Verzetsheldenbuurt Goes oost
Bestemmingsplan - Gemeente Goes
Vastgesteld op 23-01-2020 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
het bestemmingsplan 'Verzetsheldenbuurt Goes oost' met identificatienummer NL.IMRO.0664.BPG020-VG99, van de gemeente Goes;
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
1.3 Aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.4 Aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.5 Aan huis gebonden beroeps- of bedrijfsactiviteit
een beroeps- of bedrijfsactiviteit, niet zijnde prostitutie, die in hoofdzaak niet-publieksaantrekkend is en die door een bewoner op kleine schaal in of bij een woning wordt uitgeoefend, bed & breakfast daaronder begrepen, waarbij de woning haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie, met inachtneming van de volgende regels:
- a. ten hoogste 40% van de netto vloeroppervlakte van de woning en bijbehorende bouwwerken gezamenlijk, met een maximum van 40 m², mag ten behoeve van beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten in gebruik zijn;
- b. het gebruik leidt niet tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;
- c. de uitoefening van detailhandel tenzij de detailhandel een ondergeschikte nevenactiviteit is in verband met de beroeps- of bedrijfsmatige activiteit, dan wel de verkoop van goederen uitsluitend via internet plaatsvindt en ter plaatse opgeslagen goederen slechts op afspraak kunnen worden afgehaald, waarbij geen sprake is van een voor het publiek toegankelijke winkel- of uitstallingsruimte;
1.6 Antennemast
een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie;
1.7 Archeologische waarde
de aan het gebied toegekende waarde gekenmerkt door voorwerpen of bewoningssporen van vroegere samenlevingen direct onder het aardoppervlak;
1.8 Architectonische waarde
de aan een gebouw toegekende waarde gekenmerkt door de opbouw en/of indeling van de buitengevel, de dakopbouw en het materiaal en/of kleurgebruik, eventueel in samenhang met de omgeving;
1.9 Bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.10 Bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen en aantallen
afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen en aantallen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand kunnen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
1.11 Bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
1.12 Bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.13 Bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw of ander bouwwerk, met een dak;
1.14 Bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
1.15 Bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
1.16 Bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.17 Bouwperceelgrens
een grens van een bouwperceel;
1.18 Bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.19 Bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren;
1.20 Bouwwerk, geen gebouw zijnde
een ander bouwwerk;
1.21 Deskundige
een door burgemeester en wethouders aan te wijzen onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen inzake een specifiek aspect van de ruimtelijke ordening;
1.22 Erf
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw;
1.23 Gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.24 Gevellijn
een denkbeeldige dan wel op de verbeelding aangegeven lijn die strak loopt langs de gevel van een bouwwerk tot aan de perceelsgrenzen;
1.25 Hoofdgebouw
een gebouw of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
1.26 Nutsvoorzieningen
een voorziening ten behoeve van het openbaar nut, zoals transformatorhuisje, schakelhuisje, duiker of gemaalgebouwtje;
1.27 Overkapping
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak;
1.28 Passend in het straat- en bebouwingsbeeld:
- a. een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte;
- b. een goede hoogte-/breedteverhouding tussen de bebouwing onderling;
- c. een samenhang in bouwvorm/architectonisch beeld tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is;
- d. de cultuurhistorische samenhang in de omgeving;
1.29 Peil
- a. voor gebouwen waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk grenst aan een weg: de hoogte van die weg (ter plaatse van de hoofdtoegang);
- b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld.
1.30 Seksinrichting
een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig is, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een sexinrichting worden in elk geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.31 Voorgevelrooilijn
een denkbeeldige dan wel op de verbeelding aangegeven lijn die strak loopt langs de voorgevel van een hoofdgebouw tot aan de perceelsgrenzen;
1.32 Voorgevel van een hoofdgebouw
het naar de wegzijde gekeerde deel van een hoofdgebouw. Indien meerdere delen van het hoofdgebouw naar de weg gekeerd zijn, is de op de verbeelding aangegeven gevellijn bepalend;
1.33 Woning
een hoofdgebouw, dan wel een onderdeel van een hoofdgebouw, dat dient voor de huisvesting van personen.
Artikel 2 Wijze Van Meten
2.1 Afstanden
Afstanden van bouwwerken onderling alsmede afstanden van bouwwerken tot de perceelsgrens worden daar gemeten, waar deze afstanden het kleinst zijn;
2.2 Bebouwd oppervlak
Het bebouwd oppervlak van een bouwperceel, of een ander terrein wordt bepaald door de oppervlakten van alle op een terrein gelegen gebouwen bij elkaar op te tellen;
2.3 Bebouwingspercentage
Het bebouwingspercentage wordt berekend door het bebouwd oppervlak te delen door de oppervlakte van het bouwperceel of de oppervlakte van het maatvoeringsvlak waar het percentage is ingeschreven;
2.4 Bouwhoogte
De hoogte van een bouwwerk wordt gemeten vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde met uitzondering van ongeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.5 Breedte en diepte van een gebouw of ander bouwwerk
De breedte en diepte worden gemeten tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren;
2.6 Dakhelling
De dakhelling van wordt gemeten langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.7 Goothoogte van een bouwwerk
De goothoogte van een bouwwerk wordt gemeten vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druilijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.8 Inhoud van een bouwwerk
De inhoud van een bouwwerk wordt gemeten tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het art van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.9 Oppervlakte van een bouwwerk
De oppervlakte van een bouwwerk wordt gemeten tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. plantsoenen, groenvoorzieningen, speelvoorzieningen, beplanting, parken, bermstroken en bermsloten;
- b. waterpartijen, watergangen en andere voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
- c. (voet- en fiets)paden, bruggen, straatmeubilair, afvalverzamelvoorzieningen, nutsvoorzieningen en geluidwerende voorzieningen;
- d. voorwerpen van beeldende kunst en gedenktekens.
3.2 Bouwregels
Op de gronden mogen, met in achtneming van de op de verbeelding aangegeven aanduidingen, de volgende bouwwerken worden gebouwd:
- a. niet voor bewoning bestemde gebouwen;
- b. bouwwerken geen gebouwen zijnde.
3.3 Nadere eisen
3.4 Afwijken van de bouwregels
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 4 Verkeer
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen, bruggen, straten en paden;
- b. bij deze doeleinden behorende voorzieningen zoals pleinen, terrassen, markten, standplaatsen, parkeervoorzieningen, groen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen, sport- en speelvoorzieningen, jongerenontmoetingsplaatsen, straatmeubilair, geluidwerende voorzieningen, kiosken, afvalverzamelvoorzieningen, reclame-uitingen, voorwerpen van beeldende kunst en gedenktekens.
4.2 Bouwregels
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen, ten behoeve van de verkeersveiligheid nadere eisen te stellen ten aanzien van de plaats en afmetingen van bebouwing.
4.4 Afwijken van de bouwregels
4.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 4.1, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het in gebruik nemen van onbebouwde gronden ten behoeve van opslagdoeleinden. Het opslaan in open ruimten van bouwmaterialen, puin en specie is uitsluitend toegestaan in verband met normale onderhoudswerkzaamheden dan wel ter verwezenlijking van de bestemming.
Artikel 5 Woongebied
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Woongebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. de huisvesting van personen in een woning;
- b. aan huis gebonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten;
- c. verkeersvoorzieningen in de vorm van wegen, bruggen, straten, voet- en fietspaden en parkeerplaatsen;
- d. groen- en speelvoorzieningen, pleinen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, nutvoorzieningen, straatmeubilair, afvalverzamelvoorzieningen, voorwerpen van beeldende kunst en gedenktekens;
- e. in- en uitritten , tuinen, erven, paden en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.
5.2 Bouwregels
Op de gronden mogen, met in achtneming van de op de verbeelding aangegeven aanduidingen, de volgende bouwwerken worden gebouwd:
- a. hoofdgebouwen;
- b. bijbehorende bouwwerken;
- c. bouwwerken geen gebouwen zijnde.
5.3 Nadere eisen
5.4 Afwijken van de bouwregels
Artikel 6 Waarde - Archeologie 2
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn primair bestemd voor het behoud van het ter plaatse aanwezige archeologisch waardevol gebied en van de ter plaatse aanwezige vindplaatsen, niet zijnde beschermd van rijkswege.
6.2 Bouwregels
6.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.4 Wijzigingsbevoegdheid
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 7 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 8 Algemene Bouwregels
8.1 Bestaande maten
- a. de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
- b. de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden;
- c. in geval van herbouw is het bepaalde onder a en b uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.
8.2 Overschrijding bouwgrenzen
De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van de verbeelding en hoofdstuk 2 uitsluitend worden overschreden door:
- a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, erkers, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, alsmede andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer dan 1,5 meter bedraagt.
8.3 Parkeergelegenheid en laad- en losruimte
Bij de uitoefening van de bevoegdheid tot het verlenen van een omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit geldt de regel dat voldoende parkeergelegenheid voor auto's wordt gerealiseerd, alsook, indien de bestemming van een gebouw daartoe aanleiding geeft, voldoende ruimte voor het laden en lossen van goederen, met dien verstande dat:
- a. voldoende parkeergelegenheid betekent dat wordt voldaan aan de normen in het ‘Parkeerbeleidsplan 2009 - 2020' (vastgesteld door de gemeenteraad d.d. 18 februari 2010), zoals opgenomen in bijlage 1 van de regels, of, indien dit document gedurende de planperiode wordt gewijzigd, aan de normen die in deze wijziging worden opgenomen;
- b. indien het bedoelde onder a. onvoldoende uitsluitsel geeft over het te realiseren aantal parkeerplaatsen, de parkeerkencijfers van het CROW worden toegepast;
- c. parkeergelegenheid en laad- en losruimte op eigen terrein wordt gerealiseerd en in stand wordt gehouden.
8.4 Afwijkingsbevoegdheid
8.5 Ondergronds bouwen
Ondergronds bouwen is uitsluitend toegestaan ten behoeve van energie-opslagsystemen.
Artikel 9 Algemene Gebruiksregels
Het is verboden de in de dit plan begrepen gronden, gebouwen en bouwwerken te gebruiken, te doen of laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de in dit plan aan de grond gegeven bestemming. Tot het verboden gebruik wordt in ieder geval gerekend:
- a. (on)bebouwde gronden te gebruiken of te laten gebruiken voor de exploitatie van een seksinrichting;
- b. onbebouwde gronden te gebruiken of te laten gebruiken:
- 1. als opslagplaats voor bagger en grondinspectie;
- 2. als opslagplaats voor vaten, kisten, al dan niet voor gebruik geschikte werktuigen en machines of onderdelen daarvan, oude en nieuwe (bouw)materialen, afval, puin, grind of brandstoffen.
Artikel 10 Algemene Afwijkingsregels
10.1 Afwijkingsbevoegdheid
Artikel 11 Algemene Wijzigingsregels
11.1 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 12 Algemene Procedureregels
12.1 Procedure bij toepassing wijzigingsbevoegdheid
Indien in de regels naar deze bepaling is verwezen, is op de voorbereiding van een besluit tot wijziging
van een bestemmingsplan de in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht geregelde procedure
van toepassing.
Artikel 13 Strafbepaling
Overtreding van het bepaalde in artikel 6 lid 3 is een strafbaar feit in de zin van artikel 1a onder 2 van de Wet op de economische delicten.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 14 Overgangsrecht
14.1 Overgangsrecht bouwwerken
Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:
- a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
- b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
- c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
14.2 Overgangsrecht gebruik
Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:
- a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
- b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
- c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
- d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 15 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Verzetsheldenbuurt Goes oost'.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doel
In de wijk Goes-Oost ligt de Verzetsheldenbuurt. Het voornemen bestaat om het noordelijke deel van deze buurt te herstructureren. De bestaande 138 woningen worden gesloopt en het gebied krijgt een nieuwe stedenbouwkundige inrichting. Het gebied wordt ingevuld met in totaal 126 woningen, in verschillende woningtypen en een nieuwe indeling van de openbare ruimte.
De beoogde stedenbouwkundige invulling past niet binnen de configuratie van bouwvlakken en bestemmingen zoals die opgenomen is in het geldende bestemmingsplan Goes Oost.
De gemeente heeft aangegeven positief te staan tegenover de ontwikkeling. Om de ontwikkeling planologisch mogelijk te maken, is voorliggend bestemmingsplan gemaakt.
1.2 Ligging Plangebied
Het plangebied ligt in de zogenoemde Verzetsheldenbuurt in Goes, ten oosten van de binnenstad. Het plangebied beslaat een groot deel van de wegen en woningen tussen de 's-Heer Elsdorpweg en de Kamperfoeliestraat en bevat de woningen aan de P.C. Quantstraat, Marijkestraat, Jacob Klaaijsenstraat en de J.D. van Mellestraat.
Figuur 1.1. Locatie plangebied, blauw omrand (bron: Luchtfoto kadaster Nederland 2017, bewerkt)
1.3 Geldend Bestemmingsplan
Het geldende bestemmingsplan ter plaatse van het plangebied is het bestemmingsplan 'Goes Oost' (onherroepelijk 06-09-2013). Binnen het plangebied gelden de enkelbestemmingen 'Wonen' (geel in figuur 1.2) en 'Verkeer' (grijs in figuur 1.2) en de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2'.
De gronden met de bestemming 'Wonen' zijn bestemd voor wonen, voorzieningen ten behoeve van het wonen en aan-huis-gebonden beroepen. Binnen de bestemming 'Wonen' zijn verschillende bouwvlakken met de bouwaanduiding aaneengebouwd opgenomen. Hier mogen uitsluitend minimaal 3 aaneengebouwde woningen worden gebouwd. Bovendien geldt op deze bouwvlakken, uitgezonderd het meest westelijke bouwvlak, een maximale goothoogte van 6 meter en een maximale bouwhoogte van 9 meter.
De gronden met de bestemming 'Verkeer' zijn bestemd voor wegen, straten en paden en bij deze doeleinden behorende voorzieningen. Hier mogen uitsluitend nutsvoorzieningen en bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gebouwd.
In het gehele plangebied geldt de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2'. Hier geldt dat bij bouwwerkzaamheden waarbij de grondverstoring meer dan 250 m2 en dieper dan 40 cm is, moet worden aangetoond dat er geen archeologische waarden worden geschaad door de bouwactiviteit.
Figuur 1.2. Uitsnede geldend bestemmingsplan Goes Oost, locatie blauw omrand (bron: ruimtelijkeplannen.nl, bewerkt)
De beoogde stedenbouwkundige indeling (zie hierna in Hoofdstuk 4), past niet binnen de configuratie van de bestemmingen en de bouwvlakken zoals deze in het geldende bestemmingsplan is opgezet. Een nieuw bestemmingsplan is dan ook noodzakelijk voor de locatie.
1.4 Opzet
Een bestemmingsplan bestaat uit een toelichting, regels en een verbeelding (plankaart). De regels en de verbeelding vormen tezamen het juridische bindende gedeelte van het plan. De toelichting van dit bestemmingsplan kent de volgende opbouw: In hoofdstuk 1 is de aanleiding van de herziening uiteengezet, hoofdstuk 2 beschrijft het geldende beleidskader. In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op opbouw en huidige situatie van het plangebied en in hoofdstuk 4 wordt de visie op het te ontwikkelen plangebied gegeven. Vervolgens wordt in hoofdstuk 5 ingegaan op de sectorale aspecten en in hoofdstuk 6 wordt kort ingegaan op de juridische regeling. Ten slotte wordt in hoofdstuk 7 ingegaan op de economische uitvoerbaarheid en de maatschappelijke uitvoerbaarheid.
Hoofdstuk 2 Beleidskader
2.1 Rijksbeleid
2.1.1 Inleiding
Voor dit bestemmingsplan zijn op rijksniveau de Structuurvisie Infrastructuur & Ruimte (SVIR) alsmede het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) relevant. In de volgende paragrafen wordt op deze beleidstukken nader ingegaan.
2.1.2 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) (2012)
De Structuurvisie Infrastructuur & Ruimte (hierna: SVIR) bevat het ruimtelijk beleid van het Rijk. De SVIR is op 13 maart 2012 vastgesteld.
Hoofddoelen van beleid voor de periode 2020/2028
Het Rijk formuleert drie hoofddoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn:
- 1. Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland.
- 2. Het verbeteren, in stand houden en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat.
- 3. Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.
Het Rijk is verantwoordelijk voor een goed systeem van ruimtelijke ordening. Dat betekent dat het systeem zo ingericht moet zijn dat integrale planvorming en besluitvorming op elk schaalniveau mogelijk is en bestaande en toekomstige belangen goed kunnen worden afgewogen. Bij nieuwe ontwikkelingen moet aandacht zijn voor de gevolgen op de waterhuishouding, het milieu en cultureel erfgoed.
Toetsing
Voor het plangebied of het type ontwikkeling zijn verder geen specifieke regels opgenomen in het rijksbeleid. Voor de sectorale afwegingen waarvoor aandacht wordt gevraagd, wordt verwezen naar Hoofdstuk 5.
Conclusie
De SVIR staat de vaststelling van dit bestemmingsplan niet in de weg.
2.1.3 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)
Het Rijk heeft met het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), de nationale ruimtelijke belangen juridisch vastgelegd. Het gaat om regels voor onder meer het bundelen van verstedelijking, de bufferzones, nationale landschappen, de Ecologische Hoofdstructuur, de kust, grote rivieren en militaire terreinen.
Om een zorgvuldig gebruik van de schaarse ruimte te bevorderen, is een ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, moet een beschrijving bevatten van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
Toetsing
De herontwikkeling voorziet in de herontwikkeling van bestaande woningen, waarbij sprake is van een afname van het aantal woningen binnen bestaand stedelijk gebied. De bestaande woningen zijn gedateerd en vertonen technische gebreken. Doordat de herontwikkeling, die plaats vind op dezelfde locatie waar reeds woningen staan, een afname van het aantal woningen en bebouwing is, is geen sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling zoals beschreven in de Ladder voor duurzame verstedelijking. Een toets aan de ladder voor duurzame verstedelijking is dan ook niet van toepassing.
Conclusie
Het Barro staat de vaststelling van dit bestemmingsplan niet in de weg.
2.2 Provinciaal Beleid
2.2.1 Inleiding
Op provinciaal niveau zijn het Omgevingsplan Zeeland 2018 en de Provinciale Omgevings verordening 2018 relevant. In het omgevingsplan geeft de provincie aan welke doelen de provincie nastreeft, wat voor beleid de provincie voert, hoe de provincie stuurt om haar doelen te realiseren en welke instrumenten zij daarbij inzet.
De verordening is een van de instrumenten die de provincie inzet om haar doelen te realiseren.
2.2.2 Omgevingsplan Zeeland 2018
Inzet van beleid
Het Omgevingsplan Zeeland 2018 bevat de hoofdlijnen van het provinciaal beleid voor de fysieke leefomgeving. Het omgevingsplan heeft betrekking op de onderwerpen economie, ruimte, mobiliteit, natuur, cultuur, water en milieu. Het Omgevingsplan 2018 bevat slechts beperkt nieuw beleid ten opzichte van het Omgevingsplan 2012-2018. Het Omgevingsplan Zeeland 2018 beoogd naast een concrete invulling voor de vier grote strategische opgaven (duurzame en concurrerende economie, klimaatbestendige en neutrale samenleving, waardevolle leefomgeving en toekomstbestendige bereikbare woon-, werk- en verblijfsomgeving) ook een eerste aanzet voor te geven voor de lange termijn strategische doelen. De verantwoordelijkheid voor het ruimtelijk beleid wordt primair bij de samenwerkende gemeenten gelegd. De provincie beperkt zich tot het bevorderen van de regionale samenwerking en het bewaken van een aantal eigen belangen.
Toekomstbestendige bereikbare woon-, werk- en verblijfsomgeving
Stedenbeleid
In Zeeland is er sprake van een trek naar de steden en neemt de totale behoefte aan extra woningen in Zeeland de komende tien jaar geleidelijk af naar nul. Door de aanvullende woningbouw te concentreren in stedelijk gebied wordt niet alleen gebouwd waar de markt om vraagt, maar wordt ook het draagvlak voor voorzieningen in de directe omgeving behouden. Daarnaast zal het nodig blijven om de woningbouw in dorpen te faciliteren, dit zal dan primair via herstructurering, inbreiding binnen de bestaande kern, vervangende nieuwbouw en het verleggen van bestaande plannen naar nieuwe kansrijke locaties moeten gebeuren.
Bij woningbouw staan de ruimtelijke doelen van bundeling en zorgvuldig ruimtegebruik hoog op de agenda. Het is van provinciaal belang dat Zeeuwse steden de sociaaleconomische motor blijven van de provincie.
Wonen
Door vergrijzing en ontgroening neemt het aantal gezinnen af en (oudere) alleenstaande huishoudens juist toe. Hierdoor neemt de behoefte aan woningen nabij voorzieningen in steden en centrumkernen toe. Woningbouwprojecten hebben een gemeentegrensoverschrijdende impact. Het omgevingsplan benadrukt dan ook het belang van regionale woningmarktafspraken. De regionale woningmarktafspraken zijn bedoeld om regionaal woningbouwbeleid vast te stellen en dienen als onderbouwing van de Ladder voor duurzame verstedelijking
Toetsing
De ontwikkeling bestaat uit herstructurering van een wijk met sociale huurwoningen. Kwalitatief verouderde eengezinswoningen worden vervangen door nieuwe woningen voor verschillende doelgroepen, waaronder veel levensloopwoningen voor een oudere doelgroep.
Conclusie
De ontwikkeling is in overeenstemming met het Omgevingsplan 2018.
2.2.3 Provinciale Omgevings verordening 2018
Een aantal onderwerpen uit het Omgevingsplan is juridisch vertaald in de Provinciale Omgevings verordening 2018. Voor woningbouw zijn in de omgevingsverordening alleen regels opgenomen voor kleinschalige woningbouw in het buitengebied. Verder zijn er algemene regels opgenomen die betrekking (kunnen) hebben op zowel het buitengebied als het bestaand stedelijk gebied. Een beperkt aantal regels heeft vooral betrekking op stedelijke functies.
Van gemeenten wordt een bijdrage verwacht aan de uitvoering van de beleidsdoelen. Verder streeft de provincie naar realisering van beleidsdoelen met de inzet van andere instrumenten. Daartoe wordt verwezen naar de inhoud van het Omgevingsplan.
Toetsing
Voor wat betreft de voorgenomen ontwikkelingen zijn geen specifieke regels uit de Provinciale Omgevings verordening 2018 van belang.
Conclusie
De Provinciale Omgevings verordening 2018 staat de ontwikkeling niet in de weg.
2.3 Regionaal En Gemeentelijk Beleid
2.3.1 Regionale woningmarktafspraken
De provincie stelt in het omgevingsplan dat regionale woningmarktafspraken nodig zijn om in te spelen op de demografische veranderingen en te zorgen voor een goed functionerende en dynamische woningmarkt. De regio De Bevelanden heeft dergelijke woningmarktafspraken opgesteld en opgenomen in de 'Agenda Wonen in De Bevelanden 2025' (februari 2016). In het document is een gezamenlijk woningbouwprogramma voor de komende jaren opgenomen. Daarnaast zijn er diverse woondoelen geformuleerd die zijn vertaald in negen kernthema's. Het gaat er hierbij onder andere om dat er terughoudend wordt omgegaan met nieuwe woningbouwlocaties buiten de bebouwde kom. Binnen het programma blijft ruimte voor aantrekkelijke initiatieven, zoals voor wonen en zorg, wonen boven winkels of collectief particulier opdrachtgeverschap. Verder wordt gesignaleerd dat het zwaartepunt van de inzet steeds meer moet verschuiven van ontwikkeling en uitbreiding naar beheer, verbetering en herstructurering. De aanpak van de bestaande particuliere woningvoorraad heeft hierbij de hoogste prioriteit. Het gaat nadrukkelijk niet alleen om herstructurering, maar juist om kwaliteitsverbetering van de bestaande voorraad.
Toetsing
De herstructurering van het noordelijk deel van de Verzetsheldenbuurt en de daarmee beoogde kwaliteitsverbetering sluit aan bij de doelen in de regionale woningmarktafspraken. Het project woningen maakt (nog) geen deel uit van het woningbouwprogramma van de Regionale Woningmarktafspraken. Met de sloop en vervangende nieuwbouw worden er minder woningen aan de woningvoorraad toegevoegd. Binnen het programma voor Goes is er ruimte voor dit herstructureringsproject en past daarmee in de Regionale Woningmarktafspraken.
Conclusie
De ontwikkeling is in overeenstemming met de Agenda Wonen in de Bevelanden 2025.
2.3.2 Structuurvisie Goes 2040
Goes wil in 2040 een florerende centrumgemeente zijn met een breed aanbod aan voorzieningen en werkgelegenheid voor de inwoners van de Bevelanden. De gemeente wil blijven investeren in de toekomst van de stad, door te vernieuwen, te verbeteren en te groeien. Goes heeft de ambitie verder te groeien in haar rol als (boven) regionale centrumgemeente. Veel van de projecten die in die in deze visie worden benoemd zijn daarop gericht. De ambitie is er om al die projecten te realiseren en de blik open te houden voor nieuwe kansen.
Wonen
Het overgrote deel van de woningvoorraad voor 2040 staat er al. Er wordt naar gestreefd om de bestaande woonkwaliteit van alle woongebieden te behouden en te versterken. Dit betekent onder aandacht voor de lokale woningbehoefte en herstructureren van verouderde woonbebouwing. Herstructurering van potentieel kwetsbare buurten, wijken en dorpen wordt genoemd als een van de belangrijkste opgaven voor de komende jaren.
Toekomstige herstructurering wonen
De Verzetsheldenbuurt is aangewezen als gebied voor herstructurering wonen op de ontwikkelingen kaart in de structuurvisie. Bij de herstructurering van deze gebieden zal worden ingespeeld op veranderende woonwensen en wordt ingezet op verbetering van de kwaliteit van de woningvoorraad en de leefomgeving. Op diverse locaties binnen de als zodanig aangewezen gebieden lijkt uit ruimtelijk oogpunt verdunning een goede strategie.
Toetsing
De herstructurering van dit deel van de Verzetsheldenbuurt is een uitwerking van de doelen zoals beschreven in de structuurvisie. Hierbij worden minder woningen gerealiseerd dan er in de huidige situatie zijn, er is dus sprake van verdunning.
Conclusie
De ontwikkeling is in overeenstemming met de Structuurvisie Goes 2040.
2.3.3 Woonvisie Goes 2013-2020
In oktober 2013 is de Woonvisie Goes 2013 tot 2020 vastgesteld. Deze visie op hoofdlijnen gaat
uit van een aanzienlijke opgave, kwantitatief door de (weliswaar beperkte) groei, maar vooral
kwalitatief om de bestaande voorraad aan te laten sluiten bij de veranderende vraag en de
bouw- en milieutechnische staat van de woningvoorraad te verbeteren.
In de Woonvisie zijn de bestaande (particuliere) woningvoorraad, duurzaamheid, lage en
midden-inkomens op de huurmarkt, senioren en mensen met een zorgvraag als speerpunten
benoemd. Deze speerpunten zijn vertaald in drie pijlers van het woonbeleid:
- Vanuit het woonbeleid wordt ingezet op het behouden en versterken van de identiteit en de leefbaarheid van de wijken en dorpen in Goes. Op wijk- en dorpsniveau betekent dit een op de samenstelling van de bevolking afgestemd woningaanbod creëren door nieuwbouw, renovatie en herstructurering. Duurzaamheid en levensloopbestendigheid zijn hierbij belangrijke uitgangspunten.
- Een duurzame woningvoorraad: Aanpassing en verduurzaming van de bestaande woningvoorraad moeten voorzien in de veranderende woningbehoefte en het beperken van de energiebehoefte en de daaraan gekoppelde woonlasten;
- Slaagkansen voor iedereen: Het woonbeleid richt zich op het bieden van keuzemogelijkheden voor iedereen en dat er in aantal en kwaliteit voldoende woningen zijn voor onze (toekomstige) inwoners. Voor doelgroepen die het moeilijk hebben op de woningmarkt worden extra inspanningen gedaan om hen te ondersteunen en de slaagkansen van deze doelgroepen te laten toenemen.
Toetsing
Door de beoogde herstructurering van een deel van de Verzetsheldenbuurt vindt er een kwaliteitsverbetering plaats binnen de sociale woningvoorraad en de woonomgeving van het noordelijk deel van de Verzetsheldenbuurt.
Conclusie
De ontwikkeling is in overeenstemming met de Woonvisie Goes 2013 - 2020.
Hoofdstuk 3 Inventarisatie En Analyse
3.1 Beschrijving Plangebied En Omgeving
De Verzetsheldenbuurt ligt in de wijk Goes-oost, dicht bij het centrum van Goes. Het plangebied ligt ingekapseld tussen de woningen aan de Koninginneweg, ‘s-Heer Elsdorpweg, Oranjeweg en de groenstrook van de Kamperfoeliestraat. Rond de buurt zijn veel voorzieningen en scholen gesitueerd. Het Ostrea lyceum heeft hier meerdere locaties staan, het Auris College ligt aan de zuidkant, het kantoor van de SMWO ligt aan de ’s-Heer Elsdorpweg en de Maros is gesitueerd aan de Kamperfoeliestraat. De woningen rondom de buurt zijn overwegend rijwoningen van twee lagen met een flauwe kap. Hier zijn zowel huur- als koopwoningen te vinden. In de omliggende straten is, op de Kamperfoeliestraat na, weinig groen aanwezig. Het meeste groen in de wijk wordt gevormd door de voortuinen van de woningen.
Figuur 3.1 Plangebied, blauw omrand (bron: luchtfoto kadaster Nederland 2017, bewerkt)
Het plangebied wordt gevormd door de woningen en openbare ruimte rondom de P.C. Quantstraat, Marijkestraat, Jacob Klaaijsenstraat en de J.D. van Mellestraat. Langs deze straten zijn in de huidige situatie rijwoningen te vinden. Binnen het plangebied staan 138 woningen. In het plangebied is weinig groen te vinden, de inrichting van de smalle straten is dan ook steenachtig. Veel voortuinen van de woningen zijn betegeld, wat ook bijdraagt aan dit steenachtige beeld.
Het stratenpatroon van de buurt is noord zuid georiënteerd. De woningen zijn allemaal met de voorgevel op de straten georiënteerd. Hierdoor ontstaan er vier straten naast elkaar. De straten zijn relatief smal en zijn allemaal eenrichtingsverkeer. De auto is erg dominant aanwezig in het straatbeeld, er zijn bovendien niet voldoende parkeerplaatsen beschikbaar om in de parkeerbehoefte te voorzien. De huidige woningen zijn bouwtechnisch gedateerd en hebben daardoor de nodige gebreken. De woningen voldoen niet meer aan de huidige kwaliteitseisen en zijn toe aan vervanging.
Figuur 3.2. Jacob Klaaijsenstraat (bron: Archikon)
Hoofdstuk 4 Visie Op Het Plangebied
In de beoogde situatie worden in totaal 126 woningen gebouwd. Deze woningen zijn verdeeld in vier verschillende woningtypen: 59 levensloopwoningen, 21 middel grote eengezinswoningen, 32 kleine eengezinswoningen en 14 koopwoningen. De eengezinswoningen worden uitgevoerd in twee bouwlagen met een plat dak. De levensloopwoningen hebben twee bouwlagen, waarvan de bovenste verdieping in een kap zit. De goothoogte van dit type woningen is dan ook een stuk lager.
De buurt wordt ingericht met meer ruimte voor groen. Hierbij spelen de twee groene ruimtes een belangrijke rol. De woningen worden verschillend georiënteerd. Hierdoor is ook het straatprofiel gevarieerd.
In totaal worden 195 parkeerplaatsen gerealiseerd. Deze parkeerplaatsen worden voor een groot deel gerealiseerd op parkeerpleinen tussen de woningen, zoveel mogelijk uit het zicht.
Het stedenbouwkundig ontwerp is verder toegelicht in het document 'Goes-oost Verzetsheldenbuurt noord, Goes' dat is toegevoegd in bijlage 3 van deze toelichting.
Figuur 4.1 Stedenbouwkundig plan (bron: Archikon)
Figuur 4.2 Impressie stedenbouwkundig plan (bron: Archikon)
Hoofdstuk 5 Sectorale Aspecten
5.1 Verkeer En Parkeren
Toetsingskader
Op het gebied van verkeer en vervoer bestaat geen specifieke wetgeving die relevant is voor de voorgenomen activiteit. Wel dient in het kader van het ruimtelijk plan dat de activiteit mogelijk maakt, te worden onderbouwd dat het geheel voldoet aan een goede ruimtelijke ordening. Dit houdt onder meer in dat er voldoende parkeergelegenheid aanwezig dient te zijn en de eventuele verkeerstoename niet leidt tot knelpunten in de verkeersafwikkeling.
Voor de beoogde ontwikkeling wordt de verkeersgeneratie berekend op basis van kencijfers van het CROW (publicatie 381, 2018). De parkeerbehoefte wordt berekend op basis van de gemeentelijke parkeernormen (Parkeerbeleidsplan 2009-2020, Gemeente Goes). Voor het juiste kencijfer/ parkeernorm wordt een ligging in de 'rest bebouwde kom' aangehouden, de gemeente heeft een matig stedelijk karakter op basis van de adressendichtheid.
Ontsluiting
Gemotoriseerd verkeer
De bereikbaarheid van het plangebied per gemotoriseerd verkeer is goed. Het plangebied is gelegen tussen de 's-Heer Elsdorpweg en Kamperfoeliestraat, wat beide belangrijke ontsluitingswegen zijn. De 's-Heer Elsdorpweg is een gebiedsontsluitingsweg waar een maximum snelheid van 50 km/h geldt. De Kamperfoelistraat betreft een erftoegangsweg waar een maximum snelheid van 30 km/h geldt. Het plangebied bevat woningen aan de P.C. Quantstraat, Marijkestraat, Jacob Klaaijsenstraat en de J.D. van Mellestraat. Dit zijn allen erftoegangswegen (30 km/h) met eenrichtingsverkeer.
Openbaar vervoer
Aan de 's-Heer Elsdorpweg en de Beatrixlaan, beide op circa 5 minuten loopafstand van het plangebied, liggen bushaltes waar bussen in de richting Goes Station, Kattendijke en Goes Noord halteren. De bereikbaarheid van het plangebied per OV is dus goed.
Langzaam verkeer
Tot slot is ook de bereikbaarheid voor langzaam verkeer goed te noemen. Op de 's-Heer Elsdorpweg maken fietsers gebruik van fietssuggestiestroken en is een trottoir voor voetgangers aanwezig. Op de erftoegangswegen in het gebied delen fietsers de rijbaan met het gemotoriseerde verkeer en zijn eveneens trottoirs aanwezig.
Parkeren
Parkeerbehoefte
De gemeente heeft voor woningbouw parkeernormen opgenomen in het parkeerbeleid 'Parkeerbeleidsplan 2009-2020' (Gemeente Goes, 2010). Hierin wordt onderscheid gemaakt tussen goedkope, middeldure en dure woningen. Het parkeeraanbod van de beoogde woningbouw (126 woningen) dient aan deze normen te voldoen. Tabel 5.1 toont de parkeerbehoefte van het plangebied.
Tabel 5.1. Parkeerbehoefte
Categorie parkeerbeleid | Aantal | Parkeernorm (per woning) | Aandeel bezoek (per woning) | Parkeerbehoefte | |
Woning middelduur | 14 | woningen | 1,9 | 0,3 | 26,6 |
Woning goedkoop | 112 | woningen | 1,7 | 0,3 | 190,4 |
Totaal | 126 | 217 |
De parkeernorm goedkoop in deze tabel is niet specifiek toegesneden op sociale woningbouw. Het nieuwe parkeerbeleid, dat in de loop van dit jaar (2019) wordt vastgesteld, bevat wel normen voor de categorie sociale woningbouw. Voor het onderhavige gebied geldt een norm met een bandbreedte van 1,2 tot 2,0. Hierbij geldt als uitgangspunt het gemiddelde, te weten een norm van 1,6. Bij het opstellen van het stedenbouwkundig plan en de uitwerking van het civiel technisch ontwerp is een norm van 1,5 aangehouden voor de sociale woningbouw. Deze valt binnen de gestelde marge. Ten behoeve van de sociale huurwoningen geldt derhalve een parkeerbehoefte van 168. Inclusief de woningen middelhuur heeft het planvoornemen een totale behoefte van 195 plaatsen.
Parkeeraanbod
In het plan is voorzien in 195 parkeerplaatsen verspreid over verschillende compacte 'koffers' in de wijk. Met dit aantal wordt voorzien in de berekende parkeerbehoefte van 195 plaatsen.
Verkeersgeneratie & verkeersafwikkeling
De verkeersgeneratie in de huidige en toekomstige situatie is berekend met behulp van kencijfers van het CROW (publicatie 381). In de huidige situatie zijn in het plangebied 138 woningen aanwezig, deze worden gesloopt. Voor tussen/hoek woningen geeft het CROW een kencijfer van 6,9 mvt/etmaal per woning. Dit betekent in de huidige situatie een verkeersgeneratie van 953 mvt/etmaal op een gemiddelde weekdag.
In de toekomstige situatie bestaat het woonprogramma uit 126 tussen/hoekwoningen. Dit betekent in de toekomstige situatie een verkeersgeneratie van 870 mvt/etmaal op een gemiddelde weekdag. Derhalve leidt de ontwikkeling tot een verkeersafname van 83 mvt/etmaal. Verder blijft de wijkontsluiting nagenoeg hetzelfde als in de huidige situatie. De ontwikkeling leidt hierdoor niet tot knelpunten in de verkeersafwikkeling.
Conclusie
De ontsluiting van het plangebied voor de verschillende vervoerswijzen is goed. De ontwikkeling leidt tot een verkeersafname en zal hierdoor niet leiden tot knelpunten in de verkeersafwikkeling. In de parkeerbehoefte wordt binnen het plangebied voldaan. Het aspect verkeer en parkeren staat de ontwikkeling niet in de weg.
5.2 Cultuurhistorie En Archeologie
5.2.1 Inleiding
In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is vastgelegd dat de ruimtelijke ordening een samenhangende afweging van alle belangen bevat. Tot die belangen wordt ook het cultureel erfgoed gerekend. In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is daarom de verplichting vastgelegd om in de ruimtelijke ordening “rekening te houden met aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten”.
Het cultureel erfgoed van Nederland wordt beschermd met de Erfgoedwet. In lijn met die wet neemt de gemeente Goes in haar bestemmingsplannen een integrale paragraaf Cultuurhistorie op. Hierin wordt voor het plangebied van het betreffende bestemmingsplan een inventarisatie en een analyse van de aanwezige cultuurhistorische waarden gepresenteerd. Aan deze inventarisatie zullen / kunnen consequenties ten opzichte van het vaststellen van een dubbelbestemming cultuurhistorie en / of archeologie verbonden worden.
5.2.2 Archeologie
Toetsingskader
Om op gemeentelijk niveau weloverwogen keuzes te kunnen maken heeft de gemeente Goes een gemeentelijk archeologiebeleid ontwikkeld, dat op 15 december 2011 is vastgesteld. Hiermee voldoet de gemeente niet alleen aan de wettelijke verplichtingen omtrent archeologie maar heeft het ook een formeel afwegingskader bij ruimtelijke ontwikkelingen.
Het beleid, dat gebaseerd is op een analyse van de plaatselijke situatie, geeft aan wanneer archeologisch onderzoek noodzakelijk is. Het rapport “Archeologiebeleid gemeente Goes” (d.d. 30 juni 2011) bestaat uit een “Deel A: Beleidsnota archeologie” en een “Deel B: Toelichting beleidskaart”. Deel B is een (ruimtelijke) uitwerking van het archeologiebeleid (deel A). Op basis van de beleidskaart, die bestaat uit een samenhangend pakket van kaarten en een toelichting, kan worden bepaald of voor een bepaalde ruimtelijke ontwikkeling op een specifieke locatie al dan niet archeologisch onderzoek moet plaatsvinden. Er wordt daarbij onderscheid gemaakt in 8 categorieën, waarvan enkele categorieën bekende archeologische waardevolle gebieden omvatten en andere een bepaalde verwachtingswaarde op archeologische vondsten weergeven. Aan elke categorie, uitgezonderd Categorie 1, is een, aan oppervlakte van grondverstoring gebonden, vrijstelling voor archeologisch onderzoek gekoppeld. Bij alle categorieën, wederom uitgezonderd categorie 1, geldt in ieder geval dat geen onderzoek hoeft plaats te vinden indien de bodem niet dieper dan 40 cm wordt verstoord. De gehanteerde categorieën zijn:
- Categorie 1: archeologisch rijksmonument; hiervoor is altijd een monumentenvergunning nodig;
- Categorie 2: terrein van archeologische waarde; geen onderzoeksplicht indien minder dan 50 m2 wordt verstoord;
- Categorie 3: stads- en dorpskernen van een specifieke archeologische verwachting; geen onderzoeksplicht indien minder dan 50 m2 wordt verstoord;
- Categorie 4: hoge verwachtingswaarde op archeologische vondsten; geen onderzoeksplicht indien minder dan 250 m2 wordt verstoord;
- Categorie 5: matige verwachtingswaarde op archeologische vondsten; geen onderzoeksplicht
- indien minder dan 500 m2 wordt verstoord;
- Categorie 6: lage verwachtingswaarde op archeologische vondsten; geen onderzoeksplicht;
- Categorie 7: verwachting van maritieme vondsten; hiervoor is altijd overleg met de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed nodig;
- Categorie 8: archeologische vondsten worden niet verwacht; geen onderzoeksplicht.
Toetsing
Binnen het archeologiebeleid van de gemeente Goes ligt het bestemmingsplangebied in een zone met een beleidscategorie 4 op maatregelenkaart 1. Dit houdt in dat bij verstoringen groter dan 250 m2 en dieper dan 40 cm beneden het maaiveld, de archeologische verwachting dient te worden getoetst door middel van aanvullend archeologisch onderzoek. In het geldende bestemmingsplan is dit vertaald in de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2'.
Figuur 5.1 Uitsnede Maatregelenkaart 1 Archeologiebeleid gemeente Goes, planlocatie blauw omrand (bewerkt)
Onderzoek
In 2014 werd door SOB een vooronderzoek uitgevoerd binnen een omvangrijk gebied waarvan het huidige plangebied deel uitmaakt. De archeologische verwachting is hierbij in beeld gebracht waardoor de gemeente heeft aangegeven dat voor het voorliggende plangebied kan worden volstaan met een inventariserend Veldonderzoek door middel van boringen. De boringen in het eerder uitgevoerde onderzoek zijn enkel ter plaatse van de huidige straten gezet. Bovendien zijn de boringen in een veel te ruim grid geplaatst en is de dichtheid onvoldoende om een onderbouwde uitspraak te kunnen doen voor het voorliggende plangebied.
Conclusie
Op basis van het gemeentelijk archeologiebeleid is het ten behoeve van de omgevingsvergunning voor bouwen noodzakelijk om archeologisch onderzoek uit te voeren in het plangebied. Dit onderzoek dient te bestaan uit inventariserend Veldonderzoek door middel van boringen. De resultaten van dit onderzoek kunnen aanleiding vormen voor aanvullend archeologisch onderzoek.
5.2.3 Bouwhistorische waarden
Bij cultuurhistorische waarden aangaande gebouwd erfgoed gaat het over de positieve waardering van bouwsporen, objecten, patronen, structuren die zichtbaar of niet zichtbaar onderdeel uitmaken van onze leefomgeving en een beeld geven van een historische situatie of ontwikkeling. In veel gevallen bepalen deze cultuurhistorische waarden de identiteit van een plek of gebied en bieden ze aanknopingspunten voor toekomstige ontwikkelingen. Deze cultuurhistorische elementen kan men niet allemaal als beschermd monument of gezicht aanwijzen, maar zijn wel onderdeel van de manier waarop Nedeland beleefd, ingericht en gebruikt wordt.
Toetsing
De cultuurhistorische waardevolle objecten zijn door de provincie aangegeven op de cultuurhistorische waardenkaart. Op de uitsnede in figuur 4.2 is te zien dat er binnen het plangebied geen bouwhistorische objecten aanwezig zijn. In de omgeving van het plangebied zijn enkele MIP-monumenten (Monumenten Inventarisatie Project) aanwezig in de vorm van woningen. De ontwikkeling heeft geen invloed op deze objecten.
Figuur 5.2 Uitsnede Cultuurhistorische waardenkaart, in blauw het plangebied omrand (bron: provincie Zeeland)
Conclusie
Het aspect cultuurhistorie staat de ontwikkeling niet in de weg.
5.3 Bodemkwaliteit
Beleid en Normstelling
Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening gehouden te worden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd. Ten behoeve van ruimtelijke plannen dient ten minste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, het historisch onderzoek, te worden verricht. Indien uit het historisch onderzoek wordt geconcludeerd dat op de betreffende locatie sprake is geweest van activiteiten met een verhoogd risico op verontreiniging dient een volledig verkennend bodemonderzoek te worden uitgevoerd.
Nota Bodembeheer gemeente Goes
Sinds 1 juli 2008 is het Besluit Bodemkwaliteit van kracht waarin in het bijzonder kwaliteitseisen zijn gesteld voor verschillende gebieden die gekoppeld zijn aan de (toekomstige) gebruiksfuncties. Voor gemeente Goes is op 24 maart 2014 een Nota Bodembeheer vastgesteld, aanvullend hierop is op 7 juli 2016 een Nota Bodembeheer voor het Havengebied (Goese Schans) vastgesteld. Met deze twee Nota's geldt voor het hele grondgebied van gemeente Goes het zelfde bodembeleid.
In de Nota's is opgenomen hoe binnen gemeente Goes omgegaan moet worden met grondverzet. In de Nota's zijn ook Bodemkwaliteitskaarten en Bodemfunctieklassenkaarten opgenomen. Gezamenlijk bepalen zij aan welke eisen grond moet voldoen wanneer deze wordt toegepast, wat de kwaliteit is van de grond wanneer deze wordt ontgraven en welke doelstelling gebruikt moet worden wanneer een bodemsanering nodig blijkt te zijn.
De bodemfunctieklassen zijn in de vastgestelde bodemfunctiekaart vastgelegd. Het doel daarvan is onder andere om te kunnen toetsen of toe te passen grond geschikt is voor de functie van een locatie maar ook om de terugsaneerwaarde in geval van een bodemsanering te bepalen.
De Nota's, Bodemkwaliteitskaarten en de Bodemfunctieklassenkaarten (gezamenlijk het gemeentelijk bodembeleid) zijn gebaseerd op het Besluit Bodemkwaliteit, waarmee het onder voorwaarden mogelijk is om licht verontreinigende grond buiten werken als bodem te hergebruiken. In het beleid is zowel het generiek als gebiedsspecifiek beleidskader uitgewerkt. Binnen het generiek beleid gelden algemene landelijke regels/normen voor het toepassen van grond en bagger in het kader van het Besluit bodemkwaliteit. Daarbij wordt bij het toepassen van grond getoetst aan zowel de bodemkwaliteitsklasse als de bodemfunctieklasse van een locatie, waarbij de strengste (schoonste) klasse bepalend is.
Binnen het gebiedsspecifiek beleid kunnen afwijkende lokale beleidskeuzes worden gemaakt die afwijken van het generiek kader, waaronder het vaststellen van Lokale Maximale Waarden (LMW). LMW zijn gebiedsspecifieke toepassingsnormen die afgeleid zijn van de plaatselijk voorkomende concentraties en daarmee afwijken van het generieke kader. Daarbij is tevens een toetsing van o.a. milieuhygiënische risico's nodig en is het mogelijk om licht verontreinigde grond die vrij is gekomen in een licht verontreinigde zone elders in diezelfde of een andere zone met een vergelijkbare of mindere kwaliteit toe te passen, mits sprake is van Standstill op gebiedsniveau. De verhoogde LMW gelden daarbij alleen voor grond en bagger uit het eigen bodembeheersgebied. De belangrijkste randvoorwaarde hierbij is dat de hergebruikte grond van gelijke of betere kwaliteit dient te zijn dan de kwaliteit van de ontvangende bodem. (zie Hoofdstuk 4 en de bijlagen 5 tot en met 8 uit de Nota Bodembeheer Gemeente Goes).
In de Nota Bodembeheer staat voor de verschillende bodemkwaliteitszones aangegeven welke bewijsmiddelen (bijvoorbeeld partijkeuringen of toetsing aan de Bkk) noodzakelijk zijn bij hergebruik in diezelfde of in andere zones. Op basis van de aangetroffen concentraties is gemeente Goes verdeeld in 3 kwaliteitszones, te weten Achtergrondwaarde, Wonen en Industrie. Daarnaast is, i.v.m. de aanwezigheid van bepaalde slecht afbreekbare bestrijdingsmiddelen, onderscheid gemaakt tussen de gebieden met boomgaarden die respectievelijk voor en na 1980 aanwezig waren/zijn.
Toetsing
Beleidskader
Op basis van de Nota bodembeheer gemeente Goes heeft het plangebied de bodemfunctie Wonen.
Het plangebied valt op basis van de Nota binnen de bodemkwaliteitszone "Buitengebied en naoorlogse bebouwing", hiervoor geldt dat de gemiddelde kwaliteit van de boven- en de ondergrond (0-0,5 en 0,5-2,0 m,-mv) in de klasse Achtergrondwaarde vallen.
Ten aanzien van bestrijdingsmiddelen gelden ter plaatse in een deel van het plangebied wel lokale maximale waarden voor enkelen hiervan, namelijk DDD, DDE, DDT en drins.
Figuur 5.3 Uitsnede Zones bodemkwaliteitskaart (bron: Bodemkwaliteitskaart Gemeente Goes)
Figuur 5.4 Uitsnede Zones bestrijdingsmiddelen (bron: Bodemkwaliteitskaart Gemeente Goes)
Bodemverontreinigingen
Met uitzondering van een partijbeoordeling voor civieltechnische werkzaamheden in de Jacob Klaaijsenstraat is er, voor zover bij de gemeente bekend, binnen het plangebied geen bodemonderzoek uitgevoerd.
Een klein deel van het plangebied is in het verleden in gebruik geweest als boomgaard. Hierdoor is het mogelijk dat bestrijdingsmiddelen en koper in verhoogde concentraties voorkomen in de bovengrond. Ten aanzien van bestrijdingsmiddelen gelden ter plaatse van voormalige boomgaarden lokale maximale waarden voor enkelen hiervan, namelijk DDD, DDE, DDT en drins.
Binnen het plangebied bestaat incidenteel de kans op mogelijke verontreinigingen. Bij activiteiten in de bodem dient hiermee rekening gehouden te worden.
Bodemtoets bouwen
In de gemeente Goes geldt dat bij nieuwbouwactiviteiten, functiewijzigingen en/of herinrichtingen in principe altijd een volledig verkennend bodemonderzoek (NEN 5740) moet worden uitgevoerd. Een bodemonderzoek dat uitgevoerd is conform de eisen van de NEN 5740 heeft doorgaans een geldigheid van twee jaar als het gebruikt wordt ten behoeve van een bouwaanvraag. In veel gevallen kan deze termijn worden verruimd naar een periode van vijf jaar. Hierbij mag geen wezenlijke verandering in het gebruik of bodemgesteldheid van de locatie hebben plaatsgevonden. Onderzoek is niet nodig als er sprake is van een niet gevoelige bestemming. Wel zal mogelijk onderzoek moeten plaatsvinden voor het grondtransport/-afvoer
Sinds 2017, na een gerechtelijke uitspraak over wanneer asbest onderzoek noodzakelijk is, wordt er strenger gelet op de aanwezigheid van puin(deeltjes) in de bodem. Zodra bodemonderzoek uitwijst dat deze deeltjes aanwezig zijn is het uitvoeren van een NEN 5707 onderzoek van asbest in grond nodig.
Conclusie
In het gebied is sprake van relatief schone en/of licht verontreinigde grond. Omdat een klein deel van het plangebied voor 1980 ooit boomgaard is geweest, dient daar rekening gehouden te worden met verhoogde waardes aan slecht afbreekbare bestrijdingsmiddelen. Grondverplaatsing kan plaats vinden op basis van de Nota bodembeheer en aanvullend bodemonderzoek.
Omdat vrijwel het gehele gebied niet onderzocht is, is niet uit te sluiten dat mogelijk incidenteel verontreinigingen kunnen voor komen. Voor de herontwikkeling is dan ook ten minste een verkennend bodemonderzoek noodzakelijk.
5.4 Luchtkwaliteit
Toetsingskader
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit. Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 5.1 weergegeven.
Tabel 5.1 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm
Tabel 6.3 Toetsing aan grenswaarden maatgevende stoffen Wm stof | grenswaarde | maximale waarden in jaar 2020 | maximale waarden in jaar 2030 |
stikstofdioxide (NO2)) | 40 µg/m³ | 15,5 | 12,3 |
fijn stof (PM10) | 40 µg/m³ | 18,4 | 16,9 |
max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg/m³ | 6,5 | 6,0 | |
Fijn stof (PM2,5) | 25 µg/m³ | 11,0 | 9,4 |
Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.
Besluit niet in betekenende mate
In dit Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een plan vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:
- een plan heeft een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10 (= 1,2 µg/m³);
- een plan valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg en 3.000 woningen bij twee ontsluitingswegen, kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlak van niet meer dan 100.000 m2 bij één ontsluitingsweg en 200.000 m2 bij twee ontsluitingswegen.
Toetsing en conclusie
De ontwikkeling betreft de realisatie van 126 woningen en de sloop van 138 woningen. Dit aantal valt ruim onder de grens van 1.500 woningen, die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. Het plan draagt dan ook niet in betekenende mate bij aan de toename van de hoeveelheid stikstofdioxide en fijn stof in de lucht. Er wordt dan ook voldaan aan de luchtkwaliteitswetgeving en nader onderzoek is niet noodzakelijk.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied gegeven. Dit is gedaan aan de hand van de NSL-monitoringstool 2017 (http://www.nsl-monitoring.nl/viewer/) die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. De dichtstbijzijnde maatgevende weg betreft de Oranjeweg. Uit de NSL-monitoringstool blijkt dat in 2017 de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijn stof langs deze weg ruimschoots onder de grenswaarden lagen.
5.5 Water
Beleid
De gemeente Goes streeft ernaar om het watersysteem binnen haar gemeentegrenzen duurzaam in
te richten en te onderhouden. Dit doet zij in samenwerking met de waterbeheerder, waterschap
Scheldestromen. Het watersysteem moet daarbij voldoen aan gestelde normen van de
waterbeheerder en de functies kunnen vervullen zoals die omschreven zijn in het Waterplan Goes. Dit
beleidsplan voor water in het bebouwde gebied is opgesteld in samenwerking met het waterschap.
Naast de samenwerking met de waterbeheerder wordt het gemeentelijke beleid ook afgestemd op het Omgevingsplan Zeeland, waarin de provincie Zeeland het Rijksbeleid doorvertaald en
uitwerkt. De doelstelling van het Omgevingsplan ten aanzien van water is een goede kwaliteit van het
oppervlaktewater en de waterbodems, een peilbeheer en een aanvaardbaar risico op wateroverlast
dat is afgestemd op bestaande en toekomstige functies.
Plangebied
De afbakening van het plangebied en de toekomstige indeling zijn beschreven in hoofdstuk 4. De toetsen in deze paragraaf zijn daarop gebaseerd. Uit de beschrijving blijkt dat het verhard oppervlak in de toekomstige situatie afneemt. Bovendien biedt de toevoeging van groen extra hemelwaterbergingsmogelijkheden. Twee van de vier straten (de Marijkestraat en de Van Jacob Klaaijsenstraat) zijn de afgelopen jaren voorzien van een nieuw, gescheiden riool. De twee andere straten volgen als onderdeel van dit project. Daarmee kan hemelwater en vuilwater in het hele plangebied gescheiden worden afgevoerd.
Oppervlaktewatersysteem
In het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig. In figuur 5.5 is de ligging ten opzichte van het oppervlaktewatersysteem in de omgeving aangegeven.
Figuur 5.5 Watersysteem rondom het plangebied (Bron: website Waterschap Scheldestromen)
Watertoets
Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan vindt afstemming plaats met het waterschap. Het waterschap hanteert daarvoor een watertoetstabel. De ingevulde tabel is als bijlage 4 opgenomen bij deze toelichting. Uit het doorlopen van de onderwerpen in de watertoetstabel blijkt dat water geen belemmeringen oplevert voor de uitvoering van het plan.
5.6 Bedrijven En Milieuzonering
Toetsingskader
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:
- ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd;
- rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.
Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en nieuwe woningen in voldoende mate mee te nemen, wordt in deze ruimtelijke onderbouwing gebruikgemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). In deze publicatie is een lijst opgenomen waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. Voor elke bedrijfsactiviteit is de maximale richtafstand ten opzichte van milieugevoelige functies aangegeven op grond waarvan de categorie-indeling heeft plaatsgevonden. De richtafstanden gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk'.
Onderzoek en conclusie
De ontwikkeling betreft een mileugevoelige functie, ten opzichte van bedrijvigheid in de omgeving kunnen de woningen hinder ondervinden en andersom kan de toevoeging van woningen bedrijven in de omgeving hinderen in hun bedrijfsvoering. De omgeving van het plangebied kan worden getypeerd als rustige woonwijk, in de omgeving zijn voornamelijk woningen aanwezig. Op grotere afstand zijn maatschappelijke activiteiten, ondergeschikte detailhandel en/of horeca toegestaan. Hier zijn onder andere de volgende bedrijven aanwezig in de huidige situatie: Ostrea Lyceum, SMWO (diensten maatschappelijk werk) en Leger des Heils gezondheidszorg. De bedrijfsactiviteiten zijn te vergelijken met milieucategorie 1 en 2. De maximale richtafstand bedraagt 30 meter in een rustige woonwijk. De maatschappelijke bestemming ligt op circa 35 meter van de gevels van de beoogde woningen. Aan de richtafstand wordt derhalve voldaan, de milieusituatie ter plaatse van de nieuwe woningen is dan ook goed te noemen.
5.7 Geluid
Toetsingskader
De nieuwe woningen zijn volgens de Wet geluidhinder (Wgh) nieuwe geluidgevoelige functies. Langs alle wegen - met uitzondering van 30 km/u-wegen en woonerven - bevinden zich op grond van de Wgh geluidzones waarbinnen de geluidhinder vanwege de weg getoetst moet worden.
Akoestisch onderzoek naar wegverkeerslawaai is noodzakelijk volgens de Wet geluidhinder (Wgh) indien de nieuwe woningen binnen de geluidzone van een weg worden gerealiseerd. De woningen zijn gelegen binnen de geluidzone van de Oranjeweg en de 's-Heer Elsdorpweg. Daarnaast wordt in het kader van een goede ruimtelijke ordening en op basis van jurisprudentie ook de niet gezoneerde wegen (30 km/uur wegen) onderzocht op wegverkeerslawaai. In voorliggend onderzoek zijn de Bergweg, Kamperfoeliestraat en de Jacob Klaaijsenstraat (30 km/uur wegen) meegenomen in de berekeningen.
Onderzoek
Het akoestisch onderzoek is vastgelegd in de rapportage 'Verzetsheldenbuurt - Akoestisch rapport wegverkeerslawaai' (Rho Adviseurs voor leefruimte, 2019). Deze rapportage is opgenomen in bijlage 2. De conclusies hieruit worden hierna kort weergegeven.
De woningen zijn gelegen binnen de geluidzone van de Oranjeweg en de 's-Heer Elsdorpweg (50 km/uur), en zijn ten gevolge van deze wegen getoetst aan de Wgh. Daarnaast is in het kader van een goede ruimtelijke ordening en op basis van jurisprudentie ook een beschouwing gegeven van de niet gezoneerde wegen.
Gezoneerde wegen
Als gevolg van het wegverkeer op de gezoneerde Oranjeweg en de 's-Heer Elsdorpweg (50 km/uur) wordt de wettelijke voorkeursgrenswaarde van 48 dB niet overschreden. De maximale geluidbelasting inclusief aftrek artikel 110g Wgh bedraagt 48 dB.
Niet gezoneerde wegen
Als gevolg van het wegverkeer op de niet gezoneerde Bergweg (30 km/uur), word de richtwaarde van 48 dB niet overschreden.
Als gevolg van het wegverkeer op de Kamperfoeliestraat en de Jacob Klaaijsenstraat wordt de richtwaarde van 48 dB overschreden. De maximaal berekende waarde bedraagt 51 dB, inclusief aftrek artikel 110g Wgh. Het toepassen van maatregelen om de geluidbelasting van deze wegen te reduceren is niet mogelijk en/of doeltreffend.
De richtwaarden worden overschreden door wegen die niet onder het regime van de Wet geluidhinder vallen. In het Bouwbesluit gelden daarom geen bijzondere eisen aan de geluidwering van de gevels. Aanbevolen wordt om vanuit het oogpunt van het bereiken van een aanvaardbaar akoestisch leefklimaat bij de bouw rekening te houden met gevelmaatregelen om aan een maximale binnenwaarde van 33 dB te voldoen.
Conclusie
Het aspect wegverkeerslawaai staat de ontwikkeling niet in de weg.
5.8 Externe Veiligheid
Toetsingskader
Bij ruimtelijke plannen wordt ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten gekeken, namelijk:
- bedrijven waar opslag, gebruik en/of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt;
- vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of leidingen.
In het externe veiligheidsbeleid wordt onderscheid gemaakt in het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Voor het GR geldt een oriëntatiewaarde. De gemeente heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.
Vervoer van gevaarlijke stoffen
Per 1 april 2015 is het Besluit externe veiligheid transportroutes (BEVT) en het Basisnet in werking getreden. Het BEVT vormt de wet- en regelgeving voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg, het spoor of over het water. De concrete uitwerking volgt in het Basisnet. Het Basisnet beoogt voor de lange termijn (2020, met uitloop naar 2040) duidelijkheid te bieden over het maximale aantal transporten van, en de bijbehorende maximale risico's die het transport van gevaarlijke stoffen mag veroorzaken. Het Basisnet is onderverdeeld in drie onderdelen: Basisnet Spoor, Basisnet Weg en Basisnet Water.
Het BEVT en het bijbehorende Basisnet maakt bij het PR onderscheid in bestaande en nieuwe situaties. Voor bestaande situaties geldt een grenswaarde voor het PR van 10-5 per jaar ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en een streefwaarde van 10-6 per jaar. Voor nieuwe situaties geldt de 10-6 waarde als grenswaarde voor kwetsbare objecten, en als richtwaarde bij beperkt kwetsbare objecten. In het Basisnet Weg en het Basisnet Water zijn veiligheidsafstanden (PR 10-6 contour) opgenomen vanaf het midden van de transportroute.
Tevens worden in het Basisnet de plasbrandaandachtsgebieden (PAG) benoemd voor transportroutes. Hiermee wordt geanticipeerd op de beperkingen voor ruimtelijke ontwikkelingen die samenhangen met deze plasbrandaandachtsgebieden. Het Basisnet vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf de rand van het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik.
Toetsing en conclusie
Uit de professionele risicokaart blijkt dat in de omgeving van het plangebied geen relevante risicovolle inrichtingen aanwezig zijn. Op grote afstand (ruim 550 meter) is het LPG tankstation Shell De Baar B.V. aanwezig. Over het spoortraject Vlissingen-Bergen op Zoom vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. Het plangebied ligt op circa 480 meter van dit spoor. Er is geen PR10-6 contour aanwezig, de hoogte van het groepsrisico bedraagt 3,2 x de oriëntatiewaarde. Het plangebied ligt niet binnen de PR10-8 contour van het groepsrisico, een verantwoording van het groepsrisico is derhalve niet noodzakelijk. Het aspect externe veiligheid staat de ontwikkeling dan ook niet in de weg.
Figuur 5.6 Uitsnede professionele risicokaart
5.9 Ecologie
Toetsingskader
Met de Wnb (Wet natuurbescherming) zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.
Gebiedsbescherming
Bescherming van natuurgebieden wordt gewaarborgd door de Wet natuurbescherming (Wnb) en de Wet Ruimtelijke Ordening (Wro). Natura 2000-gebieden worden beschermd door de Wnb en het Natuurnetwerk Nederland (NNN) wordt beschermd door de Wro.
Natura-2000 gebieden
De Minister van Economische Zaken (EZ) wijst gebieden aan die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden: Natura 2000. Een dergelijk besluit bevat de instandhoudingsdoelstellingen voor de leefgebieden van vogelsoorten (Vogelrichtlijn) en de instandhoudingsdoelstellingen voor de natuurlijke habitats en habitats van soorten (Habitatrichtlijn).
Een bestemmingsplan dat afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied, kan uitsluitend vastgesteld worden indien uit een passende beoordeling de zekerheid is verkregen dat het plan, onderscheidenlijk het project de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten. Indien deze zekerheid niet is verkregen, kan het plan worden vastgesteld, indien wordt voldaan aan de volgende drie voorwaarden:
- alternatieve oplossingen zijn niet voor handen;
- het plan is nodig om dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard, en
- de nodige compenserende maatregelen worden getroffen om te waarborgen dat de algehele samenhang van het Natura 2000-netwerk bewaard blijft.
De bescherming van deze gebieden heeft externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.
Natuurnetwerk Nederland (NNN)
Gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) worden aangewezen in de provinciale verordening. Voor dit soort gebieden geldt het 'nee, tenzij' principe, wat inhoudt dat binnen deze gebieden in beginsel geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogen plaatsvinden.
Soortenbescherming
In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen:
- soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn;
- soorten die worden beschermd in de Habitatrichtlijn;
- overige soorten.
De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, eieren en rustplaatsen van vogels als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn. Gedeputeerde Staten (hierna: GS) kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen Provinciale Staten (hierna: PS) vrijstelling verlenen van dit verbod. De voorwaarden waaraan voldaan moet worden om ontheffing of vrijstelling te kunnen verlenen zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Vogelrichtlijn. Verder is het verboden in het wild levende dieren van soorten, genoemd in bijlage IV, onderdeel a, bij de Habitatrichtlijn, bijlage II bij het Verdrag van Bern of bijlage I bij het Verdrag van Bonn, in hun natuurlijk verspreidingsgebied opzettelijk te doden of te vangen of te verstoren. GS kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen PS vrijstelling verlenen van dit verbod. De gronden voor verlening van ontheffing of vrijstelling zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Habitatrichtlijn.
Ten slotte is een verbodsbepaling opgenomen voor overige soorten. Deze soorten zijn opgenomen in de bijlage onder de onderdelen A en B bij de Wnb. De provincie kan ontheffing verlenen van deze verboden. Verder kan bij provinciale verordening vrijstelling worden verleend van de verboden. De noodzaak tot ontheffing of vrijstelling kan hierbij ook verband houden met handelingen in het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden.
Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan moet worden onderzocht of de Wet natuurbescherming de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning of ontheffing ingevolge de wet zal kunnen worden verkregen.
Onderzoek en conclusie
Er is een quickscan ecologie uitgevoerd om de mogelijk aanwezige natuurwaarden te onderzoeken. Dit onderzoek is bijgevoegd in bijlage 5 van deze toelichting.
Gebiedsbescherming
In de directe omgeving van het plangebied zijn geen beschermde natuurgebieden aanwezig. Op circa 2,5 kilometer is natuurgebied de Oosterschelde aanwezig, daarnaast zijn in de omgeving ook nog de Nautra 2000 gebieden Yerseke en Kapelse Moer en Westerschelde & Seaftinghe aanwezig. De Oosterschelde betreftt een gebied waarin habitattypen aanwezig zijn die gevoelig zijn voor stikstof. De woonwijk wordt gasloos gebouwd er is dan ook geen sprake van gebouwemissies. De realisatie van woningen veroorzaakt ook een toename van verkeer die zou kunnen leiden tot een toename van stikstofdeposititei n Natura 2000 gebieden in de omgeving. De realisatie van de woonwijk met 126 rijwoningen leidt tot een toename van verkeer die zou kunnen leiden tot een toename van stikstofdepositie in Natura 2000-gebieden in de omgeving. Daarnaast zouden ook de werkzaamheden in de aanlegfase kunnen leiden tot stikstofdepositie op deze gebieden. De ligging van de locatie ten opzichte van Natura 2000-gebieden is weergegeven in figuur 5.7. Met het programma AERIUS Calculator is een berekening uitgevoerd om de gevolgen voor de stikstofdepositie binnen Natura 2000 in beeld te brengen en te toetsen of de eventuele toename past binnen de eisen die gelden op grond van de Wet natuurbescherming. In bijlage 6 is de Aerius-berekening en een toelichting hierop opgenomen.
Figuur 5.7 Locatie beoogde ontwikkeling (rode stip) ten opzichte van Natura 2000-gebieden (bron: Geoweb provincie Zeeland)
Uit berekeningen voor de gebruiksfase en aanlegfase blijkt dat er geen sprake is van stikstofdeposities die hoger zijn dan 0,00 mol/ha/jr op Natura 2000-gebied. Voor projecten die niet leiden tot een toename van depositie is geen vergunning conform de Wet natuurbescherming nodig. De uitkomsten van de berekening dienen 5 jaar te worden bewaard, zodat bij controle kan worden aangetoond dat dit aspect is onderzocht.
Natuurnetwerk Zeeland
Bestaand natuurnetwerk ligt op meer dan de provinciale afwegingszone van 100 meter. Ter plaatse van Kloetinge is agrarisch beheergebied van ecologische waarde aanwezig.
Gezien de aard van de ontwikkeling (herstructurering van bestaand woongebied in de bebouwde kom op grote afstand van natuurgebied) kunnen effecten op beschermde natuur worden uitgesloten.
Soortenbescherming
Als gevolg van de sloopwerkzaamheden kunnen effecten ontstaan op beschermde soorten. De geschiktheid van de gebouwen voor beschermde soorten is onderzocht aan de hand van een quickscan (zie bijlage 5). Uit de quickscan blijkt het volgende:
- gedurende het veldbezoek zijn geen geschikte (potentiële) nestlocaties gevonden voor vogels met vaste verblijfplaatsen zoals de huismus en gierzwaluw.
- de aanwezigheid van verblijfplaatsen van vleermuizen kan worden uitgesloten, er zijn geen gaten/spleten in het gebouw waar de soorten kunnen verblijven.
- overige beschermde soorten worden niet verwacht.
Vanwege de aanwezigheid van algemene broedvogels is het noodzakelijk om te werken buiten het broedseizoen. Op deze manier wordt overtreding van de Wnb voorkomen.
Conclusie
De Wnb staat de ontwikkeling niet in de weg.
5.10 Kabels En Leidingen
Toetsingskader
Rond planologisch relevante leidingen dient rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden (belemmeringenzones).
Toetsing en conclusie
Binnen het plangebied en in de directe omgeving zijn geen planologisch relevante buisleidingen, hoogspanningsverbindingen of straalpaden aanwezig. Het aspect kabels en leidingen staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.
5.11 Mer-beoordeling
Beleid en Normstelling
In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast dient het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:
- de kenmerken van de projecten;
- de plaats van de projecten;
- de kenmerken van de potentiële effecten.
Onderzoek en conclusie
In het Besluit milieueffectrapportage is opgenomen dat de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject mer-beoordelingsplichtig is indien (Besluit milieueffectrapportage, Bijlage onderdeel D11.2);
- de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 100 hectare of meer;
- een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat;
- een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m2 of meer.
De beoogde ontwikkeling betreft herontwikkeling van 126 woningen en blijft daarmee ruim onder de drempelwaarde.
Dit betekent dat een zogenaamde 'vormvrije m.e.r.-beoordeling' noodzakelijk is. Alhoewel de beoogde ontwikkeling onder de drempelwaarde blijft is middels een aanmeldingsnotitie (bijlage 1) onderzocht of sprake is van belangrijke nadelige milieueffecten. Uit deze notitie blijkt dat hiervan geen sprake is. Op basis van de aanmeldingsnotitie besluit het bevoegd gezag dat het opstellen van een MER niet noodzakelijk is.
Hoofdstuk 6 Juridische Planbeschrijving
6.1 Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (Svbp)
Het juridische kader voor dit bestemmingsplan vormt de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Sinds 1 januari 2010 moeten conform de Wro alle nieuwe ruimtelijke plannen digitaal, uitwisselbaar en vergelijkbaar worden gemaakt. Het gaat dan onder andere om bestemmingsplannen, provinciale verordeningen en structuurvisies. Deze plannen worden digitaal beschikbaar gesteld voor burgers, bedrijven en andere overheidsinstanties.
Dit bestemmingsplan is opgebouwd volgens de bindende afspraken uit de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2012 (SVBP2012), zoals die zijn verankerd in het Bro. Daarnaast voldoet dit bestemmingsplan aan de eisen die het Bro stelt aan de regels van het bestemmingsplan. Het gaat dan bijvoorbeeld om een aantal standaardbegrippen, de wijze van meten, regels ten aanzien van overgangsrecht en de anti-dubbeltelbepaling.
6.2 Opzet Van Het Nieuwe Bestemmingsplan
Er is gekozen om een flexibel bestemmingsplan op te stellen, waarin een aantal aspecten die belang zijn voor het plan zijn vastgelegd. Zo is de wegenstructuur en de manier van bouwen vastgelegd. Ook is de hoeveelheid groen bepaald. Zo blijven de belangrijkste punten uit het stedenbouwkundig plan gehandhaafd, maar is er nog wel flexibiliteit.
Ten aanzien van de opzet van het bestemmingsplan (plankaart en regels) is het volgende van belang.
Opzet plankaart
Algemeen
Het uitwerkingsplan moet voldoen aan de eis van rechtszekerheid. Dit betekent dat een bestemmingsregeling duidelijk en voor één uitleg vatbaar is. In aansluiting hierop en in relatie tot digitale ontwikkelingen verdient het de voorkeur de bestemmingsregeling zo veel mogelijk op de plankaart te visualiseren en de planregels zo transparant mogelijk te houden. Uitgangspunt is dat zoveel mogelijk informatie op de plankaart wordt aangegeven en dat de plankaart digitaal wordt opgebouwd.
Daarbij is gebruik gemaakt van een combinatie van de BGT (Basisregistratie Grootschalige Topografie) en de digitale kadastrale ondergrond.
Bestemmingen
Op de plankaart wordt aangegeven welke bestemming geldt en waar bebouwing is toegestaan. Door middel van hoofdletters wordt de bestemming aangeduid, bijvoorbeeld WG voor 'Woongebied' en V voor 'Verkeer'.
Op het renvooi wordt de betekenis aangegeven van de bestemmingen en de aanduidingen. Tevens wordt in een onderhoek op de plankaart de naam van het uitwerkingsplan aangegeven, de datum van terinzagelegging, vaststelling en (eventueel) van de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Ook is het identificatienummer van het bestemmingsplan en het kaartblad aangegeven. De kaart bestaat uit 1 kaartblad en renvooi, op een schaal van 1:1.000.
Aanduidingen
Op de kaart zijn maatvoeringsaanduidingen op de kaart aangegeven zoals de maximaal toegestane hoogtemaat (goothoogte en bouwhoogte). Bij het toekennen van de aanduidingen is zo veel mogelijk gebruik gemaakt van de standaard (en verplichte) aanduidingen uit SVBP2012.
Opzet planregels
Volgens SVBP2012 hebben de planregels een vaste hoofdstukindeling, in een vaste volgorde.
- In hoofdstuk 1 (inleidende regels) worden in de regels gehanteerde begrippen, voor zover nodig, gedefinieerd, en wordt de wijze van meten bepaald.
- In hoofdstuk 2 (bestemmingsregels) worden alfabetisch de regels gegeven waarmee de bestemmingen die op de plankaart voorkomen nader worden omschreven.
- Hoofdstuk 3 (algemene regels) bevat een aantal regels die voor alle bestemmingen gelden, zoals een anti-dubbeltelbepaling, dan wel regels die voor de nodige flexibiliteit kunnen zorgen, zoals algemene ontheffings- of wijzigingsbevoegdheden.
- Hoofdstuk 4 (overgangs- en slotregels) ten slotte geeft overgangsrecht voor bestaand gebruik en bestaande bebouwing en de titel van het plan.
Een bestemmingsartikel (Hoofdstuk 2, Bestemmingsregels) wordt als volgt opgebouwd:
- bestemmingsomschrijving;
- bouwregels (onderverdeeld in toelaatbaarheid van bouwwerken en bouwhoogte, oppervlakte en inhoud)
- afwijken van de bouwregels;
- specifieke gebruiksregels;
- afwijken van de gebruiksregels;
- aanlegvergunningen;
- wijzigingsbevoegdheden.
Een bestemmingsartikel hoeft niet alle elementen te bevatten. Dit is afhankelijk van de aard van de bestemming. Alle bestemmingen bevatten wel een bestemmingsomschrijving en bouwregels.
6.3 Gehanteerde Bestemmingen
Artikel 3 Groen
Binnen de bestemming 'Groen' zijn de gronden voorzien als groenvoorzieningen, zoals parken en plantsoenen. Daarnaast zijn deze gronden bestemd voor fiets- en voetpaden, waterpartijen, watergangen en andere voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding. In samenhang met de gronden binnen de bestemming 'Woongebied' dient in totaal 2.000 m2 aan groen binnen het plangebied te worden gerealiseerd.
Binnen de bestemming groen is bepaald dat het toegestaan is niet voor bewoning bestemde gebouwen op te richten met een maximale hoogte van 3.50 meter en een maximale oppervlakte van 15 vierkante meter, zoals openbare nutsvoorzieningen. Tevens is het mogelijk binnen deze bestemming antennes op te richten van maximaal 5.00 meter hoog, alsook speeltoestellen van maximaal 3.50 meter hoog. Ook is bepaald dat het mogelijk is om binnen de bestemming 'Groen' (licht)- masten van maximaal 8.00 meter hoog op te richten en bouwwerken geen gebouwen zijnde van maximaal 2.00 meter hoog.
Artikel 4 Verkeer
Binnen de bestemming 'Verkeer' zijn de gronden bestemd voor wegen en straten. Deze gronden voorzien in de verkeersontsluiting van de woningen. Daarnaast zijn de gronden binnen deze bestemming bedoeld voor parkeren en groen- en watervoorzieningen.
Binnen de bestemming verkeer zijn niet voor bewoning bestemde gebouwen toegestaan, zoals nutsvoorzieningen met een maximale goot- en bouwhoogte van 3.20 meter, tenzij anders aangegeven op de verbeelding. Tevens zijn antennes van maximaal 5.00 meter mogelijk alsook (licht-) masten van maximaal 8,00 meter en bouwwerken geen gebouwen zijnde van maximaal 2.00 meter.
Artikel 5 Woongebied
De gezamenlijke gronden met de bestemming 'Woongebied' zijn bedoeld voor de realisatie van maximaal 126 eengezinswoningen. Daarnaast zijn groenvoorzieningen en parkeerplaatsen binnen deze bestemming mogelijk. Binnen de bestemming 'Woongebied' is daarmee sprake van enige flexibiliteit in de gebruiksmogelijkheden.
Binnen de bestemming 'Woongebied' mogen woningen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak. De exacte positie, breedte en woningtype kunnen variëren binnen de ruimte die het bouwvlak biedt. Buiten het bouwvlak mogen ook bijbehorende bouwwerken en bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gebouwd. De woningen hebben een minimale afstand van 2 meter tot de bestemming verkeer. Ook de afstand tot de voorste perceelsgrens is minimaal 2 meter. De woningen grenzend aan de groenvoorzieningen dienen met hun voorgevel naar deze groenvoorzieningen te worden georiënteerd.
Om de afstand tussen de woningen te bewaken bedraagt de minimale afstand tussen de achtergevel van een hoofdgebouw tot de achtergevel van een achterliggende woning ten minste 15 meter. De maximale goot- en bouwhoogte van hoofdgebouwen is op de verbeelding weergegeven.
De bebouwde oppervlakte (buiten het bouwvlak) bedraagt ten hoogste 50% van het achtererf. Daarnaast zijn er eisen gesteld aan de maximale hoogte van bijbehorende bouwwerken en bouwwerken geen gebouwen zijnde.
Artikel 6 Waarde - Archeologie 2
Op de gronden die zijn aangewezen als archeologisch waardevol gebied is de bestemming 'Waarde -Archeologie 2' gelegd. Deze gronden zijn primair bestemd voor het behoud van het ter plaatse aanwezige archeologisch waardevol gebied en van de ter plaatse aanwezige vindplaatsen, niet zijnde beschermd van rijkswege. Tevens is opgenomen onder welke voorwaarden een omgevingsvergunning noodzakelijk is indien er werkzaamheden op onderhavige gronden verricht worden.
Hoofdstuk 7 Uitvoerbaardheid
7.1 Economische Uitvoerbaarheid
In de Wro is in afdeling 6.4 de regelgeving rondom grondexploitatie opgenomen. Centrale doelstelling van de wet is om in de situatie van particuliere grondexploitatie te komen tot een verbetering van het gemeentelijk kostenverhaal en de versterking van de gemeentelijke regie bij locatieontwikkeling. In artikel 6.12 van de Wro is bepaald dat de gemeenteraad een exploitatieplan vaststelt voor gronden waarop een bouwplan is voorgenomen. In artikel 6.2.1 Bro is vastgelegd wat onder een bouwplan wordt verstaan. De bouw van een of meerdere hoofdgebouwen is in het betreffende artikel van het Bro opgenomen.
Een exploitatieplan dient tegelijkertijd met een bestemmingsplan te worden vastgesteld. In de Wro is tevens opgenomen, dat kan worden afgeweken van de verplichting tot het opstellen van een exploitatieplan indien het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan of besluit begrepen gronden anderszins verzekerd is. Dit is onder meer het geval indien de gemeente en de initiatiefnemer en/of de ontwikkelende partij een privaatrechtelijke overeenkomst hebben gesloten over de verdeling van kosten bij de grondexploitatie. Tussen de initiatiefnemer en de gemeente is een exploitatieovereenkomst (anterieure overeenkomst) gesloten.
Conform artikel 3.1.6, sub f van het Bro heeft een onderzoek plaatsgevonden naar de economische uitvoerbaarheid van het plan. De ontwikkeling wordt uit eigen middelen betaald. Er is gebleken dat het plan economisch uitvoerbaar is.
7.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
7.2.1 Vooroverleg
Ter voldoening aan het bepaalde in artikel 3.1.1 van het Bro dient bij de voorbereiding van een bestemmingsplan, waar nodig, overleg gepleegd te worden met de wettelijk verplichte organisaties. Het plan is daarom toegestuurd aan de volgende instanties:
- Provincie Zeeland;
- Waterschap Scheldestromen;
- DNWG;
- Veiligheidsregio Zeeland.
Deze hebben allen aangegeven akkoord te zijn met het plan.
7.2.2 Terinzagelegging
In het kader van de vaststellingsprocedure heeft het ontwerpbestemmingsplan 6 weken ter inzage gelegen. In deze periode heeft een ieder de mogelijkheid gehad een zienswijze in te dienen. Daar is geen gebruik van gemaakt.
Naar aanleiding van de recente PAS uitspraak van de Raad van State is een reactie vanuit de provincie over het verwerken van de PAS in het bestemmingsplan, dit is niet in het kader van een zienswijze geweest. Naar aanleiding van de PAS uitspraak is een stikstofberekening gedaan voor de ontwikkeling, deze is toegevoegd aan het bestemmingsplan.
7.2.3 Handhaving
Bijlage 1 Parkeerbeleidsplan 2012 -2020
Bijlage 1 Parkeerbeleidsplan 2012 -2020
Bijlage 1 Mer-beoordeling
Bijlage 2 Onderzoek Wegverkeerslawaai
Bijlage 2 Onderzoek wegverkeerslawaai
Bijlage 3 Goes-oost Verzetsheldenbuurt Noord, Goes
Bijlage 3 Goes-oost Verzetsheldenbuurt noord, Goes
Bijlage 4 Watertoetstabel
Bijlage 5 Quick Scan Flora En Fauna
Bijlage 5 Quick scan flora en fauna