingegaan op de eerste pijler.

Door MoMo vindt een omslag in het rijksbeleid over monumentenzorg plaats: van object- naar gebiedsgericht. De cultuurhistorische belangen worden niet langer beperkt tot die gebouwen en gebieden die tot 'monument' zijn aangewezen. Cultuurhistorie moet integraal onderdeel worden van alle overwegingen die komen kijken bij ruimtelijke ordeningsopgaven. Borging van cultuurhistorie in structuurvisies en in beleid maakt meer afgewogen keuzes mogelijk.

De beweging is, kort getypeerd, minder sectorale regelgeving achteraf en een meer generieke borging vooraf. Om dit mogelijk te maken heeft het rijk het Besluit ruimtelijke ordening zodanig aangepast dat de gemeente bij het vaststellen van een bestemmingsplan met cultuurhistorie rekening moet houden, zowel voor objecten als structuren en gebieden. Dit is analoog aan de regelgeving die enkele jaren geleden in werking trad op het gebied van archeologie.

In deze paragraaf Cultuurhistorie wordt achtereenvolgens ingegaan op de Monumenten en het Beschermd Dorpsgezicht.

4.7.1 Monumenten

Onderzoek

De gemeente heeft geen specifieke regeling opgenomen om de monumenten planologisch te beschermen. Geldende wettelijke regelingen voorzien in een afdoende bescherming.

De volgende monumenten zijn aanwezig.

monument aard periode adres
Berg van Troje Archeologisch monument mottekasteel 11e-13e eeuw Monsterweg
Orgel Vanwege onderdelen kerk 1794, J. P. Schmidt Oostsingel 14
Huis met witgekalkte tuitgevel aan het plein Woonhuis 1639 Plein 1
L-vormig hoekpand, bepleisterd Woonhuis 17e eeuw (kern) Plein 28
Dwarshuis met onregelmatig ingedeelde gepleisterde gevel aan het plein Woonhuis 18e eeuw Plein 29
Pand met aan het plein tuitgevel en aansluitend een gedeelte met dwarsgevel Woonhuis 18e-19e eeuw Plein 30
Dwarspand, langs gevel met schuiframen met houten schuurtje Woonhuis Plein 31
Bijgebouwen Plein 40
Dwarshuis, met 9-ruits schuifvensters met aansluitend schuurtje Woonhuis Plein 56
Dwarshuis met 12-ruits schuiframen in de gevel aan het plein Woonhuis 18e eeuw (voordeur) Plein 58
Viskot Maatschappelijk 19e eeuw Plein tegenover 1
Boerderij onder zadeldak Boerderijcomplex 1754 (jaartalankers) Zuidsingel 16

Conclusie

Wettelijke regelingen voorzien reeds in afdoende bescherming. Er is in het bestemmingsplan, behoudens vastleggen van goot- en bouwhoogte en nokrichting niet voorzien in een specifieke regeling ten behoud van de monumentale waarden van individuele gebouwen.

4.7.2 Beschermd Dorpsgezicht

Onderzoek

In paragraaf 3.1 is reeds ingegaan op het Beschermd Dorpsgezicht. In deze paragraaf worden de te beschermen waarden (zoals beschreven in bijlage 1 en 2) samengevat weergeven.

De te beschermen waarden in het Beschermd Dorpsgezicht zijn de volgende:

  • het beschermingsbelang beperkt zich tot de historisch ruimtelijke structuur:
    1. 1. het historisch patroon van straten, wegen en dorpsplein;
    2. 2. hoofdverkaveling in samenhang met de schaal van de bebouwing.
  • Buiten de singels wordt het beschermingsbelang bepaald door:
    1. 1. geringere bebouwingsdichtheid;
    2. 2. groene karakter.

Conclusie

In het bestemmingsplan is aan het gehele Beschermd Dorpsgezicht de bestemming 'Waarde - Cultuurhistorie' toegekend. Het stratenpatroon en de kenmerkende open gebieden zijn in het bestemmingsplan bevestigd door aan de wegen de bestemming Verkeer toe te kennen en aan de open gebieden in de kwadranten de bestemmingen Groen en / of agrarisch. Het bebouwingsbeeld is vastgelegd binnen de diverse bestemmingen door gebruik te maken van bouwvlakken en gevellijnen. Om specifiek het ruimtelijk beeld te beschermen zijn voorts aanduidingen opgenomen voor:

  1. 1. de goot- en bouwhoogte (afgestemd op de geldende regeling);
  2. 2. de nokrichting. Kenmerkend vooral evenwijdig aan de straat (nokrichting 1) en incidenteel loodrecht erop (nokrichting 2);
  3. 3. incidenteel de bouwdiepte;
  4. 4. het verkavelingspatroon (onder andere vrijstaand, aaneengesloten, lintbebouwing).

4.7.3 Eindconclusie

De cultuurhistorisch waardevolle elementen worden door wettelijke regelingen voldoende veilig gesteld. Specifieke onderdelen, zoals het Beschermd Dorpsgezicht, zijn met een dubbelbestemming Waarde Cultuurhistorie en de diverse bestemmingen (waaronder Verkeer en Groen) en de diverse aanduidingen voldoende veilig gesteld.

4.8 Water

Toetsingskader

Het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.1. Bro) schrijft voor dat gemeenten het waterschap betrekken bij de voorbereiding van ruimtelijke plannen. De waterparagraaf vormt de schriftelijke weerslag van de watertoets.

Onderzoek

De voorliggende waterparagraaf is op 16 november 2011 in concept toegezonden aan het Waterschap Scheldestromen voor een reactie. Het Waterschap Scheldestromen heeft op 17 november 2011 gereageerd. De reactie is in voorliggende paragraaf verwerkt. Het wateradvies wordt te zijner tijd in de bijlage opgenomen:

  • in het plangebied vinden geen ingrijpende wijzigingen plaats op het gebied van de waterhuishouding;
  • het in stand houden van een goed functionerend rioolstelsel is uitgangspunt van het gemeentelijk rioleringsplan. De in het gemeentelijk rioleringsplan aangegeven aanpassingen binnen het bestaande rioolstelsel zijn onlangs of worden binnenkort uitgevoerd;
  • het huidige gemengde rioolstelsel voldoet aan de eisen, die door ondermeer het Waterschap Scheldestromen, aan een dergelijk rioolsysteem worden gesteld. Bij vervanging en nieuwe aanleg wordt gestreefd naar aanleg van een gescheiden rioolstelsel;
  • nieuwe woningen en voorzieningen worden zoveel mogelijk aangesloten op gescheiden systemen. Bij de toepassing daarvan wordt relatief schoon regenwater niet via het riool afgevoerd naar de waterzuiveringsinstallatie, maar al dan niet middels voorzieningen direct geïnfiltreerd in de bodem. In voorkomende gevallen wordt in overleg met het Waterschap Scheldestromen bekeken of door middel van het realiseren van aanvullende voorzieningen (zoals infiltratievoorzieningen) de afvoer van afvalwater naar de rioolzuiveringsinstallatie kan worden beperkt. Dit is tevens ter voorkoming van verdroging;
  • de in het plangebied aanwezige waterlopen, bergingsvijvers en ander relevant oppervlaktewater is aangegeven op de verbeelding met de bestemming Water. In de Keur is aangegeven dat langs oppervlaktewater aan weerszijden een obstakel vrije onderhoudsstrook is gelegen.

Conclusie

Het plan is conserverend van aard met uitzondering van de (potentiële) wijziging van de bestemming van het van het schoolgebouw aan de Troyeweg (van Maatschappelijk naar Gemengd) en de voormalige kerk aan de Oostsingel naar woningbouw. Deze planelementen zijn niet in strijd met het waterschapsbelang. Het bouwvlak ter plaatse van de Troyeweg neemt in oppervlakte niet toe. In geval van het toepassen van wijzigingsbevoegdheden is in de regels bepaald dat voorzien dient te worden in voldoende waterberging en een goede waterhuishouding.

4.9 Milieuhinder

In deze paragraaf wordt ingegaan op de milieuaspecten van de in het plangebied aanwezige bedrijven. Onderscheid wordt gemaakt in:

  • bedrijven;
  • horeca;
  • agrarische en overige bedrijvigheid.

Het dorp Borssele ligt op korte afstand van het Zeehaven- en industrieterrein Vlissingen-Oost en de Total-steiger. Het betreft hier grootschalige bedrijven, zoals petrochemische industrie, op- en overslag, metaalbewerking, energiecentrales en dergelijke.

Het gaat om bestaande bedrijven met zware milieucategorieën. In het vigerende bestemmingsplan Zeehaven- en industrieterrein Vlissingen-Oost en in het afzonderlijke bestemmingsplan voor de Totalsteiger is een milieuzonering opgenomen, die is afgestemd op het omliggende gebied.

Voor het zeehaven- en industrieterrein is een geluidszone vastgesteld (zie paragraaf 4.2.2). Overige aspecten, zoals geur en stof, worden gereguleerd via het spoor van de Wet milieubeheer.

Voorliggend bestemmingsplan betreft een actualisering van de kern. Het bestemmingsplan voor het zeehaven- en industrieterrein wordt op korte termijn ook geactualiseerd.

Bedrijven

4.9.1 Bedrijven in de kern

Onderzoek

Aanbod en situering

In paragraaf 3.3 is reeds aangegeven dat zich in het plangebied verschillende bedrijven en voorzieningen te midden van of op korte afstand van woonbebouwing bevinden.

Staat van Bedrijfsactiviteiten

Voor de milieuzonering en bestemmingsregeling van bedrijfslocaties hanteert de gemeente de Staat van Bedrijfsactiviteiten.

Borssele is voornamelijk een woonkern met op enkele plaatsen enige vorm van kleinschalige of ambachtelijke bedrijvigheid. Gelet op dit karakter is gekozen voor de Staat van Bedrijfsactiviteiten “functiemenging”. Deze staat is gekoppeld aan de regels van het bestemmingsplan en is een eerste globaal toetsingskader voor de toelaatbaarheid van bedrijven. In een concrete situatie is milieuwetgeving bepalend.

Inschaling van bedrijven

De in Borssele gevestigde bedrijven zijn geïnventariseerd en ingeschaald in de desbetreffende milieucategorieën van de staat. Uit de inschaling (zie 4.1) blijkt dat de bedrijven in categorie B1 vallen.

Tabel 4.1. Bedrijven Borssele

Adres Naam + aard bedrijf S.B.I.-code Cat. S.v.B. Algemene toelaatbaarheid Bestemmings-
regeling
Oostsingel 25 Klussenbedrijf 453 B1 B1 B
Westsingel 32
Handelsonderneming in machine-onderdelen 5162 B1 B1 GD-3

Het bedrijf aan de Oostsingel is op basis van het huidige gebruik specifiek bestemd als bedrijf. Het bedrijf aan de Westsingel is voorzien van een gemengde bestemming. Hiervoor is gekozen, omdat ter plaatse ook wordt gewoond. Een gemengde bestemming sluit beter op dat gebruik aan.

Milieuzonering

Om milieuhygiënische redenen zijn in het plangebied niet alle denkbare bedrijfsactiviteiten toegelaten. In verband hiermee is een milieuzonering opgesteld. Daarbij wordt aangegeven welke categorieën van bedrijfsactiviteiten uit de Staat van Bedrijfsactiviteiten vanuit milieuoogpunt waar toelaatbaar zijn.

Op de bedrijfspercelen in het plangebied worden (in verband met de ligging te midden van woonbebouwing) bedrijven tot en met categorie B toelaatbaar geacht.

  • Categorie A- bedrijven voeren activiteiten uit die direct naast of beneden woningen zijn toegestaan, desgewenst in daarvoor omschreven zones binnen rustige woongebieden. De eisen uit het bouwbesluit voor scheiding tussen wonen en bedrijven zijn daarbij toereikend.
  • Categorie B1-bedrijven voeren activiteiten uit die direct naast of beneden woningen in een daarvoor omschreven gebied met functiemenging zijn toegestaan. De eisen uit het bouwbesluit voor scheiding tussen wonen en bedrijven zijn daarbij toereikend.

Voor de toelaatbaarheid van deze activiteiten gelden de volgende randvoorwaarden:

  1. 1. het gaat om kleinschalige, meest ambachtelijke bedrijvigheid;
  2. 2. productie en/of laad en loswerkzaamheden vinden alleen in de dagperiode plaats;
  3. 3. de activiteiten vinden hoofdzakelijk inpandig plaats.

Conclusie

Het voorgaande leidt tot het volgende:

  • regulier zijn in de modelregels van de gemeente maximaal bedrijven uit categorie B toegestaan. In het bestemmingsplan is gelet op de situering en inschaling voor de aanwezige bedrijven opgenomen dat bedrijven tot en met categorie B zijn toegestaan;
  • de huidige bedrijven zijn reeds lange tijd in het plangebied gevestigd. Nieuwvestiging van bedrijven is buiten de opgenomen bedrijfsbestemmingen in het plangebied niet mogelijk of voorzien;
  • aangezien de aanwezige bedrijven binnen de toegelaten milieucategorieën vallen, zijn geen maatwerkbestemmingen nodig.

4.9.2 Horeca

Toetsingskader

Bij de uitwerking van ruimtelijk beleid voor hinderlijke horeca-activiteiten worden drie stappen onderscheiden:

  • indelen van activiteiten in ruimtelijk relevante hindercategorieën;
  • onderscheiden van gebiedstypen met een verschillende hindergevoeligheid;
  • uitwerken van een beleid in hoofdlijnen: in welke gebieden zijn welke categorieën in het algemeen toelaatbaar.

Mede op grond van bovengenoemde criteria worden in dit bestemmingsplan de volgende horeca-activiteiten onderscheiden:

  • "lichte horeca" (categorie 1). Horecabedrijven, die gelet op de aard en omvang ervan zowel vanuit functionele als uit milieuoverwegingen (vooral verstrekking van etenswaren en maaltijden) niet of nauwelijks storend kunnen werken op de bestaande en/of toekomstige functies van de omgeving van deze horecabedrijven;
  • "middelzware horeca" (categorie 2). Horecabedrijven, die gelet op de aard en omvang ervan zowel vanuit functionele als uit milieuoverwegingen aanzienlijk storend kunnen werken op de bestaande en/of toekomstige functies van de omgeving van deze horecabedrijven;
  • "zware horeca" (categorie 3). Horecabedrijven, die gelet op de aard en omvang ervan zowel vanuit functionele als uit milieuoverwegingen in min of meer ernstige mate storend kunnen werken op de bestaande en/of toekomstige functies van de omgeving van deze horecabedrijven.

Conclusie

Het gevestigde horecabedrijf in de kern, Cafetaria Pension De Bounty (Plein 28/Ooststraat 2) is overeenkomstig de regels ingeschaald in categorie 1b. Het horecabedrijf is overeenkomstig het huidige gebruik bestemd. Nieuwe horeca-activiteiten worden in dit plan niet mogelijk gemaakt.

4.9.3 Agrarische en overige bedrijvigheid

In het plangebied is aan de Westsingel 2 een agrarisch bedrijf gevestigd. Ook bevinden zich binnen het plangebied diverse (maatschappelijke) voorzieningen. Voorliggend plan voorziet niet in ontwikkelingen ten behoeve van deze bedrijvigheid.

4.10 Externe Veiligheid

Algemeen

Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid aan verschillende aspecten aandacht te worden besteed:

  • bedrijven in of in de directe omgeving van het plangebied, waar opslag, gebruik en / of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt of waar zich installaties bevinden waaraan risico's zijn verbonden waardoor effecten van ongevallen buiten het terrein van de inrichting merkbaar zijn;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of door leidingen.

Voor Borssele geldt dat er in de directe nabijheid van het plangebied van de kern geen risicovolle activiteiten plaats vinden. Dit gebeurt wel op grotere afstand. Het gaat dan om:

  • op meer dan 400 m ligt langs de zeedijk een aantal leidingen (gebundeld) van Total, waardoor transport van aardolieproducten plaatsvindt.
  • op circa 1.000 meter afstand staat de kerncentrale Borssele.
  • op meer dan 4.500 m is het bedrijf Kloosterboer gevestigd aan de Finlandweg.

Daarnaast worden er over de Westerschelde gevaarlijke stoffen getransporteerd.

Wettelijk kader, normstelling en beleid

Een volledige beschrijving van het wettelijk kader, normstelling en het beleid is in verband met het consoliderende karakter achterwege gelaten. Volstaan is met de opsomming in tabel 4.2 met de relevante wetgeving en beleidsdocumenten.

Tabel 4.2. Wettelijk kader en beleidsdocumenten

aard van de risicobron relevante wetgeving en/of beleidskader
risicovolle bedrijven Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi)
Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi)
Beleidsvisie EV provincie Zeeland (2005)
transport gevaarlijke stoffen over de weg, water en het spoor Nota Vervoer Gevaarlijke Stoffen (NRVGS, 1996)
Circulaire Vervoer Gevaarlijke Stoffen (CRVGS, 2004)
Basisnet Weg
Basnet Water
transport gevaarlijke stoffen door buisleidingen Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb)1)
Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb)
Circulaire K1, K2- en K3-stoffen (1991)

1) Het Bevb treedt gefaseerd in werking. Dat houdt in dat per 1 januari 2011 alleen het transport van aardgas en aardolieproducten binnen de werkingssfeer van het Bevb is gebracht. Voor het transport van andere gevaarlijke stoffen gelden momenteel geen wettelijke normen. Hierop zijn de veiligheidsafstanden uit de circulaire K1, K2- en K3-vloeistoffen uit 1991 van toepassing.

Wat betreft normstelling, begrippenkader en rekenmethodiek voor het bepalen van de risico's, wordt in het beleidsveld voor externe veiligheid gewerkt met twee begrippen:

  • het plaatsgebonden risico (PR);
  • het groepsrisico (GR).

Plaatsgebonden risico (PR)

Het PR is omschreven als de kans dat een persoon die gedurende een heel jaar onafgebroken en onbeschermd op een bepaalde plaats verblijft, tengevolge van een ongewoon voorval met een gevaarlijke stof komt te overlijden. Voor het PR geldt de risicocontour van de kans één op een miljoen (10-6) als grenswaarde voor kwetsbare objecten (zoals woningen, afwijken is niet mogelijk). Voor beperkt kwetsbare objecten (zoals bedrijfsgebouwen) geldt deze norm als richtwaarde (afwijken is mogelijk maar alleen na motivering).

Groepsrisico (GR)

Het GR is de cumulatieve kans dat een groep personen van 10, 100 en 1.000 personen tegelijkertijd komt te overlijden als gevolg van een ongewoon voorval met een gevaarlijke stof. Het GR kan grafisch worden weergegeven in een curve, de zogenaamde fN-curve. De (f) staat hierbij voor de kans op een ongeval en (N) voor het aantal personen dat komt te overlijden, zie ook figuur 5.1. Het GR is niet wettelijk genormeerd. Voor het GR geldt de oriënterende waarde als richtlijn. De oriënterende waarde wordt gevormd door een rechte lijn in de fN-curve (figuur 5.1).

afbeelding "i_NL.IMRO.0654.BPBS2012-vo02_0005.png"

Figuur 4.1. Oriënterende waarde van het GR (fN-curve).

Op grond van het wettelijk kader dient het groepsrisico in het invloedsgebied van een risicobron te worden verantwoord.

Onderzoek risicocontouren en invloedsgebied

In het navolgende wordt per risicobron ingegaan op het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.

Total-leidingen

De leidingen van Total liggen op grotere afstand van de kern (meer dan 400 meter) gebundeld in een strook langs de zeedijk.

  • Plaatsgebonden risico. Met de inwerkingtreding van het Bevb dient in beginsel alleen rekening te worden gehouden met het ruimtebeslag voor de leiding die ook privaatrechtelijk door de leidingbeheerder wordt gereguleerd (de zogenaamde belemmeringenstrook van 5 meter aan weerszijden van de leiding, artikel 14 Bevb). In de Rekenmethodiek Bevb geldt de afstandentabel voor het PR als hulpmiddel bij risicoberekeningen voor buisleidingen met aardolieproducten. Uit deze algemene afstandentabel blijkt dat de PR 10-6-contour op minder dan 5 m van de leiding ligt, en dus binnen de belemmeringenstrook blijft.
  • Groepsrisico. Gelet op de grote afstand van de kern Borssele tot aan de Total-leidingen kan er geen sprake zijn van een GR.

Kerncentrale Borssele

De kern Borssele bevindt zich binnen de evacuatiezone. Een evacuatie dient om te voorkomen dat mensen bij ernstige calamiteiten aan gevaar worden blootgesteld. Mensen in de evacuatiezone moeten dit gebied verlaten bij een ernstig incident bij de kerncentrale.

De bewoners van de kern zijn op de hoogte van het risico dat wonen in de nabijheid van de kerncentrale met zich meebrengt. Daarnaast is de dekking van het sirenestelsel in Borssele goed geregeld. De sirenes zijn overal goed hoorbaar. Tevens worden mensen tegenwoordig gealarmeerd via twitter, sms, media enz. Dit jaar wordt landelijk gestart met een testversie NL- Alert. Dit is een alarmeringssysteem gebaseerd op Cellbroadcasting maar is nog niet geschikt voor de allernieuwste telefoons, zoals Iphone. Alles bij elkaar biedt dit voldoende waarborg dat aanwezigen in de kern Borssele bij rampen, zoals een nucleaire ramp gewaarschuwd worden.

Voorliggend bestemmingsplan voorziet beperkt in nieuwe ontwikkelingen (Gemengde bestemming Troyeweg en een wijzigingsbevoegdheid voor 4 woningen aan de Oostsingel).

Kloosterboer V.O.F.

Het op -overslag bedrijf Kloosterboer slaat gevaarlijke stoffen op.

  • Plaatsgebonden risico. Door middel van een QRA is berekend dat bij de inrichting de plaatsgebonden risicocontour 10-6 binnen of nabij de inrichtingsgrens ligt (bron: www.risicokaart.nl) en derhalve geen consequenties heeft voor de kern Borssele.
  • Groepsrisico. Het invloedsgebied voor het groepsrisico is ook berekend in de QRA, het reikt tot 6.500 meter vanaf de inrichting. Borssele ligt daar geheel binnen. Voorliggend bestemmingsplan is consoliderend van aard, er is daarom geen sprake van een toename van het groepsrisico.

Westerschelde

De kern Borssele ligt op circa 400 m van de oever van de Westerschelde.

  • Plaatsgebonden risico. In 2003-2004 is door middel van een kwantitatieve risico analyse (QRA) een herberekening van de potentiële risico's van het scheepstransport van gevaarlijke scheepsladingen op de Westerschelde uitgevoerd (Actualisatie Risicoanalyse (Wester)Schelde; Det Norske Veritas, juni 2004). Op basis van de risicoberekeningen wordt geconcludeerd dat het PR-contour 10-6 zich langs de vaargeul bevindt en het land niet raakt. Er zijn dan ook geen knelpunten ten aanzien van het PR in de kern Borssele.
  • Groepsrisico. Het plangebied ligt in zijn geheel in het invloedsgebied van de Westerschelde. Dit betekent dat er bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen, rekening moet worden gehouden met een verantwoording van een toename van het groepsrisico. Voorliggend bestemmingsplan voorziet echter beperkt in nieuwe ontwikkelingen. De toename van het GR is niet significant .

Conclusie

Geconcludeerd wordt dat, gelet op het consoliderende karakter van het bestemmingsplan, de risicovolle activiteiten rondom het plangebied geen belemmering vormen voor de vaststelling van het bestemmingsplan.

4.11 Kabels En Leidingen

Onderzoek

Planologisch relevante leidingen dienen in het bestemmingsplan te worden bestemd. Tevens dienen relevante zones te worden aangegeven, waarbinnen mogelijke beperkingen gelden. Planologisch relevante leidingen zijn leidingen waarin de navolgende producten worden vervoerd:

  • gas, olie, olieproducten, chemische producten, vaste stoffen / goederen;
  • defensiebrandstoffen;
  • warmte en afvalwater, ruwwater of halffabricaat voor de drink- en watervoorziening.

Daarnaast dienen optisch vrije paden in het bestemmingsplan te worden opgenomen.

In het plangebied liggen géén planologisch relevante leidingen (zie hiervoor ook paragraaf 4.10). Wel liggen in het plangebied diverse niet planologisch relevante leidingen (rioolleidingen, leidingen nutsvoorzieningen, drainageleidingen). Deze kabels en leidingen zijn veelal aangelegd langs / in combinatie met aanwezige infrastructuur.

Conclusie

Leidingen en telecommunicatieverbindingen vormen geen belemmering voor de vaststelling van dit bestemmingsplan.

4.12 Luchtkwaliteit

Toetsingskader

Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door de Wet luchtkwaliteit (Wlk). De Wlk bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen met name de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang.

Onderzoek

Ter plaatse van mogelijke functiewijzigingen kan op basis van de Grootschalige Concentratiekaarten Nederland (achtergrondconcentratie beschikbaar gesteld via de geodatasite van RIVM) in combinatie met de afwezigheid van substantiële lokale bronnen worden geconcludeerd dat de concentraties stikstofdioxide en fijn stof onder de betreffende grenswaarden liggen. Ook de prognoses voor 2015 en 2020 voorspellen geen overschrijdingen (informatie RIVM april 2011).

Voorliggend bestemmingsplan voorziet niet in rechtstreeks mogelijk gemaakte nieuwe ontwikkelingen. Berekeningen zijn daarom achterwege gelaten.

In geval van het toepassen van wijzigingsbevoegdheden is in de regels bepaald dat sprake dient te zijn van een aanvaardbaar luchtkwaliteitsniveau.

Conclusie

De Wlk vormt geen belemmering voor de vaststelling van dit bestemmingsplan.

Hoofdstuk 5 Juridische Vormgeving

5.1 Planvorm

Het bestemmingsplan "Kern Borssele 2012" kan grotendeels gekarakteriseerd worden als een zogenoemd “beheersplan”. In een dergelijk plan ligt het accent van de juridische regeling vooral op het bieden van rechtsbescherming ten aanzien van het bestaand gebruik van gronden en opstallen. Een en ander heeft geresulteerd in een uniforme opzet van de (bouw)regels, afgestemd op het gemeentelijk Handboek bestemmingsplannen Borsele. Dit handboek wordt regelmatig geactualiseerd. In het ontwerp van het bestemmingsplan Kern Borssele 2012 zal de laatste versie van het handboek worden verwerkt. Waar nodig is de regeling specifiek toegespitst op de situatie in de kern Borssele en is sprake van beperkte afwijkingen van het handboek. De bestaande functies worden gerespecteerd; ingrijpende en directe functieveranderingen zijn niet voorzien.

Het juridische gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit een geometrische plaatsbepaling van het plangebied en van de daarin aangewezen bestemmingen (hierna: verbeelding) met regels. Bij het opstellen van de regels en de kaart is uitgegaan van de richtlijnen “Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen (SVBP 2008)”.

5.2 Toelichting Op De Bestemmingen

De regels zijn opgebouwd uit vier hoofdstukken:

  1. 1. inleidende regels (zie paragraaf 5.2.1 );
  2. 2. bestemmingsregels (zie paragraaf 5.2.2 );
  3. 3. algemene regels (zie paragraaf 5.2.3 );
  4. 4. overgangs- en slotregels (zie paragraaf 5.2.4 ).

5.2.1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In dit artikel worden begrippen gedefinieerd, die in de regels worden gehanteerd. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan moet worden uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende woorden toegekende betekenis.

Artikel 2 Wijze van meten

In dit artikel wordt aangegeven hoe de hoogte en andere maten, die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden.

5.2.2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

De karakteristieke binnengebieden van de kwadranten zijn voorzien van de bestemming Agrarisch. Hier is geen bouwvlak voorzien. Het bestaande agrarische bedrijf aan de Westsingel is voorzien van een bouwvlak. Er zijn aanduidingen opgenomen, waarmee is vastgelegd:

  • de nokrichting (evenwijdig aan of loodrecht op de voorgevel);
  • de bouwhoogte;
  • de huidige bedrijfswoning.

Binnen de bestemming zijn alleen grondgebonden agrarische bedrijven toegestaan. Ten behoeve van het behoud van de leefkwaliteit is in de gebruiksregels de inplant van nieuwe boomgaarden binnen 50 meter van woningen niet toegestaan. De aanwezige boomgaarden kunnen worden voortgezet. Ook is onderhoud hier mogelijk.

Artikel 4 Bedrijf

In het plangebied zijn slechts twee bedrijven aanwezig (zie 3.3 en 4.9). Deze bedrijven zijn positief bestemd. Er is gebruik gemaakt van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging' (zie 4.9). In de regels zijn bedrijven uit categorie A en B toegestaan.

Er is voorzien in de volgende aanduidingen:

  • de nutsvoorziening is voorzien van een aanduiding 'nutsvoorziening';
  • de nokrichting is voor zover nodig vastgelegd;
  • de bouwhoogte is vastgelegd op de verbeelding.

Ten aanzien van de situering van hoofdgebouwen en voor verschillende maatvoeringen zijn afwijkingsbevoegdheden opgenomen.

In de gebruiksregels is bepaald dat detailhandel, anders dan nevenactiviteit niet is toegestaan. In verband met de veiligheid zijn risicovolle inrichtingen niet toegestaan. Ook de opslag van vuurwerk is niet toegestaan.

Artikel 5 Cultuur en Ontspanning

De muziektent is overeenkomstig het gemeentelijk handboek voorzien van de bestemming Cultuur en Ontspanning. Binnen de bestemming zijn voorzieningen, gericht op het ontspannen en het vermaken van mensen toegelaten.

Artikel 6 Gemengd - 1 , Artikel 7 Gemengd - 2, Artikel 8 Gemengd - 3 en Artikel 9 Gemengd -4

De bestemmingen Gemengd - 1, Gemengd - 2, Gemengd - 3 en Gemengd - 4 zijn opgenomen voor incidentele panden.

Bestemming Functies
Gemengd-1 detailhandel;
galerie (met aanduiding specifieke vorm van - gemengd - galerie)
wonen
Gemengd-2 horeca tot en met horecacategorie 2b
wonen
Gemengd-3 wonen
bedrijven in categorie A en B van de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten Functiemenging
Gemengd-4 wonen
detailhandelsbedrijven
kantoren
educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke voorzieningen, alsmede voor voorzieningen ten behoeve van de openbare dienstverlening;

bedrijven in categorie A en B van de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten Functiemenging

Per artikel zijn de genoemde functies zelfstandig en in combinatie met elkaar toegestaan. Hierdoor is, al naar gelang het aantal toegestane functies per artikel, een zekere mate van flexibiliteit in het bestemmingsplan aanwezig. In geval van beëindiging van een van de toegelaten functies, behoeft geen procedure te worden doorlopen om een verandering naar een andere toegelaten functie mogelijk te maken.

Voor functies met een specifiek aanduiding geldt dat naast de toegelaten functies op de locatie van de specifieke aanduiding ook de aangeduide functie is toegestaan.

Voor de hoofdgebouwen, aan- en uitbouwen, bijgebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde zijn met betrekking tot de situering op het perceel, de oppervlakte en de goothoogte- en totale bouwhoogte nadere maatvoeringen opgenomen. De plaats van de voorgevel, en in voorkomende gevallen van de zijgevel, van het hoofdgebouw wordt bepaald door het opnemen van een gevellijn op de verbeelding waarin deze gevel geplaatst dient te worden. Ten aanzien van de situering van hoofdgebouwen en voor verschillende maatvoeringen zijn afwijkingsbevoegdheden opgenomen.

Met een specifieke bouwaanduiding is de nokrichting vastgelegd, voor zover gelegen binnen het dorpsgezicht Kern Borssele.

Artikel 10 Groen

De bestemming Groen is opgenomen voor de structurele groen elementen in de kern.

Binnen de bestemming zijn diverse vormen van openbare ruimte met bijbehorende gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan. De bouwregels zijn met name gericht op de maximaal toegestane hoogtematen. De oppervlakte van gebouwen mag maximaal 15 m2 bedragen. Hierdoor wordt het mogelijk om bijvoorbeeld een gebouw van maximaal 15 m2 toe te staan ten behoeve van speelvoorzieningen.

Artikel 11 Kantoor

De bestemming Kantoor is opgenomen voor het kantoor aan het Plein. Voor de hoofdgebouwen, aan- en uitbouwen, bijgebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde zijn met betrekking tot de situering op het perceel, de oppervlakte en de goothoogte- en totale bouwhoogte nadere maatvoeringen opgenomen. De plaats van de voorgevel, en in voorkomende gevallen van de zijgevel, van het hoofdgebouw wordt bepaald door het opnemen van een gevellijn op de verbeelding waarin deze gevel geplaatst dient te worden. Ten aanzien van de situering van hoofdgebouwen en voor verschillende maatvoeringen zijn afwijkingsbevoegdheden opgenomen. Met een specifieke bouwaanduiding is de nokrichting vastgelegd.

Artikel 12 Maatschappelijk

De verschillende maatschappelijke voorzieningen in de kern zijn bestemd tot “Maatschappelijk”.

Voor zover nodig zijn aanduidingen opgenomen:

  • ter plaatse van het verenigingsgebouw is nog een aanduiding “feestzaal” opgenomen waarbij verwezen wordt naar de Staat van Horeca-activiteiten behorende bij dit plan. Door deze aanduiding toe te voegen is het mogelijk om horeca-activiteiten welke voorkomen in categorie 2a, waaronder: bar, biljartcentrum, zalenverhuur, plaats te laten vinden;
  • ter plaatse van de begraafplaats is een aanduiding "begraafplaats" opgenomen. Hier is uitsluitend een begraafplaats toegestaan.

De bebouwing moet opgericht worden in het op de kaart aangegeven bebouwingsvlak. Op deze wijze wordt de situering van de bebouwing nader geregeld. Daarnaast zijn regels opgenomen ten behoeve van de toegestane goot- en bouwhoogte, de afstand tussen vrijstaande gebouwen en de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouw zijnde.

Ten aanzien van de situering van hoofdgebouwen en voor verschillende maatvoeringen zijn afwijkingsbevoegdheden opgenomen. Met een specifieke bouwaanduiding is de nokrichting vastgelegd, voor zover gesitueerd binnen het Beschermd Dorpsgezicht Borssele.

Artikel 13 Natuur

Dit artikel is opgenomen voor de in het plangebied aanwezige EHS. Het betreft de berg van Troje (zie ook paragraaf 4.5).

Artikel 14 Overig - Schuur

Op diverse plaatsen zijn bergplaatsen gesitueerd. Deze zijn voorzien van de bestemming Overig - Schuur. Zonodig is de nokrichting vastgelegd met een specifieke bouwaanduiding. Voorts is de bouwhoogte bepaald. Verder is in de specifieke gebruiksregels bepaald dat detailhandel, bedrijfsmatige activiteiten en risicovolle inrichtingen, alsmede de opslag van vuurwerk niet is toegestaan.

Artikel 15 Recreatie

In het plangebied zijn, naast de begraafplaats, volkstuinen aanwezig. Deze volkstuinen zijn voorzien van de bestemming Recreatie en de aanduiding 'volkstuinen'. Ter plaatse zijn alleen bouwwerken, geen gebouwen toegestaan.

Artikel 16 Sport

Het sportcomplex is bevestigd met de bestemming Sport. De geldende regeling is gecontinueerd. Er is een bebouwingspercentage van 3% opgenomen. De maximale bouwhoogte bedraagt 4 meter. In de bestemmingsomschrijving is opgenomen dat tevens ondergeschikte detailhandels- en horeca-activiteiten zijn toegestaan. Hiermee is de sportkantine bevestigd. Er zijn beperkte afwijkingsbevoegdheden opgenomen.

Artikel 17 Tuin

De bestemming Tuin is opgenomen voor enkele binnenterreinen en voor de achterste delen van diepe percelen. De voor Tuin aangewezen gronden zijn bestemd voor sier- en moestuinen. Incidenteel is bebouwing toelaatbaar. Waar dat is toegestaan is de bouwaanduiding 'bijgebouw' opgenomen. Er is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen voor het toestaan van een hogere bouwhoogte voor antennes.

Artikel 18 Verkeer

De beoogde straten, voet- en fietspaden, rabatten, parkeerterreinen, speelvoorzieningen, straatmeubilair, afvalverzamelvoorzieningen, geluidwerende voorzieningen, groenvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van het openbare nut en de garageboxen ter plaatse van de aanduiding garage zijn bestemd als “Verkeer”.

De bouwregels zijn met name gericht op de maximaal toegestane hoogtematen. De oppervlakte van gebouwen mag maximaal 15 m2 bedragen en de bouwhoogte 3,5 meter.

Artikel 19 Water

Primaire watergangen en beeldbepalende waterelementen zijn bestemd tot “Water”. Afwateringssloten en bermsloten zijn niet expliciet van een waterbestemming voorzien. Binnen de bestemming “Water” zijn alleen bouwwerken geen gebouw zijnde toegestaan.

Artikel 20 Wonen

Het overgrote deel van de gronden in Borssele is bestemd voor het “Wonen”. De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor het huisvesten van personen en ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van detailhandel' voor een fietsenmaker en 'specifieke vorm van wonen - zorgafhankelijk wonen' voor zorgafhankelijk wonen.

Binnen deze bestemming wordt een onderscheid gemaakt tussen de volgende gebouwen:

  • hoofdgebouwen (woningen);
  • aan- en uitbouwen en bijgebouwen;
  • bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Er wordt, door middel van (specifieke) bouwaanduidingen onderscheid gemaakt in verschillende bebouwingstypen:

  • aaneengebouwd;
  • gestapeld en gestapeld -1;
  • twee-aaneen;
  • vrijstaand;
  • lint-1 en lint-2.

De hoofdgebouwen dienen met hun voorgevel in de op de kaart aangegeven gevellijn te worden gebouwd, daar waar op de kaart een dergelijke lijn is aangegeven. Ten aanzien van de hoofdgebouwen zijn onder meer regels opgenomen betreffende de situering, de minimale breedte, de afstand tot de zijdelingse bouwperceelsgrens, de goot- en de bouwhoogte, de dakhelling en de diepte van de woning.

De hoofdregel voor de afstand tussen de voorgevel en achtergevel van de woning (diepte) is dat deze maximaal 12 meter bedraagt. Daarnaast zijn er enkele specifieke bouwaanduidingen opgenomen. De specifieke bouwaanduiding ‘bouwdiepte-1’ en ‘bouwdiepte-2’ geven een afwijkende regeling voor de bouwdiepte van de woning. Er is verder voorzien in specifieke bouwaanduidingen voor het vastleggen van de nokrichting (specifieke bouwaanduiding nokrichting -1 en - 2) en plat dak binnen het beschermd dorpsgezicht en vanwege het karakter van het Molenpad ook voor deze straat.

Ten aanzien van de aan- en uitbouwen en de bijgebouwen zijn onder meer regels opgenomen betreffende de toegestane oppervlakte op het achtererf, de goot- en de totale bouwhoogte, de dakhelling, de afstand tot de zijdelingse bouwperceelsgrens en de afstand tot (het verlengde van) de voorgevellijn. Voor bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn bouwregels opgenomen betreffende de toegestane bouwhoogte, waarbij een specifieke regel is opgenomen voor tuin- of erfafscheidingen.

Uit oogpunt van flexibiliteit zijn enkele afwijkingsbevoegdheden opgenomen. Afwijkingsbevoegdheden zijn opgenomen:

  • om de voorgevel van de woning gedeeltelijk achter de gevellijn op te kunnen richten;
  • voor een kortere afstand tot zijdelingse perceelsgrenzen;
  • voor een grotere bouwhoogte voor bouwwerken geen gebouwen zijnde.

Uit oogpunt van leefbaarheid van de kern zijn in zijn algemeenheid detailhandels-, beroeps-en bedrijfsmatige activiteiten aan huis toelaatbaar. Om dit juridisch-planologisch mogelijk te maken, is ook een afwijkingsbevoegdheid voor het college van burgemeester en wethouders opgenomen, die dergelijke activiteiten aan huis onder voorwaarden mogelijk laat zijn.

Tot slot is ook een afwijkingsbevoegdheid opgenomen voor het gebruik van een woning en/of bij de woning behorende bijgebouwen voor logies met ontbijt.

Artikel 21 Waarde - Archeologie - 1, Artikel 22 Waarde - Archeologie - 2

In het bestemmingsplan is overeenkomstig het archeologiebeleid al naar gelang de verwachtingswaarden een dubbelbestemming Waarde – Archeologie – 1 of 2 toegekend. Hiermee wordt het archeologisch belang veilig gesteld.

  • Voor de kern geldt een Waarde - Archeologie – 1. Bij een bodemverstoring van meer dan 50 m2 en dieper dan 40 cm geldt een onderzoeksplicht.
  • Voor de zone met een hoge archeologische verwachting geldt een Waarde – Archeologie – 2. In dit gebied is bij een bodemverstoring van meer dan 250 m2 en 40 cm een onderzoeksplicht van toepassing.

Uitgangspunt van deze regeling is dat voor projecten groter dan de vrijgestelde oppervlaktematen en verstoringsdiepte een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden nodig is.

Artikel 23 Waarde - Archeologie - 3 en Artikel 24 Waarde - Archeologie - 4

Deze artikelen zijn opgenomen omdat naar aanleiding van archeologisch onderzoek planwijziging mogelijk is naar deze archeologische dubbelbestemmingen.

  • Ter plaatse van Waarde - Archeologie - 3 is een verstoring tot 500 m² en een diepte van 40 cm van archeologisch onderzoek vrijgesteld.
  • Ter plaatse van Waarde - Archeologie - 4 bedraagt het van archeologisch onderzoek vrijgestelde oppervlak 2.500 m² met een bijbehorende diepte van 40 cm.

Artikel 25 Waarde - Cultuurhistorie

Het beschermd dorpsgezicht is met de dubbelbestemming Waarde- Cultuurhistorie bevestigd. Ter plaatse is expliciet het behoud en de versterking van het beschermd dorpsgezicht voorgestaan. In de bouwregels is geregeld dat geveldoorbrekingen aan bepaalde voorwaarden dienen te voldoen. Door middel van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden wordt behoud van de waarden voorgestaan.

Artikel 26 Waarde - Landschap

De vliedberg en omgeving (Troyeberg) is met de dubbelbestemming “Waarde-Landschap” positief bestemd. Ter plaatse is ter behoud en versterking van de aanwezige waarden een omgevingsvergunningstelsel opgenomen waarin bepaalde werken en/of werkzaamheden aan een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden gebonden zijn.

5.2.3 Algemene regels

Artikel 27 Anti-dubbeltelregel

Om misbruik van de bouwregels te voorkomen, is in artikel 27 Anti-dubbeltelregel bepaald dat gronden, die al eens als berekeningsgrondslag voor een bouwvergunning hebben gediend, niet nogmaals als zodanig kunnen dienen.

Artikel 28 Algemene bouwregels

In artikel 28 Algemene bouwregels is geregeld dat het college van burgemeester en wethouders nadere eisen kan stellen aan plaatsing van gebouwen, de dakhelling van hellende dakvlakken en de plaatsing en vormgeving van bouwwerken geen gebouw zijnde.

Artikel 29 Algemene gebruiksregels

In artikel 29 Algemene gebruiksregels is het verboden gebruik van de gronden geregeld. Hiervan kan bij omgevingsvergunning worden afgeweken indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik dat niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

Artikel 30 Algemene aanduidingsregels

De kern Borssele is nagenoeg geheel gesitueerd binnen de geluidzone van het aangrenzende Zeehaven- en industrieterrein Vlissingen-Oost. Deze zone is in dit actualiseringsplan opnieuw bevestigd in artikel 30 Algemene aanduidingsregels.

Artikel 31 Algemene afwijkingsregels

In artikel 31 Algemene afwijkingsregels is een aantal algemene afwijkingsregels opgenomen. Deze afwijkingen bij omgevingsvergunning betreffen het bouwen van gebouwtjes van openbaar nut, het overschrijden van bebouwingsgrenzen, beperkte afwijkingen in verband met het ruimtelijk of technisch beter plaatsen van bouwwerken én het oprichten van masten en antennes tot een bepaalde bouwhoogte. Deze afwijkingsmogelijkheden hebben tot doel flexibiliteit in het plan in te bouwen. Het afwijken kan in veel gevallen plaatsvinden zonder dat hierdoor het belang van een goede ruimtelijke ordening wordt geschaad.

Artikel 32 Algemene wijzigingsregels

In artikel 32 Algemene wijzigingsregels zijn algemene wijzigingsbevoegdheden opgenomen voor het college van burgemeester en wethouders om het bouwen van gebouwtjes van openbaar nut, het overschrijden van bebouwingsgrenzen en beperkte verschuivingen van de bestemmingsgrenzen (tot 3 meter) mogelijk te maken. Het verschuiven van bestemmingsgrenzen kan in veel gevallen plaatsvinden zonder dat hierdoor het belang van een goede ruimtelijke ordening wordt geschaad. Voor dit soort gevallen is derhalve in het plan een wijzigingsbevoegdheid voor burgemeester en wethouders opgenomen.

In dit artikel is in lid 32.2 Wro-zone-wijzigingsgebied - 1 bepaald dat onder voorwaarden de realisering van vier woningen binnen de bestaande bebouwing mogelijk wordt geacht. De bestemming wordt dan gewijzigd van Maatschappelijk naar Wonen.

Voorafgaand aan de planwijziging voor wijzigingsgebied 1 dient inzicht te worden gegeven in:

  1. a. de archeologische waarde;
  2. b. de bodemhygiëne;
  3. c. de risico's ten aanzien van het transport van gevaarlijke stoffen;
  4. d. de Wet geluidhinder;
  5. e. de luchtkwaliteit;
  6. f. ecologische waarden;
  7. g. de kwaliteit van de leefomgeving.

5.2.4 Overgangs- en Slotregels

Artikel 33 Overgangsrecht

De overgangsregels hebben tot doel de rechtstoestand te begeleiden van bouwwerken die gebouwd zijn of kunnen worden gebouwd en die afwijken van de bebouwingsbepalingen van het plan. Tevens is bepaald dat het gebruik van onbebouwde gronden en bouwwerken in het plan, voor zover dit gebruik op het tijdstip van het rechtskracht verkrijgen van het plan (rechtens) afwijkt van de in het onderhavige plan gegeven bestemming, kan worden voortgezet.

Deze regels zijn opgenomen in het Bro en zijn op voorgeschreven wijze overgenomen.

Artikel 34 Slotregel

Dit artikel ten slotte geeft aan de naam waaronder de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald:

bestemmingsplan "Kern Borssele 2012".

Hoofdstuk 6 Economische Uitvoerbaarheid

Aangezien het om een beheersplan gaat, is het opstellen van een exploitatiebegroting achterwege gelaten. Voor nieuwe ontwikkelingen, die mogelijk zijn door middel van een wijzigingsbevoegdheid, wordt per geval bezien of hiervoor met een anterieure overeenkomst ex artikel 6.24 Wro wordt gewerkt dan wel dat er een exploitatieplan wordt opgesteld.

Hoofdstuk 7 Maatschappelijke Toetsing En Overleg

7.1 Inspraakprocedure

Het voorontwerpbestemmingsplan Kern Borssele 2012 heeft van vanaf 12 januari 2012 t/m 25 januari 2012 ter inzage gelegen op het gemeentesecretariaat en is gepubliceerd op de gemeente website en www.ruimtelijkeplannen.nl. Op 16 januari 2012 heeft tevens een informatieavond plaatsgevonden. Er zijn geen inspraakreacties ingediend. De reacties op de informatieavond zijn betrokken bij het opstellen van het ontwerpbestemmingsplan.

7.2 Uitkomsten Overleg 3.1.1 Bro

Het voorontwerpbestemmingsplan is overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening voor overleg toegezonden aan:

  • Provincie Zeeland, Directie Ruimte, Milieu en Water;
  • Waterschap Scheldestromen;
  • Veiligheidsregio;
  • Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.

De ingekomen reacties zijn opgenomen in bijlage 6. Navolgend is per instantie een korte samenvatting en gemeentelijke reactie weergegeven.

7.2.1 Provincie Zeeland, Directie Ruimte, Milieu en Water

Samenvatting brief 20 maart 2012

  1. a. Opgemerkt wordt dat de Berg van Troje zowel is begrensd in het Natuurbeheersplan Zeeland, als in de Provinciale Ruimtelijke Verordening. Een primaire bestemming Natuur is op basis van de PRV voorgeschreven. In het voorontwerpbestemmingsplan is geen primaire natuurbestemming opgenomen. Aanpassing in het ontwerpbestemmingsplan is noodzakelijk.
  2. b. In het afwegingskader van het aanlegvergunningstelsel ontbreekt het afwegingskader van de EHS. Er is een voorstel opgenomen.

Gemeentelijke reactie

  1. a. De Berg van Troje is in het ontwerpbestemmingsplan voorzien van de bestemming Natuur. Er is in de regeling tevens een bestemming Natuur opgenomen.
  2. b. In de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zijn de opmerkingen van de provincie verwerkt.

7.2.2 Waterschap Scheldestromen

Samenvatting brief 20 februari 2012

  1. a. Het waterschap verzoekt de gemeente in de bestemmingsomschrijving voor Groen ook ruimte te bieden aan waterhuishoudkundige voorzieningen.

Gemeentelijke reactie

  1. a. De bestemming Groen staat de de realisering van bermsloten en waterpartijen en voorzieningen ten behoeve van openbaar nut toe. De gemeente heeft naar aanleiding van de reactie van het waterschap de bestemmingsomschrijving aangepast en expliciet waterhuishoudkundige voorzieningen opgenomen in deze en andere bestemmingen.

7.2.3 Veiligheidsregio Zeeland

Samenvatting brief 2 februari 2012

  1. a. Het plangebied Borssele bevindt zich binnen het invloedsgebied van Kloosterboer Vlissingen V.O.F. en de Westerschelde. Verzocht wordt hieraan aandacht te besteden.
  2. b. Het plangebied ligt binnen de evacuatiezone van de kerncentrale. Verzocht wordt dit in de toelichting te vermelden.
  3. c. De dekking van de sirene is voldoende.
  4. d. Bij nieuwe ontwikkelingen wordt geadviseerd het Toetskader Bluswatervoorziening en bereikbaarheid toe te passen.

Gemeentelijke reactie

  1. a. Paragraaf 4.10 is aangevuld met deze aspecten.
  2. b. Paragraaf 4.10 is aangevuld met deze aspecten.
  3. c. Dit aspect is niet van belang voor een de planologische regeling.
  4. d. Dit aspect is niet van belang voor een de planologische regeling.

7.2.4 Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed

Van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed is geen reactie ontvangen.

Bijlagen

Bijlage 1 Toelichting Besluit Aanwijzing Beschermd Dorpsgezicht Borssele

Bijlage 2 Besluit Aanwijzing Beschermd Dorpsgezicht Borssele

Bijlage 3 Ambtshalve Vaststelling Hogere Grenswaarden Industrielawaai

Bijlage 4 Toelichting Staat Van Bedrijfsactiviteiten Functiemenging

Bijlage 5 Toelichting Staat Van Horeca-activiteiten

Bijlage 6 Overlegreacties