Herziening Marconistraat 11
Bestemmingsplan - Gemeente Goes
Vastgesteld op 21-11-2019 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
het bestemmingsplan 'Herziening Marconistraat 11' met identificatienummer NL.IMRO.0664.BPGW18-VG99 van de gemeente Goes;
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
1.3 Aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de Regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.4 Aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.5 Antennemast
een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie;
1.6 Archeologische waarde
de aan het gebied toegekende waarde gekenmerkt door voorwerpen of bewoningssporen van vroegere samenlevingen direct onder het aardoppervlak;
1.7 Bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.8 Bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen en aantallen
afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen en aantallen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand kunnen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet;
1.9 Bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
1.10 Bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.11 Bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw of ander bouwwerk, met een dak;
1.12 Bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.13 Bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
1.14 Bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten (bouwvlak plus erf);
1.15 Bouwperceelgrens
een grens van een bouwperceel;
1.16 Bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.17 Bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.18 Bouwwerk, geen gebouw zijnde
een ander bouwwerk;
1.19 Deskundige
een door burgemeester en wethouders aan te wijzen onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen inzake een specifiek aspect van de ruimtelijke ordening;
1.20 Detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, hieronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan diegenen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.21 Gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.22 Hoofdgebouw
een gebouw of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
1.23 Horecabedrijf
een bedrijf, gericht op één of meer van de navolgende activiteiten
- a. het verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken;
- b. het exploiteren van zaalaccommodatie;
- c. het verstrekken van nachtverblijf.
1.24 Nutsvoorzieningen
voorzieningen ten behoeve van het openbaar nut, zoals transformatorhuisjes, schakelhuisjes, duikers, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, etc.;
1.25 Ondergeschikte horeca
horecavoorziening binnen een andere bestemming, ten behoeve waarvan aansluitend op de hoofdfunctie een ruimte is ingericht, in oppervlakte ten hoogste 15% van de bedrijfsvloeroppervlakte van de hoofdfunctie tot ten hoogste 25 m²;
1.26 Overkapping
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak;
1.27 Peil
voor gebouwen waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk grenst aan een weg: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang. In andere gevallen: de gemiddelde hoogte van de grond die de gebouwen en bouwwerken geen gebouwen omringt;
1.28 Seksinrichting
een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Hieronder worden in elk geval verstaan: een prostitutiebedrijf, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.29 Voorgevelrooilijn
denkbeeldige dan wel op de verbeelding aangegeven lijn die strak loopt langs de voorgevel van een hoofdgebouw tot aan de perceelsgrenzen;
1.30 Voorgevel van een hoofdgebouw
het naar de wegzijde gekeerde deel van een hoofdgebouw; indien meerdere delen van het hoofdgebouw naar de weg gekeerd zijn, is de op de verbeelding aangegeven voorgevelrooilijn bepalend;
Artikel 2 Wijze Van Meten
2.1 afstanden
Afstanden van bouwwerken onderling alsmede afstanden van bouwwerken tot de perceelsgrens worden daar gemeten, waar deze afstanden het kleinst zijn;
2.2 Bebouwd oppervlak
Het bebouwd oppervlak van een bouwperceel, of een ander terrein wordt bepaald door de oppervlakten van alle op een terrein gelegen gebouwen bij elkaar op te tellen, tenzij in de regels anders is bepaald;
2.3 Bebouwingspercentage
Het bebouwingspercentage wordt per bouwperceel berekend van het totale bouwperceel waar het percentage is ingeschreven;
2.4 Bouwhoogte
De hoogte van een bouwwerk wordt gemeten vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde met uitzondering van ongeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.5 Breedte en diepte van een gebouw of ander bouwwerk
De breedte en diepte van een bouwwerk wordt gemeten tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of tot het hart van de scheidingsmuren, met dien verstande, dat wanneer de betreffende gevelvlakken niet evenwijdig lopen of verspringen, het gemiddelde wordt genomen van de kleinste en de grootste maat;
2.6 Dakhelling
De dakhelling van een bouwwerk wordt gemeten langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.7 Goothoogte van een bouwwerk
De goothoogte van een bouwwerk wordt gemeten vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druilijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.8 Inhoud van een bouwwerk
Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het art van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.9 Oppervlakte van een bouwwerk
De oppervlakte van een bouwwerk wordt gemeten tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.10 Vloeroppervlak (netto)
Het (netto) vloeroppervlak van een bouwwerk wordt gemeten binnenwerks, op de vloer van de ruimten, die ingevolge het plan worden of kunnen worden gebruikt overeenkomstig de aan de gronden toegekende bestemming, zonder aftrek van niet dragende scheidingsmuren.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Detailhandel
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Detailhandel" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. detailhandel;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'supermarkt', tevens een supermarkt;
- c. parkeervoorzieningen, erven, paden en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming;
met dien verstande dat:
- d. detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke stoffen niet is toegestaan
3.2 Bouwregels
3.3 Nadere eisen
3.4 Afwijken van de bouwregels
3.5 Specifieke gebruiksregels
Artikel 4 Verkeer
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Verkeer" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen, straten en paden;
- b. parkeervoorzieningen;
- c. laad- en losplaatsen;
- d. groenvoorzieningen;
alsmede voor:
- e. bij deze doeleinden behorende voorzieningen zoals waterhuishoudkundige voorzieningen,
nutsvoorzieningen, straatmeubilair, geluidwerende voorzieningen, afvalverzamelvoorzieningen
en reclame-uitingen.
4.2 Bouwregels
4.3 Nadere eisen
4.4 Afwijken van de bouwregels
4.5 Specifieke gebruiksregels
Artikel 5 Waarde - Archeologie
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor “Waarde – Archeologie” aangewezen gronden zijn primair bestemd voor het behoud van het ter plaatse aanwezige archeologisch waardevol gebied.
5.2 Bouwregels
- a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 5.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 2m;
- b. ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemmingen mag met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels- uitsluitend worden gebouwd, indien:
- 1. burgemeester en wethouders beschikken over een verklaring van de archeologisch deskundige waaruit blijkt dat het opstellen van een rapport met daarin een beschrijving van de archeologische waarden van de betrokken locatie niet nodig is;
- 2. niet is voldaan aan het bepaalde onder 1: de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
- 3. de betrokken archeologische waarden, gelet op het onder 2 genoemde rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door de archeologische deskundige;
- c. het bepaalde in lid b is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
- 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 250 m²;
- 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden niet dieper dan 40 cm wordt geplaatst.
5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.4 Wijzigingsbevoegdheid
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 7 Algemene Bouwregels
7.1 Bestaande maten
- a. De bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die meer bedragen dan in Hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
- b. De bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die minder bedragen dan in Hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden;
- c. In geval van herbouw is het bepaalde onder a en b uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.
7.2 Overschrijding bouwgrenzen
De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van de plankaart en
Hoofdstuk 2 uitsluitend worden overschreden door:
- a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, erkers, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, alsmede andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer dan 1,5 meter bedraagt;
- b. de bouw van andere bouwwerken ten dienste van nutsvoorzieningen, mits deze voorzieningen van geringe horizontale en verticale afmetingen zijn en de bouwhoogte in ieder geval niet meer dan 10 meter bedraagt. In afwijking van het in vorige zin bepaalde bedraagt de bouwhoogte van voorzieningen voor telecommunicatie ten behoeve van privégebruik maximaal 15 meter en voor gemeenschappelijk gebruik maximaal 30 meter;
- c. voor de bouw van kleine niet voor bewoning bestemde gebouwtjes ten dienste van nutsvoorzieningen. De inhoud van deze gebouwtjes bedraagt ten hoogste 50 m³ en de bouwhoogte ten hoogste 3 meter.
Artikel 8 Algemene Gebruiksregels
Het is verboden de in de dit plan begrepen gronden, gebouwen en bouwwerken te gebruiken, te doen of laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de in dit plan aan de grond gegeven bestemming. Tot het verboden gebruik wordt in ieder geval gerekend:
- a. (on)bebouwde gronden te gebruiken of te laten gebruiken voor de exploitatie van een seksinrichting.
Artikel 9 Algemene Afwijkingsregels
9.1 Afwijkingsregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van de regels in dit plan voor:
- a. geringe afwijkingen, die in het belang zijn van een ruimtelijk of technisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken of die noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein;
- b. het afwijken van hoogte- en oppervlaktematen voor bebouwing tot maximaal 10% van de voorgeschreven maten.
9.2 Voorwaarden
- a. De in lid 9.1 genoemde afwijkingen kunnen slechts worden verleend, mits:
- 1. dit passend is in het straat- en bebouwingsbeeld;
- 2. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
Artikel 10 Algemene Wijzigingsregels
10.1 Geringe afwijkingen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van geringe afwijkingen in het belang van een ruimtelijke of technisch beter verantwoorde plaatsing van gebouwen of bouwwerken geen gebouwen zijnde, of die noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein. Hierbij zijn verschuivingen van de bestemmingsgrens met maximaal 5.00 meter toelaatbaar.
10.2 Procedureregel
Bij het toepassen van de bevoegdheid als bedoeld in lid 10.1 zijn de algemene procedureregels van artikel 11 van toepassing.
Artikel 11 Procedureregel
11.1 Procedure bij toepassing wijzigingsbevoegdheid
Indien in de regels naar deze bepaling is verwezen, is op de voorbereiding van een besluit tot wijziging van een bestemmingsplan de in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht geregelde procedure van toepassing.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 12 Overgangsrecht
12.1 Overgangsrecht bouwwerken
Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:
- a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot;
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- b. burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
- c. het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
12.2 Overgangsrecht gebruik
Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:
- a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
- b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
- c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
- d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregeling van dat plan.
Artikel 13 Strafbepaling
Overtreding van het bepaalde in artikel 5, lid 3 is een strafbaar feit in de zin van artikel 1a onder 2 van de Wet op de economische delicten.
Artikel 14 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan "Herziening Marconistraat 11".
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
De gemeente Goes heeft met de ondernemers in het bedrijven- en detailhandelsgebied rondom de Marconistraat in Goes plannen gemaakt om het gebied te revitaliseren. Doel van de totale herstructurering van het Marconigebied is om op deze manier het Marconigebied op te waarderen en tegelijk de supermarktstructuur in de stad te versterken. Vooruitlopend op de revitalisering van het totale gebied wordt een discountsupermarkt gerealiseerd op de voormalige Gamma locatie.
Ter plaatste geldt het bestemmingsplan 'Marconistraat' (onherroepelijk 6 april 2012). Hierin zijn de verschillende beoogde functies en bebouwing niet mogelijk op de gewenste locaties. Om de ontwikkelingen planologisch mogelijk te maken, is dit bestemmingsplan opgesteld.
1.2 Ligging Plangebied
Het plangebied ligt in het westen van Goes, tussen de A256 en de binnenstad van Goes. Het ligt ten noorden van de spoorlijn Vlissingen - Roosendaal. Ten zuiden van de spoorlijn ligt bedrijventerrein De Poel I, ten noorden van het plangebied ligt een woonwijk.
In figuur 1.1 is de ligging van het plangebied globaal weergegeven.
Figuur 1.1 Ligging plangebied (bron: luchtfoto kadaster Nederland)
1.3 Geldend Bestemmingsplan
Ter plaatse geldt het bestemmingsplan 'Maconistraat', onherroepelijk 06 april 2012.
Het plangebied heeft hierin de bestemming 'Detailhandel' met functieaanduiding detailhandel perifeer. Daarnaast is het grotendeels voorzien van een dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie'.
De beoogde ontwikkeling past niet binnen de mogelijkheden die het geldende bestemmingsplan biedt.
Figuur 1.2 Uitsnede geldend bestemmingsplan plangebied wit omrand (bron: ruimtelijkeplannen)
1.4 Leeswijzer
De opbouw van de toelichting op dit bestemmingsplan is als volgt.
- In hoofdstuk 2 worden het plangebied, de directe omgeving en de beoogde planontwikkeling beschreven.
- Hoofdstuk 3 gaat in op het beleidskader en daarmee op de planologische inpasbaarheid van de ontwikkeling.
- Hoofdstuk 4 omvat de toetsing van de beoogde ontwikkeling aan de ruimtelijke en milieuaspecten.
- In hoofdstuk 5 wordt een toelichting gegeven op de bestemmingsregeling (verbeelding en regels).
- In hoofdstuk 6 wordt ingegaan op de handhaving en maatschappelijke en financiële uitvoerbaarheid van het project.
Hoofdstuk 2 Huidige En Beoogde Situatie
2.1 Huidige Situatie
In het Marconigebied zijn verschillende perifere detailhandelsbedrijven en een supermarkt gevestigd. Ook staat een aantal panden leeg. Het Marconigebied is in een zuidelijk en noordelijk deel opgedeeld door de Marconistraat die het plangebied doorkruist en de bedrijven in het Marconigebied ontsluit.
Het plangebied is gelegen ten noorden van de Marconistaat. Op het grootste deel van het plangebied staat een voormalige bouwmarkt die inmiddels leeg staat (Gammapand). Het overige deel van het plangebied is in gebruik als parkeerterrein.
Figuur 2.1 Luchtfoto plangebied witte rand (bron: luchtfoto Kadaster Nederland)
Figuur 2.2 Zicht op het plangebied vanaf de Marconistraat (bron: Google Street View sep. 2018)
2.2 Beoogde Ontwikkeling
Visie revitalisering Marconigebied
De gemeente Goes wil met de revitalisering van het Marconigebied weer een aantrekkelijk winkelgebied voor perifere detailhandel in het centrum van Goes ontwikkelen. De plannen hiervoor zijn nog volop in ontwikkeling.
Ontwikkeling van de discountsupermarkt
Ter plaatste van de voormalige Gamma bouwmarkt is de discountsupermarkt Lidl beoogd met een bruto vloeroppervlak van 2.200 m². De toevoeging van deze winkel verlicht de druk op de bestaande Lidl in wijkcentrum De Spinne. Hier ontstaan nu ongewenste situaties, omdat de winkel en de omgeving het bezoekersaantal niet aan kunnen.
De ingang van de winkel bevindt zich aan de zuidoostzijde, hier bevindt zich ook het verzamelpunt van de winkelwagentjes. Aan de zuid- en westzijde van de bebouwing zal het parkeerterrein van de winkel gerealiseerd worden. De bevoorrading zal inpandig gebeuren. Hiervoor is ruimte gereserveerd aan de westzijde van het gebouw. Op deze manier zal het vracht- en bezoekersverkeer gescheiden blijven.
De bebouwing zal deels 8 en deels 7 meter hoog worden om zodoende de inpandige bevoorrading en personeelsruimte op de 1e verdieping mogelijk te maken.
Figuur 2.3. Plattegrond ontwikkeling Lidl
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
Op 13 maart 2012 is de Rijkstructuurvisie Infrastructuur en Ruimte vastgesteld. Deze structuurvisie vervangt de Nota Ruimte. Het Rijk streeft naar een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland. Hiernaar wordt gestreefd middels een krachtige aanpak die gaat voor een excellent internationaal vestigingsklimaat, ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen scherp prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt.
Het Rijk kiest drie doelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028):
- 1. het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
- 2. het verbeteren en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
- 3. het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.
Hierna wordt ingegaan op punt 3, waarborgen kwaliteit leefomgeving.
Waarborgen kwaliteit leefomgeving
Vraaggericht programmeren en realiseren van verstedelijking door provincies, gemeenten en marktpartijen is nodig om groei te faciliteren, te anticiperen op stagnatie en krimpregio’s leefbaar te houden. Ook dient de ruimte zorgvuldig te worden benut en overprogrammering te worden voorkomen. Om beide te bereiken, is de ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Deze ladder is een procesvereiste. Dit houdt in dat bij ruimtelijke besluiten moet worden gemotiveerd hoe een zorgvuldige afweging is gemaakt van het ruimtegebruik.
Ladder voor duurzame verstedelijking
In het Bro (artikel 3.1.6 lid 2) is opgenomen dat bij een ruimtelijk plan, dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, de ladder voor duurzame verstedelijking doorlopen moet worden. De ladder is per 1 juli 2017 aangepast waarmee de ladderbenadering is losgelaten. Wel dient nog te worden aangetoond dat er behoefte is aan de betreffende ontwikkeling en, indien de ontwikkeling plaatsvindt buiten bestaande stedelijke gebied, waarom de betreffende locatie het meest geschikt is. Aangezien onderhavig planvoornemen is voorzien binnen het bestaand stedelijk gebied dient uitsluitend aangetoond te worden of er behoefte bestaat.
Toetsing
De nieuwe bebouwing van de Lidl wordt aanmerkelijk kleiner dan het bestaande pand waar voorheen de bouwmarkt was gevestigd. Het oppervlakte neemt met 1.200 m2 af. Er is dan ook geen sprake van nieuwe beslag op ruimte. De toetsing van de voorgenomen ontwikkeling aan de ladder is opgenomen in Bijlage 1. Deze toets aan de ladder is breder opgezet omdat meer ontwikkelingen in het Marconigebied spelen. Daaruit blijkt dat met de beoogde ontwikkeling in het Marconigebied sprake is van zorgvuldig ruimtegebruik en een goede ruimtelijke ordening in het kader van de ladder voor duurzame verstedelijking.
Conclusie
De beoogde ontwikkeling voldoet aan de beginselen van de ladder voor duurzame verstedelijking en past binnen het rijksbeleid. Het rijksbeleid staat de beoogde ontwikkeling dan ook niet in de weg.
3.2 Provinciaal Beleid
Omgevingsplan Zeeland 2018
Inzet van beleid
Het Omgevingsplan Zeeland 2018 bevat de hoofdlijnen van het provinciaal beleid voor de fysieke leefomgeving. Het omgevingsplan heeft betrekking op de onderwerpen economie, ruimte, mobiliteit, natuur, cultuur, water en milieu. Het Omgevingsplan 2018 bevat slechts beperkt nieuw beleid ten opzichte van het Omgevingsplan 2012-2018. Het Omgevingsplan Zeeland 2018 beoogd naast een concrete invulling voor de vier grote strategische opgaven (duurzame en concurrerende economie, klimaatbestendige en neutrale samenleving, waardevolle leefomgeving en toekomstbestendige bereikbare woon-, werk- en verblijfsomgeving) ook een eerste aanzet voor te geven voor de lange termijn strategische doelen. De verantwoordelijkheid voor het ruimtelijk beleid wordt primair bij de samenwerkende gemeenten gelegd. De provincie beperkt zich tot het bevorderen van de regionale samenwerking en het bewaken van een aantal eigen belangen.
Ten aanzien van het voorliggende plan zijn de volgende onderwerpen van toepassing.
Stedenbeleid
Verstedelijking speelt in Zeeland een steeds belangrijker rol. Steden met goede voorzieningen en vitale binnensteden zijn belangrijk voor een aantrekkelijk woon- en vestigingsklimaat. Het regionale schaalniveau wordt steeds belangrijker, het stedelijk gebied een de omliggende dorpen en regio functioneren feitelijk als één geheel. Voor steden en kernen leidt dit tot veel verschillende opgaven: verduurzaming en verbetering van de bestaande gebouwen, de verdichting van de stad voor verdere verduurzaming, het accommoderen van de vraag naar meer stedelijke woonvormen, het op peil houden van het voorzieningenniveau, de daarmee samenhangende noodzakelijke aanpak van de straten en openbare ruimte en transformatie van leegstaande gebieden en gebouwen, inclusief cultureel erfgoed.
Voorzieningen
Een betaalbaar, bereikbaar en divers voorzieningenniveau en toekomstbestendig voorzieningenstelsel voor alle bewoners, toeristen en bedrijven is essentieel. Op bovengemeentelijk niveau draagt een adequaat voorzieningenpatroon bij aan de leefbaarheid en aan de aantrekkelijkheid van een regio.
Vestiging van detailhandel bedoeld voor laagfrequente, doelgerichte inkopen (zoals woon- en autobranche, doe-het-zelf, bruin- en witgoed, tuincentra) en nieuwe grootschalige detailhandelsvoorzieningen dient plaats te vinden in het kernwinkelgebied of op de aan de (binnen)stadsrand gelegen, specifiek daarvoor aangewezen en ingerichte perifere detailhandel vestigingslocaties (PDV-locaties). Vanwege de bijzondere combinatie van frequent bezoek en groot winkelvloeroppervlak kunnen supermarkten in of (indien noodzakelijk vanwege de omvang) aansluitend aan het kernwinkelgebied worden gevestigd.
Toetsing
De beoogde locatie ligt in bestaand stedelijk gebied en sluit direct aan op de binnenstad. Marconigebied, het gebied waarin het plangebied ligt, is aangewezen als locatie voor perifere detailhandelsvestigingen. De ontwikkeling van een supermarkt is er één die qua functie en vloer omvang goed past bij de perifere detailhandel. Een (discount) supermarkt past qua omvang/schaal en verkeersaantrekkende werking moeilijk in een binnenstad en is op dat vlak vergelijkbaar met perifere detailhandel. In het Marconigebied is al een supermarkt aanwezig, waardoor deze locatie afwijkt van overige PDV locaties
Provinciale Omgevingsverordening 2018(inclusief 1e, 2e en 3e wijziging)
Een aantal onderwerpen uit het Omgevingsplan is juridisch vertaald in de Provinciale Omgevings verordening 2018. Hierin zijn onder andere regels over uitbreiding van bedrijventerreinen en woonwijken, bescherming van natuurgebieden en regionale waterkeringen in opgenomen. Voor de beoogde ontwikkelingen zijn de volgende bepalingen van belang.
Detailhandel (Artikel 2.6)
In een bestemmingsplan worden nieuwe detailhandelsvoorzieningen, daaronder mede verstaan de uitbreiding van bestaande detailhandelsvoorzieningen, primair toegelaten in bestaande kernwinkelgebieden. In de toelichting bij een bestemmingsplan waarin nieuwe detailhandelsvoorzieningen, met inbegrip van de uitbreiding van bestaande -voorzieningen, worden toegelaten wordt inzicht gegeven in de wijze waarop het plan bijdraagt aan het beleidsdoel van bundeling en concentratie in bestaande kernwinkelgebieden.
Dit is niet van toepassing op een aantal categoriën waaronder detailhandel in volumieneuze goederen enis vestiging van nieuwe detailhandelsvoorzieningen in doelgerichte, laagfrequente aankopen en nieuwe grootschalige detailhandelsvoorzieningen, behoudens vestiging in bestaande kernwinkelgebieden, tevens toegelaten binnen de bestaande en als zodanig aangegeven locaties:
- Zierikzee, Boerenweg;
- Poortvliet-Noord;
- Goes, Marconigebied;
- Middelburg, Mortiere;
- Terneuzen, Kennedylaan;
- Hulst, Morres.
Toetsing
Het Marconigebied in Goes expliciet genoemd als locatie voor grootschalige detailhandelsvoorzieningen waarvoor de hoofdregel van bundeling en concentratie in bestaande kernwinkelgebieden niet geldt. Onder grootschalige detailhandelsvoorzieningen wordt volgens art. 2.1 onder aa. van de Verordening ruimte verstaan: detailhandelsvoorzieningen met een bruto vloeroppervlak van 1.500 m² of meer. Het voornemen voor de vestiging van een supermarkt aan de Marconistraat 11 past in deze bepaling. Het bruto vloeroppervlak bedraagt 2.200 m2, dit is ruimschoots meer dan de genoemde ondergrens van 1.500 m2. Verder is in Bijlage B bepaald dat indien er geen ruimte is in de aangewezen gebieden, de vestiging van de bedoelde detailhandelsvoorzieningen elders geconcentreerd worden toegelaten op een locatie die passend, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, is ontsloten of als zodanig wordt ontwikkeld. Aangezien er voldoende ruimte beschikbaar is in het in de verordening als vestigingslocatie aangewezen Marconigebied, hoeft geen beroep te worden gedaan op deze laatste bepaling.
Daarmee past de vestiging van een supermarkt met een bruto vloeroppervlak van 2.200 m2 in de regels van de Verordening ruimte van de provincie Zeeland.
Conclusie
Het omgevingsplan en de verordening staan de beoogde ontwikkeling niet in de weg.
3.3 Regionaal En Gemeentelijk Beleid
Structuurvisie Goes 2040
Goes is in 2040 een florerende centrumgemeente met een breed aanbod aan voorzieningen en
werkgelegenheid voor de inwoners van de Bevelanden. De gemeente wil blijven investeren in de toekomst van de stad, door te vernieuwen, te verbeteren en te groeien. Goes heeft de ambitie verder te groeien in haar rol als (boven) regionale centrumgemeente. Veel van de projecten die in deze visie worden benoemd zijn daarop gericht. De ambitie is er om al die projecten te realiseren en de blik open te houden voor nieuwe kansen.
Ambities
Goes wil:
- het centrum van Zeeland zijn voor de meeste takken van zakelijke en maatschappelijke dienstverlening;
- een stad zijn met een variëteit aan vitale en gewilde woonmilieus met kwalitatief goede en toegankelijke woningen voor alle inwoners;
- de bereikbaarheid verbeteren;
- de Goese Schans en de stationsomgeving transformeren tot hoogwaardige vitale stadsdelen;
- de aantrekkelijkheid en vitaliteit van de binnenstad bestendigen, met behoud van historische kwaliteit, ruimte voor nieuw initiatief en meer wonen boven winkels;
- door slimme combinaties en alternatieven het voorzieningenniveau in de stad en de dorpen hoog houden;
- in de hele gemeente zorgen voor een evenwichtig en ruim voldoende niveau van zorg en welzijn onder meer door middel van de woonservicegebieden;
- aanbod aan recreatieve voorzieningen verbreden en verbeteren, zowel in de stad als aan de waterranden als in het buitengebied;
- het zorgpark ontwikkelen tot het goed bereikbare centrale zwaartepunt voor zorg in Zeeland;
- boven in de rijtjes staan als het gaat om duurzaamheid, klimaatbestendigheid en energiebewustzijn.
Perifere detailhandel
Het huidige terrein voor perifere detailhandel, het Marconiterrein, biedt nog maar beperkt ruimte voor uitbreiding. Nieuwe grootschalige ontwikkelingen kunnen hier niet gehuisvest worden terwijl er wel vraag naar is. Goes is daarom op zoek naar een tweede locatie voor grootschalige detailhandel. (Deze is inmiddels gevonden bij Goese Poort). Binnen de huidige detailhandelsstructuur zijn hiervoor geen locaties met voldoende ruimte beschikbaar. Behalve voldoende ruimte en een goede (auto)bereikbaarheid zijn ruime parkeermogelijkheden, zichtbaarheid, herkenbaarheid en aansluiting op belangrijke verkeerswegen belangrijke succesfactoren.
Marconigebied
In het Marconigebied zijn naast de bekende woonboulevardzaken ook enkele branches gevestigd die hier vanuit detailhandelsstructuur minder passend zijn. Er is nog beperkte uitbreidingsruimte op deze locatie. Als er nieuwe ruimte ontstaat of wanneer bestaande panden vrijkomen kan dit benut worden om het karakter te laten verschuiven naar een bredere concentratie voor perifeer grootschalig aanbod. Dit in afstemming met en volgend op de ontwikkeling in de binnenstad.
Toetsing en conclusie
De ontwikkeling van een discount supermarkt in het Marconigebied sluit aan bij de ambitie van de gemeente Goes om het karakter van het gebied te laten verschuiven naar een bredere concentratie voor perifeer grootschalig aanbod. Ontwikkeling van de supermarkt in de binnenstad is niet wenselijk en zal daarom ook niet concurreren met ontwikkelingen in de binnenstad.
Detailhandelsvisie Goes 2017
In de Detailhandelsvisie Goes 2017 schetst de gemeente Goes het kader voor het beleid voor de winkelstructuur in Goes. Goes kiest voor behoud van de huidige detailhandelsstructuur en kwalitatieve versterking van de binnenstad, Marconistraat en de ondersteunende wijkwinkelcentra. Het brandpunt van ontwikkelingen en initiatieven, zoals nieuwbouw, herstructurering, kwalitatieve versterking en uitbreiding ligt in de binnenstad en Marconistraat. In deze winkelgebieden wil de gemeente zo flexibel mogelijk om gaan met het planologisch juridisch instrumentarium om ruimte voor nieuwe initiatieven te creëren. Voor de Marconistraat moet goed gekeken worden naar de impact van (het toestaan) van nieuwe initiatieven op de binnenstad. Voorkomen moet worden dat de beide winkelgebieden elkaar beconcurreren.
Marconistraat
De komende jaren zal de uitstraling, openbare ruimte, verkeersstructuur en beleving van het gebied moeten verbeteren om de positie van het Marconigebied te versterken. Voor de gebiedsvreemde winkels zoals het garagebedrijf, die gevestigd zijn of waren in het gebied is uitbreiding niet mogelijk. Deze mogelijkheid is er wel voor de supermarkt. De invulling van leegstaande panden en het versterken van het aanbod dient bij voorkeur te komen van verplaatsing (en sanering) van bestaand solitair volumineus aanbod elders in de gemeente (of regio).
Er wordt een ontwikkelingsvisie voor de Marconistraat opgesteld met als doel verbetering van de koppeling met de binnenstad.
Winkelcentrum De Spinne
Winkelcentrum De Spinne in de Goese Polder draait voornamelijk op de Lidl-supermarkt en Kruidvat-drogist en heeft vooral een functie voor de eigen wijk waarin het winkelcentrum centraal ligt, van buiten de wijk is dit winkelcentrum minder goed bereikbaar. In dit winkelcentrum zijn weinig uitbreidingsmogelijkheden.
Toetsing
De beoogde ontwikkelingen in het Marconigebied zijn gericht op revitalisering van het gebied. De toevoeging van de discount supermarkt zorgt voor een verbreding van het aanbod en de bezoekersstroom naar het gebied. Onderliggende ontwikkeling is de eerste stap vooruitlopend op de aanpak van het gehele Marconigebied. De vestiging van de Lidl in dit gebied is een verandering binnen de bestaande winkelstructuur waarbij al een supermarkt binnen het winkelcentrum aanwezig is, er is geen sprake van een solitaire supermarkt.
De in wijkwinkelcentrum De Spinne gelegen Lidl heeft een wijkfunctie. De winkel ligt in het noorden van Goes. Doordat het de enige Lidl in de regio is, heeft de winkel een regionale aantrekking van bezoekers. De winkel is hier qua grootte niet op ingericht, ook is hier onvoldoende parkeergelegenheid voor. De hoge parkeerdruk zorgt in de huidige situatie voor een slechte autobereikbaarheid, onveilige verkeerssituaties (er is een basisschool in de buurt gevestigd) en diverse vormen van overlast voor de omwonenden. De locatie, grootte en voorzieningen van de nieuwe Lidl-supermarkt in het Marconigebied kan deze de regionale functie vervullen. Hierdoor zal het bezoek aan de Lidl in De Spinne door bezoekers van buiten de wijk afnemen en hierdoor ook parkeerdruk op het wijkwinkelcentrum. Hierdoor zullen ook de andere negatieve effecten als slechte autobereikbaarheid en onveilige verkeersituaties, die nu bij de Lidl in De Spinne ontstaan door de drukte, verminderen.
Conclusie
De ontwikkeling is in overeenstemming met de Detailshandelsvisie Goes 2017.
Hoofdstuk 4 Kwaliteit Van De Leefomgeving
4.1 Verkeer En Parkeren
Toetsingskader
Voor de beoogde ontwikkeling wordt de verkeersgeneratie berekend op basis van kencijfers uit CROW publicatie 381 (kencijfers parkeren en verkeersgeneratie). De parkeerbehoefte wordt formeel berekend op basis van de gemeentelijke parkeernormen (Parkeerbeleidsplan 2009-2020, Gemeente Goes). Het CROW is echter van 2018 onder 'parkeren' is daarom onderbouwd dat de kencijfers van het CROW een beter beeld geven in de parkeerbehoefte dan de gemeentelijke parkeernormen. Voor het kencijfer / parkeernorm is een ligging in het overloopgebied van het centrum aangehouden (schil centrum), de gemeente heeft een matig stedelijk karakter op basis van de adressendichtheid. In CROW publicatie 381 is geen onderscheid gemaakt tussen full-service en discount supermarkten en zijn de kengetallen voor de supermarkten (uitgezonderd XL en buurtsuper) onder fullservice supermarkt onder gebracht.
Ontsluiting
Gemotoriseerd verkeer
In de huidige situatie worden de winkelvoorzieningen in het plangebied ontsloten door de Marconistraat. Deze erftoegangsweg loopt dwars door het plangebied en ontsluit de verschillende parkeerterreinen.
Het plangebied zal in de toekomstige situatie anders worden ontsloten waarbij doorgaand verkeer en bestemmingsverkeer wordt gesplitst. Het doorgaande verkeer wordt ten zuiden van het plan met een nieuwe rotonde op de M.A. de Ruijterlaan via de Edisonstraat naar de Ringbaan West ontsloten. Bestemmingsverkeer en langzaam verkeer wordt wel door het Marconigebied geleid. Via de Ringbaan West kan in noordelijke richting de provinciale weg N289 worden bereikt. Het centrum van Goes (gelegen ten noordoosten van het plangebied) wordt via de M.A. de Ruijterlaan verbonden met het plangebied. Dit alles maakt het plangebied goed bereikbaar voor gemotoriseerd verkeer.
Openbaar vervoer
Het plangebied ligt op enkele minuten loopafstand van station Goes, waar treinen (intercity's) halteren in de richting van Amsterdam Centraal en Vlissingen. Verder halteren er bussen bij de halte Westwal (Centrum), eveneens op enkele minuten loopafstand van het gebied.
Langzaam verkeer
Het oostelijk deel van de Marconistraat wordt volledig fiets- en voetgangersgebied. Het westelijk deel, waar nog wel autoverkeer mag komen, krijgt een vrijliggend fietspad en trottoir. De ontsluiting voor het langzaam verkeer is goed.
Parkeerbehoefte
De parkeerbehoefte van deze ontwikkelingen is berekend en opgenomen in tabel 4.1. De parkeerbehoefte is hierin berekend met kencijfers van het CROW. Deze kencijfers zijn actueler dan het gemeentelijk beleid en bieden meer differentiatie in functies. Hierdoor geven de kencijfers van het CROW een beter inzicht in de werkelijke parkeerbehoefte.
Tabel 4.1 Toekomstige parkeerbehoefte
Functietype | Functie parkeernota | Eenheid | Norm | Parkeerbehoefte |
Lidl | Fullservice-supermarkt | 2.200 m² bvo | 4,4 | 96,8 |
Totaal | 97 pp |
Op basis van tabel 4.1 hebben de ontwikkelingen een totale parkeerbehoefte van 97 parkeerplaatsen. Op het terrein van Lidl is ruimte voor 103 parkeerplaatsen, hiermee wordt ruimschoots voldaan aan de parkeerbehoefte van 97 parkeerplaatsen . Daarnaast is uit parkeertellingen die uitgevoerd zijn in drie opeenvolgende jaren gebleken dat de bezetting van de openbare parkeerplaatsen in de directe omgeving onder de 50% ligt. Daarbij wordt de kanttekening gemaakt dat er in deze jaren geen volledige bezetting van de detailhandelslocaties was.
Verkeersgeneratie en verkeersafwikkeling
De huidige verkeersgeneratie is berekend met de voormalige Gamma in het gebied, zie tabel 4.2.
Tabel 4.2 Huidige verkeersgeneratie
Functietype | Functie CROW | Eenheid | Norm | Verkeersgeneratie |
Gamma | Bouwmarkt | 3.900 m2 bvo | 23,95 | 934 mvt/etmaal |
Verkeersgeneratie huidig | 934 mvt/etmaal |
Bij de berekening van de toekomstige verkeersgeneratie is de Lidl opgenomen, zie tabel 4.3.
Tabel 4.3 Toekomstige verkeersgeneratie
Functietype | Functie CROW | Eenheid | Norm | Verkeersgeneratie |
Lidl | Fullservice-supermarkt | 2.200 m2 bvo | 97 | 2.134 mvt/etmaal |
Verkeersgeneratie toekomstig | 2.134 mvt/etmaal |
Als gevolg van de ontwikkeling ontstaat er een theoretische toename aan verkeer van 1.200 mvt/etmaal. Doordat het pand in de praktijk niet meer in gebruik is, is er werkelijk een toename van 2.134 mvt/etmaal. Dit is de merkbare toename op de bestaande kruispunten en wegen. Echter wordt deze snel op de ontsluitende wegen afgewikkeld. Deze wegen hebben een relatief hoge capaciteit waardoor deze toename niet zal leiden tot knelpunten in de verkeersafwikkeling. Als gevolg van deze ontwikkeling blijft de verkeersafwikkeling in de toekomst dan ook gewaarborgd.
Conclusie
De ontsluiting van het plangebied is goed voor de verschillende vervoerswijzen. De ontwikkeling leidt tot een verkeerstoename, maar geen dusdanige toename die zal leiden tot knelpunten in de verkeersafwikkeling. De parkeerbehoefte is berekend voor de ontwikkeling en wordt op eigen terrein voorzien. De aspecten verkeer en parkeren staan de ontwikkelingen niet in de weg.
4.2 Cultuurhistorie
4.2.1 Inleiding
In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is vastgelegd dat de ruimtelijke ordening een samenhangende afweging van alle belangen bevat. Tot die belangen wordt ook het cultureel erfgoed gerekend. In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is daarom de verplichting vastgelegd om in de ruimtelijke ordening “rekening te houden met aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten”.
Het cultureel erfgoed van Nederland wordt beschermd met de Erfgoedwet. In lijn met die wet neemt de gemeente Goes in haar bestemmingsplannen een integrale paragraaf Cultuurhistorie op. Hierin wordt voor het plangebied van het betreffende bestemmingsplan een inventarisatie en een analyse van de aanwezige cultuurhistorische waarden gepresenteerd. Aan deze inventarisatie zullen/ kunnen consequenties ten opzichte van het vaststellen van een dubbelbestemming cultuurhistorie en/ of archeologie verbonden worden.
4.2.2 Archeologie
Toetsingskader
Om op gemeentelijk niveau weloverwogen keuzes te kunnen maken heeft de gemeente Goes een gemeentelijk archeologiebeleid ontwikkeld, dat op 15 december 2011 is vastgesteld. Hiermee voldoet de gemeente niet alleen aan de wettelijke verplichtingen omtrent archeologie maar heeft het ook een formeel afwegingskader bij ruimtelijke ontwikkelingen.
Het beleid, dat gebaseerd is op een analyse van de plaatselijke situatie, geeft aan wanneer archeologisch onderzoek noodzakelijk is. Het rapport “Archeologiebeleid gemeente Goes” (d.d. 30 juni 2011) bestaat uit een “Deel A: Beleidsnota archeologie” en een “Deel B: Toelichting beleidskaart”. Deel B is een (ruimtelijke) uitwerking van het archeologiebeleid (deel A). Op basis van de beleidskaart, die bestaat uit een samenhangend pakket van kaarten en een toelichting, kan worden bepaald of voor een bepaalde ruimtelijke ontwikkeling op een specifieke locatie al dan niet archeologisch onderzoek moet plaatsvinden. Er wordt daarbij onderscheid gemaakt in 8 categorieën, waarvan enkele categorieën bekende archeologische waardevolle gebieden omvatten en andere een bepaalde verwachtingswaarde op archeologische vondsten weergeven. Aan elke categorie, uitgezonderd Categorie 1, is een, aan oppervlakte van grondverstoring gebonden, vrijstelling voor archeologisch onderzoek gekoppeld. Bij alle categorieën, wederom uitgezonderd categorie 1, geldt in ieder geval dat geen onderzoek hoeft plaats te vinden indien de bodem niet dieper dan 40 cm wordt verstoord. De gehanteerde categorieën zijn:
- Categorie 1: archeologisch rijksmonument; hiervoor is altijd een monumentenvergunning nodig;
- Categorie 2: terrein van archeologische waarde; geen onderzoeksplicht indien minder dan 50 m2 wordt verstoord;
- Categorie 3: stads- en dorpskernen van een specifieke archeologische verwachting; geen onderzoeksplicht indien minder dan 50 m2 wordt verstoord;
- Categorie 4: hoge verwachtingswaarde op archeologische vondsten; geen onderzoeksplicht indien minder dan 250 m2 wordt verstoord;
- Categorie 5: matige verwachtingswaarde op archeologische vondsten; geen onderzoeksplicht indien minder dan 500 m2 wordt verstoord;
- Categorie 6: lage verwachtingswaarde op archeologische vondsten; geen onderzoeksplicht;
- Categorie 7: verwachting van maritieme vondsten; hiervoor is altijd overleg met de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed nodig;
- Categorie 8: archeologische vondsten worden niet verwacht; geen onderzoeksplicht.
Toetsing
Binnen het archeologiebeleid van de gemeente Goes ligt het bestemmingsplangebied in een zone met een beleidscategorie 4 op maatregelenkaart 1. Dit houdt in bij verstoringen groter dan 250 m2 en dieper dan 40 cm beneden het maaiveld, de archeologische verwachting dient te worden getoetst door middel van aanvullend archeologisch onderzoek. Voor een deel van het plangebied is reeds archeologisch onderzoek uitgevoerd in de vorm van een bureauonderzoek met een Inventariserend Veldonderzoek door middel van verkennende boringen (IVO-o). Uit deze onderzoeken is gebleken dat in het onderzochte deelgebied geen behoudenswaardige archeologische resten meer verwacht worden.
Figuur 4.1 Weergave nog te onderzoeken deel plangebied in rood (bron: Gemeente Goes)
Conclusie
Op basis van het archeologiebeleid van de gemeente Goes en reeds uitgevoerd aanvullend archeologisch onderzoek is het alleen noodzakelijk om voor de westelijke helft van het plangebied aanvullend archeologisch onderzoek uit te voeren. De aard van dit onderzoek hangt samen met de aard van de verstoring. Voor dit gebied wordt een archeologische dubbelbestemming opgenomen. Voor het overige deel van het bestemmingsplangebied is geen aanvullend archeologisch onderzoek noodzakelijk.
Voor het deel waar geen aanvullend archeologisch onderzoek noodzakelijk is bestaat de mogelijkheid dat tijdens graafwerkzaamheden toch archeologische resten worden aangetroffen. Hiervoor geldt op basis van artikel 5.10 van de Erfgoedwet een meldingsplicht. Deze melding kan voor Zeeland gebeuren bij het speciaal daarvoor ingerichte meldpunt van de Stichting Cultureel Erfgoed Zeeland (SCEZ).
4.2.3 Bouwhistorische waarden
Bij cultuurhistorische waarden aangaande gebouwd erfgoed gaat het over de positieve waardering van bouwsporen, objecten, patronen, structuren die zichtbaar of niet zichtbaar onderdeel uitmaken van onze leefomgeving en een beeld geven van een historische situatie of ontwikkeling. In veel gevallen bepalen deze cultuurhistorische waarden de identiteit van een plek of gebied en bieden ze aanknopingspunten voor toekomstige ontwikkelingen. Deze cultuurhistorische elementen kan men niet allemaal als beschermd monument of gezicht aanwijzen, maar zijn wel onderdeel van de manier waarop we ons land beleven, inrichten en gebruiken.
Onderzoek
De cultuurhistorische waardevolle objecten zijn door de provincie aangegeven op de cultuurhistorische waardenkaart. Op de uitsnede in figuur 4.2 is te zien dat er binnen het plangebied geen bouwhistorische objecten aanwezig zijn. In de directe omgeving van het plangebied zijn enkele cultuurhistorisch waardevolle elementen aanwezig in de vorm van woningen en industriële monumenten. De ontwikkeling heeft geen invloed op deze objecten.
Figuur 4.2 Uitsnede Cultuurhistorische waardenkaart, in blauw het plangebied omrand (bron: province Zeeland)
Conclusie bouwhistorische waarden
Het aspect cultuurhistorie staat de ontwikkeling niet in de weg.
4.3 Bodem
Beleid en Normstelling
Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening gehouden te worden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd. Ten behoeve van ruimtelijke plannen dient ten minste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, het historisch onderzoek, te worden verricht. Indien uit het historisch onderzoek wordt geconcludeerd dat op de betreffende locatie sprake is geweest van activiteiten met een verhoogd risico op verontreiniging dient een volledig verkennend bodemonderzoek te worden uitgevoerd.
Nota Bodembeheer gemeente Goes en Nota Bodembeheer Havengebied Goes Actualisatie 2015
Voor gemeente Goes is op 24 maart 2014 een Nota Bodembeheer vastgesteld, aanvullend hierop is op 7 juli 2016 een Nota Bodembeheer voor het Havengebied (Goese Schans) vastgesteld. Met deze twee Nota's geldt voor het hele grondgebied van gemeente Goes het zelfde bodembeleid.
In de Nota's is opgenomen hoe binnen gemeente Goes omgegaan moet worden met grondverzet. In de Nota's zijn ook Bodemkwaliteitskaarten en Bodemfunctieklassenkaarten opgenomen. Gezamenlijk bepalen zij aan welke eisen grond moet voldoen wanneer deze wordt toegepast, wat de indicatieve kwaliteit is van de grond wanneer deze wordt ontgraven en welke doelstelling gebruikt moet worden wanneer een bodemsanering nodig blijkt te zijn.
De bodemfunctieklassen zijn in de vastgestelde bodemfunctiekaart vastgelegd. Het doel daarvan is onder andere om te kunnen toetsen of toe te passen grond geschikt is voor de functie van een locatie maar ook om de terugsaneerwaarde in geval van een bodemsanering te bepalen.
De Nota's, Bodemkwaliteitskaarten en de Bodemfunctieklassenkaarten (gezamenlijk als onderdeel van
het gemeentelijk bodembeleid) zijn gebaseerd op het Besluit Bodemkwaliteit, waarmee het onder voorwaarden mogelijk is om licht verontreinigende grond te hergebruiken. In het beleid is zowel het generiek als gebiedsspecifiek beleidskader uitgewerkt. Binnen het generiek beleid gelden algemene landelijke regels/normen voor het toepassen van grond en bagger in het kader van het Besluit bodemkwaliteit. Daarbij wordt bij het toepassen van grond getoetst aan zowel de bodemkwaliteitsklasse als de bodemfunctieklasse van een locatie, waarbij de strengste (schoonste) klasse bepalend is.
Binnen het gebiedsspecifiek beleid kunnen afwijkende lokale beleidskeuzes worden gemaakt die afwijken van het generiek kader, waaronder het vaststellen van Lokale Maximale Waarden (LMW). LMW zijn gebiedsspecifieke toepassingsnormen die afgeleid zijn van de plaatselijk voorkomende concentraties en daarmee afwijken van het generieke kader. Daarbij is tevens een toetsing van o.a. milieuhygiënische risico's nodig en is het mogelijk om licht verontreinigde grond die vrij is gekomen in
een licht verontreinigde zone elders in diezelfde of een andere zone met een vergelijkbare of mindere kwaliteit toe te passen, mits sprake is van Standstill op gebiedsniveau. De verhoogde LMW gelden daarbij alleen voor grond en bagger uit het eigen bodembeheersgebied. De belangrijkste randvoorwaarde hierbij is dat de hergebruikte grond van gelijke of betere kwaliteit dient te zijn dan de kwaliteit van de ontvangende bodem.
In de Nota's Bodembeheer staat voor de verschillende bodemkwaliteitszones aangegeven welke bewijsmiddelen (bijvoorbeeld partijkeuringen of toetsing aan de Bkk) noodzakelijk zijn bij hergebruik in diezelfde of in andere zones. Op basis van de aangetroffen concentraties is het grondgebied van de gemeente Goes verdeeld in 3 kwaliteitszones, te weten Achtergrondwaarde, Wonen en Industrie. Daarnaast is, i.v.m. de aanwezigheid van bepaalde slecht afbreekbare bestrijdingsmiddelen, onderscheid gemaakt tussen de gebieden met boomgaarden die respectievelijk voor en na 1980 aanwezig waren/zijn.
Toetsing
Beleidskader
Beleidskader
Op basis van de Nota bodembeheer gemeente Goes heeft het plangebied de bodemfunctie Industrie.
Het plangebied valt op basis van de Nota gelegen grotendeels binnen de bodemkwaliteitszone “Bedrijfsterreinen (Marconistraat en Stationspark) ”, hiervoor geldt dat de gemiddelde kwaliteit van de bovengrond (0-0,5 m,-mv) en de ondergrond (>0,5 m-mv) valt binnen de kwaliteitsklasse Industrie.
Figuur 4.3. Uitsnede Bodemkwaliteitskaart Goes
Binnen gemeente Goes is veel gebied in de loop der tijd in gebruik geweest als boomgaard. Hierdoor kunnen verontreinigingen met bestrijdingsmiddelen zijn ontstaan. Voormalige boomgaard gebieden zijn aangewezen als gebied waar lokale maximale waarden gelden voor enkele bestrijdingsmiddelen, namelijk voor DDD, DDE, DDT en drins.
Om de grond waar lokale maximale waarden (hierna LMW) voor geldt en die slechts licht verontreinigd in met bestrijdingsmiddelen toch te kunnen hergebruiken zijn gebieden met de kwaliteit wonen en industrie ook aangewezen als gebied waar LMW gelden. De bestrijdingsmiddelengrond mag dus worden toegepast binnen de voormalige boomgaard gebieden en de gebieden met bodemkwaliteit wonen en industrie.
Dus binnen de bodemkwaliteitszone Bedrijfsterrein Marconi geldt dat er dus bestrijdingsmiddelengrond die voldoet aan de LMW voor DDD, DDE, DDT en drins mag worden toegepast
Bodemverontreinigingen
In het verleden zijn er verspreid in het bestemmingsplangebied bodemonderzoeken en –saneringen uitgevoerd. Incidenteel bestaat nog de kans op mogelijke al of niet bekende (rest-)verontreinigingen. Bij activiteiten in de bodem dient hiermee rekening gehouden te worden.
Binnen het plangebied waren op diverse plaatsen diverse bedrijven gevestigd, waar door de voormalige bedrijfsactiviteiten bodemverontreiniging is ontstaan. Op meerdere locaties zijn die bij de herinrichtingen in de afgelopen jaren grotendeels verwijderd. Echter van diverse plaatsen binnen het plangebied is bij de gemeente bekend dat nog gerichte maatregelen noodzakelijk zijn.
Er is momenteel geen volledig overzicht van de stand van zaken met betrekking tot aard en omvang van deze verontreinigingen. Daarom is voorafgaande aan de verdere ontwikkelingen, zoals sloop, nieuw- en verbouwactiviteiten, onderzoek noodzakelijk. In ieder geval is een dossier-/historisch onderzoek noodzakelijk, wat uitsluitsel moet geven of en zo ja, welke onderzoeken en maatregelen noodzakelijk zijn.
Grondverplaatsingen en afvoer vanuit het plangebied kunnen pas plaats vinden na onderzoek en toetsing van betreffende partij grond.
Marconistraat 11
Het westelijk deel van Marconistraat 11 is in het verleden in gebruik geweest als Autobandenhandel. Ter plaatse van het voormalige pompeiland is in de jaren '90 een sterke bodemverontreiniging met vluchtige aromaten geconstateerd (met name benzeen, ethylbenzeen, tolueen en xylenen). Deze verontreiniging is gesaneerd, in 1994 is de grond gesaneerd en in 1995 het grondwater.
Ook ter plaatse van het oostelijk deel (voormalige Marconistraat 7-9) is in de jaren '90 bodemverontreiniging geconstateerd. Het grondwater was sterk verontreinigd met minerale olie. In 1999 is een saneringsplan ingediend bij het bevoegd gezag, het is echter onbekend of de sanering ook daadwerkelijk is uitgevoerd.
In 2000 is een sterke grondwaterverontreiniging met arseen aangetoond. Tijdens nadere onderzoek en in 2002 en 2003 zijn deze verontreinigingen (alsmede de eerder aangetoonde sterke verontreiniging met minerale olie) niet opnieuw aangetoond.
Bodemtoets bouwen
In de gemeente Goes geldt dat bij nieuwbouwactiviteiten, functiewijzigingen en/of herinrichtingen in principe altijd een volledig verkennend bodemonderzoek (NEN 5740) moet worden uitgevoerd. Een bodemonderzoek dat uitgevoerd is conform de eisen van de NEN 5740 heeft doorgaans een geldigheid van twee jaar als het gebruikt wordt ten behoeve van een bouwaanvraag. In veel gevallen kan deze termijn worden verruimd naar een periode van vijf jaar. Hierbij mag geen wezenlijke verandering in het gebruik of bodemgesteldheid van de locatie hebben plaatsgevonden. Onderzoek is niet nodig als er sprake is van een niet gevoelige bestemming. Wel zal mogelijk onderzoek moeten plaatsvinden voor het grondtransport/-afvoer.
Sinds 2017, na een gerechtelijke uitspraak over wanneer asbest onderzoek noodzakelijk is, wordt er strenger gelet op de aanwezigheid van puin(deeltjes) in de bodem. Zodra bodemonderzoek uitwijst dat deze deeltjes aanwezig zijn is het uitvoeren van een NEN5707 onderzoek van asbest in grond nodig.
Conclusie
Op basis van de voormalige bedrijfsactiviteiten en de eerder aangetoonde bodemverontreinigingen mag aangenomen worden dat de bodem van de locatie licht tot sterk verontreinigd is met aromaten en/of minerale olie en/of arseen niet het gehele gebied is onderzocht, is niet uit te sluiten dat mogelijk incidenteel verontreinigingen kunnen voorkomen. In het gebied is naar verwachting sprake van schone en licht tot sterke verontreinigde grond.
Bij de verdere ontwikkelingen/ wijzigingen binnen het plangebied, zoals sloop en (nieuw-)bouwactiviteiten e.d. is bodemonderzoek noodzakelijk. Hierbij is een degelijk dossier-/historisch onderzoek noodzakelijk, zodat een goede opzet voor de nodige onderzoeken en maatregelen gemaakt kan worden.
Grondverplaatsingen en afvoer van grond vanuit het plangebied kunnen pas plaats vinden na onderzoek en toetsing van de betreffende partij(en) grond.
4.4 Water
Voor ruimtelijke plannen dient met een watertoets aangetoond te worden dat dit geen negatieve gevolgen heeft voor de waterhuishouding. De initiatiefnemer dient in dat kader in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over het ruimtelijke planvoornemen. Hieruit moet blijken of de beoogde functiewijziging strijdig is met waterdoelstellingen c.q. noodzaakt tot waterhuishoudkundige maatregelen. De waterbeheerder is het waterschap Scheldestromen. Deze instantie is verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer binnen het plangebied en de omgeving daarvan.
Het waterschap beschikt hiervoor over de Keur waterschap Scheldestromen 2012 (hierna: de Keur). De Keur stelt regels in belang van het watersysteem en geeft aan welke activiteiten in de buurt van leggerwateren en waterkeringen wel en niet zijn toegestaan.
Om na te gaan of het voorliggend plan niet in strijd is met duurzaam waterbeheer, voldoet aan de waterdoelstellingen c.q. noodzaakt tot waterhuishoudkundige maatregelen, is de beoogde ontwikkeling getoetst aan de criteria uit de Zeeuwse Handreiking Watertoets. Deze criteria zijn bijeengezet in de watertoetstabel die door het Waterschap wordt gehanteerd en hierna is opgenomen. Uit toetsing aan deze criteria blijkt dat het aspect water geen vormt belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.
Tabel 4.1 watertoets
Thema en water(beheer)doelstelling | Uitwerking |
Veiligheid waterkeringen Waarborgen van het veiligheidsniveau en rekening houden met de daarvoor benodigde ruimte. | In en rond het plangebied bevinden zich geen waterkeringen. De beoogde ontwikkeling heeft dan ook geen effect op de waterveiligheid |
Voorkomen overlast door oppervlaktewater Het plan biedt voldoende ruimte voor het vasthouden, bergen en afvoeren van water. Waarborgen van voldoende bouwpeil om overstroming vanuit oppervlaktewater in maatgevende situaties te voorkomen. Rekening houden met de gevolgen van klimaatverandering en de kans op extreme weersituaties. | In de huidige situatie is het nagenoeg het hele plangebied verhard. In de beoogde situatie zal het verhard oppervlak niet toenemen. Water compenserende maatregelen zijn dan ook niet nodig. |
Voorkomen overlast door hemel- en afvalwater Waarborgen optimale werking van de zuiveringen/ RWZI's en van de (gemeentelijke) rioleringen. Afkoppelen van (schone) verharde oppervlakken in verband met de reductie van hydraulische belasting van de RWZI, het transportsysteem en het beperken van overstorten. | Het afvalwater wordt gescheiden van het hemelwater afgevoerd via het bestaande gemeentelijke rioolstelstel en aangeboden voor zuivering. Het regenwater zal worden aangesloten op de regenwaterriolering in de Marconistraat. Hiervoor is het noodzakelijk dat nieuwe aansluitingen worden aangebracht. |
Thema en water(beheer)doelstelling | Uitwerking |
Grondwaterkwantiteit en verdroging Voorkomen en tegengaan van grondwateroverlast en -tekort. Rekening houdend met de gevolgen van klimaatverandering. Beschermen van infiltratiegebieden en –mogelijkheden. | De ontwikkeling voorziet niet in het onttrekken van grondwater. De ontwikkeling veroorzaakt evenmin mogelijke grondwateroverlast. Eventuele drainageleidingen worden aangeslotenop de regenwaterriolering. |
Grondwaterkwaliteit Behoud of realisatie van een goede grondwaterkwaliteit. Denk aan grondwaterbeschermingsgebieden. | Zowel tijdens de bouwfase als de gebruiksfase worden geen uitlogende materialen gebruikt. Daarom heeft de ontwikkeling geen negatief effect op de grondwaterkwaliteit. |
Oppervlaktewaterkwaliteit Behoud of realisatie van goede oppervlaktewaterkwaliteit. Vergroten van de veerkracht van het watersysteem. Toepassing van de trits schoonhouden, scheiden, zuiveren. | Evenals bij het voorgaande aspect geldt voor de oppervlaktewaterkwaliteit dat tijdens zowel de bouwfase als de gebruiksfase geen uitlogende materialen wordt gebruik. Negatieve effecten op het oppervlaktewaterkwaliteit worden daarom niet verwacht. |
Volksgezondheid Minimaliseren risico watergerelateerde ziekten en plagen. Voorkomen van verdrinkingsgevaar/-risico's via o.a. de daarvoor benodigde ruimte. | De ontwikkeling heeft geen watergerelateerde consequenties voor de volksgezondheid. |
Bodemdaling Voorkomen van maatregelen die (extra) maaiveldsdalingen in zettinggevoelige gebieden kunnen veroorzaken. | De ontwikkeling wordt gerealiseerd in sterk zettinggevoelig gebied (Geoloket Zeeuws bodemvenster). Hiermee dient rekening gehouden te worden tijdens de bouwfase. |
Natte natuur Ontwikkeling/bescherming van een rijke gevarieerde en natuurlijk karakteristieke aquatische natuur. | In het plangebied is geen natte natuur aanwezig. |
Onderhoud oppervlaktewater Oppervlaktewater moet adequaat onderhouden worden. Rekening houden met obstakelvrije onderhoudsstroken vrij van bebouwing en opgaande (hout)beplanting. | In en rond het plangebied zijn geen oppervlaktewateren aanwezig. |
Andere belangen waterbeheer | |
Relatie met eigendom waterbeheerder Ruimtelijke ontwikkelingen mogen de werking van objecten (terreinen, milieuzonering) van de waterbeheerder niet belemmeren. | De ontwikkeling wordt niet gerealiseerd nabij waterschapsobjecten. Dit aspect vormt dan ook geen belemmering. |
Wegen in beheer bij het waterschap (alleen invullen voor zover van toepassing) | In en rond het plangebied bevinden zich geen wegen in beheer van het waterschap. |
4.5 Luchtkwaliteit
Beleid en Normstelling
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit.
Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 4.1 weergegeven.
Tabel 4.1. Grenswaarden maatgevende stoffen Wm
stof | toetsing van | grenswaarde | |||
stikstofdioxide (NO2)1) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ | |||
fijn stof (PM10) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ | |||
24-uurgemiddelde concentratie | max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg/m³ | ||||
Fijn stof (PM2,5)2) | jaargemiddelde concentratie | 25 µg/m |
1) De toetsing van de grenswaarde voor de uurgemiddelde concentratie NO2 is niet relevant aangezien er pas meer overschrijdingsuren dan het toegestane aantal van 18 per jaar zullen optreden als de jaargemiddelde concentratie NO2 de waarde van 82 µg/m³ overschrijdt. Dit is nergens in Nederland het geval.
2) Bij de beoordeling hiervan blijven de aanwezige concentraties van zeezout buiten beschouwing (volgens de bij de Wlk behorende Regeling beoordeling Luchtkwaliteit 2007).
Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden, die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit (zoals de vaststelling van een bestemmingsplan), uitoefenen indien:
- de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden (lid 1 onder a);
- de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof als gevolg van de uitoefening van die bevoegdheden per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft (lid 1 onder b1);
- bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof, door een met de uitoefening van de betreffende bevoegdheid samenhangende maatregel of een door die uitoefening optredend effect, de luchtkwaliteit per saldo verbetert (lid 1 onder b2);
- de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht (lid 1 onder c);
- het voorgenomen besluit is genoemd in of past binnen het omschreven Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) of een vergelijkbaar programma dat gericht is op het bereiken van de grenswaarden (lid 1 onder d).
NIBM
In het Besluit niet in betekenende mate (hierna: NIBM) is bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:
- een project heeft een toename van minder dan 3% van de jaargemiddelde concentratie NO2 en PM10 (= 1,2 µg/m³);
- een project valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen aan één ontsluitingsweg of kantoorlocaties met maximaal 100.000 m2 bvo bij één ontsluitingsweg.
Onderzoek
De toename van de verkeersgeneratie van de beoogde ontwikkeling bedraagt 1.200 mvt/etmaal in vergelijking met de vroegere situatie (inclusief gamma) en 2.134 mvt/etmaal in vergelijking met de situatie zonder de Gamma (zie paragraaf 4.1). Uit de NIBM-tool blijkt dat de maximale bijdrage NO2 1,43 µg/m³ bedraagt en de maximale bijdrage voor PM10 0,32 µg/m³. De bijdrage van het extra verkeer is mogelijk in betekende mate bij aan de concentratie luchtverontreinigende stoffen. Voor de toename van 1.200 mvt/etmaal geldt dat de bijdrage 'niet in betekende mate' bijdraagt, zie tabel 4.3.
Tabel 4.2 NIBM-tool op basis van de verkeersgeneratie beoogde ontwikkeling
Tabel 4.3 NIBM-tool op basis van de verkeersgeneratie in vergelijking met vroegere situatie
Om te toetsen aan de grenswaarden is een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied gegeven. Dit is gedaan aan de hand van de NSL-monitoringstool 2018 (http://www.nsl-monitoring.nl/viewer/) die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. De dichtstbijzijnde maatgevende weg betreft de M.A. de Ruijterlaan. Uit de NSL-monitoringstool blijkt dat in 2016 de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijn stof langs deze weg ruimschoots onder de grenswaarden lagen (zie figuur 4.3). D4.3e concentraties luchtverontreinigende stoffen bedragen 24.1 µg/m³ voor NO2, 18.3 µg/m³ voor PM10 en 10.4 µg/m³ voor PM2,5. Het maximaal aantal overschrijdingsdagen van het 24-uurs gemiddelde voor fijnstof bedraagt 6.3 dagen. In figuur PM zijn de maatgevende rekenpunten voor het plangebied in 2016 weergegeven.
Figuur 4.3. Luchtkwaliteit plangebied 2016 (bron: NSL-monitoringstool)
Op basis van de NIBM-tool (tabel 4.2) is de maximale bijdrage van het extra verkeer op de luchtkwaliteit 1,43 µg/m³ NO2 en 0,32 µg/m³ PM10. Op basis van de maximale bijdrage van het extra verkeer en de huidige concentraties luchtverontreinigende stoffen kan een overschrijding van de grenswaarden luchtverontreinigende stoffen uit de Wet milieubeheer uitgesloten worden. De Nsl-monitoring gaat uit van de situatie 2016 waarin de Gamma nog aanwezig was. In vergelijking met 2016 is dan ook sprake van een toename die 'niet in betekende mate' bijdraagt. Voldaan wordt aan de luchtkwaliteitswetgeving.
Conclusie
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling in het plangebied.
4.6 Ecologie
Toetsingskader
Bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan dient onderzocht te worden of de Wet natuurbescherming (hierna: Wnb) en het beleid van de provincie ten aanzien van de bescherming van dier- en plantensoorten en de bescherming van het Natuurnetwerk Nederland de uitvoering van het plan niet in de weg staan. In elk geval moet aannemelijk zijn dat vergunning of ontheffing van de bij of krachtens deze wet geldende verbodsbepalingen kan worden verkregen voor de activiteiten die met dit bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt.
Gebiedsbescherming
De Wnb kent diverse soorten natuurgebieden: Natuurnetwerk Nederland (NNN) en Natura 2000-gebieden. De Minister van Economische Zaken (EZ) wijst gebieden aan die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden: Natura 2000. Voor ieder Natura 2000-gebied zijn instandhoudingsdoelstellingen voor de leefgebieden van vogelsoorten (Vogelrichtlijn) en voor de natuurlijke habitats en habitats van soorten (Habitatrichtlijn) opgesteld. De bescherming van deze gebieden heeft externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.
Gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) worden aangewezen in de provinciale verordening. Het NNN is in Zeeland uitgewerkt in het Natuur Netwerk Zeeland (NNZ). Voor dit soort gebieden geldt het 'nee, tenzij' principe, wat inhoudt dat binnen deze gebieden in beginsel geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogen plaatsvinden.
Soortenbescherming
In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn, soorten die worden beschermd in de Habitatrichtlijn en de bescherming van overige soorten. De provincie kan ontheffing verlenen van de verboden voor overige soorten.
In de provincie Zeeland geldt voor ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden en bestendig beheer en onderhoud een vrijstelling voor een groot deel van de “overig” beschermde soorten. Het betreft aardmuis, bastaardkikker, bosmuis, bruine kikker, bunzing, dwergmuis, dwergspitsmuis, egel, gewone bosspitsmuis, gewone pad, haas, hermelijn, huisspitsmuis, kleine watersalamander, konijn, meerkikker, ondergrondse woelmuis, ree, rosse woelmuis, tweekleurige bosspitsmuis, veldmuis, vos, wezel en woelrat. Dit betreft de meest algemene soorten amfibieën en zoogdieren. Voor de Europees beschermde soorten (Vogel- en Habitatrichtlijn) is er geen beleidsruimte en is de bescherming onveranderd.
Onderzoek
Gebiedsbescherming
Het plangebied is niet gelegen in Natura 2000-gebied of een NNN-gebied (figuur 4.4 en 4.5). Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied betreft de Oosterschelde, gelegen circa 4 km ten noordoosten van het plangebied. Het dichtstbijzijnde NNN gebied ligt circa 1 kilometer ten westen van het plangebied.
Figuur 4.4. Plangebied (rode cirkel) t.o.v. Natura 2000-gebieden (bron: AERIUS Calculator)
Figuur 4.5. Plangebied (rode cirkel) t.o.v NNZ (bron: Provincie Zeeland)
Naast de ontwikkeling van een supermarkt op Marconistraat 11 wordt naar verwachting ook op korte termijn op Marconistraat 18 een detailhandelsvoorziening gerealiseerd. Daarom is er een Aerius berekening uitgevoerd voor de gebruiksfase van zowel Marconistraat 11 en Marconistraat 18, deze is opgenomen in bijlage 3. Hierbij is uitgegaan van een de huidige situatie waarbij het pand op Marconistraat 11 leeg staat en het terrein op Marconistraat 18 braak ligt. In de huidige situatie is dan ook geen sprake van verkeersgeneratie of stikstof uitstoot in een andere vorm.
Voor de berekening zijn onderstaande uitgangspunten gehanteerd:
- Geen huidig feitelijke verkeersaantrekkende werking)
- De toekomstige verkeersgeneratie bedraagt 2.460 mvt/etmaal
- 1. Het verkeer blijft voornamelijk in Goes, deels ook in de plaatselijke wijk en gaat daarnaast maar beperkt naar de snelwegen
- 2. Dit verkeer dus op laten gaan in de Westwal (800 mvt), Piet Heinstraat (800 mvt) en de Ringbaan West (800 mvt)
- 3. Waarvan 1% vrachtverkeer (worst case) verdeeld over de drie richtingen
Uit berekeningen blijkt dat er geen sprake is van stikstofdeposities die hoger zijn dan 0,00 mol/ha/j op Natura 2000-gebied. Er is geen vergunning conform de Wet natuurbescherming nodig. De uitkomsten van de berekening dienen 5 jaar te worden bewaard, zodat bij controle kan worden aangetoond dat dit aspect is onderzocht.
Soortenbescherming
Voor meerdere locaties rond de Marconistraat is door Van der Goes en Groot een quickscan flora en fauna (veldonderzoek: 15-10-2018) uitgevoerd, zie bijlage 4. Op grond van quickscan flora en fauna kunnen effecten op de 'Gewone dwergvleermuis' en de 'Ruige dwergvleermuis' niet uitgesloten worden. Er is een vleermuizenonderzoek uitgevoerd (bijlage 5) waaruit blijkt dat:
- Nabij plangebied Marconigebied alleen langsvliegende, in vlucht baltsende en foeragerende vleermuizen waargenomen zijn;
- Verblijfplaatsen van vleermuizen konden niet worden vastgesteld in het plangebied. De in vlucht baltsende vleermuizen vertoonden geen gebouw gebonden activiteit en konden niet aan aanwezige bebouwing worden gekoppeld.
- Het foerageergebied voor vleermuizen binnen het plangebied slechts een klein deel uit maakt van een veel groter foerageergebied en geen ‘essentieel’ deel is van het leefgebied. De vleermuizen kunnen derhalve uitwijken.
- Vanwege het ontbreken van verblijfplaatsen van vleermuizen en/of andere beschermde gebruiksfuncties die in betekenende mate worden aangetast, is het niet nodig ontheffing aan te vragen in het kader van Wnb.
In het plangebied kunnen broedvogels met niet-jaarrond beschermde nesten voorkomen. Voor de verwachte aanwezige broedvogels dienen werkzaamheden waarbij nesten vernield of verstoord kunnen worden, buiten het broedseizoen plaats te vinden. Een ontheffing is voor broedvogels dan niet nodig. Het broedseizoen loopt ruwweg van half maart tot half juli.
Op basis van de quickscan kunnen significante negatieve effecten op andere beschermde soorten uitgesloten worden. De voorgenomen ontwikkeling leidt niet tot negatieve effecten op beschermde natuurgebieden en beschermde planten- en diersoorten. Met de genoemde maatregelen is de beoogde ontwikkeling niet in strijd met het gestelde binnen de Wet natuurbescherming.
4.7 Milieuhinder
Beleid en normstelling
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de realisatie van woningen nabij bedrijven of vice versa:
- een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd ter plaatse van de woningen;
- rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de eventueel in de omgeving aanwezige bedrijven/inrichtingen.
Om in dit bestemmingsplan de belangenafweging tussen een goed woon- en leefklimaat en de bedrijfsvoering goed mee te nemen wordt voor dit plan gebruik gemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). In deze uitgave is een lijst opgenomen met allerhande activiteiten en bijbehorende richtafstanden die gehanteerd worden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk'. Naarmate de milieubelasting van de activiteiten groter is, wordt uitgegaan van een grotere richtafstand. In geval van een omgevingstype 'gemengd gebied' mag worden uitgegaan van een kleinere richtafstand. De richtafstanden vormen een eerste indicatie van de aanvaardbaarheid in de situatie dat gevoelige functies in de nabijheid van milieubelastende activiteiten worden gesitueerd. Bouwen binnen de richtafstanden is eveneens aanvaardbaar, indien uit onderzoek blijkt dat sprake is van een goede ruimtelijke ordening waarbij milieuhinder voorkomen wordt.
Onderzoek en conclusie
Het plangebied is gelegen ten westen van het centrum van Goes. In de omgeving van het plangebied zijn verschillende functies aanwezig, namelijk bedrijven, winkels, gemeentehuis, station en woningen. Het plangebied is hierdoor te categoriseren als gemengd gebied.
Voor een supermarkt (detailhandel) geldt op basis van de VNG-uitgave Bedrijven en milieuzonering (2009) een richtafstand van 10 m tot een rustige woonwijk en 0 m in een gemengd gebied. De dichtstbijzijnde woningen liggen op ruim 10 meter van het plangebied. Omdat de richtafstand in het gemengd gebied 0 m is, zal ter plaatse van de omliggende woningen ook na de ontwikkeling sprake zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Om hier zeker van te zijn is akoestisch onderzoek verricht naar de uitstraling van de nieuw te realiseren supermarkt in de noordoost hoek van het plangebied. Dit akoestisch onderzoek is opgenomen in bijlage 6. In dit onderzoek is onderzoek uitgevoerd naar de geluidemissie vanwege de nieuw te realiseren Lidl supermarkt, met als doel na te gaan of er kan worden voldaan aan een (blijvend) goed woon- en leefklimaat in de omgeving van de supermarkt. Daarnaast worden de berekende geluidsniveaus getoetst aan de in het Activiteitenbesluit opgenomen geluidsvoorschriften. In het onderzoek is ervan uitgegaan dat de bevoorrading binnen plaatsvindt, in een afgesloten ruimte. De conclusies uit dit onderzoek worden hierna kort weergegeven.
"De geluidemissie vanwege de supermarkt en bijbehorend parkeerterrein is berekend op basis van de situatie dat het parkeerterrein in hoofdzaak wordt gebruikt t.b.v. de Lidl. Uit de berekening blijkt dat voor wat betreft de langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus kan worden voldaan aan de VNG-richtwaarde voor gemengd gebied en het Activiteitenbesluit. Op dit punt vormt het aspect geluid geen belemmering.
De maximale geluidsniveaus geven wel een overschrijding van de VNG-richtwaarde in de dagperiode. Voor de dagperiode hoeft dit geen belemmering te zijn omdat de overschrijding wordt veroorzaakt door met name aan-/afrijdend verkeer en buiten beschouwing mag worden gelaten. In het kader van de toetsing aan het Activiteitenbesluit kunnen maximale geluidsniveaus eveneens buiten beschouwing worden gelaten.
In de avondperiode is er geen overschrijding van de richtwaarde voor maximale geluidsniveaus van 65 dB(A) en kan de geluidemissie aanvaardbaar worden geacht.
Het grootste deel van de verkeersafwikkeling zal plaatsvinden via de Marconistraat. Voor zover een gedeelte wordt afgewikkeld via de Pasteurstraat en de Heemskerkstraat, wordt met betrekking tot de indirecte hinder voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A)."
Conclusie
De ontwikkeling van het plan veroorzaakt geen onaanvaardbare toename van geluid op de nabijgelegen woning. Het plan voldoet daarmee aan een goede ruimtelijke ordening.
4.8 Externe Veiligheid
Beleid en normstelling
Bij ruimtelijke plannen wordt ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten gekeken, namelijk:
- bedrijven waar opslag, gebruik en/of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt;
- vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of leidingen.
In het externe veiligheidsbeleid wordt onderscheid gemaakt in het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Voor het GR geldt een oriëntatiewaarde. De gemeente heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.
Risicovolle inrichtingen
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Het doel van het besluit is de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Op basis van het Bevi geldt voor het PR een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet aan deze normen worden voldaan, ongeacht of het een bestaande of nieuwe situatie betreft.
Het Bevi bevat geen norm voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied van de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde.
Vervoer van gevaarlijke stoffen
Per 1 april 2015 is het Besluit externe veiligheid transportroutes (BEVT) en het Basisnet in werking getreden. Het BEVT vormt de wet- en regelgeving voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg, het spoor of over het water. De concrete uitwerking volgt in het Basisnet. Het Basisnet beoogt voor de lange termijn (2020, met uitloop naar 2040) duidelijkheid te bieden over het maximale aantal transporten van, en de bijbehorende maximale risico's die het transport van gevaarlijke stoffen mag veroorzaken. Het Basisnet is onderverdeeld in drie onderdelen: Basisnet Spoor, Basisnet Weg en Basisnet Water.
Het BEVT en het bijbehorende Basisnet maakt bij het PR onderscheid in bestaande en nieuwe situaties. Voor bestaande situaties geldt een grenswaarde voor het PR van 10-5 per jaar ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en een streefwaarde van 10-6 per jaar. Voor nieuwe situaties geldt de 10-6 waarde als grenswaarde voor kwetsbare objecten, en als richtwaarde bij beperkt kwetsbare objecten. In het Basisnet Weg en het Basisnet Water zijn veiligheidsafstanden (PR 10-6 contour) opgenomen vanaf het midden van de transportroute.
Tevens worden in het Basisnet de plasbrandaandachtsgebieden (PAG) benoemd voor transportroutes. Hiermee wordt geanticipeerd op de beperkingen voor ruimtelijke ontwikkelingen die samenhangen met deze plasbrandaandachtsgebieden.
Het Basisnet vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf de rand van het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik.
Onderzoek
Dit plan ziet op de ontwikkeling van de nieuwbouw van de Lidl supermarkt aan de Marconistraat.
In de onderstaande paragraaf zullen de effecten van de ontwikkeling op het PR en het GR worden beschouwd.
Figuur 4.6 Plangebied en risicobron
Risicovolle inrichtingen
Om te bepalen of er in de directe omgeving van het plangebied risicovolle inrichtingen zijn gelegen is de professionele risicokaart en het inrichtingenbestand van de gemeente Goes geraadpleegd.
Binnen het besluitgebied zijn geen Bevi Inrichtingen gelegen. Binnen het plangebied worden geen risicovolle inrichtingen mogelijk gemaakt.
Transport bronnen
Om te bepalen of er in de directe omgeving van het plangebied risicorelevante transport-assen zijn gelegen is de professionele risicokaart geraadpleegd. De onderstaande transportassen zijn beoordeeld.
Rijkswegen, provinciale wegen, gemeentelijke wegen
De rijksweg (A58), en provinciale weg (N256), waarover een dusdanige hoeveelheid gevaarlijke stoffen wordt vervoerd dat deze externe veiligheid relevant zijn, liggen op resp. 2.000 en 900 meter.
De beleidsvisie externe veiligheid Zeeland stelt in bijlage 4:
"Voor de verantwoording in het kader van RO besluiten wordt uitgegaan van de 1% letaliteitsafstand D5 als deze groter is dan 1500 meter. Als de D5 kleiner is dan 1500 meter wordt de 1% letaliteitsafstand F1,5 gebruikt met een maximum van 1500 meter. In Zeeland zal bovenstaande benadering ook gevolgd worden"
Het plangebied heeft geen significante invloed op het groepsrisico van de A58.
Voor de N256 is het maatgevende scenario transport van LPG. Het invloedsgebied behorend bij dit scenario bedraagt 355 meter. Deze weg is derhalve niet relevant voor het plangebied. Het plangebied ligt niet in het invloedsgebied van een gemeentelijke weg die is aangewezen als transportroute gevaarlijke stoffen.
Spoorweg-Sloehaven - Roosendaal
De ontwikkelingen liggen binnen 200 m vanaf de spoorlijn Sloehaven - Roosendaal waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt en onderdeel is van het basisnet spoor.
Voor de ruimtelijke procedure moeten de risico's veroorzaakt door het transport van gevaarlijke stoffen over deze spoorlijn inzichtelijk worden gemaakt en geëvalueerd. Om dit te onderzoeken is een QRA Externe veiligheid spoor gemaakt (bijlage 7). Deze QRA is gemaakt voor verschillende ontwikkelingen, waaronder de ontwikkeling van de supermarkt. De conclusies worden hierna kort weergegeven.
Plaatsgebonden risico
Voor het traject ter hoogte van de beoogde ontwikkeling geldt een PR-plafond van 0 m. Dit betekent dat het plaatsgebonden risico vanwege het vervoer van gevaarlijke stoffen op het midden van de spoorbundel, niet meer mag bedragen dan 10-6 per jaar. Het plaatsgebonden risico vormt daarmee geen belemmering voor het plangebied.
Groepsrisico
Door de diverse ontwikkelingen binnen het plangebied neemt het groepsrisico af van 1.64 tot 1.63 keer de oriëntatiewaarde. Conform de regelgeving dient over deze overschrijding van de oriëntatiewaarde een verantwoording te worden afgelegd. Hierbij dient de veiligheidsregio in de gelegenheid te worden gesteld om advies uit te brengen over de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp of zwaar ongeval en over de zelfredzaamheid van personen in het invloedsgebied. De verantwoording groepsrisico is in bijlage 8 opgenomen.
Plasbrandaandachtsgebied
Ter plaatse van het plangebied geldt voor deze spoorlijn geen plasbrandaandachtsgebied.
Vaarwegen
Vaarwegen waarover significant transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt zijn in de omgeving van het plangebied niet aanwezig. Het plangebied ligt niet in het invloedsgebied van een in het Bevt aangewezen transportroute over water.
Buisleidingen
In en in de nabijheid van het plangebied zijn geen buisleidingen gelegen. Het plangebied ligt buiten het invloedsgebied ligt van risicovolle leidingen.
4.9 Kabels En Leidingen
Er zijn geen planologisch relevante hoogspanningsverbindingen of buisleidingen, aanwezig in en in de nabijheid van het plangebied. Er wordt geconcludeerd dat het aspect kabels en leidingen de uitvoering van het plan niet in de weg staat.
4.10 Vormvrije Mer-beoordeling
Toetsingskader
In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast dient het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:
- de kenmerken van de projecten;
- de plaats van de projecten;
- de kenmerken van de potentiële effecten.
Onderzoek en conclusie
In het Besluit milieueffectrapportage is opgenomen dat de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject m.e.r.-beoordelingsplichtig is in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 100 hectare of meer of een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m2 of meer (Besluit milieueffectrapportage, Bijlage onderdeel D11.2). De beoogde ontwikkeling bestaat uit de realisatie van een detailhandelslocatie. Het totale aan m2 detailhandelsvloeroppervlakte neemt met deze ontwikkeling met 1.200 m2 af. De beoogde ontwikkeling blijft daarmee ruim onder de drempelwaarde. In het Marconigebied spelen meer ontwikkelingen waarbij de bedrijfsvloeroppervlakte toeneemt. Dit betekent dat een zogenaamde 'vormvrije m.e.r.-beoordeling' noodzakelijk is.
Alhoewel de beoogde ontwikkeling onder de drempelwaarde blijft is middels een aanmeldingsnotitie (bijlage 9) onderzocht of sprake is van belangrijke nadelige milieueffecten. Uit deze notitie blijkt dat hiervan geen sprake is. Op basis van de aanmeldingsnotitie besluit het bevoegd gezag dat het opstellen van een MER niet noodzakelijk is.
Hoofdstuk 5 Juridische Planbeschrijving
5.1 Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (Svbp)
Het juridische kader voor dit bestemmingsplan vormt de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Sinds 1 januari 2010 moeten conform de Wro alle nieuwe ruimtelijke plannen digitaal, uitwisselbaar en vergelijkbaar worden gemaakt. Het gaat dan onder andere om bestemmingsplannen, provinciale verordeningen en structuurvisies. Deze plannen worden digitaal beschikbaar gesteld voor burgers, bedrijven en andere overheidsinstanties.
Dit bestemmingsplan is opgebouwd volgens de bindende afspraken uit de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2012 (SVBP2012), zoals die zijn verankerd in het Bro. Daarnaast voldoet dit bestemmingsplan aan de eisen die het Bro stelt aan de regels van het bestemmingsplan. Het gaat dan bijvoorbeeld om een aantal standaardbegrippen, de wijze van meten, regels ten aanzien van overgangsrecht en de anti-dubbeltelbepaling.
5.2 Opzet Van Het Bestemmingsplan
Ten aanzien van de opzet van het bestemmingsplan (plankaart en regels) is het volgende van belang.
Opzet plankaart
Algemeen
Het uitwerkingsplan moet voldoen aan de eis van rechtszekerheid. Dit betekent dat een bestemmingsregeling duidelijk en voor één uitleg vatbaar is. In aansluiting hierop en in relatie tot digitale ontwikkelingen verdient het de voorkeur de bestemmingsregeling zo veel mogelijk op de plankaart te visualiseren en de planregels zo transparant mogelijk te houden. Uitgangspunt is dat zoveel mogelijk informatie op de plankaart wordt aangegeven en dat de plankaart digitaal wordt opgebouwd.
Daarbij is gebruik gemaakt van een combinatie van de BGT (Basisregistratie Grootschalige Topografie) en de digitale kadastrale ondergrond.
Bestemmingen
Op de plankaart wordt aangegeven welke bestemming geldt en waar bebouwing is toegestaan. Door middel van hoofdletters wordt de bestemming aangeduid, bijvoorbeeld V voor Verkeer.
Op het renvooi wordt de betekenis aangegeven van de bestemmingen en de aanduidingen. Tevens wordt in een onderhoek op de plankaart de naam van het uitwerkingsplan aangegeven, de datum van terinzagelegging, vaststelling en (eventueel) van de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Ook is het identificatienummer van het bestemmingsplan en het kaartblad aangegeven. De kaart bestaat uit 1 kaartblad en renvooi, op een schaal van 1:1.000.
Aanduidingen
Op de kaart zijn maatvoeringsaanduidingen op de kaart aangegeven zoals de maximaal toegestane hoogtemaat (goothoogte en bouwhoogte). Bij het toekennen van de aanduidingen is zo veel mogelijk gebruik gemaakt van de standaard (en verplichte) aanduidingen uit SVBP2012.
Opzet planregels
Volgens SVBP2012 hebben de planregels een vaste hoofdstukindeling, in een vaste volgorde.
- In hoofdstuk 1 (inleidende regels) worden in de regels gehanteerde begrippen, voor zover nodig, gedefinieerd, en wordt de wijze van meten bepaald.
- In hoofdstuk 2 (bestemmingsregels) worden alfabetisch de regels gegeven waarmee de bestemmingen die op de plankaart voorkomen nader worden omschreven.
- Hoofdstuk 3 (algemene regels) bevat een aantal regels die voor alle bestemmingen gelden, zoals een anti-dubbeltelbepaling, dan wel regels die voor de nodige flexibiliteit kunnen zorgen, zoals algemene ontheffings- of wijzigingsbevoegdheden.
- Hoofdstuk 4 (overgangs- en slotregels) ten slotte geeft overgangsrecht voor bestaand gebruik en bestaande bebouwing en de titel van het plan.
Een bestemmingsartikel (Hoofdstuk 2, Bestemmingsregels) wordt als volgt opgebouwd:
- bestemmingsomschrijving;
- bouwregels (onderverdeeld in toelaatbaarheid van bouwwerken en bouwhoogte, oppervlakte en inhoud)
- ontheffing van de bouwregels;
- specifieke gebruiksregels;
- ontheffing van de gebruiksregels;
- aanlegvergunningen;
- wijzigingsbevoegdheden.
Een bestemmingsartikel hoeft niet alle elementen te bevatten. Dit is afhankelijk van de aard van de bestemming. Alle bestemmingen bevatten wel een bestemmingsomschrijving en bouwregels.
5.3 Gehanteerde Bestemmingen
Detailhandel
De supermarkt en de nieuwe winkelruimte zijn opgenomen in de bestemming Detailhandel.
Verkeer
De bestemming Verkeer is gelegd op de parkeerterreinen. Deze bestemming biedt de ruimte voor de inrichting van de het parkeerterrein en de bijbehorende verkeersruimte evenals verkeersruimte voor bevoorrading.
Waarde - Archeologie
Binnen deze bestemming is onder meer een vergunningstelsel voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden opgenomen ten behoeve van het behoud van de ter plaatse aanwezige archeologische waarden. Hiervoor geldt dat bij een verstoring groter dan 250 m2 en dieper dan 40 cm beneden het maaiveld aanvullend archeologisch onderzoek noodzakelijk is. Voor het overige deel van het bestemmingsplangebied dat reeds is onderzocht geldt dat geen aanvullend archeologisch onderzoek meer uitgevoerd dient te worden. Hiervoor is dan ook geen dubbelbestemming Waarde - Archeologie opgenomen.
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Economische Uitvoerbaarheid
In de Wro is in afdeling 6.4 de regelgeving rondom grondexploitatie opgenomen. Centrale doelstelling van de wet is om in de situatie van particuliere grondexploitatie te komen tot een verbetering van het gemeentelijk kostenverhaal en de versterking van de gemeentelijke regie bij locatieontwikkeling. In artikel 6.12 van de Wro is bepaald dat de gemeenteraad een exploitatieplan vaststelt voor gronden waarop een bouwplan is voorgenomen. In artikel 6.2.1 Bro is vastgelegd wat onder een bouwplan wordt verstaan. De bouw van een of meerdere hoofdgebouwen is in het betreffende artikel van het Bro opgenomen.
Een exploitatieplan dient tegelijkertijd met een bestemmingsplan te worden vastgesteld. In de Wro is tevens opgenomen, dat kan worden afgeweken van de verplichting tot het opstellen van een exploitatieplan indien het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan of besluit begrepen gronden anderszins verzekerd is. Dit is onder meer het geval indien de gemeente en de initiatiefnemer en/of de ontwikkelende partij een privaatrechtelijke overeenkomst hebben gesloten over de verdeling van kosten bij de grondexploitatie. Tussen de initiatiefnemers en de gemeente is een exploitatieovereenkomst (anterieure overeenkomst) gesloten.
Conform artikel 3.1.6, sub f van het Bro heeft een onderzoek plaatsgevonden naar de economische uitvoerbaarheid van het plan. De ontwikkeling wordt uit eigen middelen betaald. Er is gebleken dat het plan economisch uitvoerbaar is.
6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
6.2.1 Vooroverleg
Ter voldoening aan het bepaalde in artikel 3.1.1 van het Bro dient bij de voorbereiding van een bestemmingsplan, waar nodig, overleg gepleegd te worden met de wettelijk verplichte organisaties. Het plan is daarom toegestuurd aan de volgende instanties:
- Provincie Zeeland;
- Waterschap Scheldestromen;
- Veiligheidsregio Zeeland.
Provincie Zeeland heeft aangegeven geen zienswijzen in te dienen. De reactie van Veiligheidsregio Zeeland is opgenomen in bijlage 10.
6.2.2 Terinzagelegging
Het ontwerpbestemmingsplan 'Herziening Marconistraat 11' heeft op grond van artikel 3.8 van de Wet op ruimtelijke ordening vanaf 6 juni 2019, 6 weken ter inzage gelegen. Gedurende deze termijn zijn 3 zienswijzen op het plan ingediend. De zienswijzen en de beantwoording hiervan is opgenomen in bijlage 11. Als gevolgd van deze zienswijzen is de toelichting aangevuld. Daarnaast is één ambtshalve wijziging aangebracht: het schrappen van de bepaling over dakhellingen in de bestemming Detailhandel (artikel 3.2.2 onder c "bij toepassing van hellende dakvlakken, bedraagt de dakhelling ten minste 30° en maximaal 55°" in het ontwerpbestemmingsplan).
6.2.3 Handhaving
Bijlage 1 Onderbouwing Ladder Voor Duurzame Verstedelijking
Bijlage 1 Onderbouwing ladder voor duurzame verstedelijking
Bijlage 2 Stec Rapportage
Bijlage 3 Stikstofberekening
Bijlage 4 Quickscan Flora En Fauna
Bijlage 4 Quickscan flora en fauna
Bijlage 5 Vleermuizenonderzoek
Bijlage 5 Vleermuizenonderzoek
Bijlage 6 Akoestisch Onderzoek Inrichtingslawaai
Bijlage 6 Akoestisch onderzoek inrichtingslawaai
Bijlage 7 Rapportage Qra
Bijlage 8 Verantwoording Groepsrisico
Bijlage 8 Verantwoording groepsrisico
Bijlage 9 Vormvrije Mer-beoordeling
Bijlage 9 Vormvrije mer-beoordeling
Bijlage 10 Advies Veiligheidsregio
Bijlage 10 Advies veiligheidsregio