Zorgpark
Bestemmingsplan - gemeente Goes
Vastgesteld op 03-05-2018 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
-
Het plan: het bestemmingsplan "Zorgpark" van de gemeente Goes;
-
Bestemmingsplan: de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0664.BPBZ01-VG99 met de bijbehorende regels;
-
Aanduiding: een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
-
Aanduidingsgrens: de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
-
Antennemast: een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbijbehorende bevestigingsconstructie;
-
Archeologische waarde:de aan het gebied toegekende waarde gekenmerkt door voorwerpen of bewoningssporen van vroegere samenlevingen direct onder het aardoppervlak;
-
Architectonische waarde:de aan een gebouw toegekende waarde gekenmerkt door de opbouw en/of indeling van de buitengevel, de dakopbouw en het materiaal en/of kleurgebruik, eventueel in samenhang met de omgeving;
-
Bebouwing:één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
-
Bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen en aantallen: afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen en aantallen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand kunnen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
-
Bestemmingsgrens:de grens van een bestemmingsvlak;
-
Bestemmingsvlak:een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
-
Bouwen:het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
-
Bouwgrens:de grens van een bouwvlak;
-
Bouwperceel:een aaneengesloten stuk grond waarop ingevolge de regels zelfstandige, bij elkaarbehorende bebouwing is toegelaten;
-
Bouwperceelgrens:de grens van een bouwperceel;
-
Bouwvlak: een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regelsbepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
-
Bouwwerk:elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op degrond;
-
Bijbehorend bouwwerk:uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw of ander bouwwerk, met een dak;
-
Deskundige:een door burgemeester en wethouders aan te wijzen onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen inzake een specifiek aspect van de ruimtelijke ordening;
-
Detailhandel:het bedrijfsmatig te koop aanbieden, hieronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan diegenen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
-
Detailhandel in volumineuze goederen: detailhandel in de volgende categorieën:
-
brand- en explosiegevaarlijke goederen;
-
auto's, keukens, badkamers, boten, motoren, caravans, landbouwwerktuigen en grove bouwmaterialen;
-
tuinbenodigdheden;
-
meubels, al dan niet in combinatie met woninginrichting en stoffering;
-
en in combinatie daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen zoals accesoires, onderdelen, onderhoudsmiddelen en/of materialen;
22. Gebouw:elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
23. Gevellijn: een als zodanig aangegeven lijn, die tevens functioneert als lijn waarnaar het hoofdgebouw met de gevel moet zijn gekeerd, behoudens voor zover uitdrukkelijk anders bepaald in deze regels;
24. Hoofdgebouw:gebouw of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
25. Horecabedrijf: een bedrijf, gericht op één of meer van de navolgende activiteiten:
a. het verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken;
b. het exploiteren van zaalaccommodatie;
c. het verstrekken van nachtverblijf;
26. Maatschappelijke activiteiten: educatieve, medische, sociaal-medische, sociaal-culturele,
levensbeschouwelijke, sport- en recreatieve activiteiten;
27. Maatvoeringsvlak: een geometrisch bepaald vlak waarmee de gronden zijn aangeduid, waar
ingevolge de regels voor bepaalde bouwwerken eenzelfde maatvoering geldt;
28. Nutsvoorzieningen:voorzieningen ten behoeve van het openbaar nut zoals transformatorhuisjes,
schakelhuisjes, duikers, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, etc.;
29. Ondergeschikte detailhandel:detailhandel binnen een andere bestemming, ten behoeve waarvan aansluitend op de hoofdfunctie een ruimte is ingericht, in oppervlakte ten hoogste 15% van de bedrijfsvloeroppervlakte van de hoofdfunctie, uitsluitend voor de verkoop van met de hoofdfunctie rechtstreeks verband houdende artikelen;
30. Ondergeschikte horeca: horecavoorziening binnen een andere bestemming, ten behoeve waarvan aansluitend op de hoofdfunctie een ruimte is ingericht, in oppervlakte ten hoogste 15% van de bedrijfsvloeroppervlakte van de hoofdfunctie;
31. Overkapping:een bouwwerk geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak;
32. Passend in het straat- en bebouwingsbeeld:
a. een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte;
b. een goede hoogte-/breedteverhouding tussen de bebouwing onderling;
c. een samenhang in bouwvorm/architectonisch beeld tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is;
d. de cultuurhistorische samenhang in de omgeving;
33. Peil:
a. voor gebouwen waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk grenst aan een weg: de hoogte van die weg (ter plaatse van de hoofdtoegang);
b. bij ligging in het water: de gemiddelde hoogte van de aangrenzende oevers;
c. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld.
34. Verblijfsgebied:gronden waarbij de nadruk ligt op het verblijf van personen in het openbaar gebied en die tevens een verkeersfunctie hebben voor fietsers en voetgangers;
35. Verblijfsruimte: een in een gebouw gelegen ruimte die bestemd is voor het verblijven van personen;
36. Voorgevelrooilijn:denkbeeldige dan wel op de verbeelding aangegeven lijn die strak loopt langs de voorgevel van een hoofdgebouw tot aan de perceelsgrenzen;
37. Voorgevel van een hoofdgebouw:het naar de wegzijde gekeerde deel van een hoofdgebouw. Indien meerdere delen van het hoofdgebouw naar de weg gekeerd zijn, is de op de verbeelding aangegeven voorgevelrooilijn bepalend;
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij het toepassen van deze regels gelden de volgende aanwijzingen:
1.Afstanden: afstanden van bouwwerken onderling alsmede afstanden van bouwwerken tot de perceelsgrens worden daar gemeten, waar deze afstanden het kleinst zijn;
2. Bebouwd oppervlak: het bebouwd oppervlak van een bouwperceel of een ander terrein wordt bepaald door de oppervlakten van alle op een terrein gelegen gebouwen bij elkaar op te tellen, tenzij in de regels anders is bepaald;
3. Bebouwingspercentage: het bebouwingspercentage wordt berekend door het bebouwd oppervlak te delen door de oppervlakte van het bouwperceel of de oppervlakte van het maatvoeringsvlak waar het percentage is ingeschreven;
4. Bouwhoogte van een bouwwerk: de hoogte van een bouwwerk wordt gemeten vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen zoals schoorstenen, antennes en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
5. Breedte en diepte van een gebouw of ander bouwwerk: tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels van het hart van de scheidsmuren;
6. Dakhelling: de dakhelling van een bouwwerk wordt gemeten langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
7. Goothoogte van een bouwwerk: de goothoogte van een bouwwerk wordt gemeten vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
8. Inhoud van een bouwwerk: tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
9. Oppervlakte van een bouwwerk: de oppervlakte van een bouwwerk wordt gemeten tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
10. Verschillende goothoogte van een bouwwerk: indien een gebouw met betrekking tot de constructiedelen als bedoeld onder 2.7 over verschillende hoogten beschikt, wordt als volgt gemeten:
a. indien zich aan de voorgevelzijde een goot/druiplijn, boeibord of een ander, daarmee gelijk te stellen constructiedeel bevindt, wordt uitgegaan van de hoogte aan de voorgevelzijde;
b. indien zich – in geval van een lessenaarsdak – aan de voorgevelzijde van het gebouw geen goot/druiplijn, boeibord of een ander, daarmee gelijk te stellen constructiedeel bevindt, wordt uitgegaan van de laagste hoogte;
11. Vloeroppervlakte: de gebruiksvloeroppervlakte volgens NEN2580.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' (G) aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
plantsoenen, groenvoorzieningen, beplanting, parken, bermstroken en bermsloten;
-
waterpartijen, watergangen en andere voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
-
(voet- en fiets)paden, bruggen, straatmeubilair, afvalverzamelvoorzieningen, nutsvoorzieningen en geluidwerende voorzieningen;
-
voorwerpen van beeldende kunst en gedenktekens.
3.2 Bouwregels
Op de gronden mogen, met in achtneming van de op de verbeelding aangegeven aanduidingen, de volgende bouwwerken worden gebouwd:
-
niet voor bewoning bestemde gebouwen;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.3 Nadere eisen
3.4 Afwijken van de bouwregels
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 4 Maatschappelijk
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Maatschappelijk" (M) aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
maatschappelijke activiteiten;
alsmede voor:
-
ondergeschikte detailhandel en/of horeca ten dienste van de bestemming;
-
parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, erven, wegen, paden, water, voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.
4.2 Bouwregels
Op deze gronden mogen, met in achtneming van de op de verbeelding aangegeven aanduidingen, de
volgende bouwwerken worden gebouwd:
-
gebouwen;
-
bouwwerken geen gebouwen zijnde.
met dien verstande dat:
c. het niet is toegestaan verblijfsruimten te bouwen op gronden met de nadere aanduiding
“milieuzone – zone wet milieubeheer 1”;
d. op gronden met de nadere aanduiding “milieuzone – zone wet milieubeheer 2” verblijfsruimten
uitsluitend gebouwd mogen worden onder de volgende voorwaarden:
-
gevels moeten gesloten worden uitgevoerd. Dit houdt in dat geen te openen delen in de gevels aanwezig mogen zijn;
-
aanzuigingen van klimaatinstallaties moeten zodanig worden gesitueerd dat drift vanuit de boomgaard niet kan binnentreden. Openingen t.b.v. aanzuiging moeten zoveel mogelijk noordelijk worden gesitueerd;
-
tussen de boomgaard en de verblijfsruimte moet een haag/afscheiding van minimaal 2 meter hoog aanwezig zijn.
4.3 Nadere eisen
4.4 Afwijken van de bouwregels
4.5 Specifieke gebruiksregels
Ten aanzien van parkeren gelden de volgende regels:
a. voor het toepassen van parkeernormen wordt verwezen naar de algemene gebruiksregels in artikel 10.
4.6 Afwijken van de gebruiksregels
4.7 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen de zones met de aanduidingen “milieuzone – zone wet milieubeheer 1” en “milieuzone – zone wet milieubeheer 2” wijzigen of verwijderen als (een deel van) de boomgaard wordt verwijderd.
4.8 Procedureregel
Bij het toepassen van de bevoegdheid als bedoeld in lid 4.6 zijn de algemene procedureregels van artikel 13 van toepassing.
Artikel 5 Verkeer
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Verkeer (V) aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. wegen, straten en paden;
b. voorwerpen van beeldende kunst en gedenktekens;
alsmede voor:
c. bij deze doeleinden behorende voorzieningen zoals parkeervoorzieningen, groen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen, straatmeubilair, geluidwerende voorzieningen, afvalverzamelvoorzieningen en reclame-uitingen.
5.2 Bouwregels
Op deze gronden mogen, met in achtneming van de op de verbeelding aangegeven aanduidingen, de volgende bouwwerken worden gebouwd:
a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde
5.3 Nadere eisen
5.4 Afwijken van de bouwregels
5.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 5.1, wordt in ieder geval gerekend:
a. het in gebruik nemen van onbebouwde gronden ten behoeve van opslagdoeleinden. Het opslaan in open ruimten van bouwmaterialen, puin en specie is uitsluitend toegestaan in verband met normale onderhoudswerkzaamheden dan wel ter verwezenlijking van de
bestemming.
Artikel 6 Waarde- Archeologie 1
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor “Waarde – Archeologie 1” aangewezen gronden zijn primair bestemd voor het behoud van het ter plaatse aanwezige archeologisch waardevol gebied en van de ter plaatse aanwezige vindplaatsen, voor zover niet beschermd van rijkswege.
6.2 Bouwregels
-
Op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 6.1. genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 2 meter;
-
ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels- uitsluitend worden gebouwd, indien:
-
burgemeester en wethouders beschikken over een verklaring van de archeologisch deskundige waaruit blijkt dat het opstellen van een rapport met daarin een beschrijving van de archeologische waarden van de betrokken locatie niet nodig is;
-
niet is voldaan aan het bepaalde onder 1: de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
-
de betrokken archeologische waarden, gelet op het onder 2 genoemde rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door de archeologische deskundige;
-
het bepaalde in lid 6.2 sub b is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
-
vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
-
een bouwwerk waarvan de oppervlakte van de verstoring ten hoogste 50 m² bedraagt;
-
een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden niet dieper dan 40 cm wordt geplaatst.
6.3 Specifieke gebruiksregels
6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden
6.5 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 7 Waarde - Archeologie - 2
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor “Waarde – Archeologie - 2” (WR- A2) aangewezen gronden zijn primair bestemd voor het behoud van het ter plaatse aanwezige archeologisch waardevol gebied en van de ter plaatse aanwezige vindplaatsen, niet zijnde beschermd van rijkswege.
7.2 Bouwregels
-
Op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 7.1. genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 2 meter;
-
ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels- uitsluitend worden gebouwd, indien:
-
burgemeester en wethouders beschikken over een verklaring van de archeologisch deskundige waaruit blijkt dat het opstellen van een rapport met daarin een beschrijving van de archeologische waarden van de betrokken locatie niet nodig is;
-
niet is voldaan aan het bepaalde onder 1: de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
-
de betrokken archeologische waarden, gelet op het onder 2 genoemde rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door de archeologische deskundige;
-
het bepaalde in lid 7.2 sub b is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
-
vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
-
een bouwwerk waarvan de oppervlakte van de verstoring ten hoogste 250 m² bedraagt;
-
een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden niet dieper dan 40 cm wordt geplaatst.
7.3 Specifieke gebruiksregels
7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden
7.5 Wijzigingsbevoegdheid
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 8 Anti- Dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 9 Algemene Bouwregels
9.1 Bestaande maten
-
De bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
-
de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden;
-
in geval van herbouw is het bepaalde onder a en b uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.
9.2 Overschrijding bouwgrenzen
De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van de plankaart en
hoofdstuk 2 uitsluitend worden overschreden door:
-
tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, erkers, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, alsmede andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer dan 1.50 meter bedraagt;
-
de bouw van andere bouwwerken ten dienste van nutsvoorzieningen, mits deze voorzieningen van geringe horizontale en verticale afmetingen zijn en de bouwhoogte in ieder geval niet meer dan 10 meter bedraagt; in afwijking van het in vorige zin bepaalde bedraagt de bouwhoogte van voorzieningen voor telecommunicatie ten behoeve van privé-gebruik maximaal 15.00 meter en voor gemeenschappelijk gebruik maximaal 30 meter;
-
voor de bouw van kleine niet voor bewoning bestemde gebouwtjes ten dienste van nutsvoorzieningen; de inhoud van deze gebouwtjes bedraagt ten hoogste 50 m³ en de bouwhoogte ten hoogste 3.00 meter.
Artikel 10 Algemene Gebruiksregels
a. Gebruiksverbod
Het is verboden de in de dit plan begrepen gronden, gebouwen en bouwwerken te gebruiken, te doen of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de in dit plan aan de grond gegeven bestemming. Tot het verboden gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruiken, te doen of te laten gebruiken van gronden voor de exploitatie van een seksinrichting, een escortbedrijf en raam- en straatprostitutie. Verder wordt onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:
1. onbebouwde gronden te gebruiken of te laten gebruiken:
-
als opslagplaats voor bagger en grondinspectie;
-
als opslagplaats voor vaten, kisten, al dan niet voor gebruik geschikte werktuigen en machines of onderdelen daarvan, oude en nieuwe (bouw)materialen, afval.
-
puin, grind of brandstoffen.
b. Parkeergelegenheid en laad- en losruimte
Bij de uitoefening van de bevoegdheid tot het verlenen van een omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit geldt de regel dat voldoende parkeergelegenheid voor auto’s wordt gerealiseerd, alsook, indien de bestemming van een gebouw daartoe aanleiding geeft, voldoende ruimte voor het laden en lossen van goederen, met dien verstande dat:
a. voldoende parkeergelegenheid betekent dat wordt voldaan aan de normen in het ‘Parkeerbeleidsplan 2009 - 2020' (vastgesteld door de gemeenteraad d.d. 18 februari 2010), zoals opgenomen in bijlage 1 bij deze regels, of, indien dit document gedurende de planperiode wordt gewijzigd, aan de normen die in deze wijziging worden opgenomen;
b. indien het bedoelde onder a. onvoldoende uitsluitsel geeft over het te realiseren aantal parkeerplaatsen, de parkeerkencijfers van het CROW worden toegepast;
c. parkeergelegenheid en laad- en losruimte op eigen terrein wordt gerealiseerd en in stand wordt gehouden.
c. Afwijkingsbevoegdheid
Afwijken
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in:
a. artikel 10, lid b, indien het voldoen aan de parkeernormen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit;
b. artikel 10, lid b, indien op een andere wijze in voldoende parkeergelegenheid, dan wel laad- en losruimte wordt voorzien.
Voorwaarden
Aan deze afwijkingsbevoegdheid wordt slechts toepassing gegeven indien:
a. het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld en de (verkeers)veiligheid niet worden aangetast;
b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
Artikel 11 Algemene Afwijkingsregels
11.1 Afwijkingsbevoegdheid
Artikel 12 Algemene Wijzigingsregels
12.1 Geringe afwijkingen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van geringe afwijkingen, die in het belang van een ruimtelijke of technisch beter verantwoorde plaatsing van gebouwen of bouwwerken geen gebouwen zijnde of die noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein. Hierbij zijn verschuivingen van de bestemmingsgrens met maximaal 5.00 meter toelaatbaar.
Artikel 13 Algemene Procedureregels
13.1 Procedure bij toepassing wijzigingsbevoegdheid
Indien in de regels naar deze bepaling is verwezen, is op de voorbereiding van een besluit tot wijziging van een bestemmingsplan de in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht geregelde procedure van toepassing.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 14 Strafbepaling
Overtreding van het bepaalde in:
- Artikel 6.4;
- Artikel 7.4;
is een strafbaar feit in de zin van artikel 1a onder 2 van de Wed (Wet op de economische delicten).
Artikel 15 Overgangsrecht
15.1 Overgangsrecht gebruik
-
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
-
het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
-
indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
-
het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.
15.2 Overgangsrecht bouwwerken
-
Een bouwwerk dat op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
-
gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
-
de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk teniet is gedaan;
-
Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig afwijken van het eerste lid voor het vergoten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%;
-
Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
15.3 Afwijking overgangsrecht
Voor zover toepassing van het overgangsrecht gebruik of bouwwerken (lid 15.1 en lid 15.2) leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard jegens een of meer natuurlijk personen kunnen burgemeester en wethouders ten behoeve van die persoon of personen van dat overgangsrecht afwijken.
Artikel 16 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: regels van het bestemmingsplan “Zorgpark“.