KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch - Komgebied
Artikel 4 Water
Artikel 5 Wonen
Artikel 6 Waarde - Archeologie 1
Artikel 7 Waarde - Archeologie 2
Artikel 8 Waarde - Archeologie 4
Artikel 9 Waterstaat-beschermingszone Watergang
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 10 Anti-dubbeltelregel
Artikel 11 Algemene Bouwregels
Artikel 12 Algemene Gebruiksregels
Artikel 13 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 14 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 15 Algemene Procedureregels
Artikel 16 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 17 Overgangsrecht
Artikel 18 Slotregel
Bijlage 1 Slooptekening Greffelingsestraat 35 Alphen
Bijlage 1 Inrichtingsplan
Bijlage 2 Verkennend Bodemonderzoek Trambaan
Bijlage 3 Trambaan 3, Onderzoek Geluid
Bijlage 4 Trambaan 3, Onderzoek Licht
Bijlage 5 Quickscan Trambaan Boven-leeuwen
Bijlage 6 Watertoets Samenvatting
Bijlage 7 Stikstof Rapportage

Boven-Leeuwen, Trambaan tussen 3 en 7

Bestemmingsplan - gemeente West Maas en Waal

Vastgesteld op 30-05-2024 - geheel onherroepelijk in werking

Bestanden

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Boven-Leeuwen, Trambaan tussen 3 en 7;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0668.BOVTrambaan3en7-BOH1 met de bijbehorende regels en de daarbij horende bijlagen;

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 aanduidingsvlak:

een vlak door aanduidingsgrenzen van andere vlakken gescheiden;

1.6 aaneengebouwde woning:

een woning die samen met twee of meer woningen deel uitmaakt van één bouwmassa, welke bestaat uit de hoofdmassa's van deze woningen;

1.7 afhankelijk woonruimte:

een onderdeel van het hoofdgebouw of bijbehorend bouwwerk dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is;

1.8 afwijken van de bouwregels en/of van de gebruiksregels:

een afwijking als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onder c van de Wet ruimtelijke ordening;

1.9 agrarisch bedrijf:

een akkerbouw-, bloementeelt-, sierteelt-, fruitteelt- of ander tuinbouwbedrijf, alsmede een pluimvee-, varkens-, mestrund- en mestkalverenhouderij, paarden- en geitenhouderij danwel een uit twee of meer van genoemde bedrijfstakken samengesteld bedrijf;

1.10 agrarische gebouwen:

gebouwen ten dienste van agrarische doeleinden, niet zijnde een bedrijfswoning;

1.11 ander bouwwerk:

een bouwwerk, niet zijnde een gebouw of bijbehorend bouwwerk;

1.12 archeologische verwachting:

een gebied met een daaraan toegekende hoge, middelmatige of lage archeologische verwachtingswaarde in verband met de in de ondergrond aangetroffen sporen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden;

1.13 archeologische waarde:

een gebied met een daaraan toegekende archeologische waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden;

1.14 archeologisch monument:

terrein dat op basis van de Monumentenwet 1988 is aangewezen als beschermd archeologisch monument;

1.15 archeologisch onderzoek:

onderzoek (bureauonderzoek en/of boren en/of geofysisch onderzoek en/of graven en/of begeleiden) verricht door een dienst, bedrijf of instelling erkend door het College voor de Archeologische Kwaliteit (CvAK/SIKB), beschikkend over een opgravingsvergunning ex artikel 39 MW en werkend volgens de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie;

1.16 bebouwde oppervlakte van een perceel of ander terrein:

de som van de oppervlakten van alle op een perceel of terrein gelegen gebouwen, bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken 1 m boven peil en buitenwerks gemeten;

1.17 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.18 bebouwingspercentage:

de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen op een bouwperceel, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van dat bouwperceel;

1.19 bed and breakfast:

een activiteit ondergeschikt aan een woning die in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van nachtverblijf voor korte tijd en waarbij het verstrekken van maaltijden en/of dranken aan de logerende gasten (daaraan) ondergeschikt is;

1.20 bedrijf:

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis gebonden beroepen daaronder niet begrepen;

1.21 bedrijf aan huis:

een bedrijf, waaronder een kappersbedrijf, dat door de gebruiker van een woning in die woning of een bijbehorend bouwwerk wordt uitgeoefend, waarbij de woning in hoofdzaak de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.22 bedrijfsvloeroppervlakte:

de totale oppervlakte van de voor bedrijfsuitoefening benodigde bedrijfsruimte, inclusief de verkoopvloeroppervlakte, opslag- en administratieruimten en dergelijke;

1.23 bedrijfswoning:

één woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting ter plaatse noodzakelijk is, gelet op het feitelijk gebruik van het gebouw en/of terrein in overeenstemming met de bestemming;

1.24 beroep aan huis:

een dienstverlenend beroep, dat door de gebruiker van een woning in die woning of een bijbehorend bouwwerk uitgeoefend wordt, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.25 bestaand:

  • bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van inwerkingtreding van het plan bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van inwerkingtreding is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald;
  • bij gebruik: het gebruik dat op het moment van inwerkingtreding van het plan bestaat, tenzij in de regels anders is bepaald;
  • bij gebruik: het gebruik van gronden voor fruitteelt en boom- en sierteelt indien het gebruik van de betreffende gronden niet langer dan drie jaar onderbroken is geweest.

1.26 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.27 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.28 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een (bedrijfs)woning dan wel functioneel met eenich op hetze peevindendbedrijfs)woning verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

1.29 bijgebouw:

een vrijstaand danwel aangebouwd gebouw, behorend bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw;

1.30 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.31 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.32 bouwlaag

een boven het peil gelegen en doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen binnenwerks is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

1.33 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.34 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.35 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bijbehorende bouwwerken zijn toegelaten;

1.36 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.37 dagrecreatie:

vormen van recreatie, die in principe plaatsvinden tussen zonsopgang en zonsondergang en niet gericht zijn op het verstrekken van nachtverblijf;

1.38 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.39 detailhandel in eigen vervaardigde en/of voortgebrachte producten:

(streek)producten die door het toegelaten bedrijf zijn voortgebracht, geteeld of vervaardigd;

1.40 detailhandel perifeer:

detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke stoffen en detailhandel in ABC-goederen (auto's, boten en caravans), tuincentra, bouwmarkten, grove bouwmaterialen, keukens en sanitair alsmede woninginrichting waaronder meubels, die vanwege de omvang en aard van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig hebben voor de uitstalling (en uit dien hoofde niet binnen de aangewezen winkelconcentratiegebieden gevestigd kunnen worden);

1.41 dienstverlening:

het bedrijfsmatig verlenen van op publiek gerichte diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen;

1.42 diepploegen:

het omzetten van de grond, gemeten vanaf peil met een diepte van minimaal 0,80 m, ten behoeve van het agrarisch gebruik;

1.43 EHS:

Ecologische Hoofdstructuur;

1.44 evenement:

een één of meerdaagse voor het publiek toegankelijke verrichting van vermaak;

1.45 extensief recreatief medegebruik:

die vormen van recreatie welke in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving, zoals wandelen, paardrijden, (water)fietsen en kanoën;

1.46 extensieve dagrecreatie:

die vormen van openluchtrecreatie, waarbij in het algemeen het beleven van rust voorop staat en het aantal recreanten per oppervlakte-eenheid beperkt is. Voorbeelden zijn fietsen en wandelen;

1.47 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.48 gemeenschappelijke voorzieningen:

gebouwen ten behoeve van sanitaire voorzieningen, kantines, sport en spel waaronder overdekte zwembaden alsmede aan de bestemming 'recreatie' gelieerde en ondergeschikte horeca- en detailhandel;

1.49 glastuinbouw:

een agrarisch bedrijf dat zich hoofdzakelijk toelegt op het telen van gewassen in kassen;

1.50 grondgebonden agrarisch bedrijf:

een agrarisch bedrijf dat functioneel van - hoofdzakelijk zelfstandig in eigendom zijnde, gehuurde of gepachte - grond, als productiefactor afhankelijk is voor het houden van dieren, de teelt van (voeder)gewassen of de weidegang van vee, zoals een veehouderij `niet intensief`, akkerbouw- of tuinbouwbedrijf;

1.51 groothandel:

een bedrijf dat producten koopt bij fabrieken en doorverkoopt aan de detailhandel. Het gaat om de verkoop van goederen in grote aantallen en hoeveelheden;

1.52 hoofdgebouw:

een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;

1.53 horeca:

een bedrijf dat gericht is op het verstrekken van nachtverblijf en/of voedsel en dranken en/of exploiteren van zaalaccommodatie, niet-zijnde een coffeeshop;

1.54 hobbymatige basis houden van dieren:

het niet bedrijfsmatig houden van dieren;

1.55 intensieve veehouderij:

een veehouderij waar tenminste 250 m2 aan bedrijfsvloeroppervlakte aanwezig is die volgens de wet Milieubeheer gebruikt wordt voor het houden van vee, pluimvee en nertsen, waarbij dit houden van dieren geheel of nagenoeg geheel plaatsvindt in gebouwen;

1.56 inwoning:

het bewonen van een woonruimte die deel uitmaakt van een woonruimte die door een ander huishouden in gebruik is genomen, met dien verstande dat woningsplitsing en/of kamerbewoning niet toegestaan is;

1.57 kamerbewoning:

het gebruik van een hoofdgebouw door meer dan twee onzelfstandige huishoudens;

1.58 kampeermiddel:

tent, tentwagen, kampeerauto of caravan dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde waarvoor ingevolge artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht een omgevingsvergunning voor het bouwen vereist is; een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

1.59 kampeerterrein:

terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht, en blijkens die inrichting bestemd, om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf;

1.60 kantoor:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen;

1.61 kas:

een gebouw waarvan de wanden en het dak voornamelijk bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal;

1.62 kernkwaliteiten:

de belangrijkste landschappelijke en ecologische kenmerken van de onderscheiden delen van het beschermde gebied. Het behoud van de identiteit van de onderscheiden delen is alleen mogelijk als deze kernkwaliteiten niet worden aangetast;

1.63 kleinschalige dagrecreatie:

vormen van recreatie met een beperkte omvang en uitstraling en gericht op het beleven van het buitengebied, zoals: verhuur van fietsen, verhuur van kano's, verhuur van huifkarren, pony's, bezoek kaasboerderij, tuinbezichtiging en bezichtiging van een historische boerderij. Onder kleinschalige recreatie als nevenactiviteit bij een agrarisch bedrijf wordt verstaan vormen van kleinschalige dagrecreatie en extensieve verblijfsrecreatie als nevenfunctie bij een agrarisch bedrijf;

1.64 kleinschalige horeca:

kleinschalige horecabedrijven die gericht zijn op het verstrekken van maaltijden en dranken voor gebruik ter plaatse en die gerelateerd zijn aan de recreatieve functie van het buitengebied. Voorbeelden hiervan zijn (pannenkoeken-)restaurants, eethuizen en ijssalons (begripsomschrijving VAB-beleid);

1.65 kleinschalige verblijfsrecreatie in bestaande bebouwing:

een verblijfsrecreatieve voorziening in de bestaande bebouwing (woonbebouwing, en) van maximaal 5 overnachtingsplaatsen ondergeschikt aan een hoofdfunctie;

1.66 landschappelijke waarde:

waarde van een gebied in landschappelijk-esthetische en/of geomorfologische zin;

1.67 landhuis:

een gebouw of een complex van gebouwen dat vanwege zijn cultuurhistorische, architectonische en monumentale waarde in relatie met zijn cultuurhistorisch waardevolle omgeving als waardevol wordt beschouwd;

1.68 lichte horecavoorzieningen:

een horecavoorziening, die uitsluitend tot hoofddoel heeft het verstrekken van niet- alcoholische en licht-alcoholische dranken en versnaperingen;

1.69 loonwerkbedrijf:

een bedrijf dat in opdracht hoofdzakelijk agrarische werkzaamheden uitvoert;

1.70 maatschappelijke dienstverlening:

educatieve, sociale, medische, culturele, levensbeschouwelijke, sport- en recreatieve voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening alsmede soortgelijke voorzieningen, of een combinatie daarvan, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;

1.71 manege:

een gebruiksgerichte, dienstverlenende paarden- en ponyhouderij, waarbij het doel is het geven van gelegenheid om met paarden en/of pony's binnen en/of buiten het betreffende perceel te rijden en het daaruit genereren van inkomsten;

1.72 mantelzorg:

langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving, waarbij de zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar;

1.73 meergeneratiewoning:

meergeneratiewoning is een gebouw met geschakelde, zelfstandige of onzelfstandige wooneenheden, appartementen of huizen met inpandige verbinding voor ouderen of mensen met een handicap en hun familie, waarbij de familie mantelzorg verleent. De zorgvrager woont in een aparte wooneenheid, maar staat in directe verbinding met zijn of haar mantelzorger;

1.74 natuur:

alle levende organismen, hun habitats, de ecosystemen waarvan zij deel uitmaken en de daarmee verbonden uit zichzelf functionerende ecologische processen;

1.75 natuurwaarde:

de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door de aanwezigheid en de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet-levende natuur, zoals geologische, geomorfologische, bodemkundige en/of biologische elementen;

1.76 nettovloeroppervlakte

de som van de oppervlakten van de tot een gebouw behorende binnenruimten, gemeten op vloerniveau, tussen de begrenzende opgaande scheidingsconstructies van de afzonderlijke ruimten;

1.77 nevenfuncties:

activiteiten die in ruimtelijke en bedrijfseconomische zin een ondergeschikt bestanddeel vormen van de totale bedrijfsactiviteiten op een agrarisch bouwperceel;

1.78 niet-geluidsgevoelige bebouwing:

bebouwing die volgens de Wet Geluidhinder en de daarop gebaseerde regelgeving niet aangemerkt wordt als geluidsgevoelige gebouwen en ruimten;

1.79 niet-grondgebonden agrarisch bedrijf:

een agrarisch bedrijf dat functioneel niet of nagenoeg niet afhankelijk is van grond als productiefactor, maar waarvan de productie geheel of nagenoeg geheel plaatsvindt in gebouwen, zoals een varkens-, kalver- of pluimveefokkerij, champignonkwekerij of pot- en containerteelt;

1.80 nieuwvestiging van een intensieve veehouderij:

het toelaten van een agrarisch bouwperceel, dat specifiek bestemd is voor intensieve veehouderij, op een perceel waar voorheen geen agrarisch bedrijf was toegestaan;

1.81 normaal (agrarisch) beheer:

het regulier bestaande beheer dat, gelet op de bestemming, regelmatig noodzakelijk is voor een goede bedrijfsvoering en het (agrarisch) gebruik van de gronden;

1.82 normaal (agrarisch) onderhoud:

het onderhoud van bestaande objecten c.q. de grond dat, gelet op de bestemming, noodzakelijk is voor een goed beheer en gebruik van de gronden en gebouwen.

1.83 omgevingsvergunning:

een vergunning als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.84 omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden

een vergunning als bedoeld in artikel 3.3 onder a van de Wet ruimtelijke ordening;

1.85 ondergronds:

onder peil;

1.86 overkapping:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, omsloten door maximaal één wand en voorzien van een gesloten dak;

1.87 overnachtingsplaats:

een plaats bedoeld voor het bieden van mogelijkheden tot overnachting, waarbij geldt dat 1 bed voor 1 persoon is bedoeld en dus 1 overnachtingsplaats is;

1.88 paardenfokkerij:

agrarische bedrijvigheid bestaande uit het fokken van paarden en/of pony's, al dan niet in combinatie met het trainen en/of africhten van deze paarden en/of pony's;

1.89 peil:

  • voor gebouwen waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • voor gebouwen in het talud van de dijk: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld ter plaatse van de van de dijk afgekeerde zijde van het gebouw;
  • in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld;
  • voor woon- en/of werkschepen: de waterlijn;

1.90 permanente bewoning:

bewoning door (het huishouden van) een persoon of door daarmee gelijk te stellen groep van personen van een recreatiewoning, stacaravan of andere voor wisselende bewoning bedoelde ruimte als hoofdverblijf c.q. vaste woon- of verblijfplaats;

1.91 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.92 recreatiewoning:

een permanent ter plaatse aanwezig voor wisselende bewoning bedoeld gebouw, geen woonkeet en geen caravan of ander bouwsel op wielen zijnde, bestemd om uitsluitend door (het huishouden van) een persoon of daarmee gelijk te stellen groep van personen dat/die zijn hoofdverblijf elders heeft, gedurende een gedeelte van het jaar te worden bewoond;

1.93 ruimtelijke kwaliteit:

de kwaliteit van de ruimte als bepaald door de gebruikswaarde, de belevingswaarde en de toekomstwaarde van die ruimte.

1.94 schuilgelegenheid dieren:

een vrijstaand gebouw voor het tijdelijk stallen van hobbymatig of bedrijfsmatig gehouden dieren;

1.95 seksinrichting:

een voor publiek toegankelijk, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoning van erotische-pornografische aard plaatsvindt. Hieronder wordt in elk geval verstaan een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, sekstheater, of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.96 sierteeltbedrijf:

een agrarisch bedrijf dat gericht is op het telen van siergewassen;

1.97 (sleuf)silo:

een bouwwerk - geen mestopslagplaats zijnde - voor het opslaan van agrarische producten;

1.98 stacaravan:

een kampeermiddel in de vorm van een caravan of soortgelijk onderkomen op wielen, dat mede gelet op de afmetingen, kennelijk niet bestemd is om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen ook over grotere afstanden als een aanhangsel van een auto te worden voortbewogen;

1.99 standplaats:

een in of op het (kampeer)terrein aangegeven, zichtbaar gemarkeerde plek, d.m.v. nummering, stroomvoorziening, erfafscheiding of anderszins, voor het tijdelijk plaatsen van een kampeermiddel ten behoeve van recreatief nachtverblijf. Een bijzettentje wordt hierbij niet als afzonderlijk kampeermiddel aangemerkt;

1.100 straatmeubilair:

bij de openbare weg behorende bouwwerken;

1.101 teeltondersteunende voorzieningen:

ondersteunende voorzieningen ten behoeve van vollegronds groente-, fruit-, bloemen- en boomteelt, te onderscheiden in tijdelijke en permanente voorzieningen:

Tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn uitsluitend toegestaan zolang de teelt het vereist met een maximum van 7 maanden in de periode 1 maart tot en met 30 november, bijvoorbeeld insectengaas, afdekfolie, lage tunnels. Verankerde palen en constructie, zijn de enige onderdelen van deze voorzieningen, die permanent aanwezig mogen zijn.

Permanente teeltondersteunende voorzieningen zijn het gehele jaar toegestaan.

1.102 toeristisch kamperen

kamperen met kampeermiddelen waarbij het kampeermiddel gedurende maximaal zes weken op dezelfde locatie mag staan;

1.103 trekkershut

een gebouw van beperkte omvang ten behoeve van een kortstondig recreatief (nacht)verblijf door passanten;

1.104 tuincentrum:

detailhandel met een al dan niet geheel overdekt verkoopvloeroppervlak, waarop artikelen voor de aanleg, de inrichting en het onderhoud van en het verblijf in particuliere tuinen en de daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen en diensten (waaronder het geven van cursussen) worden aangeboden, alsmede kamerplanten en snijbloemen met de bijbehorende potten, vazen e.d. dierenbenodigdheden en seizoensgebonden sierproducten (paas- en kerstartikelen e.d.)

1.105 uitbouw:

aan het gebouw vastzittend bouwwerk dat rechtstreeks vanuit het gebouw toegankelijk is;

1.106 voorgevelrooilijn:

de lijn waarin de voorgevel van een bouwwerk, dan wel bouwvlak, is gelegen alsmede het verlengde daarvan die gericht is naar de weg en waarop de bebouwing is georiënteerd.

1.107 voorgevel:

de naar de openbare weg gekeerde gevel van een gebouw, of indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt;

1.108 vrijstaande woning:

een bouwmassa bestaande uit één vrijstaand hoofdgebouw;

1.109 wegen:

alle voor het openbaar verkeer openstaande wegen of paden met inbegrip van de daarin gelegen bruggen en duikers en de tot die wegen behorende paden en bermen of zijkanten;

1.110 wet/wettelijke regeling:

waar in deze regels wordt verwezen naar wettelijke regelingen wordt geduid op die regelingen, zoals zij luidden op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan;

1.111 woning:

een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden, waaronder begrepen eventueel gemeenschappelijk gebruik van bepaalde ruimten;

1.112 zakelijke dienstverlening:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten en/of het leggen van contacten of het uitvoeren van commerciële handelingen, uitgezonderd detailhandel;

1.113 zorgboerderij:

een (functionerend) agrarisch bedrijf waar zorgactiviteiten gecombineerd worden met agrarische activiteiten. Op de locatie wordt op kleine schaal opvang geboden aan zorgvragers die op therapeutische basis meehelpen en/of aanwezig zijn bij (onderdelen van) met name agrarische werkzaamheden.

Artikel 2 Wijze Van Meten

2.1 Gebouwen en andere bouwwerken

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

  1. a. bebouwingspercentage:
    het deel van het bouwvlak uitgedrukt in procenten dat bebouwd mag worden, tenzij in de regels anders vermeld staat;
  2. b. de bouwhoogte van een bouwwerk:
    vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
  3. c. de goothoogte van een bouwwerk:
    vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
  4. d. de hoogte van een windturbine:
    vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine;
  5. e. de inhoud van een bouwwerk:
    1. tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
    2. in aanvulling op het bepaalde onder 1 geldt voor woningen dat bouwlagen met gevelopeningen (opening in een gevel voor o.a een deur, een venster, etc.), die geheel of gedeeltelijk boven peil gelegen zijn, meegerekend worden bij de bepaling van de inhoud van een bouwwerk.
  6. f. de oppervlakte van een bouwwerk:
    tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
  7. g. het bebouwd oppervlak van een bouwperceel:
    de oppervlakte van alle op een bouwperceel gelegen bouwwerken tezamen;

Bij het meten van een afstand wordt gemeten vanaf het hart van de lijn naar het hart van de lijn (hart op hart).

2.2 Ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van de 'wijze van meten' als vermeld in art. 2.1 worden ondergeschikte bouwdelen zoals plinten, pilasters, timpanen, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1 m bedraagt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch - Komgebied

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - Komgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. agrarische doeleinden en grondgebonden en niet-grondgebonden agrarische bedrijven met bijbehorende erven;
  2. b. het behoud, beheer en/of herstel van de landschappelijke en ecologische waarden;
  3. c. extensief recreatief medegebruik;
  4. d. kleinschalige voorzieningen voor de verkoop van streek geproduceerde (agrarische) producten;
  5. e. nutsvoorzieningen;
  6. f. watergangen;

met daarbij behorende gebouwen, bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken.

3.2 Bouwregels

3.3 Afwijken van de bouwregels

3.3.1 Paardenbak

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen om af te wijken van artikel 3.2 om een paardenbak te realiseren onder de voorwaarden:

  1. a. een paardenbak kan worden gerealiseerd binnen of direct aansluitend aan het bouwvlak, het bedrijfsperceel of het bestemmingsvlak;
  2. b. de aanleg van de paardenbak vindt plaats binnen een afstand van 50 m van de (bedrijfs)woning, maar niet tussen de woning en de openbare weg of aan de overzijde van die weg;
  3. c. de afstand tot de naastgelegen woningen van derden bedraagt minimaal 50m;
  4. d. de afmeting van de bak bedraagt maximaal 20 x 60 m;
  5. e. de hoogte van de afrastering en verlichtingsmasten bedragen respectievelijk maximaal 1,4 m en 4 m.

3.4 Specifieke gebruiksregels

Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende opstallen te gebruiken of in gebruik te geven of te laten voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming. Daaronder wordt in ieder geval begrepen:

  1. a. het opslaan van materialen en goederen in de openlucht buiten het bouwvlak;
  2. b. het bedrijfsmatig vervaardigen, opslaan, verwerken of herstellen van goederen en producten tenzij:
    1. dit plaatsvindt ten behoeve van de agrarische productie binnen het bedrijf dan wel uitsluitende betrekking
    heeft op agrarische producten van het eigen bedrijf;
    2. dit plaatsvindt ten behoeve van een toegestane niet-agrarische nevenactiviteit binnen de bestaande
    bebouwing;
  3. c. detailhandel, tenzij het detailhandel betreft als ondergeschikte nevenactiviteit in zelf vervaardigde en/of voortgebrachte producten;
  4. d. de wijziging van het bestaande agrarisch gebruik van de gronden in boom- en/of sierteelt;
  5. e. het gebruik van de gronden voor pot- en containerteelt buiten het bouwvlak;
  6. f. het gebruik van gronden voor tuinbouw met open grondteelt, fruitteelt en/of bestaande boom- en sierteelt (met uitzondering van bestaand gebruik) waarbij bestrijdingsmiddelen worden ingezet in een zone van 50 m, gemeten vanaf de grens van de bestemming Wonen;
  7. g. het plaatsen kampeermiddelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf;
  8. h. het gebruik van de gronden voor glastuinbouw.

3.5 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in art. 3.4 indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen gebouwen zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 4 Water

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. waterhuishoudkundige doeleinden;
  2. b. waterberging, waterlopen met daarbij behorende taluds, bermen, groenvoorzieningen, recreatieve voorzieningen, kunstwerken en kademuren.

4.2 Bouwregels

Uitsluitend bouwwerken ten dienste van de genoemde bestemming mogen worden gebouwd.

4.3 Specifieke gebruiksregels

Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende opstallen te gebruiken of in gebruik te geven of te laten voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming. Hieronder wordt in ieder geval begrepen:

  1. a. Het gebruik van de gronden als ligplaats voor woonboten;
  2. b. Het gebruik van de gronden voor klei-, zand- en grindwinning of voor het storten van baggerspecie en/of verontreinigde grond.

Artikel 5 Wonen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. één woning per bouwvlak;
  2. b. maximaal 40% van de bestaande gebouwen tot een totale vloeroppervlakte van maximaal 80 m² mag worden ingericht ten dienste van een beroep aan huis;
  3. c. bijbehorende bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen'.

5.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming mogen gebouwen en andere bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels.

5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van het elders in dit artikel bepaalde, nadere eisen stellen met betrekking tot:

  1. a. dakvormen, dakhellingen en nokinrichtingen van de bebouwing;
  2. b. de (goot)hoogte van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  3. c. de breedte van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  4. d. de oriëntering van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  5. e. de wijze van afdekking van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  6. f. het aantal en de situering van parkeerplaatsen op het terrein;

De nadere eisen mogen niet op onevenredige wijze het gebruik van bouwwerken en gronden aantasten.

5.4 Afwijken van de bouwregels

5.5 Afwijken van de gebruiksregels

5.6 Voorwaardelijke verplichting

Het in gebruik nemen van een woning, niet zijnde een bestaande woning, is uitsluitend toegestaan onder de voorwaarde dat de opstallen zijn gesloopt als aangeduid op bijlage 1 'slooptekening Greffelingsestraat 35 Alphen' bij deze regels.

Artikel 6 Waarde - Archeologie 1

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'waarde – archeologie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van de te verwachten en reeds vastgestelde archeologische waarden.

6.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden en / of een omgevingsvergunning voor het bouwen

6.3 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen door:

  1. a. de gebieden waar de aanduidingen als genoemd in artikel 6.1 betrekking op hebben te veranderen indien dat op basis van nader verkregen archeologisch kennis wenselijk is; of
  2. b. de oppervlaktes en / of de dieptes als genoemd in artikel 6.2.1 te veranderen en / of hier desgewenst een extra aanduiding voor op te nemen indien dat op basis van nader verkregen archeologisch kennis wenselijk is.

Artikel 7 Waarde - Archeologie 2

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Archeologie 2 aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van de verwachtte en reeds vastgestelde archeologische waarden.

7.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden en / of een omgevingsvergunning voor het bouwen

7.3 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen door:

  1. a. de gebieden waar de aanduidingen als genoemd in artikel 7.1 betrekking op hebben te veranderen indien dat op basis van nader verkregen archeologisch kennis wenselijk is; of
  2. b. de oppervlaktes en / of de dieptes als genoemd in artikel 7.2.1 te veranderen en / of hier desgewenst een extra aanduiding voor op te nemen indien dat op basis van nader verkregen archeologisch kennis wenselijk is.

Artikel 8 Waarde - Archeologie 4

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'waarde – archeologie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van de verwachtte en reeds vastgestelde archeologische waarden.

8.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden en / of een omgevingsvergunning voor het bouwen

8.3 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen door:

  1. a. de gebieden waar de aanduidingen als genoemd in artikel 8.1 betrekking op hebben te veranderen indien dat op basis van nader verkregen archeologisch kennis wenselijk is; of
  2. b. de oppervlaktes en / of de dieptes als genoemd in artikel 8.2.1 te veranderen en / of hier desgewenst een extra aanduiding voor op te nemen indien dat op basis van nader verkregen archeologisch kennis wenselijk is.

Artikel 9 Waterstaat-beschermingszone Watergang

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Beschermingszone watergang' aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, tevens bestemd voor de aanleg, instandhouding en bescherming van ondergrondse en bovengrondse watergangen (beschermingszone watergang).

9.2 Bouwregels

9.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 9.2 en toestaan dat in de andere bestemming gebouwen worden gebouwd, mits:

  1. a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de watergang;
  2. b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betreffende watergang.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 10 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 11 Algemene Bouwregels

11.1 Algemene bepaling m.b.t. ondergronds bouwen

11.2 Ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, uitbouwen, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.

11.3 Parkeren

  1. a. Een omgevingsvergunning voor het bouwen of uitbreiden van een gebouw wordt slechts verleend, indien is aangetoond dat wordt of zal worden voldaan aan de Nota Parkeren en haar rechtsopvolgers.
  2. b. Een omgevingsvergunning voor het wijzigen van het gebruik van gronden en/of bouwwerken wordt slechts verleend, indien is aangetoond dat wordt of zal worden voldaan aan de Nota Parkeren en haar rechtsopvolgers, met dien verstande dat dit uitsluitend noodzakelijk is voor wat betreft de toename in de parkeerbehoefte.
  3. c. Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde onder a en b, mits:
    1. 1. het voldoen aan deze bepaling door bijzondere omstandigheden op zwaarwegende bezwaren stuit, of;
    2. 2. voor zover op andere wijze in de benodigde parkeergelegenheid of laad- of losruimte wordt voorzien.

Artikel 12 Algemene Gebruiksregels

12.1 Gebruiksverbod

Onder verboden gebruik, als bedoeld in artikel 2.1.1, sub c, van de Wabo, wordt in ieder geval beschouwd een gebruik als:

  1. a. staan- of ligplaats voor onderkomens;
  2. b. opslagplaats voor onklare voer-, vlieg- en vaartuigen of onderdelen daarvan;
  3. c. al dan niet tijdelijke buitenopslag voor gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, werktuigen, machines of onderdelen daarvan, indien deze opslag hoger is dan 3 meter of gelegen is voor de voorgevel aan de wegzijde;
  4. d. stortplaats voor puin, zand en grind, grond, mest- of afvalstoffen;
  5. e. seksinrichting of ten behoeve van prostitutiedoeleinden;
  6. f. het gebruik van de gronden voor de beoefening van lawaaisporten (zoals motorcross, quadrijden, modelvliegtuigen, etc.) anders dan de daarvoor door de gemeente aangewezen gronden.

12.2 Uitzondering van verboden gebruik

Het bepaalde in art. 12.1 is niet van toepassing op (tijdelijk) gebruik ten behoeve van de realisering en/of handhaving van de bestemmingen of het normale onderhoud van de gronden en/of bouwwerken.

12.3 Meest doelmatige gebruik

Burgemeester en wethouders kunnen van het bepaalde in art. 12.1 bij een omgevingsvergunning afwijken indien strikte toepassing van dit voorschrift leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen gerechtvaardigd wordt.

Artikel 13 Algemene Afwijkingsregels

13.1 Afwijkingsbevoegdheden

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels van het plan voor:

  1. a. het oprichten van bouwwerken voor algemeen nut (zoals abri's, telefooncellen, transformatorhuisjes, gasregel- en drukstations, conmatics), mits de inhoud van elk van deze bouwwerken niet meer bedraagt dan 75 m3 en de bouwhoogte ervan niet meer bedraagt dan 4 m;
  2. b. het in geringe mate aanpassen van enig onderdeel van het plan, zoals een bebouwingsgrens, indien bij definitieve uitmeting en verkaveling blijkt, dat deze aanpassing in het belang van een juiste verwerkelijking van het plan gewenst of noodzakelijk is, waarbij de grenzen met niet meer dan 3 m worden verschoven;
  3. c. het oprichten van masten ten behoeve van mobiele (beeld)telefonie en zendmasten tot een bouwhoogte van maximaal 15 m.

13.2 Afwegingscriteria

Van de bevoegdheid van art. 13.1 kan slechts gebruik worden gemaakt indien het bebouwingsbeeld niet onevenredig wordt aangetast.

Artikel 14 Algemene Wijzigingsregels

14.1 Wijzigingsbevoegdheden

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd overeenkomstig het bepaalde in art. 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen ten behoeve van:

  1. a. het in geringe mate aanpassen van het plan, teneinde enig onderdeel van het plan, zoals een bestemmingsgrens of een bouwgrens te veranderen, indien bij definitieve uitmeting of verkaveling blijkt, dat deze aanpassing in het belang van een juiste verwezenlijking van het plan gewenst of noodzakelijk is en de bestemmingsgrens niet meer dan 5 m en de bouwgrens niet meer dan 10 m worden verschoven;
  2. b. het oprichten van gebouwen van openbaar nut, zoals transformatorhuisjes en gemaalgebouwtjes met een inhoud van maximaal 100 m3 en een goothoogte van maximaal 4 m;
  3. c. het enigszins anders situeren en/of begrenzen van bouwvlakken, indien dit ten behoeve van de uitvoering van een bouwplan nodig mocht blijken, één en ander, mits de vorm slechts in geringe mate wordt gewijzigd en de oppervlakte van het desbetreffende bouwvlak met niet meer dan 20% wordt vergroot of verkleind.

14.2 Afwegingscriteria

Van de bevoegdheid van art. 14.1 kan slechts gebruik worden gemaakt indien het bebouwingsbeeld niet onevenredig wordt aangetast.

Artikel 15 Algemene Procedureregels

Indien burgemeester en wethouders toepassing geven aan het opleggen van nadere eisen of een vermelde wijzigingsregel worden de volgende procedures gevolgd.

15.1 Nadere eisen (conform art. 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening)

Bij de voorbereiding van een besluit tot het opleggen van nadere eisen, opgenomen in de regels van dit bestemmingsplan, is de navolgende voorbereidingsprocedure van toepassing:

  1. a. Burgemeester en wethouders maken het voornemen tot het opleggen van nadere eisen van te voren in een huis-aan-huisblad dat in de gemeente wordt verspreid en voorts op de gebruikelijke wijze bekend;
  2. b. het voornemen tot het opleggen van nadere eisen alsmede het ontwerpbesluit en de daarop betrekking hebbende stukken liggen gedurende twee weken voor een ieder ter inzage;
  3. c. de bekendmaking houdt de mededeling in dat een belanghebbende schriftelijk zijn zienswijze over het ontwerpbesluit naar voren kan brengen bij burgemeester en wethouders gedurende de termijn van terinzagelegging;
  4. d. het besluit omtrent het opleggen van nadere eisen wordt met redenen omkleed;
  5. e. Burgemeester en wethouders stellen de belanghebbende van een zienswijze in kennis van hun besluit.

Artikel 16 Overige Regels

16.1 Strijdigheid bij dubbelbestemmingen

In geval van onderlinge strijdigheid tussen de regels van de dubbelbestemmingen treden de partijen wiens belangen/functies in de dubbelbestemmingen worden beschermd met elkaar in overleg.

16.2 Gebruiken en uitvoeren

  1. a. onder gebruiken wordt mede begrepen: het in gebruik geven en het laten gebruiken
  2. b. onder uitvoeren wordt mede begrepen: het doen uitvoeren en het laten uitvoeren.

16.6 17.1 Overgangsrecht gebruik

Het gebruik van grond dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 17 Overgangsrecht

17.1 Overgangsrecht gebruik

Het gebruik van grond dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

17.2 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 17.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

17.3 Verboden gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in 17.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

17.4 Uitzondering

Lid 17.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 18 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'Boven-Leeuwen, Trambaan tussen 3 en 7'.

Bijlage 1 Slooptekening Greffelingsestraat 35 Alphen

Bijlage 1 Slooptekening Greffelingsestraat 35 Alphen

Bijlage 1 Inrichtingsplan

Bijlage 1 Inrichtingsplan

Bijlage 2 Verkennend Bodemonderzoek Trambaan

Bijlage 2 Verkennend bodemonderzoek Trambaan

Bijlage 3 Trambaan 3, Onderzoek Geluid

Bijlage 3 Trambaan 3, onderzoek geluid

Bijlage 4 Trambaan 3, Onderzoek Licht

Bijlage 4 Trambaan 3, onderzoek licht

Bijlage 5 Quickscan Trambaan Boven-leeuwen

Bijlage 5 Quickscan Trambaan Boven-Leeuwen

Bijlage 6 Watertoets Samenvatting

Bijlage 6 Watertoets samenvatting

Bijlage 7 Stikstof Rapportage

Bijlage 7 Stikstof rapportage