TAM-omgevingsplan Wamel, Van Heemstraweg 109b
Bestemmingsplan - gemeente West Maas en Waal
Vastgesteld op 12-09-2024 - geheel onherroepelijk in werking
Bestanden
1 Algemene Bepalingen
Artikel 1 Begrippensbepalingen
1.1 Begripsbepalingen
Begripsbepalingen die zijn opgenomen in bijlage I van het omgevingsplan, bijlage I bij het Besluit activiteiten leefomgeving, bijlage I bij het Besluit bouwwerken leefomgeving, bijlage I bij het Besluit kwaliteit leefomgeving, bijlage I bij het Omgevingsbesluit en bijlage I bij de Omgevingsregeling, zijn van toepassing op dit hoofdstuk;
Artikel 2 Aanvullende Begripsbepalingen
2.1 TAM-Omgevingsplan
TAM-omgevingsplan Hoofdstuk 22a Wamel, Van Heemstraweg 109b;
2.2 Omgevingsplan Het omgevingsplan van de Gemeente West Maas en Waal;
2.3 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
2.4 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
2.5 agrarisch bedrijf:
een akkerbouw-, bloementeelt-, sierteelt-, fruitteelt- of ander tuinbouwbedrijf, alsmede een pluimvee-, varkens-, mestrund- en mestkalverenhouderij, paarden- en geitenhouderij danwel een uit twee of meer van genoemde bedrijfstakken samengesteld bedrijf;
2.6 Agrarisch verwant bedrijf;
een bedrijf of instelling gericht op het verlenen van diensten aan particulieren of niet-agrarische bedrijven door middel van het telen van gewassen, het houden van dieren of de toepassing van andere landbouwkundige methoden zoals dierenasiels, dierenklinieken, groencomposteringsbedrijven, hondenkennels, hoveniersbedrijven, stalhouderijen, instellingen voor agrarische praktijkonderwijs, proefbedrijven, pensionstalling;
2.7 Agrarisch technisch hulpbedrijf;
een bedrijf dat is gericht op het verlenen van diensten aan agrarische bedrijven door middel van het telen van gewassen, het houden en/of (medisch) verzorgen van dieren, of de toepassing van andere landbouwkundige methoden, met uitzondering van mestverwerking, zoals: grootveeklinieken, KI-stations, mestopslag- en mesthandelsbedrijven, loonwerkbedrijven (inclusief verhuurbedrijven voor landbouwwerktuigen), veetransportbedrijven en veehandelsbedrijven;
2.8 archeologische verwachting:
een gebied met een daaraan toegekende hoge, middelmatige of lage archeologische verwachtingswaarde in verband met de in de ondergrond aangetroffen sporen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden;
2.9 archeologische waarde:
een gebied met een daaraan toegekende archeologische waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden;
2.10 archeologisch monument:
terrein dat op basis van de Monumentenwet 1988 is aangewezen als beschermd archeologisch monument;
2.11 archeologisch onderzoek:
onderzoek (bureauonderzoek en/of boren en/of geofysisch onderzoek en/of graven en/of begeleiden) verricht door een dienst, bedrijf of instelling erkend door het College voor de Archeologische Kwaliteit (CvAK/SIKB), beschikkend over een opgravingsvergunning ex artikel 39 MW en werkend volgens de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie;
2.12 bebouwde oppervlakte van een perceel of ander terrein:
de som van de oppervlakten van alle op een perceel of terrein gelegen gebouwen, bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken 1 m boven peil en buitenwerks gemeten;
2.13 bebouwing:
eén of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
2.14 bebouwingspercentage:
de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen op een bouwperceel, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van dat bouwperceel;
2.15 bedrijf:
een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen;
2.16 bedrijf aan huis:
een bedrijf, waaronder een kappersbedrijf, dat door de gebruiker van een woning in die woning of een bijbehorend bouwwerk wordt uitgeoefend, waarbij de woning in hoofdzaak de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
2.17 bedrijfsvloeroppervlakte:
de totale oppervlakte van de voor bedrijfsuitoefening benodigde bedrijfsruimte, inclusief de verkoopvloeroppervlakte, opslag- en administratieruimten en dergelijke;
2.18 bedrijfswoning:
één woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting ter plaatse noodzakelijk is, gelet op het feitelijk gebruik van het gebouw en/of terrein in overeenstemming met de bestemming;
2.19 beroep aan huis:
een dienstverlenend beroep, dat door de gebruiker van een woning in die woning of een bijbehorend bouwwerk uitgeoefend wordt, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
2.20 bestaand:
bij bebouwing: bebouwing zoals aanwezig op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning;
bij gebruik: gebruik zoals aanwezig op het tijdstip dat het plan rechtskracht heeft verkregen en in overeenstemming is met het voorheen geldend planologische regime;
2.21 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
2.22 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
2.23 bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerken met een dak;
hieronder worden begrepen:
aanbouw:
een met het hoofdgebouw verbonden grondgebonden bouwwerk van één bouwlaag al dan niet met kap, een geheel vormend met het hoofdgebouw, dat door zijn verschijningsvorm in bouwkundig, (constructie), architectonisch en/of ruimtelijk visueel (ligging, maatvoering, kapvorm, dakhelling) als in functioneel opzicht ondergeschikt is aan en in een directe verbinding staat met het hoofdgebouw, een toevoeging van een afzonderlijke ruimte inhoudt en uit minimaal 2 gesloten wanden bestaat;
aangebouwd bijbehorend bouwwerk:
een met het hoofdgebouw verbonden grondgebonden bouwwerk van één bouwlaag al dan niet met kap, een geheel vormend met het hoofdgebouw, dat door zijn verschijningsvorm in bouwkundig, (constructie), architectonisch en/of ruimtelijk visueel (ligging, maatvoering, kapvorm, dakhelling) als in functioneel opzicht ondergeschikt is aan en niet in een directe verbinding staat met het hoofdgebouw, een toevoeging van een afzonderlijke ruimte inhoudt en uit minimaal 2 gesloten wanden bestaat;
vrijstaand bijbehorend bouwwerk:
een vrijstaand gebouw dat zowel in bouwkundig (constructie) architectonisch en/of ruimtelijk visueel (ligging, maatvoering, kapvorm, dakhelling) als in functioneel opzicht ondergeschikt is aan het op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw en uit minimaal 2 gesloten wanden bestaat;
2.24 bijgebouw
een vrijstaand danwel aangebouwd gebouw, behorend bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw;
2.25 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
2.26 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
2.27 bouwlaag:
een boven het peil gelegen en doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen binnenwerks is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en ruimte onder de kap;
2.28 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
2.29 bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel;
2.30 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
2.31 bouwwerk:
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
2.32 carport:
een bouwwerk, al dan niet een gebouw zijnde, die dient voor de stalling van een (motor)voertuig;
2.33 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
2.34 dienstverlening:
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen;
2.35 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
2.36 hoofdgebouw:
een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
2.37 horeca:
een bedrijf dat gericht is op het verstrekken van nachtverblijf en/of voedsel en dranken en/of exploiteren van zaalaccommodatie, niet-zijnde een coffeeshop;
2.38 kantoor:
het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen;
2.39 landschappelijke waarde:
waarde van een gebied in landschappelijk-esthetische en/of geomorfologische zin;
2.40 loonwerkbedrijf:
een bedrijf dat in opdracht hoofdzakelijk agrarische werkzaamheden uitvoert;
2.41 mantelzorg:
langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving, waarbij de zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar;
2.42 meergeneratiewoning:
meergeneratiewoning is een gebouw met geschakelde, zelfstandige of onzelfstandige wooneenheden, appartementen of huizen met inpandige verbinding voor ouderen of mensen met een handicap en hun familie, waarbij de familie mantelzorg verleent. De zorgvrager woont in een aparte wooneenheid, maar staat in directe verbinding met zijn of haar mantelzorger;
2.43 nevenfuncties:
activiteiten die in ruimtelijke en bedrijfseconomische zin een ondergeschikt bestanddeel vormen van de totale bedrijfsactiviteiten op een agrarisch bouwperceel;
2.44 ondergronds bouwwerk:
een (gedeelte van) een bouwwerk, waarvan de bovenkant van de vloer is gelegen op ten minste 2,6 m beneden peil;
2.45 overkapping:
een bijbehorend bouwwerk, omsloten door maximaal één wand en voorzien van een gesloten dak;
2.46 overkluizing
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, ter overdekking, op maaiveldniveau, van water;
2.47 peil:
voor gebouwen waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
voor gebouwen in het talud van de dijk: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld ter plaatse van de van de dijk afgekeerde zijde van het gebouw;
in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld;
2.48 perceelgrens:
een grenslijn tussen bouwpercelen onderling;
2.49 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
2.50 ruimtelijke kwaliteit:
de kwaliteit van de ruimte als bepaald door de gebruikswaarde, de belevingswaarde en de toekomstwaarde van die ruimte.
2.51 seksinrichting:
de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, of een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
2.52 uitbouw:een bijbehorende bouwwerk dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw;
2.53 voorgevellijn:
denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen;
2.54 voorzieningen van openbaar nut:
voorzieningen ten behoeve van het op het openbare net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer.
2.55 vrijstaande woning:
een bouwmassa bestaande uit één vrijstaand hoofdgebouw;
2.56 woning
een (gedeelte van een) gebouw, dat bestaat uit een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van niet meer dan één afzonderlijk huishouden.
Artikel 3 Toepassingsbereik
- Het besluit als bedoeld in artikel 4.6, eerste lid, onder g, van de Invoeringswet Omgevingswet op de locatie, bedoeld in het derde lid, is niet van toepassing;
- De regels in afdeling 22.2, met uitzondering van paragraaf 22.2.7.3, en afdeling 22.3 zijn niet van toepassing voor zover die regels in strijd zijn met regels in dit hoofdstuk;
- De regels in dit hoofdstuk zijn van toepassing op de locatie 'Aart van der Leeuwkade 14, Voorburg', waarvan de geometrische bepaalde planobjecten zijn vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1916.TestAvL14-ON01.
Artikel 4 Meet- En Rekenbepalingen
De meet- en rekenbepalingen uit artikel 22.24 van het omgevingsplan zijn van overeenkomstige toepassing op het meten van de waarden die in dit hoofdstuk in m, m² of m³ zijn uitgedrukt, voor zover hiervan niet is afgeweken in het bepaalde in 4.1.
4.1 Aanvullende meet- en rekenbepalingen
- afstand tot de bouwperceelsgrens: tussen de grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is;
- bebouwingspercentage: het deel van het bouwvlak uitgedrukt in procenten dat bebouwd mag worden, tenzij in de regels anders vermeld staat;
- de bouwhoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
- de dakhelling: langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
- de goothoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
- horizontale diepte van een bouwwerk: tussen de buitenwerkse gevelvlakken van de voorgevel en de achtergevel;
- de inhoud van een bouwwerk:
- tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
- in aanvulling op het bepaalde onder 1 geldt voor woningen dat bouwlagen met gevelopeningen (opening in een gevel voor o.a een deur, een venster, etc.), die geheel of gedeeltelijk boven peil gelegen zijn, meegerekend worden bij de bepaling van de inhoud van een bouwwerk.
- de oppervlakte van een bouwwerk: tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
Artikel 5 Aanvraagvereisten
De aanvraagvereisten, bedoeld in paragraaf 22.5.2, zijn van overeenkomstige toepassing op een omgevingsvergunning die is vereist op grond van dit hoofdstuk.
Artikel 6 Algemeen Gebruiksverbod
Het is verboden om gronden of bouwwerken te gebruiken anders dan overeenkomstig de aan de locatie toegedeelde functies.
2 Functies En Activiteiten
Artikel 7 Bedrijf
7.1 Toepassingsbereik
De regels in dit artikel zijn van toepassing op de locaties die op de verbeelding zijn aangewezen als Bedrijf.
7.2 Functieomschrijving
Een als 'Bedrijf' aangewezen locatie heeft de volgende functies:
- de uitoefening van een niet-agrarisch bedrijf in de vorm van een loon-grondverzetbedrijf met aanvullende nevenactiviteiten in de grond-, weg- en waterbouw;
- een bedrijfswoning, waarbij maximaal 1 bedrijfswoning is toegestaan;
- ondergeschikte detailhandel in eigen vervaardigde producten en streekgeproduceerde producten;
met daarbij behorende gebouwen, bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken, in- en uitritten, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, groenvoorzieningen, erfverhardingen en parkeervoorzieningen.
Alvorens de gronden in gebruik genomen worden voor de bedrijfswoning als bedoeld in 3.1, dient voldaan te worden aan de volgende voorwaarden:
- dient te zijn aangetoond dat de toename van de afvoer van afstromend regenwater ten gevolge van een toename van verhard oppervlak gecompenseerd wordt conform de eisen van het waterschap en voorzien is een waterberging met voldoende capaciteit;
- de compensatie dient ten minste naar evenredigheid van de realisatie van toename van verhardingen gerealiseerd te worden.
7.3 Beoordelingsregels aanvraag binnenplanse omgevingsvergunning omgevingsplanactiviteit bouwwerken
7.4 Vergunningplicht voor afwijken bouwen
7.5 Specifieke functieregels
Onder strijdig gebruik met het omgevingsplan wordt in ieder geval wordt begrepen een al dan niet tijdelijke buitenopslag van goederen, materialen, grondstoffen zoals zand, grind en grond indien deze opslag hoger is dan 3 m of gelegen is voor de voorgevel aan de wegzijde, inwoning in de bedrijfswoning en de huisvesting seizoensarbeiders.
7.6 Vergunningplicht voor afwijken van de gebruiksregels
Artikel 8 Waarde - Archeologie
8.1 Toepassingsbereik
De regels in dit artikel zijn van toepassing op de locaties die op de verbeelding zijn aangewezen als Waarde - Archeologie.
8.2 Functieomschrijving
De voor Waarde - Archeologie aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende functie(s), bestemd voor de bescherming en het behoud van de op en/of in deze gronden voorkomende en te verwachten archeologische waarden.
8.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, of van werkzaamheden
3 Algemene Regels
Artikel 9 Algemene Beoordelingsregels
9.1 Bestaande maten
9.2 Algemene bepaling m.b.t. ondergronds bouwen
Artikel 10 Algemene Aanduidingsregels
10.1 Voorwaardelijke verplichting landschappelijke inpassing
Ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - landschappelijke inpassing' dient binnen één jaar na realisatie van de nieuwe (bedrijfs)woning de landschappelijke inpassing gerealiseerd, beheerd en in stand worden gehouden conform de bij deze regels opgenomen bijlage, Bijlage 22a 1 Landschappelijke inpassing Van Heemstraweg 109b Wamel.
10.2 Overige zone - Verbod voren loonwerkbedrijf
Ter plaatse van de gebiedsaanduiding "Overige zone - Verbod voeren loonwerkbedrijf" is het na inwerkingtreding van dit omgevingsplan niet langer toegestaan om een loonwerkbedrijf te voeren.
4 Overgangsregels
Artikel 11 Overgangsrecht
11.1 Overgangsrecht bouwwerken
- Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het TAM-omgevingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in sub a met maximaal 10%.
- Sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
11.2 Overgangsrecht gebruik
- Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het TAM-omgevingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- Het is verboden het met het TAM-omgevingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde in sub a te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende TAM-omgevingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Bijlagen Bij Regels - 1
Bijlage 22a 1 Landschappelijk inpassingsplan
Bijlagen Bij Toelichting - 1
Bijlagen Bij Toelichting - 2
Bijlage 2 Landschappelijk inpassingsplan
Bijlagen Bij Toelichting - 3
Bijlage 3 Akoestisch onderzoek wegverkeer
Bijlagen Bij Toelichting - 4
Bijlagen Bij Toelichting - 5
Bijlagen Bij Toelichting - 6
Bijlage 6 AERIUS- referentiesituatie
Bijlagen Bij Toelichting - 7
Bijlage 7 AERIUS-verschilberekening
Bijlagen Bij Toelichting - 8
Bijlage 8 Onderbouwing Aerius-berekening