Buitengebied, Weteringstraat 7 Wamel en Waalbandijk 35 Boven-Leeuwen
Bestemmingsplan - gemeente West Maas en Waal
Vastgesteld op 12-03-2020 - geheel onherroepelijk in werking
1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
- Bijlage 1 Vastgestelde bouwlocatie woning en schuur
- Bijlage 2 Rijksmonumenten
- Bijlage 3 Gemeentelijke monumenten
- Bijlage 4 Toegelaten functies
- bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van inwerkingtreding van het plan bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van inwerkingtreding is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald;
- bij gebruik: het gebruik dat op het moment van inwerkingtreding van het plan bestaat, tenzij in de regels anders is bepaald;
- bij gebruik: het gebruik van gronden voor fruitteelt en boom- en sierteelt indien het gebruik van de betreffende gronden niet langer dan drie jaar onderbroken is geweest.
- voor gebouwen waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
- voor gebouwen in het talud van de dijk: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld ter plaatse van de van de dijk afgekeerde zijde van het gebouw;
- in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld;
- voor woon en/of werkschepen: de waterlijn;
Artikel 2 Wijze Van Meten
- bebouwingspercentage:
- de bouwhoogte van een bouwwerk:
- de goothoogte van een bouwwerk:
- de hoogte van een windturbine:
- de inhoud van een bouwwerk:
- tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
- in aanvulling op het bepaalde onder 1 geldt voor woningen dat bouwlagen met gevelopeningen (opening in een gevel voor o.a een deur, een venster, etc.), die geheel of gedeeltelijk boven peil gelegen zijn, meegerekend worden bij de bepaling van de inhoud van een bouwwerk.
- de oppervlakte van een bouwwerk:
- het bebouwd oppervlak van een bouwperceel:
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Wonen
- één woningper bestemmingsvlak tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' een ander aantal woningen is aangegeven;
- woningen en woonwagens ter plaatse van de aanduiding 'woonwagenstandplaats';
- een theetuin ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - theetuin';
- maximaal 40% van de bestaande gebouwen tot een totale vloeroppervlakte van maximaal 80 m2 mag worden ingericht ten dienste van een beroep aan huis;
- bijbehorende bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen';
- instandhouding van karakteristieke bebouwingskenmerken en bebouwingselementen van cultuurhistorische waardevolle bebouwing opgenomen op adres in bijlage 2 'Rijksmonumenten' en bijlage 3 'Gemeentelijke monumenten';
- het behoud en bescherming van de boerderijstraat met wederopbouwboerderijen en bijbehorende verkaveling en inrichting ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden';
- ter plaatse van de aanduiding 'recreatie':
- het uitoefenen van activiteiten gericht op de sociale, sociaal-medische en educatieve dienstverlening, zoals relatietherapie, psychotherapie, hypnotherapie en het geven van cursussen en trainingen;
- het uitoefenen van activiteiten gericht op extensieve verblijfsrecreatie in de vorm van een groepsaccommodatie;
- de gezamenlijke inhoud van gebouwen in gebruik voor recreatie mag niet meer bedragen dan 785 m3;
- de maatvoering van de gebouwen, bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken binnen het bestemmingsvlak is als volgt:
Woning | Maximaal |
Goothoogte | 5 m |
Bouwhoogte | 10 m |
Inhoud | 650 m3 |
Afstand zijdelingse perceelsgrens | 3 m |
Bijbehorende bouwwerken | Maximaal | Minimaal |
Goothoogte | 3 m | - |
Bouwhoogte | 6m | - |
Afstand tot woning | 20 m | - |
Gezamenlijke oppervlakte | 80 m2 | - |
Achter de voorgevel van de woning op een afstand van | - | 3m |
Woonwagen | Maximaal |
Oppervlakte woonwagen | 100 m2 |
Goothoogte | 3,5 m |
Bouwhoogte | 7 m |
Aantal | Het aantal ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' |
Andere bouwwerken | Maximaal |
De hoogte van andere bouwwerken vóór de naar de weg gekeerde gevel van de woning | 1 m |
De hoogte van andere bouwwerken achter de naar de weg gekeerde gevel van de woning | 2,5 |
- dakvormen, dakhellingen en nokinrichtingen van de bebouwing;
- de (goot)hoogte van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- de breedte van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- de oriëntering van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- de wijze van afdekking van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- het aantal en de situering van parkeerplaatsen op het terrein;
- de situering van nieuw op te richten bebouwing op of bij percelen, waarop blijkens de bijlagen 2 en 3 cultuurhistorische waardevolle bebouwing aanwezig is of die nader aangeduid zijn met 'cultuurhistorische waarden';
- De uitbreiding tot een maximum van 800 m3 moet plaatsvinden binnen het bestemmingsvlak. De uitbreidingsbevoegdheid geldt niet voor woningen in het buitendijks gelegen gebied;
- De belangen van in de omgeving aanwezige functies en waarden mogen niet onevenredig worden geschaad;
- Een aanvaardbaar woonmilieu moet gewaarborgd zijn.
- Deze bevoegdheid geldt uitsluitend voor woningen die gelegen zijn onder de kap van het hoofdgebouw;
- De belangen van in de omgeving aanwezige functies en waarden mogen niet onevenredig worden geschaad;
- Een aanvaardbaar woonmilieu moet gewaarborgd zijn
- De (gezamenlijke) oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken mag worden vergroot van 80 naar maximaal 150 m2 waarbij geldt dat de goot- en bouwhoogte tot een oppervlakte van maximaal 120 m2 maximaal 3 en 6 meter mag bedragen. Bij een oppervlakte van meer dan 120 m2 tot het maximum van 150 m2 geldt een bouwhoogte van maximaal 5 meter;
- De totale oppervlakte van de woning en de bijbehorende bouwwerken mag niet meer dan 50% van het bestemmingsvlak innemen.
- Van de (gezamenlijke) oppervlakte van de bestaande bijbehorende bouwwerken die aanwezig is boven 150 m2 mag 50% worden teruggebouwd, mits de totale gezamenlijke oppervlakte van de bijgebouwen na herbouw niet meer bedraagt dan 250 m2;
- De totale oppervlakte van de woning en de bijbehorende bouwwerken mag niet meerdan 50% van het bestemmingsvlak innemen;
- indien het nieuwe bijbehorend bouwwerk, gelegen binnen de EHS, niet gebouwd wordt binnen de contouren van de gesloopte gebouwen mag geen onevenredige aantasting van de waarden van de EHS plaatsvinden.
- het aantal overnachtingsplaatsen bedraagt maximaal 10;
- op eigen terrein dient in voldoende mate te worden voorzien in parkeergelegenheid.
- Een paardenbak kan worden gerealiseerd binnen of direct aansluitend aan het bouwvlak, het bedrijfsperceel of het bestemmingsvlak;
- De aanleg van een paardenbak in de EHS is alleen toegestaan als is aangetoond dat de aanleg de ecologische kernkwaliteiten en omgevingscondities van de EHS ter plaatse niet aantast;
- De aanleg van de paardenbak vindt plaats binnen een afstand van 50 meter van de woning, maar niet tussen de woning en de openbare weg of aan de overzijde van die weg;
- De afstand tot de naastgelegen woningen van derden bedraagt minimaal 50 meter;
- De afmeting van de bak bedraagt maximaal 20 x 60 meter;
- De hoogte van de afrastering en verlichtingsmasten bedragen respectievelijk maximaal 1,4 meter en 4 meter. Lichtmasten zijn niet toegestaan indien de paardenbak binnen de EHS is gelegen.
- de woonfunctie als hoofdfunctie behouden blijft;
- bedoeld gebruik geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat mag opleveren en geen onevenredige afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt; dit betekent onder meer dat:
- geen ontheffing wordt verleend voor het uitoefenen van bedrijvigheid, dat onder de werking van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit Milieubeheer (Stb. 1993, 50) valt, tenzij het desbetreffende gebruik door middel van het stellen van voorwaarden verantwoord is;
- het gebruik naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming moet zijn;
- het gebruik de woonfunctie dient te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in het hoofdgebouw of bijbehorend bouwwerk uitvoert, tevens de gebruiker van het hoofdgebouw is;
- het niet betreft zodanig verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten;
- parkeren dient zoveel mogelijk op eigen terrein plaats te vinden;
- voor wat betreft detailhandel er geen duurzame ontwrichting van de detailhandelsstructuur van de gemeente West Maas en Waal mag ontstaan;
- maximaal 40% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw en de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken ten behoeve van aan huis gebonden beroepsmatige en/of bedrijfsmatige activiteiten in gebruik mag zijn, zulks met een absoluut maximum van 80 m2;
- detailhandel is uitsluitend op de begane grondvloer toegestaan.
- een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit het oogpunt van mantelzorg;
- op het perceel al een woning aanwezig is;
- er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
- per woning maximaal één afwijking ten behoeve van inwoning voor mantelzorg mag worden verleend;
- inwoning in beginsel dient plaats te vinden bij, in of direct aansluitend aan de woning, waarbij de afhankelijke woonruimte een onderlinge verbinding met de woning dient te hebben;
- het gebruik van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk als afhankelijke woonruimte is uitsluitend toegestaan indien realisering van de inwoning in of aan de bedrijfswoning vanwege bouwtechnische, financieel-economische of sociaal-medische redenen onmogelijk is;
- maximaal 75 m2 van de woning en/of bijbehorende bouwwerken mag worden gebruikt ten behoeve van de inwoning;
- geen eigen nutsvoorziening is toegestaan;
- er een overeenkomst wordt gesloten met de gemeente West Maas en Waal.
- De regeling voor functieverandering geldt voor vrijgekomen legale agrarische bedrijfsgebouwen of glasopstallen al of niet gelegen binnen het huidige bestemmingsvlak, die in het verleden minstens vijf jaar rechtmatig in agrarisch gebruik zijn geweest en hebben behoord tot het agrarische bedrijf dat in het verleden op de locatie van de huidige woning gevestigd is geweest;
- De extra woning mag niet leiden tot een beperking van de ontwikkelingsmogelijkheden voor omliggende agrarische bedrijven.
- De extra woning wordt alleen toegestaan wanneer deze op een goede landschappelijke en stedenbouwkundige wijze kan worden ingepast in het buitengebied. Een goede landschappelijke inpassing door streekeigen beplanting moet zijn gewaarborgd door een door burgemeester en wethouders goedgekeurd inrichtingsplan. De bouw van de extra woning kan leiden tot een noodzakelijke aanpassing van het bestemmingsvlak. De bevoegdheid tot aanpassing van het bestemmingsvlak maakt deel uit van deze wijzigingsbevoegdheid;
- Bebouwing met monumentale of karakteristieke waarde mag volledig worden hergebruikt voor de extra woning;
- De belangen van in de omgeving aanwezige functies en waarden mogen niet onevenredig worden geschaad;
- Bij de bouw van een extra woning geldt dat de oppervlakte van de nieuwe woning maximaal 50% bedraagt van de oppervlakte van de agrarische gebouwen, die gesloopt mag worden om voor deze regeling in aanmerking te komen. De toegestane inhoud van de extra woning is gerelateerd aan de totale oppervlakte van de gesloopte gebouwen zoals vermeld in onderstaande tabel: Gesloopte oppervlakte bedrijfsgebouwen m2Volume extra woning in m30-1.000 m2Bouw extra woning niet mogelijk> 1.000 m2Bouw woning van maximaal 800 m3
- Om bij de bouw van een extra woning voor saldering in aanmerking te komen, als bedoeld onder f, gelden voor elk van de bij de saldering betrokken percelen de volgende voorwaarden:
- voor elk perceel geldt dat alle vrijgekomen agrarische bedrijfsgebouwen moeten worden gesloopt met een minimum van 250 m2;
- de extra woning wordt gerealiseerd daar waar dat uit ruimtelijke oogpunt het meest passend is.
- Bij de bouw van een extra woning geldt dat de oppervlakte van de nieuwe woning maximaal 50% bedraagt van de oppervlakte van de gesloopte glasopstallen. De toegestane inhoud van de extra woning is gerelateerd aan de totale oppervlakte van de gesloopte glasopstallen zoals vermeld in onderstaande tabel: Gesloopte oppervlakte glasopstallen m2Volume extra woning in m30-5.000 m2Bouw extra woning niet mogelijk> 5.000 m2Bouw woning van maximaal 800 m3
- Om bij de bouw van een extra woning voor saldering in aanmerking te komen, als bedoeld onder h, gelden voor elk van de bij de saldering betrokken percelen de volgende voorwaarden:
- voor elk perceel geldt dat alle vrijgekomen glasopstallen moeten worden gesloopt met een minimum van 1000 m2;
- de extra woning wordt gerealiseerd daar waar dat uit ruimtelijke oogpunt het meest passend is.
- De regels van de bestemming 'Wonen' zijn overeenkomstig van toepassing.
- de nieuwe woning wordt in de directe nabijheid van de voormalige locatie gebouwd en, indien mogelijk, in directe ruimtelijke relatie met de bebouwing waarvan de oorspronkelijke woning deel uitmaakte;
- de nieuwe locatie is vanuit een stedenbouwkundig, landschappelijk, ecologisch en milieuhygiënisch oogpunt aanvaardbaar en tast de rechten van bedrijven in de omgeving niet aan;
- er dient een zekerheidstelling te zijn omtrent de sloop van de bestaande woning;
- de regels van 3.2, sub b, zijn mede van toepassing.
- De regeling voor functieverandering geldt voor vrijgekomen legale agrarische bedrijfsgebouwen die in het verleden minstens vijf jaar rechtmatig in agrarisch gebruik zijn geweest;
- Functieverandering van vrijgekomen agrarische bedrijfsgebouwen mag niet leiden tot een beperking van de ontwikkelingsmogelijkheden voor omliggende agrarische bedrijven.
- Bij functieverandering moet de bestaande infrastructuur toereikend zijn voor de nieuwe functie; nieuwe functies mogen geen grote verkeersaantrekkende werking hebben;
- Bebouwing met monumentale of karakteristieke waarde mag volledig worden hergebruikt voor de nieuwe bedrijfsfunctie;
- Nieuwe bebouwing wordt alleen toegestaan wanneer deze op een goede landschappelijke en stedenbouwkundige wijze kan worden ingepast in het buitengebied;
- Een goede landschappelijke inpassing door streekeigen beplanting moet zijn gewaarborgd door een door burgemeester en wethouders goedgekeurd inrichtingsplan.;
- Buitenopslag van goederen en stalling buiten is niet toegestaan;
- De vestiging van bepaalde typen bedrijvigheid wordt alleen toelaatbaar geacht wanneer een deel van de vrijgekomen agrarische bedrijfsbebouwing wordt gesloopt. De hoeveelheid te slopen bedrijfsgebouwen is afhankelijk van de functie van het bedrijf dat zich er wil vestigen;
- De belangen van in de omgeving aanwezige functies en waarden mogen niet onevenredig worden geschaad;
- In de onderstaande tabel zijn de soorten bedrijvigheid vermeld waarvoor de vrijgekomen agrarische bedrijfsgebouwen kunnen worden benut en de maximaal toegelaten oppervlakte van de gebouwen voor de nieuwe bedrijfsfunctie. Categorie bedrijvigheidOmvang hergebruik buiten EHS (multifunctioneel gebied)Omvang hergebruik in EHS1. Verblijfsrecreatie (geldt uitsluitend voor extensieve verblijfsaccommodatie)500 m2500 m22. Dagrecreatie500 m2 (voor horeca max. 250 m2)500 m2 (voor horeca max. 250 m2)3. Agrarisch verwante bedrijven100,00%100,00%4. Overige aan het buitengebied gebonden bedrijven100,00%100,00%5. Opslagbedrijven500 m2 + 75% van de overtollige opstallenGeen mogelijkheden6. Overige bedrijven500 m2500 m2
- De lijst van categorieën van bedrijvigheid, die opgenomen is in lid j, is nader uitgewerkt in een bedrijvenlijst die als bijlage 4 'Toegelaten functies' aan deze regels is toegevoegd;
- De bestemming 'Wonen' vervalt;
- De regels van de bestemming 'Bedrijf' zijn overeenkomstig van toepassing.
Artikel 4 Waarde - Archeologie - Verwachtingswaarde Middel
- bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het oprichten van een bouwwerk groter dan 2000 m2 en met een bodemingreep dieper dan 0,3 m -mv dient de aanvrager een rapport te overleggen, waarin de archeologische waarde van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft in voldoende mate is vastgesteld;
- indien uit in sub a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het oprichten van het vergunde bouwwerk zullen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
- de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, zoals alternatieven voor heiwerk, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht; of
- de verplichting tot het doen van opgravingen; of
- de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een archeologisch deskundige; en/of
- de verplichting om na beëindiging van de werken en werkzaamheden schriftelijk verslag uit te brengen waaruit blijkt op welke wijze met de archeologische waarden is omgegaan;
- het overleggen van een rapport is niet nodig indien de archeologische waarde van de gronden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Het in sub b bepaalde is van overeenkomstige toepassing.
- op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn; of
- het bouwplan betrekking heeft op vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte met maximaal 2000 m2 wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut, met uitzondering van nieuwe kelders; of
- gebouwen maximaal 2,5 m uit de bestaande fundering worden vergroot.
- het ophogen van de bodem met meer dan 1 m;
- grondwerkzaamheden dieper dan 0,3 m onder het maaiveld over een oppervlakte van meer dan 2000 m2 , waartoe worden gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het graven of vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage en/of oppervlakteverhardingen;
- het verlagen of afgraven van de bodem (ook ten behoeve van het verwijderen van bestaande funderingen) van gronden waarvoor geen ontgrondingenvergunning is vereist;
- het verlagen van het waterpeil;
- het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;
- het uitvoeren van heiwerken en/of indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem;
- het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
- het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
- voor werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud, met inbegrip van onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
- voor werken en werkzaamheden in het kader van het normale agrarische gebruik;
- voor werken en werkzaamheden binnen een afstand van maximaal 2,5 m uit een bestaande fundering van een bestaand bouwwerk;
- voor werken en werkzaamheden in de bodem waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning in dit kader is verleend;
- de omgevingsvergunning kan slechts worden verleend voor zover de archeologische waarden niet onevenredig worden aangetast, hetgeen moet blijken uit een rapport dat de aanvrager bij de aanvraag voor een omgevingsvergunning dient te overleggen. In het rapport moeten de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft in voldoende mate zijn vastgesteld. Indien het rapport daartoe aanleiding geeft, dient op advies van de erkend archeoloog zonodig een opgraving plaats te vinden;
- het overleggen van een rapport is niet nodig indien de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.
- Burgemeester en wethouders kunnen de omgevingsvergunning onder beperkingen verlenen en kunnen voorschriften aan de omgevingsvergunning verbinden, waaronder:
- de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, zoals het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht; of
- de verplichting tot het doen van opgravingen op basis van een door burgemeester en wethouders goedgekeurd programma van eisen; of
- de verplichting de activiteit die tot een bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige op basis van een door burgemeester en wethouders goedgekeurd programma van eisen.
- Voordat burgemeester en wethouders beslissen over het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in 8.4.1 winnen zij advies in bij een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van een omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.
- de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - Verwachtingswaarde Middel' geheel of gedeeltelijk te laten vervallen, indien op basis van nader archeologisch onderzoek is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is;
- de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - Verwachtingswaarde Middel' te wijzigen in 'Waarde - Archeologie - Monument' indien uit nader archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn.
Artikel 5 Waterstaat - Waterkering
- het in stand houden, het beheer en de verbetering van de waterkering;
- bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals kunstwerken, dijksloten en andere waterstaatswerken.
5.2.2 Andere bouwwerken
- De bouwhoogte van andere bouwwerken bedraagt maximaal 3 meter;
- ten behoeve van de andere voor deze gronden geldende bestemmingen mag niet worden gebouwd.
5.3 Afwijken van de bouwregels
- de bij de bestemming behorende bouwregels worden in acht genomen;
- het belang van de waterkering wordt niet onevenredig geschaad en vooraf wordt schriftelijk advies ingewonnen bij de betreffende waterbeheerder.
3 Algemene Regels
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
Artikel 7 Algemene Bouwregels
- Herbouw van woningen is, voor zover het de situering van de woning betreft, uitsluitend toegestaan indien en voor zover:
- de herbouw plaats vindt binnen het bestemmingsvlak;
- de belangen van de in de omgeving aanwezige functies en waarden mogen niet onevenredig worden geschaad;
- de nieuwe situering van de woning stedenbouwkundig en milieuhygi�nisch aanvaardbaar is.
- Herbouw van dijkwoningen is, voor zover het de situering van de woning betreft, uitsluitend toegestaan indien en voor zover:
- de herbouw grotendeels plaatsvindt op de bestaande fundamenten; bij het ontbreken daarvan vindt herbouw plaats binnen de voormalige bebouwingscontour van de woning of binnen een afstand van maximaal 3 m van de bebouwingscontour;
- de voorgevel van de te herbouwen woning wordt geplaatst in de (voormalige) voorgevelrooilijn of in de voorgevelrooilijn die parallel loopt met de bestaande voorgevelrooilijn;
- de belangen van de in de omgeving aanwezige functies en waarden mogen niet onevenredig worden geschaad;
- de nieuwe situering van de woning stedenbouwkundig en milieuhygi�nisch aanvaardbaar is;
- de oorspronkelijke ligging van de woning en situering van de hoofdingang in relatie met het dijklichaam is uitgangspunt bij de herbouw;
- het peil ter plaatse van de hoofdingang van de te vervangen woning is het uitgangspunt voor het peil van de nieuw te realiseren dijkwoning;
- het waterschap is akkoord met herbouw op de bestaande locatie;
- in geval het hoofdgebouw en overige gebouwen zijn gelegen binnen de bestemming 'Agrarisch - Uiterwaard' geldt het volgende: de bestaande oppervlakten van het hoofdgebouw en overige gebouwen gelden als maximum en mogen eenmalig met maximaal 10% worden verhoogd. Voorts geldt dat de inhoud van bedrijfswoning met niet meer dan 100 m3 mag toenemen;
7.3 Vrijwaringszone Gasontvangstation
7.3.2 Afwijking
7.4 Bestaande maten
Artikel 8 Algemene Gebruiksregels
- staan- of ligplaats voor onderkomens;
- opslagplaats voor onklare voer-, vlieg- en vaartuigen of onderdelen daarvan;
- al dan niet tijdelijke buitenopslag voor gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, werktuigen, machines of onderdelen daarvan, indien deze opslag hoger is dan 3 meter of gelegen is voor de voorgevel aan de wegzijde;
- stortplaats voor puin, zand en grind, grond, mest- of afvalstoffen;
- seksinrichting of ten behoeve van prostitutiedoeleinden;
- het gebruik van de gronden voor de beoefening van lawaaisporten (zoals motorcross, quadrijden, modelvliegtuigen, etc.) anders dan de daarvoor door de gemeente aangewezen gronden.
8.3 Meest doelmatige gebruik
Artikel 9 Algemene Aanduidingsregels
9.2 Geluidzone - industrie
9.3 Veiligheidszone - lpg
9.3.2 Bouwregels
- In afwijking van de regels in de onderliggende bestemmingen zijn op de in artikel 9.3.1 bedoelde gronden geen kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten toegestaan.
- In afwijking van de regels in de onderliggende bestemmingen mogen geen nieuwe gebouwen worden gebouwd ten behoeve van de in lid a van dit artikel genoemde functies.
9.3.3 Afwijking van de bouwregels
- het verplaatsen of verkleinen van de zone met de aanduiding 'veiligheidszone - lpg' in verband met het verplaatsen van het LPG-vulpunt c.q het verkleinen van de LPG-doorzet als aangeduid op de verbeelding, mits het woon- en leefmilieu van de aangrenzende gronden niet verslechtert.
- het verwijderen van de op de verbeelding aangegeven aanduiding 'veiligheidszone - lpg' mits het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van de LPG-installatie wordt beëindigd.
9.4.1 Bouwen
9.4.2 Afwijken van de bouwregels
- Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders met het oog op de bescherming van de noodzakelijk windvang de navolgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten voeren:
- het aanbrengen van bovengrondse constructies, installaties of apparatuur met een grotere hoogte dan de molenbelt/stelling;
- het ophogen van gronden met een grotere hoogte dan de molenbelt/stelling;
- het beplanten met bomen, heesters en andere opgaande begroeiing met een grotere hoogte dan de molenbelt/stelling;
- Het onder 9.4.3, sub a, vervatte verbod geldt niet voor de werken of werkzaamheden:
- werken of werkzaamheden, die het normale onderhoud betreffen overeenkomstig de overige bestemmingen van deze gronden, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en/of voortvloeien uit het normale gebruik overeenkomstig de bestemming;
- welke ten tijde van het van kracht worden van het plan in uitvoering waren;
- waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning is verleend;
- binnen het kader van het op de bestemming van die gronden gerichte normale onderhoud en beheer, dan wel die welke voortvloeien uit het normale gebruik.
- De onder 9.4.3, sub a bedoelde werken of werkzaamheden zijn toelaatbaar, indien door die werken en werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, het huidige en/of toekomstig functioneren van de molen als werktuig door windbelemmering niet onevenredig in gevaar kan worden gebracht. Hiertoe wordt advies ingewonnen bij een terzake kundig adviseur.
Artikel 10 Algemene Afwijkingsregels
- het oprichten van bouwwerken voor algemeen nut (zoals abri's, telefooncellen, transformatorhuisjes, gasregel- en drukstations, conmatics), mits de inhoud van elk van deze bouwwerken niet meer bedraagt dan 75 m3 en de bouwhoogte ervan niet meer bedraagt dan 4 m;
- het in geringe mate aanpassen van enig onderdeel van het plan, zoals een bebouwingsgrens, indien bij definitieve uitmeting en verkaveling blijkt, dat deze aanpassing in het belang van een juiste verwerkelijking van het plan gewenst of noodzakelijk is, waarbij de grenzen met niet meer dan 3 m worden verschoven;
- het oprichten van masten ten behoeve van mobiele (beeld)telefonie en zendmasten tot een bouwhoogte van maximaal 15 m;
Artikel 11 Algemene Wijzigingsregels
- het in geringe mate aanpassen van het plan, teneinde enig onderdeel van het plan, zoals een bestemmingsgrens of een bouwgrens te veranderen, indien bij definitieve uitmeting of verkaveling blijkt, dat deze aanpassing in het belang van een juiste verwezenlijking van het plan gewenst of noodzakelijk is en de bestemmingsgrens niet meer dan 5 m en de bouwgrens niet meer dan 10 m worden verschoven;
- het oprichten van gebouwen van openbaar nut, zoals transformatorhuisjes en gemaalgebouwtjes met een inhoud van maximaal 100 m3 en een goothoogte van maximaal 4 m;
- het enigszins anders situeren en/of begrenzen van bouwvlakken, indien dit ten behoeve van de uitvoering van een bouwplan nodig mocht blijken, ��n en ander, mits de vorm slechts in geringe mate wordt gewijzigd en de oppervlakte van het desbetreffende bouwvlak met niet meer dan 20% wordt vergroot of verkleind.
Artikel 12 Algemene Procedureregels
12.1 Nadere eisen (conform art. 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening)
- Burgemeester en wethouders maken het voornemen tot het opleggen van nadere eisen van te voren in een huis-aan-huisblad dat in de gemeente wordt verspreid en voorts op de gebruikelijke wijze bekend;
- Het voornemen tot het opleggen van nadere eisen alsmede het ontwerpbesluit en de daarop betrekking hebbende stukken liggen gedurende twee weken voor een ieder ter inzage;
- De bekendmaking houdt de mededeling in dat een belanghebbende schriftelijk zijn zienswijze over het ontwerpbesluit naar voren kan brengen bij burgemeester en wethouders gedurende de termijn van terinzagelegging;
- Het besluit omtrent het opleggen van nadere eisen wordt met redenen omkleed;
- Burgemeester en wethouders stellen de belanghebende van een zienswijze in kennis van hun besluit.
Artikel 13 Overige Regels
13.2 Strijdigheid bij dubbelbestemmingen
- Onder gebruiken wordt mede begrepen: het in gebruik geven en het laten gebruiken;
- Onder uitvoeren wordt mede begrepen: het doen uitvoeren en het laten uitvoeren.
4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 14 Overgangsrecht
- gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- na het teniet gaan als gevolg van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
14.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken
14.4 Overgangsrecht gebruik
14.5 Strijdig gebruik
14.6 Verboden gebruik
14.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik
Artikel 15 Slotregel
Regels van het bestemmingsplan 'Buitengebied Weteringstraat 7 Wamel en Waalbandijk 35 Boven-Leeuwen' van de gemeente West Maas en Waal
Bijlagen Bij Regels - 1
Vastgestelde bouwlocaties Boven Leeuwen Waalbandijk 35 18-11-2019
Bijlagen Bij Regels - 2
Rijksmonumenten Bestemmingsplan buitengebied West Maas en Waal
Bijlagen Bij Regels - 3
Gemeentemonumenten Bestemmingsplan buitengebied West Maas en Waal
Bijlagen Bij Regels - 4
Toegelaten functies Bestemmingsplan buitengebied West Maas en Waal
Bijlagen Bij Toelichting - 1
Te slopen agrarische bedrijfsgebouwen Weteringstraat 7
Bijlagen Bij Toelichting - 2
Asbestonderzoek Weteringstraat 7 Wamel
Bijlagen Bij Toelichting - 3
Quickscan Weteringstraat 7 Wamel 27-05-2019
Bijlagen Bij Toelichting - 4
Verbeelding Weteringstraat 7 Wamel 19-11-2019
Bijlagen Bij Toelichting - 5
AERIUS berekening Weteringstraat 7 Wamel 06-11-2019
Bijlagen Bij Toelichting - 6
Bouwplannen Waalbandijk 35 Boven Leeuwen
Bijlagen Bij Toelichting - 7
Bodemonderzoek Waalbandijk 35 Boven-Leeuwen
Bijlagen Bij Toelichting - 8
Quickscan Waalbandijk 35 Boven Leeuwen 08-05-2019
Bijlagen Bij Toelichting - 9
Verbeelding Waalbandijk 35 Boven-Leeuwen 19-11-2019