KadastraleKaart.com

1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Wonen
Artikel 4 Waarde - Archeologie - Verwachtingswaarde Middel
Artikel 5 Waterstaat - Waterkering
3 Algemene Regels
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
Artikel 7 Algemene Bouwregels
Artikel 8 Algemene Gebruiksregels
Artikel 9 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 10 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 11 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 12 Algemene Procedureregels
Artikel 13 Overige Regels
4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 14 Overgangsrecht
Artikel 15 Slotregel
Bijlagen Bij Regels - 1
Bijlagen Bij Regels - 2
Bijlagen Bij Regels - 3
Bijlagen Bij Regels - 4
Bijlagen Bij Toelichting - 1
Bijlagen Bij Toelichting - 2
Bijlagen Bij Toelichting - 3
Bijlagen Bij Toelichting - 4
Bijlagen Bij Toelichting - 5
Bijlagen Bij Toelichting - 6
Bijlagen Bij Toelichting - 7
Bijlagen Bij Toelichting - 8
Bijlagen Bij Toelichting - 9
Bijlagen Bij Toelichting - 10

Buitengebied, Weteringstraat 7 Wamel en Waalbandijk 35 Boven-Leeuwen

Bestemmingsplan - gemeente West Maas en Waal

Vastgesteld op 12-03-2020 - geheel onherroepelijk in werking

Bestanden

Toelichting

1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 Plan
Het bestemmingsplan ''Buitengebied, Weteringstraat 7 Wamel en Waalbandijk 35 Boven-Leeuwen'' met identificatienummer NL.IMRO.0668.BUIWeter7Waal35-BOH1 van de gemeente West Maas en Waal.
1.2 bestemmingsplan
De geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0668.BUIWeter7Waal35-BOH1 met de bijbehorende regels en de volgende bijlagen:
  • Bijlage 1 Vastgestelde bouwlocatie woning en schuur
  • Bijlage 2 Rijksmonumenten
  • Bijlage 3 Gemeentelijke monumenten
  • Bijlage 4 Toegelaten functies
1.3 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.4 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.5 aanduidingsvlak:
een vlak door aanduidingsgrenzen van andere vlakken gescheiden;
1.6 aaneengebouwde woning:
een woning die samen met twee of meer woningen deel uitmaakt van één bouwmassa, welke bestaat uit de hoofdmassa's van deze woningen;
1.7 afhankelijk woonruimte:
een onderdeel van het hoofdgebouw of bijbehorend bouwwerk dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is;
1.8 afwijken van de bouwregels en/of van de gebruiksregels:
een afwijking als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onder c van de Wet ruimtelijke ordening;
1.9 agrarisch bedrijf:
een akkerbouw-, bloementeelt-, sierteelt-, fruitteelt- of ander tuinbouwbedrijf, alsmede een pluimvee-, varkens-, mestrund- en mestkalverenhouderij, paarden- en geitenhouderij danwel een uit twee of meer van genoemde bedrijfstakken samengesteld bedrijf;
1.10 agrarische gebouwen:
gebouwen ten dienste van agrarische doeleinden, niet zijnde een bedrijfswoning;
1.11 ander bouwwerk:
een bouwwerk, niet zijnde een gebouw of bijbehorend bouwwerk;
1.12 archeologische verwachting:
een gebied met een daaraan toegekende hoge, middelmatige of lage archeologische verwachtingswaarde in verband met de in de ondergrond aangetroffen sporen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden;
1.13 archeologische waarde:
een gebied met een daaraan toegekende archeologische waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden;
1.14 archeologisch monument:
terrein dat op basis van de Monumentenwet 1988 is aangewezen als beschermd archeologisch monument;
1.15 archeologisch onderzoek:
onderzoek (bureauonderzoek en/of boren en/of geofysisch onderzoek en/of graven en/of begeleiden) verricht door een dienst, bedrijf of instelling erkend door het College voor de Archeologische Kwaliteit (CvAK/SIKB), beschikkend over een opgravingsvergunning ex artikel 39 MW en werkend volgens de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie;
1.16 bebouwde oppervlakte van een perceel of ander terrein:
de som van de oppervlakten van alle op een perceel of terrein gelegen gebouwen, bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken 1 m boven peil en buitenwerks gemeten;
1.17 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.18 bebouwingspercentage:
de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen op een bouwperceel, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van dat bouwperceel;
1.19 bed and breakfast:
een activiteit ondergeschikt aan een woning die in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van nachtverblijf voor korte tijd en waarbij het verstrekken van maaltijden en/of dranken aan de logerende gasten (daaraan) ondergeschikt is;
1.20 bedrijf:
een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis gebonden beroepen daaronder niet begrepen;
1.21 bedrijf aan huis:
een bedrijf, waaronder een kappersbedrijf, dat door de gebruiker van een woning in die woning of een bijbehorend bouwwerk wordt uitgeoefend, waarbij de woning in hoofdzaak de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.22 bedrijfsvloeroppervlakte:
de totale oppervlakte van de voor bedrijfsuitoefening benodigde bedrijfsruimte, inclusief de verkoopvloeroppervlakte, opslag- en administratieruimten en dergelijke;
1.23 bedrijfswoning:
één woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting ter plaatse noodzakelijk is, gelet op het feitelijk gebruik van het gebouw en/of terrein in overeenstemming met de bestemming;
1.24 beroep aan huis:
een dienstverlenend beroep, dat door de gebruiker van een woning in die woning of een bijbehorend bouwwerk uitgeoefend wordt, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.25 bestaand:
  • bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van inwerkingtreding van het plan bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van inwerkingtreding is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald;
  • bij gebruik: het gebruik dat op het moment van inwerkingtreding van het plan bestaat, tenzij in de regels anders is bepaald;
  • bij gebruik: het gebruik van gronden voor fruitteelt en boom- en sierteelt indien het gebruik van de betreffende gronden niet langer dan drie jaar onderbroken is geweest.
1.26 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.27 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.28 bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van een (bedrijfs)woning dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend (bedrijfs)woning verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;
1.29 bijgebouw
een vrijstaand danwel aangebouwd gebouw, behorend bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw;
1.30 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.31 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.32 bouwlaag:
een boven het peil gelegen en doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen binnenwerks is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
1.33 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.34 bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel;
1.35 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bijbehorende bouwwerken zijn toegelaten;
1.36 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.37 dagrecreatie:
vormen van recreatie, die in principe plaatsvinden tussen zonsopgang en zonsondergang en niet gericht zijn op het verstrekken van nachtverblijf;
1.38 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.39 detailhandel in eigen vervaardigde en/of voortgebrachte producten:
(streek)producten die door het toegelaten bedrijf zijn voortgebracht, geteeld of vervaardigd;
1.40 detailhandel perifeer:
detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke stoffen en detailhandel in ABC-goederen (auto's, boten en caravans), tuincentra, bouwmarkten, grove bouwmaterialen, keukens en sanitair alsmede woninginrichting waaronder meubels, die vanwege de omvang en aard van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig hebben voor de uitstalling (en uit dien hoofde niet binnen de aangewezen winkelconcentratiegebieden gevestigd kunnen worden);
1.41 dienstverlening:
het bedrijfsmatig verlenen van op publiek gerichte diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen;
1.42 diepploegen:
het omzetten van de grond, gemeten vanaf peil met een diepte van minimaal 0,80 m, ten behoeve van het agrarisch gebruik;
1.43 EHS:
Ecologische Hoofdstructuur;
1.44 evenement:
een één of meerdaagse voor het publiek toegankelijke verrichting van vermaak;
1.45 extensief recreatief medegebruik:
die vormen van recreatie welke in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving, zoals wandelen, paardrijden, (water)fietsen en kanoën;
1.46 extensieve dagrecreatie:
die vormen van openluchtrecreatie, waarbij in het algemeen het beleven van rust voorop staat en het aantal recreanten per oppervlakte-eenheid beperkt is. Voorbeelden zijn fietsen en wandelen;
1.47 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.48 gemeenschappelijke voorzieningen:
gebouwen ten behoeve van sanitaire voorzieningen, kantines, sport en spel waaronder overdekte zwembaden alsmede aan de bestemming 'recreatie' gelieerde en ondergeschikte horeca- en detailhandel;
1.49 glastuinbouw:
een agrarisch bedrijf dat zich hoofdzakelijk toelegt op het telen van gewassen in kassen;
1.50 grondgebonden agrarisch bedrijf:
een agrarisch bedrijf dat functioneel van - hoofdzakelijk zelfstandig in eigendom zijnde, gehuurde of gepachte - grond, als productiefactor afhankelijk is voor het houden van dieren, de teelt van (voeder)gewassen of de weidegang van vee, zoals een veehouderij `niet intensief`, akkerbouw- of tuinbouwbedrijf;
1.51 groothandel:
een bedrijf dat producten koopt bij fabrieken en doorverkoopt aan de detailhandel. Het gaat om de verkoop van goederen in grote aantallen en hoeveelheden;
1.52 hoofdgebouw:
een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;
1.53 horeca:
een bedrijf dat gericht is op het verstrekken van nachtverblijf en/of voedsel en dranken en/of exploiteren van zaalaccommodatie, niet-zijnde een coffeeshop;
1.54 hobbymatige basis houden van dieren:
het niet bedrijfsmatig houden van dieren;
1.55 intensieve veehouderij:
een veehouderij waar tenminste 250 m2 aan bedrijfsvloeroppervlakte aanwezig is die volgens de wet Milieubeheer gebruikt wordt voor het houden van vee, pluimvee en nertsen, waarbij dit houden van dieren geheel of nagenoeg geheel plaatsvindt in gebouwen;
1.56 inwoning:
het bewonen van een woonruimte die deel uitmaakt van een woonruimte die door een ander huishouden in gebruik is genomen, met dien verstande dat woningsplitsing en/of kamerbewoning niet toegestaan is;
1.57 kamerbewoning:
het gebruik van een hoofdgebouw door meer dan twee onzelfstandige huishoudens;
1.58 kampeermiddel:
tent, tentwagen, kampeerauto of caravan dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde waarvoor ingevolge artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht een omgevingsvergunning voor het bouwen vereist is; een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;
1.59 kampeerterrein:
terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht, en blijkens die inrichting bestemd, om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf;
1.60 kantoor:
het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen;
1.61 kas:
een gebouw waarvan de wanden en het dak voornamelijk bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal;
1.62 kernkwaliteiten:
de belangrijkste landschappelijke en ecologische kenmerken van de onderscheiden delen van het beschermde gebied. Het behoud van de identiteit van de onderscheiden delen is alleen mogelijk als deze kernkwaliteiten niet worden aangetast;
1.63 kleinschalige dagrecreatie:
vormen van recreatie met een beperkte omvang en uitstraling en gericht op het beleven van het buitengebied, zoals: verhuur van fietsen, verhuur van kano's, verhuur van huifkarren, pony's, bezoek kaasboerderij, tuinbezichtiging en bezichtiging van een historische boerderij. Onder kleinschalige recreatie als nevenactiviteit bij een agrarisch bedrijf wordt verstaan vormen van kleinschalige dagrecreatie en extensieve verblijfsrecreatie als nevenfunctie bij een agrarisch bedrijf;
1.64 kleinschalige horeca:
kleinschalige horecabedrijven die gericht zijn op het verstrekken van maaltijden en dranken voor gebruik ter plaatse en die gerelateerd zijn aan de recreatieve functie van het buitengebied. Voorbeelden hiervan zijn (pannenkoeken-)restaurants, eethuizen en ijssalons (begripsomschrijving VAB-beleid);
1.65 kleinschalige verblijfsrecreatie in bestaande bebouwing:
een verblijfsrecreatieve voorziening in de bestaande bebouwing (woonbebouwing, en) van maximaal 5 overnachtingsplaatsen ondergeschikt aan een hoofdfunctie;
1.66 landschappelijke waarde:
waarde van een gebied in landschappelijk-esthetische en/of geomorfologische zin;
1.67 landhuis:
een gebouw of een complex van gebouwen dat vanwege zijn cultuurhistorische, architectonische en monumentale waarde in relatie met zijn cultuurhistorisch waardevolle omgeving als waardevol wordt beschouwd;
1.68 lichte horecavoorzieningen:
een horecavoorziening, die uitsluitend tot hoofddoel heeft het verstrekken van niet- alcoholische en licht-alcoholische dranken en versnaperingen;
1.69 loonwerkbedrijf:
een bedrijf dat in opdracht hoofdzakelijk agrarische werkzaamheden uitvoert;
1.70 maatschappelijke dienstverlening:
educatieve, sociale, medische, culturele, levensbeschouwelijke, sport- en recreatieve voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening alsmede soortgelijke voorzieningen, of een combinatie daarvan, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;
1.71 manege:
een gebruiksgerichte, dienstverlenende paarden- en ponyhouderij, waarbij het doel is het geven van gelegenheid om met paarden en/of pony's binnen en/of buiten het betreffende perceel te rijden en het daaruit genereren van inkomsten;
1.72 mantelzorg:
langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving, waarbij de zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar;
1.73 meergeneratiewoning:
meergeneratiewoning is een gebouw met geschakelde, zelfstandige of onzelfstandige wooneenheden, appartementen of huizen met inpandige verbinding voor ouderen of mensen met een handicap en hun familie, waarbij de familie mantelzorg verleent. De zorgvrager woont in een aparte wooneenheid, maar staat in directe verbinding met zijn of haar mantelzorger;
1.74 natuur:
alle levende organismen, hun habitats, de ecosystemen waarvan zij deel uitmaken en de daarmee verbonden uit zichzelf functionerende ecologische processen;
1.75 natuurwaarde:
de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door de aanwezigheid en de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet-levende natuur, zoals geologische, geomorfologische, bodemkundige en/of biologische elementen;
1.76 nettovloeroppervlakte
de som van de oppervlakten van de tot een gebouw behorende binnenruimten, gemeten op vloerniveau, tussen de begrenzende opgaande scheidingsconstructies van de afzonderlijke ruimten;
1.77 nevenfuncties:
activiteiten die in ruimtelijke en bedrijfseconomische zin een ondergeschikt bestanddeel vormen van de totale bedrijfsactiviteiten op een agrarisch bouwperceel;
1.78 niet-geluidsgevoelige bebouwing:
bebouwing die volgens de Wet Geluidhinder en de daarop gebaseerde regelgeving niet aangemerkt wordt als geluidsgevoelige gebouwen en ruimten;
1.79 niet-grondgebonden agrarisch bedrijf:
een agrarisch bedrijf dat functioneel niet of nagenoeg niet afhankelijk is van grond als productiefactor, maar waarvan de productie geheel of nagenoeg geheel plaatsvindt in gebouwen, zoals een varkens-, kalver- of pluimveefokkerij, champignonkwekerij of pot- en containerteelt;
1.80 nieuwvestiging van een intensieve veehouderij:
het toelaten van een agrarisch bouwperceel, dat specifiek bestemd is voor intensieve veehouderij, op een perceel waar voorheen geen agrarisch bedrijf was toegestaan;
1.81 normaal (agrarisch) beheer:
het regulier bestaande beheer dat, gelet op de bestemming, regelmatig noodzakelijk is voor een goede bedrijfsvoering en het (agrarisch) gebruik van de gronden;
1.82 normaal (agrarisch) onderhoud:
het onderhoud van bestaande objecten c.q. de grond dat, gelet op de bestemming, noodzakelijk is voor een goed beheer en gebruik van de gronden en gebouwen.
1.83 omgevingsvergunning:
een vergunning als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
1.84 omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
een vergunning als bedoeld in artikel 3.3 onder a van de Wet ruimtelijke ordening;
1.85 ondergronds:
onder peil;
1.86 overkapping:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, omsloten door maximaal één wand en voorzien van een gesloten dak;
1.87 overnachtingsplaats:
een plaats bedoeld voor het bieden van mogelijkheden tot overnachting, waarbij geldt dat 1 bed voor 1 persoon is bedoeld en dus 1 overnachtingsplaats is;
1.88 paardenfokkerij:
agrarische bedrijvigheid bestaande uit het fokken van paarden en/of pony's, al dan niet in combinatie met het trainen en/of africhten van deze paarden en/of pony's;
1.89 peil:
  • voor gebouwen waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • voor gebouwen in het talud van de dijk: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld ter plaatse van de van de dijk afgekeerde zijde van het gebouw;
  • in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld;
  • voor woon en/of werkschepen: de waterlijn;
1.90 permanente bewoning:
bewoning door (het huishouden van) een persoon of door daarmee gelijk te stellen groep van personen van een recreatiewoning, stacaravan of andere voor wisselende bewoning bedoelde ruimte als hoofdverblijf c.q. vaste woon- of verblijfplaats;
1.91 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
1.92 recreatiewoning:
een permanent ter plaatse aanwezig voor wisselende bewoning bedoeld gebouw, geen woonkeet en geen caravan of ander bouwsel op wielen zijnde, bestemd om uitsluitend door (het huishouden van) een persoon of daarmee gelijk te stellen groep van personen dat/die zijn hoofdverblijf elders heeft, gedurende een gedeelte van het jaar te worden bewoond;
1.93 ruimtelijke kwaliteit:
de kwaliteit van de ruimte als bepaald door de gebruikswaarde, de belevingswaarde en de toekomstwaarde van die ruimte.
1.94 schuilgelegenheid dieren:
een vrijstaand gebouw voor het tijdelijk stallen van hobbymatig of bedrijfsmatig gehouden dieren;
1.95 seksinrichting:
een voor publiek toegankelijk, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoning van erotische-pornografische aard plaatsvindt. Hieronder wordt in elk geval verstaan een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, sekstheater, of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.96 sierteeltbedrijf:
een agrarisch bedrijf dat gericht is op het telen van siergewassen;
1.97 (sleuf)silo:
een bouwwerk - geen mestopslagplaats zijnde - voor het opslaan van agrarische producten;
1.98 stacaravan:
een kampeermiddel in de vorm van een caravan of soortgelijk onderkomen op wielen, dat mede gelet op de afmetingen, kennelijk niet bestemd is om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen ook over grotere afstanden als een aanhangsel van een auto te worden voortbewogen;
1.99 standplaats:
een in of op het (kampeer)terrein aangegeven, zichtbaar gemarkeerde plek, d.m.v. nummering, stroomvoorziening, erfafscheiding of anderszins, voor het tijdelijk plaatsen van een kampeermiddel ten behoeve van recreatief nachtverblijf. Een bijzettentje wordt hierbij niet als afzonderlijk kampeermiddel aangemerkt;
1.100 straatmeubilair:
bij de openbare weg behorende bouwwerken;
1.101 teeltondersteunende voorzieningen:
ondersteunende voorzieningen ten behoeve van vollegronds groente-, fruit-, bloemen- en boomteelt, te onderscheiden in tijdelijke en permanente voorzieningen:
Tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn uitsluitend toegestaan zolang de teelt het vereist met een maximum van 7 maanden in de periode 1 maart tot en met 30 november, bijvoorbeeld insectengaas, afdekfolie, lage tunnels. Verankerde palen en constructie, zijn de enige onderdelen van deze voorzieningen, die permanent aanwezig mogen zijn.
Permanente teeltondersteunende voorzieningen zijn het gehele jaar toegestaan.
1.102 toeristisch kamperen
kamperen met kampeermiddelen waarbij het kampeermiddel gedurende maximaal zes weken op dezelfde locatie mag staan;
1.103 trekkershut
een gebouw van beperkte omvang ten behoeve van een kortstondig recreatief (nacht)verblijf door passanten;
1.104 tuincentrum:
detailhandel met een al dan niet geheel overdekt verkoopvloeroppervlak, waarop artikelen voor de aanleg, de inrichting en het onderhoud van en het verblijf in particuliere tuinen en de daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen en diensten (waaronder het geven van cursussen) worden aangeboden, alsmede kamerplanten en snijbloemen met de bijbehorende potten, vazen e.d. dierenbenodigdheden en seizoensgebonden sierproducten (paas- en kerstartikelen e.d.)
1.105 uitbouw:
aan het gebouw vastzittend bouwwerk dat rechtstreeks vanuit het gebouw toegankelijk is;
1.106 voorgevelrooilijn:
de lijn waarin de voorgevel van een bouwwerk, dan wel bouwvlak, is gelegen alsmede het verlengde daarvan die gericht is naar de weg en waarop de bebouwing is georiënteerd.
1.107 voorgevel:
de naar de openbare weg gekeerde gevel van een gebouw, of indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt;
1.108 vrijstaande woning:
een bouwmassa bestaande uit één vrijstaand hoofdgebouw;
1.109 wegen:
alle voor het openbaar verkeer openstaande wegen of paden met inbegrip van de daarin gelegen bruggen en duikers en de tot die wegen behorende paden en bermen of zijkanten;
1.110 wet/wettelijke regeling:
waar in deze regels wordt verwezen naar wettelijke regelingen wordt geduid op die regelingen, zoals zij luidden op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan;
1.111 woning:
een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden, waaronder begrepen eventueel gemeenschappelijk gebruik van bepaalde ruimten;
1.112 zakelijke dienstverlening:
het bedrijfsmatig verlenen van diensten en/of het leggen van contacten of het uitvoeren van commerciële handelingen, uitgezonderd detailhandel;
1.113 zorgboerderij:
een (functionerend) agrarisch bedrijf waar zorgactiviteiten gecombineerd worden met agrarische activiteiten. Op de locatie wordt op kleine schaal opvang geboden aan zorgvragers die op therapeutische basis meehelpen en/of aanwezig zijn bij (onderdelen van) met name agrarische werkzaamheden.

Artikel 2 Wijze Van Meten

2.1 Gebouwen en andere bouwwerken
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
  1. bebouwingspercentage:
het deel van het bouwvlak uitgedrukt in procenten dat bebouwd mag worden, tenzij in de regels anders vermeld staat;
  1. de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
  1. de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
  1. de hoogte van een windturbine:
vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine;
  1. de inhoud van een bouwwerk:
    1. tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
    2. in aanvulling op het bepaalde onder 1 geldt voor woningen dat bouwlagen met gevelopeningen (opening in een gevel voor o.a een deur, een venster, etc.), die geheel of gedeeltelijk boven peil gelegen zijn, meegerekend worden bij de bepaling van de inhoud van een bouwwerk.
  2. de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
  1. het bebouwd oppervlak van een bouwperceel:
de oppervlakte van alle op een bouwperceel gelegen bouwwerken tezamen;
Bij het meten van en afstand wordt gemeten vanaf het hart van de lijn naar het hart van de lijn (hart op hart).
2.2 Ondergeschikte bouwdelen
Bij de toepassing van de 'wijze van meten' als vermeld in art. 2.1 worden ondergeschikte bouwdelen zoals plinten, pilasters, timpanen, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1 m bedraagt.

2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Wonen

3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. één woning
    per bestemmingsvlak tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' een ander aantal woningen is aangegeven;
  2. woningen en woonwagens ter plaatse van de aanduiding 'woonwagenstandplaats';
  3. een theetuin ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - theetuin';
  4. maximaal 40% van de bestaande gebouwen tot een totale vloeroppervlakte van maximaal 80 m2 mag worden ingericht ten dienste van een beroep aan huis;
  5. bijbehorende bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen';
  6. instandhouding van karakteristieke bebouwingskenmerken en bebouwingselementen van cultuurhistorische waardevolle bebouwing opgenomen op adres in bijlage 2 'Rijksmonumenten' en bijlage 3 'Gemeentelijke monumenten';
  7. het behoud en bescherming van de boerderijstraat met wederopbouwboerderijen en bijbehorende verkaveling en inrichting ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden';
  8. ter plaatse van de aanduiding 'recreatie':
    1. het uitoefenen van activiteiten gericht op de sociale, sociaal-medische en educatieve dienstverlening, zoals relatietherapie, psychotherapie, hypnotherapie en het geven van cursussen en trainingen;
    2. het uitoefenen van activiteiten gericht op extensieve verblijfsrecreatie in de vorm van een groepsaccommodatie;
    3. de gezamenlijke inhoud van gebouwen in gebruik voor recreatie mag niet meer bedragen dan 785 m3;
met de daarbij behorende gebouwen, bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken, erven en tuinen.
3.2 Bouwregels
Binnen deze bestemming mogen gebouwen en andere bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:
  1. de maatvoering van de gebouwen, bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken binnen het bestemmingsvlak is als volgt:
Woning
Maximaal
Goothoogte
5 m
Bouwhoogte
10 m
Inhoud
650 m3
Afstand zijdelingse perceelsgrens
3 m
Bijbehorende bouwwerken
Maximaal
Minimaal
Goothoogte
3 m
-
Bouwhoogte
6m
-
Afstand tot woning
20 m
-
Gezamenlijke oppervlakte
80 m2
-
Achter de voorgevel van de woning op een afstand van
-
3m
Woonwagen
Maximaal
Oppervlakte woonwagen
100 m2
Goothoogte
3,5 m
Bouwhoogte
7 m
Aantal
Het aantal ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden'
Andere bouwwerken
Maximaal
De hoogte van andere bouwwerken vóór de naar de weg gekeerde gevel van de woning
1 m
De hoogte van andere bouwwerken achter de naar de weg gekeerde gevel van de woning
2,5
3.2.1 Geen bebouwing
Ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding uitgesloten - bebouwing' mogen geen gebouwen, bijbehorende bouwwerken of andere bouwwerken worden gebouwd.
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van het elders in dit artikel bepaalde, nadere eisen stellen met betrekking tot:
  1. dakvormen, dakhellingen en nokinrichtingen van de bebouwing;
  2. de (goot)hoogte van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  3. de breedte van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  4. de oriëntering van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  5. de wijze van afdekking van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  6. het aantal en de situering van parkeerplaatsen op het terrein;
  7. de situering van nieuw op te richten bebouwing op of bij percelen, waarop blijkens de bijlagen 2 en 3 cultuurhistorische waardevolle bebouwing aanwezig is of die nader aangeduid zijn met 'cultuurhistorische waarden';
De nadere eisen mogen niet op onevenredige wijze het gebruik van bouwwerken en gronden aantasten.
3.4 Afwijken van de bouwregels
3.4.1 Vergroten inhoud woning
Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen om af te wijken va
n art. 3.2, sub a,
waarbij de woning mag worden uitgebreid onder de volgende voorwaarden:
  1. De uitbreiding tot een maximum van 800 m3 moet plaatsvinden binnen het bestemmingsvlak. De uitbreidingsbevoegdheid geldt niet voor woningen in het buitendijks gelegen gebied;
  2. De belangen van in de omgeving aanwezige functies en waarden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  3. Een aanvaardbaar woonmilieu moet gewaarborgd zijn.
3.4.2 Vergroten inhoud woning binnen het gebouw
Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen om af te wijken van de inhoudsmaat van de woning, als bedoeld in art. 3.2, sub a, om een uitbreiding van een woning toe te staan tot maximaal de inhoud van het gebouw waarin de woning is gelegen onder de volgende voorwaarden:
  1. Deze bevoegdheid geldt uitsluitend voor woningen die gelegen zijn onder de kap van het hoofdgebouw;
  2. De belangen van in de omgeving aanwezige functies en waarden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  3. Een aanvaardbaar woonmilieu moet gewaarborgd zijn
3.4.3 Vergroten oppervlakte bijbehorende bouwwerken
Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen om af te wijken van de artikel 3.2, sub a, om de oppervlakte voor bijbehorende bouwwerken te vergroten onder de volgende voorwaarden:
  1. De (gezamenlijke) oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken mag worden vergroot van 80 naar maximaal 150 m2 waarbij geldt dat de goot- en bouwhoogte tot een oppervlakte van maximaal 120 m2 maximaal 3 en 6 meter mag bedragen. Bij een oppervlakte van meer dan 120 m2 tot het maximum van 150 m2 geldt een bouwhoogte van maximaal 5 meter;
  2. De totale oppervlakte van de woning en de bijbehorende bouwwerken mag niet meer dan 50% van het bestemmingsvlak innemen.
Deze bevoegdheid tot het vergroten van de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken geldt niet voor woningen in het buitendijks gelegen gebied.
3.4.4 Herbouw bijbehorende bouwwerken
Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen om af te wijken van de artikel 3.2, sub a, en 3.4.3 en de oppervlakte voor bijbehorende bouwwerken vergroten in ruil voor de sloop van ontsierende bijbehorende bouwwerken onder de volgende voorwaarden:
  1. Van de (gezamenlijke) oppervlakte van de bestaande bijbehorende bouwwerken die aanwezig is boven 150 m2 mag 50% worden teruggebouwd, mits de totale gezamenlijke oppervlakte van de bijgebouwen na herbouw niet meer bedraagt dan 250 m2;
  2. De totale oppervlakte van de woning en de bijbehorende bouwwerken mag niet meer
    dan 50% van het bestemmingsvlak innemen;
  3. indien het nieuwe bijbehorend bouwwerk, gelegen binnen de EHS, niet gebouwd wordt binnen de contouren van de gesloopte gebouwen mag geen onevenredige aantasting van de waarden van de EHS plaatsvinden.
3.4.5 Recreatieve nevenfunctie
Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen om af te wijken van artikel 3.2, waarbij bed and breakfast en/of een theetuin kunnen worden toegelaten onder de volgende voorwaarden:
  1. het aantal overnachtingsplaatsen bedraagt maximaal 10;
  2. op eigen terrein dient in voldoende mate te worden voorzien in parkeergelegenheid.
3.4.6 Paardenbak
Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen om af te wijken van artikel 3.2, om een paardenbak te realiseren onder de voorwaarden:
  1. Een paardenbak kan worden gerealiseerd binnen of direct aansluitend aan het bouwvlak, het bedrijfsperceel of het bestemmingsvlak;
  2. De aanleg van een paardenbak in de EHS is alleen toegestaan als is aangetoond dat de aanleg de ecologische kernkwaliteiten en omgevingscondities van de EHS ter plaatse niet aantast;
  3. De aanleg van de paardenbak vindt plaats binnen een afstand van 50 meter van de woning, maar niet tussen de woning en de openbare weg of aan de overzijde van die weg;
  4. De afstand tot de naastgelegen woningen van derden bedraagt minimaal 50 meter;
  5. De afmeting van de bak bedraagt maximaal 20 x 60 meter;
  6. De hoogte van de afrastering en verlichtingsmasten bedragen respectievelijk maximaal 1,4 meter en 4 meter. Lichtmasten zijn niet toegestaan indien de paardenbak binnen de EHS is gelegen.
Deze bevoegdheid geldt niet voor woningen in het buitendijks gelegen gebied.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Omgevingsvergunning om af te wijken voor bedrijf aan huis
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van art. 3.1 ten behoeve van de uitoefening een bedrijf aan huis in het hoofdgebouw of bijbehorende bouwwerken, met dien verstande dat:
  1. de woonfunctie als hoofdfunctie behouden blijft;
  2. bedoeld gebruik geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat mag opleveren en geen onevenredige afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt; dit betekent onder meer dat:
    1. geen ontheffing wordt verleend voor het uitoefenen van bedrijvigheid, dat onder de werking van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit Milieubeheer (Stb. 1993, 50) valt, tenzij het desbetreffende gebruik door middel van het stellen van voorwaarden verantwoord is;
    2. het gebruik naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming moet zijn;
    3. het gebruik de woonfunctie dient te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in het hoofdgebouw of bijbehorend bouwwerk uitvoert, tevens de gebruiker van het hoofdgebouw is;
  3. het niet betreft zodanig verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten;
  4. parkeren dient zoveel mogelijk op eigen terrein plaats te vinden;
  5. voor wat betreft detailhandel er geen duurzame ontwrichting van de detailhandelsstructuur van de gemeente West Maas en Waal mag ontstaan;
  6. maximaal 40% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw en de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken ten behoeve van aan huis gebonden beroepsmatige en/of bedrijfsmatige activiteiten in gebruik mag zijn, zulks met een absoluut maximum van 80 m2;
  7. detailhandel is uitsluitend op de begane grondvloer toegestaan.
3.5.2 Afwijken mantelzorg/meergeneratiewoning
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in art. 3.1 sub a en b voor het gebruik van een deel van de woning of bijbehorende bouwwerken bij een woning als afhankelijke woonruimte (inwoning), met dien verstande dat:
  1. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit het oogpunt van mantelzorg;
  2. op het perceel al een woning aanwezig is;
  3. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  4. per woning maximaal één afwijking ten behoeve van inwoning voor mantelzorg mag worden verleend;
  5. inwoning in beginsel dient plaats te vinden bij, in of direct aansluitend aan de woning, waarbij de afhankelijke woonruimte een onderlinge verbinding met de woning dient te hebben;
  6. het gebruik van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk als afhankelijke woonruimte is uitsluitend toegestaan indien realisering van de inwoning in of aan de bedrijfswoning vanwege bouwtechnische, financieel-economische of sociaal-medische redenen onmogelijk is;
  7. maximaal 75 m2 van de woning en/of bijbehorende bouwwerken mag worden gebruikt ten behoeve van de inwoning;
  8. geen eigen nutsvoorziening is toegestaan;
  9. er een overeenkomst wordt gesloten met de gemeente West Maas en Waal.
3.6 Specifieke gebruiksregels
3.6.1 Voorwaardelijke verplichting bouwlocatie nieuwe woning en schuur
De nieuw te bouwen woning mag uitsluitend worden gebouwd in het op de inrichtingsplan aangegeven bouwvlak. Het inrichtingsplan is als bijlage 1 opgenomen bij deze regels.
3.7 Wijzigingsbevoegdheid
3.7.1 Bouw extra woning
Burgemeester en wethouders kunnen de bouw van een extra woning toelaten onder de volgende voorwaarden:
  1. De regeling voor functieverandering geldt voor vrijgekomen legale agrarische bedrijfsgebouwen of glasopstallen al of niet gelegen binnen het huidige bestemmingsvlak, die in het verleden minstens vijf jaar rechtmatig in agrarisch gebruik zijn geweest en hebben behoord tot het agrarische bedrijf dat in het verleden op de locatie van de huidige woning gevestigd is geweest;
  2. De extra woning mag niet leiden tot een beperking van de ontwikkelingsmogelijkheden voor omliggende agrarische bedrijven.
  3. De extra woning wordt alleen toegestaan wanneer deze op een goede landschappelijke en stedenbouwkundige wijze kan worden ingepast in het buitengebied. Een goede landschappelijke inpassing door streekeigen beplanting moet zijn gewaarborgd door een door burgemeester en wethouders goedgekeurd inrichtingsplan. De bouw van de extra woning kan leiden tot een noodzakelijke aanpassing van het bestemmingsvlak. De bevoegdheid tot aanpassing van het bestemmingsvlak maakt deel uit van deze wijzigingsbevoegdheid;
  4. Bebouwing met monumentale of karakteristieke waarde mag volledig worden hergebruikt voor de extra woning;
  5. De belangen van in de omgeving aanwezige functies en waarden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  6. Bij de bouw van een extra woning geldt dat de oppervlakte van de nieuwe woning maximaal 50% bedraagt van de oppervlakte van de agrarische gebouwen, die gesloopt mag worden om voor deze regeling in aanmerking te komen. De toegestane inhoud van de extra woning is gerelateerd aan de totale oppervlakte van de gesloopte gebouwen zoals vermeld in onderstaande tabel:
    Gesloopte oppervlakte bedrijfsgebouwen m2
    Volume extra woning in m3
    0-1.000 m2
    Bouw extra woning niet mogelijk
    > 1.000 m2
    Bouw woning van maximaal 800 m3
  7. Om bij de bouw van een extra woning voor saldering in aanmerking te komen, als bedoeld onder f, gelden voor elk van de bij de saldering betrokken percelen de volgende voorwaarden:
    1. voor elk perceel geldt dat alle vrijgekomen agrarische bedrijfsgebouwen moeten worden gesloopt met een minimum van 250 m2;
    2. de extra woning wordt gerealiseerd daar waar dat uit ruimtelijke oogpunt het meest passend is.
  8. Bij de bouw van een extra woning geldt dat de oppervlakte van de nieuwe woning maximaal 50% bedraagt van de oppervlakte van de gesloopte glasopstallen. De toegestane inhoud van de extra woning is gerelateerd aan de totale oppervlakte van de gesloopte glasopstallen zoals vermeld in onderstaande tabel:
    Gesloopte oppervlakte glasopstallen m2
    Volume extra woning in m3
    0-5.000 m2
    Bouw extra woning niet mogelijk
    > 5.000 m2
    Bouw woning van maximaal 800 m3
  9. Om bij de bouw van een extra woning voor saldering in aanmerking te komen, als bedoeld onder h, gelden voor elk van de bij de saldering betrokken percelen de volgende voorwaarden:
    1. voor elk perceel geldt dat alle vrijgekomen glasopstallen moeten worden gesloopt met een minimum van 1000 m2;
    2. de extra woning wordt gerealiseerd daar waar dat uit ruimtelijke oogpunt het meest passend is.
  10. De regels van de bestemming 'Wonen' zijn overeenkomstig van toepassing.
3.7.2 Vergroten bestemmingsvlak ten behoeve herbouw woning
Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsvlak vergroten ten behoeve van de herbouw van een woning onder de volgende voorwaarden:
  1. de nieuwe woning wordt in de directe nabijheid van de voormalige locatie gebouwd en, indien mogelijk, in directe ruimtelijke relatie met de bebouwing waarvan de oorspronkelijke woning deel uitmaakte;
  2. de nieuwe locatie is vanuit een stedenbouwkundig, landschappelijk, ecologisch en milieuhygiënisch oogpunt aanvaardbaar en tast de rechten van bedrijven in de omgeving niet aan;
  3. er dient een zekerheidstelling te zijn omtrent de sloop van de bestaande woning;
  4. de regels van 3.2, sub b, zijn mede van toepassing.
Deze bevoegdheid geldt niet voor woningen in het buitendijks gelegen gebied.
3.7.3 Wijziging wonen in niet-agrarische functie
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Wonen' wijzigen in 'Bedrijf' onder de volgende voorwaarden:
  1. De regeling voor functieverandering geldt voor vrijgekomen legale agrarische bedrijfsgebouwen die in het verleden minstens vijf jaar rechtmatig in agrarisch gebruik zijn geweest;
  2. Functieverandering van vrijgekomen agrarische bedrijfsgebouwen mag niet leiden tot een beperking van de ontwikkelingsmogelijkheden voor omliggende agrarische bedrijven.
  3. Bij functieverandering moet de bestaande infrastructuur toereikend zijn voor de nieuwe functie; nieuwe functies mogen geen grote verkeersaantrekkende werking hebben;
  4. Bebouwing met monumentale of karakteristieke waarde mag volledig worden hergebruikt voor de nieuwe bedrijfsfunctie;
  5. Nieuwe bebouwing wordt alleen toegestaan wanneer deze op een goede landschappelijke en stedenbouwkundige wijze kan worden ingepast in het buitengebied;
  6. Een goede landschappelijke inpassing door streekeigen beplanting moet zijn gewaarborgd door een door burgemeester en wethouders goedgekeurd inrichtingsplan.;
  7. Buitenopslag van goederen en stalling buiten is niet toegestaan;
  8. De vestiging van bepaalde typen bedrijvigheid wordt alleen toelaatbaar geacht wanneer een deel van de vrijgekomen agrarische bedrijfsbebouwing wordt gesloopt. De hoeveelheid te slopen bedrijfsgebouwen is afhankelijk van de functie van het bedrijf dat zich er wil vestigen;
  9. De belangen van in de omgeving aanwezige functies en waarden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  10. In de onderstaande tabel zijn de soorten bedrijvigheid vermeld waarvoor de vrijgekomen agrarische bedrijfsgebouwen kunnen worden benut en de maximaal toegelaten oppervlakte van de gebouwen voor de nieuwe bedrijfsfunctie.
    Categorie bedrijvigheid
    Omvang hergebruik buiten EHS (multifunctioneel gebied)
    Omvang hergebruik in EHS
    1. Verblijfsrecreatie (geldt uitsluitend voor extensieve verblijfsaccommodatie)
    500 m2
    500 m2
    2. Dagrecreatie
    500 m2 (voor horeca max. 250 m2)
    500 m2 (voor horeca max. 250 m2)
    3. Agrarisch verwante bedrijven
    100,00%
    100,00%
    4. Overige aan het buitengebied gebonden bedrijven
    100,00%
    100,00%
    5. Opslagbedrijven
    500 m2 + 75% van de overtollige opstallen
    Geen mogelijkheden
    6. Overige bedrijven
    500 m2
    500 m2
  11. De lijst van categorieën van bedrijvigheid, die opgenomen is in lid j, is nader uitgewerkt in een bedrijvenlijst die als bijlage 4 'Toegelaten functies' aan deze regels is toegevoegd;
  12. De bestemming 'Wonen' vervalt;
  13. De regels van de bestemming 'Bedrijf' zijn overeenkomstig van toepassing.

Artikel 4 Waarde - Archeologie - Verwachtingswaarde Middel

4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie - Verwachtingswaarde Middel' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van te verwachten archeologische waarden in de bodem.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen
Ten aanzien van het oprichten van bebouwing gelden de volgende regels:
  1. bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het oprichten van een bouwwerk groter dan 2000 m2 en met een bodemingreep dieper dan 0,3 m -mv dient de aanvrager een rapport te overleggen, waarin de archeologische waarde van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft in voldoende mate is vastgesteld;
  2. indien uit in sub a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het oprichten van het vergunde bouwwerk zullen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
    1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, zoals alternatieven voor heiwerk, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht; of
    2. de verplichting tot het doen van opgravingen; of
    3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een archeologisch deskundige; en/of
    4. de verplichting om na beëindiging van de werken en werkzaamheden schriftelijk verslag uit te brengen waaruit blijkt op welke wijze met de archeologische waarden is omgegaan;
  3. het overleggen van een rapport is niet nodig indien de archeologische waarde van de gronden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Het in sub b bepaalde is van overeenkomstige toepassing.
4.2.2 Uitzondering bouwregels
Het bepaalde onder 4.2.1 sub a geldt niet indien:
  1. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn; of
  2. het bouwplan betrekking heeft op vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte met maximaal 2000 m2 wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut, met uitzondering van nieuwe kelders; of
  3. gebouwen maximaal 2,5 m uit de bestaande fundering worden vergroot.
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn er op gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) te behouden.
4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen gebouwen zijnde, of van werkzaamheden
4.4.1 Omgevingsvergunningplicht
Onverminderd het in de Monumentenwet 1988 bepaalde is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende andere werken of werkzaamheden met een maximale oppervlakte van meer dan 2000 m2 uit te voeren of te laten uitvoeren:
  1. het ophogen van de bodem met meer dan 1 m;
  2. grondwerkzaamheden dieper dan 0,3 m onder het maaiveld over een oppervlakte van meer dan 2000 m2 , waartoe worden gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het graven of vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage en/of oppervlakteverhardingen;
  3. het verlagen of afgraven van de bodem (ook ten behoeve van het verwijderen van bestaande funderingen) van gronden waarvoor geen ontgrondingenvergunning is vereist;
  4. het verlagen van het waterpeil;
  5. het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;
  6. het uitvoeren van heiwerken en/of indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem;
  7. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  8. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
4.4.2 Uitzonderingen omgevingsvergunningplicht
Het onder 4.4.1 opgenomen verbod geldt niet:
  1. voor werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud, met inbegrip van onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
  2. voor werken en werkzaamheden in het kader van het normale agrarische gebruik;
  3. voor werken en werkzaamheden binnen een afstand van maximaal 2,5 m uit een bestaande fundering van een bestaand bouwwerk;
  4. voor werken en werkzaamheden in de bodem waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning in dit kader is verleend;
4.4.3 Afwegingscriteria
Ten aanzien van de onder 4.4.1 genoemde omgevingsvergunning gelden de volgende afwegingscriteria:
  1. de omgevingsvergunning kan slechts worden verleend voor zover de archeologische waarden niet onevenredig worden aangetast, hetgeen moet blijken uit een rapport dat de aanvrager bij de aanvraag voor een omgevingsvergunning dient te overleggen. In het rapport moeten de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft in voldoende mate zijn vastgesteld. Indien het rapport daartoe aanleiding geeft, dient op advies van de erkend archeoloog zonodig een opgraving plaats te vinden;
  2. het overleggen van een rapport is niet nodig indien de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.
4.4.4 Voorwaarden aan omgevingsvergunning
  1. Burgemeester en wethouders kunnen de omgevingsvergunning onder beperkingen verlenen en kunnen voorschriften aan de omgevingsvergunning verbinden, waaronder:
    1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, zoals het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht; of
    2. de verplichting tot het doen van opgravingen op basis van een door burgemeester en wethouders goedgekeurd programma van eisen; of
    3. de verplichting de activiteit die tot een bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige op basis van een door burgemeester en wethouders goedgekeurd programma van eisen.
  2. Voordat burgemeester en wethouders beslissen over het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in 8.4.1 winnen zij advies in bij een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van een omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.
4.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming wijzigen door:
  1. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - Verwachtingswaarde Middel' geheel of gedeeltelijk te laten vervallen, indien op basis van nader archeologisch onderzoek is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is;
  2. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - Verwachtingswaarde Middel' te wijzigen in 'Waarde - Archeologie - Monument' indien uit nader archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn.

Artikel 5 Waterstaat - Waterkering

5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
  1. het in stand houden, het beheer en de verbetering van de waterkering;
  2. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals kunstwerken, dijksloten en andere waterstaatswerken.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen
Op deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

5.2.2 Andere bouwwerken
  1. De bouwhoogte van andere bouwwerken bedraagt maximaal 3 meter;
  2. ten behoeve van de andere voor deze gronden geldende bestemmingen mag niet worden gebouwd.

5.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.2 onder b, met inachtneming van de volgende regels:
  1. de bij de bestemming behorende bouwregels worden in acht genomen;
  2. het belang van de waterkering wordt niet onevenredig geschaad en vooraf wordt schriftelijk advies ingewonnen bij de betreffende waterbeheerder.

3 Algemene Regels

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene Bouwregels

7.1 Herbouw woningen
  1. Herbouw van woningen is, voor zover het de situering van de woning betreft, uitsluitend toegestaan indien en voor zover:
    1. de herbouw plaats vindt binnen het bestemmingsvlak;
    2. de belangen van de in de omgeving aanwezige functies en waarden mogen niet onevenredig worden geschaad;
    3. de nieuwe situering van de woning stedenbouwkundig en milieuhygi�nisch aanvaardbaar is.
  2. Herbouw van dijkwoningen is, voor zover het de situering van de woning betreft, uitsluitend toegestaan indien en voor zover:
    1. de herbouw grotendeels plaatsvindt op de bestaande fundamenten; bij het ontbreken daarvan vindt herbouw plaats binnen de voormalige bebouwingscontour van de woning of binnen een afstand van maximaal 3 m van de bebouwingscontour;
    2. de voorgevel van de te herbouwen woning wordt geplaatst in de (voormalige) voorgevelrooilijn of in de voorgevelrooilijn die parallel loopt met de bestaande voorgevelrooilijn;
    3. de belangen van de in de omgeving aanwezige functies en waarden mogen niet onevenredig worden geschaad;
    4. de nieuwe situering van de woning stedenbouwkundig en milieuhygi�nisch aanvaardbaar is;
    5. de oorspronkelijke ligging van de woning en situering van de hoofdingang in relatie met het dijklichaam is uitgangspunt bij de herbouw;
    6. het peil ter plaatse van de hoofdingang van de te vervangen woning is het uitgangspunt voor het peil van de nieuw te realiseren dijkwoning;
    7. het waterschap is akkoord met herbouw op de bestaande locatie;
    8. in geval het hoofdgebouw en overige gebouwen zijn gelegen binnen de bestemming 'Agrarisch - Uiterwaard' geldt het volgende: de bestaande oppervlakten van het hoofdgebouw en overige gebouwen gelden als maximum en mogen eenmalig met maximaal 10% worden verhoogd. Voorts geldt dat de inhoud van bedrijfswoning met niet meer dan 100 m3 mag toenemen;
7.2 Vrijwaringszone A-watergang
7.2.1 Vrijwaring
Binnen afstand van 5 meter, gerekend vanaf de bestemmingsgrens aan weerszijden van de A-watergang, zijn geen bouwwerken toegelaten.
7.2.2 Afwijking
Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen om af te wijken van het bepaalde in art. 7.2.1 en bouwwerken toelaten op grond van de onderliggende bestemmingen. Vooraf dient advies te worden ingewonnen bij de waterbeheerder.

7.3 Vrijwaringszone Gasontvangstation
7.3.1 Vrijwaring
Binnen afstand van 15 meter, gerekend vanaf de gevel van de gebouwen ten behoeve van het gasontvangstation, zijn geen kwetsbare objecten toegelaten.

7.3.2 Afwijking
Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen om af te wijken van het bepaalde in art. 7.3.1 kwetsbare objecten toelaten op grond van de onderliggende bestemmingen. Vooraf dient advies te worden ingewonnen bij de beheerder.

7.4 Bestaande maten
In die gevallen dat bestaande goot- en bouwhoogten, afstanden, oppervlakten, inhoud van legale bouwwerken meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, gelden deze goot- en bouwhoogten, afstanden, oppervlakten of inhoud als maximum.

Artikel 8 Algemene Gebruiksregels

8.1 Gebruiksverbod
Onder verboden gebruik, als bedoeld in artikel 2.1.1, sub c, van
de Wabo, wordt in ieder geval beschouwd een gebruik als:
  1. staan- of ligplaats voor onderkomens;
  2. opslagplaats voor onklare voer-, vlieg- en vaartuigen of onderdelen daarvan;
  3. al dan niet tijdelijke buitenopslag voor gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, werktuigen, machines of onderdelen daarvan, indien deze opslag hoger is dan 3 meter of gelegen is voor de voorgevel aan de wegzijde;
  4. stortplaats voor puin, zand en grind, grond, mest- of afvalstoffen;
  5. seksinrichting of ten behoeve van prostitutiedoeleinden;
  6. het gebruik van de gronden voor de beoefening van lawaaisporten (zoals motorcross, quadrijden, modelvliegtuigen, etc.) anders dan de daarvoor door de gemeente aangewezen gronden.
8.2 Uitzondering van verboden gebruik
Het bepaalde in art. 8.1 is niet van toepassing op (tijdelijk) gebruik ten behoeve van de realisering en/of handhaving van de bestemmingen of het normale onderhoud van de gronden en/of bouwwerken.

8.3 Meest doelmatige gebruik
Burgemeester en wethouders kunnen van het bepaalde in art. 8.1 bij een omgevingsvergunning afwijken indien strikte toepassing van dit voorschrift leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen gerechtvaardigd wordt.

Artikel 9 Algemene Aanduidingsregels

9.1 Ecologische hoofdstructuur
Ingrepen in de ecologische hoofdstructuur, ter plaatse van de aanduiding 'ecologische hoofdstructuur' zijn niet toegestaan tenzij aangetoond is dat de ingrepen de ecologische kernkwaliteiten en omgevingscondities van de ecologische hoofdstructuur niet aantasten.

9.2 Geluidzone - industrie
In afwijking van het bepaalde bij de aangewezen bestemmingen is het niet toegestaan nieuwe geluidsgevoelige objecten te bouwen of geluidsgevoelige terreinen aan te leggen of in te richten ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie', te weten de 50 dB(A) zone behorende bij het industrieterrein.

9.3 Veiligheidszone - lpg
9.3.1 Aanduidingsomschrijving
De gronden ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - lpg' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met een LPG-installatie.

9.3.2 Bouwregels
  1. In afwijking van de regels in de onderliggende bestemmingen zijn op de in artikel 9.3.1 bedoelde gronden geen kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten toegestaan.
  2. In afwijking van de regels in de onderliggende bestemmingen mogen geen nieuwe gebouwen worden gebouwd ten behoeve van de in lid a van dit artikel genoemde functies.

9.3.3 Afwijking van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van de regels in artikel 9.3.2 voor het toestaan van de in artikel 9.3.2 genoemde functies en het bouwen van gebouwen ten behoeve van die functies, voor zo ver in overeenstemming met de andere bestemming, mits ter plaatse een aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden gerealiseerd.
9.3.4 Wijziging
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten behoeve van:
  1. het verplaatsen of verkleinen van de zone met de aanduiding 'veiligheidszone - lpg' in verband met het verplaatsen van het LPG-vulpunt c.q het verkleinen van de LPG-doorzet als aangeduid op de verbeelding, mits het woon- en leefmilieu van de aangrenzende gronden niet verslechtert.
  2. het verwijderen van de op de verbeelding aangegeven aanduiding 'veiligheidszone - lpg' mits het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van de LPG-installatie wordt beëindigd.
9.4 Vrijwaringszone - molenbiotoop
Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop' geldt ten behoeve van het behoud, beheer en herstel van de cultuurhistorische waarden van de molen, het volgende:

9.4.1 Bouwen
Onverminderd het bepaalde in deze regels met betrekking tot het bouwen bepaalde mogen binnen een afstand van 400 m van de molen geen nieuwe bouwwerken worden gebouwd.

9.4.2 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 9.4.1 teneinde het oprichten van bouwwerken ten behoeve van de op deze gronden liggende andere bestemmingen toe te staan, mits de hierdoor hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, het huidige en het toekomstige functioneren van de molen als werktuig door windbelemmering, niet onevenredig in gevaar kan worden gebracht. Hiertoe wordt advies ingewonnen bij een terzake kundig adviseur.
9.4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  1. Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders met het oog op de bescherming van de noodzakelijk windvang de navolgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten voeren:
    1. het aanbrengen van bovengrondse constructies, installaties of apparatuur met een grotere hoogte dan de molenbelt/stelling;
    2. het ophogen van gronden met een grotere hoogte dan de molenbelt/stelling;
    3. het beplanten met bomen, heesters en andere opgaande begroeiing met een grotere hoogte dan de molenbelt/stelling;
  2. Het onder 9.4.3, sub a, vervatte verbod geldt niet voor de werken of werkzaamheden:
    1. werken of werkzaamheden, die het normale onderhoud betreffen overeenkomstig de overige bestemmingen van deze gronden, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en/of voortvloeien uit het normale gebruik overeenkomstig de bestemming;
    2. welke ten tijde van het van kracht worden van het plan in uitvoering waren;
    3. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning is verleend;
    4. binnen het kader van het op de bestemming van die gronden gerichte normale onderhoud en beheer, dan wel die welke voortvloeien uit het normale gebruik.
  3. De onder 9.4.3, sub a bedoelde werken of werkzaamheden zijn toelaatbaar, indien door die werken en werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, het huidige en/of toekomstig functioneren van de molen als werktuig door windbelemmering niet onevenredig in gevaar kan worden gebracht. Hiertoe wordt advies ingewonnen bij een terzake kundig adviseur.

Artikel 10 Algemene Afwijkingsregels

10.1 Afwijkingsbevoegdheden
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels van het plan voor:
  1. het oprichten van bouwwerken voor algemeen nut (zoals abri's, telefooncellen, transformatorhuisjes, gasregel- en drukstations, conmatics), mits de inhoud van elk van deze bouwwerken niet meer bedraagt dan 75 m3 en de bouwhoogte ervan niet meer bedraagt dan 4 m;
  2. het in geringe mate aanpassen van enig onderdeel van het plan, zoals een bebouwingsgrens, indien bij definitieve uitmeting en verkaveling blijkt, dat deze aanpassing in het belang van een juiste verwerkelijking van het plan gewenst of noodzakelijk is, waarbij de grenzen met niet meer dan 3 m worden verschoven;
  3. het oprichten van masten ten behoeve van mobiele (beeld)telefonie en zendmasten tot een bouwhoogte van maximaal 15 m;
10.2 Afwegingscriteria
Van de bevoegdheid van art. 10.1 kan slechts gebruik worden gemaakt indien het bebouwingsbeeld niet onevenredig wordt aangetast.

Artikel 11 Algemene Wijzigingsregels

11.1 Wijzigingsbevoegdheden
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd overeenkomstig het bepaalde in art. 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen ten behoeve van:
  1. het in geringe mate aanpassen van het plan, teneinde enig onderdeel van het plan, zoals een bestemmingsgrens of een bouwgrens te veranderen, indien bij definitieve uitmeting of verkaveling blijkt, dat deze aanpassing in het belang van een juiste verwezenlijking van het plan gewenst of noodzakelijk is en de bestemmingsgrens niet meer dan 5 m en de bouwgrens niet meer dan 10 m worden verschoven;
  2. het oprichten van gebouwen van openbaar nut, zoals transformatorhuisjes en gemaalgebouwtjes met een inhoud van maximaal 100 m3 en een goothoogte van maximaal 4 m;
  3. het enigszins anders situeren en/of begrenzen van bouwvlakken, indien dit ten behoeve van de uitvoering van een bouwplan nodig mocht blijken, ��n en ander, mits de vorm slechts in geringe mate wordt gewijzigd en de oppervlakte van het desbetreffende bouwvlak met niet meer dan 20% wordt vergroot of verkleind.
11.2 Afwegingscriteria
Van de bevoegdheid van art. 11.1 kan slechts gebruik worden gemaakt indien het bebouwingsbeeld niet onevenredig wordt aangetast.

Artikel 12 Algemene Procedureregels

Indien burgemeester en wethouders toepassing geven aan het opleggen van nadere eisen of een vermelde wijzigingsregel worden de volgende procedures gevolgd.

12.1 Nadere eisen (conform art. 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening)
Bij de voorbereiding van een besluit tot het opleggen van nadere eisen, opgenomen in de regels van dit bestemmingsplan, is de navolgende voorbereidingsprocedure van toepassing:
  1. Burgemeester en wethouders maken het voornemen tot het opleggen van nadere eisen van te voren in een huis-aan-huisblad dat in de gemeente wordt verspreid en voorts op de gebruikelijke wijze bekend;
  2. Het voornemen tot het opleggen van nadere eisen alsmede het ontwerpbesluit en de daarop betrekking hebbende stukken liggen gedurende twee weken voor een ieder ter inzage;
  3. De bekendmaking houdt de mededeling in dat een belanghebbende schriftelijk zijn zienswijze over het ontwerpbesluit naar voren kan brengen bij burgemeester en wethouders gedurende de termijn van terinzagelegging;
  4. Het besluit omtrent het opleggen van nadere eisen wordt met redenen omkleed;
  5. Burgemeester en wethouders stellen de belanghebende van een zienswijze in kennis van hun besluit.

Artikel 13 Overige Regels

13.1 Figuur 'relatie'
De figuur 'relatie' verbindt twee percelen met elkaar en worden in het kader van dit bestemmingsplan aangemerkt als één perceel.

13.2 Strijdigheid bij dubbelbestemmingen
In geval van onderlinge strijdigheid tussen de regels van de dubbelbestemmingen treden de partijen wiens belangen/functies in de dubbelbestemmingen worden beschermd met elkaar in overleg.
13.3 Gebruiken en uitvoeren
  1. Onder gebruiken wordt mede begrepen: het in gebruik geven en het laten gebruiken;
  2. Onder uitvoeren wordt mede begrepen: het doen uitvoeren en het laten uitvoeren.

4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 14 Overgangsrecht

14.1 Overgangsrecht bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. na het teniet gaan als gevolg van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
14.2 Met een omgevingsvergunning afwijken
Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van lid 14.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 14.1 met maximaal 10%.

14.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken
Lid 14.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning voor het bouwen en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

14.4 Overgangsrecht gebruik
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

14.5 Strijdig gebruik
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 14.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

14.6 Verboden gebruik
Indien het gebruik, bedoeld in lid 14.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

14.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik
Lid 14.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 15 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'Buitengebied Weteringstraat 7 Wamel en Waalbandijk 35 Boven-Leeuwen' van de gemeente West Maas en Waal
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van....................
De voorzitter, De griffier,
............... .................

Bijlagen Bij Regels - 1

Vastgestelde bouwlocaties Boven Leeuwen Waalbandijk 35 18-11-2019

Bijlagen Bij Regels - 2

Rijksmonumenten Bestemmingsplan buitengebied West Maas en Waal

Bijlagen Bij Regels - 3

Gemeentemonumenten Bestemmingsplan buitengebied West Maas en Waal

Bijlagen Bij Regels - 4

Toegelaten functies Bestemmingsplan buitengebied West Maas en Waal

Bijlagen Bij Toelichting - 1

Te slopen agrarische bedrijfsgebouwen Weteringstraat 7

Bijlagen Bij Toelichting - 2

Asbestonderzoek Weteringstraat 7 Wamel

Bijlagen Bij Toelichting - 3

Quickscan Weteringstraat 7 Wamel 27-05-2019

Bijlagen Bij Toelichting - 4

Verbeelding Weteringstraat 7 Wamel 19-11-2019

Bijlagen Bij Toelichting - 5

AERIUS berekening Weteringstraat 7 Wamel 06-11-2019

Bijlagen Bij Toelichting - 6

Bouwplannen Waalbandijk 35 Boven Leeuwen

Bijlagen Bij Toelichting - 7

Bodemonderzoek Waalbandijk 35 Boven-Leeuwen

Bijlagen Bij Toelichting - 8

Quickscan Waalbandijk 35 Boven Leeuwen 08-05-2019

Bijlagen Bij Toelichting - 9

Verbeelding Waalbandijk 35 Boven-Leeuwen 19-11-2019

Bijlagen Bij Toelichting - 10

AERIUS berekening Waalbandijk 35 Boven-Leeuwen 06-11-2019