KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
Artikel 4 Bedrijf
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel
Artikel 6 Algemene Bouwregels
Artikel 7 Algemene Gebruiksregels
Artikel 8 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 9 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 10 Algemene Procedureregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 11 Overgangsrecht
Artikel 12 Slotregel
Bijlage 1 Toetsingscriteria
Bijlage 2 Nieuwe Economische Dragers
Bijlage 3 Richtlijnen Landschappelijke Inpassing Waterbassins
Bijlage 4 Landschappelijk Inpassingsplan
Bijlage 1 Antwoordnota

Bijsterweg 16a Wolphaartsdijk

Bestemmingsplan - gemeente Goes

Vastgesteld op 22-12-2022 - geheel onherroepelijk in werking

Bestanden

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

het bestemmingsplan “Bijsterweg 16a Wolphaartsdijk” van de gemeente Goes.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0664.BPLG14-VG99 met de bijbehorende regels.

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangewezen, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aan-huis-gebonden beroep/bedrijf

een dienstverlenend beroep, dat in een woning of in een bijbehorend gebouw door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning en het woonperceel in overwegende mate hun woonfunctie behouden en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is, bed & breakfast daaronder begrepen, met inachtneming van de volgende regels:

  1. 1. de woning blijft voldoen aan de eisen uit het Bouwbesluit;
  2. 2. ten hoogste 40 m² van de netto vloeroppervlakte van de woning en bijbehorende gebouwen gezamenlijk mag ten behoeve van beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten in gebruik zijn;
  3. 3. het gebruik heeft een kleinschalig karakter en zal dit behouden;
  4. 4. het gebruik is naar aard in overeenstemming met het woonkarakter van de omgeving;
  5. 5. het gebruik ondersteunt de woonfunctie, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten uitvoert tevens gebruiker en bewoner van de woning is;
  6. 6. het gebruik leidt niet tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;
  7. 7. de uitoefening van detailhandel, anders dan als ondergeschikte nevenactiviteit in verband met het desbetreffende beroep of bedrijf is niet toegestaan;
  8. 8. reclame-uitingen aan de gevel mogen niet zichtbaar zijn;
  9. 9. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken worden niet onevenredig aangetast.

1.6 agrarisch bedrijf

een bedrijf, gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, nader te onderscheiden in:

  1. a. grondgebonden agrarisch bedrijf:
    1. 1. akker- en vollegrondstuinbouw: de teelt van gewassen op open grond, daaronder niet begrepen sier-, fruit- en bollenteelt;
    2. 2. bollenteelt: de teelt van bloembollen al dan niet in samenhang met de teelt van bolbloemen;
    3. 3. fruitteelt: de teelt van fruit op open grond;
    4. 4. houtteelt: de aanplant van bomen op agrarische gronden ten behoeve van de houtteelt, waarvoor op basis van de Beschikking ontheffing meldings- en herplantplicht van de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit ontheffing is verkregen van de meldings- en herplantplicht.
  2. b. overige teelten van gewassen of dieren al dan niet in gebouwen.

1.7 agrarisch hulp-, neven- en loonbedrijf

  1. a. een niet-industrieel bedrijf dat is gericht op het opslaan en leveren van goederen aan agrarische bedrijven en/of het opslaan van goederen ten behoeve van het verwerken van producten, die afkomstig zijn van agrarische bedrijven, waaronder begrepen mestverzamelsilo's met een regionale functie;
  2. b. een niet-industrieel bedrijf dat - voornamelijk met behulp van verplaatsbare landbouw-werktuigen en landbouwapparatuur - uitsluitend of overwegend diensten verleent aan agrarische bedrijven:
    1. 1. in verband met de bodemcultuur;
    2. 2. ter uitvoering van grondwerkzaamheden op agrarische cultuurgronden;
    3. 3. ter verrichting van werkzaamheden tot onderhoud of reparatie van landbouwwerktuigen of -apparatuur.

1.8 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.9 bedrijfsgebouw

een gebouw dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten.

1.10 bedrijfswoning

een gebouw in of bij een bedrijf of op een terrein behorende bij een bedrijf, dat dient voor de huisvesting van een persoon of één huishouden van een persoon wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van de grond ter plaatse van het bedrijf of het terrein behorende bij het bedrijf, noodzakelijk is.

1.11 bestaand

ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

1.12 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.13 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.14 bevi-inrichtingen

bedrijven zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.15 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw danwel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw of ander bouwwerk, met een dak.

1.16 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.17 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.18 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegestaan.

1.19 bouwperceelsgrens

de grens van een bouwperceel.

1.20 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.21 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.22 cultuurhistorische waarde

de in het kader van dit plan aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde gekenmerkt in verband met ouderdom en gaafheid.

1.23 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen en / of leveren van goederen, met inbegrip van afhaal, aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.24 dunne mest

mest die verpompbaar is en die bestaat uit faeces of urine van landbouwhuisdieren, al dan niet vermengd met mors-, spoel-, reinigings- of regenwater.

1.25 erf

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw.

1.26 erfgrens

de grens van het erf.

1.27 evenementen

gebeurtenissen, gericht op een groot publiek, met betrekking tot kunst, sport, ontspanning en cultuur, die (inclusief opbouw en afbraak) niet langer duren dan 10 dagen per evenement.

1.28 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.29 hoofdgebouw

een gebouw of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.30 kampeermiddel

tent, tentwagen, tenthuisje, kampeerauto of (sta)caravan, al dan niet een bouwwerk zijnde, waarvoor ingevolge de Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht geen omgevingsvergunning voor het bouwen vereist is, één en ander mits deze geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf door personen die hun hoofdverblijf elders hebben.

1.31 kampeerseizoen

de jaarlijkse periode van 15 maart tot en met 31 oktober van enig jaar.

1.32 kampeerterrein

terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht, en blijkens die inrichting bestemd, om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf.

1.33 kassen

bouwwerken van glas of ander lichtdoorlatend materiaal met een bouwhoogte van 1,20 meter of meer ten behoeve van de teelt of veredeling van gewassen, schuurkassen daaronder begrepen.

1.34 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

het in een woning of in een bijbehorend bijgebouw door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, waarvoor geen melding- of vergunningplicht op grond van Bijlage 1 van het Besluit Omgevingsrecht geldt en waarbij de woning en het woonperceel in overwegende mate hun woonfunctie behouden met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past.

1.35 kleinschalig kamperen

een recreatiebedrijf met over het algemeen recreatie als neventak, waarbij op het bij het bedrijf behorende kampeerterrein niet-permanente standplaatsen gesitueerd mogen worden.

1.36 landschappelijke waarde

de aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, die wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet levende natuur.

1.37 mestbassins

werken, niet zijnde bouwwerken, ten behoeve van de opslag van mest, zoals mestzakken, foliebassins en daarmee vergelijkbare vormen van mestopslag.

1.38 mestopslag

het bewaren van vaste meststoffen of dunne mest in een reservoir dat niet geheel of gedeeltelijk is gelegen onder een stal zoals een mestsilo, mestplaat, mestzak of foliebassin.

1.39 mestopslagruimten

bouwwerken ten behoeve van de opslag van mest, zoals mestsilo's en daarmee vergelijkbare vormen van mestopslag.

1.40 natuurwetenschappelijke waarde

de aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang.

1.41 overkapping

een bouwwerk geen gebouw zijnde voorzien van een gesloten dak.

1.42 peil

  • de kruin van de weg indien de afstand tussen het bouwwerk en de kant van de weg minder dan 5 meter bedraagt;
  • bij ligging in het water: het gemiddelde zomerpeil van het aangrenzende water;
  • in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het op het tijdstip van het ter inzage leggen van het ontwerp-bestemmingsplan bestaande aansluitende afgewerkte bouwterrein.

1.43 permanente bewoning

bewoning van een ruimte als hoofdverblijf.

1.44 recreatief nachtverblijf

recreatie in ruimten welke zijn bestemd of opgericht voor recreatief nachtverblijf, zoals een recreatiewoning, kampeerhuisje, logeergebouwen, pension of kampeermiddel, door personen die hun hoofdverblijf elders hebben.

1.45 regenkappen

niet door wanden omsloten bouwwerken met een bouwhoogte van maximaal 4,00 meter, overtrokken met lichtdoorlatend materiaal, bestemd voor de bescherming van gewassen tegen neerslag.

1.46 seksinrichting

de voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig is, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotisch massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub verstaan, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.47 stacaravan

een kampeermiddel bestaande uit één niet-samengesteld geheel, voorzien van een as en wielenstelsel en een dissel, met een maximale oppervlakte van 70m² met bij- of aanbouw en maximaal 4.50 meter hoog.

1.48 standplaats

een ruimte voor het plaatsen van een kampeermiddel.

1.49 teeltondersteunende voorzieningen

voorziening ten behoeve van de bescherming van plantaardige agrarische teelten (tegen neerslag, zonlicht en vogelvraat) en/of de voorkweek van ten behoeve van het eigen bedrijf benodigd plantmateriaal en/of de voorkoming van verspreiding van gewasbeschermingsmiddelen, ten behoeve van grondgebonden agrarische teelten, nader te onderscheiden in boogkassen, regenkappen en stellingen met fijnmazige netten.

1.50 tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen

teeltondersteunende voorzieningen die slechts gedurende één seizoen op de landbouwgronden aanwezig zijn.

1.51 vaste meststoffen

dierlijke meststoffen en andere meststoffen van organische oorsprong en samenstelling, mits de meststoffen niet verpompbaar zijn.

1.52 verblijfsrecreatie

recreatie in ruimten welke zijn bestemd of opgericht voor recreatief nachtverblijf zoals een recreatiewoning, logeergebouw of kampeermiddel, door personen die elders hun hoofdverblijf hebben;

1.53 voorgevel van een hoofdgebouw

het meest naar de wegzijde gekeerde deel van een hoofdgebouw. Indien meerdere delen van het gebouw naar de weg zijn gekeerd (hoekkavel), bepalen burgemeester en wethouders welke zijde als voorgevel moet worden beschouwd.

1.54 waterbassin

een reservoir bestemd en geschikt voor het opslaan van water ten behoeve van het agrarische bedrijf.

1.55 Wgh-inrichting

bedrijf als genoemd in het Bijlage 1 van het Besluit Omgevingsrecht, die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken.

1.56 woning

een gebouw dat dient voor de huisvesting van personen.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstanden

van bouwwerken onderling alsmede afstanden van bouwwerken tot de perceelsgrens worden daar gemeten, waar deze afstanden het kleinst zijn.

2.2 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.3 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidingsmuren en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of bouwwerk geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, portalen, balkons en overstekende daken. Deze worden bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen buiten beschouwing gelaten mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1,00 meter bedraagt.

2.5 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.

2.6 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.7 het bebouwde oppervlak

van een bouwperceel, of een ander terrein wordt bepaald door de oppervlakten van alle op een terrein gelegen gebouwen en overkappingen bij elkaar op te tellen, tenzij in de regels anders is bepaald.

2.8 de bedrijfsvloeroppervlakte

wordt gemeten binnenwerks, op de vloer van de ruimten die worden of kunnen worden gebruikt voor bedrijfsactiviteiten, met dien verstande dat:

  1. 1. voor intensieve veehouderijen geldt dat de gezamenlijke oppervlakte van alle dierplaatsen bij de bedrijfsvloeroppervlakte wordt inbegrepen. Bij het houden van pluimvee, pelsdieren en/of konijnen in gestapelde hokken cq. batterijen geldt, in tegenstelling tot het voorgaande, dat uitsluitend de oppervlakte van de vaste vloer onder de hokken c.q. batterijen bij de bedrijfsvloeroppervlakte wordt inbegrepen;
  2. 2. tot de bedrijfsvloeroppervlakte tevens wordt gerekend de onder afdaken aanwezige oppervlakte die wordt of kan worden gebruikt voor bedrijfsactiviteiten;
  3. 3. tot de bedrijfsvloeroppervlakte niet wordt gerekend de oppervlakte van mestbassins, mestplaten en weegbruggen.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Agrarisch" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. de bedrijfsvoering van grondgebonden agrarische bedrijven;
  2. b. wegen, paden, parkeervoorzieningen, water, groenvoorzieningen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.

3.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen, nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering en afmetingen van gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, indien zulks noodzakelijk is:

  1. 1. ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de landschappelijke, natuurwetenschappelijke en/of cultuurhistorische waarden van aangrenzende gronden;
  2. 2. ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken geen gebouwen zijnde;
  3. 3. ten behoeve van de landschappelijke inpassing;
  4. 4. ten behoeve van de milieusituatie;
  5. 5. ten behoeve van de verkeersveiligheid.

3.4 Afwijking van de bouwregels

3.5 Specifieke gebruiksregels

3.6 Afwijking van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in (bij de een afwijking is aangegeven aan welke toetsingscriteria dient te worden getoetst. In bijlage 1 is aangegeven hoe deze criteria moeten worden gehanteerd):

  1. a. artikel 3.1 voor het tijdelijk huisvesten van aan het betreffende agrarische bedrijf verbonden seizoensarbeiders, met in achtneming van het volgende:
    1. 1. de afwijking kan worden verleend voor vervangende nieuwbouw of het inpandig verbouwen van een gebouw, mits gelegen binnen het agrarisch bouwvlak; of
    2. 2. voor het aanleggen van een kampeerterrein binnen of aansluitend aan het bouwvlak;
    3. 3. de gezamenlijke oppervlakte van (woon)eenheden voor seizoensarbeiders mag ten hoogste 250m² bedragen;
    4. 4. de bouwhoogte van niet inpandige (woon)eenheden mag ten hoogste 3,5 meter bedragen;
    5. 5. de tijdelijke huisvesting mag per jaar niet langer duren dan de periode van 15 maart t/m 31 oktober. Buiten deze periode dienen de kampeermiddelen op het onder sub 2 genoemde kampeerterrein te worden verwijderd;
    6. 6. de afwijking mag niet leiden niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen;
  2. b. artikel 3.1 ten behoeve van het realiseren van een Nieuwe Economische Drager bij wijze van nevenactiviteit in bestaande (bedrijfs)gebouwen zoals aangegeven in de als bijlage 2 opgenomen lijst Nieuwe Economische Dragers kolom N, of naar aard, schaal en gevolgen voor de omgeving vergelijkbare activiteiten.

Bij afwijking gelden tevens de toetsingscriteria:

      • het afsluiten van een privaatrechtelijke overeenkomst ten behoeve van de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing en de ruimtelijke kwaliteitswinst;
      • geen ernstige bepering agrarische functie;
      • geen onevenredige toename automobiliteit.
  1. c. artikel 3.1 ten behoeve van het toevoegen van een Nieuwe Economische Drager bij wijze van nevenactiviteit in nieuwe (bedrijfs)gebouwen zoals aangegeven in de als bijlage 2 opgenomen lijst Nieuwe Economische Dragers kolom N, of naar aard, schaal en gevolgen voor de omgeving vergelijkbare activiteiten, met dien verstande dat:
    1. 1. nieuwbouw gepaard dient te gaan met de afbraak van bestaande bebouwing en/of een investering in de ruimtelijke kwaliteit van de locatie;
    2. 2. de nieuwbouw dient plaats te vinden binnen het bouwvlak van het agrarisch bedrijf.

Bij afwijking gelden tevens de toetsingscriteria:

      • het afsluiten van een privaatrechtelijke overeenkomst ten behoeve van de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing en de ruimtelijke kwaliteitswinst;
      • geen ernstige beperking agrarische functie;
      • geen onevenredige toename automobiliteit.
  1. d. Artikel 3.2.3, sub b voor het aansluitend aan het agrarisch bouwvlak oprichten van één of meerdere foliebassins ten behoeve van een nevenactiviteit niet-grondgebonden aquacultuur, met een gezamenlijk oppervlakte van maximaal 1 hectare per bedrijf en een bouwhoogte van maximaal 1 meter.

Bij afwijking gelden tevens de toetsingscriteria:

      • landschapstoets;
      • milieutoets;
      • de aanwezigheid van een zoetwatervoorrraad.
  1. e. artikel 3.1 voor het toevoegen van een nevenactiviteit glastuinbouw, met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte aan kassen, met uitzondering van boogkassen, maximaal 2.000 m² bedraagt;
  2. f. artikel 3.1 voor het toevoegen van een nevenactiviteit tuinbouwveredeling, met dien verstande dat de totale bedrijfsvloeroppervlakte ten behoeve van tuinbouwveredeling maximaal 2.000 m² bedraagt;
  3. g. artikel 3.1 voor het toevoegen van een nevenactiviteit intensieve veehouderij, met dien verstande dat de totale bedrijfsvloeroppervlakte ten behoeve van intensieve veehouderij maximaal 1.600 m² bedraagt;
  4. h. artikel 3.1 voor het toevoegen van een nevenactiviteit niet-grondgebonden aquacultuur met dien verstande totale bedrijfsvloeroppervlakte ten behoeve van niet-grondgebonden aquacultuur maximaal 1.600 m² bedraagt;
  5. i. artikel 3.1 voor het toevoegen van een nevenactiviteit agrarisch hulp-, loon- en nevenbedrijf met dien verstande dat de totale bedrijfsvloeroppervlakte maximaal 1.000 m² bedraagt;
  6. j. artikel 3.5.1 sub d voor het uitbreiden van het aantal standplaatsen tot maximaal 25 standplaatsen per kleinschalig kampeerterrein met dien verstande dat:
    1. 1. de kampeermiddelen worden geplaatst op dan wel aansluitend aan het bouwvlak dan wel het bestaande kleinschalig kampeerterrein;
    2. 2. rond het kampeerterrein een groenstrook met een breedte van minimaal 10 meter wordt aangebracht;
    3. 3. op het kampeerterrein uitsluitend kampeermiddelen zijn toegestaan gedurende het kampeerseizoen;
    4. 4. het plaatsen van stacaravans als kampeermiddel niet is toegestaan;
    5. 5. het kampeerterrein een aansluiting op de drukpersriolering krijgt. Indien er geen drukpersriolering aanwezig is dient in overleg met het Waterschap Scheldestromen naar een andere oplossing gezocht te worden.

Bij afwijking geldt tevens het toetsingscriterium:

      • het afsluiten van een privaatrechtelijke overeenkomst ten behoeve van de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing en de ruimtelijke kwaliteitswinst;
  1. k. bij het toevoegen van een nevenactiviteit als genoemd in sub e en g gelden de toetsingscriteria:
      • ontsluitingstoets;
      • continuïteit;
      • omgevingskwaliteiten.
  2. l. indien ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan een toegevoegde tak aanwezig is die de in sub d, e, f, g en h genoemde maximale oppervlakte overschrijdt, geldt de aanwezige oppervlakte als maximaal toegestane oppervlakte.

3.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden

Artikel 4 Bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor “Bedrijf” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – constructiebedrijf': is uitsluitend een constructiebedrijf toegestaan;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'opslag uitgesloten': zijn constructiewerkzaamheden en bedrijfsmatige buitenopslag niet toegestaan;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'laad- en losplaats': zijn geen constructiewerkzaamheden en uitsluitend laden en lossen en manoeuvreren en parkeren van voertuigen inherent aan de bedrijfsvoering toegestaan;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen – landschappelijke inpassing': zijn de gronden bestemd voor het aanbrengen en in standhouden van een adequate landschappelijke inpassing zoals opgenomen in bijlage 4 'het Landschappelijke inpassingsplan';
  5. e. aan-huis-gebonden beroepen en bedrijven;
  6. f. wegen, paden, parkeervoorzieningen, water, groenvoorzieningen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.

4.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

4.3 Nadere eisen

4.4 Afwijking van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in:

  1. a. artikel 4.1 voor de omschakeling van een “specifieke vorm van bedrijf - constructiebedrijf” naar:
    1. 1. bedrijven behorende tot de categorieën A en B1 van de Staat van bedrijfsactiviteiten;
    2. 2. bedrijven die niet in de Staat van bedrijfsactiviteiten zijn genoemd, mits deze naar aard en invloed op de omgeving kunnen worden gelijkgesteld aan bedrijven behorende tot de categorieën A en B1;

met dien verstande dat:

      • detailhandelsbedrijven niet zijn toegestaan;
      • het bedrijf naar aard en schaal in het gebied dient te passen, waarbij wordt gekeken naar de verkeersaantrekkende werking, de fysieke omvang van het bedrijf en de functionele relatie tussen het bedrijf en zijn omgeving.
  1. b. Artikel 4.2.2, sub d tot het vermeerderen van de bebouwde oppervlakte van het bedrijf exclusief bedrijfswoning met maximaal 20%. Van deze bevoegdheid mag slechts gebruik worden gemaakt indien aangetoond wordt dat verplaatsing van het bedrijf of het oprichten van een dependance niet mogelijk is.

Bij afwijking gelden tevens de toetsingscriteria:

    1. 1. het afsluiten van een privaatrechtelijke overeenkomst over de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing en de ruimtelijke kwaliteitswinst;
    2. 2. ontsluitingsmogelijkheden;
    3. 3. landschapstoets.
  1. c. Artikel 4.2.2, sub e tot een afstand van minimaal 2 meter tot de perceelsgrens, mits de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.

4.5 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. a. Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  2. b. de uitoefening van detailhandel, anders dan als ondergeschikte nevenactiviteit bij ter plaatse uitgeoefende bedrijfsactiviteiten is niet toegestaan;
  3. c. Wgh-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  4. d. zelfstandige kantoren zijn niet toegestaan;
  5. e. per bedrijf is ten hoogste één bedrijfswoning toegestaan;
  6. f. evenementen zijn toegestaan.

4.6 Landschappelijke inpassing

Ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing' dient de landschappelijke inpassing overeenkomstig het landschappelijk inpassingsplan zoals opgenomen in bijlage 4 bij het onderhavige bestemmingsplan of een kwalitatief daarmee vergelijkbaar plan dat door het college van burgemeester en wethouders is geaccordeerd, binnen 12 maanden na het onherroepelijk worden van dit bestemmingsplan te zijn uitgevoerd en vervolgens in stand te worden gehouden.

4.7 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming "Bedrijf" te wijzigen in de bestemming “Agrarisch” ten behoeve van de vestiging van een grondgebonden agrarisch bedrijf. Hierbij mag een agrarisch bouwvlak worden geprojecteerd met een oppervlakte van maximaal 1 hectare. Bij planwijziging zijn verder de regels van artikel 3 “Agrarisch” van toepassing en geldt ontsluitingstoets.

4.8 Procedureregel

Bij het toepassen van de bevoegdheid als bedoeld in artikel 4.7 zijn de algemene procedureregels van artikel 10.1 van toepassing.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene Bouwregels

6.1 Bouwhoogte

De bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 2,5 meter, tenzij in deze regels anders is bepaald.

6.2 Bestaande afstanden en andere maten

  1. a. Indien afstanden op de datum van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan meer dan wel minder bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is toegestaan, mogen de bestaande afstanden als ten hoogste respectievelijk ten minste toelaatbaar worden aangehouden;
  2. b. In die gevallen dat hoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken op de datum van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan meer of minder bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen de bestaande maten en hoeveelheden als ten hoogste respectievelijk ten minste worden aangehouden;
  3. c. In het geval van (her)oprichting van gebouwen is het bepaalde in lid a en b uitsluitend van toepassing indien dat geschiedt op dezelfde plaats.

6.3 Parkeergelegenheid en laad- en losruimte

6.4 Afwijking van de bouwregels

Artikel 7 Algemene Gebruiksregels

7.1 Strijdig gebruik

Het is verboden de in dit plan begrepen gronden, gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde te gebruiken, te doen of laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de in dit plan aan de grond gegeven bestemming.

Tot het verboden gebruik wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruiken, te doen of laten gebruiken van gronden, gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van de exploitatie van een seksinrichting, een escortbedrijf en raam- en straatprostitutie;
  2. b. het gebruiken, te doen of laten gebruiken van gronden als uitstallings-, opslag-, stand-, of ligplaats voor kampeermiddelen, tenzij in deze regels anders is bepaald;
  3. c. kleinschalig kamperen, tenzij in deze regels anders is bepaald.

7.2 Parkeergelegenheid en laad- en losruimte

7.3 Afwijking van de gebruiksregels

Artikel 8 Algemene Afwijkingsregels

8.1 Afwijkingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van de regels in dit plan ten behoeve van:

  1. a. het bouwen van niet voor bewoning bestemde gebouwen en andere bouwwerken van geringe afmetingen ten behoeve van het openbaar nut waarvan het oppervlak maximaal 50 m² bedraagt en de bouwhoogte maximaal 5 meter;
  2. b. het oprichten van antennes en masten tot een bouwhoogte van maximaal 15 meter ten behoeve van telecommunicatie- of alarmeringsvoorzieningen;
  3. c. overschrijdingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;
  4. d. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 meter bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.

Er wordt niet afgeweken indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 9 Algemene Wijzigingsregels

9.1 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 10 Algemene Procedureregels

10.1 Procedure bij toepassing wijzigingsbevoegdheid

Bij toepassing van een wijzigingsbevoegdheid ingevolge dit plan, is de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 11 Overgangsrecht

11.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en niet in overeenstemming is met het plan mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. b. burgemeester en wethouders kunnen eenmalig afwijken van lid 11.1, sub a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 11.1, sub a met maximaal 10 %;
  3. c. lid 11.1, sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen het overgangsrecht van dat plan.

11.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  2. b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 11.2, sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  3. c. indien het gebruik, bedoeld in lid 11.2, sub a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  4. d. lid 11.2, sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.

Artikel 12 Slotregel

Deze regels kunnen worden aangehaald onder de naam:

Regels bestemmingsplan “Bijsterweg 16a Wolphaartsdijk”.

Bijlage 1 Toetsingscriteria

Bijlage 1 Toetsingscriteria

Bijlage 2 Nieuwe Economische Dragers

Bijlage 2 Nieuwe Economische Dragers

Bijlage 3 Richtlijnen Landschappelijke Inpassing Waterbassins

Bijlage 3 Richtlijnen landschappelijke inpassing waterbassins

Bijlage 4 Landschappelijk Inpassingsplan

Bijlage 4 Landschappelijk inpassingsplan

Bijlage 1 Antwoordnota

Bijlage 1 Antwoordnota