KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch - Komgebied
Artikel 4 Gemengd
Artikel 5 Natuur
Artikel 6 Recreatie
Artikel 7 Recreatie - Verblijfsrecreatie
Artikel 8 Verkeer
Artikel 9 Water
Artikel 10 Water - A Watergang
Artikel 11 Waarde - Archeologie
Artikel 12 Waterstaat - Waterstaatkundige Functie
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 13 Anti-dubbeltelregel
Artikel 14 Algemene Bouwregels
Artikel 15 Algemene Gebruiksregels
Artikel 16 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 17 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 18 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 19 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 20 Overgangsrecht
Artikel 21 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Ligging Plangebied
1.3 Vigerend Bestemmingsplan
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Beschrijving Plangebied
2.1 Bestaande Situatie
2.2 Planbeschrijving
Hoofdstuk 3 Beleid
3.1 Nationaal Beleid
3.2 Provinciaal En Regionaal Beleid
3.3 Gemeentelijk Beleid
3.4 Conclusie
Hoofdstuk 4 Milieu- En Omgevingsaspecten
4.1 Vormvrije M.e.r.-beoordeling
4.2 Bodem
4.3 Geluid
4.4 Luchtkwaliteit
4.5 Bedrijven En Milieuzonering
4.6 Geur
4.7 Externe Veiligheid
4.8 Water
4.9 Ecologie
4.10 Archeologie En Cultuurhistorie
4.11 Leidingen
4.12 Verkeer En Parkeren
Hoofdstuk 5 Juridische Planbeschrijving
5.1 Algemeen
5.2 Inleidende Regels
5.3 Bestemmingsregels
5.4 Algemene Regels
5.5 Overgangs- En Slotregels
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Economische Uitvoerbaarheid
6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 2 Landschappelijke Inpassing
Bijlage 3 Toegelaten Functies
Bijlage 4 Wonen
Bijlage 5 Bedrijf
Bijlage 1 Laddertoets Stec Groep
Bijlage 2 Notitie Bezoekersaantallen Landgoed De Acht Morgen
Bijlage 3 M.e.r.-beoordeling
Bijlage 4 Actualiserend Bodemonderzoek En Asbestonderzoek
Bijlage 5 Verkennend Bodemonderzoek
Bijlage 6 Akoestisch Onderzoek Wegverkeerslawaai
Bijlage 7 Akoestisch Onderzoek Inrichtingslawaai
Bijlage 8 Onderzoek Luchtkwaliteit En Stikstofdepositie
Bijlage 9 Geuronderzoek
Bijlage 10 Watertoets
Bijlage 11 Quickscan Flora En Fauna
Bijlage 12 Aanvullend Onderzoek Flora En Fauna
Bijlage 13 Notitie Das En Boom
Bijlage 14 Notitie Gebiedsbescherming
Bijlage 15 Voortoets
Bijlage 16 Inventariserend Archeologisch Veldonderzoek (2006)
Bijlage 17 Inventariserend Archeologisch Veldonderzoek (2012)
Bijlage 18 Bureauonderzoek En Inventariserend Veldonderzoek (2018)
Bijlage 19 Verkeersonderzoek
Bijlage 20 Beeldkwaliteitplan
Bijlage 21 Inspraak- En Vooroverleg Verslag
Bijlage 22 Nota Zienswijzen

Landgoed De Acht Morgen e.o.

Bestemmingsplan - gemeente West Maas en Waal

Vastgesteld op 04-04-2019 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Landgoed De Acht Morgen e.o. met identificatienummer NL.IMRO.0668.BPLandgoedDAM-BOH1 van de gemeente West Maas en Waal;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en bijlagen;

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 aanduidingsvlak

een vlak door aanduidingsgrenzen van andere vlakken gescheiden;

1.6 activiteitgebonden horeca

de horeca-activiteit moet de hoofdfunctie ondersteunen en complementair zijn aan de hoofdfunctie en is geopend tijdens de openingstijden van de hoofdfunctie. Er kan geen sprake zijn van een zelfstandig uitgevoerd horeca-etablissement;

1.7 afhankelijke woonruimte

een onderdeel van het hoofdgebouw of bijbehorend bouwwerk dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is;

1.8 afwijken van de bouwregels en/of van de gebruiksregels

een afwijking als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onder c van de Wet ruimtelijke ordening;

1.9 agrarisch bedrijf

inrichting die tot een, krachtens artikel 1.1, derde lid, Wet milieubeheer, aangewezen categorie behoort en die is gericht op het voortbrengen van producten door het telen van gewassen of door het houden van dieren, zijnde: een (vollegronds)teeltbedrijf, een veehouderij, een glastuinbouwbedrijf of een overig agrarisch bedrijf;

1.10 agrarische gebouwen

gebouwen ten dienste van agrarische doeleinden, niet zijnde een bedrijfswoning;

1.11 ambachtelijke bedrijvigheid

het bedrijfsmatig vervaardigen, bewerken of herstellen van goederen, geheel of overwegend door middel van handwerk, alsook het in verband hiermee beperkt verkopen en/of leveren van ter plaatse vervaardigde, geproduceerde of bewerkte goederen;

1.12 ander bouwwerk

een bouwwerk, niet zijnde een gebouw of bijbehorend bouwwerk;

1.13 archeologische verwachting

een gebied met een daaraan toegekende hoge, middelmatige of lage archeologische verwachtingswaarde in verband met de in de ondergrond aangetroffen sporen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden;

1.14 archeologische waarde

een gebied met een daaraan toegekende archeologische waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden;

1.15 archeologisch monument

terrein dat op basis van de Erfgoedwet is aangewezen als beschermd archeologisch monument;

1.16 avondperiode

de periode van 19:00 uur tot 23:00 uur;

1.17 bebouwde oppervlakte van een perceel of ander terrein

de som van de oppervlakten van alle op een perceel of terrein gelegen gebouwen, bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken 1 m boven peil en buitenwerks gemeten;

1.18 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.19 bebouwingspercentage

de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen op een bouwperceel, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van dat bouwperceel;

1.20 bed and breakfast

een voorziening gericht op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting en het serveren van ontbijt, als toeristisch-recreatieve activiteit, met een maximum verblijfsduur van 6 weken. Onder een bed & breakfast-voorziening wordt niet verstaan overnachting noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid;

1.21 bedrijf

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis gebonden beroepen daaronder niet begrepen;

1.22 bedrijf aan huis

een bedrijf, waaronder een kappersbedrijf, dat door de gebruiker van een woning in die woning of een bijbehorend bouwwerk wordt uitgeoefend, waarbij de woning in hoofdzaak de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.23 bedrijfsmatige exploitatie

beheer en/of exploitatie door een bedrijf, stichting of andere rechtspersoon.

1.24 bedrijfsvloeroppervlakte

de totale oppervlakte van de voor bedrijfsuitoefening benodigde bedrijfsruimte, inclusief de verkoopvloeroppervlakte, opslag- en administratieruimten en dergelijke;

1.25 bedrijfswoning

één woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting ter plaatse noodzakelijk is, gelet op het feitelijk gebruik van het gebouw en/of terrein in overeenstemming met de bestemming;

1.26 bestaand

  1. a. bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van inwerkingtreding van het plan bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van inwerkingtreding is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald;
  2. b. bij gebruik: het gebruik dat op het moment van inwerkingtreding van het plan bestaat, tenzij in de regels anders is bepaald;
  3. c. bij gebruik: het gebruik van gronden voor fruitteelt en boom- en sierteelt indien het gebruik van de betreffende gronden niet langer dan drie jaar onderbroken is geweest.

1.27 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.28 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.29 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een (bedrijfs)woning dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend (bedrijfs)woning verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

1.30 bijgebouw

een vrijstaand danwel aangebouwd gebouw, behorend bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw;

1.31 bouwen;

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.32 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.33 bouwlaag

een boven het peil gelegen en doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen binnenwerks is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

1.34 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.35 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel;

1.36 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bijbehorende bouwwerken zijn toegelaten;

1.37 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.38 buitenopslag

het in de open lucht opslaan of opgeslagen houden van gerede of ongerede goederen, materialen, werktuigen, machines of gebruiksklare of onklare voer- of vaartuigen of onderdelen hiervan;

1.39 chalet

een recreatief onderkomen, dat functioneel overeen komt met een vakantiewoning of stacaravan, maar dat zich door de (houten) vormgeving onderscheidt van een recreatiewoning of stacaravan;

1.40 dagperiode

de periode van 07:00 uur tot 19:00 uur;

1.41 dagrecreatie

vormen van recreatie, die in principe plaatsvinden tussen zonsopgang en zonsondergang en niet gericht zijn op het verstrekken van nachtverblijf;

1.42 dB

afkorting van decibel, waarmee het geluidsniveau weergegeven wordt;

1.43 dB(A)

afkorting van decibel (A-gewogen): maat voor de geluidsterkte gecorrigeerd naar de gevoeligheid van het menselijke oor.

1.44 dB(C)

afkorting van decibel (C-gewogen): maat voor de hinderbeleving bij hogere geluidsniveaus waarbij ook de lage frequenties (de bassen) een rol spelen.

1.45 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.46 detailhandel in eigen vervaardigde en/of voortgebrachte producten

(streek)producten die door het toegelaten bedrijf zijn voortgebracht, geteeld of vervaardigd;

1.47 ecologisch deskundige

een gecertificeerde deskundige die in een bepaalde situatie en voor specifieke soorten gevraagd wordt te adviseren en/of begeleiden, aantoonbare ervaring en kennis heeft op het gebied van soortspecifieke ecologie;

1.48 equivalent geluidsniveau (LAeq)

het energetisch gemiddelde van de (fluctuerende) geluidsdrukniveaus van het ter plaatse, gedurende een bepaalde periode optredende geluid;

1.49 evenement

een één of meerdaagse voor het publiek toegankelijke verrichting van vermaak, waarbij de volgende categorieën worden onderscheiden:

  1. 4. categorie I: een evenement bestaande uit een jaarmarkt, braderie, rommelmarkt of daarmee vergelijkbare evenementen;
  2. 5. categorie II: een evenement bestaande uit een kermis, circus, sportevenement of daarmee vergelijkbare evenementen, niet zijnde een sportevenement met gemotoriseerde voertuigen;
  3. 6. categorie III: een evenement bestaande uit een concert, muziekfestival of daarmee vergelijkbare evenementen.

1.50 extensief recreatief medegebruik

die vormen van recreatie welke in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving, zoals wandelen, paardrijden, (water)fietsen, kanoën, sport en spel;

1.51 extensieve dagrecreatie

die vormen van openluchtrecreatie, waarbij in het algemeen het beleven van rust voorop staat en het aantal recreanten per oppervlakte-eenheid beperkt is. Voorbeelden zijn fietsen en wandelen;

1.52 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.53 glastuinbouw

een agrarisch bedrijf dat zich hoofdzakelijk toelegt op het telen van gewassen in kassen;

1.54 groepsaccommodatie

een (deel van) een gebouw welke blijvend is bestemd voor recreatief nachtverblijf door groepen, waarbij wordt overnacht in slaapzalen en/of slaapkamers, waaronder mede begrepen voorzieningen die rechtstreeks ten dienste staan van en rechtstreeks verband houden met het recreatief nachtverblijf;

1.55 grondgebonden agrarisch bedrijf

een agrarisch bedrijf waarvan de productie geheel of hoofdzakelijk afhankelijk is van het voortbrengend vermogen van onbebouwde grond in de directe omgeving van het bedrijf. Afhankelijkheid van de grond kent hierbij de volgende aspecten: voedervoorziening, mestafzet of het bieden van een natuurlijk substraat voor plantaardige teelten. Grondgebonden bedrijven zijn in ieder geval: akkerbouw-, fruitteelt- en vollegrondstuinbouwbedrijven en boomteeltbedrijven, waarvan de bomen rechtstreeks in de grond zijn geplant. Melkveebedrijven en productiegerichte paardenhouderijen worden ook aangemerkt als een grondgebonden agrarisch bedrijf;

1.56 hoofdgebouw

een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;

1.57 horeca

het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf, waarbij de volgende categorieën worden onderscheiden:

  • categorie 1: een horecabedrijf, dat qua exploitatievorm aansluit bij winkelvoorzieningen en waar naast overwegend niet ter plaatse bereide kleinere etenswaren en in hoofdzaak alcoholvrije drank worden verstrekt;
  • categorie 2: een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het verstrekken van maaltijden of etenswaren die ter plaatse genuttigd plegen te worden. Daaronder worden begrepen: cafetaria/snackbar, fastfood en broodjeszakenlunchroom, konditorei, ijssalon/ijswinkel koffie en/of theeschenkerij, afhaalcentrum, eetwinkels, restaurant;
  • categorie 3: een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het verstrekken van (alcoholische) dranken voor consumptie ter plaatse, alsmede het verstrekken van maaltijden of etenswaren die ter plaatse genuttigd plegen te worden, alsmede (in sommige gevallen) de gelegenheid biedt tot dansen. Daaronder worden begrepen: café, bar, grand-café, eetcafé, danscafé, pubs, juice- en healthbar;
  • categorie 4: een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het bieden van vermaak en ontspanning (niet zijnde een recreatieve voorziening) en/of het geven van gelegenheid tot de dansbeoefening, al dan niet met levende muziek en al dan niet met de verstrekking van dranken en kleine etenswaren. Daaronder worden begrepen: discotheek/dancing, nacht-café en een zalencentrum (met nachtvergunning);
  • categorie 5: een inrichting die geheel of in overwegende mate is gericht op het verstrekken van nachtverblijf. Daaronder worden begrepen: hotel, motel, pension en/of bed & breakfast;

1.58 hobbymatige basis houden van dieren

het niet bedrijfsmatig houden van dieren;

1.59 huisvesting in verband met mantelzorg

huisvesting in of bij een woning van één huishouden van maximaal twee personen, van wie ten minste één persoon mantelzorg verleent aan of ontvangt van een bewoner van de woning;

1.60 indoor-activiteitencentrum

een overdekte voorziening waarin functies gericht op entertainment, sport en spel zijn ondergebracht;

1.61 indoor-speeltuin

een inpandige speelplaats met speelvoorzieningen;

1.62 intensieve veehouderij

een niet-grondgebonden agrarisch bedrijf waarin het houden van (pluim)vee de hoofdzaak is. Onder intensieve veehouderijen worden tevens pelsdierhouderijen verstaan;

1.63 jaarmarkt

een toeristisch-recreatief evenement al dan niet in combinatie met de verkoop van goederen/producten met maximaal 5.000 bezoekers per dag, dat eens per jaar plaatsvindt;

1.64 kampeermiddel

tent, tentwagen, kampeerauto of caravan, niet zijnde een stacaravan, dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde waarvoor ingevolge artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht een omgevingsvergunning voor het bouwen vereist is; een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

1.65 kampeerseizoen

de periode van 15 maart tot en met 31 oktober;

1.66 kantoor

het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen;

1.67 landschappelijke waarde

waarde van een gebied in landschappelijk-esthetische en/of geomorfologische zin;

1.68 langtijdgemiddelde beoordelingsniveau (LAr, LT)

het gemiddelde van de afwisselende niveaus van het ter plaatse optredende geluid, gemeten in een bepaalde periode en vastgesteld en beoordeeld overeenkomstig de Handleiding meten en rekenen industrielawaai (ministerie van VROM, 1999), met dien verstande dat de bedrijfsduurcorrectie voor muziekgeluid en de strafcorrectie voor muziekgeluid niet worden toegepast;

1.69 ligplaats

een ligplaats is een formeel door de gemeente als zodanig aangewezen plaats in het water, al dan niet aangevuld met een op de oever aanwezig terrein of een gedeelte daarvan, dat bestemd is voor het permanent afmeren van een voor woon-, bedrijfsmatige of recreatieve doeleinden geschikt vaartuig;

1.70 mantelzorg

langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving, waarbij de zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar;

1.71 meergeneratiewoning

meergeneratiewoning is een gebouw met geschakelde, zelfstandige of onzelfstandige wooneenheden, appartementen of huizen met inpandige verbinding voor ouderen of mensen met een handicap en hun familie, waarbij de familie mantelzorg verleent. De zorgvrager woont in een aparte wooneenheid, maar staat in directe verbinding met zijn of haar mantelzorger;

1.72 nachtperiode

de periode van 23:00 uur tot 07:00 uur;

1.73 natuurwaarde

de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door de aanwezigheid en de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet-levende natuur, zoals geologische, geomorfologische, bodemkundige en/of biologische elementen;

1.74 nevenactiviteit

activiteiten die in ruimtelijke en bedrijfseconomische zin een ondergeschikt bestanddeel vormen van de totale bedrijfsactiviteiten op een agrarisch bouwperceel;

1.75 niet-grondgebonden agrarisch bedrijf

een agrarisch bedrijf waarvan de productie niet in overwegende mate afhankelijk is van het voortbrengend vermogen van onbebouwde grond in de directe omgeving van het bedrijf. Niet-grondgebonden bedrijven zijn in ieder geval: intensieve veehouderijen, glastuinbouwbedrijven en gebouwgebonden teeltbedrijven en kwekerijen, zoals champignonteeltbedrijven, witlofkwekerijen, nertsenfokkerijen, viskwekerijen en wormenkwekerijen;

1.76 onderkomen

vaartuigen, arken, kampeermiddelen en soortgelijke verblijfsmiddelen, voor zover deze niet als bouwwerken zijn aan te merken;

1.77 omgevingsvergunning

een vergunning als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.78 omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden

een vergunning als bedoeld in artikel 3.3 onder a van de Wet ruimtelijke ordening;

1.79 ondergronds

onder peil;

1.80 onversterkte muziek

live-geproduceerde muziek die ten gehore wordt gebracht, waarvan de geluidssterkte niet kan worden gevarieerd langs mechanische of elektronische weg;

1.81 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, omsloten door maximaal één wand en voorzien van een gesloten dak;

1.82 overnachtingsplaats

een plaats bedoeld voor het bieden van mogelijkheden tot overnachting, waarbij geldt dat 1 bed voor 1 persoon is bedoeld en dus 1 overnachtingsplaats is;

1.83 parkeerterrein

een terrein bestemd voor het parkeren van (gemotoriseerde) voertuigen, inclusief de daarbij behorende (groen)voorzieningen;

1.84 parkwinkel

een detailhandelsvoorziening met een beperkt assortiment aan voedingsmiddelen en andere dagelijkse goederen uitsluitend ten dienste van de gebruikers van verblijfsrecreatieve voorzieningen;

1.85 peil

  1. a. voor gebouwen waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  2. b. voor gebouwen in het talud van de dijk: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld ter plaatse van de van de dijk afgekeerde zijde van het gebouw;
  3. c. indien volledig in of op het water wordt gebouwd: de hoogte van het gemiddelde waterniveau ter plaatse van het bouwwerk;
  4. d. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld;

1.86 permanente bewoning

bewoning door (het huishouden van) een persoon of door daarmee gelijk te stellen groep van personen van een recreatiewoning, stacaravan of andere voor wisselende bewoning bedoelde ruimte als hoofdverblijf c.q. vaste woon- of verblijfplaats;

1.87 pleziervaartuig

al dan niet gemotoriseerd vaartuig dat uitsluitend of hoofdzakelijk is bestemd of wordt gebruikt voor sportieve of recreatieve doeleinden, niet zijnde beroeps- of bedrijfsmatige doeleinden;

1.88 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.89 recreatief nachtverblijf

een ruimte die is ingericht en bestemd om uitsluitend door (het huishouden van) een persoon of daarmee gelijk te stellen groep van personen dat/die zijn hoofdverblijf elders heeft, gedurende een gedeelte van het jaar te worden bewoond;

1.90 recreatiepark

een bedrijfsmatig geëxploiteerd terrein met meerdere recreatiewoningen of andere verblijfsrecreatieve onderkomens, al dan niet met de daarbij behorende voorzieningen;

1.91 recreatiewoning

een permanent ter plaatse aanwezig voor wisselende bewoning bedoeld gebouw, geen woonkeet en geen caravan of ander bouwsel op wielen zijnde, bestemd om uitsluitend door (het huishouden van) een persoon of daarmee gelijk te stellen groep van personen dat/die zijn hoofdverblijf elders heeft, gedurende een gedeelte van het jaar te worden bewoond;

1.92 schuilgelegenheid

een vrijstaand gebouw voor het tijdelijk stallen van hobbymatig of bedrijfsmatig gehouden dieren;

1.93 seksinrichting

een voor publiek toegankelijk, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoning van erotische-pornografische aard plaatsvindt. Hieronder wordt in elk geval verstaan een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, sekstheater, of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.94 sierteeltbedrijf

een agrarisch bedrijf dat gericht is op het telen van siergewassen;

1.95 (sleuf)silo

een bouwwerk - geen mestopslagplaats zijnde - voor het opslaan van agrarische producten;

1.96 solitaire recreatiewoning

een recreatiewoning die geen onderdeel is van een bedrijfsmatig geëxploiteerd recreatiepark;

1.97 stacaravan

een kampeermiddel in de vorm van een caravan of soortgelijk onderkomen op wielen, dat mede gelet op de afmetingen, kennelijk niet bestemd is om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen ook over grotere afstanden als een aanhangsel van een auto te worden voortbewogen;

1.98 standplaats

een in of op het (kampeer)terrein aangegeven, zichtbaar gemarkeerde plek, onder andere middels nummering, stroomvoorziening, erfafscheiding of anderszins, voor het tijdelijk plaatsen van een kampeermiddel ten behoeve van recreatief nachtverblijf. Een bijzettentje wordt hierbij niet als afzonderlijk kampeermiddel aangemerkt;

1.99 straatmeubilair

bij de openbare weg behorende bouwwerken;

1.100 teeltondersteunende voorzieningen

ondersteunende voorzieningen ten behoeve van vollegronds groente-, fruit-, bloemen- en boomteelt, te onderscheiden in tijdelijke en permanente voorzieningen:

  • tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn uitsluitend toegestaan zolang de teelt het vereist met een maximum van 7 maanden in de periode 1 maart tot en met 30 november, bijvoorbeeld insectengaas, afdekfolie, lage tunnels. Verankerde palen en constructie, zijn de enige onderdelen van deze voorzieningen, die permanent aanwezig mogen zijn;
  • permanente teeltondersteunende voorzieningen zijn het gehele jaar toegestaan;

1.101 trekkershut

een gebouw van beperkte omvang (maximaal 25 m2) ten behoeve van een kortstondig recreatief (nacht)verblijf door passanten;

1.102 uitbouw

aan het gebouw vastzittend bouwwerk dat rechtstreeks vanuit het gebouw toegankelijk is;

1.103 verblijfsrecreatie

een vorm van recreatie waarbij de recreant voor een bepaalde tijd, maar ten minste één nacht in een verblijfsrecreatief onderkomen verblijft, met dien verstande dat geen sprake mag zijn van permanente bewoning;

1.104 verblijfsrecreatieve onderkomens

onderkomens bedoeld voor tijdelijk recreatief nachtverblijf van personen die elders hun hoofdverblijf hebben; hieronder vallen onder andere kampeermiddelen, stacaravans, chalets, recreatiewoningen en groepsaccommodaties. De verblijfsrecreatieve onderkomens worden onderverdeeld in de volgende categorieën:

  • categorie 1: kampeermiddelen, geen gebouwen zijnde (waaronder tenten of caravans op seizoensplaatsen);
  • categorie 2: verblijfsrecreatieve gebouwen tot 45 m² (waaronder stacaravans, chalets en trekkershutten);
  • categorie 3: verblijfsrecreatieve gebouwen tot 90 m² (recreatiewoningen);
  • categorie 4: verblijfsrecreatieve gebouwen ten behoeve van groepen (groepsaccommodaties);

1.105 versterkte muziek

muziek en spraak die ten gehore wordt gebracht, hetzij live-geproduceerd, hetzij afgespeeld van een geluidsdrager, waarvan de geluidssterkte kan worden gevarieerd langs mechanische of elektronische weg;

1.106 voorgevelrooilijn

de lijn waarin de voorgevel van een bouwwerk, dan wel bouwvlak, is gelegen alsmede het verlengde daarvan die gericht is naar de weg en waarop de bebouwing is georiënteerd;

1.107 voorgevel

de naar de openbare weg gekeerde gevel van een gebouw, of indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt;

1.108 wegen

alle voor het openbaar verkeer openstaande wegen of paden met inbegrip van de daarin gelegen bruggen en duikers en de tot die wegen behorende paden en bermen of zijkanten;

1.109 woning

een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden, waaronder begrepen eventueel gemeenschappelijk gebruik van bepaalde ruimten;

1.110 zorgboerderij

een (functionerend) agrarisch bedrijf waar zorgactiviteiten gecombineerd worden met agrarische activiteiten. Op de locatie wordt op kleine schaal opvang geboden aan zorgvragers die op therapeutische basis meehelpen en/of aanwezig zijn bij (onderdelen van) met name agrarische werkzaamheden.

Artikel 2 Wijze Van Meten

2.1 Gebouwen en andere bouwwerken

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.2 Ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van de 'wijze van meten' als vermeld in art. 2.1 worden ondergeschikte bouwdelen zoals plinten, pilasters, timpanen, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1 m bedraagt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch - Komgebied

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - Komgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het bestaande grondgebonden agrarisch bedrijf, zijnde een melkveehouderij met rundvee, met bijbehorend erf;
  2. b. het behoud, beheer en/of herstel van de landschappelijke en ecologische waarden;
  3. c. de uitoefening van nevenfuncties bij agrarische bedrijven, als vermeld in bijlage 3 'Toegelaten functies';
  4. d. het uitoefenen van een beroep aan huis of een bedrijf aan huis waarvoor maximaal 40% van de bestaande gebouwen tot een totale vloeroppervlakte van maximaal 80 m² mag worden ingericht;
  5. e. ondergeschikte detailhandel in eigen vervaardigde producten en streekgeproduceerde producten;
  6. f. extensief recreatief medegebruik;
  7. g. kleinschalige voorzieningen voor de verkoop van streek geproduceerde (agrarische) producten;
  8. h. nutsvoorzieningen;
  9. i. watergangen;

met daarbij behorende gebouwen, bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken.

3.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming mogen gebouwen, bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

3.3 Nadere eisen

  1. a. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan:
    1. 1. de situering van nieuw op te richten bebouwing op percelen met het oog op de bescherming van de natuur- en landschapswaarden, als bedoeld in lid 3.1, sub b;
    2. 2. afmetingen en vorm van gebouwen en andere bouwwerken, indien dat noodzakelijk is voor de verkeersveiligheid of om aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende percelen te voorkomen dan wel een goede landschappelijke inpassing te bereiken.
  2. b. De nadere eisen mogen niet op onevenredige wijze het gebruik van bouwwerken en gronden aantasten.

3.4 Afwijken van de bouwregels

3.5 Specifieke gebruiksregels

Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende opstallen te gebruiken of in gebruik te geven of te laten voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming. Daaronder wordt in ieder geval begrepen:

  1. a. het gebruik van gronden en gebouwen voor niet-grondgebonden agrarische bedrijven en grondgebonden agrarische bedrijven, anders dan het bestaande grondgebonden agrarisch bedrijf (melkveehouderij met rundvee);
  2. b. het opslaan van materialen en goederen in de open lucht buiten het bouwvlak;
  3. c. het bedrijfsmatig vervaardigen, opslaan, verwerken of herstellen van goederen en producten tenzij:
    1. 1. dit plaatsvindt ten behoeve van de agrarische productie binnen het bedrijf dan wel uitsluitend betrekking heeft op agrarische producten van het eigen bedrijf;
    2. 2. dit plaatsvindt ten behoeve van een toegestane niet-agrarische nevenactiviteit binnen de bestaande bebouwing;
  4. d. detailhandel, tenzij het detailhandel betreft als ondergeschikte nevenactiviteit in zelf vervaardigde en/of voortgebrachte producten;
  5. e. de wijziging van het bestaande agrarisch gebruik van de gronden in boom- en/of sierteelt;
  6. f. het gebruik van de gronden voor pot- en containerteelt buiten het bouwvlak;
  7. g. het gebruik van gronden voor tuinbouw met open grondteelt, fruitteelt en/of bestaande boom- en sierteelt (met uitzondering van bestaand gebruik) waarbij bestrijdingsmiddelen worden ingezet in een zone van 50 meter, gemeten vanaf de grens van de bestemmingen 'Gemengd' en 'Recreatie -Verblijfsrecreatie' met (verblijfs)recreatieterreinen;
  8. h. het in gebruik geven, nemen en hebben van een recreatiewoning, recreatieappartementen, groepsaccommodatie, een mobiel kampeervoertuig of een vrijstaand bijbehorend bouwwerk voor permanente bewoning;
  9. i. het in gebruik geven, nemen en hebben van (delen van) ruimten of gebouwen bestemd voor een zorgfunctie voor zelfstandige bewoning;
  10. j. het plaatsen van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf, anders dan de daarvoor bij dit bestemmingsplan aangewezen gronden;
  11. k. het geheel of gedeeltelijk onder peil stallen van dieren;
  12. l. het gebruik van de gronden voor glastuinbouw.

3.6 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.5, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

3.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen gebouwen zijnde, of van werkzaamheden

3.8 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 4 Gemengd

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijfsmatig geëxploiteerde verblijfsrecreatie, met inachtneming van het bepaalde in lid 4.5.3;
  2. b. een bed & breakfast;
  3. c. horeca in categorie 2;
  4. d. een indoor-speeltuin met de daarbij behorende (ondergeschikte) voorzieningen;
  5. e. ambachtelijke bedrijvigheid in milieucategorie 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, met inachtname van het bepaalde in lid 4.5.6;
  6. f. een stalling voor caravans en boten;
  7. g. opslag in gebouwen (in milieucategorie 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten);
  8. h. extensief recreatief medegebruik;
  9. i. bedrijfswoningen, behoudens ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten';
  10. j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - houtsingel': uitsluitend voor (de instandhouding van) een houtsingel conform het inrichtingsplan dat als bijlage 2 bij de regels is opgenomen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. k. activiteitgebonden horeca;
  2. l. wegen en paden;
  3. m. parkeervoorzieningen;
  4. n. groenvoorzieningen;
  5. o. speelvoorzieningen;
  6. p. waterlopen en waterpartijen;

met de daarbij behorende bouwwerken.

4.2 Bouwregels

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend straat en bebouwingsbeeld;
  2. b. de verkeersveiligheid;
  3. c. de milieusituatie;
  4. d. de sociale veiligheid;
  5. e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

4.4 Afwijken van de bouwregels

4.5 Specifieke gebruiksregels

4.6 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 5 Natuur

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van de natuurwetenschappelijke en de landschappelijke waarden;
  2. b. bos en bosbouw;
  3. c. waterhuishoudkundige doeleinden;
  4. d. waterpartijen, sloten, beken en daarmee gelijk te stellen waterlopen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. e. paden;
  2. f. nutsvoorzieningen;

met de daarbij andere bouwwerken.

5.2 Bouwregels

5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen gebouwen zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 6 Recreatie

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. dagrecreatie, behoudens ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - calamiteitenroute';
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - calamiteitenroute': uitsluitend voor een calamiteitenroute;

met daaraan ondergeschikt:

  1. c. paden en wegen;
  2. d. extensief recreatief medegebruik;
  3. e. waterlopen en waterpartijen;

met de daarbij behorende bouwwerken.

6.2 Bouwregels

Artikel 7 Recreatie - Verblijfsrecreatie

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijfsmatig geëxploiteerde verblijfsrecreatie, met inachtneming van het bepaalde in lid 7.5.4;
  2. b. bedrijfswoningen, behoudens ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten';
  3. c. horeca in categorie 1 en 2;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'cultuur en ontspanning': tevens voor cultuur en ontspanning, waaronder begrepen:
    1. 1. een indoor-activiteitencentrum;
    2. 2. een theater;
    3. 3. een overdekt zwembad/zwemparadijs;
    4. 4. een buitenzwembad, behoudens ter plaatse van de aanduiding 'zwembad uitgesloten';
    5. 5. een wellnesscentrum;
    6. 6. een congrescentrum;
    7. 7. een evenementenhal;
    8. 8. sport- en spelruimten;
    9. 9. horeca in categorie 3, 4 en 5;
    10. 10. een parkwinkel;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein': tevens voor evenementen;
  6. f. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein': uitsluitend voor een parkeerterrein;
  7. g. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - migratieroute 1': tenminste twee noord-zuid georiënteerde migratieroutes voor de das, met een minimale breedte van 7 meter;
  8. h. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - migratieroute 2': een oost-west georiënteerde migratieroute voor de das;
  9. i. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - migratieroute 3': tenminste één oost-west georiënteerde migratieroute voor de das, met een minimale breedte van 7 meter;

met daaraan ondergeschikt:

  1. j. activiteitgebonden horeca;
  2. k. ondersteunende detailhandel;
  3. l. extensief recreatief medegebruik;
  4. m. wegen en paden;
  5. n. parkeervoorzieningen;
  6. o. groenvoorzieningen;
  7. p. speelvoorzieningen;
  8. q. waterlopen en waterpartijen;

met de daarbij behorende bouwwerken.

7.2 Bouwregels

7.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. een samenhangend straat en bebouwingsbeeld;
  2. b. de verkeersveiligheid;
  3. c. de milieusituatie;
  4. d. de sociale veiligheid;
  5. e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

7.4 Afwijken van de bouwregels

7.5 Specifieke gebruiksregels

7.6 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 8 Verkeer

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen voor verkeer en verblijf;
  2. b. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - faunapassage': tenminste twee faunapassages;
  3. c. parkeervoorzieningen en fietsenstallingen;
  4. d. groenvoorzieningen;
  5. e. ondergrondse afvalcontainers;
  6. f. watergangen, waterberging en waterinfiltratievoorzieningen;
  7. g. geluidswerende voorzieningen;
  8. h. kunstwerken;
  9. i. nutsvoorzieningen;

met daarbij behorende gebouwen, andere bouwwerken en verhardingen.

8.2 Bouwregels

Artikel 9 Water

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. waterlopen en waterpartijen;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'verblijfsrecreatie': tevens voor bedrijfsmatig geëxploiteerde verblijfsrecreatie, met inachtneming van het bepaalde in lid 9.3.2;
  3. c. infrastructurele voorzieningen;
  4. d. nuts- en groenvoorzieningen;
  5. e. vispaaiplaatsen en visstekken, natuurvriendelijke oevers, (schier)eilanden, voorzieningen ten behoeve van het water;

met daarbij behorende bouwwerken, waaronder bruggen, dammen, steigers en/of duikers.

9.2 Bouwregels

9.3 Specifieke gebruiksregels

Artikel 10 Water - A Watergang

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water - A Watergang' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. A-watergangen en andere waterhuishoudkundige doeleinden waaronder het ontvangen, bergen en/of afvoeren van water met de daarbij behorende oeverstroken;
  2. b. behoud, herstel en ontwikkeling van natuurlijke en visueel landschappelijke waarden;
  3. c. infrastructurele voorzieningen;
  4. d. nuts- en groenvoorzieningen;
  5. e. vispaaiplaatsen en visstekken, natuurvriendelijke oevers, voorzieningen ten behoeve van het water;

met daarbij behorende bouwwerken, waaronder bruggen, dammen, steigers en/of duikers.

10.2 Bouwregels

Er mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de genoemde bestemming worden gebouwd.

10.3 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd overeenkomstig het bepaalde in art. 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen ten behoeve van het in geringe mate aanpassen van de bestemmingsgrens ten behoeve van de verbreding van de A-watergang onder voorwaarde dat bestemmingsgrens niet meer dan 5 m aan weerszijden wordt verschoven.

Artikel 11 Waarde - Archeologie

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van de verwachtte en reeds vastgestelde archeologische waarden.

11.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden en/of een omgevingsvergunning voor het bouwen

11.3 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen door:

  1. a. de gebieden waar de aanduidingen als genoemd in artikel 11.2.1 betrekking op hebben te veranderen indien dat op basis van nader verkregen archeologisch kennis wenselijk is; of
  2. b. de oppervlaktes en / of de dieptes als genoemd in artikel 11.2.1 te veranderen en / of hier desgewenst een extra aanduiding voor op te nemen indien dat op basis van nader verkregen archeologisch kennis wenselijk is.

Artikel 12 Waterstaat - Waterstaatkundige Functie

12.1 Bestemmingsomschrijving

12.2 Bouwregels

12.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 12.2.2 en toestaan dat in de andere bestemming gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd, mits:

  1. a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de waterkering en.of waterloop;
  2. b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de watergang.

12.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 13 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 14 Algemene Bouwregels

14.1 Bestaande maten

In die gevallen dat bestaande goot- en bouwhoogten, afstanden, oppervlakten, inhoud van legale bouwwerken meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, gelden deze goot- en bouwhoogten, afstanden, oppervlakten of inhoud als maximum.

14.2 Herbouw woningen

  1. a. Herbouw van woningen is, voor zover het de situering van de woning betreft, uitsluitend toegestaan indien en voor zover:
    1. 1. de herbouw grotendeels plaatsvindt op de bestaande fundamenten; bij het ontbreken daarvan vindt herbouw plaats binnen de voormalige bebouwingscontour van de woning of binnen een afstand van maximaal 3 m van de bebouwingscontour;
    2. 2. de voorgevel van de te herbouwen woning wordt geplaatst in de (voormalige) voorgevelrooilijn of in de voorgevelrooilijn die parallel loopt met de bestaande voorgevelrooilijn;
    3. 3. de belangen van de in de omgeving aanwezige functies en waarden mogen niet onevenredig worden geschaad;
    4. 4. de nieuwe situering van de woning stedenbouwkundig en milieuhygiënisch aanvaardbaar is;
  2. b. Het bepaalde sub a is niet van toepassing op de herbouw van (bedrijfs)woningen binnen de bestemming 'Gemengd'.

Artikel 15 Algemene Gebruiksregels

15.1 Strijdig gebruik

  1. a. Onder verboden gebruik, als bedoeld in artikel 2.1, sub c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval beschouwd het gebruik van gronden en/of bouwwerken als:
    1. 1. ligplaats voor onderkomens;
    2. 2. opslagplaats voor onklare voer-, vlieg- en vaartuigen of onderdelen daarvan;
    3. 3. al dan niet tijdelijke buitenopslag voor gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, werktuigen, machines of onderdelen daarvan, indien deze opslag hoger is dan 3 meter of gelegen is voor de voorgevel aan de wegzijde;
    4. 4. stortplaats voor puin, zand en grind, grond, mest- of afvalstoffen;
    5. 5. seksinrichting of ten behoeve van prostitutiedoeleinden;
    6. 6. het gebruik van de gronden voor de beoefening van lawaaisporten (zoals motorcross, quad rijden, modelvliegtuigen, etc.) anders dan de daarvoor door de gemeente aangewezen gronden.
  2. b. Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende opstallen te gebruiken of in gebruik te geven of te laten voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming. Hieronder wordt in ieder geval begrepen het gebruik van de gronden voor klei-, zand- en grindwinning of voor het storten van baggerspecie en/of verontreinigde grond.

15.2 Uitzondering van verboden gebruik

Het bepaalde in lid 15.1 is niet van toepassing op (tijdelijk) gebruik ten behoeve van de realisering en/of handhaving van de bestemmingen of het normale onderhoud van de gronden en/of bouwwerken.

15.3 Meest doelmatige gebruik

Burgemeester en wethouders kunnen van het bepaalde in lid 15.1 bij een omgevingsvergunning afwijken indien strikte toepassing van dit voorschrift leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen gerechtvaardigd wordt.

15.4 Vormen van verboden gebruik ten aanzien van stikstofdepositie

Onder strijdig gebruik in de zin van artikel 2.1, lid 1 onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval begrepen het gebruik van gronden en de daarop voorkomende bouwwerken c.q. gebouwen of delen daarvan ten behoeve van nieuwe activiteiten en/of de uitbreiding van bestaande activiteiten, die, inclusief de bijdrage van het daarmee samenhangende verkeer, leiden tot een toename van stikstofdepositie hoger dan 0,05 mol/ha/jaar op voor verzuring gevoelige gebieden die onderdeel uitmaken van Natura2000, met uitzondering van:

  1. a. activiteiten waarvoor een vergunning in het kader van de Wet natuurbescherming geldt, mits die vergunning:
    1. 1. nog steeds geldig is op het moment van verlening van de omgevingsvergunning bouwen en/of milieu voor die activiteiten, dan wel;
    2. 2. nog steeds geldig is op het moment van realisatie, indien voor die activiteit geen omgevingsvergunning bouwen en/of milieu benodigd is;
  2. b. activiteiten die voldoen aan het Besluit grenswaarden PAS:
    1. 1. op het moment van verlening van de omgevingsvergunning bouwen en/of milieu voor die activiteiten, dan wel;
    2. 2. op het moment van realisatie, indien voor die activiteit geen omgevingsvergunning bouwen en/of milieu benodigd is.

15.5 Voorwaardelijke verplichting bron- en/of gevelmaatregelen

Onder strijdig gebruik in de zin van artikel 2.1, lid 1 onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval begrepen het gebruik van gronden en de daarop voorkomende bouwwerken c.q. gebouwen of delen daarvan ten behoeve van nieuwe activiteiten en/of de uitbreiding van bestaande activiteiten, die leiden tot een toename van de geluidbelasting als gevolg van wegverkeerslawaai met meer dan 1,5 dB op de woningen Dijkgraaf de Leeuwweg 59, Noord-Zuid 7, 8 en 9, tenzij:

  1. a. uit (akoestisch) onderzoek blijkt dat een binnenwaarde in de woningen kan worden beperkt tot 33 dB (nieuwbouweis);
  2. b. voldoende bron- en/of gevelmaatregelen zijn getroffen om de binnenwaarde in de woningen te beperken tot 33 dB.

Artikel 16 Algemene Aanduidingsregels

16.1 Vrijwaringszone - natuurwaarden

Artikel 17 Algemene Afwijkingsregels

17.1 Afwijkingsbevoegdheden

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels van het plan voor:

  1. a. het oprichten van bouwwerken voor algemeen nut (zoals abri's, telefooncellen, transformatorhuisjes, gasregel- en drukstations, conmatics), mits de inhoud van elk van deze bouwwerken niet meer bedraagt dan 75 m3 en de bouwhoogte ervan niet meer bedraagt dan 4 m;
  2. b. het in geringe mate aanpassen van enig onderdeel van het plan, zoals een bebouwingsgrens, indien bij definitieve uitmeting en verkaveling blijkt, dat deze aanpassing in het belang van een juiste verwerkelijking van het plan gewenst of noodzakelijk is, waarbij de grenzen met niet meer dan 3 m worden verschoven;
  3. c. het oprichten van masten ten behoeve van mobiele (beeld)telefonie en zendmasten tot een bouwhoogte van maximaal 15 m;

17.2 Afwegingscriteria

Van de bevoegdheid van lid 17.1 kan slechts gebruik worden gemaakt indien het bebouwingsbeeld niet onevenredig wordt aangetast.

Artikel 18 Algemene Wijzigingsregels

18.1 Wijziging landschappelijk inpassingsplan

  1. a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd overeenkomstig het bepaalde in art. 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen door het landschappelijk inpassingsplan, zoals opgenomen in bijlage 2, te vervangen door een nieuw landschappelijk inpassingsplan, op voorwaarde dat de duurzame instandhouding van de aanwezige dassenburcht en het functionele leefgebied van de das is verzekerd. Hiervoor leggen burgemeester en wethouders het nieuwe landschappelijk inpassingsplan ter beoordeling voor aan een ecologisch deskundige.
  2. b. Voordat burgemeester en wethouders tot wijziging besluiten vragen zij over het nieuwe landschappelijk inpassingsplan tevens advies aan een landschapsdeskundige.

18.2 Algemene wijzigingsbevoegdheden

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd overeenkomstig het bepaalde in art. 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen ten behoeve van:

  1. a. het in geringe mate aanpassen van het plan, teneinde enig onderdeel van het plan, zoals een bestemmingsgrens of een bouwgrens te veranderen, indien bij definitieve uitmeting of verkaveling blijkt, dat deze aanpassing in het belang van een juiste verwezenlijking van het plan gewenst of noodzakelijk is en de bestemmingsgrens niet meer dan 5 m en de bouwgrens niet meer dan 10 m worden verschoven;
  2. b. het oprichten van gebouwen van openbaar nut, zoals transformatorhuisjes en gemaalgebouwtjes met een inhoud van maximaal 100 m3 en een goothoogte van maximaal 4 m;
  3. c. het enigszins anders situeren en/of begrenzen van bouwvlakken, indien dit ten behoeve van de uitvoering van een bouwplan nodig mocht blijken, één en ander, mits de vorm slechts in geringe mate wordt gewijzigd en de oppervlakte van het desbetreffende bouwvlak met niet meer dan 10% wordt vergroot of verkleind.

18.3 Afwegingscriteria

Van de bevoegdheid van lid 18.2 kan slechts gebruik worden gemaakt indien het bebouwingsbeeld niet onevenredig wordt aangetast.

Artikel 19 Overige Regels

19.1 Parkeren

  1. a. Bij het bouwen op grond van de in hoofdstuk 2 genoemde bestemmingen en/of het wijzigen van het bestaande gebruik dient voorzien te worden in de aanleg en instandhouding van voldoende parkeergelegenheid overeenkomstig de parkeernormen uit de 'Nota Parkeren 2019' van de gemeente West Maas en Waal, zoals deze door de gemeenteraad is vastgesteld op 24 januari 2019. Indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd door het bevoegd gezag, dient rekening gehouden te worden met deze wijziging. De parkeernormen uit de beleidsregels, zoals die gelden ten tijde van de ontvangst van de aanvraag, worden toegepast.
  2. b. Indien voor een bepaalde functie geen specifieke parkeernormen zijn benoemd in de 'Nota Parkeren 2019' van de gemeente West Maas en Waal (d.d. 24 januari 2019) of diens rechtsopvolger(s), worden de gemiddelde parkeernormen uit de CROW-publicatie 317 'Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie' als toetsingskader gehanteerd.
  3. c. Van het bepaalde onder a en b kan worden afgeweken, indien kan worden aangetoond dat op andere wijze is voorzien in voldoende parkeergelegenheid.

19.2 Waterberging

Binnen het plangebied dient voorzien te worden in de aanleg en instandhouding van voldoende waterberging, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. a. de maximale afvoer van water uit het plangebied mag niet meer bedragen dan 1,5 l/s/ha;
  2. b. bij een T10 + 10% neerslagsituatie bedraagt de waterberging ten minste 436 m3 per ha verhard oppervlak, met dien verstande dat de peilstijging niet meer dan 0,3 m mag bedragen.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 20 Overgangsrecht

20.1 Overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. b. na het teniet gaan als gevolg van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

20.2 Met een omgevingsvergunning afwijken

Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van lid 20.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 20.1 met maximaal 10%.

20.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Lid 20.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning voor het bouwen en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

20.4 Overgangsrecht gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

20.5 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 20.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

20.6 Verboden gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in lid 20.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

Artikel 21 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'Landgoed De Acht Morgen e.o.'

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 4 april 2019.

De voorzitter, De griffier,

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De gemeente West Maas en Waal heeft de ambitie om De Gouden Ham verder te ontwikkelen als toeristisch-recreatieve hotspot. Thans bestaat het voornemen om een grootschalige dag- en verblijfsrecreatieve voorziening in het zogenaamde 'entreegebied' te realiseren. Het initiatief betreft in hoofdzaak het aanbieden van activiteiten en overnachtingsmogelijkheden voor grote(re) groepen. De accommodaties worden echter zodanig vormgegeven dat kleine(re) groepen, gezinnen en individuen er - afhankelijk van de vraag - ook gebruik van kunnen maken. Onderdeel van het plan is het realiseren van een voorzieningencluster (met onder meer een zwembad, indoor-entertainment, een congrescentrum en horeca) en een multifunctioneel terrein waar outdoor evenementen georganiseerd kunnen worden. Het recreatiegebied biedt tevens ruimte voor ondersteunende voorzieningen zoals wellness, activiteitgebonden horeca en ondersteunende detailhandel. Het park kan gebruikt worden door degenen die verblijven op het terrein, recreanten uit de omgeving en inwoners van het land van Maas en Waal.

Het beoogde initiatief is niet mogelijk op grond van het thans vigerende bestemmingsplan 'Gouden Ham/De Schans, randzone'. Om de gewenste ontwikkelingen juridisch-planologisch mogelijk te maken dient een nieuw bestemmingsplan te worden opgesteld.

Voorgeschiedenis
Het voornemen om een grootschalige dag- en verblijfsrecreatieve voorziening in het zogenaamde entreegebied te realiseren bestaat al enkele jaren. Zodoende is in mei 2015 het voorontwerpbestemmingsplan 'Buitengebied, Gouden Kans Appeltern' (IDN: NL.IMRO.0668.BUIGoudKansApp-BV01) in procedure gebracht. Op het voorontwerpbestemmingsplan zijn destijds diverse inspraak- en overlegreacties binnengekomen. Deze zijn samengevat en beantwoord in de notitie 'Inspraak- en vooroverleg verslag "Buitengebied, Gouden Kans Appeltern"' (zie ook paragraaf 6.2.2).

Na de terinzagelegging van het voorontwerpbestemmingsplan zijn de plannen verder uitgekristalliseerd en op verschillende onderdelen aangepast, is het programma opnieuw vastgesteld en heeft waar nodig aanvullend onderzoek plaatsgevonden. Dit heeft uiteindelijk meer tijd gekost dan aanvankelijk werd gedacht. Mede als gevolg hiervan heeft de gemeenteraad op 7 december 2017 een voorbereidingsbesluit genomen. Een voorbereidingsbesluit is een verklaring van de gemeenteraad dat een bestemmingsplan voor het betreffende gebied wordt voorbereid.

Een voorbereidingsbesluit geldt in principe voor één jaar. Binnen deze termijn moet een ontwerpbestemmingsplan in procedure worden gebracht. Met het voorliggende ontwerpbestemmingsplan wordt hier invulling aan gegeven.

1.2 Ligging Plangebied

Het plangebied is ten noordwesten van de kern Appeltern gelegen, direct grenzend aan de Dijkgraaf de Leeuwweg en ten noordoosten van het recreatiegebied De Gouden Ham. Onderstaande afbeelding toont globaal de ligging van het plangebied in de omgeving. Voor de exacte begrenzing van het plangebied wordt verwezen naar de verbeelding.

afbeelding "i_NL.IMRO.0668.BPLandgoedDAM-BOH1_0001.jpg"

Afbeelding 1.1.: globale ligging en begrenzing plangebied

1.3 Vigerend Bestemmingsplan

Voor de in dit bestemmingsplan begrepen gronden vigeren momenteel de volgende bestemmingsplannen:

  • Ten zuiden van de Dijkgraaf de Leeuwweg: het bestemmingsplan 'Gouden Ham/De Schans, randzone', door de gemeenteraad vastgesteld op 3 december 2015.
  • Ten noorden van de Dijkgraaf de Leeuwweg: het bestemmingsplan 'Buitengebied, West Maas en Waal', door de gemeenteraad vastgesteld op 27 juni 2013, alsmede de daarop volgende herzieningen (correcties) uit 2014 en 2016.
  • Voor het hele plangebied: het bestemmingsplan 'Archeologie West Maas en Waal', door de gemeenteraad vastgesteld op 3 december 2015.

Ter plaatse van het voorliggende plangebied gelden – tot het voorliggende bestemmingsplan in werking is getreden - de bestemmingen 'Agrarisch - Oeverwal', 'Agrarisch - Komgebied', 'Bos', 'Natuur' en 'Water - A-watergang'. Daarnaast zijn de gronden binnen het plangebied voorzien van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie'. Om de gewenste dag- en verblijfsrecreatieve ontwikkelingen in het plangebied mogelijk te maken is het noodzakelijk een nieuw bestemmingsplan vast te stellen.

1.4 Leeswijzer

Het bestemmingsplan bestaat uit meerdere onderdelen: een verbeelding waarop de bestemmingen in het plangebied zijn aangegeven en regels waarin de bepalingen voor de op de verbeelding vermelde bestemmingen zijn opgenomen. Het bestemmingsplan gaat vergezeld van een toelichting waarin de achtergronden van het bestemmingsplan zijn beschreven. De verbeelding vormt samen met de regels het juridische bindende deel van het bestemmingsplan. In de toelichting worden de keuzes die in het bestemmingsplan worden gemaakt nader gemotiveerd en verantwoord. De toelichting kan globaal opgedeeld worden in vier delen.

Inleiding en beschrijving plangebied
In hoofdstuk 1 zijn de aanleidingen en het kader voor de planherziening beschreven. Hoofdstuk 2 geeft een beschrijving van de huidige en toekomstige situatie van het plangebied.

Verantwoording
Hoofdstukken 3 en 4 geven de achtergronden, toelichting en motivatie op de gemaakte keuzen weer die uiteindelijk hebben geleid tot de uitgewerkte planopzet. In dit planonderdeel worden onder meer het (beleids)kader en de milieuaspecten uiteengezet.

Juridische planbeschrijving
In hoofdstuk 5 wordt de juridische planopzet beschreven. Doel is een nadere onderbouwing te geven wat met het plan wordt beoogd en hoe de instrumenten regels en verbeelding hierbij worden gehanteerd.

Uitvoerbaarheid
Het laatste deel (hoofdstuk 6) gaat in op de financieel-economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan.

Hoofdstuk 2 Beschrijving Plangebied

2.1 Bestaande Situatie

Omgeving plangebied
Het plangebied is gelegen in het buitengebied van de gemeente West Maas en Waal, die haar naam ontleent aan de twee rivieren Maas en Waal. Deze rivieren hebben het ruimtelijke karakter en de geschiedenis van het gemeentelijke grondgebied in verregaande mate bepaald. De beide rivieren, samen met de uiterwaarden en de dijken, de bebouwing en het landschap erom heen, vormen de grootste aantrekkingskracht van de gemeente voor recreanten en bezoekers van buiten.

Het plangebied is direct ten noordoosten van het recreatie- en watersportgebied ‘De Gouden Ham' gelegen, een waterplas met enkele schiereilanden (het Hanzeland, het Groene Eiland, de Maaslanden en het Langeland). De oevers van de Gouden Ham zijn in de huidige situatie vrijwel geheel in gebruik voor recreatieve doeleinden. In het gebied zijn diverse horecagelegenheden, dag- en verblijfsrecreatieve functies aanwezig. Ten oosten van het voorliggende plangebied zijn de Tuinen van Appeltern gevestigd. Aan de oostzijde van de Gouden ham ligt het natuurgebied 'de Moringerwaard'. De zone tussen het plangebied en De Gouden Ham bestaat in de huidige situatie hoofdzakelijk uit bos en rabatten. De afstand tot de Maas bedraagt circa 700 meter.

afbeelding "i_NL.IMRO.0668.BPLandgoedDAM-BOH1_0002.jpg"

Afbeelding 2.1.: positionering van het plangebied in de omgeving

Plangebied
Landschappelijk gezien is het plangebied letterlijk op de overgang van de meer besloten en kleinschalige oeverwal naar de open grootschalige komgebieden gelegen. Het zuidelijke deel van het plangebied heeft een gevarieerd karakter en bestaat momenteel uit (productie)bos, houtwallen/singels, lanen, vijvers, akkers en graslanden. Het noordelijke deel van het plangebied wordt gekenmerkt door grootschalige openheid en heeft door de grote kavelmaat en aanwezige weteringen een overzichtelijk en herkenbaar karakter. Het grootste deel van het plangebied wordt momenteel agrarisch gebruikt. Het gaat om weilanden, maïsteelt en andere vormen van akkerbouw.

Aan de zuidzijde van het plangebied is een grote waterplas gelegen, in de volksmond ook wel bekend als 'de Put'. Deze waterplas is in de jaren vijftig gegraven om klei te winnen, maar heeft thans geen functie meer. In het plangebied zijn daarnaast diverse A-watergangen gelegen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0668.BPLandgoedDAM-BOH1_0003.jpg"

Afbeelding 2.2.: bestaande situatie plangebied; zicht op het (productie)bos vanaf de Dijkgraaf de Leeuwweg.

Dijkgraaf de Leeuwweg 58
Op het perceel Dijkgraaf de Leeuwweg 58 - aan de westzijde van het plangebied - is momenteel een pluimveebedrijf gevestigd. De eigenaar van het bedrijf is met de gemeente West Maas en Maal overeengekomen dat de bedrijfsactiviteiten op termijn worden beëindigd. Het pluimveebedrijf is in de huidige situatie nauwelijks zichtbaar door de aanwezigheid van een robuuste houtsingel, die het gehele perceel omzoomd.

Dijkgraaf de Leeuwweg 59
Op het perceel Dijkgraaf de Leeuwweg 59 - aan de oostzijde van het plangebied - is momenteel een melkveebedrijf gevestigd. Het betreffende bedrijf ligt vrij in het open landschap.

2.2 Planbeschrijving

2.2.1 Algemeen

Het voorliggende bestemmingsplan maakt de ontwikkeling van een tweetal initiatieven mogelijk. Enerzijds betreft dit de ontwikkeling van Landgoed De Acht Morgen; een combinatie van dagrecreatieve voorzieningen en verblijfsrecreatieve onderkomens. Anderzijds faciliteert het voorliggende bestemmingsplan de herontwikkeling van het perceel Dijkgraaf de Leeuwweg 58. Het ter plaatse aanwezige pluimveebedrijf wordt beëindigd, waardoor ruimte ontstaat voor nieuwe (recreatieve) functies. Om de voornoemde ontwikkelingen te faciliteren wordt het bestaande melkveebedrijf aan de Dijkgraaf de Leeuwweg 59 voorzien van een maatwerkbestemming.

Gelet op het voorgaande valt het plangebied uiteen in drie deelgebieden (zie afbeelding 2.3):

  1. 1. het perceel Dijkgraaf de Leeuwweg 59 (melkveedrijf);
  2. 2. het perceel Dijkgraaf de Leeuwweg 58 (pluimveebedrijf);
  3. 3. Landgoed De Acht Morgen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0668.BPLandgoedDAM-BOH1_0004.jpg"

Afbeelding 2.3.: deelgebieden

De ontwikkelingen in het zuidelijke deel van het plangebied sluiten aan bij de ambitie om (de omgeving van) De Gouden Ham verder te ontwikkelen als recreatieve hotspot in de omgeving. Om dit te realiseren is recentelijk het visiedocument 'Visie en toetsingskader Gouden Ham / De Schans' opgesteld, dat als leidraad voor toekomstige ontwikkelingen dient. Op basis van dit ontwikkelingskader is het plangebied gelegen binnen het zogenaamde 'entreegebied'. De gemeente wenst het entreegebied van De Gouden Ham te accentueren en ziet hier mogelijkheden voor (grootschalige) recreatieve ontwikkelingen die passend zijn bij de aanwezige ruimtelijke maat en grootschaligheid. Het voorliggende initiatief geeft hier concreet invulling aan en kan bovendien als schakel fungeren tussen de bestaande recreatieve voorzieningen rondom De Gouden Ham (ten westen van het plangebied) en de Tuinen van Appeltern (ten oosten van het plangebied).

2.2.2 Programma

Landgoed De Acht Morgen
De ontwikkeling van Landgoed De Acht Morgen betreft de realisatie van een groot aantal verblijfsrecreatieve eenheden, gecombineerd met de ontwikkeling van dagrecreatieve voorzieningen; een totaalconcept. De basis van de ontwikkeling is gelegen in de realisatie van groepsaccommodaties - waaraan thans een grote behoefte bestaat - eventueel aangevuld met de realisatie van bungalows, een camping en/of hotel. Het totale aantal overnachtingsplaatsen mag ten hoogste 1.250 bedragen, waarbij het aantal overnachtingsplaatsen in de vorm van een hotel niet meer dan 250 mag bedragen. De verblijfsrecreatieve onderkomens zijn primair gericht op het huisvesten van grotere groepen. De accommodaties worden echter zo ingericht dat ook kleinere groepen, gezinnen en individuen er - afhankelijk van de vraag - gebruik van kunnen maken.

De verblijfsrecreatieve eenheden vormen de basis voor de ontwikkeling van Landgoed De Acht Morgen. Parallel daaraan worden diverse dagrecreatieve voorzieningen ontwikkeld, waaronder een wellnesscentrum, zwembad/zwemparadijs, indoor speelpark, theater/concerthal en congrescentrum. Het exacte programma is thans nog onvoldoende uitgekristalliseerd en is bovendien sterk afhankelijk van de marktvraag. Het voorliggende bestemmingsplan biedt dan ook voldoende ruimte om in te spelen op de snel veranderende consumentenvraag, zodat de recreant optimaal bediend kan worden.

Ondersteunend aan de voorgenoemde functies biedt het bestemmingsplan ruimte voor de realisatie van zelfstandige en activiteitgebonden horecagelegenheden, maximaal twee bedrijfswoningen, bedrijfsgebonden kantoren en een parkwinkel. Dit laatste betreft een kleinschalige vorm van detailhandel ten dienste van de aanwezige recreatieve voorzieningen.

Tot slot is er binnen het plangebied ruimte gereserveerd voor de aanleg van een evenemententerrein ten behoeve van outdoor-evenementen, zoals een muziekfestival, braderie en/of concert.

Het volledige programma voor Landgoed De Acht Morgen is samengevat in onderstaande tabel:

Functie Maximum oppervlakte / maximum aantal eenheden
Verblijfsrecreatie Per functie Totaal
Groepsaccommodaties/huisjes/camping 1.250 overnachtingsplaatsen 1.250 overnachtingsplaatsen
Hotel 250 overnachtingsplaatsen
Leisure Per functie Totaal
Wellnesscentrum 1.000 m2 10.000 m2
Zwembad/zwemparadijs 1.500 m2
Indoor speelpark 7.000 m2
Theater/concerthal 1.500 m2
Congrescentrum 3.000 m2
Horeca Per functie Totaal
Zelfstandige horeca 625 m2 625m2
Activiteitgebonden horeca Niet beperkt Niet beperkt
Aanverwante functies Per functie Totaal
Bedrijfsgebonden kantoren (niet zelfstandig) 500 m2 500 m2
Bedrijfswoningen 2 woningen 2 woningen
Parkwinkel 250 m2 250 m2
Evenementen Per functie Totaal
(Outdoor) evenementen 5.500 m2 / max. 12 evenementdagen 5.500 m2 / max. 12 evenementdagen

Dijkgraaf de Leeuwweg 58
Om de ontwikkeling van Landgoed De Acht Morgen mogelijk te maken worden de bedrijfsactiviteiten van het pluimveebedrijf aan de Dijkgraaf de Leeuwweg 58 beëindigd, met name vanwege de geurhinder die het bedrijf veroorzaakt. Om de betreffende ondernemer een toekomstperspectief te bieden, is het perceel Dijkgraaf de Leeuwweg 58 voorzien van een flexibele bestemming, waarbinnen diverse functies mogelijk zijn. Het gaat daarbij om kleinschalige, niet-agrarische functies, die passend worden geacht in het buitengebied van de gemeente West Maas en Waal.

Het voorliggende bestemmingsplan biedt de mogelijkheid om onderstaande functies uit te oefenen op het perceel Dijkgraaf de Leeuwweg 58:

Functie Maximum oppervlakte / maximum aantal eenheden
Verblijfsrecreatie
Groepsaccommodaties/chalets/
camping
220 overnachtingsplaatsen
Bed & Breakfast 8 kamers (16 overnachtingsplaatsen)
Bedrijven
Ambachtelijke bedrijven in milieucategorie 1 en 2 1.000 m2, maximaal 10 bedrijven
Leisure
Indoor speelpark 1.000 m2
Horeca
Zelfstandige horeca 50 m2
Aanverwante functies
Stalling van caravans en boten Niet beperkt
Bedrijfswoningen 2 woningen (bestaand)
Nevenactiviteiten
Kinderopvang Als nevenactiviteit bij en ondergeschikt aan bovengenoemde hoofdfuncties.
Kinderboerderij en/of het hobbymatig houden van dieren Als nevenactiviteit bij en ondergeschikt aan bovengenoemde hoofdfuncties.

Dijkgraaf de Leeuwweg 59
Met het oog op de ontwikkeling van Landgoed De Acht Morgen is het bestaande melkveebedrijf met rundvee aan de Dijkgraaf de Leeuwweg 59 voorzien van een maatwerkbestemming. De thans vigerende bestemming is in beginsel één-op-één overgenomen, met dien verstande dat uitsluitend het bestaande grondgebonden agrarische bedrijf - een melkveebedrijf met rundvee - wordt toegestaan. Dat betekent dat de betreffende ondernemer de huidige bedrijfsactiviteiten kan voortzetten en uitbreiden. Middels een afwijking kunnen ook andere vormen van grondgebonden agrarische bedrijvigheid (waaronder ook een melkveebedrijf met andere diersoorten) en niet-grondgebonden agrarische bedrijvigheid worden toegestaan, mits is aangetoond dat de omliggende functies en waarden hierdoor niet onevenredig geschaad worden.

2.2.3 Ruimtelijke structuur

Landgoed De Acht Morgen
De toekomstige ruimtelijke hoofdstructuur van Landgoed De Acht Morgen wordt hoofdzakelijk bepaald door de reeds aanwezige landschapselementen, waaronder de waterplas 'De Put', de aanwezige A-watergang en het bestaande hakhoutbosje. Deze elementen zijn kenmerkend voor het plangebied en vormen dan ook het vertrekpunt voor de toekomstige ontwikkeling van het gebied.

Het voorliggende bestemmingsplan maakt het ontwikkelen van een nieuw recreatiegebied mogelijk, dat enerzijds bestaat uit de ontwikkeling van verblijfsrecreatieve onderkomens en anderzijds uit de ontwikkeling van diverse dagrecreatieve voorzieningen. De voorliggende ontwikkeling is nog niet volledig uitgekristalliseerd, waardoor het voorliggende bestemmingsplan de nodige schuifruimte c.q. flexibiliteit biedt. Omdat de exacte situering van de bebouwing nog niet bekend is, zijn ruime bouwmogelijkheden opgenomen. Door deze opzet wordt de gewenste flexibiliteit gedurende het ontwikkelingstraject gecreëerd. Concreet houdt dit in dat de verblijfsrecreatieve onderkomens overal binnen het bouwvlak gesitueerd kunnen worden, een en ander met inachtname van het maximum bebouwingspercentage. De dagrecreatieve voorzieningen - waaronder het zwembad, indoor speelpark, congrescentrum, theater/concerthal en het wellnesscentrum - worden geclusterd aan de noordoostzijde van het recreatieterrein en oriënteren zich primair op de Dijkgraaf de Leeuwweg. Het evenemententerrein is aan de zuidoostzijde van het plangebied gesitueerd. Een en ander is in afbeelding 2.4 gevisualiseerd.

Het bestaande hakhoutbosje en de bosschages rondom 'De Put' worden in de toekomstige situatie behouden en waar mogelijk versterkt. Ook wordt het recreatieterrein landschappelijk ingepast (zie subparagraaf 2.2.4).

afbeelding "i_NL.IMRO.0668.BPLandgoedDAM-BOH1_0005.jpg"

Afbeelding 2.4. visualisatie van de ontwikkeling op hoofdlijnen.

Dijkgraaf de Leeuwweg 58
Uitgangspunt voor de herontwikkeling van het perceel Dijkgraaf de Leeuwweg 58 is het behoud van de reeds aanwezige agrarische bebouwing. Dat betekent dat de bestaande schuren een nieuwe functie krijgen. De bouwmogelijkheden voor de reeds vergunde vierde schuur - die thans nog niet gebouwd is - worden gecontinueerd. Het bebouwingspercentage van het bouwvlak is hier op afgestemd.

Omdat het perceel wordt omzoomd door een robuuste (te handhaven) houtsingel biedt het bestemmingsplan veel vrijheid. Derhalve is het perceel voorzien van een ruim bouwvlak, dat voor ten hoogste 30% bebouwd mag worden. Daarmee wordt de mogelijkheid geboden om de bestaande agrarische bebouwing op termijn te amoveren en te vervangen door nieuwbouw. Door het robuuste landschappelijke raamwerk is de positionering van eventuele nieuwbouw van ondergeschikt belang. Dat geldt ook voor de architectonische uitwerking van eventuele nieuwbouw. Door de aanwezige houtsingel is de bebouwing nauwelijks zichtbaar vanuit het omliggende landschap.

Dijkgraaf de Leeuwweg 59
De ruimtelijke structuur van het perceel Dijkgraaf de Leeuwweg 59 blijft ongewijzigd ten opzichte van de bestaande situatie.

2.2.4 Landschappelijke inpassing

Ten behoeve van de ontwikkeling van Landgoed De Acht Morgen en de herontwikkeling van het perceel Dijkgraaf de Leeuwweg 58 is een landschappelijk inpassingsplan opgesteld, dat als bijlage 2 bij de regels is opgenomen.

Landgoed De Acht Morgen
Voor de landschappelijke inpassing van Landgoed De Acht Morgen is aansluiting gezocht bij het Landschapontwikkelingsplan (LOP) van de gemeente West Maas en Waal. Op basis van het LOP is het wenselijk het bestaande hakhoutbos te behouden. Met de voorliggende ontwikkeling wordt hier invulling aan gegeven. Het bestaande hakhoutbos wordt gehandhaafd en verder versterkt met de aanplant van gebiedseigen soorten. Dit is niet alleen een wens vanuit het LOP, maar tevens noodzakelijk vanwege de aanwezigheid van een dassenburcht in het bosje. Ook de bestaande poelen, bosschages en solitaire bomen direct ten (zuid)oosten van het hakhoutbos worden in de toekomstige situatie behouden. In aanvulling daarop worden er enkele fruitbomen aangeplant ten behoeve van de das. Daarnaast wordt ten westen van het hakhoutbos een strook van circa 25 meter breed ingericht als foerageergebied voor de das. Dit foerageergebied, inclusief het hakhoutbos en de bosschages ten oosten daarvan, worden omzoomd door een nieuw aan te leggen houtwal (inclusief grondwal). Hierdoor ontstaat een robuuste groene afscherming tussen de aanwezige natuurwaarden in en rond het hakhoutbos en het omliggende recreatiegebied.

In het LOP wordt de ambitie uitgesproken om nieuwe houtwallen/-singels of bomenrijen aan te leggen c.q. te herstellen, om het bestaande landschap te versterken. Het voorliggende initiatief anticipeert hierop door aan de oost-, zuid- en westzijde een gelaagde groen afscheiding aan te brengen. Door te kiezen voor een gelaagde opbouw - bestaande uit bomen met onderbegroeiing (in gebiedseigen soorten) - dient de groene afscheiding als een soort filter. Tussen de begroeiing door zal er in beperkte mate zicht zijn op de bebouwing daarachter.

De bestaande bosschages rondom 'De Put' worden in de toekomstige situatie gehandhaafd. Wel is het mogelijk om maximaal 2 onderbrekingen aan te brengen, zodat de beoogde recreatieverblijven in dit gebied bereikt kunnen worden. Direct ten oosten van 'De Put' is een langzaamverkeersroute voorzien (tevens calamiteitenroute), die begeleid zal worden door een knip- en scheerhaag (in gebiedseigen soort). De beoogde haag dient ten minste 1,5 meter uit de insteek van het talud te worden aangeplant, zodat de das zich langs deze haag in zuidelijke richting kan verplaatsen.

Aan de zuid- en westzijde van Landgoed De Acht Morgen is een bestaande A-watergang gelegen. Deze wordt in de toekomstige situatie voorzien van een natuurvriendelijke oever (inclusief beheerpad) met een minimale breedte van 10 meter. Deze oever dient - in combinatie met de gelaagde groene afscheiding - tevens als migratieroute voor de das. Om deze te kunnen bereiken worden er tussen de A-watergang en het hakhoutbos ten minste twee houtsingels aangelegd (noord-zuidgeoriënteerd, beide met een minimale breedte van 10 meter) die als migratieroute kunnen functioneren voor de das. In aanvulling daarop wordt tevens een migratieroute (houtsingel) aangelegd tussen het hakhoutbos en het perceel Dijkgraaf de Leeuwweg 58.

Een en ander is verbeeld in onderstaande afbeeldingen. In de regels van dit bestemmingsplan is een voorwaardelijke verplichting opgenomen. Dat betekent dat het bouwen en gebruik van de gronden afhankelijk is gesteld van de aanleg en instandhouding van de landschapselementen zoals beschreven in het landschappelijk inpassingsplan.

Dijkgraaf de Leeuwweg 58
Uitgangspunt voor het perceel Dijkgraaf de Leeuwweg 58 is het behoud van de bestaande houtsingel aan de oost-, zuid- en westzijde van het perceel, waardoor de bestaande en toekomstige bebouwing grotendeels aan het directe zicht wordt onttrokken. Aan de voorzijde van het perceel dient de bestaande groene erfinrichting gehandhaafd te worden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0668.BPLandgoedDAM-BOH1_0006.png"

Afbeelding 2.5: Visualisatie van de landschappelijke inpassing van Landgoed De Acht Morgen en het perceel Dijkgraaf de Leeuwweg 58. Een meer gedetailleerde versie van deze afbeelding is opgenomen in bijlage 2. Daarin zijn tevens de verschillende landschapselementen concreet beschreven.

2.2.5 Beeldkwaliteit

Voor de ontwikkeling van Landgoed De Acht Morgen en het perceel Dijkgraaf de Leeuwweg 58 is gekozen voor een globaal bestemmingsplan, dat de nodige flexibiliteit bevat. Deze opzet maakt het mogelijk om de stedenbouwkundige en architectonische uitwerking in een later stadium verder uit te werken. Er ligt dan ook geen concreet bouwplan aan de voorliggende ontwikkeling ten grondslag. Om te kunnen sturen op de stedenbouwkundige en architectonische uitwerking is daarom een beeldkwaliteitplan opgesteld, dat als bijlage 20 bij de toelichting is opgenomen.

Het beeldkwaliteitplan geeft in woord en beeld de uitgangspunten voor de stedenbouwkundige uitwerking, de architectonische uitwerking van de bebouwing en (de overgang naar) het omliggende landschap. Het beeldkwaliteitplan en de daarin gegeven richtlijnen moeten niet als keurslijf worden gezien, maar dienen als aansporing en inspiratie voor de verschillende bij de planontwikkeling betrokken partijen. Het schept een kader voor de (stapsgewijze) ontwikkeling van het gebied, garandeert samenhang in het uiteindelijke beeld en vormt een aanzet tot het leveren van een op kwaliteit gerichte inspanning. Het beeldkwaliteitplan is vooral een communicatiemiddel, dat met behulp van beelden en tekst aangeeft wat de ‘doelstellingen’ zijn ten aanzien van de stedenbouwkundige en architectonische kwaliteit en samenhang en waar ruimte ligt voor eigen invullingen.

2.2.6 Ontsluiting en parkeren

Landgoed De Acht Morgen
Het toekomstige recreatieterrein Landgoed De Acht Morgen wordt ontsloten via de Dijkgraaf de Leeuwweg. Het verkeer wordt via de Dijkgraaf de Leeuwweg ontsloten op de N329 (de Noord-Zuid) - ten westen van het plangebied - en verder.

Vanwege de bereikbaarheid voor hulpdiensten, is aan de zuidzijde van het plangebied een calamiteitenroute voorzien, die direct aantakt op de Noord-Zuid (N329). Deze ontsluitingsroute is niet toegankelijk voor bezoekers van het recreatiegebied en uitsluitend bestemd voor hulpdienst in geval van calamiteiten.

Parkeren is voorzien aan de noordzijde van het recreatieterrein, parallel aan de Dijkgraaf de Leeuwweg.

Dijkgraaf de Leeuwweg 58
Het perceel Dijkgraaf de Leeuwweg 58 wordt zowel in de huidige als toekomstige situatie ontsloten op de Dijkgraaf de Leeuwweg. De bestaande inritten zullen in de toekomstige situatie gehandhaafd worden. Parkeren wordt op eigen terrein opgelost.

Hoofdstuk 3 Beleid

3.1 Nationaal Beleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte en Barro

Het Rijk heeft haar ruimtelijk beleid vastgelegd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) en het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). De leidende gedachte van het rijksbeleid is ruimte maken voor groei en beweging, waarbij het Rijk zich vooral concentreert op decentralisatie. De verantwoordelijkheid wordt verplaatst van Rijksniveau naar provinciaal en gemeentelijk niveau. In het SVIR en Barro worden dan ook geen specifieke uitspraken gedaan met betrekking tot het voorliggende plangebied.

3.1.2 Ladder voor duurzame verstedelijking

De in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte geïntroduceerde 'ladder voor duurzame verstedelijking' is als procesvereiste vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In het geval van een nieuwe stedelijke ontwikkeling moet in de toelichting een onderbouwing opgenomen worden van nut en noodzaak van de nieuwe stedelijke ruimtevraag en de ruimtelijke inpassing. Hierbij wordt uitgegaan van de 'ladder voor duurzame verstedelijking'. De ladder wordt in artikel 3.1.6, lid 2 Bro als volgt omschreven: "De toelichting van een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling. Indien blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied kan worden voorzien, bevat de toelichting een motivering daarvan en een beschrijving van de mogelijkheid om in die behoefte te voorzien op de gekozen locatie buiten het bestaand stedelijk gebied."

Ontwikkeling
Voorliggend initiatief betreft een grootschalige ontwikkeling van dag- en verblijfsrecreatieve voorzieningen, aansluitend op de bestaande recreatieve structuur rondom De Gouden Ham. Met de ontwikkeling van Landgoed De Acht Morgen krijgt het bestaande recreatiegebied een nieuwe kwalitatieve impuls. De beoogde ontwikkeling omvat de realisatie van een groot aantal verblijfsrecreatieve eenheden, gecombineerd met de ontwikkeling van dagrecreatieve voorzieningen; een totaalconcept. De basis van de ontwikkeling is gelegen in de realisatie van groepsaccommodaties eventueel aangevuld met de realisatie van bungalows, een camping en/of hotel.

Op basis van het Bro en de huidige jurisprudentie is de voorliggende ontwikkeling - gelet op de aard en omvang - aan te merken als een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Derhalve is de ladder voor duurzame verstedelijking van toepassing op het voorliggende plangebied. De ladder vereist een beschrijving van de actuele behoefte. Om de behoefte van de voorliggende ontwikkeling aan te kunnen tonen is door de STEC groep een ladderonderbouwing opgesteld. Deze is als bijlage 1 bij de toelichting opgenomen.

Marktregio
Om de actuele behoefte te kunnen bepalen dient allereerst de marktregio te worden bepaald. De marktregio van leisurevoorzieningen is veelal sterk afhankelijk van het specifieke concept. Afhankelijk van het uiteindelijke concept dat zich vestigt in het voorliggende plangebied kan een bepaald bezoekersaantal worden verwacht. Geconcludeerd kan worden dat de omvang, thematisering (en uniekheid hiervan), locatie en bereikbaarheid van het concept doorslaggevend zijn voor de te bereiken marktregio. Gelet op de omvang van de voorliggende ontwikkeling en het feit dat het concept relatief uniek is voor Nederland wordt er van uitgegaan dat de ontwikkeling een bovenregionale aantrekkingskracht heeft. Naar verwachting komt een groot deel van de vraag naar dit concept uit een gebied binnen een straal van hemelsbreed ongeveer 75 tot 100 kilometer (circa 1,5 - 2 uur rijden). Dit is de primaire marktregio, die een groot deel van Nederland beslaat. De secundaire marktregio is groter. Gezien de omvang van het project in combinatie met het stijgend aantal buitenlandse toeristen wordt een aanvullende vraag verwacht uit heel Nederland, maar ook daarbuiten. Het gaat daarbij om een combinatie van Duitse en Belgische toeristen, maar mogelijk ook van groepen uit bijvoorbeeld Azië.

Behoefte
De toeristische sector in Nederland groeit relatief hard. Dit blijkt niet alleen uit de trends en ontwikkelingen die banken signaleren, maar ook uit de aanhoudende sterke groei van toeristische bestedingen in Nederland. Er is sprake van een groeiende marktruimte voor sterke, onderscheidende leisureconcepten. Het gaat vooral om concepten met een hoogwaardige 'totaalbeleving' die blijven innoveren. Een hoogwaardige totaalbeleving wordt enerzijds bepaald door de omgeving waarin het bedrijf zich bevindt en anderzijds door de accommodaties en/of voorzieningen die het bedrijf aanbiedt. De hedendaagse consument heeft behoefte aan nieuw eigentijds aanbod, is veeleisend en vraagt om beleving en vernieuwing. Om in deze concurrerende markt staande te blijven is dan ook onderscheidend vermogen nodig. Voorbeelden van het creëren van onderscheidend vermogen is het vervagen van branchegrenzen (blurring) tussen bijvoorbeeld dag- en verblijfsrecreatie: een bed and breakfast die tevens dagrecreatieve voorzieningen aanbiedt en dagattracties waar je ook kunt overnachten. Thermen Bussloo en de Efteling zijn hier aansprekende voorbeelden van. Ook de initiatiefnemers achter Landgoed De Acht Morgen zetten in op een dergelijke combinatie van dag- en verblijfsrecreatie, waardoor een totaalbeleving tot stand komt.

In het rapport van de STEC groep wordt geconcludeerd dat er op basis van de groei van de toeristische secor, een beperkte groei in het aantal overnachtingen in groepsaccommodaties en een beperkt aanbod van groepsaccommodaties voor zeer grote groepen, een kwalitatieve behoefte is aan de voorliggende ontwikkeling.

De gasten van de groepsaccommodaties vormen een belangrijke basis voor de beoogde leisure- en horecaonderdelen van het concept. Er van uitgaande dat per gast grofweg 1 tot 1,25 activiteiten worden ondernomen binnen het leisureconcept en een evenredig aantal keer gebruik wordt gemaakt van de horeca binnen het concept, betekent dit circa 35.000 tot 75.000 leisurebestedingen en circa 35.000 tot 75.000 horecabestedingen vanuit gasten van de groepsaccommodatie. Aanvullend wordt er vraag verwacht vanuit de omliggende campings, hotels en andere verblijfsaccommodaties en van 'dagjesmensen'. Op basis van het STEC rapport wordt geconcludeerd dat het horecadeel in belangrijke mate samenhangt met de te realiseren groepsaccommodaties en dat het verdringingseffect naar verwachting (zeer) beperkt is.

Wat betreft leisure wordt geconcludeerd dat er in vrijwel alle branches sprake is van groei, onder meer door hogere consumentenbestedingen, een aantrekkende zakelijke vraag en meer toerisme. De sector is dynamisch: consumententrends veranderen snel en de levensduur van voorzieningen worden korter. Dat biedt doorlopend kansen voor de ontplooiing van nieuwe ontwikkelingen en initiatieven door nieuwe initiatiefnemers of door parallellisatie in andere branches. In het rapport van STEC is de behoefte aan verschillende leisurevoorzieningen verder uitgewerkt. Op basis van de uitgelichte onderdelen - die zijn toegespitst op Gelderland - en op basis van een sterke aanhoudende groei van toeristische bestedingen in Nederland in het algemeen wordt voldoende behoefte voorzien aan de beoogde 10.000 m2 aan indoor-leisure en wellness.

Op basis van het voorgaande wordt geconcludeerd dat de actuele behoefte aan verblijfsaccommodaties en leisurevoorzieningen in voldoende mate is aangetoond.

Motivering buiten bestaand stedelijk gebied
Naast het aantonen van de behoefte van de beoogde ontwikkeling vereist de ladder voor ontwikkeling die buiten het bestaand stedelijk gebied zijn gelegen tevens een motivering waarom niet binnen bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien. Het voorliggende plangebied heeft op dit moment hoofdzakelijk een agrarische bestemming en sluit bovendien niet aan op bestaande stedelijke bebouwing. Het plangebied is daarmee buiten bestaand stedelijk gebied gelegen. Derhalve is een motivering waarom niet binnen bestaand stedelijk gebied kan worden voorzien in de behoefte vereist. Deze motivering is drieledig:

  1. 1. de voorliggende ontwikkeling is niet wenselijk en passend binnen bestaand stedelijk gebied;
  2. 2. het concept sluit aan op de bestaande natuurlijke omgeving;
  3. 3. het project past binnen het regionale en gemeentelijke beleid op het gebied van recreatie en toerisme.

ad 1) De voorliggende ontwikkeling beslaat meerdere hectaren en vormt één geheel, waardoor de afzonderlijke ontwikkelingen niet los van elkaar kunnen worden gezien. Omdat het een zeer omvangrijke ontwikkeling betreft met sterk met elkaar samenhangende componenten is een locatie binnen bestaand stedelijk gebied niet passend. Zelfs wanneer een locatie van de benodigde omvang zou bestaan binnen bestaand stedelijk gebied zou het bovendien met het oog op de te verwachten verkeersstromen niet wenselijk zijn deze ontwikkeling binnen bestaand stedelijk gebied te realiseren.

ad 2) Het beoogde concept sluit bovendien aan bij de natuurlijke en recreatieve omgeving van locatie De Acht Morgen. De beoogde ontwikkeling is mede afhankelijk van de strategische ligging nabij recreatiegebied De Gouden Ham. Het concept hangt bovendien sterk samen met de bestaande landschappelijke kwaliteiten die de beoogde locatie biedt, waaronder de aanwezigheid van de voormalige zandwinput. Dergelijke kwaliteiten zijn niet te vinden op een locatie binnen bestaand stedelijk gebied.

ad 3) Tot slot past de beoogde ontwikkeling op de voorliggende locatie goed binnen het regionale en gemeentelijk beleid op het gebied van recreatie (zie ook subparagraaf 3.2.4, 3.3.2 en 3.3.4). Zo benoemd de gemeente West Maas en Waal in het bijzonder kansen voor dag- en verblijfsrecreatie in het gebied rondom het recreatiegebied De Gouden Ham. Het ontwikkelen van het beoogde programma op een andere locatie - al dan niet binnen bestaand stedelijk gebied - ligt hierdoor zowel vanuit ruimtelijk als vanuit commercieel perspectief niet voor de hand.

Gelet op het voorgaande wordt de beoogde ontwikkeling van Landgoed De Acht Morgen op de thans voorliggende locatie passend geacht.

3.1.3 Conclusie

In het SVIR en Barro worden geen specifieke uitspraken gedaan met betrekking tot het voorliggende plangebied. Er wordt voldaan aan de Ladder voor duurzame verstedelijking.

3.2 Provinciaal En Regionaal Beleid

3.2.1 Algemeen

Op 14 januari 2014 stelde het college van Gedeputeerde Staten de Omgevingsvisie en de bijbehorende Omgevingsverordening vast. In de Omgevingsvisie staan de hoofdlijnen van het beleid en in de Omgevingsverordening de regels. Provinciale Staten hebben de Omgevingsvisie in hun vergadering van 9 juli 2014 vastgesteld. De Omgevingsverordening is op 24 september 2014 vastgesteld. De Omgevingsvisie en -verordening zijn beide op 18 oktober 2014 in werking getreden.

De Omgevingsvisie en –verordening zijn dynamische instrumenten. Ze worden bijgesteld als ontwikkelingen daarom vragen. Voor 2018 is er een scala aan onderwerpen dat aanpassing behoeft. Deze onderwerpen zijn opgenomen in het actualisatieplan (versie 6, d.d. 13 december 2017) dat op 1 januari 2018 in werking is getreden.

3.2.2 Omgevingsvisie

De provincie kiest er in deze Omgevingsvisie voor om vanuit twee hoofddoelen bij te dragen aan gemeenschappelijke maatschappelijke opgaven. Deze zijn:

  1. 1. een duurzame economische structuur;
  2. 2. het borgen van de kwaliteit en veiligheid van onze leefomgeving.

Het verbeteren van de economische structuur is een belangrijke opgave voor de Gelderse samenleving. Ter versterking van de kansen voor bedrijvigheid zet de provincie gericht stappen om ruimte te bieden aan initiatiefnemers en om hen te faciliteren. De provincie ondersteunt, faciliteert en handelt vanuit mogelijkheden en niet alleen vanuit kaders. Bouwprogramma's voor nieuwe woningen zijn daarbij in regionaal verband afgestemd. Waar mogelijk kan lokaal maatwerk worden geleverd.

De strategie van de provincie om de doelen van 'duurzame economische structuurversterking' en 'een gezonde en veilige leefomgeving' te bereiken wordt gevoed door het besef dat stad en land elkaar nodig hebben. De provincie gaat voor:

  • sterke steden, van belang voor toekomstige aantrekkingskracht, waar kennis zich samenbalt en waar veel jongeren naar toe trekken, waar ook nu al de meeste mensen wonen en werken;
  • een vitaal platteland, waar mensen inspelen op grote veranderingen, waar inwoners zich actief inzetten voor hun gezamenlijke toekomst, een platteland met een eigen economische kracht en een grote natuurlijke en landschappelijke waarde, waar kwaliteit en vitaliteit samen op gaan.

Als leidend principe hanteert de provincie de Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik. Dit houdt in dat in bestemmingsplannen die voorzien in een stedelijke ontwikkeling moet worden aangegeven hoe met de ladder is omgegaan. Kortheidshalve wordt hiervoor verwezen naar subparagraaf 3.1.2. De provincie hanteert voor de bepaling van bestaand stedelijk gebied de definitie uit het Bro.

Vrijetijdseconomie
De provincie zet in de Omgevingsvisie in op het versterken van de vrijetijdseconomie, waarbij onder meer de volgende opgaven zijn geformuleerd:

  • voorzien in een kwalitatieve en kwantitatieve behoefte voor vrijetijdsbesteding in Gelderland en een verhoging van de kwaliteit van het toeristisch product;
  • vergroten van de bijdrage van vrijetijdseconomie aan de werkgelegenheid en het inkomen van de mensen in Gelderland;
  • de vrijetijdseconomie ondersteunen bij het aanpassen aan de eisen van deze tijd (duurzaam, maatschappelijk verantwoord ondernemen, ruimtelijke kwaliteit);
  • ondersteunen van de vrijetijdseconomie als nieuwe economische drager op het platteland.

De provincie wil enerzijds ruimte bieden aan kwaliteitsverbeteringen en innovatie van recreatiebedrijven. Tegelijkertijd bestaat de noodzaak om zorgvuldig om te gaan met de ruimte. Leegstand en verpaupering in de bestaande voorraad moeten worden voorkomen en een goede inpassing is nodig. De bijzondere natuur-, landschaps- en cultuurhistorische waarden in Gelderland staan daarbij centraal.

De provincie wil door kwaliteitsverbetering van het toeristisch product haar landelijk marktaandeel vergroten. Voor een kwaliteitsverbetering is het vaak zaak om te investeren in innovatieve en duurzame concepten en daarnaast te investeren in compensatiemaatregelen. Om de kwaliteit van het toeristisch product te behouden en vergroten is bedrijfsmatige exploitatie een voorwaarde; de provincie werkt dan ook niet mee aan de bouw van solitaire recreatiewoningen. Permanente bewoning van recreatiewoningen en (sta)caravans is eveneens ongewenst en moet in het bestemmingsplan worden verboden. Daarnaast wil de provincie de huidige kwaliteit van de dagrecreatieterreinen en routestructuren behouden of verbeteren. Voor de sector zijn er mogelijkheden om mee te liften met gebiedsprocessen en om vanuit die dynamiek kansen te grijpen. Er zijn goede afwegingen nodig voor het bieden van ruimte voor ontwikkelingen in de sector. Er moet daarbij een relatie worden gelegd tussen de kwaliteit van 'nieuwe' ontwikkelingen en de kwaliteit van het bestaande.

Voorliggend initiatief betreft een grootschalige ontwikkeling van dag- en verblijfsrecreatieve voorzieningen, aansluitend op de bestaande recreatieve structuur rondom De Gouden Ham. Met de ontwikkeling van Landgoed De Acht Morgen krijgt het bestaande recreatiegebied een nieuwe kwalitatieve impuls. De beoogde ontwikkeling omvat de realisatie van een groot aantal verblijfsrecreatieve eenheden, gecombineerd met de ontwikkeling van dagrecreatieve voorzieningen; een totaalconcept. De basis van de ontwikkeling is gelegen in de realisatie van groepsaccommodaties - waaraan thans een grote behoefte bestaat in de provincie Gelderland - eventueel aangevuld met de realisatie van bungalows, een camping en/of hotel. Deze innovatieve ontwikkeling zorgt voor een economische versterking van zowel de economische structuur van de stadsregio Rivierenland als het nabijgelegen stedelijk netwerk Arnhem-Nijmegen.

Het Land van Maas en Waal staat bekend om zijn sterk toeristisch en recreatieve karakter. Het recreatiegebied 'De Gouden Ham' vormt de kern van dit recreatieve gebied. De ontwikkeling van Landgoed De Acht Morgen zorgt voor een versterking en uitbreiding van het toeristisch potentieel. Deze stimulans zorgt er mede voor dat zowel de sociale als de economische vitaliteit van het Land van Maas en Waal wordt geborgd voor de toekomst. De ligging van het plangebied - nabij het recreatiegebied De Gouden Ham/De Schans - zorgt ervoor dat de aanwezige toeristische gebiedskwaliteiten ten volle worden benut. Kruisbestuiving tussen het nieuwe recreatiepark als De Gouden Ham/De Schans zorgt voor een duurzame economische structuurversterking en een vergroting van de toeristische concurrentiekracht van de regio.

Dagrecreatieve terreinen bieden van oudsher mogelijkheden voor laagdrempelige recreatie. Daartoe moeten de terreinen (gedeeltelijk) openbaar toegankelijk blijven. De provincie onderzoekt of het mogelijk is om nieuwe toeristisch recreatieve activiteiten meer te concentreren op de bestaande dagrecreatieterreinen. Deze worden (gedeeltelijk) al intensief gebruikt voor recreatiedoeleinden. Met concentratie van bedrijfsmatige activiteiten op deze terreinen, kan de omgeving verder worden ontzien. Voor vrijetijdsbedrijven is het voordeel dat dit kan leiden tot diversiteit in het aanbod op deze terreinen die aansluit bij de consumentenvraag. Tegelijkertijd kan dit een bijdrage leveren aan de verbetering van de exploitatie van deze terreinen en daarmee het behoud van de openbare functie van (gedeelten) ervan.

Zoals blijkt uit het voorgaande stelt de provincie zich ondersteunend en coöperatief op ten aanzien van ontwikkelingen in de vrijetijdseconomie. Voor nieuwe ontwikkelingen zijn mogelijkheden mits is aangetoond dat realisering ervan binnen bestaande terreinen niet mogelijk is. Daarnaast moet het gaan om bedrijfsmatige exploitatie en is een zorgvuldige inpassing een voorwaarde. Het planvoornemen voldoet aan de gestelde voorwaarden en is onderscheidend ten opzichte van bestaande voorzieningen. Aangetoond is dat de omvang en insteek van het recreatiepark niet past binnen de bestaande terreinen.

3.2.3 Omgevingsverordening

De Omgevingsverordening vormt de juridische doorwerking in regels van het beleid uit de Omgevingsvisie. De inzet van de verordening als juridisch instrument om de doorwerking van het provinciaal beleid af te dwingen is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen. De Omgevingsverordening richt zich net zo breed als de Omgevingsvisie op de fysieke leefomgeving in de Provincie Gelderland. Dit betekent dat vrijwel alle regels die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving opgenomen zijn in de Omgevingsverordening.

De volgende artikelen uit de Omgevingsverordening zijn relevant voor dit bestemmingsplan:

Artikel 2.2.2.1
Op grond van dit artikel zijn solitaire recreatiewoningen slechts toegestaan op locaties waar ook reguliere woningen kunnen worden gebouwd. Het voorliggende bestemmingsplan maakt geen solitaire recreatiewoningen mogelijk. Bovendien is permanente bewoning van recreatieverblijven expliciet uitgesloten.

Artikel 2.2.2.2
Op grond van artikel 2.2.2.2 van de Omgevingsverordening dient permanente bewoning van recreatiewoningen uitgesloten te worden in bestemmingsplannen. Derhalve is permanente bewoning van recreatieverblijven expliciet uitgesloten in de specifieke gebruiksregels van de bestemmingen waarbinnen recreatiewoningen worden toegestaan ('Gemengd', 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' en 'Water').

Artikel 2.2.2.3
Op grond van dit artikel wordt nieuwvestiging en uitbreiding van recreatiewoningen alleen toegestaan indien daaraan de eis van bedrijfsmatige exploitatie wordt verbonden. Onder een bedrijfsmatige exploitatie wordt verstaan "Het door middel van een bedrijf, stichting of andere rechtspersoon beheren of exploiteren van recreatiewoningen, waarbij voor recreatiewoningen geldt dat daar permanent wisselende recreatieve (nacht)verblijfsmogelijkheden worden geboden." In de toelichting bij het bestemmingsplan dient onderbouwd te worden op welke wijze de bedrijfsmatige exploitatie duurzaam is verzekerd.

Het beoogde recreatiepark zal bedrijfsmatig geëxploiteerd worden door Landlust BV. In de regels van dit bestemmingsplan is gewaarborgd dat de recreatieve onderkomens bedrijfsmatig worden geëxploiteerd. Het gebruik van verblijfsrecreatieve onderkomens als solitaire recreatiewoning is bovendien expliciet uitgesloten in de gebruiksregels. Daarmee is een bedrijfsmatige exploitatie voldoende verzekerd en wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 2.2.2.3 van de Omgevingsverordening.

Gelderse ladder voor duurzame verstedelijking
Het accent van stedelijke ontwikkelingen verschuift van nieuwbouw naar het vitaliseren van bestaande gebieden en gebouwen. Voor een goede afweging van keuzes voor locaties van nieuwe gebouwen staat de Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik centraal. Met deze ladder wordt een transparante besluitvorming en een zorgvuldige ruimtelijke afweging nagestreefd. Het gaat om het tijdig afwegen van kansen en mogelijkheden om bestaande gebouwen te benutten bij overwegingen van nieuwe bebouwing.

Als juridische basis gebruikt de provincie de ladder voor duurzame verstedelijking die het Rijk heeft vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In elk bestemmingsplan dat voorziet in een nieuwe stedelijke ontwikkeling dienen gemeenten de locatiekeuze te motiveren. Deze rijksladder is van provinciaal belang. Aangezien de juridische borging van de ladder al geregeld is in het Bro, heeft de provincie de ladder niet nogmaals opgenomen in de provinciale omgevingsverordening.

Rood in het buitengebied
Bij het toevoegen van 'rood' in het buitengebied moet de vraag gesteld worden of de nieuwe situatie qua aard en schaal passend is. Dat wil zeggen dat de nieuwe situatie zich geruisloos in het karakter van het betreffende buitengebied laat passen. Als de nieuwe situatie qua omvang (oppervlakte) of qua effecten (milieuhinder, verkeersantrekkende werking e.d.) dusdanig is dat de aard van het betreffende buitengebied qua karakter verandert, is er sprake van een grootschalige ontwikkeling. In die gevallen is een afweging op grond van de Gelderse Ladder voor duurzaam ruimtegebruik aan de orde.

De provincie verwacht van gemeenten dat zij bij grotere initiatieven voor functieverandering nagaan of er sprake is van een stedelijke ontwikkeling die afgewogen moet worden. De provincie verstaat onder functieverandering: het hergebruik van vrijkomende (agrarische) bebouwing in het buitengebied waarbij:

  • al dan niet vervangende nieuwbouw plaatsvindt,
  • ruimtelijke kwaliteitswinst ontstaat door sloop van gebouwen, landschappelijke inpassing en eventueel aanvullende investeringen in ruimtelijke kwaliteit,
  • de vervangende nieuwbouw in verhouding staat tot het te slopen oppervlak,
  • de nieuwe functies qua aard en schaal passend zijn in het buitengebied.

Specifiek voor functieverandering naar werken geldt dat hergebruik van vrijkomende gebouwen het uitgangspunt moet zijn. Bij vervangende nieuwbouw zal altijd de vraag beantwoord moeten worden waarom het nieuwe bedrijfspand niet op een lokaal bedrijventerrein kan worden opgericht.

De Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik kan worden gezien als een uitbreiding op de Rijksladder. De bestaande voorraad wordt centraal gesteld. Twee vragen zijn aan de Gelderse ladder toegevoegd:

  1. 1. Past de ontwikkeling bij de doelen in Gelderland? Zo ja:
  2. 2. Hoe voegt de ontwikkeling extra kwaliteit toe aan het gebied.

Het toevoegen van kwaliteit is dus een belangrijke voorwaarde van de Gelderse ladder.

Ad 1) De provincie heeft de wens om toeristisch recreatieve activiteiten meer te concentreren op de bestaande dagrecreatieterreinen. Deze worden (gedeeltelijk) al intensief gebruikt voor recreatiedoeleinden. Ook recreatiegebied De Gouden Ham is door de provincie aangewezen als bestaand dagrecreatieterrein. Met concentratie van bedrijfsmatige activiteiten op deze terreinen kan de omgeving verder worden ontzien. Voor vrijetijdsbedrijven is het voordeel dat dit kan leiden tot diversiteit in het aanbod op deze terreinen die aansluit bij de consumentenvraag. Tegelijkertijd kan dit een bijdrage leveren aan de verbetering van de exploitatie van deze terreinen en daarmee het behoud van de openbare functie van (gedeelten) ervan.

De ontwikkeling van Landgoed De Acht Morgen sluit aan bij de ambitie van de provincie Gelderland om nieuwe toeristisch recreatieve activiteiten te clusteren op bestaande dagrecreatieterreinen. Omdat het dagrecreatieterrein De Gouden Ham nauwelijks nog ruimte biedt voor uitbreiding en/of intensivering, is gezocht naar een locatie in de directe nabijheid. De voorliggende locatie is zowel door de regio als de gemeente aangewezen voor de ontwikkeling en uitbreiding van recreatievoorzieningen en daardoor zeer geschikt bevonden. Bovendien draagt de voorliggende ontwikkeling bij aan een versterking en uitbreiding van het toeristisch potentieel van De Gouden Ham. De ligging van het plangebied - in de directe nabijheid van recreatiegebied De Gouden Ham/De Schans - zorgt ervoor dat de aanwezige toeristische gebiedskwaliteiten ten volle worden benut. Kruisbestuiving tussen de voorliggende ontwikkeling en het bestaande dagrecreatieterrein zorgt voor een duurzame economische structuurversterking en een vergroting van de toeristische concurrentiekracht van de regio. Daarmee sluit de voorliggende ontwikkeling aan bij de doelen van de provincie.

Ad 2) De regio Rivierenland en de gemeente West Maas en Waal hebben de ambitie om recreatiegebied De Gouden Ham/De Schans verder te ontwikkelen als recreatieve hotspot. De voorliggende ontwikkeling voorziet in een scala aan dag- en verblijfsrecreatieve functies, waarmee de ontwikkeling als vliegwiel voor het recreatieve potentieel van De Gouden Ham kan fungeren. Met de beoogde ontwikkeling van de verschillende dag- en verblijfsrecreatieve functies krijgt het omliggende gebied dan ook een belangrijke kwalitatieve impuls. Bovendien wordt het voorliggende initiatief op zorgvuldige wijze landschappelijk ingepast, waarbij aansluiting wordt gezocht bij het Landschapsontwikkelingsplan (LOP) van de gemeente. In het LOP wordt de wens uitgesproken om het bestaande hakhoutbos te behouden en nieuwe houtwallen/-singels of bomenrijen aan te leggen c.q. te herstellen, om het bestaande landschap te versterken. Met de voorliggende ontwikkeling wordt hier concreet invulling aangegeven, waarmee het bestaande landschap een kwalitatieve impuls krijgt. Gelet hierop voegt de ontwikkeling van Landgoed De Acht Morgen extra kwaliteit toe aan het gebied.

Gezien het voorgaande wordt voldaan aan de Gelderse ladder voor duurzame verstedelijking.

3.2.4 Ambitiedocument 2016-2020, regio Rivierenland

Regio Rivierenland heeft in 2016 een ambitiedocument voor de regionale speerpunten voor de periode 2016 - 2020 opgesteld. Een van de drie speerpunten is recreatie en toerisme. De gebieden 'De Gouden Ham', 'De Schans' en de Tuinen van Appeltern zijn met de gebiedsaanduiding ‘intensieve recreatie’ aangeduid. Op de kansenkaart is onder andere het gebied De Gouden Ham als een van de drie toeristische recreatieve hotspots opgenomen. Het aanwijzen als hotspot biedt extra kansen voor de ontwikkeling van dit gebied.

Speerpunt Recreatie en Toerisme
Het landschap, de identiteit en het imago verkregen uit de agrarische sector vormen de aanleiding voor talloze recreatieve ontwikkelingen en activiteiten. De keuze voor recreatie en toerisme als speerpunt is een logische, maar er moet nog veel gedaan worden. Ook hier kan focus helpen door recreatieve ontwikkeling rond het thema ‘fruit’, ‘water/rivieren’, ‘routes’ (bijvoorbeeld fiets-, wandel- en vaarroutes) en ‘landmarks’, (bijvoorbeeld de Hollandse Waterlinie) te verkiezen boven andere thema’s. Op dit moment is logiesverstrekking en dagattractie nog onvoldoende ontwikkeld. Aandacht voor arbeidsparticipatie, beleving van agribusiness en logistiek, duurzaamheid in bedrijfsvoering (bijvoorbeeld gebruik van duurzame energie) en verbindingen tussen bestaand recreatief en toeristisch aanbod is hierbij nodig.

De te bereiken resultaten zijn:

  1. 1. een platform op te richten voor verbinding, inspiratie en innovatie rondom thema’s;
  2. 2. vraag en aanbod van arbeid op elkaar af te stemmen voor recreatie en toerisme gericht op een structureel aanbod van werkervarings- en leertrajecten en meer arbeidsplaatsen;
  3. 3. pro-actief het toeristisch aanbod te stimuleren dat inspeelt op sterke punten van de regio,
    dat doelgroepen die daarbij passen aantrekt en dat tekorten in aanbod aanvult. Dit kan door de inzet van een aanjaagteam gericht op meer overnachtingsmogelijkheden en dagattracties. Een basisvoorwaarde daarbij is breedbandinternet in het buitengebied;
  4. 4. ruimte te scheppen in overheidsbeleid en regelgeving voor bedrijvigheid:
    1. a. afstemmen van beleid;
    2. b. ruimtelijke kansenkaart voor groot- en kleinschaligheid.

Voorliggend bestemmingsplan draagt bij aan de wens om het bestaande toeristisch-recreatieve sector verder te versterken, door het aantal overnachtingsmogelijkheden te vergroten. Daarbij wordt bovendien een specifieke doelgroep aangesproken. De basis van de ontwikkeling is namelijk gelegen in de realisatie van groepsaccommodaties (voor grote groepen), waaraan thans een grote behoefte bestaat. Evenwel draagt de voorliggende ontwikkeling bij aan de ambitie om meer dagattracties te realiseren. Binnen Landgoed De Acht Morgen worden diverse dagrecreatieve voorzieningen geclusterd. In combinatie met de beoogde groepsaccommodaties en de reeds bestaande voorzieningen rondom de Gouden Ham vergroot dit de concurrentiekracht van het gebied. De voorliggende ontwikkeling is daarmee in overeenstemming met het ambitiedocument.

3.2.5 Conclusie

Het bestemmingsplan is daarmee tevens passend in de Omgevingsvisie en -verordening van de provincie.

3.3 Gemeentelijk Beleid

3.3.1 Structuurvisie Buitengebied 2020

De structuurvisie Buitengebied 2020 bevat een brede visie op de toekomst van het buitengebied en vormt het beleidskader voor alle ruimtelijke ontwikkelingen. De visie bestaat uit twee delen. Het eerste deel gaat in op de noodzakelijke inventarisatie en analyse van het plangebied, terwijl het tweede deel de daadwerkelijke visie voor de toekomst op het buitengebied omschrijft. Daarbij wordt de ontwikkelingsrichting van de ruimtelijke, ecologische, functionele en recreatieve hoofdstructuur aangegeven. Op hoofdlijnen worden keuzes inzichtelijk gemaakt. Het betreft een visie voor het buitengebied; de dorpskommen blijven buiten de reikwijdte van de visie.

Op de visiekaart zijn de locaties in en rond de kernen die in aanmerking komen voor toeristisch-recreatieve ontwikkelingen apart aangegeven (zie afbeelding 3.1).

afbeelding "i_NL.IMRO.0668.BPLandgoedDAM-BOH1_0007.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0668.BPLandgoedDAM-BOH1_0008.jpg"

Afbeelding 3.1.: uitsnede structuurvisiekaart; recreatie en toerisme.

Het gedeelte van het plangebied dat ten zuiden van de Dijkgraaf de Leeuwweg is gelegen valt onder de reikwijdte van de Visie en Toetsingskader Gouden Ham/De Schans. Het toetsingskader in de visie voor de Gouden Ham en de Schans is leidend voor het beoordelen van initiatieven aldaar. De randvoorwaarden uit die visie zijn dan ook niet opgenomen in structuurvisie Buitengebied 2020. Wel is de (directe omgeving van de) Gouden Ham aangemerkt als toeristisch recreatieve ontwikkelzone c.q. toeristisch concentratiepunt. De Gouden Ham vervult een sleutelrol bij de toeristisch-recreatieve ontwikkeling van de gemeente door het verbeteren van de kwaliteit toeristisch recreatief product en ondernemerschap, het verbeteren van de faciliteiten voor waterrecreatie, alsmede het ontwikkelen en benutten van concentratiegebieden.

Overigens is de Visie en Toetsingskader Gouden Ham/De Schans inmiddels vervangen door de Structuurvisie Recreatieconcentratiegebieden 2026 (zie paragraaf 3.3.2). Nieuwe initiatieven in de Gouden Ham worden dan ook getoetst aan de nieuwe Structuurvisie Recreatieconcentratiegebieden

Doorwerking plangebied
Het zuidelijke deel van het plangebied ligt binnen de zone met de aanduiding “recreatieontwikkeling met aandacht voor landschappelijke inpassing (Visie en Toetsingskader Gouden Ham/De Schans en bestemmingsplan Tuinen van Appeltern)”. Het planvoornemen past binnen de hoofddoelstelling die ten grondslag ligt aan de Structuurvisie Buitengebied 2020. Het versterkt de toeristisch, recreatieve draagkracht van het gebied en draagt bij aan het realiseren van een leefbaar en economisch goed functionerend buitengebied. Bovendien wordt het voorliggende initiatief op zorgvuldige wijze landschappelijk ingepast (zie ook subparagraaf 2.2.4).

3.3.2 Structuurvisie Recreatieconcentratiegebieden 2026

Op 20 april 2017 is de structuurvisie voor de recreatieconcentratiegebieden door de gemeenteraad vastgesteld. Deze structuurvisie vervangt de 'Visie en Toetsingskader Gouden Ham/De Schans'. Doel van de structuurvisie is om richting te geven aan toeristisch-recreatieve ontwikkelingen in de vier recreatieconcentratiegebieden tot 2026. De planologische ruimte zal optimaal worden ingezet om de gebieden hun kracht en economische impuls te laten behouden en waar mogelijk te versterken. De potentiële kwaliteiten en mogelijkheden van de verschillende gebieden vormen daarbij het uitgangspunt.

De visie is het ruimtelijke kader waarmee recreatie en de landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten van West Maas en Waal in de komende periode duurzaam worden verankerd en waardoor de gemeente meer en betere bekendheid verkrijgt als toeristische trekpleister. In de visie bundelt en actualiseert de gemeente de bestaande - zeer diverse (zowel in datering als in detaillering) - beleidsdocumenten en visies voor de vier gebieden tot één duidelijk beleidsdocument over de vrijetijdseconomie.

De nieuwe structuurvisie geeft het kader en de ambitie weer en inspireert tot verdere ruimtelijke invulling van deze gebieden. In de visie zijn per gebied de plangrenzen opgenomen waarop deze visie van toepassing is. Op de visiekaarten is een ‘doorkijk’ naar de omgeving, waar deze visie niet op van toepassing is, gegeven.

De ontwikkelingsvisie schetst de potenties van het gebied De Gouden Ham, waarbinnen het voorliggende plangebied is gelegen. Een belangrijk speerpunt is de realisatie van seizoensonafhankelijke dag- en verblijfsrecreatie (binnendijks). De voorliggende ontwikkeling geeft hier concreet invulling aan en voorziet in de ontwikkeling van recreatieve verblijfsaccommodaties (voor groepen) en diverse weersonafhankelijke toeristisch-recreatieve voorzieningen, waaronder een zwembad en indoor-entertainment.

In aanvulling op het voorgaande wenst de gemeente het entreegebied - en dan met name de omgeving van de kruising Dijkgraaf de Leeuwweg - Noord Zuid - te accentueren, omdat dit gebied voor veel recreanten een eerste kennismaking met De Gouden Ham vormt. Functies die in dit gebied een plek kunnen krijgen hebben als kenmerk dat zij een groot oppervlak bestrijken en een wervende kracht dienen te zijn voor het hele achterliggende gebied. Het voorliggende initiatief kan deze rol vervullen en heeft bovendien voldoende omvang om het entreegebied visueel te accentueren. Wel is het van belang dat eventuele ontwikkelingen in het entreegebied met voldoende ruimtelijke kwaliteit in het landschap, de omgeving en aangrenzende kernen worden ingepast. Hiertoe is een landschappelijke inpassingsplan opgesteld (zie subparagraaf 2.2.4). De daadwerkelijke uitvoering en instandhouding van de landschappelijke inpassing is middels een voorwaardelijke verplichting in de planregels gewaarborgd.

Er is voor gekozen de stedenbouwkundige en architectonische uitwerking van het recreatiegebied in een later stadium verder uit te werken. Er ligt dan ook geen concreet bouwplan aan de voorliggende ontwikkeling ten grondslag. Dit neemt niet weg dat de gemeente een hoog ambitieniveau heeft en een hoogwaardig ontwerp nastreeft. Om te kunnen sturen op de stedenbouwkundige en architectonische uitwerking is daarom een beeldkwaliteitplan opgesteld, dat als bijlage 20 bij de toelichting is opgenomen. Voor een beschrijving van de gewenste beeldkwaliteit wordt kortheidshalve naar dit document verwezen.

Om het entreegebied te kunnen ontwikkelen tot recreatieve hotspot is het overigens niet wenselijk dat nieuwe (niet-)grondgebonden agrarische bedrijven (o.a. intensieve veehouderijen) zich direct ten noorden van het plangebied vestigen. Zodoende is het bestaande melkveebedrijf aan de Dijkgraaf de Leeuwweg 59 voorzien van een maatwerkbestemming. Op grond van deze bestemming kan de bestaande bedrijfsvoering - een melkveehouderij met rundvee - voortgezet worden, maar is een eventuele omschakeling naar andere vormen van grondgebonden agrarische bedrijvigheid en/of niet-grondgebonden agrarische bedrijvigheid aan voorwaarden verbonden. Wel blijft het mogelijk het bestaande melkveebedrijf met rundvee uit te breiden, uitsluitend met dezelfde diersoort.

3.3.3 Landschapsontwikkelingsplan West Maas en Waal

De gemeente West Maas en Waal heeft in augustus 2011 een Landschapsontwikkelingsplan vastgesteld (hierna het LOP). De landschappelijke en ruimtelijke visie uit de structuurvisie Buitengebied (2010) heeft als onderlegger gediend voor de landschappelijke uitwerking en het uitvoeringsprogramma van het LOP. In de structuurvisie is bepaald dat nieuwe ontwikkelingen zorgvuldig in het landschap moeten worden ingepast. Voor de wijze waarop deze inpassing moet plaatsvinden wordt verwezen naar het LOP. In algemene zin zet het LOP in op het behouden, versterken en ontwikkelen van de landschappelijke verscheidenheid tussen de drie karakteristieke eenheden van het buitengebied te weten: de uiterwaarden, de kom en de oeverwallen. Het LOP is opgebouwd uit de volgende twee delen:

  • basisvisie waarin de kenmerken van de diverse landschappen wordt getypeerd;
  • handreikingen waarin adviezen voor wijze van inpassing/landschappelijke versterking van de diverse landschapstypen wordt gegeven.

Het plangebied is getypeerd als 'Oeverwal Maas' en valt daarnaast in een zone die in diverse bovenliggende beleidsstukken is benoemd als zone voor intensieve recreatie. In het LOP wordt over deze gebieden het volgende gezegd:

  • De ontwikkelingen moeten zo worden opgezet dat deze recht doen aan de maat en schaal van het oeverwallenlandschap.
  • Bij een grootschalige ontwikkeling is het van belang dat er een landschappelijke geleding plaatsvindt binnen de totale ontwikkeling die zorg draagt voor behoud van het mozaïekachtige karakter van het landschap. Afwisseling, doorzichten en het gebruiken van inheems en streekeigen beplantingsmateriaal is van wezenlijk belang.
  • Het is van belang om de zichtlijnen (ruimtelijke relatie) naar de kom en andersom te
    handhaven, zodat het verschil tussen beide landschapstypen zichtbaar is.
  • Het contrast tussen beide landschapstypen - de kleinschalige oeverwal en de grootschalige en open kom op de overgang - kan versterkt en beleefbaar gemaakt worden door bijvoorbeeld beplanting op de randen aan te brengen om de ´grens´ te markeren. Het verdichten van de structuur op de oeverwal door kavelgrensbeplantingen is een andere mogelijkheid.

afbeelding "i_NL.IMRO.0668.BPLandgoedDAM-BOH1_0009.jpg"

Afbeelding 3.2.: uitsnede Landschapsontwikkelingsplan; handreiking landschappelijke structuren

Doorwerking plangebied
Op basis van het LOP is het wenselijk het bestaande hakhoutbos te behouden (zie afbeelding 3.2). Daarnaast bestaat de ambitie om nieuwe houtwallen/-singels of bomenrijen aan te leggen c.q. te herstellen, om het bestaande landschap te versterken. Het voorliggende initiatief anticipeert hierop en wordt op zorgvuldige wijze ingepast in het bestaande landschap. In subparagraaf 2.2.4 is beschreven op welke wijze het voorliggende initiatief in de omgeving wordt ingepast. De aanleg en instandhouding van het landschapskader is juridisch verankerd in de regels van dit bestemmingsplan. De voorliggende ontwikkeling is passend binnen de kaders van het LOP.

3.3.4 Visie Vrijetijdseconomie 2015-2018

Deze visie is een herijking van de vorige visie en een samensmelting van vele documenten die door diverse private en publieke partners zijn geproduceerd. De voorliggende visie is de basis voor het uitvoeringsprogramma, dat integraal in de visie is opgenomen. De visie beoogt het realiseren van economische groei door middel van uitbreiding van verblijfsrecreatie en dagrecreatie, waarbij wordt ingezet op een onderscheidend en gevarieerd aanbod. De volgende doelen zijn daarbij gesteld:

  • het realiseren van meer overnachtingen;
  • het realiseren van meer bestedingen;
  • het realiseren van meer werkgelegenheid;
  • het realiseren van een betere samenwerking.

Eén van de speerpunten die voortvloeit uit de visie, is het ontwikkelen van de Gouden Ham als recreatieve hotspot. Daarbij kan worden gedacht aan invulling van een weersonafhankelijke trekker die de gemeente West Maas en Waal jaar-rond aantrekkelijk maakt, het stimuleren en bevorderen van verblijfs- en dagrecreatie rondom het recreatiegebied De Gouden Ham, kwaliteitsverbetering van het bestaande aanbod en vervlechting van het bestaande aanbod door meer samenwerking en het opzetten van arrangementen.

De voorliggende ontwikkeling sluit aan bij de ambitie om de Gouden Ham verder te ontwikkelen als recreatieve hotspot en voorziet bovendien in de realisatie van (kwalitatief hoogwaardige) weersonafhankelijke dagrecreatieve voorzieningen. Het initiatief vormt daarmee een belangrijke aanvulling op de reeds bestaande recreatieve voorzieningen rondom de Gouden Ham. De verblijfsaccommodaties spreken daarnaast een specifieke doelgroep aan. De beoogde ontwikkeling richt zich namelijk primair op verblijfsaccommodaties voor grotere groepen, waar thans veel vraag naar is. De accommodaties worden echter zo ingericht dat ook kleinere groepen, gezinnen en individuen er - afhankelijk van de vraag - gebruik van kunnen maken. De combinatie van dagrecreatieve en verblijfsrecreatieve voorzieningen biedt veel mogelijkheden voor het aanbieden van arrangementen. Bovendien kan de ontwikkeling als vliegwiel voor de rest van het gebied fungeren. Daarmee is de ontwikkeling in overeenstemming met de Visie Vrijetijdseconomie van de gemeente West Maas en Waal.

3.3.5 Welstandsnota

In 2012 heeft de gemeente West Maas en Waal een geactualiseerde welstandsnota vastgesteld. In de welstandsnota staat de gemeentelijke visie op het ruimtelijke kwaliteitsbeleid. De nota geeft inzicht in de wijze waarop de welstandscommissie over een bouwplan adviseert. In de beleidsnota zijn de toetsings- en beoordelingscriteria weergegeven waaraan alle binnengekomen verzoeken/bouwvergunningen worden beoordeeld.

In de welstandsnota is een onderverdeling gemaakt naar gebieden met gelijke kenmerken en eigenschappen op ruimtelijk / morfologische of functionele gronden. Vervolgens zijn de gebieden verdeeld over vier welstandsniveaus. Het voorliggende plangebied is aangeduid als 'Agrarisch landschap'. Voor deze gebieden geldt een regulier welstandsniveau. Gebieden met een regulier welstandsniveau kunnen afwijkingen van de bestaande ruimtelijke structuur en ingrepen in de architectuur van de gebouwen zonder al te veel problemen verdragen. De gemeente stelt hier geen specifieke eisen aan de ruimtelijke kwaliteit en de welstandsbeoordeling heeft als uitgangspunt het handhaven van de basiskwaliteit.

Om te kunnen sturen op de toekomstige ruimtelijke kwaliteit binnen het voorliggende plangebied is een beknopt beeldkwaliteitplan opgesteld, dat als bijlage 20 bij de toelichting is opgenomen (zie ook subparagraaf 2.2.5) en wordt vastgesteld als aanvulling op de welstandsnota. Bij de aanvraag van een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen toetst de welstandscommissie de bouwplannen aan het beeldkwaliteitplan.

3.3.6 Conclusie

De voorliggende ontwikkeling is passend binnen het gemeentelijke beleid.

3.4 Conclusie

Dit bestemmingsplan is passend binnen het beleid van de verschillende overheden.

Hoofdstuk 4 Milieu- En Omgevingsaspecten

4.1 Vormvrije M.e.r.-beoordeling

Het voorkomen van aantasting van het milieu is van groot maatschappelijk belang. Het is daarom zaak om het milieubelang volwaardig in de besluitvorming te betrekken. Om hier in de praktijk vorm aan te geven is het instrument milieueffectrapportage of te wel m.e.r. ontwikkeld. De m.e.r.-beoordeling is een instrument met als hoofddoel het milieubelang volwaardig te laten meewegen bij de voorbereiding en vaststelling van plannen en besluiten.

Voorliggend bestemmingsplan maakt de bouw van een groot aantal verblijfsrecreatieve eenheden, gecombineerd met de ontwikkeling van dagrecreatieve voorzieningen mogelijk; een totaalconcept. Een dergelijke grootschalige ontwikkeling van (verblijfs)recreatieve voorzieningen is opgenomen in de eerste kolom van de zogenaamde D-lijst van het Besluit milieueffectrapportage. Het gaat hierbij om categorie 10 van de D-lijst:

De aanleg, wijziging of uitbreiding van:

  1. a. skihellingen, skiliften, kabelspoorwegen en bijbehorende voorzieningen;
  2. b. jachthavens.
  3. c. vakantiedorpen en hotelcomplexen buiten stedelijke zones met bijbehorende voorzieningen,
  4. d. permanente kampeer- en caravanterreinen, of
  5. e. themaparken.

Voor bovengenoemde activiteiten dient een planMER opgesteld te worden in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op:

  1. 1. 250.000 bezoekers of meer per jaar,
  2. 2. een oppervlakte van 25 hectare of meer,
  3. 3. 100 ligplaatsen of meer of
  4. 4. een oppervlakte van 10 hectare of meer in een gevoelig gebied.

Ad 1) Om inzicht te krijgen in de toekomstige bezoekersaantallen van het initiatief is door STEC groep een inschatting gemaakt van de te verwachten bezoekersaantallen. De resultaten hiervan zijn vastgelegd in een notitie, die als bijlage 2 bij de toelichting is opgenomen. Uit deze notitie blijkt dat het aantal unieke bezoekers in de toekomstige situatie maximaal 232.500 per jaar bedraagt. In deze berekening is tevens een outdoor speelpark meegenomen, dat oorspronkelijk in het bos was geprojecteerd. Door de aanwezigheid van een dassenburcht is dit speelpark echter komen te vervallen. Ook is het aantal evenementen teruggebracht van 14 naar 12. De bezoekersaantallen zullen daardoor vermoedelijk lager uitvallen (maximaal 199.500 unieke bezoekers). Gelet op het voorgaande wordt de drempelwaarde van 250.000 bezoekers of meer per jaar in ieder geval niet overschreden.

Voor een volledige onderbouwing van de te verwachten bezoekersaantallen wordt kortheidshalve verwezen naar bijlage 2. In deze rapportage is geen rekening gehouden met het vervallen van het outdoor speelpark en het terugbrengen van het aantal evenementendagen (14 naar 12).

Ad 2) De totale ontwikkeling van Landgoed De Acht Morgen en het perceel Dijkgraaf de Leeuwweg 58 heeft een omvang van 16,25 hectare. Daarmee wordt de drempelwaarde van 25 hectare of meer niet overschreden.

Ad 3) Er worden geen ligplaatsen aangelegd. Daarmee wordt de drempelwaarde van 100 ligplaatsen of meer niet overschreden.

Ad 4) Het voorliggende plangebied is niet gelegen in een gevoelig gebied.

Gelet op het voorgaande worden de drempelwaarden uit de D-lijst van het Besluit milieueffectrapportage niet overschreden. Dit neemt niet weg dat in dit geval een vormvrije m.e.r.-beoordeling dient plaats te vinden aan de hand van drie criteria:

  1. a. Kenmerken van het project;
  2. b. Plaats van het project;
  3. c. Kenmerken van het potentiële effect.

In het kader van de voorgenomen ontwikkeling is door Royal HaskoningDHV een vormvrije m.e.r.-beoordeling uitgevoerd, die als bijlage 3 bij de toelichting is opgenomen. Daarin is per aspect bepaald of de ontwikkeling gevolgen heeft voor de (milieu)aspecten verkeer en bereikbaarheid, luchtkwaliteit, stikstofdepositie, geluid, natuur, geur, bodem, water, archeologie, landschap, cultuurhistorie, externe veiligheid en milieuhinder van bedrijven. De resultaten van deze afweging is weergegeven in tabel 4.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0668.BPLandgoedDAM-BOH1_0010.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0668.BPLandgoedDAM-BOH1_0011.png"

Tabel 4.1.: conclusies m.e.r.-beoordeling

In een m.e.r.-procedure is het gebruikelijk de trits: voorkomen, mitigeren en compenseren toe te passen. Onder het motto 'voorkomen is beter dan genezen' dient een project reeds zoveel mogelijk nadelige effecten te voorkomen. Als bij een m.e.r.-beoordeling blijkt dat door middel van een mitigerende maatregel, bijvoorbeeld een geluidswal of een technische maatregel aan een installatie, de effecten dermate beperkt worden dat geen sprake is van belangrijke nadelige milieugevolgen behoeft in principe geen m.e.r.-procedure doorlopen te worden. Er wordt dan wel vanuit gegaan dat de voorgenomen activiteit deze mitigerende maatregel verwerkt in verdere uitwerking en deze planologisch worden geborgd.

Uit tabel 4.1 blijkt dat de voorliggende ontwikkeling niet leidt tot significant nadelige milieueffecten, waardoor het uitvoeren van een MER niet nodig wordt geacht.

4.2 Bodem

4.2.1 Regelgeving

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dient in verband met de uitvoerbaarheid van een project rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat, indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). De Wet bodembescherming heeft betrekking op landbodems; waterbodems vallen onder de Waterwet. Op grond van de Woningwet en de Bouwverordening dient voor elke individuele bouwlocatie aangetoond te worden dat de bodem geschikt is voor de beoogde bebouwing, alvorens een omgevingsvergunning kan worden verleend.

Bij het opstellen van een bestemmingsplan is de vraag of de aanwezige bodemkwaliteit past bij het huidige of toekomstige gebruik van die bodem en of deze optimaal op elkaar kunnen worden afgestemd. Het uitgangspunt hierbij is dat eventueel aanwezige bodemverontreiniging geen onaanvaardbaar risico oplevert voor de gebruikers van de bodem en dat de bodemkwaliteit niet verslechtert door grondverzet. Dit is het zogenaamde stand still-beginsel. Het vaststellen van de bodemkwaliteit wordt bij het opstellen/herzien van een bestemmingsplan alleen van belang geacht voor de locaties waar ontwikkelingen gepland zijn (zoals functiewijzigingen, bouwen, graven/ophogen). Bij nieuwe ontwikkelingen dient bekeken te worden of de bodemkwaliteit een belemmering op kan leveren voor de realisering hiervan. Bijna altijd is het mogelijk om bodem geschikt te maken voor het gewenste gebruik. Het is echter mogelijk dat een plan financieel onuitvoerbaar wordt, bijvoorbeeld omdat de kosten van de sanering te hoog zijn. Bij een wijziging van de bestemming of van de functie wordt een bodemonderzoek alleen noodzakelijk geacht, indien deze wijziging tevens een meer gevoelige vorm van bodemgebruik inhoudt.

4.2.2 Onderzoek

In het kader van de voorgenomen ontwikkeling zijn er enkele bodemonderzoeken uitgevoerd:

  1. 1. Actualiserend bodemonderzoek en asbestonderzoek puinpad Dijkgraaf de Leeuwweg ong. te Appeltern, NIPA milieutechniek b.v., projectnr. 13234, d.d. 27 november 2012 (zie bijlage 4);
  2. 2. Verkennend bodemonderzoek Dijkgraaf de Leeuwweg te Appeltern, NIPA milieutechniek b.v., projectnr. 16432, d.d. 28 februari 2018 (zie bijlage 5);

In het vervolg van deze paragraaf zijn de conclusies van de uitgevoerde bodemonderzoeken beknopt weergegeven, de volledige rapportages zijn als bijlage bij de toelichting opgenomen.

Bodemonderzoek onderzoekslocatie 1
Uit de onderzoeksresultaten blijkt plaatselijk sprake te zijn van een matig verhoogd gehalte aan nikkel. Op basis van aanvullend onderzoek wordt geconcludeerd dat geen sprake is van een noemenswaardige verontreiniging met nikkel. In de toplaag zijn plaatselijk licht verhoogde gehaltes aan cadmium, kobalt, lood, nikkel, zink en PCB aangetroffen. Ter plaatse van de generator bij het voormalige jachthuisje zijn zowel in de vaste bodem als in het grondwater geen verontreinigingen aangetoond. Ter plaatse van het puinpad dat op de locatie is gelegen, is een asbestonderzoek uitgevoerd. Uit de resultaten blijkt dat het puin geen asbest bevat.

Gelet op de resultaten van het bodemonderzoek wordt aanvullend of nader onderzoek niet zinvol geacht. Er zijn geen zwaarwegende milieuhygiënische bezwaren aanwezig die de voorliggende ontwikkeling in de weg staan.

Bodemonderzoek onderzoekslocatie 2
Uit de onderzoeksresultaten van het verkennend (water)bodemonderzoek blijkt dat de vaste bodem en het grondwater licht verhoogde gehaltes bevatten met zware metalen. Deze hebben waarschijnlijk een natuurlijke oorsprong. De aangetoonde gehaltes zijn dermate laag dat deze geen aanleiding vormen voor het uitvoeren van een aanvullend of nader bodemonderzoek;

De sliblaag van de vijver heeft een dikte van circa 0,19 meter. De kwaliteit voldoet aan de kwaliteitsklasse A vanuit de Regeling bodemkwaliteit.

Het bouwblok van de pluimveehouderij is opgehoogd. Uit de resultaten van het onderzoek blijkt dat de ophooglaag niet is verontreinigd. Tijdens de uitvoering van de veldwerkzaamheden is rond de kippenschuren een puinverharding aangetroffen met plaatselijk asbestverdacht materiaal. Plaatselijk zijn in de bodem bijmengingen met puin aangetroffen. De bodem dient ter plaatse eveneens als verdacht beschouwd te worden met betrekking tot de aanwezigheid van asbest. In verband met het aanwezige asbestverdachte materiaal is een aanvullend asbestonderzoek uitgevoerd (zie verderop in deze paragraaf).

Asbestonderzoek
In navolging van het verkennend bodemonderzoek ter plaatse van het perceel Dijkgraaf de Leeuwweg 58, heeft een aanvullend asbestonderzoek plaatsgevonden. De resultaten zijn hieronder beknopt weergegeven, de volledige rapportage is als bijlage 5 bij de toelichting opgenomen.

Uit de resultaten van het verkennend onderzoek naar asbest blijkt dat ter plaatse van twee gaten (G12 en G18) sprake is van een overschrijding van de interventiewaarde. De resultaten geven aanleiding voor het uitvoeren van een nader onderzoek. Ter plaatse van G12 is sprake van een puinverharding, ter plaatse van G18 is sprake van een opgebrachte puinhoudende zandlaag, tussen de klinkerverharding en de bosrand. De bodem wordt ter plaatse niet bewerkt, waardoor geen sprake is van een blootstellingsrisico. Momenteel zijn ter plaatse geen wijzigingen in het bodemgebruik voorzien. Het uitvoeren van het nader onderzoek kan derhalve uitgevoerd worden op een natuurlijk moment, dan wel in het kader van de aanvraag van een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen.

4.2.3 Conclusie

Het aspect 'bodem' vormt geen belemmering voor de vaststelling van dit bestemmingsplan.

4.3 Geluid

4.3.1 Regelgeving

De Wet geluidhinder verlangt inzicht in de akoestische effecten bij de realisatie van nieuwe geluidsgevoelige objecten. In dit bestemmingsplan wordt de realisatie van recreatieve verblijfsaccommodaties mogelijk gemaakt. In het kader van de Wet geluidhinder zijn recreatieve verblijfsaccommodaties niet aan te merken als een geluidsgevoelig object. Ook is geen sprake van reconstructie van wegen. Daardoor is de Wet geluidhinder niet van toepassing voor dit bestemmingsplan.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is de geluidbelasting inzichtelijke gemaakt voor de locatie waar de recreatieve verblijfsaccommodaties zijn voorzien vanwege het verkeer op de N329 en Dijkgraaf de Leeuwweg. Om een oordeel te kunnen geven over de optredende geluidbelastingen op de locatie, worden de grenswaarden voor nieuwe woningen aangehouden. De voorkeurswaarde voor een nieuwe woning in buitenstedelijk gebied bedraagt 48 dB en de maximale ontheffingswaarde bedraagt 53 dB.

4.3.2 Onderzoek

Wegverkeerslawaai

In het kader van de voorliggende ontwikkeling is een akoestisch onderzoek naar wegverkeerslawaai uitgevoerd. De belangrijkste resultaten zijn hieronder verwoord, de volledige rapportage is als bijlage 6 bij de toelichting opgenomen.

Uit de berekeningen blijkt dat als gevolg van de voorgenomen ontwikkeling een toename van maximaal 2,3 dB is te verwachten op de woningen langs de ontsluitingsroutes richting de N329 en N322. Op evenementdagen (maximaal 12 keer per jaar) bedraagt de toename maximaal 3,1 dB.

Effecten van de toename aan voertuigbewegingen van de bezoekers zijn hoofdzakelijk te zien bij:

  • de woningen Dijkgraaf de Leeuwweg 59 (agrarische woning nabij kruising met de N329) en nr. 50, in westelijke richting naar de N322;
  • bij de woningen langs de Noord Zuid (nr. 7-8-9) in zuidelijke richting naar Appeltern.
  • bij de overige woningen is de toename niet significant dan wel is de geluidbelasting laag.

Beoordelingswijze

In de voorliggende situatie zijn er geen wijzigingen aan de infrastructuur voorzien. Een wettelijke toets in het kader van de Wet geluidhinder is daarom niet aan de orde. Voor het vaststellen van hogere waarden (met een voldoende gevelwering) is geen grondslag. Bij de beoordeling in het ruimtelijke spoor kan aangesloten worden bij de wijze die gehanteerd wordt bij reconstructies van wegen. Daar is een effect boven 1,5 dB toename - indien de grenswaarde van 48 dB vanwege wegverkeerslawaai wordt overschreden - als relevant te beschouwen.

Het bevoegd gezag dient de afweging te maken of zij de toename tot 3,1 dB op enkele woningen acceptabel vinden in de beoordeling of hier nog sprake is van een acceptabel woon- en leefklimaat nadat de planontwikkeling is gerealiseerd. Het inzichtelijk maken van mogelijke maatregelen is daarbij een wezenlijk onderdeel.

Maatregelen

Om de toename van de geluidbelasting (tot 3dB bij de autonome groei en planontwikkeling) bij de woningen weg te nemen of te beperken zijn door het bevoegd gezag bronmaatregelen (stiller asfalt over een bepaald wegtraject) te overwegen, dan wel om de betreffende woningen te voorzien van aanvullende gevelwering.

Bronmaatregelen zijn het meest effectief naar de omgeving. Het betreft weggedeelten van de Dijkgraaf De Leeuwweg (tussen N329 en de Molenstraat, en ter plaatse van de kruising met de Sluissewal), en een deel van de N329 zelf (nabij kruising met de Dijkgraaf de Leeuwweg, en een weggedeelte tussen de Van Rechterenstraat en de Maasdijk). Uitgaande van toepassing van een dunne deklaag B op de trajecten zal de geluidbelasting vanwege de planontwikkeling worden teruggebracht tot de geluidbelastingen als gevolge van de autonome ontwikkelingen tot 2030.

Een dergelijke maatregel is echter kostbaar en staat niet altijd in verhouding tot de kosten van de planontwikkeling. In voorliggend geval staat voor de Dijkgraaf de Leeuwweg groot onderhoud gepland voor het jaar 2024. Het in de planning naar voren halen van het groot onderhoud kan voor de omgeving een gunstig effect opleveren. Bovendien zijn de meerkosten voor het toepassen van een stil wegdektype gering. Voor de Noord-Zuid is de toepassing van een stil wegdektype vooralsnog niet aan de orde. Deze weg is in eigendom van de Provincie Gelderland.

Een andere - eveneens effectieve - goedkopere oplossing is het aanbrengen van aanvullende gevelmaatregelen bij de betreffende woningen teneinde een binnenniveau van 33 dB te waarborgen. Bij de dimensionering van de gevelmaatregelen worden de maatregelen gebaseerd op:

  • autonome groei plus plantontwikkeling
  • geluidniveaus exclusief aftrek art. 110g Wgh
  • bij voorkeur nachtwaarde plus 10 dB

Conclusie

Het gemeentebestuur zal een afweging moeten maken, of en zo ja, welke maatregelen zij nodig achten om een goed woon- en leefklimaat te waarborgen. Gebruikelijk is dat maatregelen getroffen zijn bij openstelling van de planontwikkelingen. Daarbij worden de meningen en wensen van de betrokken omwonenden meegenomen.

Teneinde te kunnen beoordelen of na de planontwikkeling sprake is van een goed woon- en leefklimaat voor de woningen aan de Dijkgraaf de Leeuwweg 59 en Noord Zuid 7, 8 en 9 is de gemeente voornemens om in ieder geval een onderzoek naar de geluidwering van de gevels op te starten, waarbij beoordeeld wordt of de binnenwaarde in de woningen kan worden beperkt tot 33 dB (nieuwbouweis). Dit onderzoek zal de komende tijd in overleg met omwonenden opgestart worden. Indien blijkt dat de binnenwaarde van 33 dB niet gegarandeerd kan worden, kunnen er in overleg met de betreffende eigenaren bron- en/of gevelmaatregelen getroffen worden.

Railverkeerslawaai

Het voorliggende plangebied is niet gelegen binnen de zone van een spoorweg. Akoestisch onderzoek naar spoorweglawaai is derhalve niet benodigd.

Industrielawaai

Het voorliggende plangebied is niet gelegen binnen de zone van een gezoneerd industrieterrein. Akoestisch onderzoek naar industrielawaai is derhalve niet benodigd. Wel is de geluidhinder als gevolg van de voorliggende ontwikkeling beoordeeld. Kortheidshalve wordt hiervoor verwezen naar paragraaf 4.5.

4.3.3 Conclusie

In het kader van de voorliggende ontwikkeling zijn er geen wijzigingen aan de infrastructuur voorzien. Een wettelijke toets in het kader van de Wet geluidhinder is daarom niet aan de orde. Voor het vaststellen van hogere waarden (met een voldoende gevelwering) is dan ook geen grondslag. Wel is in het kader van een goede ruimtelijke ordening beoordeeld welke effecten de planontwikkeling op omliggende woningen heeft. Uit de onderzoeksresultaten blijkt dat het effect op enkele woningen meer dan 1,5 dB bedraagt.

Door het treffen van bron- en/of gevelmaatregelen, kan een goed woon- en leefklimaat echter gewaarborgd worden. Zodoende vormt het aspect 'geluid' geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan.

4.4 Luchtkwaliteit

4.4.1 Regelgeving

In het kader van een planologische procedure dient te worden aangetoond dat voldaan wordt aan de wettelijke normen voor wat betreft luchtkwaliteit. Hierbij dient het effect op de luchtkwaliteit in de omgeving als gevolg van een nieuwe ontwikkeling, als ook de toetsing aan de 'Wet luchtkwaliteit' in beeld te worden gebracht.

De Wet luchtkwaliteit van 15 november 2007, opgenomen in hoofdstuk 5, onder titel 5.2 van de Wet milieubeheer (Wm) gaat in op luchtkwaliteitseisen. In Bijlage 2 van de Wm zijn wettelijke grenswaarden vastgelegd van onder andere de stoffen stikstofdioxide (NO2), fijn stof (PM10), benzeen (C6H6), zwaveldioxide (SO2), lood (Pb) en koolmonoxide (CO).

Projecten dienen te worden beoordeeld op basis van de 'Wet luchtkwaliteit' c.q. artikel 5.16 van de Wet milieubeheer. Luchtkwaliteitseisen vormen onder de 'Wet luchtkwaliteit' geen belemmering voor vergunningverlening als:

  • er geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;
  • een project, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit leidt;
  • een project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging;
  • een project is opgenomen in een regionaal programma van maatregelen of in het NSL, dat op 1 augustus 2009 in werking is getreden.

In artikel 2 van het 'Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' is opgenomen dat een project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtkwaliteit als de zogenaamde '3% grens' niet wordt overschreden. Na vaststelling van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) op 1 augustus 2009 is deze grens gedefinieerd als 3% van de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie fijn stof (PM10) of stikstofdioxide (NO2). Dit komt overeen met 1,2 microgram/m3 voor zowel PM10 als NO2.

In artikel 4 van het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) en de bijlagen van de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' is voor bepaalde categorieën projecten met getalsmatige grenzen vastgesteld dat deze 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze mogen zonder toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit uitgevoerd worden.

4.4.2 Onderzoek

In het kader van de voorliggende ontwikkeling is een onderzoek naar luchtkwaliteit uitgevoerd. De belangrijkste resultaten zijn hieronder verwoord, de volledige rapportage is als bijlage 8 bij de toelichting opgenomen.

NO2 concentraties

In tabel 4.2 zijn de berekende jaargemiddelde concentraties NO2 opgenomen voor de huidige situatie en de situatie voor en na uitvoering van het plan. De concentraties zijn de som van de achtergrondconcentratie en de bijdrage van het verkeer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0668.BPLandgoedDAM-BOH1_0012.png"

Tabel 4.2: jaargemiddelde NO2-concentraties

Uit de tabel blijkt dat de jaargemiddelde concentraties NO2 in 2016 met waarden van minder dan 17,4 µg/m3 ruimschoots lager zijn dan de jaargemiddelde grenswaarde (40 µg/m3). Ook is er geen sprake van overschrijding van de uurgemiddelde grenswaarde. De concentraties nemen tussen 2016 en 2020 af tot waarden van minder dan 14,4 µg/m3, ondanks de toename van het verkeer in het plangebied. Daarmee is overschrijding ook in de jaren na 2020 uitgesloten. De afname van de concentraties tussen 2016 en 2020 wordt voornamelijk veroorzaakt door prognoses van afnemende achtergrondconcentraties en emissiefactoren voor wegverkeer vanwege schoner wordende voertuigen door strengere emissienormen.

PM10 concentraties

In tabel 4.3 zijn de berekende jaargemiddelde concentraties PM10 opgenomen voor de huidige situatie en de situatie voor en na herinrichting. De concentraties zijn de som van de achtergrondconcentratie en de bijdrage van het verkeer. Op de concentraties is geen zeezoutcorrectie toegepast.

afbeelding "i_NL.IMRO.0668.BPLandgoedDAM-BOH1_0013.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0668.BPLandgoedDAM-BOH1_0014.png"

Tabel 4.3: jaargemiddelde PM10-concentraties

Bovenstaande tabel toont aan dat de totale concentraties PM10 in 2016 met waarden tot 18,6 µg/m3 ruimschoots lager zijn dan de jaargemiddelde grenswaarde. Ook is er geen sprake van overschrijding van de etmaalgemiddelde norm. De concentraties zijn in 2020 zonder uitvoering van het project iets hoger dan in 2016. Dit wordt voornamelijk veroorzaakt door prognoses van een stijging van de achtergrondconcentraties. De toename van het verkeer als gevolg van het plan leidt tot kleine toenames van de concentraties PM10 langs de weg, maar deze toenames leiden niet tot (toekomstige) overschrijding van de grenswaarden.

PM2,5 concentraties

In tabel 4.4 zijn de berekende jaargemiddelde concentraties PM2,5 opgenomen voor de huidige situatie en de situatie voor en na herinrichting. De concentraties zijn de som van de achtergrondconcentratie en de bijdrage van het verkeer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0668.BPLandgoedDAM-BOH1_0015.png"

Tabel 4.4: jaargemiddelde PM2,5-concentraties

Bovenstaande tabel toont aan dat de totale concentraties PM2,5 in 2016 met waarden tot 11,7 µg/m3 ruimschoots lager zijn dan de jaargemiddelde grenswaarde. De concentraties nemen tussen 2016 en 2020 af tot waarden van minder dan 11,3 µg/m3, ondanks de toename van het verkeer in het plangebied. Daarmee is overschrijding van de grenswaarde ook in de jaren na 2020 uitgesloten. De afname van de concentraties tussen 2016 en 2020 wordt voornamelijk veroorzaakt door prognoses van afnemende achtergrondconcentraties en emissiefactoren voor wegverkeer vanwege schoner wordende voertuigen door strengere emissienormen.

4.4.3 Conclusie

Het luchtkwaliteitsonderzoek heeft aangetoond dat de grenswaarden voor NO2, PM10 en PM2,5 niet overschreden worden. Op grond van deze bevindingen is de conclusie dat de voorgenomen ontwikkelingen voldoen aan de Wet Milieubeheer, art. 5.16, eerste lid, sub a.

4.5 Bedrijven En Milieuzonering

4.5.1 Regelgeving

Wanneer ruimtelijke ontwikkelingen in de directe omgeving van inrichtingen en/of bedrijven worden gerealiseerd, zal een milieukundig onderzoek uit moeten wijzen in hoeverre er sprake is van mogelijke beperkingen ten gevolge van de aanwezige inrichtingen en of bedrijven. Maar ook andersom dient aandacht te worden besteed aan de rechten van de aanwezige inrichtingen en/of bedrijven. Het is immers niet de bedoeling dat nieuwe ontwikkelingen de huidige bedrijfsvoering in de directe omgeving zullen beperken.

Voor het vaststellen van de genoemde minimale richtafstanden tussen inrichtingen en milieugevoelige functies worden in de regel de lijsten zoals deze zijn opgenomen in de handreiking 'Bedrijven en milieuzonering' gebruikt. Daarbij wordt o.a. gekeken naar de milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar en zo nodig naar het risico op bodem- of luchtverontreiniging. Bedrijven zijn in de VNG-handreiking ingedeeld in categorieën met bijbehorende gewenste richtafstanden tot milieugevoelige functies. De categorieën geven de zwaarte van bedrijvigheid en mogelijke milieuhinder weer. De richtafstanden kunnen, zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat, met één afstandstap worden verlaagd indien sprake is van omgevingstype gemengd gebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0668.BPLandgoedDAM-BOH1_0016.jpg"

Tabel 4.5: Richtafstanden VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering'

Bovenstaande tabel geeft een overzicht van de richtafstanden voor verschillende bedrijfscategorieën ten opzichte van een woonwijk en gemengd gebied. Indien de richtafstand niet wordt overschreden, kan verdere toetsing voor het aspect in beginsel achterwege blijven: inpassing is dan mogelijk. Indien er sprake is van een kortere afstand dan de richtafstand, is aanvullend onderzoek noodzakelijk.

4.5.2 Onderzoek

Typering omgeving plangebied
Op basis van de VNG-brochure is de omgeving van het plangebied aan te merken als een gemengd gebied. Kenmerkend voor het omgevingstype ‘gemengd gebied’ is dat sprake is van een zekere verstoring en dus van een relevant andere omgevingskwaliteit dan in een rustig woongebied. Gelet op de ligging in het buitengebied - waar diverse niet-woonfuncties aanwezig zijn - is ter plaatse van de voorliggende locatie sprake van het omgevingstype 'gemengd gebied', waardoor de richtafstand terug kan worden gebracht met één afstandsstap.

Bedrijvigheid in de omgeving
Recreatieve nachtverblijven en/of recreatiewoningen zijn geen woningen als bedoeld in de VNG-brochure, maar behoeven niettemin toch enige bescherming. Derhalve is beoordeeld of er in de directe omgeving functies aanwezig zijn, die vragen om toepassing van een richtinggevende afstand. In de nabijheid van het plangebied zijn thans enkele bedrijven aanwezig. In onderstaande tabel zijn de adressen en maximaal toegestane milieucategorieën van de aanwezige bedrijven weergegeven.

Adres Inrichting Milieucategorie Maatgevende aspect Richtafstand (in m)* Feitelijke afstand (in m)
Dijkgraaf de Leeuwweg 59 Fokken en houden van rundvee 3.2 Geur 100 (50) 17
Noord Zuid 8 Caravanstalling 2 Geluid 30 (10) > 250
Zuidweg 5 Fokken en houden van rundvee 3.2 Geur 100 (50) > 250

*de gereduceerde richtafstand is tussen haakjes weergegeven

Tabel 4.6.: overzicht relevante bedrijvigheid

Zoals blijkt uit tabel 4.6 vormen de (agrarische) bedrijven aan de Zuidweg 5 en Noord Zuid 8 geen probleem, gelet op de grote afstand tot het plangebied. Derhalve kan voor deze bedrijven voldaan worden aan indicatieve richtafstanden uit de VNG-brochure.

Zoals blijkt uit tabel 4.6 bedraagt de afstand van de veehouderij aan de Dijkgraaf de Leeuwweg 59 tot het voorliggende plangebied slechts 17 meter. Dat betekent dat het noordoostelijk deel van het plangebied binnen de (gereduceerde) hindercontour van 50 meter is gelegen. Het voorliggende bestemmingsplan voorziet binnen deze zone echter geen geurgevoelige objecten. De gronden gelegen binnen de hindercontour zijn namelijk uitsluitend bestemd voor parkeervoorzieningen en (ontsluitings-)wegen. Derhalve wordt de veehouderij niet in haar belangen geschaad. De mogelijkheid om stallen binnen het bouwvlak te (ver)plaatsen blijft behouden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0668.BPLandgoedDAM-BOH1_0017.png"

Afbeelding 4.3: hindercontouren omliggende bedrijven t.o.v. plangebied

Bedrijvigheid binnen het plangebied
Het voorliggende bestemmingsplan voorziet diverse nieuwe functies binnen het plangebied. Deze functies zijn mogelijk van invloed op het woon- en leefklimaat van bestaande woningen in de directe omgeving van het plangebied. Derhalve is beoordeeld of voldaan kan worden aan de indicatieve richtafstanden uit de VNG-brochure.

Het voorliggende bestemmingsplan staat de volgende functies toe binnen het plangebied (uitgesplitst per functie):

Bestemming 'Gemengd'

afbeelding "i_NL.IMRO.0668.BPLandgoedDAM-BOH1_0018.png"

*de gereduceerde richtafstand is tussen haakjes weergegeven

Tabel 4.7: overzicht functies binnen de bestemming 'Gemengd'

Zoals blijkt uit bovenstaande tabel bedraagt de afstand van de beoogde nieuwe functies binnen de bestemming 'Gemengd' tot de dichtstbijzijnde (bestaande) woning aan de Dijkgraaf de Leeuwweg 59 meer dan 100 meter. Zodoende wordt voldaan aan de (gereduceerde) richtafstanden uit de VNG-brochure. Daarmee is een goed woon- en leefklimaat gewaarborgd. Wel dient rekening te worden gehouden met de beoogde bedrijfswoningen binnen de bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie'. Om te kunnen voldoen aan de gereduceerde richtafstanden dienen de bedrijfswoningen op ten minste 30 meter afstand van de bestemming 'Gemengd' gesitueerd te worden. Om te voorkomen dat de bedrijfswoningen op kortere afstand gerealiseerd worden, is in dit bestemmingsplan de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' opgenomen. Daarmee is een goed woon- en leefklimaat voor de bedrijfswoningen voldoende gewaarborgd.

In de regels van de bestemming 'Gemengd' is tevens bepaald dat de afstand van ambachtelijke bedrijven in milieucategorie 2 tot verblijfsrecreatieve onderkomens tenminste 10 meter moet bedragen. Op deze manier wordt te allen tijde voldaan aan de gereduceerde richtafstand voor bedrijvigheid in milieucategorie 2. De gereduceerde richtafstand voor bedrijvigheid in milieucategorie 1 bedraagt 0 meter. Hiervoor is dan ook geen regeling opgenomen in de regels van dit bestemmingsplan.

Bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie'

afbeelding "i_NL.IMRO.0668.BPLandgoedDAM-BOH1_0019.png"

met ter plaatse van de aanduiding 'cultuur en ontspanning':

afbeelding "i_NL.IMRO.0668.BPLandgoedDAM-BOH1_0020.png"

*de gereduceerde richtafstand is tussen haakjes weergegeven

Tabel 4.8: overzicht functies binnen de bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie'

De afstand van de inrichtingsgrens van Landgoed De Acht Morgen tot de bestaande bedrijfswoningen aan de Dijkgraaf de Leeuwweg 58 bedraagt in de huidige situatie circa 95 meter. Op basis van het voorliggende bestemmingsplan bestaat echter de planologische mogelijkheid om de bestaande bedrijfswoningen binnen het bouwvlak te verplaatsen. Om te voorkomen dat deze bedrijfswoningen op minder dan 30 meter van de bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' worden gesitueerd, is binnen de bestemming 'Gemengd' de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' opgenomen. Ter plaatse van deze aanduiding mogen geen bedrijfswoningen worden gebouwd. Daarmee is een goed woon- en leefklimaat voor de bedrijfswoningen voldoende gewaarborgd.

De afstand van de inrichtingsgrens van Landgoed De Acht Morgen tot de bestaande woning aan de Dijkgraaf de Leeuwweg 59 bedraagt in de huidige situatie 98 meter. Op basis van het bestemmingsplan 'Buitengebied West Maas en Waal' bestaat echter de planologische mogelijkheid om de bestaande woning te slopen en elders binnen het bouwvlak te herbouwen, op circa 74 meter. Derhalve is uitgegaan van een worst-case scenario, waarbij de woning wordt gesloopt en elders binnen het bouwvlak (op kortere afstand) wordt herbouwd. Om een goed woon- en leefklimaat te kunnen waarborgen zijn de afstanden in bovenstaande tabel dan ook gemeten tussen de inrichtingsgrens van Landgoed De Acht Morgen en het bouwvlak van het perceel Dijkgraaf de Leeuwweg 59.

Zoals blijkt uit bovenstaande tabel wordt voor vrijwel alle functies voldaan aan de gereduceerde richtafstand uit de VNG-publicatie. Uitzondering hierop vormt het buitenzwembad, waarvoor een gereduceerde richtafstand van 100 meter geldt. Aan deze richtafstand wordt niet zonder meer voldaan. Om te voorkomen dat het buitenzwembad op minder dan 100 meter afstand uit het bouwvlak van het perceel Dijkgraaf de Leeuwweg 59 wordt gepositioneerd (planologisch bestaat immers de mogelijkheid om de bestaande bedrijfswoning te verplaatsen), is in dit bestemmingsplan de aanduiding 'zwembad uitgesloten' opgenomen. Ter plaatse van deze aanduiding is het niet toegestaan een buitenzwembad aan te leggen. Daarmee is een goed woon- en leefklimaat voor een bedrijfswoning aan de Dijkgraaf de Leeuwweg 59 voldoende gewaarborgd. Overigens bedraagt de afstand van de bestaande bedrijfswoning tot de aanduiding 'cultuur en ontspanning' circa 122 meter. Daarmee wordt ruimschoots voldaan aan de gereduceerde richtafstand.

Bestemming 'Water' met de aanduiding 'verblijfsrecreatie':

afbeelding "i_NL.IMRO.0668.BPLandgoedDAM-BOH1_0021.png"

*de gereduceerde richtafstand is tussen haakjes weergegeven

Tabel 4.9: overzicht functies binnen de bestemming 'Water' met de aanduiding 'verblijfsrecreatie'

Zoals blijkt uit bovenstaande tabel bedraagt de afstand van de beoogde nieuwe functies binnen de bestemming 'Gemengd' tot de dichtstbijzijnde (bestaande) woning aan de Dijkgraaf de Leeuwweg 59 meer dan 100 meter. Zodoende wordt voldaan aan de (gereduceerde) richtafstanden uit de VNG-brochure. Daarmee is een goed woon- en leefklimaat gewaarborgd.

Akoestisch onderzoek
Hoewel voldaan wordt aan de (gereduceerde) richtafstanden uit de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering', is volledigheidshalve een onderzoek naar inrichtingslawaai uitgevoerd. Daarin is tevens rekening gehouden met het organiseren van evenementen binnen het plangebied. De belangrijkste conclusies zijn hieronder weergegeven, de volledige rapportage is als bijlage 7 bij de toelichting opgenomen.

Resultaten

Het akoestisch onderzoek betreft een prognose van de geluidemissie en -immissie van recreatieterrein Landgoed De Acht Morgen en het perceel Dijkgraaf de Leeuwweg 58. De effecten op de geluidbelasting vanwege het verkeer van en naar de beide locaties is apart onderzocht en gerapporteerd (zie paragraaf 4.3.2).

Bij de geluidberekeningen is onderscheid gemaakt in het geluid afkomstig van Landgoed De Acht Morgen en het perceel Dijkgraaf de Leeuwweg 58, bestaande uit het menselijk stemgeluid, technische installaties op het voorzieningencluster, muziekgeluid op diverse potentiële locaties (achtergrondmuziek) en het verkeer op beide terreinen, alsmede het geluid afkomstig van drie categorieën evenementen.

Voor beide recreatieterreinen (De Acht Morgen en Dijkgraaf de Leeuwweg 58) is de situatie met maximale bezetting (zonder evenementen) als worst-case beschouwd. Voor de evenementen met muziekgeluid (optredens etc.) op recreatieterrein Landgoed De Acht Morgen is de maximale situatie aangevuld met een bepaalde categorie evenement (optredens) op het evenemententerrein, onderverdeeld in drie categorieën van evenementen. De volgende situaties zijn doorgerekend:

  • Situatie I: Maximale bezetting recreatieterreinen, inclusief een categorie I evenement (LW=105 dB(A).
  • Situatie II: Maximale bezetting recreatieterreinen, inclusief een categorie II evenement (LW = 115 dB(A).
  • Situatie III: Maximale bezetting recreatieterreinen, inclusief een categorie III evenement (LW= 125 dB(A).

Voor categorie I evenementen is uitgegaan van het standaard popspectrum, voor categorie II is met het dance-spectrum gerekend en voor categorie III evenement is uitgegaan van het house-spectrum.

Uit de berekeningen en de gepresenteerde geluidcontouren blijkt dat beide recreatieterreinen ten aanzien van het aspect geluid, het woon- en leefklimaat bij de woningen in de directe omgeving - ten tijde van een volledige bezetting (worst-case situatie) zonder evenementen - niet nadelig beïnvloed, behoudens de toename van geluid als gevolg van wegverkeerslawaai (zie paragraaf 4.3). De richtwaarde voor het gebied ligt rond 45 dB(A), bepaald door het wegverkeerslawaai. De richtwaarde va 45 dB(A) wordt niet overschreden.

Zoals aangegeven in het rapport, zijn potentiële locaties aangewezen waar muziekgeluid (achtergrondmuziek) gemaakt kan worden. Dit muziekgeluid mag bij de omliggende woningen niet herkenbaar als muziek hoorbaar zijn. Het ligt in de potenties om op het recreatiepark evenementen te organiseren (max. 12 per jaar) waarbij ook luidruchtige muziek ten gehore wordt gebracht. Het muziekgeluid (als Li-niveau) bij de categorie II en III evenementen zullen bij de omliggende woningen en in de wijde omgeving goed waarneembaar zijn: maximaal 54 dB(A) bij categorie II evenementen en maximaal 64 dB(A) bij categorie III evenementen.

Categorie II en III evenementen, waarbij luidruchtig muziek ten gehore wordt gebracht, zijn alleen mogelijk als op grond van de APV (Algemene Plaatselijke Verordening) hiervoor een ontheffing (van de geluidwaarden) wordt aangevraagd (of in de Wabo wordt geregeld). Deze ontheffing wordt door het bevoegd gezag in de regel niet meer dan twaalf keer per jaar verleend. In de regels van dit bestemmingsplan is een regeling opgenomen om het aantal evenementen te beperken. Daarin zijn ook voorwaarden gesteld aan de maximale geluidniveaus. Voor categorie III evenementen geldt dat de geluidsbelasting op de gevels van woningen niet meer mag bedrage dan 70 dB(A). Dit is een aanscherping ten opzichte van het gemeentelijke evenementenbeleid, dat 80 dB(A) toestaat.

Ten aanzien van het voorzieningencentrum (hoofdgebouw) wordt opgemerkt dat de exploitatie-mogelijkheden afhankelijk zijn van de geluidisolatie van de schil (wanden en daken) van het gebouw. Het voorzieningencluster (met o.a. horecavoorzieningen, zwembad, concerthal/theaterzaal) dient dan ook bouwkundig goed geïsoleerd te worden om hinder van muziekgeluid in de omgeving van en op het park te voorkomen. Bij het definitieve ontwerp van het voorzieningencluster moeten de exploitatiemogelijkheden (feesten en partijen met muziek, concerten en theater, disco zwemmen etc.) en de daarbij behorende bouwkundige maatregelen verder in detail onderzocht worden. Dit kan echter pas als de bouwkundige tekeningen van het hoofdgebouw en indeling van het gebouw verder zijn uitgewerkt.

Conclusie

De huidige geluidsituatie (peiljaar 2018) in de omgeving van het plangebied kan beschreven worden als een rustige omgeving (richtwaarde 45 dB(A) etmaalwaarde). De milieukwaliteitsmaat (MKM) is in de huidige situatie als 'redelijk' te bestempelen. Vanwege de voorgenomen ontwikkeling van twee recreatieparken (zonder evenementen) zal de richtwaarde niet worden overschreden. Er zal geen verslechtering van de milieukwaliteitsmaat optreden. Het maximale geluidniveau als gevolg van schreeuwende mensen bedraagt bij woningen maximaal 55 dB(A). Een waarde die geen hinder hoeft te veroorzaken. Vanuit dat gegeven zal deze ontwikkeling geen nadelige invloed geven op de bestaande omgeving en is derhalve inpasbaar. Daarbij zijn wel nadere voorwaarden aan de geluidemissie vanuit het voorzieningencluster te stellen.

In het kader van het Activiteitenbesluit dienen voor beide inrichtingen, in afwijking van de gangbare 50 dB(A) etmaalwaarde, maatwerkvoorschriften opgesteld te worden. Uitgangspunt is dat de geluidsbelasting op woningen van derden niet meer mag bedragen dan 45 dB(A) etmaalwaarde.

Bij een evenement in categorie I zal de geluidbelasting in de dagperiode maximaal ca. 42 dB(A) bedragen. In de avondperiode is een langtijdgemiddeld deelbeoordelingsniveau tot 45 dB(A) te verwachten, waarbij het stemgeluid de overhand heeft. Bij een evenement in categorie II en III zal het muziekgeluid de overhand krijgen: van maximaal 48 cq. 51 dB(A) voor de dag- respectievelijk avondperiode (cat. II), tot 58 cq. 60 dB(A) voor de dag- respectievelijk avondperiode bij een evenement in categorie III. De geluidniveaus zijn zonder 10 dB(A) straf voor muziekgeluid. Er wordt vanuit gegaan dat na 23.00 uur geen muziekactiviteiten door een evenement worden voortgebracht.

De milieukwaliteitsmaat zal na cumulatie met de muziekevenementen met één stap verslechteren tot 'matig'. Dit zal maximaal 8 keer per jaar optreden (uitsluitend bij evenementen in categorie II en III). Op basis van de 12-dagenregeling (Barim en APV) zijn - na afweging door het bevoegd gezag - de evenementen te regelen. Kijkende naar de regels voor het maximaal geluidniveau bij woningen vanwege muziekevenementen binnen de gemeente West Maas en Waal (LAeq tot 80 dB(A) excl. 10 dB(A) straf vanwege muziekgeluid) zijn de planontwikkelingen voor 8 keer per jaar een (muziek)evenement te organiseren, ruimtelijk inpasbaar.

In de planregels van dit bestemmingsplan zijn nadere eisen en voorwaarden opgenomen met betrekking tot geluid, om te voorkomen dat geluidhinder voor omwonenden ontstaat.

Voor evenementen in categorie II zijn de volgende voorwaarden opgenomen:

  • het aantal evenementdagen (exclusief op- en afbouwdagen) bedraagt maximaal 4 dagen per jaar;
  • het evenement mag plaatsvinden in de dag- en avondperiode;
  • de geluidproductie (Li, Aeq) als gevolg van het evenement mag op de meest belaste gevel van alle omliggende woningen niet meer bedragen dan:
    1. 1. 60 dB(A) in de dagperiode;
    2. 2. 60 dB(A) in de avondperiode;

Voor evenementen in categorie III zijn de volgende voorwaarden opgenomen:

  • het aantal evenementdagen (exclusief op- en afbouwdagen) bedraagt maximaal 4 dagen per jaar, met dien verstande dat de periode tussen twee evenementen tenminste 14 dagen bedraagt;
  • het evenement mag plaatsvinden in de dag- en avondperiode;
  • het podium en de bijbehorende geluidsinstallaties worden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie – podium' gesitueerd;
  • het podium aan de achterzijde wordt voorzien van een geluidwerende voorziening;
  • de geluidproductie (Li, Aeq) op basis van het house-spectrum als gevolg van het evenement mag op 15 meter uit de meest belaste gevel van alle omliggende woningen (meetpunt) niet meer bedragen dan:
    1. 1. 70 dB(A) in de dagperiode;
    2. 2. 70 dB(A) in de avondperiode;
  • de geluidproductie (Li, Aeq) op basis van het house-spectrum gemeten op 15 meter vóór het podium mag niet meer bedragen dan 95 dB(A) en 110 dB(C) in de dag- en avondperiode.

Met inachtname van de voornoemde voorwaarden kan een goed woon- en leefklimaat voor omwonenden voldoende gewaarborgd worden.

4.5.3 Conclusie

Het aspect 'bedrijfsmilieuhinder' vormt geen belemmering voor de vaststelling van dit bestemmingsplan. -

4.6 Geur

4.6.1 Regelgeving

Wet geurhinder en veehouderij
De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) bevat het beoordelingskader voor geurhinder van veehouderijen die vergunningplichtig zijn op basis van de Wet milieubeheer (Wm). Het beoordelingskader is als volgt:

  • voor diercategorieën waarvan de geuremissie per dier is vastgesteld (in de Regeling geurhinder en veehouderij (Rgv))) geldt een maximale geurbelasting) op een geurgevoelig object;
  • voor andere diercategorieën geldt een minimale afstand van de dierenverblijven ten opzichte van geurgevoelige objecten.

Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen concentratiegebieden (conform Reconstructiewet) en niet-concentratiegebieden en tussen situaties binnen de bebouwde kom en buiten de bebouwde kom. De wet beschrijft in artikel 3 de maximale norm voor geurbelasting van een veehouderij ten opzichte van een gevoelig object in vier situaties, zie onderstaande tabel.

Concentratiegebied Niet-concentratiegebied
Binnen bebouwde kom diercategorieën Rgv max. 3 ouE/m³ max. 2 ouE/m³
andere diercategorieën min. 100 m t.o.v. geurgevoelig object min. 100 m t.o.v. geurgevoelig object
Buiten
bebouwde kom
diercategorieën Rgv max. 14 ouE/m³ max. 8 ouE/m³
andere diercategorieën min. 50 m t.o.v. geurgevoelig object min. 50 m t.o.v. geurgevoelig object

Tabel 4.10: Geurnormen Wgv

De Wgv biedt gemeenten de mogelijkheid om afwijkende geurnormen vast te stellen voor (delen van) het grondgebied. Op deze wijze kan de gemeente een geurhinderbeleid vaststellen dat is afgestemd op de plaatselijke situatie.

Regeling geurhinder en veehouderij
In de Regeling geurhinder en veehouderij (Rgv) is de wijze vastgelegd waarop:

  • de geurbelasting wordt bepaald;
  • de afstand tussen veehouderij en geurgevoelig object) wordt gemeten.

Activiteitenbesluit
Per 1 januari 2013 zijn agrarische activiteiten onder de werkingssfeer van het Activiteitenbesluit gebracht. In het Activiteitenbesluit zijn voor alle agrarische activiteiten, waaronder akkerbouwbedrijven en veehouderijen, eisen opgenomen. Voor de veehouderijen is aangesloten bij de systematiek uit de Wgv, dat wil zeggen dat in bepaalde gevallen een maximaal toegestane geurbelastingen geldt (diercategorieën waarvoor een geuremissiefactor is vastgesteld, bijvoorbeeld varkens en pluimvee) en in andere gevallen vaste afstandseisen gelden (diercategorieën waarvoor geen geuremissiefactor is vastgesteld, waaronder melkrundvee).

4.6.2 Onderzoek

In het kader van de voorgenomen ontwikkeling is een onderzoek naar de geurbelasting op het plangebied uitgevoerd. De belangrijkste resultaten zijn hieronder opgenomen, de volledige rapportage is als bijlage 9 bij de toelichting opgenomen.

Uit het geuronderzoek blijkt dat het plangebied gedeeltelijk is gelegen binnen de contour van 50 meter afstand rond het bouwvlak van de veehouderij aan Dijkgraaf de Leeuwweg 59 te Appeltern. Omdat de geurgevoelige objecten buiten deze contour worden opgericht, vormt het plan geen belemmering ten aanzien van deze veehouderij. Er wordt tevens voldaan aan de aan te houden gevel-gevel afstand.

Ook voor wat betreft de individuele geurbelasting worden de belangen van de omliggende veehouderijbedrijven niet geschaad door de voorgenomen ontwikkeling. Het plangebied ligt buiten de worst-case geurcontour van de norm van 8,0 ouE/m3 voor de nabij gelegen veehouderij.

De achtergrondbelasting is bepalend voor het woon- en leefklimaat en te definiëren als ‘goed’ tot ‘redelijk goed’. Het woon- en verblijfsklimaat is beter dan op grond van de Wgv acceptabel wordt geacht. Door voorgenomen ontwikkeling worden de veehouderijen niet in hun belangen geschaad, mits de geurgevoelige objecten buiten de 50 meter contour rond het bouwvlak van de Dijkgraaf de Leeuwweg 59 te Appeltern opgericht worden. In dat geval kan voor alle geurgevoelige objecten een acceptabel leefklimaat gegarandeerd worden ten aanzien van vaste afstanden en de geurbelasting.

4.6.3 Conclusie

Het aspect 'geur' vormt geen belemmering voor de vaststelling van dit bestemmingsplan.

4.7 Externe Veiligheid

4.7.1 Regelgeving

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen als vuurwerk, lpg en munitie over weg, water en spoor en door buisleidingen. Het beleid rondom externe veiligheid is vastgelegd in circulaires, regelingen, AMvB's en wetten.

In Nederland worden twee maten gehanteerd voor externe veiligheidsrisico's, namelijk het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Bij het plaatsgebonden risico (PR) gaat het om de kans per jaar dat een denkbeeldig persoon overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen als deze persoon zich onafgebroken en onbeschermd in de nabijheid van een risicovolle inrichting of transportas bevindt. Het plaatsgebonden risico wordt weergegeven als een contour rondom de risicovolle inrichting of de transportas.

Het groepsrisico (GR) is de cumulatieve kans dat een (werkelijk) aanwezige groep van 10, 100 of 1.000 personen overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het groepsrisico moet verantwoord worden voor het gebied waarbinnen zich de gevolgen van een incident met gevaarlijke stoffen voordoen. Dit is de zogenaamde 1 %-letaliteitsgrens; de afstand vanaf een risicobedrijf waarop nog slechts 1 % van de blootgestelde mensen in de omgeving overlijdt bij een ongeval op het risicobedrijf (invloedsgebied).

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) legt veiligheidsnormen op aan bedrijven die een risico vormen voor personen buiten het bedrijfsterrein, bijvoorbeeld rondom chemische fabrieken, LPG-tankstations en spoorwegemplacementen waar goederentreinen met gevaarlijke stoffen rangeren. Het besluit is op 27 oktober 2004 in werking getreden.

Op 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) in werking getreden. Daarin wordt geregeld hoe een gemeente moet omgaan met risico's langs relevante buisleidingen. De hogedruk gasleidingen van de Gasunie zijn het meest relevant.

Op 1 april 2015 is de regeling 'Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen' in werking getreden. Het Basisnet verhoogt de veiligheid van mensen die wonen of werken in de buurt van rijksinfrastructuur (auto-, spoor- en vaarwegen) waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd.

4.7.2 Onderzoek

In de directe omgeving van het plangebied zijn - behoudens het transport van gevaarlijke stoffen over de Maas - geen relevante risicobronnen aanwezig.

4.7.3 Conclusie

Het aspect externe veiligheid is alleen relevant vanwege het vervoer van gevaarlijke stoffen over de Maas. Gelet op de hiervoor genoemde overwegingen zijn er in het plangebied voldoende mogelijkheden voor de zelfredzaamheid bij een zwaar ongeval op deze transportroute. Dit betekent dat geen nadere eisen aan het plan hoeven te worden gesteld in het kader van het aspect externe veiligheid.

4.8 Water

4.8.1 Regelgeving

Rijksbeleid
Het Nationaal Waterplan 2016 - 2021 beschrijft de hoofdlijnen van het nationale waterbeleid tot 2021, met een vooruitblik richting 2050. Het Rijk speelt proactief in op de verwachte klimaatveranderingen op lange termijn, om overstromingen te voorkomen. Binnen de planperiode gaan realistische maatregelen in uitvoering die een antwoord bieden op de opgaven voor de korte termijn en voldoende mogelijkheden openlaten om op langere termijn verdere stappen te zetten. Om een duurzaam en klimaatbestendig watersysteem te bereiken moet het water meer bepalend zijn bij de besluitvorming over grote ruimtelijke opgaven dan voorheen. De mate van bepalendheid wordt afhankelijk gesteld van, onder meer, de omvang en de aard van de ingrepen, bestaande functies, nieuwe andere ruimteclaims en de bodemgesteldheid van een gebied.

Beleid waterbeheerder
Op 27 november 2015 heeft het bestuur van Waterschap Rivierenland het Waterbeheerprogramma 2016 - 2021 vastgesteld, met als titel “Koers houden, kansen benutten”. Met dit programma blijft het waterschap op koers om het rivierengebied veilig te houden tegen overstromingen, om voldoende en schoon water te hebben en om het afvalwater effectief te zuiveren. Bij de uitvoering van het programma beweegt het waterschap mee met de (klimaat)veranderingen om ons heen en benut zij de kansen die zich voordoen in de regio. Het waterbeheerprogramma beschrijft wat het waterschap in de planperiode (2016 - 2021) wil bereiken en hoe zij dat willen bewerkstelligen. De drie speerpunten van het Waterbeheerprogramma zijn:

  • Veel dijkverbeteringen: in het waterbeheerprogramma staat bescherming tegen overstromingen voorop. In de komende jaren zullen veel dijkverbeteringen in het rivierengebied plaatsvinden. Daarbij houdt het waterschap rekening met nieuwe normen voor waterveiligheid en met de belangen van de omgeving. Dijkverbeteringen worden op veel plaatsen innovatief uitgevoerd. Hierdoor kan het waterschap de overlast voor de omgeving beperken en efficiënter werken.
  • Innovatie bij zuivering afvalwater: rioolwater is niet langer alleen maar afvalwater; het is ook een bron van nuttige energie en grondstoffen. In het waterbeheerprogramma neemt het waterschap zich voor steeds meer technieken toe te passen om grondstoffen en energie terug te winnen uit het afvalwater.
  • Klimaatbestendig watersysteem: het klimaatbestendig maken van het watersysteem is een van de aandachtspunten in het beheerprogramma.

Watertoets
In de brochure “Partners in Water” is het beleid van het waterschap Rivierenland verwoord. De brochure gaat in op de inhoud van de watertoets en behandeld de volgende thema’s:

  • waterneutraal inrichten;
  • schoon inrichten;
  • veilig inrichten;
  • bijzondere wateren en voorzieningen.

Ten aanzien van het thema Waterneutraal inrichten wordt ingegaan op de benodigde waterberging bij verschillende projecten. Voor kleine projecten in stedelijk gebied is waterberging slechts in beperkte mate noodzakelijk en/of mogelijk. Tot 500 m2 aan extra verharding geldt er voor particulieren een mogelijkheid voor een eenmalige vrijstelling. In alle andere gevallen dienen compenserende maatregelen getroffen te worden. Voor projecten tot 5.000 m2 aan extra verharding bedraagt de compensatie 436 m2 per hectare verharding. Bij een toename groter dan 5.000 m2 is maatwerk benodigd. Waterberging dient in principe binnen het plangebied opgelost te worden. Indien dit niet mogelijk is kan de waterberging elders binnen het peilgebied worden opgelost.

Richtlijnen en eisen drooglegging en ontwatering

Ter voorkoming van grondwateroverlast bij bestaande en nieuwe bebouwing gelden richtlijnen voor een bepaalde drooglegging. Dit is de maat waarop het maaiveld, het straatniveau of het bouwpeil boven het oppervlaktewaterpeil ligt. Doorgaans geldt voor het maaiveld een drooglegging van 0,70 meter, voor het straatpeil een drooglegging van 1 meter en voor het bouwpeil een drooglegging van 1,3 meter. Er wordt uitgegaan van het zomerpeil.

Voldoende ontwatering is nodig om grondwateroverlast te voorkomen. In gebieden waar grondwateroverlast bekend is of gebieden met hoge grondwaterstanden adviseert het waterschap om hier nader onderzoek naar te doen. Eventuele maatregelen zijn het ophogen van het maaiveld of kruipruimteloos bouwen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0668.BPLandgoedDAM-BOH1_0022.png"

Tabel 4.12: ontwateringshoogte richtlijnen waterschap Rivierenland

In gebieden met rivierkwel dient aan te worden getoond dat een T=10 hoogwatersituatie op de rivier in combinatie met de T=2 winterbui volgens Buijsman en Velds niet leidt tot onacceptabele peilstijgingen en afvoeren.

4.8.2 Onderzoek

In het kader van de voorliggende ontwikkeling is watertoets uitgevoerd. Deze resultaten zijn hieronder weergegeven, de volledige rapportage is als bijlage 10 bij de toelichting opgenomen.

Bestaande situatie

Bodemopbouw

Over het algemeen ligt het maaiveld binnen het plangebied op 5,50 tot 5,60 m boven NAP. Het terrein van de kippenhouderij ligt verhoogd, op een hoogte van 5,90 m boven NAP. De wegen rondom het gebied (de Dijkgraaf de Leeuwweg en de Noord-Zuid) liggen op een hoogte van 6,20 m boven NAP.

Door het plangebied komt overal klei op zand met een dun laagje veen voor. In het noorden van het gebied zit deze veenlaag dieper dan in het zuiden van het gebied. De kleilaag is in het noorden van het gebied van maaiveld tot circa 5 m diepte aanwezig (0,5 m boven NAP). In het zuiden van het plangebied is de kleilaag maar 3-3,5 meter dik. Daaronder zit een laag veen (circa 0,5 m dik). Onder de veenlaag is een zandige laag aanwezig met op verschillende niveaus een grindlaag. Dit is een doorgaand vast zandpakket. In de zandbanenkaart van de Provincie Gelderland wordt daarnaast een meter dikke zandlaag aangeven die varieert van 1 meter onder maaiveld in het zuiden, tot 2 meter onder maaiveld in het noorden van het plangebied.

De metersdikke kleilaag in het gebied zorgt ervoor dat de doorlatendheid laag is. Dat wil zeggen dat water slecht infiltreert in de bodem. Dit is in de hoogtekaart ook terug te zien door de vele greppels op het huidige terrein. Hier dient rekening mee te worden gehouden bij het ontwerp.

Oppervlaktewater en veiligheid

Het plangebied ligt in een waterrijk gebied, met verschillende watergangen van het waterschap lopend door het gebied. Er komen zowel A-, B- en C-watergangen voor. Voor het plangebied geldt het Peilbesluit Quarles van Ufford. Ter plaatse geldt een zomerpeil van 5,00m +NAP en een winterpeil van 4,60m +NAP.

Het plangebied ligt vlak ten noordwesten van het recreatiegebied De Gouden Ham langs de Maas. De dijk langs de Maas is in het beheer van Rijkswaterstaat. Echter, deze dijk loopt buiten het plangebied en het plangebied heeft geen invloed op de werking van deze dijk. Andere relevante waterveiligheidaspecten zijn niet geconstateerd bij de inventarisatie. Het plangebied ligt geheel binnen het beheersgebied van het waterschap (en gemeente).

Grondwater

In het plangebied is grondwatertrap Vb aanwezig. Volgens de indeling grondwatertrappen van de Wageningen Universiteit (WUR) betekent dit een gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG) van 25-40cm onder maaiveld. De gemiddeld laagste grondwaterstand (GLG) is < 1,20m onder maaiveld.

In het gebied rondom het plangebied zijn op verschillende plaatsen grondwatermetingen gedaan. Uit deze metingen is naar voren gekomen dat de grondwaterstand in de winter gemiddeld 20-40 cm onder maaiveld staat en in de zomer 80-100 cm onder maaiveld. Dit komt goed overeen met de grondwatertrap. Deze metingen zijn echter wel gedaan op een afstand van 300 m ten noordwesten van het plangebied, op de grens met grondwatertrap VI, er moet dus rekening worden gehouden met enige onzekerheid of in het plangebied hetzelfde geldt.

Uit de kwelattentiekaart blijkt dat het projectgebied in een kwelgevoelige zone ligt. Door de globale opzet van het plan is het nog niet mogelijk een inschatting te doen wat de gevolgen van de ontwikkelingen zullen zijn op de kwelgevoeligheid van het gebied. Bij de verdere uitwerking zijn kwelberekeningen vereist waarin wordt aangetoond dat de toekomstige ontwikkeling (door ophoging, demping en aanbrengen van nieuw oppervlaktewater) geen verslechtering van de kwelsituatie veroorzaakt

Het plangebied ligt niet in een grondwaterwingebied. Ook is er geen intrekgebied in het plangebied aanwezig. Er is verder geen informatie over de kwaliteit van het grondwater in dit gebied bekend.

Riolering

Het gebied bestaat momenteel uit een deel houthakbos, braakliggend terrein en een kippenhouderij. De kippenhouderij is voorzien van drukriolering gelegen in de Dijkgraaf de Leeuwweg. Er is verder geen vrij verval riolering aanwezig in de omliggende openbare wegen.

Toekomstige situatie

Waterveiligheid

In het kader van waterveiligheid hoeven geen overwegingen te worden gemaakt voor het voorliggende bestemmingsplan. De primaire kering langs de Maas ligt buiten het plangebied en de ontwikkeling heeft geen significant effect op deze kering.

Ontwatering en drooglegging

Voor het plangebied geldt het Peilbesluit Quarles van Ufford. Dit betekent dat er een zomerpeil van 5,00 m +NAP geldt en een winterpeil van 4,60 m + NAP. De peilen blijven gehandhaafd. De wegen rondom het plangebied liggen op circa 6,0 m + NAP.

Op basis van het zomerpeil is het minimaal bouwpeil 6,30 m + NAP met een wegpeil van 6,0 m + NAP om aan de droogleggingseisen te voldoen.

Het halen van voldoende ontwatering is afhankelijk van de optredende grondwaterstanden. De maaiveldhoogtes liggen op circa 5,5 m + NAP en de hoogste grondwaterstanden liggen worstcase op 5,00 m + NAP. Dit levert vanuit de ontwateringsrichtlijnen een minimaal wegpeil van 5,70 m + NAP.

Om voldoende drooglegging en ontwatering te halen moet het plangebied worden opgehoogd. Het verlagen van de grondwaterstanden door ontwateringsmiddelen toe te passen zijn niet toegestaan tenzij anders in overleg met waterschap is besproken. Deze ontwateringsmiddelen veroorzaken namelijk een versnelde afvoer (afwenteling) op het watersysteem van waterschap Rivierenland.

Hemelwater

De afvoer van het afstromend hemelwater en het huishoudelijk afvalwater wordt gescheiden van elkaar afgevoerd. Voor het hemelwater wordt extra bergingscapaciteit in het watersysteem aangelegd ter
compensatie van de toename aan verharding. Infiltratie van hemelwater in de huidige bodem is niet mogelijk vanwege de slecht doorlatende grond op maaiveldniveau. Afvoer van regenwater zal daarom naar het oppervlaktewater plaatsvinden om wateroverlast te voorkomen. Conform het gemeentelijk beleid moet regenwater zichtbaar en bovengronds worden afgevoerd.

Bij de nadere uitwerking kan worden overwogen om de benodigde ophoging met goed doorlatend zand te gebruiken om regenwater alsnog in de ondiepe bodem te laten infiltreren via droogvallende bergingen op maaiveld. Het regenwater kan vervolgens vertraagd over de kleilaag naar het oppervlaktewater afvoeren. Indien haalbaar kan de statische berging in de bergingszones ingezet worden om de berging in het oppervlaktewatersysteem te verminderen. De haalbaarheid en inpassing van berging op maaiveld bepaald ook de afwateringsmethode (boven- of ondergronds) naar de bergingsvoorzieningen.

Bovengenoemd voorstel dient in nauw overleg met de gemeente en het waterschap te worden uitgewerkt en beoordeeld op haalbaarheid.

Voor het voorliggende plan gelden de volgende (harde) eisen met betrekking tot de waterbergingsopgave:

  • De maximale afvoer van water uit het plangebied mag niet meer dan 1,5 l/s/ha (landelijke afvoernorm);
  • Bij een T10 + 10% neerslagsituatie mag het waterpeil niet meer dan 30 cm stijgen in het plangebied. Vuistregel hierbij is 436 m3 berging per ha verhard oppervlak;
  • Compensatie voor verhard oppervlak kan zowel plaatsvinden in nieuw water als in bestaand water. De initiatiefnemer moet bij de nadere uitwerking aangeven op welke manier en waar hij de compensatie gaat maken.
  • Waterberging moet plaatsvinden in hetzelfde peilvak binnen het plangebied en regenwater moet de
    berging kunnen bereiken.
  • De totale wateropgave dient fysiek inpasbaar te zijn binnen het plan rekening houdend overige ruimteclaims. In andere woorden, het plan moet haalbaar en uitvoerbaar zijn en de waterhuishouding moet geborgd blijven of verbeterd worden.

Bij de berekening van de bergingsopgave is uitgegaan van de geldende bouwpercentages voor de verschillende percelen in het plangebied, plus 10% extra verharding voor de aanleg van paden en wegen. Het plangebied heeft een oppervlak van ruim 14,6 ha. Voor de berekening van de bergingsopgave is uitgegaan van de vuistregel van het waterschap horende bij een T10 + 10% bui, dus 436 m3/ha met een maximaal toegestane peilstijging van 30 cm.

Het perceel Dijkgraaf de Leeuwweg 58 is in de huidige situatie al deels verhard, er is namelijk al 4.371 m2 bebouwd. Dit verhard oppervlak is reeds vergund en loost al op het watersysteem van het waterschap Rivierenland. Hier moet rekening mee worden gehouden tijdens het berekenen van de toekomstige bergingsopgave.

Op het perceel Dijkgraaf de Leeuwweg 59 vinden geen ontwikkelingen plaats, hier is geen sprake van een wateropgave omdat het verhard oppervlak niet wijzigt.

Zoals onderstaande tabel toont dient in het plangebied in totaal circa 2.766 m3 berging te worden gecreëerd. Dit dient te worden geïntegreerd met het bestaand watersysteem, uitgaande van maximaal 30 cm peilstijging bij T=10 +10%. Dit komt neer op een oppervlak op de waterlijn van 9.220 m2.

afbeelding "i_NL.IMRO.0668.BPLandgoedDAM-BOH1_0023.png"

Tabel 4.13: bergingsopgave voor Landgoed De Acht Morgen

Om te waarborgen dat voorzien wordt in voldoende waterberging, is een specifieke regeling opgenomen in de regels van dit bestemmingsplan. Het plangebied heeft een oppervlak van ruim 14,6 ha. De totale verharding die meetelt voor de bergingsvoorziening voortkomend uit tabel 4.13 bedraagt 6,35 ha. Inclusief bestaande verharding, de woningen op palen en het bosoppervlak is het totale oppervlak 10,92 ha. Daarmee blijft er 4,08 ha over voor invulling van onder andere de wateropgave van 0,92 ha (2.766 m3 / 0,3m).

Naast deze waterberging door toename van het verhard oppervlak dient bij demping van bestaande watergangen 1 op 1 compensatie plaats te vinden. Op basis van het bestemmingsplan is niet aan te geven of en zo ja waar sprake is van een demping van watergangen. De A-watergang in het bestemmingsplan blijft behouden en is als dusdanig bestemd. Aanvullend dienen de ontwateringsloten aan weerszijden van de Dijkgraaf de Leeuwweg (C-status) gehandhaafd te blijven om de ontwateringsituatie van de openbare weg niet te verslechteren. De beoogde dassentunnel onder de openbare weg mag daarbij niet uitkomen in het waterprofiel van de sloot.

Voor de overige watergangen is demping mogelijk, mits gecompenseerd in bergend volume en het waterhuishoudkundig functioneren voor de omgeving niet verslechterd.

Oppervlaktewater

Naast het voorkomen van wateroverlast door voldoende waterberging is ook waterkwaliteit van groot belang voor de beoogde ontwikkeling in dit gebied.

Watergangen met A of B-status
De A-watergang in het bestemmingsplan blijft behouden en is als water bestemd met ruimte voor het
onderhoudspad. Indien de A-watergang aan de planzijde aan verandering onderhevig is gelden aanvullende regels. De watergang dient een bodemverbreding ter krijgen van tenminste 50 cm en minstens 50% van de taluds dient natuurvriendelijk te worden ingericht. Natuurvriendelijke oevers worden aangelegd als flauw talud of als plasberm. Voor de inrichting hiervan gelden breedte- en taludmaten. In overleg met het waterschap wordt daaraan vorm gegeven.

Alle overige (nieuwe) watergangen hebben een B-status en worden minimaal ingericht met het voorgeschreven profiel behorende bij een B-watergang. De aangrenzende perceeleigenaar heeft verder een onderhoudsplicht op de B-watergangen

Waterkwaliteit
Natuurvriendelijke oevers versterken het zelfreinigend vermogen van het oppervlaktewater en dragen bij aan een goede waterkwaliteit. Tevens wordt hiermee een goede ecologische kwaliteit van het water bevorderd. In het bestemmingsplan Landgoed De Acht morgen wordt rekening gehouden met de ruimtevraag voor natuurvriendelijke oevers en de gewenste inrichting; de functie ervan moet worden beschermd. Sinds 2009 is de Wet verontreiniging oppervlaktewateren (Wvo) niet meer van toepassing en vallen lozingen onder het activiteitenbesluit. Ten aanzien van afstromende oppervlakten zijn met diverse partijen beleidsafspraken gemaakt welke zijn vastgelegd in het rioleringsbeleid 'Samen door 1 buis'.

Bij bouwprojecten moet rechtstreekse lozing van uitloogbare materialen (zoals van koperen daken, et cetera) en uitspoeling van vervuilende stoffen via de bodem naar het oppervlaktewater worden voorkomen. Bij de aanleg en reconstructie van wegen is een waterwetvergunning nodig. In de aanvraag kan de wegbeheerder aangeven welke maatregelen en voorzieningen hij treft om de waterkwaliteit te waarborgen (bijvoorbeeld bermfiltratie).

Om water van voldoende kwaliteit te kunnen handhaven, is ook het zelfreinigend vermogen van het watersysteem van belang. Dit wordt bevorderd door voldoende ruimte voor water, voldoende waterdiepte en voldoende oevervegetatie. Doorstroming of circulatie door het onderling verbinden van watergangen zijn vaak eveneens gewenst, tenzij al een goede waterkwaliteit aanwezig is. In plannen in het landelijk gebied zullen de kansen worden benut om te voldoen aan de water kwaliteitseisen vanuit de Europese Kaderrichtlijn Water.

Bij realisatie van het planvoornemen staat waterkwaliteit hoog in het vaandel en zal zorg gedragen worden om de waterkwaliteit zelfs te verbeteren. De aanleg van natuurvriendelijke oevers zal hieraan zeker bijdragen. De definitieve inrichting van het voornemen zal worden kortgesloten met het waterschap en de gemeente.

De solitaire waterpartij met status van zwemwaterkwaliteit blijft gescheiden van het landelijk watersysteem van het Waterschap Rivierenland.

Huishoudelijk afvalwater

Zoals eerder vermeld wordt hemelwater niet gekoppeld aan het rioleringssysteem. Schoon hemelwater zal niet worden afgevoerd via het vuilwaterriool. In het plangebied zal er naar een mogelijkheid gezocht worden om afvalwater door middel van drukriolering te transporteren naar bestaande riolering ten zuiden van het plangebied. De uiteindelijke inpriklocatie gebeurt in overleg met de gemeente. De bestaande drukriolering op het terrein van de voormalige kippenhouderij blijft vooralsnog in functie. Eventuele wijzigingen aan het vuilwatersysteem op het terrein van de voormalige kippenhouderij zijn door de perceeleigenaar zelf uit te werken en te realiseren.

4.8.3 Conclusie

Het aspect water vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit bestemmingsplan. In het kader van het wettelijk vooroverleg wordt het voorliggende bestemmingsplan aan Waterschap Rivierenland voorgelegd.

4.9 Ecologie

4.9.1 Regelgeving

Per 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming (Wnb) in werking getreden. Deze wet vervangt drie oude wetten: de Natuurbeschermingswet 1998 (gebiedsbescherming: Natura 2000), de Flora- en faunawet (soortenbescherming) en de Boswet (kapvergunningen).

Soortenbescherming
Voor ruimtelijke ingrepen die resulteren in overtreding van één of meer artikelen van de Wnb moet ontheffing worden aangevraagd. Voor een aantal soorten geldt daarenboven het beschermingsregime van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn. Voor werkzaamheden die uit een bestemmingsplan voortvloeien dient voor de start van die werkzaamheden ontheffing te worden aangevraagd indien beschermde soorten voorkomen. Bij de vaststelling van het plan dient duidelijk te zijn of en in hoeverre een ontheffing kan worden verkregen.

Voor alle in de wet genoemde diersoorten (inclusief vogels) geldt dat het verboden is individuen van deze soorten (opzettelijk) te doden of te vangen. Bovendien is het verboden nesten (en eieren) en (vaste) voortplantingsplaatsen of rustplaatsen van dieren opzettelijk te beschadigen of te vernielen dan wel weg te nemen. Voor de in de wet genoemde plantensoorten geldt dat het verboden is exemplaren in hun natuurlijke verspreidingsgebied opzettelijk te plukken en te verzamelen, af te snijden, te ontwortelen of te vernielen. In de Wnb worden drie beschermingsregimes onderscheiden voor beschermde soorten. Voor de eerste twee regimes gelden aanvullende verbodsbepalingen.

  1. 1. Het beschermingsregime Vogelrichtlijn (Vrl), dat van toepassing is op van nature in Nederland in het wild levende vogels van soorten als bedoeld in artikel 1 van de Vrl. Met betrekking tot deze vogelsoorten geldt dat het - aanvullend aan de bovengenoemde verbodsbepalingen - verboden is vogels opzettelijk te storen, behalve als de storing niet van wezenlijke invloed is op de staat van instandhouding van de desbetreffende vogelsoort. Ruimtelijke inrichting of ontwikkeling en dwingende redenen van groot openbaar belang zijn geen reden om ontheffing te verlenen. Ontheffing is uitsluitend toegestaan op basis van de ontheffingsgronden die in de Vrl zijn genoemd. Overigens is het, indien geen ontheffing nodig is, volgens de huidige interpretatie van de wet wel verplicht rekening te houden met het broedseizoen van vogels. Voor sommige vogelsoorten met vaste verblijfplaatsen geldt dat deze vaste verblijfplaatsen en het essentiële leefgebied jaarrond beschermd zijn.
  2. 2. Het beschermingsregime Habitatrichtlijn (Hrl), dat van toepassing is op soorten van bijlage IV bij de Hrl, bijlage I en II bij het Verdrag van Bern en bijlage I bij het Verdrag van Bonn. Met betrekking tot deze soorten is het - aanvullend aan de bovengenoemde verbodsbepalingen - verboden dieren opzettelijk te verstoren. Ontheffing wordt voor ruimtelijke inrichting of ontwikkeling alleen verleend indien:
    1. a. er geen andere bevredigende oplossing is, en
    2. b. geen afbreuk wordt gedaan aan de gunstige staat van instandhouding van de soort, en
    3. c. sprake is van één van de volgende (bij ruimtelijke ontwikkeling relevante) belangen:
      • de bescherming van wilde flora en fauna of natuurlijke habitats, of
      • de volksgezondheid, de openbare veiligheid of andere dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard en voor het milieu wezenlijk gunstige effecten.
  3. 3. Het beschermingsregime Andere Soorten, dat van toepassing is op soorten van de bijlage behorende bij artikel 3.10 van de Wnb. Ontheffing is alleen mogelijk indien:
    1. a. er geen andere bevredigende oplossing is, en
    2. b. indien geen afbreuk wordt gedaan aan de gunstige staat van instandhouding van de soort.

Er is echter geen ontheffing nodig indien gewerkt wordt volgens een geldige gedragscode die van toepassing is op de betreffende soort(en). Vaak is daarnaast ecologische begeleiding en een ecologisch werkprotocol nodig bij de uitvoering van werkzaamheden.

De provincies kunnen voor het beschermingsregime Andere Soorten een algemene vrijstelling verlenen voor onder meer ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden. In de gemeente West Maas en Waal is de provincie Gelderland het bevoegd gezag voor de Wnb.

Indien nesten, (vaste) voortplantingsplaatsen of rustplaatsen van soorten niet (kunnen) worden ontzien, is ontheffing noodzakelijk. Ontheffing is niet benodigd indien de functionaliteit van de nesten, (vaste) voortplantingsplaatsen of rustplaatsen gegarandeerd wordt (het beschadigen en vernielen wordt voorkomen door maatregelen of er zijn voldoende alternatieven).

Ten slotte is altijd de algemene zorgplicht van toepassing, die inhoudt dat een ieder voldoende zorg in acht neemt voor alle inheemse dieren en planten en hun directe leefomgeving (artikel 1.11 van de Wnb). Concreet betekent dit dat bij ruimtelijke ontwikkeling gezorgd moet worden dat dieren niet gedood worden en dat planten verplant worden. Ook dient gelet te worden op bijvoorbeeld de voortplantingsperiode van amfibieën en de zoogperiode van zoogdieren.

Gebiedsbescherming
De Wnb ziet op de bescherming van Natura 2000-gebieden (Vrl- en Hrl-gebieden). Voor ieder Natura 2000-gebied zijn instandhoudingsdoelstellingen opgesteld voor één of meerdere soorten en/of habitats. Voor ruimtelijke ontwikkelingen binnen de Natura 2000-gebieden en tevens voor ontwikkelingen daarbuiten die van invloed kunnen zijn (door 'externe werking') op die beschermde natuurgebieden, gelden (strenge) restricties. Voor activiteiten of projecten die schadelijk zijn voor de beschermde natuur geldt een vergunningplicht. Middels een 'habitattoets' dient te worden onderzocht of een activiteit (significante) negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen voor Natura 2000-gebieden veroorzaakt. De uitkomsten van de habitattoets dienen te worden beoordeeld door het bevoegd gezag.

Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) is het Nederlands netwerk van bestaande en nieuw aan te leggen natuurgebieden (de voormalige Ecologische Hoofdstructuur / EHS). Het netwerk moet natuurgebieden beter verbinden met elkaar en met het omringende agrarisch gebied. Het doel van het NNN is de instandhouding en ontwikkeling van natuurgebieden om daarmee een groot aantal soorten en ecosystemen te laten voortbestaan. Sinds 2014 zijn de provincies het eerste verantwoordelijke bevoegde gezag voor het NNN (daarvoor was dat de rijksoverheid). De provincies hebben in een verordening regelgeving vastgelegd ten aanzien van het NNN.

4.9.2 Onderzoek

4.9.3 Conclusie

Soortenbescherming

In het voorliggende plangebied zijn diverse beschermde soorten aangetroffen. Het gaat om vleermuizen, de das en steenmarter, een buizerd, bosuil en poelkikker. Ten aanzien van vleermuizen, de steenmarter, buizerd en bosuil wordt geconcludeerd dat geen overtreding van verbodsbepalingen uit de Wet natuurbescherming plaatsvinden. Voor de das en poelkikker dient ontheffing te worden aangevraagd. Deze ontheffingsaanvraag is inmiddels in gang gezet. Om te voorkomen dat overtreding van verbodsbepalingen uit de Wnb plaatsvindt, is in de regels van dit bestemmingsplan een voorwaardelijke verplichting opgenomen. Daarbij is het bouwen en gebruik van de gronden afhankelijk gesteld van het verkrijgen van een ontheffing. Op basis van de uitgevoerde onderzoeken en de voorgestelde mitigerende maatregelen is voldoende aannemelijk gemaakt dat ontheffing verkregen kan worden. Het aspect flora en fauna vormt derhalve geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.

Gebiedsbescherming

Het plangebied maakt geen onderdeel uit van het NatuurNetwerk Nederland (NNN)/Gelders Natuurnetwerk (GNN). Het plangebied is evenmin gelegen binnen een Natura 2000-gebied. Wel bevindt zich ten noorden van het plangebied het Natura 2000-gebied 'Rijntakken'. Uit een onderzoek naar stikstofdepositie blijkt dat de voorgenomen ontwikkeling leidt tot een zeer lokale toename van de stikstofdepositie in het Natura 2000-gebied Rijntakken binnen het zoekgebied voor de leefgebieden Lg11 en Lg08. Andere effecten kunnen worden uitgesloten. De leefgebieden 'Lg11 Kamgrasweide & Bloemrijk weidevogelgrasland van het rivieren- en zeekleigebied' en 'Lg08 Nat, matig voedselrijk grasland' zijn in potentie relevant voor de kwartelkoning. 'Lg08 Nat, matig voedselrijk grasland' is daarnaast in potentie relevent voor de watersnip. De toename in stikstofdepositie leidt echter niet tot een verlaging van de draagkracht van het Natura 2000-gebied voor de kwartelkoning en de watersnip, omdat de locatie niet van belang is voor deze soorten en merendeels geen sprake is van een overschrijding van de KDW. De instandhoudingsdoestellingen van het Natura 2000-gebied Rijntakken komen daardoor niet in gevaar. Significant negatieve effecten kunnen op voorhand worden uitgesloten. De Wet natuurbescherming staat de uitvoerbaarheid van het plan niet in de weg. Bovendien leidt de voorgenomen ontwikkeling op een groot aantal hexagonen/gebieden tot een depositieafname, doordat het bestaande pluimveebedrijf wordt beëindigd.

Omdat de toename aan stikstofdepositie de grenswaarde van 0,05 mol/ha/jaar overschrijdt, dient er voor het voorgenomen plan te zijner tijd een vergunning te worden aangevraagd. Op het moment van uitvoering van het onderzoek is geconstateerd dat er vergunningsruimte vanuit het PAS beschikbaar is. In de planregels is een voorwaardelijke verplichting ten aanzien van stikstofdepositie opgenomen. Daarin is bepaald dat activiteiten die leiden tot een toename van stikstofdepositie op verzuring gevoelige Natura 2000 gebieden, uitsluitend zijn toegestaan indien een vergunning in het kader van de Wnb is verleend en onherroepelijk is.

4.10 Archeologie En Cultuurhistorie

4.10.1 Regelgeving

Erfgoedwet
De Erfgoedwet bundelt de bestaande wet- en regelgeving voor behoud en beheer van het cultureel erfgoed in Nederland. Bovendien zijn aan de Erfgoedwet een aantal nieuwe bepalingen toegevoegd. Het beschermingsniveau zoals deze in de oude wetten en regelingen golden, blijft gehandhaafd. Het behoud en beheer van het Nederlandse erfgoed was geregeld in zes verschillende wetten en een regeling. Waarin roerend, onroerend en archeologisch erfgoed allemaal hun eigen specifieke definities, procedures en beschermingsmaatregelen hadden.

In de Erfgoedwet is vastgelegd hoe met ons erfgoed wordt omgegaan, wie welke verantwoordelijkheden daarbij heeft en hoe het toezicht daarop wordt uitgeoefend. Overbodige regels zijn geschrapt en de verantwoordelijkheid voor de bescherming van het cultureel erfgoed ligt waar mogelijk bij het erfgoedveld zelf. Onderdelen van de Monumentenwet die de fysieke leefomgeving betreffen, worden overgeheveld naar de Omgevingswet die in 2021 van kracht wordt. Voor deze onderdelen is een overgangsregeling in de Erfgoedwet opgenomen. Het gaat daarbij om de volgende zaken:

  • Vergunningen tot wijziging, sloop of verwijdering van rijksmonumenten.
  • Verordeningen, bestemmingsplannen, vergunningen en ontheffingen op het gebied van archeologie.
  • Bescherming van stads- en dorpsgezichten.

4.10.2 Onderzoek

4.10.3 Conclusie

Archeologie
Op basis van verschillende archeologische onderzoeken blijkt dat de archeologische verwachtingswaarde in het voorliggende plangebied laag is. Vervolgonderzoek wordt niet nodig geacht. Het perceel Dijkgraaf de Leeuwweg 59 is voorzien van een archeologische dubbelbestemming. Het aspect 'archeologie' vormt geen belemmeringen voor de vaststelling van dit bestemmingsplan.

Cultuurhistorie
Het aspect 'cultuurhistorie' vormt geen belemmering voor de vaststelling van dit bestemmingsplan.

4.11 Leidingen

Naast de hiervoor beschreven milieuaspecten kunnen er nog andere belemmeringen in of nabij
het plangebied aanwezig zijn die van invloed kunnen zijn op de planvorming. Het gaat
bijvoorbeeld om de aanwezigheid van straalpaden, planologisch relevante kabels en leidingen (zoals waterleidingen of rioleringsleidingen), beschermingszones en dergelijke.

In het voorliggende plangebied zijn geen leidingen of andere belemmeringen aanwezig die een planologische bescherming behoeven, of die de planuitvoering in de weg staan.

4.12 Verkeer En Parkeren

4.12.1 Verkeer

Om inzicht te bieden in de mate van verkeerstoename als gevolg van de ontwikkeling, die met dit bestemmingsplan wordt gefaciliteerd, moet de verkeersaantrekkende werking worden bepaald. Deze is inzichtelijk gemaakt in de 'Notitie verkeersonderzoek BP De Acht Morgen'. De belangrijkste conclusies zijn hieronder overgenomen, de volledige notitie is als bijlage 19 bij de toelichting opgenomen.

Voor het bepalen van de verkeersgeneratie is gebruik gemaakt van CROW-publicatie 317 "kencijfers parkeren en verkeersgeneratie" (2012). Voor de berekening van de verkeersgeneratie is uitgegaan van de maximale aantallen, uitgaande van een ligging in het buitengebied én de stedelijkheidsgraad op basis van adressendichtheid "niet stedelijk". Voor de functies in het bestemmingsplan waarvoor het CROW geen verkeersgeneratie heeft bepaald, zijn aannames gemaakt op basis van het aantal benodigde parkeerplaatsen, eerdere onderzoeken of expert judgement.

In onderstaande tabel is de verkeersgeneratie voor Landgoed De Acht Morgen en het perceel Dijkgraaf de Leeuwweg 58 weergegeven. Hierin is rekening gehouden met een 'dubbeltelling' en een maximale beperking ten aanzien van het aantal overnachtingsplaatsen en brutovloeroppervlak in m2. Omdat de outdoor-evenementen incidenteel zijn (maximaal 12 keer per jaar) is deze functie in de tabel apart weergeven.

Locatie Verkeersgeneratie ritten/etmaal
Landgoed De Acht Morgen 1.980
Dijkgraaf de Leeuwweg 58 508
Totaal 2.487
Op evenementdagen 4.437

Tabel 4.14: verkeersgeneratie.

In de voornoemde notitie zijn de huidige verkeersstromen op de Dijkgraaf de Leeuwweg en N329 geteld. Op basis van de snelste routes in de reisplanner van Google Maps is aangenomen dat 55% van de bezoekers via de N329 rijdt, 35% via de Dijkgraaf de Leeuwweg en 10% richting Appeltern. Wanneer de verkeersgeneratie ten gevolge van het planvoornemen bij de getelde intensiteit wordt opgeteld, blijkt dat de wegen rondom de ontwikkeling het extra verkeer in 2030 kunnen verwerken. De verwachte intensiteiten op de Dijkgraaf de Leeuwweg, 3.451 mvt/etmaal op evenementdagen en 2.768 mvt/etmaal exclusief evenementen), zijn passend voor een erftoegangsweg buiten de bebouwde kom. Daarnaast zijn de verwachte intensiteiten op de N329, 6.605 mvt/etmaal op evenementdagen en 5.533 mvt/etmaal exclusief een evenement, passend voor een gebiedsontsluitingsweg buiten de bebouwde kom.

Het aspect 'verkeer' vormt derhalve geen belemmering voor dit bestemmingsplan.

4.12.2 Parkeren

Ter waarborging van voldoende parkeergelegenheid dient de toekomstige parkeerbehoefte te worden bepaald. Deze is inzichtelijk gemaakt in de 'Notitie verkeersonderzoek BP De Acht Morgen'. De belangrijkste conclusies zijn hieronder overgenomen, de volledige notitie is als bijlage 19 bij de toelichting opgenomen.

Voor het bepalen van de parkeerbehoefte is gebruik gemaakt van CROW-publicatie 317 "kencijfers parkeren en verkeersgeneratie" (2012). Voor de berekening van de parkeerbehoefte is uitgegaan van de maximale aantallen, uitgaande van een ligging in het buitengebied én de stedelijkheidsgraad op basis van adressendichtheid 'niet stedelijk'. Voor de functies in het bestemmingsplan waarvoor het CROW geen verkeersgeneratie heeft bepaald, zijn aannames gemaakt op basis van het aantal benodigde parkeerplaatsen, eerdere onderzoeken of expert judgement.

In onderstaande tabel is de parkeerbehoefte voor Landgoed De Acht Morgen en het perceel Dijkgraaf de Leeuwweg 58 weergegeven. Hierin is rekening gehouden met een 'dubbeltelling' en een maximale beperking ten aanzien van het aantal overnachtingsplaatsen en brutovloeroppervlak in m2.

Locatie Benodigd aantal parkeerplaatsen
Landgoed De Acht Morgen 1.226
Dijkgraaf de Leeuwweg 58 168
Totaal 1.394
Op evenementdagen 2.369

Tabel 4.15: benodigd aantal parkeerplaatsen.

Omdat de toekomstige uitwerking van het recreatiegebied nog niet volledig is uitgekristalliseerd, is er in het voorliggende bestemmingsplan een specifieke regeling ten aanzien van parkeren opgenomen. In de overige regels is bepaald dat bij het bouwen en/of het wijzigen van het bestaande gebruik voorzien moet worden in de aanleg en instandhouding van voldoende parkeergelegenheid. Daarbij wordt gebruik gemaakt van het vigerende gemeentelijke parkeerbeleid. Thans is het gemeentelijk parkeerbeleid vastgelegd in de 'Nota Parkeren 2019' van de gemeente West Maas en Waal, zoals deze door de gemeenteraad is vastgesteld op 24 januari 2019. Indien deze parkeernota in de toekomst wordt herzien zijn burgemeester en wethouders bevoegd het door de gemeenteraad gewijzigde beleid overeenkomstig van toepassing te verklaren. Daarmee is de realisatie van voldoende parkeergelegenheid voldoende gewaarborgd. Parkeren dient geheel binnen het plangebied te worden opgelost.

Hoofdstuk 5 Juridische Planbeschrijving

5.1 Algemeen

Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding en regels en is voorzien van een toelichting. De regels en verbeelding vormen het juridisch bindende deel, terwijl de toelichting geen juridische binding heeft, maar moet worden beschouwd als handvat voor de uitleg en de onderbouwing van de opgenomen bestemmingen. De regels bevatten het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing, regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken. De verbeelding heeft een rol voor toepassing van de regels alsmede de functie van visualisering van de bestemmingen.

In deze paragraaf worden de systematiek van de regels en de wijze waarop de regels gehanteerd dienen te worden, uiteengezet. De regels van het plan bestaan uit vier hoofdstukken, waarin achtereenvolgens de inleidende regels, de bestemmingsregels, de algemene regels en de overgangs- en slotregels aan de orde komen. Voor de systematiek is aangesloten op de SVBP2012 en de Wabo. Daarnaast is zoveel mogelijk aangesloten bij andere bestemmingsplannen van de gemeente West Maas en Waal. Voor het bouwen is verder het Besluit omgevingsrecht (Bor) van belang. In het Bor zijn onder andere regels voor vergunningvrije bouwwerken opgenomen.

Opzet bestemmingsplan
De ontwikkeling van Landgoed De Acht Morgen en de transformatie van het perceel Dijkgraaf de Leeuwweg 58 betreffen beide (verblijfs)recreatieve ontwikkelingen, die gefaseerd worden ontwikkeld en gerealiseerd. Doordat marktomstandigheden en/of inzichten kunnen veranderen en de architectonische ontwerpen en het inrichtingsplan nog nader uitgewerkt moeten worden, is een bepaalde mate van flexibiliteit gedurende het ontwikkelingstraject gewenst. Bovendien kan zo beter ingespeeld worden op specifieke wensen vanuit de toekomstige exploitanten of eventuele doelgroepen.

Het toekomstige recreatiegebied is grotendeels voorzien van een globale eindbestemming. Op grond van deze bestemming geldt een rechtstreekse bouwtitel. De globale eindbestemming is inhoudelijk gestoeld op een stedenbouwkundig verkenning, maar biedt de nodige flexibiliteit. Omdat het een nog te realiseren recreatiegebied betreft en de exacte situering en vorm van de verschillende gebouwen nog niet bekend is, zijn ruime bouwmogelijkheden opgenomen. Door deze opzet wordt de gewenste flexibiliteit gedurende het ontwikkelingstraject gecreëerd.

In het vervolg van deze paragraaf worden de regels kort toegelicht.

5.2 Inleidende Regels

Begrippen
In deze bepaling zijn omschrijvingen gegeven van de in het bestemmingsplan gebruikte begrippen. Deze worden opgenomen om interpretatieverschillen te voorkomen. Begripsbepalingen zijn alleen nodig voor begrippen die gebruikt worden in de regels en die tot verwarring kunnen leiden of voor meerdere uitleg vatbaar zijn.

Wijze van meten
Om op een eenduidige manier afstanden, oppervlakten en inhoud van gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, te bepalen wordt in de wijze van meten uitleg gegeven wat onder de diverse begrippen wordt verstaan. Ten aanzien van de wijze van meten op de verbeelding geldt steeds dat het hart van een lijn moet worden aangehouden.

5.3 Bestemmingsregels

5.3.1 Opbouw bestemmingen

Bestemmingsomschrijving
Bevat de omschrijving van de doeleinden die met de bestemming aan de grond worden toegekend. Hierbij gaat het in beginsel om een beschrijving van de aan de grond toegekende functies zoals bedrijven, wonen, centrum etc. De aard van de toegelaten inrichtingen van gronden (bouwwerken en werken, geen bouwwerken zijnde) vloeit dan voort uit de toegelaten functies.

Bouwregels
In de bouwregels worden voor alle hoofdgebouwen, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, de van toepassing zijnde bouwregels gesteld. Waar en met welke maatvoering mag worden gebouwd, wordt hier vastgelegd. Indien mogelijk wordt verwezen naar bouwvlakken en aanduidingen op de verbeelding.

Afwijken van de bouwregels
In deze bepaling zijn afwijkingsbevoegdheden toegekend aan het bevoegd gezag ten aanzien van bepaalde bouwregels.

Specifieke gebruiksregels
In dit onderdeel kan worden aangegeven welke vormen van gebruik men in ieder geval strijdig acht met de bestemming. Het is niet de bedoeling alle mogelijke strijdig gebruiksvormen te noemen, maar alleen die, waarvan het niet op voorhand duidelijk is dat deze in strijd zijn met de bestemming. Het gaat hierbij in feite om een aanvulling op de doeleindenomschrijving.

Afwijken van de gebruiksregels
In deze bepaling zijn afwijkingsbevoegdheden toegekend aan het bevoegd gezag ten aanzien van bepaalde gebruiksregels.

5.3.2 Bestemmingen

In deze paragraaf zijn de feitelijk in het plan voorkomende bestemmingen beschreven. Per bestemming is kort toegelicht welk gebruik van de gronden is toegestaan en welke bouwregels er gelden.

Agrarisch - Komgebied

Het agrarische perceel Dijkgraaf de Leeuwweg 59 is overeenkomstig het vigerende bestemmingsplan voorzien van de bestemming 'Agrarisch - Komgebied'. Deze bestemming is één-op-één overgenomen uit het vigerende bestemmingsplan, met uitzondering van het toegestane gebruik (bestemmingsomschrijving) en enkele overbodige bepalingen. Deze overbodige bepalingen zijn komen te vervallen. Daarnaast is het bestaande bedrijf voorzien van een maatwerkbestemming. Dat betekent dat de gronden uitsluitend zijn bestemd voor het bestaande grondgebonden agrarische bedrijf, zijnde een melkveebedrijf met rundvee. In aanvulling daarop zijn de gronden (conform het vigerende plan) tevens bestemd voor het behoud, beheer en/of herstel van de landschappelijke en ecologische waarden, de uitoefening van nevenfuncties bij agrarische bedrijven, het uitoefenen van een beroep aan huis of een bedrijf aan huis, ondergeschikte detailhandel in eigen vervaardigde producten en streekgeproduceerde producten, extensief recreatief medegebruik en kleinschalige voorzieningen voor de verkoop van streek geproduceerde (agrarische) producten.

Op grond van de bestemming 'Agrarisch - Komgebied' kan de bestaande bedrijfsvoering voortgezet worden, maar is een eventuele omschakeling naar andere vormen van grondgebonden agrarische bedrijvigheid en/of niet-grondgebonden agrarische bedrijvigheid aan voorwaarden verbonden. Het bevoegd gezag kan middels een afwijkingsbevoegdheid een omgevingsvergunning verlenen voor het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van andere vormen van grondgebonden agrarische bedrijvigheid en/of niet-grondgebonden agrarische bedrijvigheid, mits voldaan wordt aan de daaraan gestelde voorwaarden. Wel blijft het mogelijk het bestaande melkveebedrijf met rundvee uit te breiden, uitsluitend met dezelfde diersoort.

Gemengd

De bestemming 'Gemengd' is opgenomen voor het perceel Dijkgraaf de Leeuwweg 58. Binnen deze bestemming zijn de gronden bestemd voor bedrijfsmatig geëxploiteerde verblijfsrecreatie (in categorie 1 t/m 4), een bed & breakfast, horeca (in categorie 2), een indoor-speeltuin (met bijbehorende voorzieningen), ambachtelijke bedrijvigheid in milieucategorie 1 en 2 en een stalling voor caravans en/of boten. De bestaande houtsingel is voorzien van een aanduiding. Ter plaatse zijn de gronden uitsluitend bestemd voor de instandhouding van een houtsingel.

Binnen de bestemming is een ruime bebouwingsregeling opgenomen, die de nodige flexibiliteit biedt. Wel zijn er in de gebruiksregels beperkingen opgenomen ten aanzien van het te realiseren programma. Per functie is een maximum gesteld aan het brutovloeroppervlak (b.v.o.). Voor de verblijfsrecreatieve nachtverblijven is een maximum gesteld aan het aantal overnachtingsplaatsen (236).

Natuur

Het bestaande bos en de omliggende gronden, alsmede de bosschages aan de noord- en westzijde van De Put zijn voorzien van de bestemming 'Natuur'. Ter plaatse zijn de gronden bestemd voor het behoud, herstel en/of de ontwikkeling van de natuurwetenschappelijke en landschappelijke waarden, bos en bosbouw en waterhuishoudkundige voorzieningen, met daaraan onderschikt paden en nutsvoorzieningen. De bebouwingsmogelijkheden binnen deze bestemming zijn nihil. Ook de aanleg van verharding is niet zonder meer mogelijk.

Recreatie

De bestemming 'Recreatie' is toegekend aan de oevers van de waterplas, ook wel bekend als 'De Put'. Binnen deze bestemming zijn de gronden bestemd voor dagrecreatie. Bouwen binnen de bestemming is niet mogelijk.

Recreatie - Verblijfsrecreatie

Het nieuwe recreatieterrein is voorzien van de bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie'. Deze bestemming biedt ruime bouw- en gebruiksmogelijkheden en daarmee veel flexibiliteit bij de uiteindelijke uitwerking van het recreatiegebied. Binnen de bestemming zijn de gronden in ieder geval bestemd voor bedrijfsmatige geëxploiteerde verblijfsrecreatie (in categorie 1 t/m 4), bedrijfswoningen en horeca in categorie 1 en 2. Het voorzieningencluster wordt geconcentreerd ter plaatse van de aanduiding 'cultuur en ontspanning'. Aldaar zijn de gronden tevens bestemd voor een indoor-activiteitencentrum, theater, zwembad, wellnesscentrum, congrescentrum, evenementenhal, sport- en spelruimten, horeca in categorie 3, 4 en 5 en een parkwinkel. Ondergeschikt aan de voorgenoemde voorzieningen wordt er tevens ruimte geboden voor activiteitgebonden horeca en ondersteunende detailhandel. Evenementen (outdoor) zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein'. Ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' zijn de gronden uitsluitend bestemd voor parkeren.

Binnen de bestemming is een ruime bebouwingsregeling opgenomen, die de nodige flexibiliteit biedt. Wel zijn er in de gebruiksregels beperkingen opgenomen ten aanzien van het te realiseren programma. Per functie is een maximum gesteld aan het brutovloeroppervlak (b.v.o.). Voor de verblijfsrecreatieve nachtverblijven is een maximum gesteld aan het aantal overnachtingsplaatsen.

Tot slot is een specifieke regeling opgenomen voor evenementen, om te voorkomen dat omwonenden onaanvaardbare geluidhinder ervaren.

Water
De waterplas aan de zuidzijde van het plangebied - ook wel bekend als 'De Put' - is voorzien van de bestemming 'Water'. Binnen deze bestemming zijn de gronden in ieder geval bestemd voor waterlopen en waterpartijen. Daar zijn de gronden ter plaatse van de aanduiding 'verblijfsrecreatie' mede bestemd voor verblijfsrecreatie in categorie 1 t/m 4.

Bouwen is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'verblijfsrecreatie'. Binnen de bestemming is een ruimte bebouwingsregeling opgenomen, die de nodige flexibiliteit biedt. Wel zijn er in de gebruiksregels beperkingen opgenomen ten aanzien van het te realiseren programma.

Water - A Watergang
De aanwezige A-watergangen in het plangebied zijn voorzien van de bestemming 'Water - A-watergang'. Binnen deze bestemming zijn de gronden in ieder geval bestemd voor A-watergangen en andere waterhuishoudkundige doeleinden waaronder het ontvangen, bergen en/of afvoeren van water met de daarbij behorende oeverstroken. De bouwmogelijkheden binnen de bestemming zijn zeer beperkt.

Waarde - Archeologie

De dubbelbestemming ‘Waarde – Archeologie’ is opgenomen ter bescherming van mogelijk in de bodem aanwezige archeologische waarden. Voor de verschillende archeologische (verwachtings)waarden zijn afzonderlijke gebiedsaanduidingen opgenomen: 'overige zone - waarde archeologie 4' en 'overige zone - waarde archeologie 5'.

Voor een aantal werkzaamheden op of in deze gronden is een omgevingsvergunning (voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) vereist in het kader waarvan een afweging kan worden gemaakt tussen de activiteit en de te beschermen waarden. De voorwaarden voor wanneer een omgevingsvergunning is vereist is afhankelijk van de archeologische (verwachtings)waarden en is gekoppeld aan de verschillende gebiedsaanduidingen.

Waterstaat - Waterstaatkundige functie

Ten behoeve van het onderhoud van de A-watergangen in het plangebied is bepaald dat een strook van 4 meter in principe onbebouwd dient te blijven. Een en ander is geregeld middels de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie'. Voor het oprichten van bouwwerken en voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, ten behoeve van de onderliggende bestemming, geldt dat in principe advies moet worden ingewonnen van de waterbeheerder.

5.4 Algemene Regels

Anti-dubbeltelregel
Deze regel is opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.

Algemene bouwregels
Deze bepaling bevat algemene regels omtrent bestaande afstanden en maten.

Algemene gebruiksregels
In dit artikel is in algemene zin aangegeven wanneer sprake is van strijdig gebruik met de regels
uit het bestemmingsplan.

Algemene aanduidingsregels
Aanvullend op de regels die bij de bestemmingen zijn gegeven gelden bijzondere bepalingen die met een aanduiding op de geometrische plaatsbepaling zijn weergegeven. In dit bestemmingsplan is de aanduiding ‘Vrijwaringszone - natuurwaarden’ opgenomen ten behoeve van de aangetroffen vaste verblijfsplaats van de buizerd. De gronden ter plaatse van deze aanduiding mogen niet gebruikt worden ten dienste van de in hoofdstuk 2 van de regels genoemde bestemmingen, tenzij een ontheffing is verleend voor het verstoren van deze verblijfsplaats en afdoende compenserende maatregelen zijn getroffen. Deze aanduiding is opgenomen om te voorkomen dat de buizerdhorst verstoord wordt. Uitzondering op voornoemde bepaling vormen werken die in het kader van normaal onderhoud en beheer verricht moeten worden, zoals het onderhouden van het terrein.

Algemene afwijkingsregels
Dit artikel is een aanvulling op de afwijkingsregels uit de bestemmingen waarin nog een aantal algemene afwijkingen is opgenomen. Het betreft hier onder meer een standaardregeling die beperkte afwijkingen in de maatvoering bij de uitvoering van bouwplannen mogelijk maakt.

Algemene wijzigingsregels
In deze bepaling is aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven het plan te wijzigen. Het gaat hier onder andere om wijzigingsbevoegdheden met een algemene strekking. De criteria, die bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid in acht moeten worden genomen, zijn aangegeven. Tevens is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om het Landschappelijk inpassingsplan, dat als bijlage 2 bij de regels is opgenomen, te vervangen door een nieuw landschappelijk inpassingsplan, mits voldaan wordt aan de gestelde voorwaarden.

Overige regels
In de overige regels is een regeling voor parkeren opgenomen. Indien op grond van één van de in het voorliggende plan opgenomen bestemmingen wordt gebouwd dan wel het gebruik wordt gewijzigd, dient voorzien te worden in voldoende parkeergelegenheid. Daarbij wordt gebruik gemaakt van de 'Nota Parkeren 2019' van de gemeente West Maas en Waal, zoals deze op 24 januari 2019 door de gemeenteraad is vastgesteld. In de betreffende parkeernota zijn de parkeernormen voor de gemeente vastgelegd. Indien deze nota in de toekomst herzien wordt, dient getoetst te worden aan de rechtsopvolger(s) van de voorgenoemde nota. Voor de functies die niet zijn benoemd in het vigerende gemeentelijke parkeerbeleid, worden de meest recente parkeerkencijfers van het CROW toegepast.

Naast de regeling voor parkeren, is tevens een voorwaardelijke verplichting opgenomen om de realisatie en instandhouding van voldoende waterberging te waarborgen. De regeling sluit aan bij de harde eisen die waterschap Rivierenland stelt aan nieuwe ontwikkelingen.

5.5 Overgangs- En Slotregels

Overgangsrecht
Bouwwerken welke op het moment van inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaan (of waarvoor een bouwvergunning is aangevraagd) mogen blijven bestaan, ook al is er strijd met de bouwregels. De overgangsbepaling houdt niet in dat het bestaand, illegaal opgerichte, bouwwerk legaal wordt, noch brengt het met zich mee dat voor een dergelijk bouwwerk alsnog een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen kan worden verleend. Burgemeester en wethouders kunnen in beginsel dus nog gewoon gebruik maken van hun handhavingsbevoegdheid. Het gebruik van de grond en opstallen, dat afwijkt van de regels op het moment van inwerkingtreding van het plan, mag eveneens worden voortgezet.

Slotregel
Dit artikel geeft aan op welke manier de regels kunnen worden aangehaald.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Economische Uitvoerbaarheid

6.1.1 Exploitatieverplichting

Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan dient op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) in de plantoelichting van een bestemmingsplan minimaal inzicht te worden gegeven in de economische uitvoerbaarheid van het plan. Tevens bestaat op grond van de Wet ruimtelijke ordening de verplichting om, indien sprake is van ontwikkelingen waarvoor de gemeente redelijkerwijs kosten moet maken, bijvoorbeeld voor de aanleg van voorzieningen van openbaar nut, en de plankosten, deze moeten kunnen worden verhaald op de initiatiefnemer c.q. ontwikkelaar. Een en ander dient te worden vastgelegd in privaatrechtelijke overeenkomsten met iedere grondeigenaar. Als er met een grondeigenaar geen overeenkomst is gesloten en het kostenverhaal niet anderszins is verzekerd, dient een exploitatieplan te worden opgesteld welke tegelijkertijd met het bestemmingsplan moet worden vastgesteld.

6.1.2 Conclusie

Omdat de gemeente de nog te ontwikkelen gronden niet geheel in eigendom heeft, is een anterieure overeenkomst met de initiatiefnemer(s) gesloten. Daarmee zijn de kosten voor de planontwikkeling anderszins verzekerd en is het opstellen van een exploitatieplan niet aan de orde. Gezien het voorgaande wordt het plan financieel uitvoerbaar geacht.

6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

6.2.1 Vooroverleg

Conform ex artikel 3.1.1. van het Bro moeten burgemeester en wethouders bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg plegen met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met de Rijks- en provinciale diensten die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.

In het kader van het vooroverleg is het voorliggende bestemmingsplan toegezonden aan diverse overlegpartijen. Gedurende de reactietermijn zijn in totaal drie overlegreacties ingekomen. Deze zijn samengevat en beantwoord in de notitie 'Inspraak- en vooroverleg verslag "Buitengebied, Gouden Kans Appeltern"', dat als bijlage 21 bij de toelichting is opgenomen.

6.2.2 Inspraak

Het voorontwerpbestemmingsplan is, conform de gemeentelijke inspraakverordening, voorafgaand aan de formele bestemmingsplanprocedure voor inspraak vrijgegeven. Gedurende de inspraaktermijn is een ieder in de mogelijkheid gesteld schriftelijke en/of mondeling te reageren op het bestemmingsplan.

In totaal zijn zes inspraakreacties ontvangen. Deze zijn samengevat en beantwoord in de notitie 'Inspraak- en vooroverleg verslag "Buitengebied, Gouden Kans Appeltern"', dat als bijlage 21 bij de toelichting is opgenomen.

6.2.3 Ontwerpfase

Na afronding van het vooroverleg is de formele bestemmingsplanprocedure gestart. De aanpassingen die volgden uit de overlegreacties zijn verwerkt in het ontwerpbestemmingsplan. Daarnaast hebben er tevens ambtshalve wijzigingen plaatsgevonden.

Het ontwerpbestemmingsplan heeft van 6 december 2018 tot en met 16 januari 2019 gedurende zes weken ter inzage gelegen. Binnen deze termijn is een ieder in de gelegenheid gesteld schriftelijk en/of mondeling een zienswijze op het plan in te dienen. Ook zijn de stukken voor kennisgeving aan de wettelijke overlegpartners toegezonden.

Tevens heeft er op 19 december 2019 een informatieavond plaatsgevonden, waarbij het bestemmingsplan is toegelicht aan omwonenden en andere belanghebbenden.

Gedurende de inzagetermijn zijn in totaal negen zienswijzen ingekomen. Deze zijn samengevat en beantwoord in de 'Nota beantwoording zienswijzen en ambtshalve aanpassingen bestemmingsplan Landgoed De Acht Morgen e.o.', die als bijlage 22 bij de toelichting is opgenomen.

6.2.4 Vaststellingsfase

Binnen twaalf weken na de termijn van terinzagelegging heeft de gemeenteraad een besluit genomen over de vaststelling van het bestemmingsplan. Het voorliggende plan is vastgesteld op 4 april 2019.

Tegen het besluit tot vaststelling staat, voor belanghebbenden, direct beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Direct na de beroepstermijn treedt, indien tijdens de beroepstermijn geen verzoek om voorlopige voorziening is ingediend, het plan in werking waarna tot planrealisatie kan worden overgegaan.

Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 2 Landschappelijke Inpassing

Bijlage 2 Landschappelijke inpassing

Bijlage 3 Toegelaten Functies

Bijlage 3 Toegelaten functies

Bijlage 4 Wonen

Artikel X Wonen

X.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. één woning per bestemmingsvlak tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' een ander aantal woningen is aangegeven;
  2. b. maximaal 40% van de bestaande gebouwen tot een totale vloeroppervlakte van maximaal 80 m² mag worden ingericht ten dienste van een beroep aan huis;
  3. c. bijbehorende bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen';

met de daarbij behorende gebouwen, bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken, erven en tuinen.

X.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming mogen gebouwen en andere bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

  1. a. de maatvoering van de gebouwen, bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken binnen het bestemmingsvlak is als volgt:
woning maximaal
goothoogte 5 m
bouwhoogte 10 m
inhoud 650 m3
afstand zijdelingse perceelsgrens 3 m
bijbehorende bouwwerken maximaal
goothoogte 3 m
bouwhoogte 6 m
afstand tot woning 20 m
gezamenlijk oppervlakte 80 m2
minimaal
achter de voorgevel van de woning op een afstand van 3 m
andere bouwwerken maximaal
de hoogte van andere bouwwerken vóór de naar de weg gekeerde gevel van de woning 1 m
de hoogte van andere bouwwerken achter de naar de weg gekeerde gevel van de woning 2,5 m

X.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van het elders in dit artikel bepaalde, nadere eisen stellen met betrekking tot:

  1. a. dakvormen, dakhellingen en nokinrichtingen van de bebouwing;
  2. b. de (goot)hoogte van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  3. c. de breedte van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  4. d. de oriëntering van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  5. e. de wijze van afdekking van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  6. f. het aantal en de situering van parkeerplaatsen op het terrein;

De nadere eisen mogen niet op onevenredige wijze het gebruik van bouwwerken en gronden aantasten.

X.4 Afwijken van de bouwregels

X.4.1 Vergroten inhoud woning

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen om af te wijken van lid X.2 sub a, waarbij de woning mag worden uitgebreid onder de volgende voorwaarden:

  1. a. de uitbreiding tot een maximum van 800 m3 moet plaatsvinden binnen het bestemmingsvlak. De uitbreidingsbevoegdheid geldt niet voor woningen in het buitendijks gelegen gebied;
  2. b. de belangen van in de omgeving aanwezige functies en waarden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  3. c. een aanvaardbaar woonmilieu moet gewaarborgd zijn.

X.4.2 Vergroten inhoud woning binnen het gebouw

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen om af te wijken van de inhoudsmaat van de woning, als bedoeld in lid X.2, sub a, om een uitbreiding van een woning toe te staan tot maximaal de inhoud van het gebouw waarin de woning is gelegen onder de volgende voorwaarden:

  1. a. deze bevoegdheid geldt uitsluitend voor woningen die gelegen zijn onder de kap van het hoofdgebouw;
  2. b. de belangen van in de omgeving aanwezige functies en waarden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  3. c. een aanvaardbaar woonmilieu moet gewaarborgd zijn.

X.4.3 Vergroten oppervlakte bijbehorende bouwwerken

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen om af te wijken van de artikel X.2, sub a, om de oppervlakte voor bijbehorende bouwwerken te vergroten onder de volgende voorwaarden:

  1. a. de (gezamenlijke) oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken mag worden vergroot van 80 naar maximaal 150 m2 waarbij geldt dat de goot- en bouwhoogte tot een oppervlakte van maximaal 120 m2 maximaal 3 en 6 meter mag bedragen. Bij een oppervlakte van meer dan 120 m2 tot het maximum van 150 m2 geldt een bouwhoogte van maximaal 5 meter;
  2. b. de totale oppervlakte van de woning en de bijbehorende bouwwerken mag niet meer dan 50% van het bestemmingsvlak innemen.

Deze bevoegdheid tot het vergroten van de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken geldt niet voor woningen in het buitendijks gelegen gebied.

X.4.4 Herbouw bijbehorende bouwwerken

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen om af te wijken van de lid X.2 sub a, en X.4.3 en de oppervlakte voor bijbehorende bouwwerken vergroten in ruil voor de sloop van ontsierende bijbehorende bouwwerken onder de volgende voorwaarden:

  1. a. van de (gezamenlijke) oppervlakte van de bestaande bijbehorende bouwwerken die aanwezig is boven 150 m2 mag 50% worden teruggebouwd, mits de totale gezamenlijke oppervlakte van de bijgebouwen na herbouw niet meer bedraagt dan 250 m2;
  2. b. de totale oppervlakte van de woning en de bijbehorende bouwwerken mag niet meer dan 50% van het bestemmingsvlak innemen.

X.4.5 Recreatieve nevenfunctie

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen om af te wijken van artikel X.2 waarbij bed and breakfast en/of een theetuin kunnen worden toegelaten onder de volgende voorwaarden:

  1. a. het aantal overnachtingsplaatsen bedraagt maximaal 10;
  2. b. op eigen terrein dient in voldoende mate te worden voorzien in parkeergelegenheid.

X.4.6 Paardenbak

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen om af te wijken van artikel X.2, om een paardenbak te realiseren onder de voorwaarden:

  1. a. een paardenbak kan worden gerealiseerd binnen of direct aansluitend aan het bouwvlak, het bedrijfsperceel of het bestemmingsvlak;
  2. b. de aanleg van de paardenbak vindt plaats binnen een afstand van 50 meter van de bedrijfswoning, maar niet tussen de woning en de openbare weg of aan de overzijde van die weg;
  3. c. de afstand tot de naastgelegen woningen van derden bedraagt minimaal 50 meter;
  4. d. de afmeting van de bak bedraagt maximaal 20 x 60 meter;
  5. e. de hoogte van de afrastering en verlichtingsmasten bedragen respectievelijk maximaal 1,4 meter en 4 meter.

X.5 Afwijken van de gebruiksregels

X.5.1 Omgevingsvergunning om af te wijken voor bedrijf aan huis

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van lid X.1 ten behoeve van de uitoefening een bedrijf aan huis in het hoofdgebouw of bijbehorende bouwwerken, met dien verstande dat:

  1. a. de woonfunctie als hoofdfunctie behouden blijft;
  2. b. bedoeld gebruik geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat mag opleveren en geen onevenredige afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt; dit betekent onder meer dat:
    1. 1. geen ontheffing wordt verleend voor het uitoefenen van bedrijvigheid, dat onder de werking van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit Milieubeheer (Stb. 1993, 50) valt, tenzij het desbetreffende gebruik door middel van het stellen van voorwaarden verantwoord is;
    2. 2. het gebruik naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming moet zijn;
    3. 3. het gebruik de woonfunctie dient te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in het hoofdgebouw of bijbehorend bouwwerk uitvoert, tevens de gebruiker van het hoofdgebouw is;
  3. c. het niet betreft zodanig verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten;
  4. d. parkeren dient zoveel mogelijk op eigen terrein plaats te vinden;
  5. e. voor wat betreft detailhandel er geen duurzame ontwrichting van de detailhandelsstructuur van de gemeente West Maas en Waal mag ontstaan;
  6. f. maximaal 40% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw en de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken ten behoeve van aan huis gebonden beroepsmatige en/of bedrijfsmatige activiteiten in gebruik mag zijn, zulks met een absoluut maximum van 80 m²;
  7. g. detailhandel is uitsluitend op de begane grondvloer toegestaan.


X.5.2 Afwijken mantelzorg/meergeneratiewoning

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in art. X.1 sub a en b voor het gebruik van een deel van de woning of bijbehorende bouwwerken bij een woning als afhankelijke woonruimte (inwoning), met dien verstande dat:

  1. a. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit het oogpunt van mantelzorg;
  2. b. op het perceel al een woning aanwezig is;
  3. c. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  4. d. per woning maximaal één afwijking ten behoeve van inwoning voor mantelzorg mag worden verleend;
  5. e. inwoning in beginsel dient plaats te vinden bij, in of direct aansluitend aan de woning, waarbij de afhankelijke woonruimte een onderlinge verbinding met de woning dient te hebben;
  6. f. het gebruik van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk als afhankelijke woonruimte is uitsluitend toegestaan indien realisering van de inwoning in of aan de bedrijfswoning vanwege bouwtechnische, financieel-economische of sociaal-medische redenen onmogelijk is;
  7. g. maximaal 75 m2 van de woning en/of bijbehorende bouwwerken mag worden gebruikt ten behoeve van de inwoning;
  8. h. geen eigen nutsvoorziening is toegestaan;
  9. i. er een overeenkomst wordt gesloten met de gemeente West Maas en Waal.

X.6 Wijzigingsbevoegdheid

X.6.1 Bouw extra woning

Burgemeester en wethouders kunnen de bouw van een extra woning toelaten onder de volgende voorwaarden:

  1. a. de regeling voor functieverandering geldt voor vrijgekomen legale agrarische bedrijfsgebouwen of glasopstallen al of niet gelegen binnen het huidige bestemmingsvlak, die in het verleden minstens vijf jaar rechtmatig in agrarisch gebruik zijn geweest en hebben behoord tot het agrarische bedrijf dat in het verleden op de locatie van de huidige woning gevestigd is geweest;
  2. b. de extra woning mag niet leiden tot een beperking van de ontwikkelingsmogelijkheden voor omliggende agrarische bedrijven;
  3. c. de extra woning wordt alleen toegestaan wanneer deze op een goede landschappelijke en stedenbouwkundige wijze kan worden ingepast in het buitengebied. Een goede landschappelijke inpassing door streekeigen beplanting moet zijn gewaarborgd door een door burgemeester en wethouders goedgekeurd inrichtingsplan. De bouw van de extra woning kan leiden tot een noodzakelijke aanpassing van het bestemmingsvlak. De bevoegdheid tot aanpassing van het bestemmingsvlak maakt deel uit van deze wijzigingsbevoegdheid;
  4. d. bebouwing met monumentale of karakteristieke waarde mag volledig worden hergebruikt voor de extra woning;
  5. e. de belangen van in de omgeving aanwezige functies en waarden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  6. f. bij de bouw van een extra woning geldt dat de oppervlakte van de nieuwe woning maximaal 50% bedraagt van de oppervlakte van de agrarische gebouwen, die gesloopt mag worden om voor deze regeling in aanmerking te komen. De toegestane inhoud van de extra woning is gerelateerd aan de totale oppervlakte van de gesloopte gebouwen zoals vermeld in onderstaande tabel:
Gesloopte oppervlakte bedrijfsgebouwen in m2 Volume extra woning in m3
0 - 1.000 m2 Bouw extra woning niet mogelijk
> 1.000 m3 Bouw woning van maximaal 800 m3
  1. g. om bij de bouw van een extra woning voor saldering in aanmerking te komen, als bedoeld onder f, gelden voor elk van de bij de saldering betrokken percelen de volgende voorwaarden:
    1. 1. voor elk perceel geldt dat alle vrijgekomen agrarische bedrijfsgebouwen moeten worden gesloopt met een minimum van 250 m2;
    2. 2. de extra woning wordt gerealiseerd daar waar dat uit ruimtelijke oogpunt het meest passend is;
  2. h. bij de bouw van een extra woning geldt dat de oppervlakte van de nieuwe woning maximaal 50% bedraagt van de oppervlakte van de gesloopte glasopstallen. De toegestane inhoud van de extra woning is gerelateerd aan de totale oppervlakte van de gesloopte glasopstallen zoals vermeld in onderstaande tabel:
Gesloopte oppervlakte glasopstallen in m2 Volume extra woning in m3
0 - 5.000 m2 Bouw extra woning niet mogelijk
> 5.000 m2 Bouw woning van maximaal 800 m3
  1. i. om bij de bouw van een extra woning voor saldering in aanmerking te komen, als bedoeld onder h, gelden voor elk van de bij de saldering betrokken percelen de volgende voorwaarden:
    1. 1. voor elk perceel geldt dat alle vrijgekomen glasopstallen moeten worden gesloopt met een minimum van 1000 m2;
    2. 2. de extra woning wordt gerealiseerd daar waar dat uit ruimtelijke oogpunt het meest passend is.
  2. j. de regels van de bestemming 'Wonen' zijn overeenkomstig van toepassing.

X.6.2 Vergroten bestemmingsvlak ten behoeve herbouw woning

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsvlak vergroten ten behoeve van de herbouw van een woning onder de volgende voorwaarden:

  1. a. de nieuwe woning wordt in de directe nabijheid van de voormalige locatie gebouwd en, indien mogelijk, in directe ruimtelijke relatie met de bebouwing waarvan de oorspronkelijke woning deel uitmaakte;
  2. b. de nieuwe locatie is vanuit een stedenbouwkundig, landschappelijk, ecologisch en milieuhygiënisch oogpunt aanvaardbaar en tast de rechten van bedrijven in de omgeving niet aan;
  3. c. er dient een zekerheidsstelling te zijn omtrent de sloop van de bestaande woning;
  4. d. de regels van X.2 sub b, zijn mede van toepassing.


X.6.3 Wijziging wonen in niet-agrarische functie

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Wonen' wijzigen in 'Bedrijf' onder de volgende voorwaarden:

  1. a. de regeling voor functieverandering geldt voor vrijgekomen legale agrarische bedrijfsgebouwen die in het verleden minstens vijf jaar rechtmatig in agrarisch gebruik zijn geweest;
  2. b. functieverandering van vrijgekomen agrarische bedrijfsgebouwen mag niet leiden tot een beperking van de ontwikkelingsmogelijkheden voor omliggende agrarische bedrijven;
  3. c. bij functieverandering moet de bestaande infrastructuur toereikend zijn voor de nieuwe functie; nieuwe functies mogen geen grote verkeersaantrekkende werking hebben;
  4. d. nieuwe bebouwing wordt alleen toegestaan wanneer deze op een goede landschappelijke en stedenbouwkundige wijze kan worden ingepast in het buitengebied;
  5. e. een goede landschappelijke inpassing door streekeigen beplanting moet zijn gewaarborgd door een door burgemeester en wethouders goedgekeurd inrichtingsplan.;
  6. f. buitenopslag van goederen en stalling buiten is niet toegestaan;
  7. g. de vestiging van bepaalde typen bedrijvigheid wordt alleen toelaatbaar geacht wanneer een deel van de vrijgekomen agrarische bedrijfsbebouwing wordt gesloopt. De hoeveelheid te slopen bedrijfsgebouwen is afhankelijk van de functie van het bedrijf dat zich er wil vestigen;
  8. h. de belangen van in de omgeving aanwezige functies en waarden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  9. i. in de onderstaande tabel zijn de soorten bedrijvigheid vermeld waarvoor de vrijgekomen agrarische bedrijfsgebouwen kunnen worden benut en de maximaal toegelaten oppervlakte van de gebouwen voor de nieuwe bedrijfsfunctie:
Categorie bedrijvigheid Omvang hergebruik
Verblijfsrecreatie (geldt uitsluitend voor extensieve verblijfsaccommodatie) 500 m2
Dagrecreatie 500 m2 (voor horeca max. 250 m2)
Agrarisch verwante bedrijven 100%
Overige aan het buitengebied gebonden bedrijven 100%
Opslagbedrijven 500 m2 + 75% van de overtollige opstallen
Overige bedrijven 500 m2
  1. j. de lijst van categorieën van bedrijvigheid, die opgenomen is in lid j, is nader uitgewerkt in een bedrijvenlijst die als bijlage 3 'Toegelaten functies' aan deze regels is toegevoegd;
  2. k. de bestemming 'Wonen' vervalt.
  3. l.

Bijlage 5 Bedrijf

X.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. de uitoefening van een niet-agrarisch bedrijf, zoals weergegeven in van bijlage 2 'Bedrijven (niet-agrarisch)';

met daaraan ondergeschikt:

  1. b. bedrijfswoning(en), uitsluitend indien dit in bijlage X 'Bedrijven (niet-agrarisch)' is aangegeven;
  2. c. ondergeschikte detailhandel in eigen vervaardigde producten en streekgeproduceerde producten;
  3. d. detailhandel als hoofdfunctie indien dit vermeld is in bijlage X 'Bedrijven (niet-agrarisch)';
  4. e. instandhouding van karakteristieke bebouwingskenmerken en bebouwingselementen van cultuurhistorische waardevolle bebouwing opgenomen op adres in bijlage X 'Rijksmonumenten' en bijlage X 'Gemeentelijke monumenten';
  5. f. met daarbij behorende gebouwen, bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken, in- en uitritten, groenvoorzieningen, erfverhardingen en parkeervoorzieningen.

X.2 Bouwregels

Uitsluitend bouwwerken ten dienste van de genoemde bestemming mogen worden gebouwd.

X.2.1 Gebouwen, bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken

Voor het bouwen van gebouwen, bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. a. de gezamenlijke bestaande en toegelaten oppervlakte van bedrijfsgebouwen, het maximum aantal bedrijfswoning en overkappingen is opgenomen in bijlage X 'Bedrijven (niet-agrarisch)';
  2. b. de maatvoering van de gebouwen (bedrijfswoning en overige bedrijfsgebouwen), bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken is als volgt:
bedrijfswoning maximaal
goothoogte 5 m
bouwhoogte 10 m
inhoud 650 m3
bedrijfsgebouwen maximaal
goothoogte 6 m
bouwhoogte 12,5 m
bijbehorende bouwwerken maximaal
goothoogte 3 m
bouwhoogte 6 m
oppervlakte 80 m2
minimaal
achter de voorgevel van de woning op een afstand van 1 m
andere bouwwerken maximaal
bouwhoogte perceelsscheidingen 1 m
bouwhoogte vóór de voorgevel van de bedrijfswoning 1 m
bouwhoogte achter de voorgevel van de bedrijfswoning 2 m

X.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van het elders in deze regels bepaalde, nadere eisen stellen met betrekking tot:

  1. a. dakvormen, dakhellingen en nokinrichtingen van de bebouwing;
  2. b. de (goot)hoogte van de gebouwen;
  3. c. de breedte van de gebouwen;
  4. d. de oriëntering van de gebouwen;
  5. e. de wijze van afdekking van de gebouwen;
  6. f. het aantal en de situering van parkeerplaatsen op het terrein.

De nadere eisen mogen niet op onevenredige wijze het gebruik van bouwwerken en gronden aantasten.

X.4 Afwijken van de bouwregels

X.4.1 Uitbreiding oppervlakte bedrijfsgebouwen

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen om af te wijken van het bepaalde in lid X.2.1, sub a, voor het uitbreiden van de oppervlakte van de bedrijfsgebouwen, onder de volgende voorwaarden:

  1. a. bij de uitbreiding van de oppervlakte van de bedrijfsgebouwen gelden de regels zoals die zijn opgenomen in onderstaande tabel:
    Aard bedrijven Bestemming Mogelijkheid uitbreiding
    Buitengebied gebonden bedrijven, vermeld in de categorieën 1 tot en met 4 van bijlage X Toegelaten functies 1. 'Agrarisch - Komgebied', Agrarisch met waarden- Komgebied' en 'Agrarisch - Oeverwal';

    2. Agrarisch met waarden - Uiterwaard
    1. Max. 40% van de bebouwde oppervlakte tot een maximum van 500 m² (mits noodzakelijk voor de continuïteit van het bedrijf), horeca max. 250 m2;

    2. Max. 10% van de bebouwde oppervlakte tot een maximum van 500 m² (mits noodzakelijk voor de continuïteit van het bedrijf), horeca max. 250 m2 .
    Niet-buitengebied gebonden bedrijven, vermeld in de categorieën 5 en 6 van bijlage X Toegelaten functies 1. In de EHS, voor zover gelegen binnen Agrarisch - Komgebied', Agrarisch met waarden- Komgebied';

    2. Agrarisch met waarden - Uiterwaard
    1. 20% van de bebouwde oppervlakte tot max. 375 m²;

    2. 10% van de bebouwde oppervlakte tot max. 375 m² .
    Niet-buitengebied gebonden bedrijven, vermeld in de categorieën 5 en 6 van bijlage 7 Toegelaten functies Buiten de EHS, voor zover gelegen binnen de bestemmingen 'Agrarisch - Komgebied', Agrarisch met waarden- Komgebied' en 'Agrarisch - Oeverwal' 1. Bedrijven met een bebouwde oppervlakte tot max. 500 m²
    Uitbreidingsmogelijkheid: maximaal 40% van de bebouwde oppervlakte;

    2. Bedrijven met een bebouwde oppervlakte met meer dan 500 m².
    Uitbreidingsmogelijkheid: maximaal 30% van de eerste 500 m² plus 10% van de resterende oppervlakte
  2. b. de belangen van in de omgeving aanwezige functies en waarden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  3. c. vooraf dient een positief advies van Rijkswaterstaat te zijn verkregen indien het bedrijf in de uiterwaard is gelegen.

X.4.2 Vergroten inhoud bedrijfswoning

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen om af te wijken van lid X.2.1, sub b, waarbij de bedrijfswoning mag worden uitgebreid onder de volgende voorwaarden:

  1. a. De uitbreiding tot een maximum van 800 m3 moet plaatsvinden binnen het bouwvlak;
  2. b. De belangen van in de omgeving aanwezige functies en waarden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  3. c. een aanvaardbaar woonmilieu moet gewaarborgd zijn.

X.4.3 Vergroten inhoud bedrijfswoning binnen het hoofdgebouw

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen om af te wijken van de inhoudsmaat van de bedrijfswoning, als bedoeld in lid X.2.1, sub b, om een uitbreiding van een woning toe te staan tot maximaal de inhoud van het gebouw waarin de bedrijfswoning is gelegen onder de volgende voorwaarde:

  1. a. deze bevoegdheid geldt uitsluitend voor bedrijfswoningen die gelegen zijn onder de kap van het hoofdgebouw;
  2. b. de belangen van in de omgeving aanwezige functies en waarden mogen niet onevenredig worden geschaad.

X.4.4 Herbouw bijbehorende bouwwerken

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen om af te wijken van de lid X.2.1, sub b, om de oppervlakte voor bijbehorende bouwwerken te vergroten bij sloop van ontsierende bijbehorende bouwwerken onder de volgende voorwaarden:

  1. a. van de (gezamenlijke) oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken boven 150 m2 mag 50% worden teruggebouwd met een maximum van in totaal 250 m2;
  2. b. de totale oppervlakte van de woning en de bijbehorende bouwwerken mag niet meer dan 50% van het bestemmingsvlak innemen;
  3. c. indien het nieuwe bijbehorend bouwwerk, gelegen binnen de EHS, niet gebouwd wordt binnen de contouren van de gesloopte gebouwen mag geen onevenredige aantasting van de waarden van de EHS plaatsvinden.

X.4.5 Paardenbak

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen om af te wijken van lid X.2.1 aanhef om een paardenbak te realiseren onder de voorwaarden:

  1. a. een paardenbak kan worden gerealiseerd binnen of direct aansluitend aan het bouwvlak, het bedrijfsperceel of het bestemmingsvlak;
  2. b. de aanleg van de paardenbak vindt plaats binnen een afstand van 50 meter van de bedrijfswoning, maar niet tussen de woning en de openbare weg of aan de overzijde van die weg;
  3. c. de afstand tot de naastgelegen woningen van derden bedraagt minimaal 50 meter;
  4. d. de afmeting van de bak bedraagt maximaal 20 x 60 meter;
  5. e. de hoogte van de afrastering en verlichtingsmasten bedragen respectievelijk maximaal 1,4 meter en 4 meter.

X.5 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met de bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen een al dan niet tijdelijke buitenopslag van goederen, materialen, grondstoffen zoals zand, grind en grond indien deze opslag hoger is dan 3 m of gelegen is voor de voorgevel aan de wegzijde.

X.6 Afwijken van de gebruiksregels

X.6.1 Afwijken mantelzorg/meergeneratiewoning

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid X.1, sub a voor het gebruik van een deel van de bedrijfswoning of bijbehorende bouwwerken als afhankelijke woonruimte (inwoning), met dien verstande dat:

  1. a. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit het oogpunt van mantelzorg;
  2. b. op het perceel al een bedrijfswoning aanwezig is;
  3. c. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  4. d. per woning maximaal één afwijking ten behoeve van inwoning voor mantelzorg mag worden verleend;
  5. e. inwoning in beginsel dient plaats te vinden bij, in of direct aansluitend aan de bedrijfswoning, waarbij de afhankelijke woonruimte een onderlinge verbinding met de bedrijfswoning dient te hebben;
  6. f. het gebruik van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk als afhankelijke woonruimte is uitsluitend toegestaan indien realisering van de inwoning in of aan de bedrijfswoning vanwege bouwtechnische, financieel-economische of sociaal-medische redenen onmogelijk is;
  7. g. maximaal 75 m2 van de bedrijfswoning en/of bijbehorende bouwwerken mag worden gebruikt ten behoeve van de inwoning;
  8. h. geen eigen nutsvoorziening is toegestaan;
  9. i. er een overeenkomst wordt gesloten met de gemeente West Maas en Waal.


X.6.2 Toelaten gelijk te stellen bedrijven

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen om af te wijken van het bepaalde in lid X.1, sub a, om bedrijfsactiviteiten toestaan welke naar de aard en de invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijfsactiviteiten die zijn vermeld in de in bijlage x 'Staat vanBedrijfsactiviteiten'


X.6.3 Huisvesting seizoenarbeiders


Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen om af te wijken van de lid X.1, sub a, om huisvesting voor seizoenarbeiders, uitsluitend voor agrarische activiteiten toe te staan onder de volgende voorwaarden:

  1. a. het betreft werknemers voor de ter plaatse uitgeoefende agrarische bedrijfsactiviteit;
  2. b. de huisvesting in bestaande bebouwing is toegestaan voor maximaal 6 maanden per jaar en in tijdelijke units of caravans bij piekbelasting voor maximaal 4 maanden per jaar;
  3. c. er moet worden voldaan aan de vereisten van het Bouwbesluit en de Bouwverordening.


X.6.4 Afwegingscriteria

De in de lid X.6.1 tot en met X.6.3 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting ontstaat van:

  1. a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. de milieusituatie;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

X.7 Wijzigingsbevoegdheid

X.7.1 Wijziging bedrijf in woonfunctie

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Bedrijf' wijzigen in 'Wonen' onder de volgende voorwaarden:

  1. a. de regeling voor functieverandering geldt niet alleen voor recent vrijgekomen legale bedrijfsgebouwen maar ook voor eerder vrijgekomen legale bedrijfsgebouwen (al dan niet met een woonbestemming) en minstens vijf jaar rechtmatig in gebruik zijn geweest;
  2. b. functieverandering van vrijgekomen bedrijfsgebouwen mag niet leiden tot een beperking van de ontwikkelingsmogelijkheden voor omliggende (agrarische) bedrijven.
  3. c. nieuwe bebouwing wordt alleen toegestaan wanneer deze op een goede landschappelijke en stedenbouwkundige wijze kan worden ingepast in het buitengebied;
  4. d. een goede landschappelijke inpassing door streekeigen beplanting moet zijn gewaarborgd door een door burgemeester en wethouders goedgekeurd inrichtingsplan;
  5. e. bebouwing met monumentale of karakteristieke waarde mag volledig worden hergebruikt voor de nieuwe functie;
  6. f. de belangen van in de omgeving aanwezige functies en waarden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  7. g. de initiatiefnemer heeft bij sloop de keuze zijn bestaande woning uit te breiden, een extra woning te bouwen of nieuwe bijbehorende bouwwerken op te richten:
    1. 1. bij sloop van alle bedrijfsgebouwen mag de (voormalige) bedrijfswoning tot maximaal 1.200 m3 worden uitgebreid. De toegestane inhoud van de uitbreiding is gerelateerd aan de totale oppervlakte van de gesloopte gebouwen zoals vermeld in onderstaande tabel:
      gesloopte oppervlakte bedrijfsgebouwen in m2 extra uitbreiding woning in m3
      0 -750 m2 0,5 m3 per gesloopte m2
      >750 m2 0,35 m3 per gesloopte m2
    2. 2. bij de bouw van een extra woning geldt dat de oppervlakte van de nieuwe woning maximaal 50% bedraagt van de oppervlakte van de gebouwen, die gesloopt mag worden om voor deze regeling in aanmerking te komen. De toegestane inhoud van de extra woning is gerelateerd aan de totale oppervlakte van de gesloopte gebouwen zoals vermeld in onderstaande tabel:
gesloopte oppervlakte bedrijfsgebouwen in m2 volume extra woning in m3
0 - 1000 m2 bouw extra woning niet mogelijk
>1000 m2 bouw extra woning maximaal 800 m3
    1. 1. om voor saldering in aanmerking te komen gelden voor elk van de bij de saldering betrokken percelen de volgende voorwaarden:
      • voor elk perceel geldt dat alle vrijgekomen agrarische bedrijfsgebouwen moeten worden gesloopt met een minimum van 250 m2;
      • alle overige vrijgekomen bedrijfsgebouwen moeten worden gesloopt;
      • de extra woning wordt gerealiseerd daar waar dat uit ruimtelijke oogpunt het meest passend is.
    2. 2. bij sloop van alle bijbehorende bouwwerken mag 60% van de gesloopte oppervlakte worden teruggebouwd onder voorwaarde dat de totale oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken (bestaand en nieuw) maximaal 200 m2 bedraagt.
  1. h. vooraf dient een positief advies van Rijkswaterstaat te zijn verkregen indien het bedrijf in de uiterwaard is gelegen;
  2. i. de bestemming 'Bedrijf' vervalt;
  3. j. de regels van de bestemming 'Wonen' zijn overeenkomstig van toepassing;

Bijlage 1 Laddertoets Stec Groep

Bijlage 1 Laddertoets STEC Groep

Bijlage 2 Notitie Bezoekersaantallen Landgoed De Acht Morgen

Bijlage 2 Notitie bezoekersaantallen Landgoed De Acht Morgen

Bijlage 3 M.e.r.-beoordeling

Bijlage 3 M.e.r.-beoordeling

Bijlage 4 Actualiserend Bodemonderzoek En Asbestonderzoek

Bijlage 4 Actualiserend bodemonderzoek en asbestonderzoek

Bijlage 5 Verkennend Bodemonderzoek

Bijlage 5 Verkennend bodemonderzoek

Bijlage 6 Akoestisch Onderzoek Wegverkeerslawaai

Bijlage 6 Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai

Bijlage 7 Akoestisch Onderzoek Inrichtingslawaai

Bijlage 7 Akoestisch onderzoek inrichtingslawaai

Bijlage 8 Onderzoek Luchtkwaliteit En Stikstofdepositie

Bijlage 8 Onderzoek luchtkwaliteit en stikstofdepositie

Bijlage 9 Geuronderzoek

Bijlage 9 Geuronderzoek

Bijlage 10 Watertoets

Bijlage 10 Watertoets

Bijlage 11 Quickscan Flora En Fauna

Bijlage 11 Quickscan flora en fauna

Bijlage 12 Aanvullend Onderzoek Flora En Fauna

Bijlage 12 Aanvullend onderzoek flora en fauna

Bijlage 13 Notitie Das En Boom

Bijlage 13 Notitie Das en Boom

Bijlage 14 Notitie Gebiedsbescherming

Bijlage 14 Notitie gebiedsbescherming

Bijlage 15 Voortoets

Bijlage 15 Voortoets

Bijlage 16 Inventariserend Archeologisch Veldonderzoek (2006)

Bijlage 16 Inventariserend archeologisch veldonderzoek (2006)

Bijlage 17 Inventariserend Archeologisch Veldonderzoek (2012)

Bijlage 17 Inventariserend archeologisch veldonderzoek (2012)

Bijlage 18 Bureauonderzoek En Inventariserend Veldonderzoek (2018)

Bijlage 18 Bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek (2018)

Bijlage 19 Verkeersonderzoek

Bijlage 19 Verkeersonderzoek

Bijlage 20 Beeldkwaliteitplan

Bijlage 20 Beeldkwaliteitplan

Bijlage 21 Inspraak- En Vooroverleg Verslag

Bijlage 21 Inspraak- en vooroverleg verslag

Bijlage 22 Nota Zienswijzen

Bijlage 22 Nota zienswijzen