KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Wonen
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 4 Anti-dubbeltelregel
Artikel 5 Algemene Bouwregels
Artikel 6 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 7 Algemene Wijzigingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 8 Overgangsrecht
Artikel 9 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Planherziening
Hoofdstuk 2 Beleidskaders En Kwaliteit Van De Leefomgeving
2.1 Beleidskaders
2.2 Kwaliteit Van De Leefomgeving
Hoofdstuk 3 Juridische Vormgeving
3.1 Planvorm
3.2 Toelichting Op De Bestemmingen
Hoofdstuk 4 Economische Uitvoerbaarheid
4.1 Kostenverhaal
4.2 Economische Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 5 Overleg Ex Artikel 3.1.1 Bro
Bijlage 1 Overlegreactie Provincie Zeeland
Bijlage 2 Overlegreactie Waterschap Scheldestromen

Kern Lewedorp 2009, gedeelte Sloestraat 36, 2014

Bestemmingsplan - gemeente Borsele

Vastgesteld op 04-09-2014 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

het bestemmingsplan “Kern Lewedorp 2009, gedeelte Sloestraat 36, 2014” met identificatienummer van de gemeente Borsele;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 kaart

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0654.BPLDSS362014-0002;

1.4 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 achtererf

gedeelte van het erf dat gelegen is achter de achtergevelrooilijn;

1.7 achtergevel

de meest van de wegzijde afgekeerde gevel van een gebouw;

1.8 achtergevellijn

denkbeeldige lijn die strak loopt langs de achtergevel van een gebouw tot aan de zijdelingse bouwperceelsgrenzen;

1.9 achtergevelrooilijn

denkbeeldige lijn die gelegen is op de helft van de afstand tussen de voorgevel van een hoofdgebouw en de achtergrens van het bouwperceel met een maximum van 15 meter achter de voorgevel;

1.10 afgewerkt bouwterrein

de gemiddelde hoogte van de grond die gebouwen of overige bouwwerken omringt;

1.11 Awb

de Algemene wet bestuursrecht, zoals die luidde ten tijde van de inwerkingtreding van dit plan;

1.12 bebouwing

één of meer gebouwen en/of overige bouwwerken;

1.13 bedrijfs- en/of beroepsmatig gebruik van een woning

het gebruik van (een gedeelte van) een woning en/of bijbehorende bouwwerken voor bedrijfs- en/of beroepsmatige activiteiten, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt ;

1.14 bestaand

aanwezig ten tijde van de inwerkingtreding van dit plan;

1.15 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.16 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.17 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak;

1.18 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.19 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.20 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

1.21 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.22 bouwperceelsgrens

de grens van een bouwperceel;

1.23 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en overige bouwwerken zijn toegelaten;

1.24 bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.25 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, hieronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan diegenen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.26 erf

al dan niet bebouwd bouwperceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat hoofdgebouw;

1.27 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.28 gemeentelijke kwaliteitscoördinator

een door burgemeester en wethouders aan te wijzen onafhankelijke deskundige op het gebied van stedenbouw dan wel architectuur;

1.29 gevellijn

zie voorgevellijn

1.30 hoofdgebouw

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.31 lint

vrijwel aaneengesloten bebouwing waarbij een blok uit maximaal twee aaneengebouwde hoofdgebouwen bestaat;

1.32 logies met ontbijt

een kleinschalige overnachtingsaccomodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en veelal kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt, ondergeschikt aan de (woon)bestemming;

1.33 maaiveld

a. het oppervlak (of de hoogte daarvan) van het land;

b. de bovenkant van het terrein dat een bouwwerk omgeeft;

1.34 maatvoeringsvlak

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar een bepaalde maatvoering geldt;

1.35 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van openbaar nut;

1.36 overig bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.37 pand

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;

1.38 peil

  1. a. de kruin van de weg indien de afstand tussen het bouwwerk en de kant van de weg minder dan 5 meter bedraagt;
  2. b. bij ligging in het water het gemiddelde zomerpeil van het aangrenzende water;
  3. c. in andere gevallen de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte bouwterrein;

1.39 samenhangend straat- en bebouwingsbeeld

  1. a. een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte;
  2. b. een goede hoogte-/breedteverhouding tussen de bebouwing onderling;
  3. c. een samenhang in bouwvorm/architectonisch beeld tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is;
  4. d. de cultuurhistorische samenhang van de omgeving;

1.40 tuin-/erfafscheiding

bouwwerk geen gebouw zijnde, ter afbakening van eigendommen.

1.41 voorerf

gedeelte van het erf dat gelegen is voor de voorgevellijn;

1.42 voorgevel

de meest naar de wegzijde gekeerde gevel van een gebouw;

1.43 voorgevellijn

denkbeeldige of op de kaart aangegeven lijn die strak langs de voorgevel van een hoofdgebouw loopt tot aan de zijdelingse bouwperceelsgrenzen;

1.44 vrijstaand

een gebouw zonder gemeenschappelijke wand met een ander gebouw;

1.45 Wabo

de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, zoals die luidde ten tijde van de inwerkingtreding van dit plan;

1.46 windturbine

een windturbine is een machine met rotorbladen, waarmee door middel van windkracht elektriciteit wordt opgewekt;

1.47 woning

een gebouw, dat dient voor de huisvesting van personen;

1.48 Wro

de Wet ruimtelijke ordening, zoals die luidde ten tijde van de inwerkingtreding van dit plan;

1.49 zijerf

gedeelte van het erf dat begrensd wordt door de zijgevellijn van het hoofdgebouw, de voorgevellijn en de achtergevelrooilijn;

1.50 zijgevel

een gevel van een gebouw, die niet een voorgevel of een achtergevel is;

1.51 zijgevellijn

(denkbeeldige) lijn die strak loopt langs de zijgevel van een gebouw tot aan de voorste en achterste bouwperceelsgrens;

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij het toepassen van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstanden

van bouwwerken onderling, alsmede afstanden van bouwwerken tot de bouwperceelsgrens worden daar gemeten, waar deze afstanden het kleinst zijn;

2.2 de afstand van een gebouw tot de zijdelingse bouwperceelsgrens

vanaf het dichtst bij de bouwperceelsgrens gelegen punt van het gebouw en haaks op de bouwperceelsgrens;

2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.4 de breedte en diepte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of tot het hart van de scheidingsmuren, met dien verstande, dat wanneer de betreffende gevelvlakken niet evenwijdig lopen of verspringen, het gemiddelde wordt genomen van de kleinste en de grootste maat;

2.5 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.6 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. druiplijn, het boeiboord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.7 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.8 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.9 het bebouwde oppervlak

van een bouwperceel, of een ander terrein wordt bepaald door de oppervlakten van alle op een terrein gelegen gebouwen bij elkaar op te tellen, tenzij in de regels anders is bepaald;

2.10 het bewoonbaar vloeroppervlak

binnen de afgewerkte omtrekwanden (in voorkomende gevallen binnen de balustrade) onder aftrek van de in de ruimte inspringende onderdelen van het gebouw als schoorsteenstoelen, kanalen en kasten, maar zonder aftrek van plinten en vast meubilair als aanrechten en verwarmingslichamen; vloeroppervlak waarboven minder dan 1,5 meter hoogte aanwezig is, wordt hierbij buiten beschouwing gelaten

2.11 de hoogte van een windturbine

Vanaf het peil tot aan de as van de windturbine.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Wonen

3.1 Bestemmingsomschrijving

3.2 Bouwregels

3.3 Afwijken van de bouwregels

3.4 Specifieke gebruiksregels

3.5 Afwijken van de gebruiksregels

3.6 Algemene gebruiksregels

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 4 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 5 Algemene Bouwregels

5.1 Plaatsbepaling en vormgeving bouwwerken

5.2 Bestaande afstanden en andere maten

Artikel 6 Algemene Afwijkingsregels

6.1 Afwijkingsbevoegdheid

Artikel 7 Algemene Wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, met inachtneming van het bepaalde in de Wro, de regels te wijzigen voor:

  1. a. het bouwen van gebouwen en overige bouwwerken van geringe afmetingen ten dienste van het openbaar nut met een oppervlakte van maximaal 15 m² en een bouwhoogte van maximaal 3,5 meter;
  2. b. het overschrijden van de naar de weg gekeerde bouwgrens, zomede van de ten opzichte van de zijdelingse bouwperceelsgrens bepaalde minimumafstand door:
    1. 1. erkers, balkons en bordessen tot maximaal 1 meter;
    2. 2. ingangspartijen tot maximaal 2 meter, mits de bebouwde oppervlakte maximaal 6 m² en de bouwhoogte maximaal 3,25 meter zal bedragen;
  3. c. geringe afwijkingen, die in het belang zijn van een ruimtelijk of technisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken of die noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein. Hierbij zijn verschuivingen van de bestemmingsgrens met maximaal 3 meter toelaatbaar.

Deze regels zijn van toepassing voor het overschrijden van grenzen voor zover deze leiden tot wijziging van bestemmingen.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 8 Overgangsrecht

8.1 Overgangsrecht bouwwerken:

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. b. Burgemeester en wethouders kunnen éénmalig in afwijking van lid 8.1, sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 8.1, sub a met maximaal 10%;
  3. c. Lid 8.1, sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

8.2 Overgangsrecht gebruik:

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 8.2, sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld in lid 8.2, sub a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  4. d. Lid 8.2, sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.

8.3 Afwijking overgangsrecht gebruik

Indien toepassing van het overeenkomstig lid 8.2 in het plan opgenomen overgangsrecht gebruik zou kunnen leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard voor een of meer natuurlijke personen die op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan grond en opstallen gebruikten in strijd met het voordien geldende bestemmingsplan, kan de gemeenteraad met het oog op beëindiging op termijn van die met het bestemmingsplan strijdige situatie, in het plan persoonsgebonden overgangsrecht opnemen.

Artikel 9 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'Kern Lewedorp 2009, gedeelte Sloestraat 36, 2014'.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De gemeente Borsele heeft, in het kader van het project actualisering (verouderde) bestemmingsplannen, op 16 juli 2009 het bestemmingsplan "Kern Lewedorp 2009" vastgesteld. Hiertoe zijn de ten tijde van de opstelling van dit bestemmingsplan bestaande functies/bestemmingen van de gronden en de daarop aanwezige bebouwing bestendigd. Zo ook voor perceel Sloestraat 36. De op het perceel aanwezige bebouwing was indertijd in gebruik als kantoor. Om die reden is aan dit adres de bestemming "Kantoor" toegekend.

Deze functie/dit gebruik is inmiddels achterhaald. Het object is in andere handen overgegaan en de huidige eigenaar wil het pand verbouwen tot woning.

1.2 Planherziening

Op basis van het vigerende bestemmingsplan kan geen medewerking verleend worden aan het initiatief van de nieuwe eigenaar. De bestemming "Kantoor" laat niet toe het pand te verbouwen tot en vervolgens te gebruiken als woning.

Ook bevat het bestemmingsplan geen binnenplanse afwijking of wijzigingsbevoegdheid tot medewerking aan het initiatief. Een herziening van het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Kern Lewedorp 2009" is nodig om medewerking te kunnen verlenen aan het initiatief.

De voorliggende herziening bevat de juridisch planolgische regeling hiertoe.

Hoofdstuk 2 Beleidskaders En Kwaliteit Van De Leefomgeving

Op grond van het bepaalde in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is het bij het opstellen van een herziening van een bestemmingsplan verplicht om inzicht te bieden in de relevante planologische en milieuhygiënische aspecten.

2.1 Beleidskaders

De onderhavige partiële herziening voorziet in het wijzigen van de bestemming "Kantoor" naar "Wonen" op het perceel Sloestraat 36 te Lewedorp. Het bestaande, leegstaande kantoorpand wordt hiertoe verbouwd tot één woning. Alhoewel het initiatief zeer kleinschalig is, het betreft slechts één perceel, is hier sprake van herstructurering.

Zowel op rijks-, als op provinciaal en gemeentelijk niveau geniet herstructurering de voorkeur boven uitbreiding. Derhalve kan geconcludeerd worden dat deze beleidskaders de uitvoering van deze herziening niet in de weg staan.

Het omzetten van de bestemming Kantoor naar Wonen leidt niet tot een toename van het aantal woningen in de gemeente Borsele nu er concrete plannen zijn de bestaande woning Guldenroedestraat 12 te Heinkenszand te slopen en de woonbestemming van dit perceel te verwijderen.

2.2 Kwaliteit Van De Leefomgeving

De Sloestraat in Lewedorp wordt gekenmerkt door een diversiteit aan woningtypen; twee-aaneen, aaneengesloten, lint. De bestemming "Kantoor" op het perceel in deze woonstraat is anno 2014 niet meer op zijn plaats, echter wel verklaarbaar. Het pand was ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan "Kern Lewedorp 2009" in gebruik als kantoor. Enkele jaren geleden is dit gebruik beëindigd.

Het, na verbouwing, in gebruik nemen van dit pand als woning is passend binnen het straatbeeld van de Sloestraat. De bestaande gevellijn blijft gehandhaafd. Daarnaast wordt ook het bouwvlak niet verruimd. De nieuwe bestemming leidt zeer zeker niet tot een toename van verkeersintensiteiten-/bewegingen.

Wet geluidhinder

Door de bestemmingsplanherziening van kantoor naar wonen onstaat, in het kader van de Wet geluidhinder, een geluidgevoelige bestemming. Het snelheidsregime van de Sloestraat bedraagt maximaal 30 km/uur. De functie/inrichting van deze straat legt derhalve geen beperkingen op aan de voorgestane herziening.

Het object is op een grotere afstand dan 400 meter uit de as van de A58 gelegen en ligt derhalve buiten de aandachtszone van de A58.

De spoorlijn Vlissingen-Roosendaal kent, op basis van het geluidsproduktieplafond, een zone van 300 meter. Ook hier ligt de woning ver buiten.

Externe Veiligheid

Ook voor wat betreft externe veiligheid ligt de locatie buiten het invloedsgebied van zowel de A58 als de spoorlijn. Voor de A58 is het invloedsgebied voor brandbare gassen 330 meter. Het invloedsgebied voor de spoorlijn met vervoer LPG/Propaan is 400 meter. De afstand van de locatie tot de A58 en tot de spoorlijn is 540 meter respectievelijk 770 meter.

Daarnaast betreft het een zogenaamd enkel kwetsbaar object in een al "zeer volle" omgeving waardoor het effect op het groepsrisico marginaal is.

Luchtkwaliteit

Zoals hierboven reeds aangegeven leidt de nieuwe bestemming niet tot een toename van verkeersintensiteiten-/bewegingen. De ontwikkeling zal dan ook niet in betekenende mate bijdragen aan een verslechtering van de luchtkwaliteit .

Watertoets

Er is geen sprake van een toename van verhard oppervlak. Daarmee is compensatie in de vorm van de aanleg van een waterberging of een bijdrage in het waterbergingsfonds hier niet aan de orde.

Archeologie

Op basis van de Maatregelen-in-lagen-kaart (kaart 1 Walcheren) heeft het perceel een lage verwachtingswaarde. Zolang de verstoring onder de 2.500 m2 blijft, behoeft op basis van het gemeentelijk beleid, geen archeolgisch onderzoek te worden uitgevoerd. Gelet op het feit dat er sprake is van verbouw van de bestaande bebouwing, wordt de bodem niet verstoord. Derhalve kan archeologisch onderzoek achterwege blijven.

Flora en fauna

Gezien de huidge bestemming van de gronden en de locatie mag aangenomen worden dat een onderzoek in het kader van flora en fauna achterwege kan blijven.

Bodem

Het bodeminformatiesysteem van de gemeente Borsele wijst uit dat het perceel geen verdachte locatie is voor wat betreft bodemverontreiniging. Bodemonderzoek kan dan ook achterwege blijven. Bovendien wordt de bodem voor de beoogde ontwikkeling niet verstoord, nu er sprake is van verbouw van de bestaande bebouwing.

Uit het bovenstaande wordt de conclusie getrokken dat enerzijds de bovengenoemde aspecten geen belemmering vormen voor de beoogde ontwikkeling. Anderzijds blijft ook de kwaliteit van de leefomgeving gewaarborgd.

Hoofdstuk 3 Juridische Vormgeving

3.1 Planvorm

Het voorliggende bestemmingsplan heeft tot doel het juridisch-planologisch kader te bieden om het perceel Sloestraat 36 te Lewedorp te kunnen aanwenden ten behoeve van wonen. Dit heeft geresulteerd in een planopzet met een gedetailleerd kaartbeeld en één bestemming, te weten Wonen.

Het juridisch gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit een geometrische plaatsbepaling van het plangebied en van de daarin aangewezen bestemming (verbeelding) met regels. Bij het plan behoort een toelichting, maar dit onderdeel heeft als zodaning geen rechtskracht.

De regels zijn opgebouwd uit vier hoofdstukken: inleidende regels, bestemmingsregels, algemene regels en overgangs- en slotregels. In paragraaf 3.2 wordt de inhoud nader toegelicht. Bij het opstellen van de verbeelding en de regels is uitgegaan van de richtlijnen "Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen (SVBP 2012)".

3.2 Toelichting Op De Bestemmingen

1. INLEIDENDE REGELS

Begrippen (artikel 1)

In dit artikel worden begrippen gedefinieerd die in de regels worden gehanteerd. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan moet worden uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende woorden toegekende betekenis.

Wijze van meten (artikel 2)

In dit artikel wordt aangegeven hoe de hoogte en andere maten, die bij het bouwen in acht genomen moeten worden, gemeten moeten worden.

2. BESTEMMINGSREGELS

Wonen (artikel 3)

Het plangebied is bestemd tot 'Wonen'. Binnen deze bestemming zijn de volgende bouwwerken toegestaan: hoofdgebouw (woning), bijbehorende bouwwerken en overige bouwwerken.

Het hoofdgebouw moet met zijn voorgevel in de op de kaart aangegeven gevellijn worden gebouwd. Ten aanzien van het hoofdgebouw zijn onder meer regels opgenomen betreffende de situering, de minimale breedte, de afstand tot de zijdelingse bouwperceelsgrens, de goot- en totale bouwhoogte, de dakhelling en de diepte van de woning. De maximale oppervlakte van de woning volgt uit de maximale breedte en de maximale diepte van het gebouw. De maximale breedte wordt bepaald door de minimale afstand van de woning tot de zijdelingse bouwperceelsgrens, de maximale diepte van de woning is afhankelijk van de diepte van het bouwperceel. De afstand tussen voorgevel en achtergevel van de woning (diepte) bedraagt echter nooit meer dan 15 meter.

Ten aanzien van de bijbehorende bouwwerken zijn onder meer regels opgesteld betreffende de toegestane oppervlakte op het achtererf, de goot- en totale bouwhoogte, de dakhelling en de afstand tot (het verlengde van) de voorgevellijn. Voor overige bouwwerken zijn bouwregels opgenomen betreffende de toegestane bouwhoogte, waarbij een specifieke regel is opgenomen voor tuin- of erfafscheidingen.

Uit oogpunt van flexibliteit zijn enkele afwijkingsmogelijkheden opgenomen. Afwijkingen zijn opgenomen om de voorgevel van de woning gedeeltelijk achter de gevellijn op te kunnen richten, voor een overschrijding van de goot- en totale bouwhoogte van een hoofdgebouw en voor grotere bouwhoogte voor overige bouwwerken.

3. ALGEMENE REGELS

Anti-dubbeltelregel (artikel 4)

Om misbruik van bouwregels te voorkomen is in dit artkel bepaald dat gronden, die al eens als berekeningsgrondslag voor een bouwvergunning hebben gediend, niet nogmaals als zodanig kunnen dienen.

Algemene bouwregels (artikel 5)

In dit artikel is gesteld dat het college van burgemeester en wethouders nadere eisen kan stellen aan plaatsing van gebouwen, de dakhelling van hellende dakvlakken en de plaatsing en vormgeving van overige bouwwerken.

Algemene afwijkingsregels (artikel 6)

In artikel 6 is een aantal algemene afwijkingsregels opgenomen. Deze afwijkingen betreffen het bouwen van gebouwtjes van openbaar nut, het overschrijden van bebouwingsgrenzen, beperkte verschuivingen van de bestemmingsgrenzen én het oprichten van masten en antennes tot een bepaalde bouwhoogte.

Algemene wijzigingsregels (artikel 7)

In artikel 7 zijn algemene wijzigingsbevoegdheden opgenomen voor het college van burgemeester en wethouders om het bouwen van gebouwtjes van openbaar nut, het overschrijden van bebouwingsgrenzen, beperkte verschuivingen van de bestemmingsgrenzen én het oprichten van masten en antennes tot een bepaalde bouwhoogte mogelijk te maken.

4. OVERGANGS- EN SLOTREGELS

Overgangsrecht (artikel 8)

Artikel 8 betreft het overgangsrecht met betrekking tot gebruik van onbebouwde gronden en bouwwerken dat afwijkt van het bestemmingsplan op het moment dat dit rechtskracht verkrijgt. Daarnaast zijn overgangsregels opgenomen ten aanzien van het bouwen.

Slotregel (artikel 9)

De regels kunnen worden aangehaald onder de naam: Regels van het bestemmingsplan "Kern Lewedorp, 2009, gedeelte Sloestraat 36, 2014".

Hoofdstuk 4 Economische Uitvoerbaarheid

4.1 Kostenverhaal

In de Wet ruimtelijk ordening (Wro) is in afdeling 6.4 de regelgeving rondom grondexploitatie opgenomen. Centrale doelstelling van de wet is om in de situatie van particuliere grondexploitatie te komen tot een verbetering van het gemeentelijk kostenverhaal en de versterking van de gemeentelijke regie bij de locatieontwikkeling. In artikel 6.12 Wro is bepaald dat de gemeenteraad een exploitatieplan vaststelt voor gronden waarop een bouwplan is voorgenomen. In artikel 6.2.1. Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is vastgelegd wat onder een bouwplan wordt verstaan. De verbouwing van een voormalig kantoor tot één woning valt niet onder een bouwplan zoals opgenomen in artikel 6.2.1 Bro. Derhalve is een exploitatieplan niet vereist.

4.2 Economische Uitvoerbaarheid

Conform artikel 3.1.6, lid 1, sub f van het Bro heeft een onderzoek plaatsgevonden naar de economische uitvoerbaarheid van het plan. De gronden zijn reeds in het bezit van de initiatiefnemer. Voorts zal de initiatiefnemer de beoogde ontwikkeling uit eigen middelen betalen.

Hoofdstuk 5 Overleg Ex Artikel 3.1.1 Bro

In artikel 3.1.1 Bro is bepaald dat bij de voorbereiding van een bestemmingsplan, waar nodig, overleg gepleegd moet worden met besturen van gemeenten, met Rijks- en provinciale diensten etc.. In het kader van het wettelijk vooroverleg wordt onderhavig plan toegezonden aan:

- Provincie Zeeland,

- Waterschap Scheldestromen.

Provincie Zeeland

E-mail van 18 juni 2014

Reactie:

Het ontwerp bestemmingsplan geeft de Provincie Zeeland geen aanleiding tot het geven van een inhoudelijke reactie.

Beantwoording:

De reactie is voor kennisgeving aangenomen.

Waterschap Scheldestromen

Brief van 14 juli 2014

Reactie:

De wijziging van de bestemmingsplan heeft geen negatieve consequenties voor het waterbeheer. Er is derhalve geen aanleiding tot het geven van een verdere reactie.

Beantwoording:

De reactie is voor kennisgeving aangenomen.

Bijlage 1 Overlegreactie Provincie Zeeland

Bijlage 1 Overlegreactie Provincie Zeeland

Bijlage 2 Overlegreactie Waterschap Scheldestromen

Bijlage 2 Overlegreactie Waterschap Scheldestromen