KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch – Oeverwal
Artikel 4 Bedrijf
Artikel 5 Waarde – Archeologie
Artikel 6 Waterstaat – Waterkering
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 7 Anti-dubbeltelregel
Artikel 8 Algemene Bouwregels
Artikel 9 Algemene Gebruiksregels
Artikel 10 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 11 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 12 Algemene Procedureregels
Artikel 13 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 14 Overgangsrecht
Artikel 15 Slotregel
Bijlage 1 Bedrijven Niet Agrarisch
Bijlage 2 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 3 Artikel 21 Wonen Van Bestemmingsplan Buitengebied West Maas En Waal
Bijlage 4 Toegelaten Functies
Bijlage 1 Akoestisch Onderzoek
Bijlage 2 Bodemonderzoek
Bijlage 3 Ecologisch Onderzoek
Bijlage 4 Watertoets
Bijlage 5 Inspraak- En Vooroverlegverslag
Bijlage 6 Nota Zienswijzen

Buitengebied, Waaldijk 2a en 8b Dreumel

Bestemmingsplan - gemeente West Maas en Waal

Vastgesteld op 12-02-2020 - geheel onherroepelijk in werking

Bestanden

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 Plan

het bestemmingsplan Buitengebied, Waaldijk 2a en 8b Dreumel met identificatienummer NL.IMRO.0668.BUIDrWaaldijk2b8b-BOH1 van de gemeente West Maas en Waal;

1.2 Bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 Aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 Aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 Aanduidingsvlak

een vlak door aanduidingsgrenzen van andere vlakken gescheiden;

1.6 Afhankelijke woonruimte

een onderdeel van het hoofdgebouw of bijbehorend bouwwerk dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is;

1.7 Afwijken van de bouwregels en/of van de gebruiksregels

een afwijking als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onder c van de Wet ruimtelijke ordening;

1.8 Agrarisch bedrijf

een akkerbouw-, bloementeelt-, sierteelt-, fruitteelt- of ander tuinbouwbedrijf, alsmede een pluimvee-, varkens-, mestrund- en mestkalverenhouderij, paarden- en geitenhouderij danwel een uit twee of meer van genoemde bedrijfstakken samengesteld bedrijf;

1.9 Agrarische gebouwen

gebouwen ten dienste van agrarische doeleinden, niet zijnde een bedrijfswoning;

1.10 Ander bouwwerk

een bouwwerk, niet zijnde een gebouw of bijbehorend bouwwerk;

1.11 Archeologische verwachting

een gebied met een daaraan toegekende hoge, middelmatige of lage archeologische verwachtingswaarde in verband met de in de ondergrond aangetroffen sporen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden;

1.12 Archeologische waarde

een gebied met een daaraan toegekende archeologische waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden;

1.13 Archeologisch onderzoek

onderzoek (bureauonderzoek en/of boren en/of geofysisch onderzoek en/of graven en/of begeleiden) verricht door een dienst, bedrijf of instelling erkend door het College voor de Archeologische Kwaliteit (CvAK/SIKB), beschikkend over een opgravingsvergunning ex artikel 39 MW en werkend volgens de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie;

1.14 Bebouwde oppervlakte van een perceel of ander terrein

de som van de oppervlakten van alle op een perceel of terrein gelegen gebouwen, bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken 1 meter boven peil en buitenwerks gemeten;

1.15 Bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.16 Bebouwingspercentage

de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen op een bouwperceel, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van dat bouwperceel;

1.17 Bedrijf

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis gebonden beroepen daaronder niet begrepen;

1.18 Bedrijfswoning

één woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting ter plaatse noodzakelijk is, gelet op het feitelijk gebruik van het gebouw en/of terrein in overeenstemming met de bestemming;

1.19 beroep aan huis

een dienstverlenend beroep, dat door de gebruiker van een woning in die woning of een bijbehorend bouwwerk uitgeoefend wordt, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.20 Bestaand

  • bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van inwerkingtreding van het plan bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van inwerkingtreding is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald;
  • bij gebruik: het gebruik dat op het moment van inwerkingtreding van het plan bestaat, tenzij in de regels anders is bepaald;
  • bij gebruik: het gebruik van gronden voor fruitteelt en boom- en sierteelt indien het gebruik van de betreffende gronden niet langer dan drie jaar onderbroken is geweest.

1.21 Bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.22 Bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.23 Bevi-activiteit of daarmee vergelijkbare activiteit

een activiteit, waarop het Besluit externe veiligheid inrichtingen van toepassing is, en een activiteit waarvoor een vergunningplicht geldt vanwege een risicovolle activiteit (bijvoorbeeld de opslag van LNG of LPG voor eigen gebruik);

1.24 Bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een (bedrijfs)woning dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend (bedrijfs)woning verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

1.25 Bijgebouw

een vrijstaand danwel aangebouwd gebouw, behorend bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw;

1.26 Bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.27 Bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.28 Bouwlaag

een boven het peil gelegen en doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen binnenwerks is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

1.29 Bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.30 Bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel;

1.31 Bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bijbehorende bouwwerken zijn toegelaten;

1.32 Bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.33 Detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.34 Detailhandel in eigen vervaardigde en/of voortgebrachte producten

(streek)producten die door het toegelaten bedrijf zijn voortgebracht, geteeld of vervaardigd;

1.35 Dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van op publiek gerichte diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen;

1.36 Diepploegen

het omzetten van de grond, gemeten vanaf peil met een diepte van minimaal 0,80 m, ten behoeve van het agrarisch gebruik;

1.37 Gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.38 Hoofdgebouw

een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;

1.39 Inwoning

het bewonen van een woonruimte die deel uitmaakt van een woonruimte die door een ander huishouden in gebruik is genomen, met dien verstande dat woningsplitsing en/of kamerbewoning niet toegestaan is;

1.40 Kamerbewoning

het gebruik van een hoofdgebouw door meer dan twee onzelfstandige huishoudens

1.41 Kantoor

het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen;

1.42 Loonwerkbedrijf

een bedrijf dat in opdracht hoofdzakelijk agrarische werkzaamheden uitvoert;

1.43 Mantelzorg

langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving, waarbij de zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar;

1.44 Meergeneratiewoning

meergeneratiewoning is een gebouw met geschakelde, zelfstandige of onzelfstandige wooneenheden, appartementen of huizen met inpandige verbinding voor ouderen of mensen met een handicap en hun familie, waarbij de familie mantelzorg verleent. De zorgvrager woont in een aparte wooneenheid, maar staat in directe verbinding met zijn of haar mantelzorger;

1.45 normaal (agrarisch) beheer

het regulier bestaande beheer dat, gelet op de bestemming, regelmatig noodzakelijk is voor een goede bedrijfsvoering en het (agrarisch) gebruik van de gronden;

1.46 normaal (agrarisch) onderhoud

het onderhoud van bestaande objecten c.q. de grond dat, gelet op de bestemming, noodzakelijk is voor een goed beheer en gebruik van de gronden en gebouwen;

1.47 Omgevingsvergunning

een vergunning als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.48 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

een vergunning als bedoeld in artikel 3.3 onder a van de Wet ruimtelijke ordening;

1.49 Ondergronds

onder peil;

1.50 Overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, omsloten door maximaal één wand en voorzien van een gesloten dak;

1.51 Peil

  • voor gebouwen waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • voor gebouwen in het talud van de dijk: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld ter plaatse van de van de dijk afgekeerde zijde van het gebouw;
  • in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld;
  • voor woon en/of werkschepen: de waterlijn;

1.52 permanente bewoning

bewoning door (het huishouden van) een persoon of door daarmee gelijk te stellen groep van personen van een recreatiewoning, stacaravan of andere voor wisselende bewoning bedoelde ruimte als hoofdverblijf c.q. vaste woon- of verblijfplaats;

1.53 Prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.54 schuilgelegenheid dieren

een vrijstaand gebouw voor het tijdelijk stallen van hobbymatig of bedrijfsmatig gehouden dieren;

1.55 Seksinrichting

een voor publiek toegankelijk, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoning van erotische-pornografische aard plaatsvindt. Hieronder wordt in elk geval verstaan een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, sekstheater, of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.56 Teeltondersteunende voorzieningen

ondersteunende voorzieningen ten behoeve van vollegronds groente-, fruit-, bloemen- en boomteelt, te onderscheiden in tijdelijke en permanente voorzieningen:

  • Tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn uitsluitend toegestaan zolang de teelt het vereist met een maximum van 7 maanden in de periode 1 maart tot en met 30 november, bijvoorbeeld insectengaas, afdekfolie, lage tunnels. Verankerde palen en constructie, zijn de enige onderdelen van deze voorzieningen, die permanent aanwezig mogen zijn.
  • Permanente teeltondersteunende voorzieningen zijn het gehele jaar toegestaan.

1.57 Uitbouw

aan het gebouw vastzittend bouwwerk dat rechtstreeks vanuit het gebouw toegankelijk is;

1.58 Voorgevelrooilijn

de lijn waarin de voorgevel van een bouwwerk is gelegen alsmede het verlengde daarvan die gericht is naar de weg en waarop de bebouwing is georiënteerd;

1.59 Voorgevel

de naar de openbare weg gekeerde gevel van een gebouw, of indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt;

1.60 Wet/wettelijke regeling

waar in deze regels wordt verwezen naar wettelijke regelingen wordt geduid op die regelingen, zoals zij luidden op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan;

1.61 Woning

een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden, waaronder begrepen eventueel gemeenschappelijk gebruik van bepaalde ruimten.

1.62 zakelijke dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten en/of het leggen van contacten of het uitvoeren van commerciële handelingen, uitgezonderd detailhandel.

Artikel 2 Wijze Van Meten

2.1 Gebouwen en andere bouwwerken

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

  1. a. bebouwingspercentage:
    het deel van het bestemmingsvlak uitgedrukt in procenten dat bebouwd mag worden, tenzij in de regels anders vermeld staat;
  2. b. de bouwhoogte van een bouwwerk:
    vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
  3. c. de goothoogte van een bouwwerk:
    vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
  4. d. de hoogte van een windturbine:
    vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine;
  5. e. de inhoud van een bouwwerk:
  1. 1. tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
  2. 2. in aanvulling op het bepaalde onder 1 geldt voor woningen dat bouwlagen met gevelopeningen (opening in een gevel voor o.a een deur, een venster, etc.), die geheel of gedeeltelijk boven peil gelegen zijn, meegerekend worden bij de bepaling van de inhoud van een bouwwerk.
  1. f. de oppervlakte van een bouwwerk:
    tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
  2. g. het bebouwd oppervlak van een bouwperceel:
    de oppervlakte van alle op een bouwperceel gelegen bouwwerken tezamen;

Bij het meten van en afstand wordt gemeten vanaf het hart van de lijn naar het hart van de lijn (hart op hart).

2.2 Ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van de 'wijze van meten' als vermeld in artikel 2.1 worden ondergeschikte bouwdelen zoals plinten, pilasters, timpanen, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1 meter bedraagt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch – Oeverwal

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - Oeverwal' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. agrarische doeleinden en grondgebonden en niet-grondgebonden agrarische bedrijven met bijbehorende erven;
  2. b. het behoud, beheer en/of herstel van de landschappelijke en ecologische waarden;
  3. c. de uitoefening van nevenfuncties bij agrarische bedrijven, als vermeld in bijlage 4 'Toegelaten functies';
  4. d. het uitoefenen van een beroep aan huis of een bedrijf aan huis waarvoor maximaal 40% van de bestaande gebouwen tot een totale vloeroppervlakte van maximaal 80 m² mag worden ingericht;
  5. e. ondergeschikte detailhandel in eigen vervaardigde producten en streekgeproduceerde producten;
  6. f. extensief recreatief medegebruik;
  7. g. kleinschalige voorzieningen voor de verkoop van streek geproduceerde (agrarische) producten;
  8. h. nutsvoorzieningen;
  9. i. watergangen;

met daarbij behorende gebouwen, bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken.

3.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

3.2.1 Bouwwerken

Voor bouwwerken geldt het volgende:

  1. a. tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn toegestaan. Deze mogen worden opgericht in de periode 1 maart t/m 30 november voor een maximale duur van 7 maanden. De verankerde palen en constructies mogen permanent aanwezig zijn. De hoogte van deze voorzieningen bedraagt maximaal 6 meter;
  2. b. de hoogte van bouwwerken zoals steigers, banken, picknicktafels, informatievoorzieningen, bewegwijzering ten behoeve van recreatief medegebruik bedraagt maximaal 2 meter;
  3. c. de hoogte van bouwwerken, als bedoeld in art. 3.1 onder g, bedraagt maximaal 2,5 meter en de oppervlakte maximaal 6 m2;
  4. d. de hoogte van perceelafscheidingen bedraagt maximaal 2 meter.

3.3 Nadere eisen

  1. a. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan:
  1. 1. de situering van nieuw op te richten bebouwing op percelen met het oog op de bescherming van de natuur- en landschapswaarden, als bedoeld in lid 1, sub b;
  2. 2. afmetingen en vorm van gebouwen en andere bouwwerken, indien dat noodzakelijk is voor de verkeersveiligheid of om aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende percelen te voorkomen dan wel een goede landschappelijke inpassing te bereiken.
  1. b. De nadere eisen mogen niet op onevenredige wijze het gebruik van bouwwerken en gronden aantasten.

3.4 Afwijken van de bouwregels

3.4.1 Paardenbak

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen om af te wijken van artikel 3.2.1 om een paardenbak te realiseren onder de voorwaarden:

  1. a. Een paardenbak kan worden gerealiseerd binnen of direct aansluitend aan het bouwvlak, het bedrijfsperceel of het bestemmingsvlak;
  2. b. De aanleg van de paardenbak vindt plaats binnen een afstand van 50 meter van de woning, maar niet tussen de woning en de openbare weg of aan de overzijde van die weg;
  3. c. De afstand tot de naastgelegen woningen van derden bedraagt minimaal 50 meter;
  4. d. De afmeting van de bak bedraagt maximaal 20 x 60 meter;
  5. e. De hoogte van de afrastering en verlichtingsmasten bedragen respectievelijk maximaal 1,4 meter en 4 meter.

3.4.2 Mestopslag buiten bouwvlak

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen om af te wijken van artikel 3.2.1 om een mestopslagplaats buiten het bouwvlak toe te staan onder de voorwaarden:

  1. a. opslag is feitelijk of vanwege milieuhygiënische redenen niet mogelijk binnen het bouwvlak;
  2. b. de aanleg in de EHS is alleen toegestaan als is aangetoond dat de aanleg de ecologische kernkwaliteiten en omgevingscondities van de EHS ter plaatse niet aantast;
  3. c. d belangen van in de omgeving aanwezige functies en waarden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  4. d. de oppervlakte van de mestopslag bedraagt maximaal 750 m2 en de hoogte bedraagt maximaal 4 meter;
  5. e. de mestopslag dient aan te sluiten op het bouwvlak van het betreffende agrarisch bedrijf;
  6. f. deze afwijkingsbevoegdheid is niet van toepassing op bouwvlakken met een oppervlakte van meer dan 2 ha.

3.5 Specifieke gebruiksregels

Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende opstallen te gebruiken of in gebruik te geven of te laten voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming. Daaronder wordt in ieder geval begrepen:

  1. a. het opslaan van materialen en goederen in de open lucht buiten het bouwvlak, met uitzondering van gronden ter plaatse van de functieaanduiding 'opslag;
  2. b. het bedrijfsmatig vervaardigen, opslaan, verwerken of herstellen van goederen en producten tenzij:
  1. 1. dit plaatsvindt ten behoeve van de agrarische productie binnen het bedrijf dan wel uitsluitend betrekking heeft op agrarische producten van het eigen bedrijf;
  2. 2. dit plaatsvindt ten behoeve van een toegestane niet-agrarische nevenactiviteit binnen de bestaande bebouwing;
  1. c. detailhandel, tenzij het detailhandel betreft als ondergeschikte nevenactiviteit in zelf vervaardigde en/of voortgebrachte producten;
  2. d. het gebruik van gronden voor tuinbouw met open grondteelt, fruitteelt en/of bestaande boom- en sierteelt (met uitzondering van bestaand gebruik) waarbij bestrijdingsmiddelen worden ingezet in een zone van 50 meter, gemeten vanaf de grens van
  1. 1. de bestemming 'Wonen';
  2. 2. de kern Dreumel;
  1. e. het in gebruik geven, nemen en hebben van een recreatiewoning, recreatieappartement, groepsaccommodatie, een mobiel kampeervoertuig of een vrijstaand bijbehorend bouwwerk voor permanente bewoning;
  2. f. het in gebruik geven, nemen en hebben van (delen van) ruimten of gebouwen bestemd voor een zorgfunctie voor zelfstandige bewoning;
  3. g. het plaatsen van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf, anders dan de daarvoor bij dit bestemmingsplan aangewezen gronden;
  4. h. het geheel of gedeeltelijk onder peil stallen van dieren;

3.6 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in art. 3.5, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

3.6.1 Huisvesting seizoenarbeiders

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen om af te wijken van de artikel 3.1, sub a, om huisvesting voor seizoenarbeiders toe te staan onder de volgende voorwaarden:

  1. a. Het betreft werknemers voor de ter plaatse uitgeoefende agrarische bedrijfsactiviteit;
  2. b. De huisvesting in bestaande bebouwing is toegestaan voor maximaal 6 maanden per jaar en in permanente units of caravans bij piekbelasting voor maximaal 4 maanden per jaar;
  3. c. Er moet worden voldaan aan de vereisten van het Bouwbesluit en de Bouwverordening.

3.6.2 Verkleining zone bij gebruik gewasbeschermingsmiddelen

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in art. 3.5, sub d, voor een verkleining van de zone van 50 meter bij het in gebruik nemen van nieuwe gronden voor fruitteelt en boom- en sierteelt indien aangetoond wordt dat er geen ongewenste effecten optreden voor aanwonenden.

3.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen gebouwen zijnde, of van werkzaamheden

3.7.1 Verbod

Het is verboden op de tot 'Agrarisch - Oeverwal' bestemde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren:

  1. a. op de tot 'Agrarisch - Oeverwal' bestemde gronden:
  1. 1. het beplanten van gronden met houtgewas;
  2. 2. het vellen en/of rooien van houtgewas en waardevolle houtopstanden, of het verrichten van werkzaamheden welke de dood of ernstige beschadiging van houtgewas tot gevolg kunnen hebben;
  3. 3. het afgraven, egaliseren, aanvullen of ophogen van gronden;
  4. 4. het aanleggen en verharden van (bedrijfs)wegen, paden, het aanbrengen van andere oppervlakte verhardingen, groter dan 250 m2;
  5. 5. het aanbrengen van ondergrondse leidingen en daarmee verband houdende constructies;

3.7.2 Uitzonderingen op het verbod

Geen omgevingsvergunning is vereist voor werken van geringe omvang en werken:

  1. a. die in het kader van het normale agrarische beheer en onderhoud worden verricht of ter uitvoering van het Landschapontwikkelingsplan;
  2. b. die worden uitgevoerd binnen een bouwvlak;
  3. c. waarvoor een omgevingsvergunning is verleend.

3.7.3 Afwegingscriteria

Omgevingsvergunningen kunnen slechts worden verleend indien de in de bestemmingsomschrijving van deze bestemming omschreven waarden niet onevenredig worden aangetast en de werken voor de naast liggende gebieden geen onevenredig nadelige gevolgen hebben.

3.8 Wijzigingsbevoegdheid

3.8.1 Wijziging agrarisch bedrijf in woonfunctie

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Agrarisch - Oeverwal' wijzigen in 'Wonen' onder de volgende voorwaarden:

  1. a. De regeling voor functieverandering geldt niet alleen voor vrijgekomen legale agrarische bedrijfsgebouwen die minstens vijf jaar rechtmatig in agrarisch gebruik zijn geweest;
  2. b. Functieverandering mag niet leiden tot een beperking van de ontwikkelingsmogelijkheden voor omliggende agrarische bedrijven.
  3. c. Nieuwe bebouwing wordt alleen toegestaan wanneer deze op een goede landschappelijke en stedenbouwkundige wijze kan worden ingepast in het buitengebied. Een goede landschappelijke inpassing door streekeigen beplanting moet zijn gewaarborgd door een door burgemeester en wethouders goedgekeurd inrichtingsplan;
  4. d. Bebouwing met monumentale of karakteristieke waarde mag volledig worden hergebruikt voor de nieuwe functie;
  5. e. De belangen van in de omgeving aanwezige functies en waarden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  6. f. De initiatiefnemer heeft bij sloop van (voormalige) agrarische bedrijfsgebouwen de keuze zijn bestaande woning uit te breiden, een extra woning te bouwen of nieuwe bijbehorende bouwwerken op te richten:
  1. 1. Bij sloop van alle agrarische bedrijfsgebouwen mag de (voormalige) bedrijfswoning tot maximaal 1.200 m3worden uitgebreid. De toegestane inhoud van de uitbreiding is gerelateerd aan de totale oppervlakte van de gesloopte gebouwen, zoals vermeld in onderstaande tabel:
gesloopte oppervlakte bedrijfsgebouwen in m2 extra uitbreiding woning in m3
0 -750 m2 0,5 m3 per gesloopte m2
>750 m2 0,35 m3 per gesloopte m2
  1. 2. Bij de bouw van een extra woning geldt dat de oppervlakte van de nieuwe woning maximaal 50% bedraagt van de oppervlakte van de gebouwen, die gesloopt mag worden om voor deze regeling in aanmerking te komen. De toegestane inhoud van de extra woning is gerelateerd aan de totale oppervlakte van de gesloopte gebouwen zoals vermeld in onderstaande tabel:
Gesloopte oppervlakte bedrijfsgebouwen in m2 Volume extra woning in m3
0-1.000 m2 Bouw extra woning niet mogelijk
> 1.000 m2 Bouw woning van maximaal 800 m3
  1. 3. Om bij de bouw van een extra woning voor saldering in aanmerking te komen gelden voor elk van de bij de saldering betrokken percelen de volgende voorwaarden:
  • voor elk perceel geldt dat alle vrijgekomen agrarische bedrijfsgebouwen moeten worden gesloopt met een minimum van 250 m2;
  • de extra woning wordt gerealiseerd daar waar dat uit ruimtelijke oogpunt het meest passend is.
  1. 4. Bij sloop van alle vrijgekomen agrarische bedrijfsgebouwen mag 60% van de gesloopte oppervlakte als bijbehorend bouwwerk van de bestaande bedrijfswoning worden teruggebouwd onder voorwaarde dat de totale oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken (bestaand en nieuw) maximaal 200 m2 bedraagt;
  1. g. De bestemming 'Agrarisch - Oeverwal' van het bouwvlak vervalt;
  2. h. De regels van de bestemming 'Wonen' zijn overeenkomstig van toepassing.

3.8.2 Wijziging Agrarisch - Oeverwal in Natuur of Bos

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen in de bestemming 'Bos' of 'Natuur' onder de volgende voorwaarden:

  1. a. De wijziging van de bestemming van de gronden is in overeenstemming met Landschapsontwikkelingsplan;
  2. b. De belangen van in de omgeving aanwezige functies en waarden mogen niet onevenredig worden geschaad.

Artikel 4 Bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. de uitoefening van een niet-agrarisch bedrijf, zoals weergegeven in bijlage 1 'Bedrijven (niet-agrarisch)';
  2. b. een fruitteeltbedrijf in milieucategorie 1 en 2 ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - fruitteeltbedrijf';

met daaraan ondergeschikt:

  1. c. twee bedrijfswoningen, zoals aangegeven in bijlage 1 'Bedrijven (niet-agrarisch)';
  2. d. ondergeschikte detailhandel in eigen vervaardigde producten en streekgeproduceerde producten;

met daarbij behorende gebouwen, bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken, in- en uitritten, groenvoorzieningen, erfverhardingen en parkeervoorzieningen.

4.2 Bouwregels

Uitsluitend bouwwerken ten dienste van de genoemde bestemming mogen worden gebouwd.

4.2.1 Gebouwen, bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken

Voor het bouwen van gebouwen, bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. a. de gezamenlijke bestaande en toegelaten oppervlakte van bedrijfsgebouwen, het maximum aantal bedrijfswoning en overkappingen is opgenomen in bijlage 1 'Bedrijven (niet-agrarisch)';
  2. b. de maatvoering van de gebouwen (bedrijfswoning en overige bedrijfsgebouwen), bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken is als volgt:
bedrijfswoning maximaal
goothoogte 5 m
bouwhoogte 10 m
inhoud 650 m3
bedrijfsgebouwen maximaal
goothoogte 6 m
bouwhoogte 12,5 m
bijbehorende bouwwerken maximaal
goothoogte 3 m
bouwhoogte 6 m
oppervlakte 80 m2
minimaal
achter de voorgevel van de woning op een afstand van 1 m
andere bouwwerken maximaal
bouwhoogte perceelsscheidingen 1 m
bouwhoogte vóór de voorgevel van de bedrijfswoning 1 m
bouwhoogte achter de voorgevel van de bedrijfswoning 2 m

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van het elders in deze regels bepaalde, nadere eisen stellen met betrekking tot:

  1. a. dakvormen, dakhellingen en nokinrichtingen van de bebouwing;
  2. b. de (goot)hoogte van de gebouwen;
  3. c. de breedte van de gebouwen;
  4. d. de oriëntering van de gebouwen;
  5. e. de wijze van afdekking van de gebouwen;
  6. f. het aantal en de situering van parkeerplaatsen op het terrein.

De nadere eisen mogen niet op onevenredige wijze het gebruik van bouwwerken en gronden aantasten.

4.4 Afwijken van de bouwregels

4.4.1 Uitbreiding oppervlakte bedrijfsgebouwen

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen om af te wijken van het bepaalde in artikel 4.2.1, sub a, voor het uitbreiden van de oppervlakte van de bedrijfsgebouwen, onder de volgende voorwaarden:

  1. a. Bij de uitbreiding van de oppervlakte van de bedrijfsgebouwen gelden de regels zoals die zijn opgenomen in onderstaande tabel:
Aard bedrijven Mogelijkheid uitbreiding
Buitengebied gebonden bedrijven, vermeld in de categorieën 1 tot en met 4 van bijlage 4 Toegelaten functies Max. 40% van de bebouwde oppervlakte tot een maximum van 500 m² (mits noodzakelijk voor de continuïteit van het bedrijf), horeca max. 250 m2;
Niet-buitengebied gebonden bedrijven, vermeld in de categorieën 5 en 6 van bijlage 4 Toegelaten functies 1. Bedrijven met een bebouwde oppervlakte tot max. 500 m²
Uitbreidingsmogelijkheid: maximaal 40% van de bebouwde oppervlakte .

2. Bedrijven met een bebouwde oppervlakte met meer dan 500 m².
Uitbreidingsmogelijkheid: maximaal 30% van de eerste 500 m² plus 10% van de resterende oppervlakte
  1. b. de belangen van in de omgeving aanwezige functies en waarden mogen niet onevenredig worden geschaad.

4.4.2 Vergroten inhoud bedrijfswoning

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen om af te wijken van artikel 4.2.1, sub a, waarbij de bedrijfswoning mag worden uitgebreid onder de volgende voorwaarden:

  1. a. de uitbreiding tot een maximum van 800 m3 moet plaatsvinden binnen het bestemmingsvlak;
  2. b. de belangen van in de omgeving aanwezige functies en waarden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  3. c. een aanvaardbaar woonmilieu moet gewaarborgd zijn.

4.4.3 Herbouw bijbehorende bouwwerken

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen om af te wijken van de artikel 4.2.1, sub b, om de oppervlakte voor bijbehorende bouwwerken te vergroten bij sloop van ontsierende bijbehorende bouwwerken onder de volgende voorwaarden:

  1. a. Van de (gezamenlijke) oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken boven 150 m2 mag 50% worden teruggebouwd met een maximum van in totaal 250 m2;
  2. b. De totale oppervlakte van de woning en de bijbehorende bouwwerken mag niet meer dan 50% van het bestemmingsvlak innemen;

4.4.4 Paardenbak

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen om af te wijken van artikel 4.2.1 om een paardenbak te realiseren onder de voorwaarden:

  1. a. een paardenbak kan worden gerealiseerd binnen of direct aansluitend aan het bedrijfsperceel of het bestemmingsvlak;
  2. b. de aanleg van de paardenbak vindt plaats binnen een afstand van 50 meter van de bedrijfswoning, maar niet tussen de woning en de openbare weg of aan de overzijde van die weg;
  3. c. de afstand tot de naastgelegen woningen van derden bedraagt minimaal 50 meter;
  4. d. de afmeting van de bak bedraagt maximaal 20 x 60 meter;
  5. e. de hoogte van de afrastering en verlichtingsmasten bedragen respectievelijk maximaal 1,4 meter en 4 meter.

4.5 Specifieke gebruiksregels

4.6 Afwijken van de gebruiksregels

4.6.1 Afwijken mantelzorg/meergeneratiewoning

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.1, sub a voor het gebruik van een deel van de bedrijfswoning of bijbehorende bouwwerken als afhankelijke woonruimte (inwoning), met dien verstande dat:

  1. a. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit het oogpunt van mantelzorg;
  2. b. op het perceel al een bedrijfswoning aanwezig is;
  3. c. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  4. d. per woning maximaal één afwijking ten behoeve van inwoning voor mantelzorg mag worden verleend;
  5. e. inwoning in beginsel dient plaats te vinden bij, in of direct aansluitend aan de bedrijfswoning, waarbij de afhankelijke woonruimte een onderlinge verbinding met de bedrijfswoning dient te hebben;
  6. f. het gebruik van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk als afhankelijke woonruimte is uitsluitend toegestaan indien realisering van de inwoning in of aan de bedrijfswoning vanwege bouwtechnische, financieel-economische of sociaal-medische redenen onmogelijk is;
  7. g. maximaal 75 m2 van de bedrijfswoning en/of bijbehorende bouwwerken mag worden gebruikt ten behoeve van de inwoning;
  8. h. geen eigen nutsvoorziening is toegestaan;
  9. i. er een overeenkomst wordt gesloten met de gemeente West Maas en Waal.

4.6.2 Toelaten gelijk te stellen bedrijven

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen om af te wijken van het bepaalde in art. 4.1, sub a, om bedrijfsactiviteiten toestaan welke naar de aard en de invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijfsactiviteiten die zijn vermeld in de in bijlage 2 'Staat van Bedrijfsactiviteiten'

4.6.3 Huisvesting seizoensarbeiders

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen om af te wijken van de artikel 4.1 , sub a, om huisvesting voor seizoenarbeiders, uitsluitend voor agrarische activiteiten toe te staan onder de volgende voorwaarden:

  1. a. Het betreft werknemers voor het ter plaatse gevestigde groothandel in land- en tuinbouwbenodigdheden, fruitteelt, huisvesting seizoenarbeiders tbv de fruitteelt;
  2. b. De huisvesting in bestaande bebouwing is toegestaan voor maximaal 6 maanden per jaar en in permanente units of caravans bij piekbelasting voor maximaal 4 maanden per jaar;
  3. c. Er moet worden voldaan aan de vereisten van het Bouwbesluit en de Bouwverordening.

4.6.4 Afwegingscriteria

De in de artikelen 4.6.1 tot en met 4.6.3 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting ontstaat van:

  1. a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. de milieusituatie;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

4.7 Wijzigingsbevoegdheid

4.7.1 Wijziging bedrijf in woonfunctie

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Bedrijf' wijzigen in de als bijlage 3 opgenomen bestemming 'Wonen' onder de volgende voorwaarden:

  1. a. de regeling voor functieverandering geldt niet alleen voor recent vrijgekomen legale bedrijfsgebouwen maar ook voor eerder vrijgekomen legale bedrijfsgebouwen (al dan niet met een woonbestemming) en minstens vijf jaar rechtmatig in gebruik zijn geweest;
  2. b. functieverandering van vrijgekomen bedrijfsgebouwen mag niet leiden tot een beperking van de ontwikkelingsmogelijkheden voor omliggende (agrarische) bedrijven;
  3. c. nieuwe bebouwing wordt alleen toegestaan wanneer deze op een goede landschappelijke en stedenbouwkundige wijze kan worden ingepast in het buitengebied;
  4. d. een goede landschappelijke inpassing door streekeigen beplanting moet zijn gewaarborgd door een door burgemeester en wethouders goedgekeurd inrichtingsplan;
  5. e. bebouwing met monumentale of karakteristieke waarde mag volledig worden hergebruikt voor de nieuwe functie;
  6. f. de belangen van in de omgeving aanwezige functies en waarden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  7. g. de initiatiefnemer heeft bij sloop de keuze zijn bestaande woning uit te breiden, een extra woning te bouwen of nieuwe bijbehorende bouwwerken op te richten:
  1. 1. Bij sloop van alle bedrijfsgebouwen mag de (voormalige) bedrijfswoning tot maximaal 1.200 m3 worden uitgebreid. De toegestane inhoud van de uitbreiding is gerelateerd aan de totale oppervlakte van de gesloopte gebouwen zoals vermeld in onderstaande tabel:
gesloopte oppervlakte bedrijfsgebouwen in m2 extra uitbreiding woning in m3
0 - 750 m2 0,5 m3 per gesloopte m2
>750 m2 0,35 m3 per gesloopte m2
  1. 2. Bij de bouw van een extra woning geldt dat de oppervlakte van de nieuwe woning maximaal 50% bedraagt van de oppervlakte van de gebouwen, die gesloopt mag worden om voor deze regeling in aanmerking te komen. De toegestane inhoud van de extra woning is gerelateerd aan de totale oppervlakte van de gesloopte gebouwen zoals vermeld in onderstaande tabel:
gesloopte oppervlakte bedrijfsgebouwen in m2 volume extra woning in m3
0 - 1000 m2 bouw extra woning niet mogelijk
0 - 1000 m2 bouw extra woning niet mogelijk
  1. 3. Om voor saldering in aanmerking te komen gelden voor elk van de bij de saldering betrokken percelen de volgende voorwaarden:
  • voor elk perceel geldt dat alle vrijgekomen agrarische bedrijfsgebouwen moeten worden gesloopt met een minimum van 250 m2;
  • alle overige vrijgekomen bedrijfsgebouwen moeten worden gesloopt;
  • de extra woning wordt gerealiseerd daar waar dat uit ruimtelijke oogpunt het meest passend is.
  1. 4. Bij sloop van alle bijbehorende bouwwerken mag 60% van de gesloopte oppervlakte worden teruggebouwd onder voorwaarde dat de totale oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken (bestaand en nieuw) maximaal 200 m2 bedraagt.
  1. h. vooraf dient een positief advies van Rijkswaterstaat te zijn verkregen indien het bedrijf in de uiterwaard is gelegen;
  2. i. de bestemming 'Bedrijf' vervalt;
  3. j. de regels van de in de als bijlage 3 opgenomen bestemming 'Wonen' zijn overeenkomstig van toepassing.

Artikel 5 Waarde – Archeologie

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de verwachtte en reeds vastgestelde archeologische waarden.

5.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden en / of een omgevingsvergunning voor het bouwen

5.2.1 Vergunningplicht

Het is toegestaan om een bodemingreep uit te (laten) voeren. Hierbij geldt dat ter plaatse van de aanduiding:

  1. a. 'overige zone - waarde archeologie 1' bodemingrepen groter dan 100 m² en dieper dan 40 cm of/dan wel ophogen groter dan 100 m2 en hoger dan 70 cm;
  2. b. 'overige zone - waarde archeologie 2' bodemingrepen groter dan 500 m² en dieper dan 40 cm of/dan wel ophogen groter dan 500 m2 en hoger dan 70 cm;
  3. c. 'overige zone - waarde archeologie 4' bodemingrepen groter dan 1.000 m² en dieper dan 150 cm of/dan wel ophogen groter dan 1.000 m2 en hoger dan 70 cm;

alleen zijn toegestaan indien een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden en / of een omgevingsvergunning voor het bouwen is verkregen. Deze regeling geldt ongeacht het bepaalde in de regels bij andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen.

5.2.2 Uitzonderingsregeling

Het bepaalde in artikel 5.2.1 is niet van toepassing indien reeds in het kader van een planologische procedure er een selectiebesluit is genomen over de archeologische waarde.

5.2.3 Verlenen van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden en / of een omgevingsvergunning voor het bouwen

De omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden en / of een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt verleend, indien het bevoegd gezag heeft vastgesteld dat de in artikel 5.2.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal danwel dat de verstoring ervan redelijk is in relatie tot het belang van de te verrichten werken en het archeologische belang daarbij voldoende is gewaarborgd.

5.2.4 Onderbouwing van de aanvraag

Om de aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden en / of een omgevingsvergunning voor het bouwen goed te kunnen beoordelen kan het noodzakelijk zijn dat een rapport wordt overgelegd waarin de archeologische waarde van de gronden die blijkens de aanvraag worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.

5.2.5 Verbinding van voorschriften

Aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden en / of een omgevingsvergunning voor het bouwen kunnen de volgende voorschriften worden verbonden:

  1. a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem worden behouden; of
  2. b. de verplichting tot het doen van opgravingen; of
  3. c. de verplichting om de activiteit die tot bodemverstoring leidt te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

5.3 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen door:

  1. a. de gebieden waar de aanduidingen als genoemd in artikel 5.2.1 betrekking op hebben te veranderen indien dat op basis van nader verkregen archeologisch kennis wenselijk is; of
  2. b. de oppervlaktes en / of de dieptes als genoemd in artikel 5.2.1 te veranderen en / of hier desgewenst een extra aanduiding voor op te nemen indien dat op basis van nader verkregen archeologisch kennis wenselijk is.

Artikel 6 Waterstaat – Waterkering

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. a. het in stand houden, het beheer en de verbetering van de waterkering;
  2. b. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals kunstwerken, dijksloten en andere waterstaatswerken.

6.2 Bouwregels

6.2.1 Gebouwen

Op deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

6.2.2 Andere bouwwerken

  1. a. De bouwhoogte van andere bouwwerken bedraagt maximaal 3 meter;
  2. b. ten behoeve van de andere voor deze gronden geldende bestemmingen mag niet worden gebouwd.

6.2.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.2 onder b, met inachtneming van de volgende regels:

  1. a. de bij de bestemming behorende bouwregels worden in acht genomen;
  2. b. het belang van de waterkering wordt niet onevenredig geschaad en vooraf wordt schriftelijk advies ingewonnen bij de betreffende waterbeheerder.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 7 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 8 Algemene Bouwregels

8.1 Herbouw woningen

  1. a. Herbouw van woningen is, voor zover het de situering van de woning betreft, uitsluitend toegestaan indien en voor zover:
  1. 1. de herbouw grotendeels plaatsvindt op de bestaande fundamenten; bij het ontbreken daarvan vindt herbouw plaats binnen de voormalige bebouwingscontour van de woning of binnen een afstand van maximaal 3 m van de bebouwingscontour;
  2. 2. de voorgevel van de te herbouwen woning wordt geplaatst in de (voormalige) voorgevelrooilijn of in de voorgevelrooilijn die parallel loopt met de bestaande voorgevelrooilijn;
  3. 3. de belangen van de in de omgeving aanwezige functies en waarden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  4. 4. de nieuwe situering van de woning stedenbouwkundig en milieuhygiënisch aanvaardbaar is.
  1. b. Herbouw van dijkwoningen is, voor zover het de situering van de woning betreft, uitsluitend toegestaan indien en voor zover:
  1. 1. de herbouw grotendeels plaatsvindt op de bestaande fundamenten; bij het ontbreken daarvan vindt herbouw plaats binnen de voormalige bebouwingscontour van de woning of binnen een afstand van maximaal 3 m van de bebouwingscontour;
  2. 2. de voorgevel van de te herbouwen woning wordt geplaatst in de (voormalige) voorgevelrooilijn of in de voorgevelrooilijn die parallel loopt met de bestaande voorgevelrooilijn;
  3. 3. de belangen van de in de omgeving aanwezige functies en waarden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  4. 4. de nieuwe situering van de woning stedenbouwkundig en milieuhygiënisch aanvaardbaar is;
  5. 5. de oorspronkelijke ligging van de woning en situering van de hoofdingang in relatie met het dijklichaam is uitgangspunt bij de herbouw;
  6. 6. het peil ter plaatse van de hoofdingang van de te vervangen woning is het uitgangspunt voor het peil van de nieuw te realiseren dijkwoning;
  7. 7. het waterschap is akkoord met herbouw op de bestaande locatie;
  8. 8. in geval het hoofdgebouw en overige gebouwen zijn gelegen binnen de bestemming 'Agrarisch - Uiterwaard' geldt het volgende: de bestaande oppervlakten van het hoofdgebouw en overige gebouwen gelden als maximum en mogen eenmalig met maximaal 10% worden verhoogd. Voorts geldt dat de inhoud van bedrijfswoning met niet meer dan 100 m3 mag toenemen;

Artikel 9 Algemene Gebruiksregels

9.1 Gebruiksverbod

Onder verboden gebruik, als bedoeld in artikel 2.1.1, sub c, van de Wabo, wordt in ieder geval beschouwd een gebruik als:

  1. a. staan- of ligplaats voor onderkomens;
  2. b. opslagplaats voor onklare voer-, vlieg- en vaartuigen of onderdelen daarvan;
  3. c. al dan niet tijdelijke buitenopslag voor gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, werktuigen, machines of onderdelen daarvan, indien deze opslag hoger is dan 3 meter of gelegen is voor de voorgevel aan de wegzijde;
  4. d. stortplaats voor puin, zand en grind, grond, mest- of afvalstoffen;
  5. e. seksinrichting of ten behoeve van prostitutiedoeleinden;
  6. f. het gebruik van de gronden voor de beoefening van lawaaisporten (zoals motorcross, quadrijden, modelvliegtuigen, etc.) anders dan de daarvoor door de gemeente aangewezen gronden.

9.2 Uitzondering van verboden gebruik

Het bepaalde in artikel 9.1 is niet van toepassing op (tijdelijk) gebruik ten behoeve van de realisering en/of handhaving van de bestemmingen of het normale onderhoud van de gronden en/of bouwwerken.

9.3 Meest doelmatige gebruik

Burgemeester en wethouders kunnen van het bepaalde in artikel 9.1 bij een omgevingsvergunning afwijken indien strikte toepassing van dit voorschrift leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen gerechtvaardigd wordt.

Artikel 10 Algemene Afwijkingsregels

10.1 Afwijkingsbevoegdheden

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels van het plan voor:

  1. a. het oprichten van bouwwerken voor algemeen nut (zoals abri's, telefooncellen, transformatorhuisjes, gasregel- en drukstations, conmatics), mits de inhoud van elk van deze bouwwerken niet meer bedraagt dan 75 m3 en de bouwhoogte ervan niet meer bedraagt dan 4 meter;
  2. b. het in geringe mate aanpassen van enig onderdeel van het plan, zoals een bebouwingsgrens, indien bij definitieve uitmeting en verkaveling blijkt, dat deze aanpassing in het belang van een juiste verwerkelijking van het plan gewenst of noodzakelijk is, waarbij de grenzen met niet meer dan 3 meter worden verschoven;
  3. c. het oprichten van masten ten behoeve van mobiele (beeld)telefonie en zendmasten tot een bouwhoogte van maximaal 15 meter.

10.2 Afwegingscriteria

Van de bevoegdheid van artikel 10.1 kan slechts gebruik worden gemaakt indien het bebouwingsbeeld niet onevenredig wordt aangetast.

Artikel 11 Algemene Wijzigingsregels

11.1 Wijzigingsbevoegdheden

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen ten behoeve van:

  1. a. het in geringe mate aanpassen van het plan, teneinde enig onderdeel van het plan, zoals een bestemmingsgrens, te veranderen, indien bij definitieve uitmeting of verkaveling blijkt, dat deze aanpassing in het belang van een juiste verwezenlijking van het plan gewenst of noodzakelijk is en de bestemmingsgrens niet meer dan 5 meter worden verschoven;
  2. b. het oprichten van gebouwen van openbaar nut, zoals transformatorhuisjes en gemaalgebouwtjes met een inhoud van maximaal 100 m3 en een goothoogte van maximaal 4 meter;
  3. c. het enigszins anders situeren en/of begrenzen van bestemmingsvlakken, indien dit ten behoeve van de uitvoering van een bouwplan nodig mocht blijken, één en ander, mits de vorm slechts in geringe mate wordt gewijzigd en de oppervlakte van het desbetreffende bestemmingsvlak met niet meer dan 20% wordt vergroot of verkleind.

Artikel 12 Algemene Procedureregels

Indien burgemeester en wethouders toepassing geven aan het opleggen van nadere eisen of een vermelde wijzigingsregel worden de volgende procedures gevolgd.

12.1 Nadere eisen (conform artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening)

Bij de voorbereiding van een besluit tot het opleggen van nadere eisen, opgenomen in de regels van dit bestemmingsplan, is de navolgende voorbereidingsprocedure van toepassing:

  1. a. burgemeester en wethouders maken het voornemen tot het opleggen van nadere eisen van te voren in een huis-aan-huisblad dat in de gemeente wordt verspreid en voorts op de gebruikelijke wijze bekend;
  2. b. het voornemen tot het opleggen van nadere eisen alsmede het ontwerpbesluit en de daarop betrekking hebbende stukken liggen gedurende twee weken voor een ieder ter inzage;
  3. c. de bekendmaking houdt de mededeling in dat een belanghebbende schriftelijk zijn zienswijze over het ontwerpbesluit naar voren kan brengen bij burgemeester en wethouders gedurende de termijn van terinzagelegging;
  4. d. het besluit omtrent het opleggen van nadere eisen wordt met redenen omkleed;
  5. e. burgemeester en wethouders stellen de belanghebbende van een zienswijze in kennis van hun besluit.

Artikel 13 Overige Regels

13.1 Strijdigheid bij dubbelbestemmingen

In geval van onderlinge strijdigheid tussen de regels van de dubbelbestemmingen treden de partijen wiens belangen/functies in de dubbelbestemmingen worden beschermd met elkaar in overleg.

13.2 Gebruiken en uitvoeren

  1. a. Onder gebruiken wordt mede begrepen: het in gebruik geven en het laten gebruiken.
  2. b. Onder uitvoeren wordt mede begrepen: het doen uitvoeren en het laten uitvoeren.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 14 Overgangsrecht

14.1 Overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. b. na het teniet gaan als gevolg van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

14.2 Met een omgevingsvergunning afwijken

Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van artikel 14.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in artikel 14.1 met maximaal 10%.

14.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Artikel 14.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning voor het bouwen en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

14.4 Overgangsrecht gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

14.5 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 14.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

14.6 Verboden gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in artikel 14.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

14.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

Artikel 14.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 15 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Buitengebied, Waaldijk 2a en 8b Dreumel.

Bijlage 1 Bedrijven Niet Agrarisch

Bijlage 1 Bedrijven niet agrarisch

Bijlage 2 Staat Van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 2 Staat van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 3 Artikel 21 Wonen Van Bestemmingsplan Buitengebied West Maas En Waal

Bijlage 3 Artikel 21 Wonen van Bestemmingsplan Buitengebied West Maas en Waal

Bijlage 4 Toegelaten Functies

Bijlage 4 Toegelaten functies

Bijlage 1 Akoestisch Onderzoek

Bijlage 1 Akoestisch onderzoek

Bijlage 2 Bodemonderzoek

Bijlage 2 Bodemonderzoek

Bijlage 3 Ecologisch Onderzoek

Bijlage 3 Ecologisch onderzoek

Bijlage 4 Watertoets

Bijlage 4 Watertoets

Bijlage 5 Inspraak- En Vooroverlegverslag

Bijlage 5 Inspraak- en vooroverlegverslag

Bijlage 6 Nota Zienswijzen

Bijlage 6 Nota zienswijzen