KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
Artikel 4 Agrarisch - Paardenhouderij
Artikel 5 Agrarisch Met Waarden - Natuur- En Landschapswaarden
Artikel 6 Bedrijf
Artikel 7 Bedrijf - Nutsvoorziening
Artikel 8 Beschermde Dijk
Artikel 9 Bos
Artikel 10 Cultuur En Ontspanning
Artikel 11 Gemengd
Artikel 12 Groen
Artikel 13 Horeca
Artikel 14 Maatschappelijk
Artikel 15 Natuur
Artikel 16 Recreatie - Dagrecreatie
Artikel 17 Recreatie - Verblijfsrecreatie
Artikel 18 Sport
Artikel 19 Verkeer
Artikel 20 Water
Artikel 21 Water - Deltawater
Artikel 22 Waterstaat - Beschermingszone Watergang
Artikel 23 Waterstaatswerken
Artikel 24 Wonen
Artikel 25 Leiding - Ethyleen
Artikel 26 Leiding - Gas
Artikel 27 Leiding - Riool
Artikel 28 Leiding - Water
Artikel 29 Leiding - Waterstof
Artikel 30 Waarde - Aardkunde 1
Artikel 31 Waarde - Archeologie 1
Artikel 32 Waarde - Archeologie 2
Artikel 33 Waarde - Archeologie 3
Artikel 34 Waarde - Beschermd Stadsgezicht
Artikel 35 Waarde - Cultuurhistorie
Artikel 36 Waarde - Natura 2000
Artikel 37 Waterstaat - Waterkering
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 38 Algemene Gebruiksregels
Artikel 39 Anti-dubbeltelregel
Artikel 40 Algemene Bouwregels
Artikel 41 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 42 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 43 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 44 Algemene Procedureregels
Artikel 45 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 46 Overgangsrecht
Artikel 47 Slotregel
Bijlagen Bij Regels
Bijlage 1 Staat Van Horeca-activiteiten
Bijlage 2 Vrijstellingenkaart
Bijlage 3 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 4 Nieuwe Economische Dragers
Bijlage 5 Lijst Van Cultuurhistorische Waardevolle Bebouwing
Bijlage 6 Staat Van Kleinschalige Bedrijfsmatige Activiteiten
Bijlage 7 Voorwaardelijke Verplichtingen
Bijlage 8 Akoestisch Onderzoek Gasterij De Kleine Vogel
Bijlage 9 Passende Beoordeling Recreatieve Ontwikkelingen Hedwigepolder
Bijlage 10 Landschappelijke Inpassing Zoetwaterbassins Zeeland
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doel
1.2 Ligging En Begrenzing Plangebied
1.3 Geldende Bestemmingsplannen
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Opzet En Inhoud Herziening
2.1 Inleiding
2.2 Verbeelding
2.3 Planregels
2.4 Nieuwe Planwijzigingen
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Inleiding
3.2 Rijksbeleid
3.3 Provinciaal Beleid
3.4 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Planbeschrijving
4.1 Inleiding
4.2 Wijzigingen
Hoofdstuk 5 Omgevingsaspecten
5.1 Inleiding
5.2 Beoordeling
5.3 Conclusie
Hoofdstuk 6 Juridische Planopzet
6.1 Standaard En Plansystematiek
6.2 Toelichting Op De Regels
6.3 Normaal Agrarisch Gebruik
Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid
7.1 Economische Uitvoerbaarheid
7.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Bijlagen Bij Toelichting
Bijlage 1 M.e.r.-beoordeling Bp Buitengebied Hulst 3e Herziening
Bijlage 2 Afweging Veiligheidsrisico's Externe Veiligheid
Bijlage 3 Notitie Beantwoording Zienswijzen En Ambtshalve Wijzigingen

buitengebied Hulst

Bestemmingsplan - Gemeente Hulst

Vastgesteld op 19-09-2024 - vastgesteld

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het bestemmingsplan 'Buitengebied Hulst, 3e herziening' van de gemeente Hulst;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met bijbehorende regels als vervat in het GML-bestand: NL.IMRO.0677.bpbuitengeb3herzie-001V;

1.3 aan huis gebonden beroep:

een dienstverlenend beroep, dat in een woning of bij de woning behorend bijgebouw uitsluitend door de bewoner(s) van de woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en voor zover deze beroepen een ruimtelijke uitstraling hebben die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.4 aan- of uitbouw:

een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw;

1.5 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.6 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.7 aanduidingsvlak:

een vlak, door aanduidingsgrenzen van andere vlakken gescheiden;

1.8 adviseur externe veiligheid

adviseert over de risico's voor mens en milieu bij gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen;

1.9 afdekfolie:

folie die op de bodem wordt aangebracht ter verbetering van de microklimatologische omstandigheden om de groei van gewassen onder de folie te bevorderen;

1.10 agrarisch bedrijf:

een bedrijf gericht op het voortbrengen van agrarische producten door middel van het telen of veredelen van gewassen en/of het houden of fokken van vee, pluimvee of pelsdieren, nader te onderscheiden in:

  1. a. grondgebonden bedrijf: een bedrijf dat geheel of nagenoeg afhankelijk is van de agrarische grond als productiemiddel en waar geheel of nagenoeg gebruik wordt gemaakt van open grond of plat glas dan wel een ander lichtdoorlatend materiaal met een hoogte van maximaal 1 meter, te onderscheiden in:
    1. 1. akker- en vollegrondstuinbouw:
      • de teelt van gewassen op open grond, daaronder niet begrepen bosbouw, sier- en fruitteelt;
    2. 2. fruitteelt:
      • de teelt van fruit op open grond;
    3. 3. sierteelt:
      • de teelt van siergewassen al dan niet met behulp van kassen en al dan niet gecombineerd met de handel in boomkwekerijgewassen en vaste planten;
    4. 4. bollenteelt:
      • de teelt van bloembollen in samenhang met de teelt bolbloemen;
    5. 5. bosbouw:
      • de teelt van bomen voor de houtproductie;
    6. 6. boomkwekerij:
      • een bedrijf gericht op het telen van bomen al dan niet gecombineerd met de verhandeling daarvan;
    7. 7. veeteelt:
      • het houden van melkvee en/of ander vee, niet zijnde een intensieve veehouderij;
  2. b. glastuinbouw: een bedrijf gericht op de teelt of veredeling van gewassen (nagenoeg) geheel met behulp van kassen;
  3. c. aquacultuur: de kweek van schaal- en schelpdieren, vis, zouttolerante gewassen andere aquatische producten en aquatische orgamismen;
  4. d. niet grond-gebonden bedrijf: een bedrijf dat (nagenoeg) niet afhankelijk is van agrarische grond als productiemiddel en waar (nagenoeg) geen gebruik wordt gemaakt van daglicht, waaronder begrepen:
    1. 1. intensieve veehouderij:
      • een niet aan de grond gebonden agrarisch bedrijf of bedrijfsonderdeel dat zich toelegt op het houden of mesten van melkvee en/of slacht-, fok-, leg- of pelsdieren, waarbij de teelt plaatsvindt zonder of nagenoeg zonder weidegang. Voorbeelden zijn: kalvermesterij, kippenfarm, varkensfokkerij en varkensmesterij;
    2. 2. intensieve tuinbouw in gebouwen:
      • een niet aan de grond gebonden agrarisch bedrijf als hiervoor bedoeld, gericht op de teelt of veredeling van gewassen (nagenoeg) geheel met behulp van gebouwen;
    3. 3. intensieve kwekerij:
      • de teelt van gewassen of dieren, anders dan bij wijze van intensieve veehouderij, in met name gebouwen (nagenoeg) zonder gebruik te maken van daglicht.
  5. e. paardenfokkerij: het fokken van paarden, de verkoop van gefokte paarden en het houden van paarden voor de fokkerij;

1.11 agrarisch deskundige:

de agrarische adviescommissie Zeeland van de Vereniging van Zeeuwse Gemeenten dan wel een andere door het bevoegd gezag aan te wijzen onafhankelijke deskundige of onafhankelijke commissie van deskundigen op het gebied van land- en tuinbouw;

1.12 agrarisch hulp- en nevenbedrijf:

een bedrijf gerelateerd aan de agrarische sector, nader te onderscheiden in:

  1. a. een niet-industrieel bedrijf, dat is gericht op het opslaan en leveren van goederen aan agrarische bedrijven en/of het opslaan en verwerken van producten, die afkomstig zijn van agrarische bedrijven, waaronder begrepen mestverzamelsilo's met een regionale functie;
  2. b. een niet-industrieel bedrijf, dat - voornamelijk met behulp van verplaatsbare werktuigen - uitsluitend of overwegend diensten verleent aan agrarische bedrijven, hetzij in verband met de bodemcultuur hetzij ter uitvoering van grondwerkzaamheden op agrarische cultuurgronden (zoals loon- en grondverzetbedrijf);

1.13 antenne-installatie:

installatie bestaande uit een (vrijstaande) antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbijbehorende bevestigingsconstructie;

1.14 anti-hagelkanon:

bouwwerken, waarin een machine / generator is geplaatst voor het produceren van schokgolven, die de vorming van hagelstenen moeten voorkomen ten behoeve van bescherming van voorkoming van hagelschade aan fruitteelt;

1.15 aquacultuur:

de kweek van schaal- en schelpdieren, vis, zouttolerante gewassen andere aquatische producten en aquatische orgamismen;

1.16 arbeidsmigrant:

economisch actieve migrant wiens doel het is arbeid en inkomen te verwerven, met een hoofdverblijf elders, en op eigen initiatief en op vrijwillige basis;

1.17 archeologisch deskundige:

de beleidsmedewerker archeologie van de gemeente, de gemeentelijk adviseur archeologie of een door het College van Burgemeester en Wethouders aangewezen deskundige op het gebied van archeologie;

1.18 archeologisch onderzoek:

onderzoek verricht door of namens de gemeente, door een dienst, bedrijf of instelling erkend door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) en werkend volgens de kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (KNA);

1.19 archeologisch rapport:

een rapport van een archeologisch onderzoeksbureau of een goed onderbouwd advies van een deskundige op het gebied van archeologie;

1.20 archeologische waarde:

vindplaats of vondst met een oudheidkundige waarde. Het betreft hier met name archeologische relicten in hun oorspronkelijke ruimtelijke context. Zowel grote complexen/ structuren zoals nederzettingsterreinen, als afzonderlijke vondsten kunnen met deze term worden aangeduid;

1.21 assimilatiebelichting:

kunstmatige belichting van gewassen, gericht op de beïnvloeding van het groeiproces van gewassen, waarvan het elektrische vermogen op enig moment meer bedraagt dan 20 W/m²;

1.22 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.23 bebouwingspercentage:

een in de regels of op de verbeelding aangegeven percentage dat de grootte van het gedeelte van het bouwvlak of bouwperceel aangeeft, dat maximaal mag worden bebouwd, tenzij in de regels anders is bepaald;

1.24 bed & breakfast:

een voorziening gericht op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting en het serveren van ontbijt als toeristisch recreatieve activiteit, die ondergeschikt is aan de hoofdbestemming. Onder een bed & breakfast wordt niet verstaan: overnachting, die noodzakelijk is in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid;

1.25 bedrijf:

een onderneming gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren, inzamelen, verwerken, verhuren, opslaan en/of distribueren van goederen;

1.26 bedrijfsvloeroppervlakte:

de gezamenlijke oppervlakte van vloeren die kunnen of worden gebruikt voor bedrijfsactviteiten, waaronder niet begrepen mestopslagruimten zoals mestkelders, en verharde oppervlakten zoals toegangswegen, reinigingsplaatsen en erfverhardingen;

1.27 bedrijfswoning:

een woning , bestaande uit een hoofdgebouw met de daarbij behorende aan- en uitbouwen, in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is, vanwege de bestemming van het gebouw of het terrein;

1.28 beperkt kwetsbaar object

onder een beperkt kwetsbaar object in de zin van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) worden verstaan:

  1. a. verspreid liggende woningen, woonschepen en woonwagens van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen, woonschepen of woonwagens per hectare, en;
  2. b. dienst- en bedrijfswoningen van derden;
  3. c. kantoorgebouwen;
  4. d. hotels en restaurants;
  5. e. winkels;
  6. f. sporthallen, sportterreinen, zwembaden en speeltuinen;
  7. g. kampeerterreinen en andere terreinen bestemd voor recreatieve doeleinden;
  8. h. bedrijfsgebouwen;
  9. i. objecten die met de onder a tot en met f en h genoemde gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat daarin doorgaans aanwezig is en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid bij een ongeval, voorzover die objecten geen kwetsbare objecten zijn, en;
  10. j. objecten met een hoge infrastructurele waarde, zoals een telefoon- of elektriciteitscentrale of een gebouw met vluchtleidingsapparatuur, voorzover die objecten wegens de aard van de gevaarlijke stoffen die bij een ongeval kunnen vrijkomen, bescherming verdienen tegen de gevolgen van dat ongeval;

1.29 bergbezinkbassin:

ondergrondse voorziening om rioolwater te laten bezinken;

1.30 bestaande situatie:

t.a.v. bebouwing

  • bebouwing zoals aanwezig op het tijdstip van de terinzagelegging van onderhavig ontwerpbestemmingsplan, dan wel de bebouwing die mag worden gebouwd krachtens een vóór het tijdstip van terinzagelegging aangevraagde vergunning;

t.a.v. gebruik

  • het gebruik van grond en opstallen zoals aanwezig op het tijdstip dat het plan rechtskracht heeft verkregen;

1.31 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.32 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen:

afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet of de Wabo.

1.33 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.34 Bevi-inrichtingen:

bedrijven zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

1.35 bevoegd gezag:

het bevoegd gezag als bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo);

1.36 bewoonbare vloeroppervlakte:

de oppervlakte van de ruimten in de woning, gemeten binnen de afgewerkte omtrekwanden (in voorkomende gevallen binnen de balustrade) onder aftrek van de in de ruimte uitspringende onderdelen van het gebouw zoals schoorsteenstoelen, kanalen en kasten, doch zonder aftrek van plinten en vast meubilair zoals aanrechten en verwarmingslichamen. Vloeroppervlakte waarboven minder dan 1,50 meter hoogte aanwezig is wordt hierbij buiten beschouwing gelaten;

1.37 bijbehorend bouwwerk:

een bij een (bedrijfs)woning behorende bouwwerk in de vorm van aan- en uitbouwen en bijgebouwen;

1.38 bijgebouw:

een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw;

1.39 boog- en tunnelkassen:

al dan niet verplaatsbare gebouwen overtrokken met lichtdoorlatend materiaal anders dan glas, ten behoeve van de teelt van tuinbouwgewassen, fruit of siergewassen, waaronder begrepen folie- en gaaskassen;

1.40 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.41 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.42 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.43 (bouw)perceelsgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.44 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

1.45 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.46 bouwwerk, geen gebouw zijnde:

een bouwwerk als bedoeld in lid 1.45, niet zijnde een gebouw;

1.47 camper:

zelfrijdend voertuig, ookwel kampeerwagen genoemd, dat voorzien is van een woongedeelte met ten minste slaapmogelijkheden en kookmogelijkheden die vast in het woongedeelte bevestigd is;

1.48 camperplaats:

een door het bevoegd gezag aangewezen openbare parkeerplaats, waar voor maximaal 24 uur een kampeerautocamper kan worden gestald ten behoeve van overnachting;

1.49 containervelden:

al dan niet verharde percelen voor de teelt van planten in potten;

1.50 cultuur en ontspanning:

voorzieningen binnen de sector cultuur en ontspanning zoals een atelier, creativiteitscentrum, dansschool, museum, muziekschool en met voorgaande functies vergelijkbare voorzieningen;

1.51 cultuurhistorische waardevolle gebouwen en monumenten:

de in bijlage 5 opgenomen cultuurhistorische waardevolle gebouwen en monumenten;

1.52 cultuurhistorische waarde:

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde in verband met ouderdom en/of historische gaafheid;

1.53 dagrecreatie:

vrijetijdsbesteding gedurende de dag zoals sport en spel, wandelen, paardrijden of het houden van een evenement; er is daarbij geen sprake van verblijfsrecreatie;

1.54 dagrecreatieve voorzieningen:

het ontplooien van recreatieve activiteiten zoals kleinschalige recreatieve activiteiten in de vorm van bijvoorbeeld excursieruimten, huifkarverhuur, theetuinen en boerengolf;

1.55 dak:

een uitwendige scheidingsconstructie als bovenafsluiting van een bouwwerk;

1.56 dakkapel:

een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst;

1.57 detailhandel in aanvullend assortiment:

detailhandel, als onderdeel van een tuincentrum, in dierenbenodigdheden, barbecue-artikelen, cadeau- en kerstartikelen;

1.58 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.59 dienstgebouw

Een gebouw ten behoeve van dienstverlening, beheer en overige centrale voorzieningen, zoals een receptie, campingwinkel, zwembad, recreatieruimte en dierenverblijf, ten behoeve van verblijfsrecreatie.

1.60 dienstwoning:

een woning , bestaande uit een hoofdgebouw met de daarbij behorende aan- en uitbouwen, in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is, vanwege de bestemming van het gebouw of het terrein;

1.61 dieren uitloopgebied:

een omsloten zone in het plangebied waar dieren vrij kunnen lopen in de open lucht;

1.62 ecologische verbindingszone:

(lijnvormige)landschapselementen, zoals bermen en kreekoevers, die een belangrijke rol spelen voor de verbreiding van dieren en planten van het ene naar het andere natuurgebied;

1.63 ecologische waarden:

de aan een gebied toegekende waarden die verband houden met de samenhang van dieren en planten en hun leefomgeving en/of tussen dieren en planten onderling;

1.64 erf:

al dan niet omheind stuk grond dat in ruimtelijk opzicht direct behoort bij, functioneel ten dienste staat van en feitelijk direct aansluit aan een gebouw en dat blijkens kadastrale gegevens behoort tot het perceel waarop dat gebouw is geplaatst;

1.65 estuariene natuur:

natuur die zich ontwikkelt in het contact tussen zoet en zout water. Het is een gebied met verschillende natuurlijke overgangen: van droog naar nat, van zoet naar zout en van een stabiele naar een instabiele bodem. Door al deze overgangen zijn er veel verschillende leefgebieden en flora en fauna. Het meest kenmerkend zijn schorren, slikken, ondiepwatergebieden en zachte oevers;

1.66 evenement:

het geheel van al dan niet incidentele dan wel al dan niet kortdurende, maar wel tijdelijke activiteiten, dat plaatsvindt bij een voor publiek toegankelijke gebeurtenis, zoals een feest, kermis, optocht, braderie, wedstrijd of andere bijeenkomst tot ontspanning of vermaak, of een vertoning, voorstelling of herdenking, waarbij het schenken van alcoholische dranken is toegestaan;

1.67 gebouw:

elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.68 geluidsgevoelige objecten:

woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen, zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder;

1.69 geluidszoneringsplichtige inrichtingen:

een inrichting, waarbij op grond van artikel 40 van de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld;

1.70 gronddepot:

bewaarplaats van grond;

1.71 hartlijn:

het midden van de leiding;

1.72 hoofdgebouw:

een gebouw of een gedeelte daarvan, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;

1.73 horeca:

het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen en bereiden van voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccomodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf. Hierbij geldt dat de categorie-indeling wordt gehanteerd zoals staat aangegeven in de Bijlage Staat vanHoreca-activiteiten;

Horeca, categorie 1 "lichte horeca"

horecabedrijven die in beginsel alleen overdag en 's avonds zijn geopend (vooral verstrekking van etenswaren en maaltijden) en daardoor slechts beperkte hinder voor omwonenden veroorzaken. Binnen deze categorie worden de volgende subcategorieën onderscheiden

1a. Aan de detailhandel verwante horeca, zoals:

  • automatiek
  • broodjeszaak
  • cafetaria
  • croissanterie
  • koffiebar
  • lunchroom
  • ijssalon
  • snackbar
  • tearoom
  • traiteur

1b. Overige lichte horeca, zoals:

  • bistro
  • restaurant (zonder bezorg- en/of afhaalservice)
  • hotel

1c. Horecabedrijven met een relatief grote verkeersaantrekkende werking, zoals:

  • horecabedrijven genoemd onder 1a en 1b met een bedrijfsoppervlak van meer dan 250 m²;
  • restaurant met bezorg- en/of afhaalservice (o.a. pizza, chinees, drive-in restaurant).

Horeca, categorie 2 "middelzware horeca"

horecabedrijven die normaal gesproken ook delen van de nacht geopend zijn en die daardoor aanzienlijke hinder voor omwonenden kunnen veroorzaken, zoals:

  • bierhuis
  • biljartcentrum
  • café
  • proeflokaal
  • shoarma/grillroom
  • zalenverhuur (zonder regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek-/dansevenementen).

Horeca, categorie 3 "zware horeca"

horecabedrijven die voor een goed functioneren ook 's nachts geopend zijn en die tevens een groot aantal bezoekers aantrekken en daardoor grote hinder voor de omgeving met zich mee kunnen brengen, zoals:

  • dancing
  • discotheek
  • nachtclub
  • partycentrum (regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek-/dansevenementen).

1.74 hoveniersbedrijf:

een bedrijf, gericht op de aanleg, de inrichting en het onderhoud van tuinen en groen, met gebruikmaking van de daarbij behorende materialen en gereedschappen, zonder dat detailhandel wordt uitgeoefend;

1.75 huishouden:

een aantal, aan elkaar door familieband of anderszins gerelateerde, personen, die gezamenlijk één eenheid vormt en als zodanig ook gebruik maakt van één woning;

1.76 intensieve veehouderij:

een niet-grondgebonden agrarisch bedrijf dat zich toelegt op de teelt van slacht-, fok-, leg-, pels- of melkdieren, waarbij de teelt plaatsvindt zonder of nagenoeg zonder weidegang met uitzondering van een biologische veehouderij;

1.77 kampeermiddel:

  1. a. een tent, een tentwagen, een kampeerauto camper, een caravan of een stacaravan;
  2. b. enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voorzover geen bouwwerk zijnde,

één en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen of gewezen voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf en waarvan de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben;

1.78 kampeerboerderij:

voorzieningen binnen al of niet voormalige agrarische bebouwing bedoeld voor recreatief nachtverblijf door een persoon gezin of andere groep van personen die zijn hun vaste woon of verblijfplaats elders hebben onder recreatief nachtverblijf is in ieder geval niet begrepen permanente bewoning door eenzelfde persoon gezin of andere groep van personen;

1.79 kantoor:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen;

1.80 kas:

een bouwwerk van glas of ander lichtdoorlatend materiaal voor de agrarische bedrijfsvoering met een hoogte van 1,5 m of meer, trek-, tunnel-, schaduw-, boog- en gaaskassen daaronder begrepen;

1.81 kernrandzone:

overgangsgebied, gelegen langs het bestaand stedelijk gebied met daarin relatief veel bebouwing op korte afstand tot elkaar en met een ondergeschikte of afnemende agrarische functie;

1.82 kleinschalig kamperen:

verblijfsrecreatie door middel van kampeermiddelen bij wijze van minicamping of met gebruikmaking van pensions of kampeerboerderijen;

1.83 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten:

activiteiten die in een woning of bij de woning behorend bijgebouw door een bewoner op bedrijfsmatige wijze worden uitgeoefend waarbij de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past;

1.84 kleinschalige bijeenkomstfunctie:

openbare ruimte waar mensen (al dan niet in verenigingsverband) elkaar ontmoeten om sociale activiteiten uit te oefenen, zoals het maken van muziek en/of het houden van informatiebijeenkomsten;

1.85 kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen:

voorzieningen, zoals aanlegsteigers, picknickplaatsen, observatiepunten, informatieborden en banken, voor activiteiten, zoals wandelen, fietsen, vissen, zwemmen, kanoën en natuurobservatie;

1.86 KNA:

kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (zie www.sikb.nl);

1.87 kunstwerken:

een civieltechnische constructie of -installatie in de infrastructuur die één of meer functies vervult zoals onderdoorgangen, duikers, overkluizingen;

1.88 kwekerij:

het telen, kweken en verzorgen van bomen, heesters, struiken, planten en bloemen of tuinbouwzaden in de open grond;

1.89 kwetsbaar object :

onder een kwetsbaar object in de zin van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) worden verstaan:

  1. a. woningen, woonschepen en woonwagens, niet zijnde beperkt kwetsbare objecten;
  2. b. gebouwen bestemd voor verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, zoals:
    1. 1. ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen;
    2. 2. scholen, of;
    3. 3. gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen;
    4. 4. gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, zoals:
      • kantoorgebouwen en hotels met een brutovloeroppervlakte van meer dan 1.500 m²;
      • complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk brutovloeroppervlakte meer dan 1.000 m² bedraagt en winkels met een totaal brutovloeroppervlakte van meer dan 2.000 m² per winkel, voor zover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd, en;
      • kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen;

1.90 landgoed:

functionele eenheid, bestaande uit bos en overige natuur al dan niet in combinatie met agrarische bedrijfsgronden, waarop één of meer wooneenheden met een karakteristieke verschijningsvorm van allure zijn gesitueerd;

een functionele eenheid, bestaande uit bos of natuur al dan niet met agrarische gronden met een productiedoelstelling, waarbij vormen van bos- en landbouw onderdeel kunnen uitmaken van de bedrijfsvoering. Het geheel is overwegend openbaar toegankelijk. Op het landgoed staan één of meer wooncomplexen met tuin van allure en uitstraling;

1.91 landschappelijke inpassing:

het optimaal op elkaar afstemmen van bebouwing en beplanting, rekening houdend met de ter plaatse voorkomende landschappelijke en cultuurhistorische waarden om zo te komen tot een landschappelijke inpassing van nieuwe bebouwing die recht doet aan de kwaliteit en de beleving van het landschap. Landschappelijke inpassing bestaat uit een beplantingsstrook met een dichte struik- en boomlaag van voornamelijk streekeigen soorten, met een gemiddelde breedte van minimaal 5 meter;

1.92 landschappelijke waarde:

de aan een gebied toegekende waarde, wat betreft het waarneembare deel van het aardoppervlak, welke waarde wordt bepaald door de herkenbaarheid en identiteit van de onderlinge samenhang en beïnvloeding van niet-levende en levende natuur;

1.93 landschaps- en natuurbeschermingsdeskundige:

een door het bevoegd gezag aan te wijzen onafhankelijke deskundige of onafhankelijke commissie van deskundigen op het gebied van landschap en natuur;

1.94 maatschappelijke voorzieningen:

voorzieningen binnen de gezondheidszorg, jeugdopvang, naschoolse opvang, onderwijs, openbare dienstverlening, praktijkruimte, sportzaal, religie, uitvaartcentrum, verenigingsleven, welzijnsinstelling en met voorgaande functies vergelijkbare voorzieningen;

1.95 manege:

een bedrijf dat gericht is op het lesgeven in paardrijden en daarvoor paarden en/of pony's houdt, in combinatie met een of meer van de volgende hiermee samenhangende activiteiten of voorzieningen: het in pension houden van paarden en/of pony's, horeca (kantine, foyer en dergelijke), verenigingsaccommodatie en het houden van wedstrijden of andere evenementen, waarbij de te houden evenementen uitsluitend gericht mogen zijn op de hoofdactiviteit van de manege,(te weten, het lesgeven in paardrijden en het houden van paarden en pony's); overige evenementen zijn niet toegestaan;

1.96 mestopslagruimten:

een ruimte, zijnde een gebouw of bouwwerk, geen gebouwen zijnde, zoals mestbassins en mestverzamelsilo's, of een ander ruimte, geen bouwwerk zijnde, zoals mestbassins en mestzakken;

1.97 milieudeskundige:

een door het bevoegd gezag aan te wijzen onafhankelijke deskundige of onafhankelijke commissie van deskundigen op het gebied van milieu;

1.98 molendeskundige:

de Vereniging De Zeeuwse Molen dan wel een andere door het bevoegd gezag aan te wijzen onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen inzake molens;

1.99 natuurkampeerterrein:

kampeerterrein met een sober voorzieningenniveau, zonder vaste standplaatsen, gelegen in of nabij een natuurgebied of cultuurlandschap;

1.100 natuurwaarde:

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de aanwezige flora en/of fauna;

1.101 nevenactiviteit:

activiteiten waarvoor een gedeelte van de vloeroppervlakte van de bedrijfsgebouwen als zodanig mag worden gebruikt en die uitgevoerd worden naast het eigenlijke beroep of de hoofdactiviteit. Deze activiteiten zijn ondergeschikt aan de primair toegekende functie;

1.102 neventak:

een bedrijfsonderdeel dat qua omvang, arbeidsinzet en gelet op de inkomsten die daaruit redelijkerwijs kunnen worden verworven niet als hoofdtak kan worden aangemerkt of een activiteit waaruit de betrokkene niet het hoofdinkomen verwerft;

1.103 niet-permanente verblijfsrecreatie:

verblijfsrecreatie door middel van kampeermiddelen, waarvan het ruimtegebruik van voorbijgaande aard is, waaronder wordt verstaan het innemen van een standplaats op hetzelfde terrein niet langer dan een zomerseizoen;

1.104 Nieuwe Economische Drager:

een nevenactiviteit die bij een agrarisch bedrijf, of als zelfstandige activiteit bij een voormalig agrarisch bedrijf, mag worden ondernomen;

1.105 normaal agrarisch gebruik:

werkzaamheden in de normale bouw t.b.v. de gewasteelt;

1.106 nutsvoorziening:

voorzieningen voor het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen voor (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie;

1.107 opgraven/opgraving:

de ontsluiting van een vindplaats met als doel de informatie te verzamelen en vast te leggen die nodig is voor het beantwoorden van de in het Programma van Eisen verwoorde onderzoeksvra(a)g(en) en het behalen van de onderzoeksdoelstellingen;

1.108 ophogen/ophoging:

het blijvend verhogen van het bestaande maaiveld door het aanbrengen van grond of andersoortige materialen. Tijdelijke ophoging tot een maximum van 6 maanden in relatie tot de agrarische bedrijfsvoering valt hier niet onder;

1.109 opslag:

het bedrijfsmatig opslaan en verpakken en verhandelen van goederen voor zover voortvloeiende uit het opslaan en verpakken van goederen, niet zijnde detailhandel;

1.110 overkapping:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een dak dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw;

1.111 overkappingsconstructies als teeltondersteunende voorzieningen:

bouwwerken zonder wanden, overtrokken met lichtdoorlatend materiaal anders dan glas ten behoeve van de bescherming van tuinbouwgewassen tegen neerslag of zonlicht, zoals hagelnetten;

1.112 paalkamperen:

vorm van kamperen, die alleen is toegestaan binnen een straal van 10 meter rondom een speciaal hiervoor door Staatsbosbeheer geplaatste paal, waarbij een tent niet langer dan 72 uur aanwezig mag zijn en waarbij een maximum geldt van 3 trekkerstentjes per paalkampeerplaats;

1.113 paardenbak:

een niet overdekt en al dan niet omsloten terrein, voorzien van een bewerkte/aangepaste bodem, voor het africhten, trainen en berijden van paarden en het anderszins beoefenen van de paardensport;

1.114 paardenfokkerij:

een agrarisch bedrijf dat uitsluitend is gericht op het fokken van paarden, de verkoop van gefokte paarden en het houden van paarden ten behoeve de fokkerij;

1.115 paardenhouderij:

een bedrijf dat uitsluitend is gericht op het houden, stallen en/of africhten van paarden, alsmede de handel in paarden, niet zijnde een manege;

1.116 peil:

voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;

in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld, op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan;

1.117 pension:

een horecabedrijf, dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies (per nacht) met - al dan niet - als nevenactiviteit het verstrekken van maaltijden en dranken voor consumptie ter plaatse;

1.118 perceelgrens:

een grenslijn tussen (bouw)percelen onderling;

1.119 permanente verblijfsrecreatie:

verblijfsrecreatie door middel van kampeermiddelen, waarvan het ruimtegebruik een bestendig karakter draagt, waaronder wordt verstaan het innemen van een standplaats op hetzelfde terrein voor langer dan een zomerseizoen;

1.120 plattelandswoning:

een (voormalige) bedrijfswoning, behorend tot of voorheen behorend tot een landbouwinrichting, die op grond van het bestemmingsplan of een omgevingsvergunning voor afwijken van het bestemmingsplan door een derde bewoond mag worden, wordt met betrekking tot die inrichting voor de toepassing van deze wet en de daarop berustende bepalingen beschouwd als onderdeel van die inrichting, tenzij bij of krachtens de wet anders is bepaald;

1.121 praktijkruimte:

een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch, medisch, paramedisch, therapeutisch of daarmee naar aard gelijk te stellen gebied;

1.122 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen betaling;

1.123 recreatief medegebruik:

een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan;

1.124 seizoensarbeider:

economisch actieve migrant wiens doel het is arbeid en inkomen te verwerven, met een hoofdverblijf elders, op eigen initiatief en op vrijwillige basis in een periode van grote arbeidsbehoefte gedurende enkele maanden op een agrarisch bedrijf;

1.125 seksinrichting:

het bedrijfsmatig - of in omvang of frequentie die daarmee overeenkomt - gelegenheid bied tot het ter plaatse, in een gebouw of in een vaartuig, verrichten van seksuele handelingen;

1.126 slopen:

het al dan niet geheel afbreken van gebouwen en andere bouwwerken;

1.127 Staat van Bedrijfsactiviteiten:

de Staat van Bedrijfsactiviteiten die van deze regels onderdeel uitmaakt;

1.128 stacaravan:

een kampeermiddel in de vorm van een caravan of soortgelijk onderkomen op wielen, dat mede gelet op de afmetingen, kennelijk niet bestemd is om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen ook over grotere afstanden als een aanhangsel van een auto te worden voortbewogen en dat in het kader van deze regels als een gebouw wordt aangemerkt;

1.129 standplaats (toeristisch):

een gedeelte van een terrein bestemd voor de plaatsing van ten hoogste één kampeermiddel, inclusief bij dat kampeermiddel behorende ondergeschikte onderkomens, zoals bijzettenten;

1.130 stelling:

bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waarop planten worden geteeld ten behoeve van fruitteelt en de teelt van andere tuinbouwgewassen;

1.131 streekeigen producten:

ambachtelijke of geteelde producten die kenmerkend zijn voor de regio;

1.132 teeltondersteunende voorzieningen:

stellingen en overkappingsconstructies, permanente tunnels of boogkassen;

1.133 tijdelijke afdekfolie:

folie die op de bodem wordt aangebracht ter verbetering van de microklimatologische omstandigheden om de groei van gewassen onder de folie te bevorderen en een beperkte periode wordt aangebracht. De periode is afhankelijk van de teelt;

1.134 tijdelijke huisvesting van arbeidsmigranten:

het tijdelijk bedrijfsmatig verblijf en/of nachtverblijf aanbieden aan arbeidsmigranten, waarbij de betreffende persoon het hoofdverblijf elders heeft, waarbij geen sprake is van continuïteit in de samenstelling ervan en onderlinge verbondenheid, ongeacht of arbeidsmigranten hetzelfde werk verrichten, dezelfde nationaliteit delen en gezamenlijk de huishouding doen;

1.135 tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen:

teeltondersteunende voorzieningen die slechts gedurende 6 maanden op de landbouwgronden aanwezig zijn;

1.136 tiphoogte:

uiterste punt van de wiek in de hoogste stand;

1.137 tuin:

de gronden van een bouwperceel behorende bij een (bedrijfs)woning;

1.138 tuincentrum:

detailhandel met een al dan niet geheel overdekte verkoopvloeroppervlak waarop artikelen voor de inrichting en het'onderhoud van tuinen en de daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen worden aangeboden, waaronder voornamelijk worden verstaan tuinhuisjes, tuingereedschappen en tuinmeststoffen, bouwmaterialen voor de tuin waaronder tuinhuisjes, serres en hobbyschuurtjes, tuinmeubelen en tuinverlichting alsmede daarmee vergelijkbare onderhouds- en inrichtingsmaterialen, en voorts de verkoop van kamerplanten, snijbloemen, plantenbakken, potten en vazen;

1.139 verbeelding:

de verbeelding van het bestemmingsplan "Buitengebied Hulst, 3e herziening";

1.140 verblijfsrecreatie:

het kortdurend recreatief verblijf van één of meerdere personen met overnachting die elders hun hoofdverblijf hebben, waarbij in ieder geval geen sprake is van permanente bewoning;

1.141 verstoring:

aantasting van een gebied met archeologische waarden. Dit verschijnsel kan zich voordoen: door erosie, afgraving of egalisatie, door (diepe) bewerking van de bovengrond, door zetting als gevolg van ophoging, door verdroging en verzuring;

1.142 volwaardig agrarisch bedrijf:

een agrarisch bedrijf dat op grond van een toetsing aan de volgende elementen als volwaardig kan worden aangemerkt:

  1. a. de aard en omvang van het bedrijf;
  2. b. de arbeidsbehoefte die het agrarische hoofdberoepsbedrijf vergt;
  3. c. de mate waarin het bedrijf in het hoofdinkomen voorziet;
  4. d. de mate waarin de continuïteit van het bedrijf ook op de langere termijn is verzekerd;
  5. e. de outillage van het bedrijf;
  6. f. eventueel voorziene investeringen;
  7. g. de opleiding/ervaring van het bedrijfshoofd;
  8. h. de intensieve veehouderijen: het beschikken over voldoende mestproductierechten;

een agrarisch bedrijf met de omvang van minimaal één volwaardige arbeidskracht met een daarbij passende arbeidsomvang en een daaruit te verwachten redelijk inkomen;

1.143 voorgevel:

de naar de weggekeerde gevel van het hoofdgebouw of, indien het een hoofdgebouw betreft met meer dan één naar de weggekeerde gevel de gevel die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt;

1.144 voorgevellijn:

de denkbeeldige lijn die in het verlengde van de gevel van de voorgevel van het hoofdgebouw loopt;

1.145 voormalig agrarisch bedrijf:

een agrarisch of niet-agrarisch bouwblok waarop in het verleden een agrarisch bedrijf werd uitgeoefend, waarvan de bedrijfsgebouwen nog geheel of gedeeltelijk bestaan of reeds gesloopt zijn;

1.146 voorzieningen van algemeen nut:

voorzieningen ten behoeve van het op het openbare net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer, de riolering, een oplaadpunt en / of het wegverkeer;

1.147 vrijstellingsdiepte:

de in bijlage 2 voor dat gebied, aangegeven vrijstellingsdiepte;

1.148 waterbassin:

de opvang van water in een bassin, al dan niet vermengd met circulatiewater, bij een (agrarisch) bedrijf, uitgevoerd in de vorm van een voorziening op, in of onder de grond al dan niet in de vorm van een bouwwerk, geen gebouw zijnde;

1.149 waterberging:

gebieden die integraal onderdeel uitmaken van het watersysteem en die periodiek vanuit het oppervlaktewatersysteem kunnen overstromen;

1.150 waterhuishoudkundige voorzieningen:

voorzieningen die nodig zijn voor een goede waterkering, wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, (hemel)waterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan onder meer gedacht worden aan voorzieningen als duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten, ondergrondse bergbezinkbassins en dergelijke;

1.151 waterwingebied:

gebied waar waterwinning plaatsvindt ten behoeve van de openbare watervoorziening door onttrekking van grondwater;

1.152 wet- en regelgeving:

indien en voorzover in deze regels wordt verwezen naar wettelijke regelingen c.q. verordeningen e.d., dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan, tenzij anders bepaald;

1.153 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.154 woonunit:

een te verplaatsen / verwijderen bouwwerk bestaande uit één bouwlaag, geschikt en ingericht voor het woon-, dag-, of nachtverblijf van één of meer personen;

1.155 woonwagen:

een voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst;

1.156 woonzorgproject:

huisvesting bieden aan bewoners met een zorgindicatie en zorgverlening;

1.157 zomerseizoen:

de periode van 15 maart tot en met 31 oktober;

1.158 zorgboerderij:

een zorgfunctie als hoofdtak waarbij de sociaal medische opvang van personen gecombineerd wordt met agrarische activiteiten of het meewerken bij het kleinschalig houden van dieren.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstanden:

afstanden tussen bouwwerken onderling alsmede afstanden van bouwwerken tot erfscheidingen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn;

2.2 de breedte, lengte of diepte van een gebouw:

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidsmuren;

2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van onderschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.4 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.5 de goothoogte van een bouwwerk:

  1. a. vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel. Indien zich op enige zijde van een gebouw één of meer dakkapellen bevinden waarvan de gezamenlijke breedte meer bedraagt dan 50% van de gevelbreedte (op de achterzijde van een gebouw meer dan 70%), wordt de goot, de druiplijn, het boeibord of daarmee gelijk te stellen constructiedeel als goothoogte aangemerkt;
  2. b. bij een asymmetrische dakvorm met één hellend dakvlak dat loopt over de volledige breedte, of diepte van een gebouw, wordt de goot- en/of boeiboordhoogte gemeten op het hoogste snijpunt van het dakvlak met de daaronder gelegen gevel; onder de gevel wordt ook verstaan het hart van de scheidsmuren met een gebouw op een aangrenzend bouwperceel;

2.6 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.7 de ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk:

vanaf het bouwkundig peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend;

2.8 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.9 relatie:

daar waar twee of meer bestemmingsvlakken dan wel bouwvlakken door middel van de aanduiding 'relatie' met elkaar zijn verbonden, gelden die bestemmingsvlakken dan wel bouwvlakken bij de toepassing van deze regels als één bestemmingsvlak respectievelijk één bouwvlak.

2.10 vloeroppervlakte:

de gebruiksoppervlakte volgens NEN2580.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. een duurzame agrarische bedrijfsuitoefening;
  2. b. agrarisch grondgebruik;
  3. c. een plattelandswoning;
  4. d. de uitoefening van een grondgebonden agrarisch bedrijf, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding:
    1. 1. 'intensieve veehouderij', tevens een volwaardige intensieve veehouderij is toegestaan;
    2. 2. 'specifieke vorm van agrarisch - kwekerij', tevens een kwekerij is toegestaan;
    3. 3. 'specifieke vorm van agrarisch - neventak intensieve veehouderij', tevens een intensieve veehouderij als neventak is toegestaan';
  5. e. ondergeschikt aan een grondgebonden agrarisch bedrijf is ter plaatse van de aanduiding:
    1. 1. 'specifieke vorm van agrarisch - neventak intensieve veehouderij', intensieve veehouderij als neventak toegestaan;
  6. f. kleinschalig kamperen tot maximaal 15 standplaatsen, als nevenactiviteit;
  7. g. wonen in een bedrijfswoning binnen het bouwvlak met daaraan ondergeschikt een beroep aan huis met een maximale vloeroppervlakte van 25 m², met dien verstande dat de activiteiten in de woning worden uitgeoefend en de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft;
  8. h. verkoop van zelf voortgebrachte of streekeigen producten als ondergeschikte nevenactiviteit tot maximaal 200 m2 vloeroppervlakte;
  9. i. ter plaatse van de aanduiding 'aquacultuur', tevens aquacultuur;
  10. j. ter plaatse van de aanduiding 'hovenier', tevens ondergeschikt een hoveniersbedrijf;
  11. k. ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein', tevens een kampeerterrein met maximaal 15 kampeerplaatsen, 3 blokhutten en 320 stacaravans;
  12. l. ter plaatse van de aanduiding 'tuincentrum', tevens een tuincentrum met ondersteunende horeca;
  13. m. ter plaatse van de aanduiding 'paardenfokkerij', tevens een paardenfokkerij;
  14. n. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein', tevens voor een parkeerterrein en een fietsenstalling;
  15. o. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch – akker- en fruitteeltbedrijf', uitsluitend een akker- en fruitteeltbedrijf toegestaan;
  16. p. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - grondwal', tevens een grondwal;
  17. q. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - kleinschalig kampeerterrein', tevens verblijfsrecreatie in gebouwen en bouwwerken voor recreatief nachtverblijf;
  18. r. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - kwekerij', tevens een kwekerij;
  19. s. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - landschappelijke inpassing', uitsluitend voor het ontwikkelen, behoud en herstel van opgaande inheemse beplanting;
  20. t. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - kampeerterrein', tevens een kampeerterrein met maximaal 50 natuurkampeerplaatsen, waarvan maximaal 29 permanente standplaatsen;
  21. u. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - ontsluiting woning', tevens een ontsluiting;
  22. v. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - recreatiewoning', tevens een recreatiewoning;
  23. w. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - schuur', tevens een schuur voor hobbymatig gebruik;
  24. x. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - varkenshouderij', tevens een varkenshouderij;
  25. y. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - vulstation', tevens een vulstation ten behoeve van gasflessen tot 150 liter;
  26. z. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - wonen in een bedrijfswoning' wonen in een bedrijfswoning met daaraan ondergeschikt een beroep aan huis met een maximale vloeroppervlakte van 25 m², met dien verstande dat de activiteiten in de woning worden uitgeoefend en de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft;
  27. aa. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm agrarisch uitgesloten - dierenverblijven', zijn geen dierenverblijven toegestaan;
  28. ab. een één of meerdaags evenement voor ten hoogste 5 keer per jaar';

met de daarbij behorende:

  1. ac. voorzieningen van algemeen nut;
  2. ad. infrastructurele voorzieningen;
  3. ae. parkeervoorzieningen;
  4. af. groen- en speelvoorzieningen;
  5. ag. tuinen en erven;
  6. ah. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  7. ai. kleinschalige natuurgerichte / dagrecreatieve voorzieningen;
  8. aj. sloten, watergangen en natuurvriendelijke oevers.

3.2 Bouwregels

3.3 Afwijken van de bouwregels

3.4 Specifieke gebruiksregels

3.5 Afwijken van de gebruiksregels

3.6 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 4 Agrarisch - Paardenhouderij

4.1 Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding voor 'Agrarisch - Paardenhouderij' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. een gebruiksgerichte paardenhouderij;
  2. b. kleinschalig kamperen tot maximaal 10 standplaatsen, als nevenactiviteit;
  3. c. wonen in een bedrijfswoning binnen het bouwvlak met daaraan ondergeschikt een beroep aan huis met een maximale vloeroppervlakte van 25 m², met dien verstande dat de activiteiten in de woning worden uitgeoefend en de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft;
  4. d. een plattelandswoning;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'manege', tevens een manege;
  6. f. ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’, uitsluitend wonen in een bedrijfswoning met daaraan ondergeschikt een beroep aan huis met een maximale vloeroppervlakte van 25 m², met dien verstande dat de activiteiten in de woning worden uitgeoefend en de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft;
  7. g. ter plaatse van de aanduiding 'paardenhouderij - uitgesloten', geldt een paardenhouderij niet is toegestaan;
  8. h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm agrarisch uitgesloten - dierenverblijven', is het gebruik van gebouwen ten behoeve van dierenverblijven uitgesloten;
  9. i. een één of meerdaags evenement voor ten hoogste 5 keer per jaar';

met de daarbijbehorende:

  1. j. voorzieningen van algemeen nut;
  2. k. infrastructurele voorzieningen;
  3. l. parkeervoorzieningen;
  4. m. groen- en speelvoorzieningen;
  5. n. tuinen en erven;
  6. o. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  7. p. kleinschalige natuurgerichte / dagrecreatieve voorzieningen.

4.2 Bouwregels

4.3 Afwijken van de bouwregels

4.4 Specifieke gebruiksregels

4.5 Afwijken van de gebruiksregels

4.6 Wijzigingsbevoegdheden

Artikel 5 Agrarisch Met Waarden - Natuur- En Landschapswaarden

5.1 Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding voor 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. een duurzame agrarische bedrijfsuitoefening;
  2. b. agrarisch grondgebruik;
  3. c. een plattelandswoning;
  4. d. het behoud en / of herstel van landschappelijke, cultuurhistorische en natuurlijke waarden en kenmerken;
  5. e. de uitoefening van een grondgebonden agrarisch bedrijf, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding:
    1. 1. 'intensieve veehouderij', tevens een volwaardige intensieve veehouderij is toegestaan;
  6. f. ondergeschikt aan een grondgebonden agrarisch bedrijf is ter plaatse van de aanduiding:
    1. 1. 'specifieke vorm van agrarisch - neventak intensieve veehouderij', intensieve veehouderij als neventak toegestaan;
  7. g. kleinschalig kamperen tot maximaal 15 standplaatsen, als nevenactiviteit;
  8. h. wonen in een bedrijfswoning binnen het bouwvlak met daaraan ondergeschikt een beroep aan huis met een maximale vloeroppervlakte van 25 m², met dien verstande dat de activiteiten in de woning worden uitgeoefend en de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft;
  9. i. verkoop van zelf voortgebrachte of streekeigen producten als ondergeschikte nevenactiviteit tot maximaal 200 m2 vloeroppervlakte;
  10. j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - agrarisch hulp- en nevenbedrijf', tevens een agrarisch hulp- en nevenbedrijf;
  11. k. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - agrarisch hulp- en nevenbedrijf', tevens een agrarisch hulp- en nevenbedrijf;

met de daarbij behorende:

  1. l. voorzieningen van algemeen nut;
  2. m. infrastructurele voorzieningen;
  3. n. parkeervoorzieningen;
  4. o. groen- en speelvoorzieningen;
  5. p. tuinen en erven;
  6. q. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  7. r. kleinschalige natuurgerichte / dagrecreatieve voorzieningen.

5.2 Bouwregels

5.3 Afwijken van de bouwregels

5.4 Specifieke gebruiksregels

5.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden

5.6 Afwijken van de gebruiksregels

5.7 Wijzigingsbevoegdheden

Artikel 6 Bedrijf

6.1 Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijven van milieucategorie 1 en/of 2 van de in de bijlagen bij deze regels opgenomen Staat vanbedrijfsactiviteiten;
  2. b. wonen in een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' met daaraan ondergeschikt een beroep aan huis met een maximale vloeroppervlakte van 25 m², met dien verstande dat de activiteiten in de woning worden uitgeoefend en de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft; ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', uitsluitend een bedrijfswoning;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'opslag', tevens voor statische opslag;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - aannemingsbedrijf', tevens een aannemersbedrijf;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - agrarisch hulp- en nevenbedrijf', tevens een agrarisch hulp- en nevenbedrijf;
  6. f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - autohandel (met LPG)', tevens een autohandel met een LPG- en benzinevulpunt;
  7. g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - composteringsbedrijf', tevens een composteringsbedrijf;
  8. h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - garagebedrijf', tevens een garagebedrijf;
  9. i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - op- en overslagbedrijf', tevens een op- en overslagbedrijf;.
  10. j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - puinbrekerij', tevens een puinbrekerij met opslag van materialen;
  11. k. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - vlasbedrijf', tevens een vlasbedrijf;
  12. l. ter plaatse van de aandudiing 'specifieke vorm van bedrijf - hoefijzerfabriek', tevens een hoefijzerfabriek;
  13. m. ter plaatse van de aanduiding 'tuin', uitsluitend tuinen en erven;
  14. n. ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg', een tankstation met lpg;
  15. o. wonen in een bedrijfswoning binnen het bouwvlak met daaraan ondergeschikt een beroep aan huis met een maximale vloeroppervlakte van 25 m², met dien verstande dat de activiteiten in de woning worden uitgeoefend en de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft;
  16. p. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - mechanisatiebedrijf' tevens een mechanisatiebedrijf';
  17. q. ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvangstinstallatie', tevens een zend-/ontvangstinstallatie met een maximale bouwhoogte van 40 meter;

met de daarbijbehorende:

  1. r. voorzieningen van algemeen nut;
  2. s. infrastructurele voorzieningen;
  3. t. parkeervoorzieningen;
  4. u. groen- en speelvoorzieningen;
  5. v. tuinen en erven;
  6. w. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  7. x. kleinschalige natuurgerichte / dagrecreatieve voorzieningen.

6.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

algemeen bedrijfswoningen met bijbehorende bouwwerken bouwwerken, geen gebouw zijnde
a. op deze gronden mag worden gebouwd:
1. binnen het bouwvlak ja ja ja
2. buiten het bouwvlak nee nee ja
b. de hoogte bedraagt niet meer dan:
1. goothoogte de goothoogte mag niet meer bedragen dan is aangeduid op de verbeelding
2. bouwhoogte 'zie aanduiding maximum bouwhoogte (m)' , indien geen maximum bouwhoogte is aangegeven: 4 meter hoger dan de aangegeven goothoogte - vrijstaande antennes: 10 meter;
- erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevellijn: 2 meter;
- erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevellijn: 1 meter;
- lichtmasten en overige masten: 10 meter;
- bewegwijzering en overig straatmeubilair: 4,50 meter;
- overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde binnen het bouwvlak: 3 meter, tenzij op de verbeelding anders is aangeduid;
- overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde buiten het bouwvlak: 2 meter, tenzij op de verbeelding anders is aangeduid
c. de oppervlakte bedraagt niet meer dan:
1. van het bouwperceel gezamenlijke oppervlakte van gebouwen en overkappingen mag per bouwperceel niet meer bedragen dan is aangeduid op de verbeelding bewoonbare vloeroppervlakte van een bedrijfswoning met bijbehorende aan- en uitbouwen bedraagt maximaal 225300 m²;

de inhoud van een bedrijfswoning met bijbehorende aan- en uitbouwen bedraagt maximaal 750 m³.
d. de aan te houden afstand tot:
1. gebouwen 1 m indien niet aaneengebouwd

En tevens geldt:

  1. a. binnen het bouwvlak is één bedrijfswoning toegestaan, tenzij op de verbeelding is aangeduid dat het maximum aantal wooneenheden '0' of '2' bedraagt;
  2. b. per bedrijf, waar een bedrijfswoning aanwezig is, is maximaal één niet overkapte paardenbak toegestaan, met dien verstande dat:
  1. 1. de paardenbak wordt gesitueerd achter de voorgevellijn van de dichtst bij de openbare weg gelegen gevel;
  2. 2. de oppervlakte van een paardenbak maximaal 800 m² bedraagt;
  3. 3. de bouwhoogte van de omheining maximaal 2 meter bedraagt;
    1. a. lichtmasten niet zijn toegestaan;
      • de afstand van de paardenbak tot het bestemmingsvlak van woningen van derden minimaal 50 meter bedraagt.

6.3 Specifieke gebruiksregels

6.4 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 7 Bedrijf - Nutsvoorziening

7.1 Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. voorzieningen van algemeen nut;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'gemaal', tevens een gemaal;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - afsluiterschema', tevens een afsluiterschema;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - bergbezinkbassin', tevens een bergbezinkbassin;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'speciefieke vorm van bedrijf - nutsbedrijf' enkel een elektriciteitsdistributiebedrijf niet zijnde een geluidszoneringsplichtinge inrichting;
  6. f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - pompstation', tevens een pompstation;
  7. g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - rioolwaterzuivering', tevens een rioolwaterzuivering;
  8. h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - waterleidingbedrijf', tevens een waterleidingbedrijf;
  9. i. ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvangstinstallatie', tevens een zend-/ontvangstinstallatie met een maximale bouwhoogte van 40 meter;

met de daarbijbehorende:

  1. j. infrastructurele voorzieningen;
  2. k. parkeervoorzieningen;
  3. l. groen- en speelvoorzieningen;
  4. m. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  5. n. kleinschalige natuurgerichte / dagrecreatieve voorzieningen.

7.2 Bouwregels

gebouwen en overkappingen bouwwerken, geen gebouw zijnde
a. op deze gronden mag worden gebouwd:
1. binnen het bouwvlak ja ja
2. buiten het bouwvlak nee ja
b. de hoogte bedraagt niet meer dan:
1. goothoogte de goothoogte mag niet meer bedragen dan is aangeduid op de verbeelding
2. bouwhoogte 'zie aanduiding maximum bouwhoogte (m)' , indien geen maximum bouwhoogte is aangegeven: 4 meter hoger dan de aangegeven goothoogte - vrijstaande antennes: 10 meter;
- erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevellijn: 3 meter;
- erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevellijn: 1 3 meter;
- lichtmasten en overige masten: 10 meter;
- bewegwijzering en overig straatmeubilair: 4,50 meter;
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - nutsbedrijf': voor bliksempieken 20 meter;
- ter plaatse van de aanduding 'specifieke vorm van bedrijf - nutsbedrijf': voor transformatoropstellingen 10 meter;
- overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 meter, tenzij op de verbeelding anders is aangeduid.
c. de oppervlakte bedraagt niet meer dan:
1. van het bouwperceel het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;

7.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  1. a. geluidszoneringsplichtige en Bevi-inrichtingen;
  2. b. seksinrichtingen;
  3. c. kamperen;
  4. d. horeca;
  5. e. zelfstandige kantoren;
  6. f. wonen;
  7. g. opslag van goederen en materialen buiten het bouwvlak; opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  8. h. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.

Artikel 8 Beschermde Dijk

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Beschermde dijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen;
  2. b. voet- en fietspaden;
  3. c. parkeervoorzieningen;
  4. d. het behoud van dijken en het behoud en /of herstel van de daarmee samenhangende aanwezige en potentiële landschappelijke, cultuurhistorische en natuurwaarden;

met daaraan ondergeschikt:

  1. e. extensief recreatief medegebruik met bijbehorende voorzieningen;
  2. f. agrarisch gebruik gericht op natuurbeheer;
  3. g. bruggen en paden;

met daarbij behorende:

  1. h. groen- en speelvoorzieningen;
  2. i. straatmeubilair;
  3. j. voorzieningen van algemeen nut;
  4. k. kunstwerken;
  5. l. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  6. m. kleinschalige natuurgerichte / dagrecreatieve voorzieningen.

8.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

bouwwerken, geen gebouw zijnde
op deze gronden mag worden gebouwd: ja
de hoogte bedraagt niet meer dan: - vrijstaande antennes: 10 meter;
- lichtmasten en overige masten: 10 meter;
- bewegwijzering en overig straatmeubilair: 4,50 meter;
- overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 meter, tenzij op de verbeelding anders is aangeduid.

En tevens geldt:

  1. a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de in 8.1 genoemde functies worden opgericht.

8.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van lid 8.2, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en de in 8.1 genoemde aanwezige waarden van de

gronden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het

herstel van de waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind en hierover advies wordt

ingewonnen bij de een landschaps- en natuurbeschermingsdeskundige.

8.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  1. a. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  2. b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  3. c. kamperen, met uitzondering van specifiek door het bevoegd gezag daarvoor aangewezen kampeerplaatsen.

8.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

8.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Beschermde dijk' te wijzigen in de bestemming 'Waterstaatswerken', mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. a. de wijzigingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast voor zover het dijken betreft die een waterstaatkundige functie krijgen, overeenkomstig het nieuwe stelsel van binnendijken;
  2. b. een en ander dient te zijn vastgelegd in het kader van besluitvorming door het waterschap.

Artikel 9 Bos

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor

  1. a. bosgebied;
  2. b. behoud, herstel en ontwikkeling van aanwezige en potentiële natuurwaarde: en landschappelijkewaarde:;
  3. c. extensieve dagrecreatie met bijbehorende voorzieningen;
  4. d. water;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bos - bijenkweekstation', tevens een bijenkweekstation;
  6. f. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen, nutsvoorzieningen, toegangswegen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

9.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

gebouwen en overkappingen bouwwerken, geen gebouw zijnde
a. op deze gronden mag worden gebouwd: ja, uitsluitend observatieposten
b. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan: 'zie aanduiding maximum bouwhoogte (m)' , indien geen maximum bouwhoogte is aangegeven: 4 meter hoger dan de aangegeven goothoogte - muren en terreinafscheidingen: 2 m
- overig bouwwerk, geen gebouw zijnde: 3 meter, tenzij op de verbeelding anders is aangeduid.
c. de oppervlakte bedraagt niet meer dan: maximaal 20 m2 per gebouw niet gemaximeerd
d. de dakhelling bedraagt niet meer dan: 85°

9.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 10 Cultuur En Ontspanning

10.1 Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding voor 'Cultuur en ontspanning' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. cultuur en ontspanning;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'atelier', tevens een atelier';
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'sauna', tevens een sauna- en beautycentrum;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'seksinrichting', tevens een seksinrichting;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'horeca', tevens horecabedrijven behorende tot categorie 1 en 2;
  6. f. wonen in een bedrijfswoning binnen het bouwvlak met daaraan ondergeschikt een beroep aan huis met een maximale vloeroppervlakte van 25 m², met dien verstande dat de activiteiten in de woning worden uitgeoefend en de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft;
  7. g. wonen in een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' met daaraan ondergeschikt een beroep aan huis met een maximale vloeroppervlakte van 25 m², met dien verstande dat de activiteiten in de woning worden uitgeoefend en de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft;
  8. h. een bijgebouw behorende bij de bedrijfswoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen';

met de daarbijbehorende:

  1. i. infrastructurele voorzieningen;
  2. j. parkeervoorzieningen;
  3. k. groen- en speelvoorzieningen;
  4. l. tuinen en erven;
  5. m. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  6. n. kleinschalige natuurgerichte / dagrecreatieve voorzieningen.

10.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

algemeen bedrijfswoningen met bijbehorende bouwwerken bouwwerken, geen gebouw zijnde
a. op deze gronden mag worden gebouwd:
1. binnen het bouwvlak ja ja ja
2. buiten het bouwvlak nee nee ja
b. de hoogte bedraagt niet meer dan:
1. goothoogte de goothoogte mag niet meer bedragen dan is aangeduid op de verbeelding
2. bouwhoogte 'zie aanduiding maximum bouwhoogte (m)' , indien geen maximum bouwhoogte is aangegeven: 4 meter hoger dan de aangegeven goothoogte - vrijstaande antennes: 10 meter;
- erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevellijn: 2 meter;
- erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevellijn: 1 meter;
- lichtmasten en overige masten: 10 meter;
- bewegwijzering en overig straatmeubilair: 4,50 meter;
- overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 meter, tenzij op de verbeelding anders is aangeduid.
c. de oppervlakte bedraagt niet meer dan:
1. van het bouwperceel gezamenlijke oppervlakte van gebouwen en overkappingen mag per bouwperceel niet meer bedragen dan is aangeduid op de verbeelding bewoonbare vloeroppervlakte bedraagt maximaal 225300

de inhoud van een bedrijfswoning met bijbehorende aan- en uitbouwen bedraagt maximaal 750 m³.
d. de aan te houden afstand tot:
1. gebouwen 1 m indien niet aaneengebouwd

En tevens geldt:

  1. a. binnen het bouwvlak is één bedrijfswoning toegestaan, tenzij op de verbeelding is aangeduid dat het maximum aantal wooneenheden '0' of '2' bedraagt;
  2. b. per bedrijf, waar een bedrijfswoning aanwezig is, is maximaal één niet overkapte paardenbak toegestaan, met dien verstande dat:
  1. 1. de paardenbak wordt gesitueerd achter de voorgevellijn van de dichtst bij de openbare weg gelegen gevel;
  2. 2. de oppervlakte van een paardenbak maximaal 800 m² bedraagt;
  3. 3. de bouwhoogte van de omheining maximaal 2 meter bedraagt;
  4. 4. lichtmasten niet zijn toegestaan;
  5. 5. de afstand van de paardenbak tot het bestemmingsvlak van woningen van derden minimaal 50 meter bedraagt.

10.3 Specifieke gebruiksregels

10.4 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 11 Gemengd

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Gemengd aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. hergebruik van de bestaande bebouwing voor maatschappelijke voorzieningen, al dan niet in combinatie met de bouw van een bedrijfs- of dienstwoning;
  2. b. hergebruik van bestaande bebouwing bedrijven van milieucategorie 1 en/of 2 van de in de bijlagen bij deze regels opgenomen Staat van bedrijfsactiviteiten;
  3. c. hergebruik van de bestaande bebouwing voor bedrijfsactiviteiten behorende tot de Staat van bedrijfsactiviteiten en daarmee naar aard en omvang van de milieuhinder gelijk te stellen bedrijfsactiviteiten, al dan niet in combinatie met de bouw van een bedrijfs- of dienstwoning;
  4. d. hergebruik van de bestaande bebouwing voor wonen, al dan niet in combinatie met aan-huis-gebonden-beroepen en al dan niet in combinatie met de bouw van een extra woning;
  5. e. wonen al dan niet in combinatie met aan-huis-gebonden-beroepen;
  6. f. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals parkeervoorzieningen, verhardingen, groen- en speelvoorzieningen, tuinen, erven, water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

11.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

algemeen gebouwen bouwwerken, geen gebouw zijnde
a. op deze gronden mag worden gebouwd:
1. binnen het bouwvlak ja ja ja
2. buiten het bouwvlak nee nee ja
b. de hoogte bedraagt niet meer dan:
1. goothoogte 6 m
2. bouwhoogte 'zie aanduiding maximum bouwhoogte (m)' , indien geen maximum bouwhoogte is aangegeven: 4 meter hoger dan de aangegeven goothoogte. 10 m - erf- en terreinafscheidingen tussen de voorgevel van hoofdgebouwen en de openbare weg: 1 m;
- voorerf- en terreinafscheidingen elders: 2 m;
lichtmasten, - vrijstaande antennes en overige masten: 10 m;
- bewegwijzering en overig straatmeubilair: 4,5 m;
- voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 m, tenzij op de verbeelding anders is aangeduid.
c. de oppervlakte bedraagt niet meer dan:
1. van het bouwperceel
d. de aan te houden afstand tot:
1. perceelsgrenzen 1 m tot een perceelgrens
2. gebouwen 1 m indien niet aaneengebouwd

11.3 Specifieke gebruiksregels

Artikel 12 Groen

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groen- en speelvoorzieningen;
  2. b. bermen en beplanting;
  3. c. speelvoorzieningen;
  4. d. hondenuitlaatplaatsen;
  5. e. paden;
  6. f. kunstwerken;
  7. g. waterlopen en waterpartijen;
  8. h. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  9. i. ter plaatse van de aanduiding 'water', uitsluitend water;
  10. j. ter plaatse van de specifieke aanduiding 'specifieke vorm van groen - ontsluiting' tevens voor een ontsluiting;
  11. k. ter plaatse van de aanduiding 'geluidwal': tevens een geluidswal;
  12. l. ter plaatse van de aanduiding 'strand', tevens een strand;
  13. m. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - aanleg, beheer en onderhoud' tevens voor gebruik ten behoeve van de aanleg van het terrein, beheer en onderhoud van het terrein;
  14. n. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing': uitsluitend landschappelijke inpassing;
  15. o. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - noodontsluiting': tevens voor een calamiteitenontsluiting voor gemotoriseerd verkeer;
  16. p. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - uitrit' geldt dat voor autoverkeer alleen een uitrit is toegestaan en voor langzaam verkeer een in- en uitgang;
  17. q. ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van leiding uitgesloten – bevb', zijn geen leidingen zijn toegestaan waardoor vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt als bedoeld in artikel 2 eerste lid van het Besluit externe veiligheid buisleidingen;
  18. r. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein', tevens een parkeerterrein;

met de daarbijbehorende:

  1. s. kleinschalige natuurgerichte / dagrecreatieve voorzieningen;
  2. t. Ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting', tevens wandel- en fietspaden ten behoeve van recreatie, beheer en onderhoud van kabels, leidingen en bruggen, en als bevoorrading- en calamiteitenroute.

12.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

bouwwerken, geen gebouw zijnde
a. op deze gronden mag worden gebouwd: ja
b. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan: - vrijstaande antennes: 10 meter;
- erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevellijn: 2 meter;
- erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevellijn: 1 meter;
- lichtmasten en overige masten: 10 meter;
- bewegwijzering en overig straatmeubilair: 4,50 meter;
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - vleermuistoren': zie aanduiding 'maximum bouwhoogte', gemeten vanaf peil;
- overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 meter, tenzij op de verbeelding anders is aangeduid.
c. de oppervlakte bedraagt niet meer dan: niet gemaximeerd

En verder geldt:

  1. a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de in 12.1 genoemde functies worden opgericht.

12.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  1. a. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  2. b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  3. c. kamperen.

Artikel 13 Horeca

13.1 Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. horecabedrijven behorende tot categorie 1 en 2;
  2. b. wonen in een bedrijfswoning binnen het bouwvlak met daaraan ondergeschikt een beroep aan huis met een maximale vloeroppervlakte van 25 m², met dien verstande dat de activiteiten in de woning worden uitgeoefend en de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'feestzaal', tevens een restaurant met feestzalen;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'bowlingbaan', tevens een bowlingbaan;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'verblijfsrecreatie' tevens verblijfsrecreatie;
  6. f. ter plaatse van de aanduiding ‘verblijfsrecreatie’, tevens voor maximaal 20 camperplaatsen met overnachtingsmogelijkheid;
  7. g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - landschappelijke inpassing', tevens een landschappelijke inpassing.

met de daarbijbehorende:

  1. h. infrastructurele voorzieningen;
  2. i. parkeervoorzieningen;
  3. j. groen- en speelvoorzieningen;
  4. k. tuinen en erven;
  5. l. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  6. m. kleinschalige natuurgerichte / dagrecreatieve voorzieningen.

13.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

algemeen bedrijfswoningen met bijbehorende bouwwerken bouwwerken, geen gebouw zijnde
a. op deze gronden mag worden gebouwd:
1. binnen het bouwvlak ja ja ja
2. buiten het bouwvlak nee nee ja
b. de hoogte bedraagt niet meer dan:
1. goothoogte de goothoogte mag niet meer bedragen dan is aangeduid op de verbeelding
2. bouwhoogte 'zie aanduiding maximum bouwhoogte (m)' , indien geen maximum bouwhoogte is aangegeven: 4 meter hoger dan de aangegeven goothoogte. - vrijstaande antennes: 10 meter;
- erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevellijn: 2 meter;
- erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevellijn: 1 meter;
- lichtmasten en overige masten: 10 meter;
- bewegwijzering en overig straatmeubilair: 4,50 meter;
- overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 meter, tenzij op de verbeelding anders is aangeduid.
c. de oppervlakte bedraagt niet meer dan:
1. van het bouwperceel gezamenlijke oppervlakte van gebouwen en overkappingen mag per bouwperceel niet meer bedragen dan is aangeduid op de verbeelding bewoonbare vloeroppervlakte bedraagt maximaal 225300

de inhoud van een bedrijfswoning met bijbehorende aan- en uitbouwen bedraagt maximaal 750 m³.
d. de aan te houden afstand tot:
1. gebouwen 1 m indien niet aaneengebouwd

En verder geldt:

  1. a. indien gebouwen niet aanéén worden gebouwd dient de afstand minimaal 1 meter te bedragen.
  2. b. binnen het bouwvlak is één bedrijfswoning toegestaan, tenzij op de verbeelding is aangeduid dat het maximum aantal wooneenheden '0' of '2' bedraagt;
  3. c. per bedrijf, waar een bedrijfswoning aanwezig is, is maximaal één niet overkapte paardenbak toegestaan, met dien verstande dat:
  1. 1. de paardenbak wordt gesitueerd achter de voorgevellijn van de dichtst bij de openbare weg gelegen gevel;
  2. 2. de oppervlakte van een paardenbak maximaal 800 m² bedraagt;
  3. 3. de bouwhoogte van de omheining maximaal 2 meter bedraagt;
  4. 4. lichtmasten niet zijn toegestaan;
  5. 5. de afstand van de paardenbak tot het bestemmingsvlak van woningen van derden minimaal 50 meter bedraagt.

13.3 Specifieke gebruiksregels

13.4 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 14 Maatschappelijk

14.1 Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. maatschappelijke voorzieningen;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - molen', uitsluitend een molen;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - natuureducatie', tevens natuureducatie;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - scoutingterrein', tevens een scoutingterrein;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - voormalig agrarisch bedrijf', tevens een voormalig agrarisch bedrijf;
  6. f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - zorgboerderijf', tevens een zorgboerderij;

met de daarbijbehorende:

  1. g. infrastructurele voorzieningen;
  2. h. parkeervoorzieningen;
  3. i. groen- en speelvoorzieningen;
  4. j. tuinen en erven;
  5. k. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  6. l. evenementen;
  7. m. kleinschalige natuurgerichte / dagrecreatieve voorzieningen.

14.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

algemeen bedrijfswoningen met bijbehorende bouwwerken bouwwerken, geen gebouw zijnde
1. op deze gronden mag worden gebouwd:
a. binnen het bouwvlak ja ja ja
b. buiten het bouwvlak nee nee ja
2. de hoogte bedraagt niet meer dan:
1. goothoogte de goothoogte mag niet meer bedragen dan is aangeduid op de verbeelding
2. bouwhoogte 'zie aanduiding maximum bouwhoogte (m)' , indien geen maximum bouwhoogte is aangegeven: 4 meter hoger dan de aangegeven goothoogte. - vrijstaande antennes: 10 meter;
- erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevellijn: 2 meter;
- erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevellijn: 1 meter;
- lichtmasten en overige masten: 10 meter;
- bewegwijzering en overig straatmeubilair: 4,50 meter;
- overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 meter, tenzij op de verbeelding anders is aangeduid.
c. de oppervlakte bedraagt niet meer dan:
1. van het bouwperceel gezamenlijke oppervlakte van gebouwen en overkappingen mag per bouwperceel niet meer bedragen dan is aangeduid op de verbeelding bewoonbare vloeroppervlakte bedraagt maximaal 225300

de inhoud van een bedrijfswoning met bijbehorende aan- en uitbouwen bedraagt maximaal 750 m³.
d. de aan te houden afstand tot
1. gebouwen 1 m indien niet aaneengebouwd

En verder geldt:

  1. a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - molen' zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, toegestaan;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - gebouwen uitgesloten' zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen en opslagruimten zijnde, toegestaan.
  3. c. binnen het bouwvlak is één bedrijfswoning toegestaan, tenzij op de verbeelding is aangeduid dat het maximum aantal wooneenheden '0' of '2' bedraagt;
  4. d. per bedrijf, waar een bedrijfswoning aanwezig is, is maximaal één niet overkapte paardenbak toegestaan, met dien verstande dat:
  1. 1. de paardenbak wordt gesitueerd achter de voorgevellijn van de dichtst bij de openbare weg gelegen gevel;
  2. 2. de oppervlakte van een paardenbak maximaal 800 m² bedraagt;
  3. 3. de bouwhoogte van de omheining maximaal 2 meter bedraagt;
  4. 4. lichtmasten niet zijn toegestaan;
  5. 5. de afstand van de paardenbak tot het bestemmingsvlak van woningen van derden minimaal 50 meter bedraagt.

14.3 Specifieke gebruiksregels

Artikel 15 Natuur

15.1 Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het behoud en / of herstel en / of de ontwikkeling van aanwezige en potentiële landschappelijke, cultuurhistorische en natuurwaarden;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'bos', de aanleg en instandhouding van bos;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - landgoed', tevens ontwikkeling, behoud en/of herstel van natuur- en landschapswaarden ten behoeve van een landgoed;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van leiding uitgesloten - bevb' zijn geen leidingen zijn toegestaan waardoor vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt als bedoeld in artikel 2 eerste lid van het Besluit externe veiligheid buisleidingen;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - estauriene natuur' uitsluitend voor het behoud, herstel en/of de ontwikkeling van natuurwaarden en/of ecologische waarden in het algemeen en van estuariene natuur in het bijzonder;
  6. f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - grondwal', tevens een grondwal;
  7. g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - panoramatoren' tevens een panoramatoren met radar, restaurant inclusief keuken, panoramaterras, natuureducatie en 5 ecolodges;
  8. h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - landhuis', tevens een landhuis;
  9. i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - veldstation', tevens een veldstation;
  10. j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - voorwaardelijke verplichting' geldt de voorwaardelijke verplichting zoals opgenomen in bijlage 7.
  11. k. ter plaatse van de aanduiding 'water', tevens voor water (geulen en kreken);
  12. l. extensief agrarisch gebruik in de vorm van beweiding.

met daaraan ondergeschikt:

  1. m. ter plaatse 'specifieke vorm van recreatie - paalkampeerterrein', tevens maximaal één paalkampeerterrein;
  2. n. extensief recreatief medegebruik;
  3. o. natuurbeheer;
  4. p. bruggen en paden;
  5. q. ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting', tevens wandel- en fietspaden ten behoeve van recreatie, beheer en onderhoud van kabels, leidingen en bruggen, en als bevoorrading- en calamiteitenroute;

met de daarbij behorende:

  1. r. groen- en speelvoorzieningen;
  2. s. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  3. t. kleinschalige natuurgerichte / dagrecreatieve voorzieningen;
  4. u. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals fiets- en wandelpaden, bermen, waterpartijen, kleinschalige nutsvoorzieningen en duikers.

15.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

bouwwerken, geen gebouw zijnde
op deze gronden mag worden gebouwd: ja
de bouwhoogte bedraagt niet meer dan: 3 m, tenzij op de verbeelding anders is aangeduid

- erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevellijn: 1 meter;
- lichtmasten: 10 meter;
- bewegwijzering en overig straatmeubilair: 4,50 meter.
de oppervlakte bedraagt niet meer dan: niet gemaximeerd, tenzij op de verbeelding anders is aangeduid.

En verder geldt:

  1. a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen, overkappingen of schuilgelegenheden zijnde, ten dienste van de in 15.1 genoemde functies worden opgericht;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - panoramatoren' geldt een maximale bouwhoogte van 63 meter, gemeten vanaf NAP.

15.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 15.2 voor het binnen de functieaanduiding 'specifieke vorm van natuur - estauriene natuur' bouwen van schuren uitsluitend ten dienste van het beheer en het onderhoud van de gronden, mits:

  1. a. het bouwwerk ter plaatse onontbeerlijk is voor het beheer en onderhoud van de gronden; en
  2. b. de bouwhoogte niet meer dan 3 meter bedraagt en de oppervlakte niet meer dan 20 m2.

15.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  1. a. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  2. b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  3. c. kamperen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - paalkampeerterrein' paalkamperen is toegestaan;
  4. d. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens.

15.5 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 16.1, sub j om de aanduiding 'water' te verschuiven met dien verstande dat de totale oppervlakte van de aanduiding 'water' niet mag worden verminderd.

15.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

15.7 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 16 Recreatie - Dagrecreatie

16.1 Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding voor 'Recreatie - Dagrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. dagrecreatieve voorzieningen;
  2. b. horecavoorzieningen die ten dienste staan van en ondergeschikt zijn aan de doeleinden als genoemd in sub a;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - bezoekerscentrum', tevens een bezoekerscentrum ten behoeve van Land van Saeftinge;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - paardenbak', tevens een paardenbak;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van recreatie – boerderijwinkel’, tevens een boerderijwinkel;
  6. f. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van recreatie - dagrecreatie’, tevens voor dagrecreatieve activiteiten zoals een bowlingcentrum, lasergame, een indoor speeltuin, indoor kermis of daarmee gelijk te stellen activiteiten;
  7. g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - manege' tevens een manege;
  8. h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie – sanitaire voorzieningen', tevens sanitaire voorzieningen ten behoeve van recreatief nachtverblijf;

met de daarbijbehorende:

  1. i. infrastructurele voorzieningen;
  2. j. parkeervoorzieningen;
  3. k. groen- en speelvoorzieningen;
  4. l. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  5. m. kleinschalige natuurgerichte / dagrecreatieve voorzieningen;
  6. n. kampeerplaatsen.

16.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

algemeen bouwwerken, geen gebouw zijnde
a. op deze gronden mag worden gebouwd:
1. binnen het bouwvlak ja ja
2. buiten het bouwvlak nee ja
b. de hoogte bedraagt niet meer dan:
1. goothoogte de goothoogte mag niet meer bedragen dan is aangeduid op de verbeelding
2. bouwhoogte 'zie aanduiding maximum bouwhoogte (m)' , indien geen maximum bouwhoogte is aangegeven: 4 meter hoger dan de aangegeven goothoogte. - vrijstaande antennes: 10 meter;
- erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevellijn: 2 meter;
- erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevellijn: 1 meter;
- lichtmasten en overige masten: 10 meter;
- bewegwijzering en overig straatmeubilair: 4,50 meter;
- overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 meter, tenzij op de verbeelding anders is aangeduid.
c. de oppervlakte bedraagt niet meer dan:
1. van het bouwperceel gezamenlijke oppervlakte van gebouwen en overkappingen mag per bouwperceel niet meer bedragen dan is aangeduid op de verbeelding
d. de aan te houden afstand tot:
1. gebouwen 1 m indien niet aaneengebouwd

En verder geldt:

  1. a. het oprichten van bedrijfswoningen is niet toegestaan.

16.3 Specifieke gebruiksregels

Artikel 17 Recreatie - Verblijfsrecreatie

17.1 Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - verblijfsrecreatie' uitsluitend bedrijfsmatige exploitatie van verblijfsrecreatie in de vorm van een kampeerterrein voor permanente en niet permanente verblijfsrecreatie in kampeermiddelen, bouwwerken ten behoeve van recreatief nachtverblijf en stacaravans alsmede dienstverlening, beheer en onderhoud ten behoeve van de verblijfsrecreatie op hetzelfde terrein;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein', tevens een bedrijfsmatig geëxploiteerd kampeerterrein voor niet-permanente verblijfsrecreatie in kampeermiddelen met bijbehorende voorzieningen ten behoeve van dienstverlening en beheer;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - bedrijfswoning', uitsluitend een bedrijfswoning;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - groepskamperen', zijn tevens toegestaan groepskampeerverblijven ten behoeve van permanente verblijfsrecreatie met daarbij behorende bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'specifeke vorm van recreatie - overloopterrein', zijn geen bouwwerken toegestaan;
  6. f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - parkeren, beheer en onderhoud', uitsluitend voor parkeren, beheer en onderhoud ten behoeve van de verblijfsrecreatie van het nabijgelegen recreatiecentrum gevestigd te Vogelweg 4 te Hengstdijk;
  7. g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - parkeren, beheer en onderhoud uitgesloten' is parkeren, beheer en onderhoud uitgesloten;
  8. h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - recreatiebedrijf', tevens een recreatiebedrijf met maximaal 16 blokhutten en bijbehorende paardenrijbak en een stal ten behoeve van het houden van paarden;
  9. i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - recreatiewoningen' uitsluitend recreatiewoningen met inachtneming van het bepaalde in artikel 17.2 lid d;
  10. j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - ruiterpad', tevens een ruiterpad;
  11. k. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - speelterrein, uitsluitend sport- en spelvoorzieningen, groenvoorzieningen en kleinschalige dagrecreatieve ten behoeve van het kampeerterrein;
  12. l. wonen in een bedrijfswoning binnen het bouwvlak met daaraan ondergeschikt een beroep aan huis met een maximale vloeroppervlakte van 25 m², met dien verstande dat de activiteiten in de woning worden uitgeoefend en de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft;
  13. m. wonen in een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' met daaraan ondergeschikt een beroep aan huis met een maximale vloeroppervlakte van 25 m², met dien verstande dat de activiteiten in de woning worden uitgeoefend en de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft; ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' een bedrijfswoning;
  14. n. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal standplaatsen' mag het aantal standplaatsen niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven;
  15. o. ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting', tevens voor een ontsluiting;
  16. p. ter plaatse van de aanduiding 'opslag', geldt het bepaalde in artikel 17.3.4;
  17. q. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - overnachten uitgesloten', is recreatief nachtveblijf niet toegestaan;
  18. r. ter plaatse van de aanduiding 'evenementen uitgesloten', zijn evenementen niet toegestaan;
  19. s. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein', een parkeerterrein;

met de daarbijbehorende:

  1. t. tuinen en erven;
  2. u. infrastructurele voorzieningen;
  3. v. parkeervoorzieningen;
  4. w. groen- en speelvoorzieningen;
  5. x. waterberging, water- en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  6. y. kleinschalige natuurgerichte / dagrecreatieve voorzieningen;
  7. z. groen;
  8. aa. dierenweiden voor paarden en kleinvee;
  9. ab. nutsvoorzieningen;
  10. ac. interne ontsluitingswegen;
  11. ad. sport- en speelvoorzieningen.

17.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

algemeen bedrijfswoningen met bijbehorende bouwwerken standplaatsen bouwwerken, geen gebouw zijnde
a. op deze gronden mag worden gebouwd:
1. binnen het bouwvlak ja ja ja
2. buiten het bouwvlak nee nee ja
b. de hoogte bedraagt niet meer dan:
1. goothoogte 6 m
2. bouwhoogte 'zie aanduiding maximum bouwhoogte (m)' , indien geen maximum bouwhoogte is aangegeven: 4 meter hoger dan de aangegeven goothoogte. 10 m - vrijstaande antennes: 10 meter;
- erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevellijn: 2 meter;
- erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevellijn: 1 meter;
- lichtmasten en overige masten: 10 meter;
- bewegwijzering en overig straatmeubilair: 4,50 meter;
- overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 meter, tenzij op de verbeelding anders is aangeduid.
c. de oppervlakte bedraagt niet meer dan:
1. van het bouwperceel gezamenlijke oppervlakte van gebouwen en overkappingen mag per bouwperceel niet meer bedragen dan is aangeduid op de verbeelding bewoonbare vloeroppervlakte bedraagt maximaal 225300

de inhoud van een bedrijfswoning met bijbehorende aan- en uitbouwen bedraagt maximaal 750 m³;

En verder geldt:

  1. a. binnen het bouwvlak is één bedrijfswoning toegestaan, tenzij op de verbeelding is aangeduid dat het maximum aantal wooneenheden '0' of '2' bedraagt;
  2. b. voor het plaatsen en bouwen van kampeermiddelen ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein' gelden de volgende specifieke regels:
    1. 1. het maximum aantal standplaatsen mag niet meer bedragen dan is aangeduid op de verbeelding;
    2. 2. per standplaats is maximaal één berging toegestaan;
    3. 3. de oppervlakte van een berging bedraagt maximaal 10 m²;
    4. 4. de bouwhoogte van een berging bedraagt maximaal 4 meter.
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - recreatiebedrijf' gelden de volgende specifieke regels:
    1. 1. maximaal één stal is toegestaan met een goothoogte van maximaal 6 meter en een bouwhoogte van maximaal 10 meter;
    2. 2. maximaal één overkapte paardenbak met een oppervlakte van maximaal 800 m² is toegestaan, waarvan de goothoogte maximaal 5 meter bedraagt en de bouwhoogte van maximaal 8 meter;'
    3. 3. maximaal 16 blokhutten zijn toegestaan, met een goothoogte van maximaal 4 meter en een bouwhoogte van maximaal 8 meter;
    4. 4. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 4 meter.
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - recreatiewoning' gelden de volgende specifieke regels:
    1. 1. de bouwhoogte en het maximaal aantal recreatiewoningen geldt zoals opgenomen op de verbeelding;
    2. 2. de oppervlakte per recreatiewoning inclusief bij- en aan-/uitbouwen bedraagt maximaal 108 m2.

17.3 Specifieke gebruiksregels

Artikel 18 Sport

18.1 Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het uitoefenen van sportactiviteiten;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - hondensportterrein', tevens een hondensportterrein;
  3. c. ter plaatse van de aanduidng 'sppecifieke vorm van sport - duiventuin', tevens een duiventuin;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - schietterrein', tevens een schietterrein;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van sport - ruitersport', tevens ruitersport;
  6. f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - vliegsport', tevens vliegsport;
  7. g. ter plaatse van de aanduiding 'sportveld', tevens een sportveld;

met de daarbijbehorende:

  1. h. voorzieningen van algemeen nut;
  2. i. infrastructurele voorzieningen;
  3. j. parkeervoorzieningen;
  4. k. groen- en speelvoorzieningen;
  5. l. tuinen en erven;
  6. m. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  7. n. evenementen;
  8. o. kleinschalige natuurgerichte / dagrecreatieve voorzieningen.

18.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende algemene regels:

algemeen bouwwerken, geen gebouw zijnde
a. op deze gronden mag worden gebouwd:
1. binnen het bouwvlak ja ja
2. buiten het bouwvlak nee ja
b. de hoogte bedraagt niet meer dan:
1. goothoogte de goothoogte mag niet meer bedragen dan is aangeduid op de verbeelding
2. bouwhoogte 'zie aanduiding maximum bouwhoogte (m)' , indien geen maximum bouwhoogte is aangegeven: 4 meter hoger dan de aangegeven goothoogte. - vrijstaande antennes: 10 meter;
- erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevellijn: 2 meter;
- erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevellijn: 1 meter;
lichtmasten en overige masten: 10 meter;
- bewegwijzering en overig straatmeubilair: 4,50 meter;
- overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 meter, tenzij op de verbeelding anders is aangeduid.
c. de oppervlakte bedraagt niet meer dan:
van het bouwperceel gezamenlijke oppervlakte van gebouwen en overkappingen mag per bouwperceel niet meer bedragen dan is aangeduid op de verbeelding
d. de aan te houden afstand tot:
1. gebouwen 1 m indien niet aaneengebouwd

En verder geldt:

  1. a. het oprichten van bedrijfswoningen is niet toegestaan.

18.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik of laten gebruiken voor:

  1. a. geluidszoneringsplichtige en Bevi-inrichtingen;
  2. b. seksinrichtingen;
  3. c. detailhandel;
  4. d. kamperen, met dien verstande dat indien sprake van een evenement kamperen wel is toegestaan;
  5. e. zelfstandige kantoren;
  6. f. opslag van goederen en materialen buiten het bouwvlak;
  7. g. wonen.

Artikel 19 Verkeer

19.1 Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen en straten;
  2. b. voet- en fietspaden;
  3. c. parkeervoorzieningen;
  4. d. 'ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - gemeentewerf': opslag van zand, grond en containers ten behoeve van infrastructurele werkzaamheden';
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - skatepark' mede voor een skatepark met skatetoestellen en speelvoorziening;

met daarbij behorende:

  1. f. groen- en speelvoorzieningen;
  2. g. straatmeubilair;
  3. h. geluidswerende voorzieningen;
  4. i. voorzieningen van algemeen nut;
  5. j. kunstwerken;
  6. k. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  7. l. kleinschalige natuurgerichte / dagrecreatieve voorzieningen.

19.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

bouwwerken, geen gebouw zijnde
a. op deze gronden mag worden gebouwd: ja
b. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan: - vrijstaande antennes: 10 meter;
- lichtmasten en overige masten: 10 meter;
- bewegwijzering en overig straatmeubilair: 4,50 meter;
- overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 meter, tenzij op de verbeelding anders is aangeduid.
c. de oppervlakte bedraagt niet meer dan: niet gemaximeerd

En verder geldt:

  1. a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen, ten dienste van de in 19.1 genoemde functies worden opgericht.

19.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  1. a. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  2. b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  3. c. kamperen, met uitzondering van specifiek door het bevoegd gezag daarvoor aangewezen kampeerplaatsen.

19.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Verkeer' te wijzigen in de bestemming Waterstaatswerken, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. a. de wijzigingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast voor zover het dijken betreft die een waterstaatkundige functie krijgen, overeenkomstig het nieuwe stelsel van binnendijken;
  2. b. een en ander dient te zijn vastgelegd in het kader van besluitvorming door het waterschap.

Artikel 20 Water

20.1 Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. waterberging;
  2. b. waterlopen en daarbij behorende oevervoorzieningen;
  3. c. vaarwegen ten behoeve van de beroeps- en recreatievaart;
  4. d. extensieve dagrecreatie met bijbehorende voorzieningen;
  5. e. wateraanvoer en waterafvoer;
  6. f. kruisingen en overbruggingen ten behoeve van verkeersdoeleinden;
  7. g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - veldstation', tevens een veldstation;
  8. h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - landgoed', tevens ontwikkeling, behoud en/of herstel van natuur- en landschapswaarden ten behoeve van een landgoed een landgoed;
  9. i. ter plaatse van de aanduiding 'ecologische verbindingszone' tevens voor het behoud en/of herstel en/of de ontwikkeling van aanwezige landschappelijke, cultuurhistorische en natuurwaarden. Deze gronden zijn onderdeel van het Natuurnetwerk Zeeland;

met de daarbij behorende:

  1. j. kunstwerken;
  2. k. beheer- en onderhoudspaden;
  3. l. voorzieningen van algemeen nut;
  4. m. kleinschalige natuurgerichte / dagrecreatieve voorzieningen.

20.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

bouwwerken, geen gebouw zijnde
a. op deze gronden mag worden gebouwd: ja
b. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan: 3 m, tenzij op de verbeelding anders is aangeduid
c. de oppervlakte bedraagt niet meer dan: niet gemaximeerd, tenzij op de verbeelding anders is aangeduid

En verder geldt:

  1. a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen, ten dienste van de in 20.1 genoemde functies worden opgericht.

20.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  1. a. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  2. b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.

20.4 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 21 Water - Deltawater

21.1 Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding voor 'Water - Deltawater' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het behoud en / of herstel en / of de ontwikkeling van de aanwezige natuurwaarden samenhangend met het deltawater;
  2. b. waterberging;
  3. c. wateraanvoer en waterafvoer;
  4. d. estuarium;
  5. e. natuur;
  6. f. vaarwegen ten behoeve van de beroeps- en recreatievaart;
  7. g. extensieve dagrecreatie met bijbehorende voorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. h. voorzieningen van algemeen nut;
  2. i. vaarwegen ten behoeve van de beroeps- en recreatievaart;
  3. j. extensieve dagrecreatie met bijbehorende kleinschalige natuurgerichte / dagrecreatieve voorzieningen.

21.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

bouwwerken, geen gebouw zijnde
a. op deze gronden mag worden gebouwd: ja
b. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan: 3 m, tenzij op de verbeelding anders is aangeduid
c. de oppervlakte bedraagt niet meer dan: niet gemaximeerd

En verder geldt:

  1. a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen, ten dienste van de in 21.1 genoemde functies worden opgericht.

21.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 22 Waterstaat - Beschermingszone Watergang

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Beschermingszone watergang' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming, primair bestemd voor de bescherming, beheer en onderhoud van de watergang.

22.2 Bouwregels

  1. a. In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming;
  2. b. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd;
  3. c. In afwijking van het bepaalde onder a. en b. mag worden gebouwd in de andere bestemming,

mits:

  1. 1. geen onevenredige aantasting plaats vindt van het doelmatig functioneren van de beheerzone van de watergang;
  2. 2. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de aangrenzende watergang.

22.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van

Artikel 23 Waterstaatswerken

23.1 Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding voor 'Waterstaatswerken' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. waterstaatkundige voorzieningen ten behoeve van de waterkering en waterbeheersing, waaronder dijken, sluizen, bruggen en duikers;
  2. b. wegen, indien dit uit oogpunt van de waterstaatsbelangen toelaatbaar is;
  3. c. voet- en fietspaden;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein', tevens een parkeerterrein;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waterstaatswerken - vleermuistoren': tevens een vleermuistoren;
  6. f. ter plaatse van de aanduiding 'natuur', natuur;

met daarbij behorende:

  1. g. voorzieningen van algemeen nut;
  2. h. infrastructurele voorzieningen;
  3. i. parkeervoorzieningen;
  4. j. groen- en speelvoorzieningen;
  5. k. kunstwerken;
  6. l. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  7. m. kampeerplaatsen.

23.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

bouwwerken, geen gebouw zijnde
a. op deze gronden mag worden gebouwd: ja
b. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan: - vrijstaande antennes: 10 meter;
- lichtmasten en overige masten: 10 meter;
- bewegwijzering en overig straatmeubilair: 4,50 meter;
- overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 1 meter, tenzij op de verbeelding anders is aangeduid.
c. de oppervlakte bedraagt niet meer dan: niet gemaximeerd

En verder geldt:

  1. a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de in 23.1 genoemde functies worden opgericht.

23.3 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Waterstaatswerken' te wijzigen in de bestemming 'Verkeer' en / of de bestemming 'Beschermde dijk', mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. a. de wijzigingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast voor zover het dijken betreft waarvan de waterstaatkundige functie, overeenkomstig het nieuwe stelsel van binnendijken, is komen te vervallen;
  2. b. een en ander dient te zijn vastgelegd in het kader van besluitvorming door het waterschap;
  3. c. indien het een cultuurhistorisch of landschappelijk waardevolle dijk betreft is uitsluitend wijziging naar de bestemming 'Beschermde dijk' mogelijk.

Artikel 24 Wonen

24.1 Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het wonen in een woning daaronder begrepen de uitoefening van aan-huis-gebonden-beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;met daaraan ondergeschikt een beroep aan huis met een maximale vloeroppervlakte van 25 m², met dien verstande dat de activiteiten in de woning worden uitgeoefend en de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'atelier', tevens voor een atelier;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor': tevens voor een kantoor;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - beeldhouwatelier', tevens een beeldhouwatelier;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding' specifieke vorm van wonen - bed en breakfast', tevens een bed & breakfast;
  6. f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - bijgebouwen 400m2' geldt dat 400 m2aan bijgebouwen is toegestaan;
  7. g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - dieren uitloopgebied' tevens een dieren uitloopgebied;
  8. h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - dierenartspraktijk', tevens een dierenartspraktijk;
  9. i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - dierenpension', tevens een dierenpension;
  10. j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - gasterij' tevens een recreatieruimte, bed & breakfast en tuinterras (inclusief speelvoorziening);
  11. k. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - kleinschalige bijeenkomstfunctie', is tevens kleinschalige bijeenkomstfunctie toegestaan;
  12. l. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - lasbedrijf', tevens een lasbedrijf;
  13. m. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - landgoed', tevens een landgoed;
  14. n. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - paardenhouderij' tevens een paardenhouderij;
  15. o. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - ruimte voor ruimte' is een ruimte-voor-ruimte woning toegestaan;
  16. p. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - schuur' tevens een bestaande schuur;
  17. q. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - statische opslag', tevens statische opslag;
  18. r. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - terras', tevens een terras;
  19. s. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - zorglandgoed' tevens voor een zorglandgoed met 18 onzelfstandige wooneenheden;
  20. t. ter plaatse van de aanduiding 'woonwagenstandplaats', uitsluitend een woonwagenstandplaats;
  21. u. ter plaatse van de aanduiding 'zorgboerderij', tevens een zorgboerderij;
  22. v. ter plaatse van de aanduiding 'groen', tevens groenvoorzieningen;
  23. w. ter plaatse van de aanduiding 'uitsluitend bijgebouwen', is uitsluitend bijgebouwen toegestaan.

met de daarbijbehorende:

  1. x. infrastructurele voorzieningen;
  2. y. parkeervoorzieningen;
  3. z. groen- en speelvoorzieningen;
  4. aa. tuinen en erven;
  5. ab. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  6. ac. kleinschalige natuurgerichte / dagrecreatieve voorzieningen.

24.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

gebouwen bijgebouwen bouwwerken, geen gebouw zijnde
a. op deze gronden mag worden gebouwd:
1. binnen het bouwvlak ja ja ja
2. buiten het bouwvlak nee nee ja
b. de hoogte bedraagt niet meer dan:
1. goothoogte de goothoogte mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangeduid, zie aanduiding 'maximum goothoogte (m)', goothoogte van aan- en uitbouwen bedraagt maximaal 4 m. 3 m
2. bouwhoogte 4 meter hoger dan de aangegeven maximale goothoogte 4 meter hoger dan de aangegeven maximale goothoogte
c. de oppervlakte bedraagt niet meer dan:
1. van het bouwperceel bewoonbare vloeroppervlakte van een woning met bijbehorende aan- en uitbouwen bedraagt maximaal 225 300 m²;

de inhoud van een woning met bijbehorende aan- en uitbouwen bedraagt maximaal 750 m³;
- perceel kleiner dan 1.000 m²: 40% tot ten hoogste 60 m2, tenzij op de verbeelding anders is aangeduid

- perceel groter of gelijk aan 1.000 m²: ten hoogste 90 m2, tenzij op de verbeelding anders is aangeduid

- perceel groter of gelijk aan 2.500 m²: ten hoogste 120 m2, tenzij op de verbeelding anders is aangeduid



- vrijstaande antennes: 10 meter;
- erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevellijn: 2 meter;
- erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevellijn: 1 meter;
- lichtmasten en overige masten: 10 meter;
- bewegwijzering en overig straatmeubilair: 4,50 meter;
- overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 meter, tenzij op de verbeelding anders is aangeduid.

En verder geldt:

  1. a. per bouwvlak is maximaal één woning toegestaan, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' het maximum aantal woningen geldt zoals aangegeven op de verbeelding;
  2. b. de afstand van een bestaand hoofdgebouw ten opzichte van de weg mag worden vergroot met maximaal 5 meter.
  3. c. de afstand tussen een vrijstaand bijgebouw en een woning mag niet minder dan 1 meter bedragen;
  4. d. ter plaatse van de 'specifieke vorm van wonen - zorglandgoed' gelden de volgende regels voor bijgebouwen:
    1. 1. de gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen bij de woning mag maximaal 60 m2 bedragen, tenzij op de verbeelding door middel van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak' anders is bepaald;
    2. 2. de goothoogte van bijgebouwen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - zorglandgoed' mag maximaal 6 meter bedragen.
  5. e. per woning is maximaal één niet overkapte paardenbak toegestaan, met dien verstande dat:
    1. 1. de paardenbak wordt gesitueerd achter de voorgevellijn van de dichtst bij de openbare weg gelegen gevel;
    2. 2. de oppervlakte van een paardenbak maximaal 800 m² bedraagt;
    3. 3. de bouwhoogte van de omheining maximaal 2 meter bedraagt;
    4. 4. lichtmasten niet zijn toegestaan;
    5. 5. de afstand van de paardenbak tot het bestemmingsvlak van woningen van derden minimaal 5060 meter bedraagt.
  6. f. voor het bouwen van landhuizen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - landhuizen' gelden de volgende regels:
    1. 1. bebouwing is toelaatbaar indien de oppervlakte van een bouwperceel minimaal 2 hectare bedraagt en hiervan minimaal 50% met opgaand hout is beplant;
    2. 2. de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen en overkappingen mag niet meer dan 5% van de totale oppervlakte van het bouwperceel bedragen;
    3. 3. de inhoud van een landhuis mag niet meer dan 750 m³ bedragen;
    4. 4. de afstand van een landhuis tot de perceelsgrens mag niet minder dan 25 meter bedragen;
    5. 5. de afstand van aan- en bijgebouwen tot de perceelgrens mag niet minder dan 10 meter bedragen;
    6. 6. de goothoogte van aan- en bijgebouwen mag niet meer dan 4 meter bedragen.
  7. g. voor het plaatsen en/of bouwen van woonwagens ter plaatse van de aanduiding 'woonwagenstandplaats' gelden de volgende regels:
    1. 1. het aantal geplaatste woonwagens mag ter plaatse van de aanduidingen 'woonwagenstandplaats' niet meer dan twee bedragen;
    2. 2. in afwijking van het bepaalde in 23.2.2 mag de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'woonwagenstandplaats' niet meer dan 20 m² bedragen.

24.3 Afwijken van de bouwregels

24.4 Specifieke gebruiksregels

24.5 Afwijken van de gebruiksregels

24.6 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 25 Leiding - Ethyleen

25.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Ethyleen' aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar geldende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van een ondergrondse leiding voor het transport van ethyleen met de daarbij behorende belemmeringenstrook.

25.2 Bouwregels

25.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 25.2 en toestaan dat in de andere bestemming gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits:

  1. a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren en van de belangen van de leiding(en);
  2. b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de leiding(en) omtrent de onder a genoemde voorwaarde;
  3. c. de bij de andere bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen;
  4. d. de veiligheid met betrekking tot de in de belemmeringenstrook gelegen buisleiding niet wordt geschaad en geen kwetsbaar object wordt toegelaten.

25.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

25.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de bestemming 'Leiding - Ethyleen' met de op de verbeelding opgenomen belemmeringenstrook te wijzigen in 'Leiding - Gas' of 'Leiding - Waterstof' inclusief bijbehorende belemmeringenstrook mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. a. aangetoond wordt dat wijziging noodzakelijk is vanuit algemeen economisch en maatschappelijk belang;
  2. b. indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren en de belangen van de leiding;
  3. c. er een risicoberekening door initiatiefnemer wordt voorgelegd;
  4. d. het bevoegd gezag wint omtrent deze voorwaarde vooraf schriftelijk advies in bij de adviseur externe veiligheid en de leidingbeheerder.

Artikel 26 Leiding - Gas

26.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar geldende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van een ondergrondse leiding voor het transport van aardgas met de daarbij behorende belemmeringenstrook.

26.2 Bouwregels

26.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 26.2 en toestaan dat in de andere bestemming gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits:

  1. a. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de leiding(en) omtrent de onder a genoemde voorwaarde;
  2. b. de bij de andere bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen;
  3. c. de veiligheid met betrekking tot de in de belemmeringenstrook gelegen buisleiding niet wordt geschaad en geen kwetsbaar object wordt toegelaten.

26.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

26.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de bestemming 'Leiding - Gas' met de op de verbeelding opgenomen belemmeringenstrook te wijzigen in 'Leiding - Ethyleen' of 'Leiding - Waterstof' inclusief bijbehorende belemmeringenstrook mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. a. aangetoond wordt dat wijziging noodzakelijk is vanuit algemeen economisch en maatschappelijk belang;
  2. b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren en de belangen van de leiding;
  3. c. er een risicoberekening door initiatiefnemer wordt voorgelegd;
  4. d. het bevoegd gezag wint omtrent deze voorwaarde vooraf schriftelijk advies in bij de adviseur externe veiligheid en de leidingbeheerder.

Artikel 27 Leiding - Riool

27.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar geldende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van een ondergrondse rioolleiding met de daarbij behorende belemmeringenstrook.

27.2 Bouwregels

27.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 27.2 en toestaan dat in de andere bestemming gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits:

  1. a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren en van de belangen van de leiding(en);
  2. b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de leiding(en) omtrent de onder a genoemde voorwaarde;
  3. c. de bij de andere bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen.

27.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 28 Leiding - Water

28.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar geldende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van een ondergrondse leiding voor het transport van water met de daarbij behorende belemmeringenstrook.

28.2 Bouwregels

28.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 28.2 en toestaan dat in de andere bestemming gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits:

  1. a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren en van de belangen van de leiding(en);
  2. b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de leiding(en) omtrent de onder a genoemde voorwaarde;
  3. c. de bij de andere bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen.

28.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 29 Leiding - Waterstof

29.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Waterstof' aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar geldende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van een ondergrondse leiding voor het transport van ethyleen met de daarbij behorende belemmeringenstrook.

29.2 Bouwregels

29.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 29.2 en toestaan dat in de andere bestemming gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits:

  1. a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren en van de belangen van de leiding(en);
  2. b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de leiding(en) omtrent de onder a genoemde voorwaarde;
  3. c. de bij de andere bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen;
  4. d. de veiligheid met betrekking tot de in de belemmeringenstrook gelegen buisleiding niet wordt geschaad en geen kwetsbaar object wordt toegelaten.

29.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

29.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de bestemming 'Leiding - Waterstof' met de op de verbeelding opgenomen belemmeringenstrook te wijzigen in 'Leiding - Gas' of 'Leiding - Ethyleen' inclusief bijbehorende belemmeringenstrook mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. a. aangetoond wordt dat wijziging noodzakelijk is vanuit algemeen economisch en maatschappelijk belang;
  2. b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren en de belangen van de leiding;
  3. c. er een risicoberekening door initiatiefnemer wordt voorgelegd;
  4. d. het bevoegd gezag wint omtrent deze voorwaarde vooraf schriftelijk advies in bij de adviseur externe veiligheid en de leidingbeheerder.

Artikel 30 Waarde - Aardkunde 1

30.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Aardkunde 1 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de landschappelijke en aardkundige waarden van de gronden.

30.2 Bouwregels

30.3 Afwijken van de bouwregels

30.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

30.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen door de bestemming 'Waarde - Aardkunde 1', als bedoeld in artikel 30.1 geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen behoudenswaardige aardkundige waarden (meer) aanwezig zijn.

Artikel 31 Waarde - Archeologie 1

31.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Archeologie 1 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.

31.2 Bouwregels

31.3 Afwijken van de bouwregels

31.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

31.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

31.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen door de bestemming 'Waarde - Archeologie 1', als bedoeld in artikel 31.1 geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen behoudenswaardige archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

Artikel 32 Waarde - Archeologie 2

32.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Archeologie 2 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.

32.2 Bouwregels

32.3 Afwijken van de bouwregels

32.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

32.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen door de bestemming 'Waarde - Archeologie 2', als bedoeld in artikel 32.1 geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen behoudenswaardige archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

Artikel 33 Waarde - Archeologie 3

33.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.

33.2 Bouwregels

33.3 Afwijken van de bouwregels

33.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

33.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen door de bestemming 'Waarde - Archeologie 3', als bedoeld in artikel 6.1 geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen behoudenswaardige archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

Artikel 34 Waarde - Beschermd Stadsgezicht

34.1 Bestemmingsomschrijving

34.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

34.3 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

Artikel 35 Waarde - Cultuurhistorie

35.1 Bestemmingsomschrijving

35.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag niet worden gebouwd.

35.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 36 Waarde - Natura 2000

36.1 Bestemmingsomschrijving

36.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag niet worden gebouwd.

36.3 Afwijking van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 36.2 en toestaan dat ten behoeve van de andere bestemming(en) kan worden gebouwd, mits:

  1. a. geen onevenredige aantasting ontstaat of kan ontstaan van de beoogde bescherming van de ecologische waarden van het Natura 2000-gebied.

36.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 37 Waterstaat - Waterkering

37.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waterstaat - Waterkering aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor bescherming en veiligstelling van de waterstaatkundige functie van een waterkering.

37.2 Bouwregels

37.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 37.2 en toestaan dat in de andere bestemming gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits:

  1. a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren en van de belangen van de waterkering;
  2. b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de waterkering omtrent de onder a genoemde voorwaarde;
  3. c. de bij de andere bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen.

37.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 38 Algemene Gebruiksregels

38.1 Gebruik van een woning

Tot een gebruik in strijd met de in hoofdstuk 2 genoemde bestemmingen wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van een woning door meer dan één huishouden.

38.2 Bestaand gebruik

Gebruik van gronden en bouwwerken bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan in uitvoering is, dan wel in uitvoering genomen kan worden, en dat strijdig is met de regels van dit bestemmingsplan, mag worden voortgezet met inachtneming van eventuele voorwaarden zoals zijn opgenomen in een omgevingsvergunning.

38.3 Afwijken van de gebruiksregel

Artikel 39 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 40 Algemene Bouwregels

40.1 Overschrijding bouwgrenzen

De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingen, aanduidingsgrenzen en regels worden overschreden door:

  1. a. tot gebouwen behorende stoep, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding niet meer dan 2,50 meter en oppervlakte niet meer dan 6 m² bedraagt;
  2. b. tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding niet meer dan 2,00 meter bedraagt;
  3. c. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, zoals plinten, pilasters, gevel- en kroonlijsten en luifels, mits de overschrijding niet meer dan 1,50 meter bedraagt.

40.2 Toegelaten bouwwerken met afwijkende maten

  1. a. Voor een bouwwerk, dat bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:
    1. 1. bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
    2. 2. bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden.
  2. b. In geval van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats of binnen hetzelfde bouwperceel plaatsvindt.
  3. c. Op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het Overgangsrecht bouwwerken als opgenomen in dit plan niet van toepassing.

40.3 Aantal woningen

Ten aanzien van het aantal woningen binnen het bestemmingsplan gelden de volgende regels:

  1. a. het aantal woningen mag ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden', niet meer bedragen dan het aangegeven aantal woningen;
  2. b. het aantal woningen mag ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - Heikant Julianastraat' in de verschillende bouwvlakken gezamelijk niet meer bedragen dan 14;
  3. c. indien geen aantal woningen is opgenomen is ten hoogste 1 woning per bouwperceel toegestaan. Waarbij ten aanzien van de begrenzing van het bouwperceel uitgegaan wordt van het bouwperceel ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan. Splitsing van een bouwperceel ten behoeve van een nieuwe tweede woning is niet toegestaan;
  4. d. in afwijking van het bepaalde onder c geldt voor gestapelde woningen dat het aantal woningen niet meer mag bedragen dan ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan.

40.4 Erfbebouwing

In aanvulling van het bepaalde in hoofdstuk 2 geldt dat aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen binnen de bestemming Wonen voor zover gelegen binnen de aanduiding 'bijgebouwen', ook toegerekend mogen worden aan een hoofdgebouw dat zich in een andere woonbestemming bevindt, onder de voorwaarde dat er sprake is van één bouwperceel.

40.5 Ondergronds bouwen

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. a. het oppervlak aan ondergrondse bouwwerken mag niet meer bedragen dan het toegestane oppervlak aan bouwwerken boven peil vermeerderd met 15 m²;
  2. b. de diepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt niet meer dan 4 m.

40.6 Nadere eisen

Het bevoegd gezag is kan bij het verlenen van een omgevingsvergunning nadere eisen te stellen aan de afmetingen en positie van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten aanzien van:

  1. a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. een goede milieusituatie;
  3. c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  4. d. de verkeersveiligheid;
  5. e. de sociale veiligheid.

40.7 Algemene bepaling

Op de gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden opgericht ten dienste van de in Hoofdstuk 2 per artikel genoemde functies.

40.8 Voorgevellijn

Gebouwen mogen uitsluitend achter de voorgevellijn worden gebouwd.

40.9 Afstand ten opzichte van bestemming 'Verkeer'

40.10 Algemene bepaling over bestaande afstanden en andere maten

Artikel 41 Algemene Aanduidingsregels

41.1 overige zone - agrarisch gebied met ecologische betekenis

41.2 overige zone - kernrandzone

41.3 overige zone - natuurontwikkelingsgebied

41.4 geluidzone - industrie

41.5 milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied

41.6 vrijwaringszone - molenbiotoop

41.7 vrijwaringszone - radar

Artikel 42 Algemene Afwijkingsregels

42.1 Algemeen

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het volgende:

  1. a. de in de regels voorgeschreven maatvoering met maximaal 15%;
  2. b. overschrijding van bouw- en bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3,00 meter bedragen en geen vergroting van bestemmings- en bouwvlakken inhouden anders dan bedoeld onder a;
  3. c. de bouw van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienst van nutsvoorzieningen, mits deze voorzieningen van geringe horizontale en verticale afmetingen zijn; de bouwhoogte van voorzieningen ten behoeve van telecommunicatie mag niet meer dan 25,00 meter bedragen;
  4. d. de in de regels voorgeschreven toegestane bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor de bouw van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een bouwhoogte die maximaal gelijk is aan de in een bouwvlak bepaalde toelaatbare bouwhoogte voor gebouwen;
  5. e. voor de bouw van kleine niet voor bewoning bestemde gebouwtjes ten dienste van nutsvoorzieningen; de inhoud van deze gebouwtjes mag ten hoogste 50 m³ en de bouwhoogte ten hoogste 3,00 meter bedragen;
  6. f. voor de bouw van ondergrondse nutsvoorzieningen, zoals bergbezinkbassins; de inhoud van deze voorzieningen mag niet meer dan 250 m³ bedragen;

met dien verstande dat afwijking uitsluitend is toegestaan indien de afwijking niet leidt tot een onevenredige aantasting van gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 43 Algemene Wijzigingsregels

43.1 Algemene wijziging

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van:

  1. a. overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 3 meter en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
  2. b. overschrijding van bestemmingsgrenzen en toestaan dat het beloop van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 3 meter en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
  3. c. het aanpassen van opgenomen bepalingen in de voorafgaande artikelen, waarbij verwezen wordt naar bepalingen in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan worden gewijzigd;
  4. d. ten behoeve van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, met dien verstande dat:
    1. 1. de hoogte niet meer mag bedragen dan strikt noodzakelijk en in ieder geval niet meer dan 40 meter;
    2. 2. aangetoond dient te zijn dat het niet mogelijk is gebruik te maken van bestaande zend-, ontvang- en/of sirenemasten;
    3. 3. de afstand tot de Westerschelde en de tot de bestemming Agrarisch met waarden - Natuur- enlandschapswaarden dient minimaal 400 meter te bedragen;
    4. 4. zend-, ontvang- en/of sirenemasten zijn niet toegestaan ter plaatse van de bestemming Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden;
    5. 5. zendmasten zijn uitsluitend toegestaan:
      • langs een rijksweg bij een viaduct of vergelijkbaar knooppunt van wegen of andere infrastructuur met de bestemming Verkeer;
      • op windturbines en/of hoogspanningsleidingen.

43.2 Wijzigingsbevoegdheid vrijstellingenkaart

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de in bijlage 2 opgenomen vrijstellingenkaart te wijzigen indien nieuwe archeologische inzichten daartoe aanleiding geven.

Artikel 44 Algemene Procedureregels

44.1 Afwijken van het bestemmingsplan

Bij een afwijking van het bestemmingsplan, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing.

44.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Bij het verlenen van een omgevingsvergunning, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is de procedure als vervat in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing.

44.3 Wijzigingsbevoegdheid

Bij toepassing van de algemene wijzigingsbevoegdheid, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in de afdeling 3.4. van de Algemene wet bestuursrecht, van toepassing.

44.4 Nadere eisen

Bij toepassing van de nadere eisen regeling, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in de afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

Artikel 45 Overige Regels

45.1 Omgevingsvergunning voor het slopen van cultuurhistorische waardevolle bebouwing

45.2 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

45.3 Parkeerregeling

Het bevoegd gezag toetst bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen en het verlenen van een omgevingsvergunning voor het afwijken van de gebruiksregels of wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid en ruimte voor laden en lossen. Hiervoor gelden de volgende regels:

  1. a. in het geval van de oprichting of uitbreiding van een gebouw dient voor het parkeren van auto's te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
  2. b. in het geval van functiewijziging van een gebouw en/of van gronden dient voor het parkeren van auto's te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
  3. c. indien het gebruik van een gebouw en/of gronden daar aanleiding toe geeft, dient te worden voorzien in voldoende ruimte voor laden en lossen;
  4. d. voor het bepalen van de benodigde parkeergelegenheid en/of de ruimte voor laden en lossen dient te worden voldaan aan het parkeerbeleid van de gemeente Hulst, zoals geldend ten tijde van de aanvraag voor een omgevingsvergunning;
  5. e. de parkeervoorzieningen als bedoeld onder a en b en de ruimte voor laad- en losvoorzieningen als bedoeld onder c dienen in stand te worden gehouden.

45.4 Werking wettelijke regeling

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 46 Overgangsrecht

46.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in sub a met maximaal 10%.
  3. c. sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

46.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde in sub a te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

46.3 Hardheidsclausule

Voor zover toepassing van het overgangsrecht gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard voor een of meer natuurlijke personen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan grond en opstallen gebruiken in strijd met het voordien geldende bestemmingsplan kan het bevoegd gezag ten behoeve van die persoon of personen van dat overgangsrecht afwijken.

Artikel 47 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Buitengebied Hulst, 3e herziening'.

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van
………………………
De voorzitter, De griffier,
………. ………

Bijlagen Bij Regels

Bijlage 1 Staat Van Horeca-activiteiten

Bijlage 2 Vrijstellingenkaart

Bijlage 3 Staat Van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 4 Nieuwe Economische Dragers

Bijlage 5 Lijst Van Cultuurhistorische Waardevolle Bebouwing

Bijlage 6 Staat Van Kleinschalige Bedrijfsmatige Activiteiten

Bijlage 7 Voorwaardelijke Verplichtingen

Bijlage 8 Akoestisch Onderzoek Gasterij De Kleine Vogel

Bijlage 9 Passende Beoordeling Recreatieve Ontwikkelingen Hedwigepolder

Bijlage 10 Landschappelijke Inpassing Zoetwaterbassins Zeeland

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding En Doel

In mei 2013 is het bestemmingsplan Buitengebied Hulst vastgesteld. In de jaren daarna zijn diverse planologische procedures doorlopen (zoals partiele herzieningen, wijzigingsplannen en paraplubestemmingsplannen) die aanleiding geven tot een herziening van het voornoemde bestemmingsplan. Daarnaast zijn er nog een aantal noodzakelijke wijzigingen die moeten worden doorgevoerd en wenst de gemeente bepaalde onderdelen te herzien. Verder geldt dat de provincie Zeeland een nieuwe Omgevingsvisie en nieuwe Omgevingsverordening heeft vastgesteld en gemeentelijk beleidsstukken nog niet zijn verwerkt in het huidige bestemmingsplan. Het opstellen van een herziening van het bestemmingsplan voor het buitengebied is derhalve wenselijk.

1.2 Ligging En Begrenzing Plangebied

De gronden waarop deze derde herziening betrekking heeft, liggen binnen het plangebied van het bestemmingsplan buitengebied van de gemeente Hulst. De wijzigingen van de planregels hebben betrekking op het gehele plangebied van het bestemmingsplan Buitengebied. De plangrens betreft derhalve de plangrens van het bestemmingsplan Buitengebied (zoals vastgesteld op 16 mei 2013) die op onderdelen is aangepast. De kernen - met uitzondering van Emmadorp, Absdale en andere gehuchten en buurtschappen - maken geen deel uit van het plan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0677.bpbuitengeb3herzie-001V_0001.png"

Figuur 1.1 Plangrens bestemmingsplan Buitengebied

1.3 Geldende Bestemmingsplannen

In tabel 1 zijn de bestemmings- en wijzigingsplannen weergegeven die in de huidige situatie naast het bestemmingsplan Buitengebied Hulst uit 2013 van kracht zijn voor het plangebied. Deze worden geheel of gedeeltelijk vervangen door onderhavige herziening.

Naam Plan Datum vaststelling
1 Landgoed aan de Heerstraat Bestemmingsplan 17-feb-11
2 Molenstraat 7 Kuitaart Bestemmingsplan 9-jun-11
3 Uitbreiding recreatiecentrum De Vogel Bestemmingsplan 16-mei-13
4 Buitengebied Hulst Bestemmingsplan 16-mei-13
5 Gronddepot Clingeweg Hulst Omgevingsvergunning 29-mei-13
6 Vercauterenweg 3 Nieuw-Namen Wijzigingsplan 3-dec-13
7 Hertogin Hedwigepolder Inpassingsplan 10-feb-2014
8 Voormalige school Terhole Bestemmingsplan 12-jun-14
9 1e herziening bestemmingsplan Buitengebied Hulst -
Vylainlaan 14 Heikant
Bestemmingsplan 25-sep-14
10 Buitengebied 6e herziening (Roverbergsedijk 13, Lamswaarde) Wijzigingsplan 10-mrt-15
11 Buitengebied Hulst, deelgebied Meerdijk 6 Kuitaart Bestemmingsplan 14-jul-15
12 Herziening Grote Putting Bestemmingsplan 18-aug-15
13 Duivenhoeksestraat 30 Kloosterzande Wijzigingsplan 22-sep-15
14 Landgoed Warandestraat Sint Jansteen Bestemmingsplan 1-okt-15
15 Sint Josephstraat 11 Hengstdijk Bestemmingsplan 17-dec-15
16 Buitengebied 7e herziening - Noordstraat 24 Walsoorden Bestemmingsplan 19-jan-16
17 N258-parallelweg Absdale - Hulst Bestemmingsplan 16-feb-16
18 Buitengebied 8e herziening (Tolweg 109 Absdale) Bestemmingsplan 31-aug-16
19 Bossestraat 145 Vogelwaarde Wijzigingsplan 23-sep-16
20 Landgoed Ellestraat Heikant Bestemmingsplan 13-okt-16
21 Buitengebied 9e herziening (Schapendijk 5 Kloosterzande) Bestemmingsplan 3-feb-17
22 Buitengebied 10e herziening (Notendijk 40, Terhole) Wijzigingsplan 3-feb-17
23 Zoutestraat 67-91 Hulst Bestemmingsplan 23-feb-17
24 Parapluherziening Huisvesting Arbeidsmigranten Bestemmingsplan 23-feb-17
25 Zeildijk 1 Terhole Wijzigingsplan 4-mei-17
26 Cambrondijk 19 en Cambronsestraat 7 Wijzigingsplan 6-jun-17
27 Bestemmingsplan Archeologische en Aardkundige waarden Bestemmingsplan 8-jun-17
28 Absdaalseweg 70 Hulst Bestemmingsplan 13-jul-17
29 Kwikstraat 4 Kloosterzande Wijzigingsplan 8-aug-17
30 Groot Eiland Hulst Bestemmingsplan 28-sep-17
31 Hooglandsedijk 9 Ossenisse Wijzigingsplan 11-nov-17
32 Sasdijk 38 Vogelwaarde Wijzigingsplan 5-dec-17
33 Molenweg 3, Walsoorden Bestemmingsplan 20-feb-18
34 Dwarsstraat 9 Graauw Bestemmingsplan 8-mrt-18
35 11e herziening bestemmingsplan Buitengebied (Drogendijk 1a Walsoorden) Bestemmingsplan 8-mrt-18
36 Havendijk 3 Terhole Wijzigingsplan 29-mrt-18
37 Vormverandering bouwvlak Grindweg naar Hortenisse 3 Wijzigingsplan 17-apr-18
38 Meloweg 4 Graauw Wijzigingsplan 4-jun-18
Kijkuitstraat 11-13 Clinge Bestemmingsplan 18-jun-18
39 Havik 6 Hulst Wijzigingsplan 28-jun-18
40 Zoutestraat 103 en 105 Hulst Bestemmingsplan 4-jul-18
41 Kwikstraat 2 Kloosterzande Wijzigingsplan 3-sep-18
42 Oude Graauwsedijk 1 en 2a Graauw Bestemmingsplan 27-sep-18
43 RVR Mulderstraat 2 Hulst, Zandbergestraat 25 Graauw en
Langestraat 2 Nieuw-Namen
Bestemmingsplan 18-apr-19
44 Havendijk 7 Terhole Wijzigingsplan 3-mei-19
45 Buitengebied Hulst-Partiële herziening Hulsterweg 79 Kuitaart Bestemmingsplan 27-jun-19
46 RVR Zeildijk 81 Hulst en Zandbergsestraat 14 Graauw Bestemmingsplan 27-jun-19
47 Havikdijk 6 (2) Wijzigingsplan 17-okt-19
48 Oud Ferdinandusdijk 7 Hulst Bestemmingsplan 12-dec-19
49 Parallelweg 2 Nieuw-Namen Bestemmingsplan 17-dec-19
50 Meerdijk 4 Kuitaart Wijzigingsplan 20-feb-20
51 Absdaalseweg 68 Hulst Wijzigingsplan 24-jun-20
52 Hontenissestraat 16 Hulst Bestemmingsplan 9-jul-20
53 Verplaatsen woning Drie Gezustersdijk 41 Vogelwaarde naar
Meloweg ong. Graauw
Bestemmingsplan 1-okt-20
54 Mispad 1a Kuitaart Bestemmingsplan 17-dec-20
55 Heuvelstraat 2 Heikant Bestemmingsplan 17-dec-20
56 Herinrichting Kruispolder Bestemmingsplan 12-jan-21
57 Panoramaheuvel Hedwige-Prosperproject Omgevingsvergunning 12-mrt-2021
58 Veldstation Omgevingsvergunning 12-mrt-2021
59 Buitengebied, Heuvelstraat 1, Warandastraat 4 Bestemmingsplan 5-apr-21
60 Schenkeldijk 9-11 Graauw, Kleine Bagijnestraat 2 Hulst Bestemmingsplan 10-jun-21
61 Partiële herziening bestemmingsplan Buitengebied (Zandstraat ong tussen 32a en 32b Hulst) Bestemmingsplan 15-jul-21
62 Roskamstraat 42a Kapellebrug Bestemmingsplan 11-nov-21
63 Koninginnestraat 11 Nieuw-Namen Bestemmingsplan 16-dec-21
64 Partiële herziening bestemmingsplan Buitengebied
(Plattelandswoning Paalseweg 9 Graauw)
Bestemmingsplan 24-feb-22
65 Absdaalseweg 70, Hulst Bestemmingsplan 9-jun-22
65 Frederik Hendrikstraat ong., Lamswaarde Bestemmingsplan 1-nov-2022
66 Buitengebied (Zandstraat 59, Zandstraat ong tussen 30 en 32 Hulst Bestemmingsplan 10-nov-22
67 Clinge-West Bestemmingsplan 10-nov-22
68 Buitengebied (plattelandswoning Grootmoedersdijk 5 Kuitaart) Bestemmingsplan 20-dec-22
69 Plattendijk 4 Hulst Wijzigingsplan 1-jan-23
70 Kalverdijk 17, Walsoorden Wijzigingsplan 30-jan-2023
71 Buitengebied (Ruimte voor Ruimte, Vogeldijk 6, Hengstdijk) Bestemmingsplan 8-juni-2023
72 Drie gezustersdijk 11b Wijzigingsplan 27-jun-2023
73 Buitengebied (Ruimte voor Ruimte, Noordstraat 3, Walsoorden) Bestemmingsplan 4-juli-2023
74 Buitengebied Hulst, Landgoed Looberghe Sint Jansteen Bestemmingsplan 13-juli-2023

Tabel 1.1 Overzicht geldende ruimtelijke plannen

1.4 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 van de toelichting wordt de opzet en inhoud van onderhavige herziening van het bestemmingsplan beschreven. Vervolgens komt in hoofdstuk 3 het relevante Rijksbeleid, provinciaal en gemeentelijk beleid aan de orde. Hoofdstuk 4 bevat een inhoudelijke beschrijving van het plan. Hoofdstuk 5 gaat over de omgevingsaspecten die voor dit plangebied relevant zijn. Hoofdstuk 6 beschrijft de juridische opzet waarbij de planregels en verbeelding worden besproken. Tot slot volgt in hoofdstuk 7 een beschrijving van de uitvoerbaarheid van het plan en de resultaten van het wettelijk overleg en de ter inzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan.

Hoofdstuk 2 Opzet En Inhoud Herziening

2.1 Inleiding

Onderhavig bestemmingsplan heeft betrekking op de volgende punten:

  • Aanpassing verbeelding bestemmingsplan Buitengebied Hulst;
  • Aanpassing planregels bestemmingsplan Buitengebied Hulst;
  • Vertaling provinciaal en gemeentelijk beleid naar het bestemmingsplan Buitengebied Hulst;

Deze onderwerpen lichten we hierna toe. Het hoofddoel is het actualiseren van het bestemmingsplan zodat de systematiek en opbouw zoveel mogelijk aansluiten bij onze andere bestemmingsplannen en dat er zo min mogelijk losse partiële herzieningen zijn in aanloop naar een Omgevingsplan voor de gemeente Hulst.

2.2 Verbeelding

Het in 2013 vastgestelde bestemmingsplan dient op onderdelen te worden gewijzigd en aangevuld. Daarbij gaat het onder andere om het verwerken van diverse planologische procedures die in de loop der jaren daarna hebben geleid tot wijziging van de verbeelding. Dit leidt er toe dat de verbeelding op ruim 200 locaties wordt aangepast. Uitgangspunt hierbij is dat op de verbeelding de wijzigingen in verwerkt zijn.

De wijzigingen van de verbeelding zijn onder te verdelen in de volgende categorieën:

  • overnemen van reeds doorlopen en onherroepelijke planologische procedures (bestemmings- en wijzigingsplannen);
  • wijzigingen als gevolg van aanpassing gemeentelijk en provinciaal beleid, zie ook paragraaf 3.3;
  • reparaties/correcties. Dit zijn situaties die bij de vaststelling van het geldende bestemmingsplan Buitengebied Hulst niet of niet juist zijn overgenomen;
  • overige kleine wijigingen op perceelsniveau.

2.3 Planregels

De wijzigingen van de planregels worden verwerkt in de planregels van het bestemmingsplan

Buitengebied Hulst (het zogenoemde moederplan, inclusief herzieningen). Hierbij gaat het om:

  • wijzigingen in verband met vertaling van gemeentelijk en provinciaal beleid;
  • aanpassen en gelijkstellen met de planregels in het bestemmingsplan Kernen Hulst, inclusief eerste herziening. Dat bestemmingsplan is van recentere datum, bevat de meeste actuele planregels en is een prettig werkend systeem;
  • vertaling van gemeentelijke beleidsregels.

In de planregels worden de toevoegingen/wijzigingen geel gemarkeerd, tekstuele wijzigingen grijs en regels die worden geschrapt door middel van een doorhaling. Hierbij is uiterste zorgvuldigheid betracht. Niet is uit te sluiten dat een planregel abusievelijk niet geel of grijs is gemarkeerd maar wel is gewijzigd. Om zeker te zijn dat een planregel is aangepast, dient deze herziening te worden vergeleken met het voorheen geldende bestemmingsplan.

Van belang is dat de niet gemarkeerde/doorgehaalde regels en die ook niet zijn gewijzigd niet opnieuw ter discussie gesteld kunnen worden omdat deze enkel een informatieve rol in deze herziening vervullen.

2.4 Nieuwe Planwijzigingen

Naast voornoemde wijzigingen zijn er op perceelsniveau ook een aantal wijzigingen. Dit zijn plannen waarvoor andere een aparte planprocedure had worden gevoerd, maar nu kunnen meeliften op onderhavig bestemmingsplan.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Inleiding

Dit hoofdstuk gaat in op de beleidskaders die van belang zijn voor voorliggend bestemmingsplan. Daarbij gaat om de ruimtelijke beleidskaders op Rijks-, provinciaal en gemeentelijk niveau. Daarbij geldt dat dit een beperkte toelichting is, aangezien het grotendeels om een conserverend bestemmingsplan gaat en geen ontwikkelplan.

3.2 Rijksbeleid

3.2.1 Nationale Omgevingsvisie

In september 2020 is de 'Nationale Omgevingsvisie; Duurzaam perspectief voor onze leefomgeving' (Novi) vastgesteld. Dit is de opvolger van de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). Hierin geeft het Rijk grotendeels in lijn met het SVIR een langetermijnvisie (tot 2050) op de toekomst en de ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland. Trends en ontwikkelingen, zoals klimaatverandering, verstedelijking, de overgang naar duurzame vormen van energie en een circulaire economie, hebben invloed op de leefomgeving. Het doel is de kwaliteit van de leefomgeving te behouden en zoveel mogelijk te versterken. In deze visie zijn de keuzes ten aanzien van deze ontwikkelingen beschreven. Op nationale belangen wil het Rijk sturen en richting geven.

De toename in het aantal woningen, bedrijfsruimten en kantoren, de toenemende druk op de infrastructuur en de energietransitie beïnvloeden de leefomgevingskwaliteit. Aspecten als veiligheid, (sociale) leefbaarheid, ruimtelijke kwaliteit, landschap, natuur, biodiversiteit en gezondheid dienen daarom meegenomen te worden in een gedegen belangenafweging. Door het intensievere gebruik van grond en de groei van steden zal de druk op gezondheid toenemen. Daarnaast bestaat er een grote opgave om de gebouwde omgeving in 2050 CO2 arm, klimaatbestendig en natuurinclusief te maken. Met de toenemende woningvoorraad zal de bereikbaarheid onder druk komen te staan. In de huidige situatie zijn al knelpunten te signaleren. Het beter benutten, uitbreiden en verknopen van de verschillende (inter)nationale, regionale en lokale netwerken is daarom essentieel. Bereikbaarheid, maar ook een aantrekkelijke, groen, veilige en gezonde leefomgeving dragen daarnaast bij aan het versterken van het ruimtelijk-economisch vestigingsklimaat. Voorliggende herziening is niet in strijd met deze uitgangspunten.

3.2.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (2012)

Eén van de belangrijkste instrumenten vanuit het Rijksbeleid is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Het Barro is de juridische vertaling van de kaderstellende uitspraken die vanuit nationaal ruimtelijk beleid zijn geformuleerd en stelt beperkingen aan de besluitvormingsmogelijkheden op lokaal niveau. De regels van het Barro moeten in acht worden genomen bij het opstellen van provinciale ruimtelijke verordeningen en bestemmingsplannen en werken op die manier door tot het niveau van de lokale besluitvorming. Door de nationale belangen vooraf in bestemmingsplannen te borgen, wordt met het Barro bijgedragen aan versnelling van de besluitvorming bij ruimtelijke ontwikkelingen en vermindering van de bestuurlijke drukte.

Een aantal onderwerpen is geregeld in de bij het Barro behorende Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro). Volgens de kaart behorend bij het Rarro is het plangebied gelegen binnen het radarverstoringsgebied van radarstation Woensdrecht. In een gebied rondom dit radarstation dient rekening te worden gehouden met de functionele bruikbaarheid daarvan. Rondom dit radarstation mogen geen bestemmingen worden opgenomen die het oprichten van bouwwerken mogelijk maken die door hun hoogte onaanvaardbare gevolgen kunnen hebben voor de werking van de radar. Binnen het geldende bestemmingsplan is hiermee rekening gehouden. De regels wijzigen op dit punt niet.

3.3 Provinciaal Beleid

3.3.1 Omgevingsvisie Zeeland 2021

De Provincie Zeeland heeft de Zeeuwse Omgevingsvisie op 11 november 2021 vastgesteld. Deze visie benoemd de vier Zeeuwse ambities voor 2050 voor de kwaliteit van de fysieke leefomgeving in de provincie Zeeland. Deze sluiten aan bij de prioriteiten van de NOVI en geven daar een Zeeuwse invulling aan. De Zeeuwse ambities geven richting aan al het provinciale beleid en de uitvoering daarvan. Verder bestaat de visie uit twee delen: deel A en deel B.

In Deel A staan de strategische doelen voor de periode tot 2050 onderverdeeld in vier centrale ambities verwoord. De uitdagingen en ambities voor Zeeland, alsmede de Zeeuwse kernkwaliteiten worden daarin beschreven en geven richting aan de beleidsdoelstellingen en acties voorde kortere termijn (tot 2030). In Deel B wordt het beleid voor de periode tot 2030 vormgegeven. Dit beleid is onderverdeeld in doelen voor 2030, de huidige situatie, acties voor de periode tot 2030 én afwegingsfactoren voor de uitvoering. Er zijn 27 thema’s (bouwstenen) uitgewerkt die samen met de omgeving geselecteerd zijn. Bij deze thema’s is het beleid voor de komende 10 jaar weergegeven.

Deel A

De uitdagingen voor Zeeland bestaan voornamelijk uit de klimaatverandering, stijging van de zeespiegel, afname van biodiversiteit, andere bevolkingssamenstelling door vergrijzing. Deels is het de uitdaging te behouden wat er is, deels is het de uitdaging in te spelen op de ontwikkelingen die komen gaan. Om deze uitdagingen het hoofd te bieden en tegelijkertijd te werken aan brede welvaart, beschrijft de Zeeuwse Omgevingsvisie vier Zeeuwse Ambities voor 2050. Deze ambities betreffen:

  1. 1. uitstekend wonen en werken in Zeeland;
  2. 2. balans in grote wateren en het landelijk gebied;
  3. 3. een duurzame en innovatieve economie;
  4. 4. een klimaatbestendig en CO2-neutraal Zeeland.

Deze vier Zeeuwse ambities vragen om een goede afweging van keuzes, zowel op regionaal als op lokaal niveau.

Deel B

In deel B staat per thema aangegeven welke instrumenten worden ingezet om de doelen tot 2030 te bereiken. Gezien de grootte en de complexiteit van de uitdagingen, zijn de ambities echter alleen te halen als iedereen de keuze maakt die zoveel mogelijk bijdraagt aan deze ambities. Hiervoor zijn afwegingsfactoren beschreven en wordt een ‘beste keuze hulp’ gemaakt. De afwegingsfactoren sluiten aan op het NOVI van het Rijk en verwijzen onder meer naar de Zeeuwse kernkwaliteiten. Deze zijn vertaald naar vier afwegingsfactoren voor Zeeland:

  1. 1. Doe meer met minder grond;
  2. 2. Werk samen en deel kosten en baten;
  3. 3. Maak gebruik van de Zeeuwse kernkwaliteiten;
  4. 4. Denk aan de toekomst en aan de rest van de wereld.

Conclusie

Onderhavig bestemmingsplan draagt, met het mogelijk maken van een regeling voor waterbassins en het landschappelijk inpassen van schuilgelegenheden (zie hierna hoofdstuk 4), mede bij aan het behalen van deze opgaven. Middels deze herziening wordt meer toegestaan voor waterbassins buiten het bouwvlak, onder voorwaarden dat deze dient te voldoen aan een geschikte landschappelijke inpassing. Het college is bevoegd de bijlage bij de regels als beleidsregel te wijzigen in overeenstemming met de verleende vergunning. Het gebruik van de gronden is alleen dan toegestaan indien een goede landschappelijke inpassing is gerealiseerd en duurzaam in stand wordt gehouden.

3.3.2 Omgevingsverordening Zeeland

De Omgevingsverordening Zeeland is vastgesteld op 7 oktober 2022. Deze omgevingsverordening vervangt de Omgevingsverordening Zeeland 2018. De omgevingsverordening wordt selectief ingezet en biedt waar mogelijk ruimte voor regionaal en lokaal maatwerk. Voor een belangrijk deel gaat de provinciale Omgevingsverordening om regels die betrekking hebben op het buitengebied. Voor onderhavig bestemmingsplan is artikel 5.32 (Bestaande natuur), artikel 5.33 (Agrarisch gebied van ecologische betekenis) en artikel 5.34 (Natuurontwikkelingsgebieden) van de Omgevingsverordening relevant, in verband met wijziging van de begrenzing en beheertypen van het natuurnetwerk in het kader van de planwijziging 2020 van het Natuurbeheerplan Zeeland 2016. Deze wijziging is verwerkt in de verbeelding.

3.4 Gemeentelijk Beleid

3.4.1 Structuurvisie Hulst

De Structuurvisie Hulst uit 2012 beschrijft vijf thema's die de gemeente samen met de gemeenten Terneuzen en Sluis heeft opgesteld om de onderscheidende kwaliteiten van Zeeuws-Vlaanderen beter voor het voetlicht te brengen. Deze thema's zijn:

  1. 1. Versterken economische basis;
  2. 2. Boeien en binden van mensen en bezoekers (promotie);
  3. 3. Vergroten ruimtelijke en natuurlijke kwaliteiten;
  4. 4. Partnerschap (werp de blik naar buiten en zoek coalities);
  5. 5. Regionale samenwerking (eendracht maakt macht).

De structuurvisie noemt enkele opgaven die van belang zijn voor het plangebied, namelijk:

  • Natuur- en landschapsontwikkeling;
  • Het versterken van de belangrijke agrarische sector;
  • Verbeteren van het waterhuishoudkundig systeem.

Natuur- en landschapsontwikkeling

De wijzigingen vanuit provinciaal beleid ten aanzien van Agrarisch met waarden - Natuur- enlandschapswaarden en Natuur worden overgenomen in onderhavig bestemmingsplan. Dit draagt bij aan natuur- en landschapsontwikkeling.

Het versterken van de belangrijke agrarische sector

Van oudsher vormt de agrarische sector een belangrijke sector in de gemeente Hulst. Er zijn verschillende ontwikkelingen nodig om de agrarische sector toekomstbestendig te maken, zoals schaalvergroting, intensivering, specialisatie en product- en teeltvernieuwing. Zo dient er te worden opgeschaald en dienen externe milieubeperkingen te worden verminderd. Door de regeling over horeca, aanpassing van de regeling van de Nieuwe Economische Dragers (NED) en de waterbassins draagt het bestemmingsplan aan het versterken van de agrarische sector.

Verbeteren van het waterhuishoudkundig systeem

Het waterhuishoudkundig systeem van de gemeente Hulst is gestoeld op twee gemalen, gemaal Campen en gemaal Paal. De huidige waterafvoer van het oppervlaktewatersysteem heeft een beperkte buffercapaciteit. Daarnaast vraagt de klimaatverandering ook om extra afvoer- en bergingscapaciteit. Het is daarom wenselijk extra bufferruimte te creëren voor retentie en waar mogelijk de hydraulische afvoercapaciteit te vergroten. Wenselijk is om in de directe omgeving van de gemalen extra bufferruimte te creëren voor retentie. Door het opnemen van een regeling voor waterbassins draagt het bestemmingsplan aan deze doelstelling.

Conclusie

Met de voorgestane wijzigingen (zie paragraag 4.2) in deze herziening levert dit plan een bijdrage aan het behalen van deze opgaven.

3.4.2 Toeristisch ontwikkelingsplan 2022-2026

Vrijetijdseconomie is al decennialang een belangrijke economische drager voor de gemeente Hulst. Een goed toeristisch voorzieningenniveau draagt bij aan de leefbaarheid van de gemeente voor de eigen bewoners. De gemeente Hulst streeft ernaar om de aantrekkingskracht van Hulst te behouden en te vergroten. Hiervoor zijn nieuwe impulsen nodig. Daarom heeft de gemeente Hulst het Toeristisch ontwikkelingsplan 2022-2026 opgesteld. Dit toeristisch ontwikkelplan is het resultaat van een proces waarin de gemeente is gestart met de evaluatie van het toeristisch ontwikkelplan gemeente Hulst 2016-2020. Hierin is een terugblik gegeven van alle projecten welke aan de hand van het ontwikkelplan zijn uitgevoerd. De bestuurlijke opdracht was om het lopende toeristisch ontwikkelplan als vertrekpunt te nemen en deze te actualiseren.

Daartoe zijn vijf thematische rondetafelgesprekken met ondernemers en organisaties gevoerd over de ontwikkelrichtingen. Dit is gedaan op de thema’s:

  • Natuur en landschap;
  • Verblijven;
  • Beleven;
  • Culinair;
  • Promotie en evenementen.

De voorkeuren en prioriteiten welke in de opvolgende opiniërende bijeenkomst zijn meegegeven zijn verwerkt in het Toeristisch ontwikkelplan 2022-2026.

Speerpunten

Hulst, met haar bijzondere ligging aan de Schelde, heeft de mooiste vestingstad van Nederland en heeft hierbij een duidelijk onderscheidend productaanbod binnen, op en buiten de vesting, waarbij de koppeling tussen de vesting, de Schelde en het daar tussen liggende gebied van polders, linies en kreken zowel in fysieke zin als in de beleving van ondernemers en recreanten is gerealiseerd.

De gemeente blijft dus inzetten op de speerpunten:

1. Versterk de vesting

2. Versterk de Scheldekust

3. Versterk de verbinding tussen vesting en Schelde.

Vanuit het uitvoeringsprogramma zetten we de komende jaren verder in op:

Versterk de vesting

  • De inrichting van het openbaar gebied binnen de vesting zoals benoemd in Visie Vestingstad;
  • Een verdere uitrol van de toeristische bewegwijzering en informatieborden op de vestingwallen en in de binnenstad;
  • Het vergroten van de belevingswaarde van de noordwestzijde van de vesting waar onlangs het museum is geopend en het filmtheater in aanbouw is. Dit deel van de vesting ontwikkeld zich zo tot het culturele hart van Hulst.

Versterk de Scheldekust

  • Samen met het grenspark toeristisch recreatief versterken van de Scheldedorpen Walsoorden, Zeedorp, Emmahaven, Paal en Baalhoek. Dit doen we door uitvoering te geven aan de hiervoor samen met bewoners opgestelde plannen. De met de bewoners uitgewerkte ontwerpen worden in 2023 uitgevoerd. De breed gedragen ontwerpen blijven ons uitgangspunt;
  • Realiseren we belevingspunten tussen de Scheldedorpen. De ontwikkelingen langs de Scheldekust pakken we op als onderdeel van de ontwikkeling van Grenspark Groot Saeftinghe.

Versterk de verbinding tussen vesting en Schelde.

  • Om de verbinding tussen de vesting en de Scheldekust te versterken brengen we de toeristische basisinfrastructuur verder op orde. De bebording welke we hebben ontwikkeld laat ook bijzondere elementen in onze dorpen en ons landschap op een herkenbare en aantrekkelijke manier zien. Dit doen we ook samen met het grenspark.
  • Om de verbinding te versterken maken we de oude linies weer beter zichtbaar in het landschap en maken we het verhaal van de linies bovendien beleefbaar. Ook versterken we de zichtbaarheid van oude en huidige grenzen.

3.4.3 Gebiedsagenda Grenspark Groot Saeftinghe

De ontwikkelingen binnen het toeristisch ontwikkelingsplan passen ook binnen de grensoverstijgende gebiedsagenda van het Grenspark Groot Saeftinghe. Het ontwikkelde ruimtelijk concept voor Groot Saeftinghe bestaat uit vier planlagen:

  1. 1. Drie-eenheid: we willen de synergie tussen natuur, landbouw en haven versterken, door technologische en ruimtelijke innovaties te stimuleren, nieuwe belevingsmogelijkheden te creëren en gezamenlijke business cases op te zetten;
  2. 2. Groenblauw netwerk: hierin stellen we voor de kreken en dijken uit te bouwen tot een robuuste ecologische structuur en een samenhangend wandelnetwerk, gecombineerd met maatregelen voor verduurzaming van het waterbeheer en agrarische structuurversterking;
  3. 3. Onthaalstructuur: we zorgen voor een betere bereikbaarheid en ontsluiting van het Grenspark, door de aanleg van onthaalpoorten, aantrekkelijke fietsverbindingen en bijzondere attracties bij de zogemaamde 'Grensparkiconen', namelijk Emmadorp, Panoramatoren in de Hedwige, Prosperdorp en (Ouden) Doel. De onthaalstructuur vormt de basis voor een breder voorzieningen activiteitenprogramma op het gebied van natuurbeleving, kunst, natuur- en erfgoededucatie, verblijf en gastronomie;
  4. 4. Parkhart Groot Saeftinghe: tussen Emmadorp en Ouden Doel komt het Parkhart, waar de bezoekers alle facetten van het Grenspark in kort bestek kunnen beleven en van waaruit de andere delen van het Grenspark te verkennen zijn, met Emmadorp als educatief natuurcentrum, de Prospersite als centrale onthaalpoort, de Panormaheuvel als ultieme natuurbelevingsplek in het getijdengebied en de Schelde-oever bij Ouden Doel als havenzicht en waterpoort.

Het bestemmingsplan Buitengebied maakt ontwikkelingen binnen de verduurzaming voor het waterbeheer, robuuste ecologische structuren en de mogelijkheden voor agrarische structuurversterking mogelijk. Op deze manier wordt de visie verwerkt in regelgeving.

3.4.4 Nota (pseudo-)horeca in het buitengebied

Er is een sterke toename merkbaar van (pseudo-)horecavestigingen in het buitengebied, variërend van theetuinen tot landbouwschuren die compleet zijn ingericht voor feesten en partijen. Om een wildgroei van horecavarianten in het buitengebied te voorkomen, heeft de gemeente in 2013 een beleidskader vastgesteld waarbij grenzen en voorwaarden worden gesteld aan horecamogelijkheden op het platteland. Voor de gemeente Hulst worden in die zin mogelijkheden gezien voor ondersteunende horeca en kleinschalige horeca. Voor agrarische bedrijven die willen omschakelen naar (grootschalige) horecabedrijven kan, indien gewenst, de Nieuwe Economische Dragersregeling een uitkomst bieden. Het beleidskader wordt overgenomen in onderhavige herziening. Deze volwaardige horeca is geen onderdeel van dit beleidskader.

3.4.5 Nota Ruimtelijke Kwaliteit voor Hulst (welstandsnota)

De gemeente heeft in 2016 de 'Nota Ruimtelijke Kwaliteit' opgesteld welke als basis dient voor het adviseren over schetsplannen en vergunningaanvragen. Deze nota is in 2022 herzien. Hierbij is ervoor gekozen om geen grote beleidswijzigingen door te voeren. Dit conform de inventarisatie in het kader van de ambitienota invoering Omgevingswet, waarbij het merendeel de gemeenteraad het erover eens blijkt te zijn dat het “Welstandstoezicht” zoveel mogelijk gehandhaafd moet blijven. Ook uit de informatiesessie welke op 8 september 2021 met de gemeenteraad is gehouden, kwam niet naar voren dat er grote wijzigingen zouden moeten plaatsvinden. Dit betekent dat wordt vastgehouden aan het motto: “sturen waar het moet en loslaten waar het kan”, middels een gebiedsgericht kwaliteitsbeeld. Met de Nota Ruimtelijke Kwaliteit wordt gestreefd om het maatschappelijk doel van de omgevingswet als het gaat om het bereiken en in stand houden van een goede omgevingskwaliteit, te behalen.

Voor een groot aantal soorten bouwwerken is geen vergunning en/of welstandsadvies vereist. Om geen onnodige regeldruk voor burgers en bedrijven te veroorzaken, maar om tegelijkertijd wel de kwaliteit van de gebouwde omgeving te borgen is een onderscheid gemaakt in beoordelingsniveaus: bijzonder, normaal, soepel en vrij. In het buitengebied geldt het niveau 'normaal' voor het gebied met landschappelijke, cultuurhistorische of natuurwaarden en het niveau 'soepel' voor het resterende gedeelte van het buitengebied. Zie hiervoor afbeelding 3.1.

De gebieden met beoordelingsniveau bijzonder of normaal zijn in het huidige bestemmingsplan bestemd als 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden'of 'Natuur'. De gebieden met beoordelingsniveau soepel zijn voornamelijk bestemd als 'Agrarisch'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0677.bpbuitengeb3herzie-001V_0002.png"

Afbeelding 3.1: beoordelingsniveaus ruimtelijke kwaliteit gemeente Hulst

3.4.6 Beoordeling en conclusie

De planologische uitgangspunten van onderhavig bestemmingsplan passen in en dragen bij aan het behalen van de doelstellingen van het gemeentelijk beleid.

Hoofdstuk 4 Planbeschrijving

4.1 Inleiding

Dit hoofdstuk bevat een toelichting op de beleidsmatige wijzigingen die het bestemmingsplan doorvoert. Daarbij geldt dat het bepaalde in dit hoofdstuk niet juridisch bindend is. Enkel aan de planregels kunnen rechten worden ontleend.

4.2 Wijzigingen

Beleidsmatige wijzigingen

1. Minicampings

Bij ieder agrarisch bedrijf is nu rechtstreeks een minicamping toegestaan van 15 eenheden. Het is mogelijk om af te wijken voor maximaal 25 plaatsen in het zomerseizoen. In deze herziening komt de voorwaarde te vervallen dat alleen in het zomerseizoen meer plaatsen zijn toegestaan. Dat kan nu het hele jaar. Daarbij geldt dat het aantal is verhoogd van 25 naar 35 plaatsen. Omdat voor een minicamping ook een spuitvrije zone moet worden aangehouden wordt een voorwaarde opgenomen dat geen standplaatsen zijn toegestaan binnen 50 meter van een fruitboomgaard.

2. Schuilgelegenheid hobbymatig

Per agrarisch bedrijf is nu maximaal 50 m2 bebouwing toegestaan buiten het bouwvlak voor schuilgelegenheden en melkstallen. Er is behoefte aan een vergelijkbare regeling voor hobbymatig vee. In deze herziening wordt een regeling opgenomen waarin afwijken onder voorwaarden mogelijk is voor maximaal 50 m2 aan schuilgelegenheden aansluitend aan het woonperceel van aanvrager/initiatiefnemer.

3. Sleufsilo's en kuilvoerplaatsen

In artikel 3.2.2 en 5.2.2 zijn sleufsilo's en kuilvoerplaatsen toegestaan aansluitend aan het bouwvlak tot een hoogte van 3 meter en een oppervlakte van 2 hectare. In de algemene bouwregels bij de agrarische bestemmingen is opgenomen dat sleufsilo's uitsluitend binnen het bouwvlak mogen worden opgericht. Bij het vergroten van een agrarisch bouwvlak dienen sleufsilo's binnen het bouwvlak te worden gebracht. Zoals nu opgenomen is er een tegenstrijdigheid. De bepalingen dat sleufsilo's en kuilvoerplaatsen binnen het bouwvlak moeten worden gerealiseerd of gebracht komt te vervallen.

4. Kleinschalige windturbines en zonnevelden

Buiten de aangewezen concentratiegebieden voor windenergie in de provincie Zeeland is het mogelijk om kleine windturbines (tot 20 meter tiphoogte) te realiseren. Deze mogelijkheid is nog niet opgenomen in het huidige bestemmingsplan. In de Beleidsregels zon- en windenergie (22 november 2018) is het gemeentelijk beleid uitgewerkt voor kleine windturbines, zonneparken van meer dan 200 m2 en zon op dak. In deze herziening wordt aangesloten op de beleidsregel en komt een regeling voor kleine windturbines en zonnevelden. Hierbij geldt dat zonneparken tot 200 m² zijn toegestaan volgens het bestemmingsplan, maar hiervoor wel een omgevingsvergunning nodig is.

5. Waterbassins

Grondwateronttrekking voor beregening vindt op grote schaal plaats binnen het gebied met voldoende zoetwatervoorkomen, ongeveer de helft van het grondgebied binnen de gemeente. In de overige gebieden kan het wenselijk en noodzakelijk zijn om zoetwaterbassins per bedrijf toe te passen. Zie Waterreservoirs op bedrijfsniveau. Uit een verkenning van de provincie Zeeland naar landschappelijke inpasbaarheid blijkt dat een bassin van 0.5 ha met een hoogte van 2 meter kan voorzien in het gemiddelde watertekort van 10 ha aan open teelten. Aansluitend aan het agrarisch bouwvlak is een dergelijk bassin goed in te passen. Bij de agrarische bestemmingen wordt een nieuw lid toegevoegd voor het onder voorwaarden afwijken van de bouwmogelijkheden voor een waterbassin aansluitend aan het bouwvlak met een oppervlakte die aantoonbaar aansluit bij de behoefte en een hoogte van 2 meter met een goede landschappelijke inpassing.

6. Intensieve veehouderij (IV)

Onder de bestemmingen 'Agrarisch' (artikel 3) en 'Agrarisch met waarden - Natuur- enlandschapswaarden' (artikel 5) zijn intensieve veehouderijbedrijven als hoofdtak en als neventak voorzien van een passende maatwerk-aanduiding. Deze bedrijven krijgen beperkte groeimogelijkheden. Een neventak mag onder voorwaarden uitbreiden tot 2100 m2. Een hoofdtak groter dan 5000 m2 kan maximaal 10% uitbreiden, kleiner maximaal 20%. Het bouwvlak mag niet worden uitgebreid. In aanvulling hierop is het wenselijk om vergroting van het bouwvlak toe te staan wanneer dit noodzakelijk is in het kader van verduurzaming van de bedrijfsvoering en in het kader van dierwelzijn.

7. Advies AAZ

Voor diverse afwijking- en wijzigingsbevoegdheden wordt advies voorgeschreven van de agrarische adviescommissie. In veel gevallen betreft het gangbare maatregelen waarvan de initiatiefnemer zelf in redelijkheid kan (laten) aantonen dat deze noodzakelijk is voor de continuïteit van de bedrijfsvoering en kan deze ook zonder AAZ-advies ambtelijk worden getoetst. In VZG verband is de lijn dat AAZ-toetsing alleen nodig is voor het vergroten van het bouwvlak van 1.5 ha tot 2 hectare, bij nieuwvestiging en bij een wijziging van een IV-bedrijf of een IV-neventak en verhoging bebouwingspercentage. De overige verplichte AAZ-adviezen komen te vervallen.

8. Wonen - voormalig agrarisch bedrijf (W-vab)

In de relevante artikelen binnen de verschillende agrarische bestemmingen is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor het omzetten van de agrarische bestemming naar de bestemming Wonen met de aanduiding voormalig agrarisch bedrijf. In het artikel over 'Wonen' komt deze aanduiding verder niet voor en worden er geen specifieke regels aan gekoppeld. Alleen in het kader van de NED-regeling zijn specifieke vervolgfuncties toegestaan bij deze aanduiding. In het huidige bestemmingsplan zijn de woningen die eerder zijn omgezet niet afzonderlijk bestemd als W-vab. Dat heeft tot gevolg dat deze categorie formeel niet in aanmerking komt voor een NED-vervolgfunctie. Om hierin te voorzien, is een bepaling opgenomen dat woningen die in een voorafgaand bestemmingsplan op een agrarisch bouwvlak stonden alsnog kunnen worden aangemerkt als W-vab. In eerdere wijzigingsplannen is medewerking verleend voor het vergroten van een W-vab tot 1000 m3 onder voorwaarden (waaronder landschappelijke inpassing). Deze regeling wordt nu opgenomen als binnenplanse wijzigingsbevoegdheid (artikel 3.6.7).

9. Camperplaatsen

Uit toeristisch oogpunt is het toevoegen van camperplaatsen een gewenste ontwikkeling. Camperaars zijn een groeiende groep toeristen die de regio komen bezoeken. Het faciliteren van standplaatsen voor tijdelijk verblijf is daardoor benodigd. Momenteel zijn er zes openbare locaties voor campers in de gemeente Hulst. Dit gaat in totaal om 24 standplaatsen, allen gesitueerd in kernen van de gemeente. Er is momenteel geen officiële camperplaats in het buitengebied (met uitzondering van camping de Vogel en camping Perkpolder).

In het bestemmingsplan Buitengebied Hulst zijn binnen de bestemming Agrarisch rechtstreeks 15 kampeerplaatsen mogelijk. Met omgevingsvergunning is zelfs een uitbreiding tot 25 plaatsen mogelijk. Binnen een woonbestemming was het momenteel niet mogelijk om kampeerplaatsen te realiseren.

Als ook binnen woonbestemmingen deze aantallen worden toegestaan, is er een kans dat er een overaanbod ontstaat. Het is daarom goed om voor toekomstige aanvragen een toetsingskader op te stellen. Dit toetsingskader moet sturen op kwaliteit en het voorkomen van overaanbod van camperplaatsen in het buitengebied.

Er wordt een toetsingskader opgenomen in de regels behorende bij dit bestemmingsplan.

Binnen het huidig beleid zijn op 5 locaties binnen de gemeente openbare parkeerplaatsen beschikbaar gemaakt voor campers. Hierop is de APV van toepassing. Van deze locaties liggen alleen de camperplaatsen bij het bezoekerscentrum Saeftinge in dit bestemmingsplan. De overige liggen voornamelijk binnen het bestemmingsplan Kernen H1. De bestemming van het bezoekerscentrum (specifieke aanduiding in artikel 15 Recreatie – Dagrecreatie) wordt aangevuld met een specifieke functieaanduiding camperplaats, op dezelfde wijze als in Kernen H1.

Naast camperplaatsen op de openbare weg bestaat de mogelijkheid voor mini-campings om plaatsen aan te bieden voor campers. In de begripsbepalingen wordt onder kamperplaats (1.60, met een k) verstaan een camperplaats op de openbare weg en onder kampeermiddel (1.59) onder meer een kampeerauto. Een camper is een kampeerauto en kan daarom rechtstreeks worden toegelaten op standplaatsen voor kampeermiddelen (waaronder minicampings – kleinschalig kamperen). Om verwarring te voorkomen wordt kamperplaats vervangen door camperplaats en kampeerauto door camper.

10. Kleinschalige (pseudo)horeca

De beleidsregel Nota (pseudo-)horeca in het buitengebied (vastgesteld door het college op 5 mrt 2013, bekendgemaakt op 20 mrt 2013) geeft het afwegingskader voor medewerking aan diverse vormen van horeca en evenementen in het buitengebied. Voor ondersteunende horeca, kleinschalige horeca en evenementen wordt nu een passende binnenplanse regeling opgenomen die aansluit bij de beleidsregel zodat niet steeds buitenplans hoeft te worden afgeweken.

11. Landschappelijke inpassing en voorwaardelijke verplichting

In een aantal gevallen is afwijken van de bouw en gebruiksregels mogelijk wanneer voorzien wordt in een goede landschappelijk inpassing en de aanleg en instandhouding hiervan privaatrechtelijk is overeengekomen. Deze mogelijkheid is in verschillende planregels opgenomen. Inmiddels volgt uit jurisprudentie dat vanwege rechtsbescherming de privaatrechtelijke overeenkomst planologisch geborgd dient te worden bijvoorbeeld door het opnemen van een voorwaardelijke gebruiksbepaling gekoppeld aan de uitvoering en instandhouding van de landschappelijke inpassing. Deze bepaling vervangt dan de privaatrechtelijke overeenkomst.

De huidige bepaling luidt:

er wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing, wat in ieder geval inhoudt dat de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing voorafgaand aan verlening van de omgevingsvergunning in een privaatrechtelijke overeenkomst worden vastgelegd;

Deze wordt vervangen door:

een landschapsplan waarin een goede landschappelijke inpassing is vastgelegd maakt deel uit van de aanvraag. Het landschapsplan en de onderdelen waarop een voorwaardelijke instandhoudingsverplichting rust, worden opgenomen in de bijlage bij de regels. Het gebruik van de gronden is alleen dan toegestaan indien een goede landschappelijke inpassing is gerealiseerd en duurzaam in stand wordt gehouden.

Voorwaardelijke verplichtingen:

  • I. Op basis van realiseren bebouwing:

Ter plaatse van de aanduiding 'voorwaardelijke verplichting – landschappelijke inpassing' is het oprichten van een hoofdgebouw, bijgebouwen en bijbehorende bouwwerken uitsluitend toegestaan onder voorwaarde dat het plangebied landschappelijk wordt ingepast conform het landschappelijk inpassingsplan zoals opgenomen in de bijlage bij de regels. De landschappelijke inpassing dient na realisatie in stand te worden gehouden en beheerd.

  • II. Op basis van realiseren bebouwing – eerst inpassen dan bouwen:

Ter plaatse van de aanduiding 'voorwaardelijke verplichting – landschappelijke inpassing' is het oprichten van een hoofdgebouw, bijgebouwen en bijbehorende bouwwerken uitsluitend toegestaan nadat dat het plangebied landschappelijk is ingepast conform het landschappelijk inpassingsplan zoals opgenomen in de bijlage bij de regels. De landschappelijke inpassing dient na realisatie in stand te worden gehouden en beheerd.

  • III. Op basis van gebruik:

Ter plaatse van de aanduiding 'voorwaardelijke verplichting – landschappelijke inpassing' is het gebruik van gronden, hoofdgebouwen en bijgebouwen uitsluitend toegestaan onder voorwaarde dat het plangebied landschappelijke wordt ingepast conform het landschappelijk inpassingsplan zoals opgenomen in de bijlage bij de regels. De landschappelijke inpassing dient na realisatie in stand te worden gehouden en beheerd.

  • IV. Op basis van gebruik en realiseren bebouwing:

Ter plaatse van de aanduiding 'voorwaardelijke verplichting – landschappelijke inpassing' is het gebruik van gronden en het oprichten van hoofdgebouwen en bijgebouwen uitsluitend toegestaan onder voorwaarde dat het plangebied landschappelijke wordt ingepast conform het landschappelijk inpassingsplan zoals opgenomen in de bijlage bij de regels. De landschappelijke inpassing dient na realisatie in stand te worden gehouden en beheerd.

12. Natuur

In de Provinciale Omgevingsverordening Provincie Zeeland zijn de afgelopen jaren diverse wijzigingen doorgevoerd. Daarbij gaat het onder andere om wijzigingen op de kaarten Bestaande Natuur, Agrarisch gebied van ecologische betekenis, en 11. Nieuwe natuur op onderdelen gewijzigd. Zie ProvincialeOmgevingsverordening Provincie Zeeland 2018, 9e wijziging. Artikel 2.26 van de verordening bepaalt dat GS de begrenzingen kan wijzigen. Artikel 2.23 bepaalt dat in een bestemmingsplan de in bijlage 9 aangegeven gebieden met de aanduiding Bestaande natuur, primair worden bestemd als Natuur, Bos, Beschermde of Waardevolle dijk. Artikel 2.24 bepaalt dat de in bijlage 10 aangegeven gebieden met de aanduiding Agrarisch gebied van ecologische betekenis, naast de agrarische bestemming, tevens de ecologische waarde in de bestemmingsomschrijving tot uitdrukking wordt gebracht. De gebieden in bijlage 9 en 10 vormen tezamen het Natuurnetwerk Zeeland. Artikel 2.25 bepaalt dat voor de gebieden in bijlage 11 met de aanduiding Nieuwe natuur het bestaand gebruik en de bestaande bebouwing positief kan worden bestemd, maar dat geen nieuwe vormen van grondgebruik en geen nieuwe bebouwing wordt toegelaten behalve voor nieuwe natuur.

Aanpassing in verband met aansluiten systematiek op bestemmingsplan Kernen Hulst 1H

13. Boomgaarden

Uit vaste jurisprudentie volgt dat spuitvrije zones moeten worden aangehouden tussen agrarische percelen waar gewasbeschermingsmiddelen worden toegepast en gevoelige functies, zoals wonen en recreatie. Concreet betekent dit dat bij de specifieke gebruiksregels voor en het afwijken daarvan wordt bepaald dat geen nieuwe fruitboomgaarden mogen worden gerealiseerd binnen 50 meter van een bouwvlak voor wonen of verblijven (zoals recreatie) zodat geen nieuwe ongewenste situaties kunnen ontstaan.

14. Paardenbak

Bij veel bestemmingen is een paardenbak toegestaan. De regeling wordt aangepast zodat deze overeenkomt met de regeling in Kernen H1. In dat bestemmingsplan zijn alleen nieuwe paardenbakken toegestaan voor zover deze voldoen aan de voorwaarden artikel 62.5. Concreet betekent dit per bouwvlak wonen of agrarisch 1 paardenbak is toegestaan van maximaal 800 m2, zonder lichtmasten, een omheining van maximaal 2 meter hoogte en met een afstand van tenminste 60 meter tot het naastgelegen bouwvlak waarop een woning gebouwd kan worden of 60 meter tot de bestaande naastgelegen woning als geen afzonderlijk bouwvlak aanwezig is.

15. Bijgebouwenregeling

De beleidsregels 'nieuwe woningbouwverzoeken' van 12 juni 2018 (zie Beleidsregels ‘nieuwewoningbouwverzoeken’) en de beleidsregels 'verruiming bijgebouwenregeling bij woningen in het buitengebied' van 23 augustus 2011 worden voor zover mogelijk overgenomen in dit bestemmingsplan. Tevens wordt aansluiting gezocht bij de bijgebouwenregeling in het bestemmingsplan Kernen H1.

Op dit moment is de regeling voor Wonen (artikel 23.2.2) dat 60 m2 aan bijgebouwen is toegestaan. In bestemmingsplan Kernen H1 is de regeling dat voor grotere percelen ruimere bouwmogelijkheden bestaan: van 1.000 m2 tot 2.500 m2 90 m2 aan bijgebouwen en grotere percelen 120 m2. De verruiming bijgebouwenregeling uit 2011 gaat nog verder en maakt 250 m2 aan bijgebouwen mogelijk voor percelen tot 6.000 m2, 325 m2 tot percelen van 1 ha en daarboven 400 m2 aan bijgebouwen. De verruiming bijgebouwenregeling is gekoppeld aan een vereveningsbijdrage en een goede landschappelijke inpassing met een instandhoudingsverplichting. De relevant artikelen worden op bovenstaande wijze aangepast.

16. Begripsbepalingen

Waar een begripsbepaling in het bestemmingsplan afwijkt van die in het bestemmingsplan Kernen H1 wordt deze laatste overgenomen. Een volledig was-wordt overzicht is opgenomen als bijlage bij deze staat van wijzigingen.

17. Kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

In het huidige bestemmingsplan Buitengebied is een regeling opgenomen voor kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten. Het begrip 'aan huis gebonden beroep' komt alleen voor in de begripsbepalingen en de lijst NED. De regeling aan huis gebonden beroepen (zoals in artikel 3.3.2 Kernen H1) en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten (zoals in artikel 3.3.3 Kernen H1) wordt overgenomen onder de Specifieke gebruiksregels in de verschillende bestemmingen. Ook de bijbehorende begripsbepalingen en daaraan verbonden bijlagen worden overgenomen uit het bestemmingsplan Kernen H1.

18. Ondergronds bouwen

De algemene bouwregels in Kernen H1 kent een regel voor ondergronds bouwen (artikel 59.5). Deze wordt overgenomen luidt als volgt:

Ondergronds bouwen

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden de volgende regels:

  • het oppervlak aan ondergrondse bouwwerken mag niet meer bedragen dan het toegestane oppervlak aan bouwwerken boven peil vermeerderd met 15 m²;
  • de diepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt niet meer dan 4 m.

19. Uniform verwijzen

In het huidige bestemmingsplan Buitengebied wordt bij een aantal artikelen verwezen naar een wettelijke regeling zoals nader omschreven in de begripsbepaling in 1.118. Tevens is er een wijzigingsbevoegdheid in artikel 35.1 onder c. om deze verwijzing aan te passen. De systematiek wordt aangepast en in overeenstemming gebracht met Kernen H1 artikel 64.1. Deze wordt toegevoegd en luidt:

Werking wettelijke regeling

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.

20. Parkeernormen

De parkeerregeling in Kernen H1 artikel 64.2 wordt integraal overgenomen en opgenomen onder Overige regels en luidt als volgt:

Parkeerregeling

Het bevoegd gezag toetst bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen en het verlenen van een omgevingsvergunning voor het afwijken van de gebruiksregels of wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid en ruimte voor laden en lossen. Hiervoor gelden de volgende regels:

  1. a. in het geval van de oprichting of uitbreiding van een gebouw dient voor het parkeren van auto's te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
  2. b. in het geval van functiewijziging van een gebouw en/of van gronden dient voor het parkeren van auto's te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
  3. c. indien het gebruik van een gebouw en/of gronden daar aanleiding toe geeft, dient te worden voorzien in voldoende ruimte voor laden en lossen;
  4. d. voor het bepalen van de benodigde parkeergelegenheid en/of de ruimte voor laden en lossen dient te worden voldaan aan het parkeerbeleid van de gemeente Hulst, zoals geldend ten tijde van de aanvraag voor een omgevingsvergunning;
  5. e. de parkeervoorzieningen als bedoeld onder a en b en de ruimte voor laad- en losvoorzieningen als bedoeld onder c dienen in stand te worden gehouden.

Hoofdstuk 5 Omgevingsaspecten

5.1 Inleiding

Een plantoelichting bevat een verantwoording van de effecten die ontwikkelingen hebben op de verschillende omgevingsaspecten. Zoals in hoofdstuk 1 aangegeven, is de aanleiding van dit bestemmingsplan het verwerken van correcties, het overnemen van reeds doorlopen planologische procedures, het aansluiten bij de planregels van het bestemmingsplan Hulst Kernen en het vertalen van gemeentelijk en provinciaal beleid. Ten aanzien van dit laatste punt gaat het voornamelijk om wijzigingen binnen natuur(gerelateerde) bestemmingen. Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe bouwmogelijkheden mogelijk, anders dan waarvoor reeds een planologische procedure is doorlopen. Er zijn derhalve geen effecten op het milieu te verwachten.

5.2 Beoordeling

Onderhavig bestemmingsplan maakt een activiteit mogelijk, zoals opgenomen in Kolom 1 van onderdeel C en D van Bijlage II van het Besluit Milieueffectrapportage. De herinrichting van de Kruispolder door aanleg/aanpassing en dempen van watergangen kan worden beschouwd als 'De aanleg, wijziging of uitbreiding van een waterbeheersingsproject voor landbouwdoeleinden, met inbegrip van irrigatie- en droogleggingsprojecten' als bedoeld in D13 uit de D-lijst van het Besluit-mer.

De activiteit heeft betrekking op een kleiner oppervlakte dan 100 hectare en valt daarmee onder de drempelwaarde. Dit betekent dat er voor de voorgenomen uitbreiding een vormvrije m.e.r.-beoordeling nodig is. De herziening maakt verder geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk.

Dit betekent dat onderhavige herziening op grond van de Wet milieubeheer en het Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.) niet m.e.r.- (beoordelings)plichtig is. Een vormvrije m.e.r.-beoordeling is opgesteld, waarin alle relevante milieuthema's zijn afgewogen. In deze beoordeling, die als bijlage 1 is opgenomen, komen de volgende thema's aan de orde:

  • Archeologie
  • Bodem
  • Luchtkwaliteit
  • Water
  • Ecologie
  • Mobiliteit
  • Externe veiligheid
  • Geluid
  • Landschap en cultuurhistorie

Samengevat is de conclusie dat gezien de kenmerken, locatie en potentiële effecten van de herziening geen negatieve effecten op de beoordeelde milieuaspecten zijn te verwachten. Gezien de beperkte omvang van de herziening en de conclusies uit de quickscan, heeft het doorlopen van een m.e.r.-procedure geen toegevoegde waarde voor de besluitvorming.

5.2.1 Externe veiligheid

Bij ruimtelijke plannen moet worden ingegaan op de risico's op zware ongevallen voor personen in de omgeving van:

  • bedrijven waar opslag, gebruik en/of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, spoor of water en door buisleidingen.

In het externe veiligheidsbeleid wordt doorgaans onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven.

Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. In de relevante regelgeving is de kans op overlijden van 10-6 per jaar vastgelegd als grenswaarde voor kwetsbare objecten en als richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten.

Het groepsrisico is een maat voor de kans dat een bepaald aantal mensen (binnen het invloedsgebied) overlijdt als direct gevolg van een ongeval, waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken. Dit kan worden weergegeven in een grafiek met op de horizontale as het aantal dodelijke slachtoffers en op de verticale as de kans per jaar op tenminste dat aantal slachtoffers. Een oriënterende waarde geldt daarbij als ijkpunt.

Bij het vaststellen van een bestemmingsplan voor een gebied, dat ligt binnen het invloedsgebied van een belangrijke risicobron, moet het groepsrisico worden verantwoord. In de regelgeving is aangegeven welke onderdelen daarbij aan bod moeten komen. In ieder geval moet ingegaan worden op de mogelijkheden voor de hulpverlening door de brandweer bij een ongeval met gevaarlijke stoffen en de zelfredzaamheid van personen binnen het invloedsgebied. De Veiligheidsregio moet in de gelegenheid worden gesteld om over deze mogelijkheden te adviseren.

In 2013 is ten behoeve van het vaststellen van het bestemmingsplan buitengebied een uitgebreide afweging gemaakt van de veiligheidsrisico's in het buitengebied. Voor de herziening van dit bestemmingsplan buitengebied Hulst is deze afweging heroverwogen en daar waar nodig aangepast aan de huidige realiteit. Op het gebied van bedrijven hebben zich sinds 2013 een aantal kleine wijzigingen voorgedaan. Er zijn geen nieuwe risicovolle bedrijven bijgekomen, maar wel zijn enkele bedrijven gestopt of hebben hun risicovolle activiteiten gestaakt. Op het gebied van transport is de Wet- en regelgeving vervoer gevaarlijke stoffen gewijzigd (Basisnet), maar ruimtelijk heeft dit geen relevantie gehad t.o.v. de oude situatie. Wel heeft de gemeenteraad van Hulst op 13 april 2017 gemeentelijke routering vastgesteld voor vervoer van routeplichtige gevaarlijke stoffen. Voor een tweetal bedrijven uit de gemeente Hulst zijn hiermee routes aangewezen. De gemeentelijke routering sluit aan op het landelijke Basisnet, op de rotonde N61/N290 bij Terhole. Dit besluit houdt mede in dat zonder ontheffing geen andere gemeentelijke wegen mogen worden gebruikt voor het vervoer van routeplichtige gevaarlijke stoffen. Ten aanzien van buisleidingen hebben zich ruimtelijk geen wijzigingen voorgedaan. Uit de QRA hogedruk aardgasleidingen d.d. 30 december 2012 zijn een aantal knelpunten naar voren gekomen, welke inmiddels ook door de leidingbeheerder zijn opgelost. De rekenmethodiek uit deze QRA is ten tijde van onderhavige herziening nog onveranderd, waardoor dit document in de huidige herziening wordt overgenomen. Met de opkomst van Waterstof is met de huidige herziening van het bestemmingsplan buitengebied de mogelijkheid toegevoegd om onder voorwaarde andere gevaarlijke stoffen door bestaande leidingen te transporteren (wijzigingsbevoegdheid).

Afweging risico's:
De afweging van de veiligheidsrisico's is als bijlage 2 bij de toelichting van onderhavig bestemmingsplan gevoegd. De huidige herziening van het bestemmingsplan “Buitengebied Hulst” is consoliderend, waardoor er ten aanzien van het groepsrisico geen sprake is van toename van risicio's. Uit de afweging blijkt dat in geen enkel geval overschrijding van de oriënterende waarde van het groepsrisico aan de orde is. Op grond van het Bevi en het Bevb is de Veiligheidsregio Zeeland in de gelegenheid gesteld advies uit te brengen in verband met het groepsrisico over de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp en over de zelfredzaamheid van personen in het invloedsgebied risicobronnen. De Veiligheidsregio Zeeland heeft hierin geen aanleiding gezien om advies uit te brengen. Met betrekking tot de verantwoording groepsrisico kan, bovenstaande in aanmerking genomen, worden gesteld dat aan alle aspecten van de verantwoording in voldoende mate is voldaan en dat maatregelen tot reductie van het groepsrisico niet nodig zijn.

De verbeelding:
Op de verbeelding zijn leidingen, inclusief belemmeringenstrook, opgenomen die gebruikt worden voor het transport van gas en ethyleen. Het is wettelijk verplicht een leiding inclusief bijbehorende belemmeringenstrook van 2 x 5 meter in een bestemmingsplan vast te leggen. Er is in onderhavig bestemmingsplan opnieuw gekozen voor de reeds wettelijk beschermde veiligheidsbeschermingszones (plaatsgebonden risicocontouren) niet op de verbeelding vast te leggen. Vastlegging van deze zones op de verbeelding zou leiden tot onnodige inflexibiliteit. Als gevolg van veranderende inzichten en rekenmethodiek kunnen veiligheidsafstanden snel wijzigen. Het bestemmingsplan is onvoldoende flexibel om de veiligheidsafstanden 'up to date' te houden. Het niet opnemen van de veiligheidszones in onderhavig bestemmingsplan doet overigens niets af aan de geldende bescherming op grond van de wettelijke regelingen. Signaleringskaart externe veiligheid. Door of namens de gemeente is een aparte digitale kaart opgesteld, waarin de veiligheidszones zijn opgenomen voor de actuele wettelijke externe veiligheidscontouren (transport weg, water en buisleiding en inrichtingen). Dit is een flexibel en actuele digitale kaart, die door een ieder kan worden geraadpleegd.

Hoogspanningsleidingen:
De in het plangebied voorkomende 50 kV-spanningsverbindingen (zowel boven- als ondergronds) zijn niet op de verbeelding opgenomen, nu er geen wettelijke verplichting is om deze leidingen als zodanig te bestemming (zijn niet planologisch relevant). Vanuit het Rivm wordt wel een indicatieve zone (magneetveldzone) van 40 meter aan weerszijde van hoogspanningsleidingen geadviseerd. Nu deze zone uitsluitend voor nieuwe situaties geldt is ook opname van deze zone in onderhavig conserverend bestemmingsplan niet noodzakelijk. Ten aanzien van het voorzorgbeginsel is van belang dat er zich binnen het bovengrondse deel van de leiding op een afstand van minder dan 40 meter zich geen gevoelige bestemmingen bevinden, waardoor er geen mogelijk potentieel gevaar voor milieu of gezondheid is te vrezen.

Nieuwe ontwikkelingen:
Dit bestemmingsplan betreft een consoliderend bestemmingsplan. Nieuwe ontwikkelingen worden niet rechtstreeks mogelijk gemaakt. Als nieuwe ontwikkelingen zich voordoen dan dient te worden bekeken of deze zich binnen het invloedsgebied van risicovolle activiteiten of inrichtingen bevinden. Mocht dit het geval zijn, dan is een onderzoek externe veiligheid noodzakelijk. Per 1 januari 2024 zal de Omgevingswet in werking treden, waarmee externe veiligheid ook onderdeel zal worden van het nieuwe Omgevingsplan. Voor EV zijn dan het Besluit Kwaliteit Leefomgeving (Bkl) en het Besluit Activiteiten Leefomgeving (Bal) van belang. Voor EV heeft dat tot gevolg dat er geen groepsberekeningen meer hoeven te worden gemaakt. Daarvoor in de plaats komen aandachtsgebieden en voorschriftengebieden. Deze gebieden zijn nog niet allemaal beschikbaar op Atlas Leefomgeving en/of EV signaleringskaart en zijn bij deze herziening derhalve niet meegenomen.

5.3 Conclusie

In navolging op de conclusie van de quickscan geldt dat het voorliggende bestemmingsplan geen negatieve effecten heeft op de beoordeelde omgevingsaspecten. Dat betekent dat het bestemmingsplan op dat punt uitvoerbaar is.

Hoofdstuk 6 Juridische Planopzet

6.1 Standaard En Plansystematiek

Dit bestemmingsplan is opgezet conform de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Voortvloeiende uit de Wro is het plan mede gebaseerd op de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012). Op de verbeelding zijn bestemmingen toegekend aan de diverse aanwezige functies. Bij het opstellen van de verbeelding is gebruik gemaakt van de Grootschalige Basiskaart Nederland (GBKN).

6.2 Toelichting Op De Regels

Als uitgangspunt geldt dat de planregels uit het bestemmingsplan Buitengebied Hulst zijn overgenomen. Zoals in paragraaf 2.3 is aangegeven, zijn de wijzigingen c.q. toevoegingen geel gemarkeerd weergegeven en regels die worden geschrapt door middel van een doorhaling. Van belang is dat de niet gemarkeerde/doorgehaalde regels niet opnieuw ter discussie staan omdat deze enkel een informatieve rol in deze herziening vervullen.

6.3 Normaal Agrarisch Gebruik

Ten aanzien van normaal agrarisch gebruik: Voor het hele grondgebied van Hulst geldt een algemene vrijstellingsdiepte van 0,40 meter beneden het huidige maaiveld. Deze diepte is ruim voldoende om met de gangbare technieken de nodige grondbewerkingen uit te voeren, waaronder ook kerende grondbewerking (ploegen). Daarnaast is het ook geen bezwaar om de aanleg van ontwateringsdrainage d.m.v. sleufloze drainagetechniek (b.v. met een V-ploeg) vrij toe te staan op landbouwpercelen. Het te verwachten verstorende effect van deze drainagetechniek op eventueel aanwezige archeologische waarde in de ondergrond wordt als zeer gering ingeschat.

De aanleg van drainage door middel van kettingtechnieken kan niet worden vrijgesteld. De toepassingen van deze techniek zijn in de praktijk divers en de verstoring dient per geval te worden bekeken. Voor aanleg van drainage met kettingtechniek op landbouwpercelen is een vergunningsaanvraag noodzakelijk, tenzij de werkzaamheden niet dieper reiken dan de vrijgestelde diepte of de verstoring blijft onder het maximaal te verstoren oppervlak onder deze diepte.

In de praktijk zal voor de meeste gevallen zonder vergunning mogelijk zal blijven om diepdrainage t.b.v. beregening aan te kunnen leggen, omdat dit slechts een enkele drain betreft op een landbouwperceel en hiermee de eventuele verstoring binnen het vrijstellingsoppervlak in het buitengebied blijft (verstorend oppervlak onder 0,40 m-mv kleiner dat 500 m2 of 1000 m2). Ook het tijdelijk ophogen met of tijdelijk opslaan van (aardappel)sorteergrond -met de bedoeling deze te verspreiden op het betreffend perceel wordt tot normaal agrarisch gebruik gerekend.

Grondbewerkingen als diepploegen en diepwoelen worden in beginsel als te verstorend gezien voor eventueel aanwezige archeologische waarden in de ondergrond.

Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid

7.1 Economische Uitvoerbaarheid

Conform artikel 3.1.6. van het Besluit ruimtelijke ordening dient de toelichting van een bestemmingsplan inzicht te geven over de uitvoerbaarheid van het plan. Volgens de Wro moet de gemeenteraad een exploitatieplan vaststellen voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen, tenzij het kostenverhaal op een andere wijze is gegarandeerd. Van een dergelijk bouwplan is in dit geval geen sprake (artikel 6.2.1 Besluit ruimtelijke ordening). Dit betekent dat geen exploitatieplan hoeft te worden vastgesteld. Verder zijn met dit bestemmingsplan geen kosten gemoeid, anders de gemeentelijke procedurekosten en de kosten voor het opstellen van het bestemmingsplan.

7.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

Wettelijk vooroverleg

In het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is een concept van het ontwerpbestemmingsplan toegezonden aan de overlegpartners. Binnengekomen reactie zijn opgenomen in de Nota inspraak en vooroverleg en voorzien van een reactie. Indien daartoe aanleiding bestond is het plan aangepast. De vooroverlegreacties zijn opgenomen in Bijlage 3.

Inspraak

Naast het vooroverleg heeft de gemeente ervoor gekozen, vanwege de grootte van het plan en de hoeveelheid wijzigingen, het plan eerst als concept ontwerpbestemmingsplan ter inzage te leggen. De hierop gemaakte opmerkingen zijn door de gemeente verwerkt, waarmee het een besluit heeft genomen over het in procedure brengen van het ontwerpbestemmingsplan.

Ter inzage ontwerpbestemmingsplan

Dit ontwerpbestemmingsplan is zes weken ter inzage gelegd. In deze periode heeft een ieder de mogelijkheid gekregen zienswijze in te dienen bij het college van burgemeester en wethouders. De ingekomen zienswijzen zijn vervolgens betrokken bij hun besluit omtrent de vaststelling van het bestemmingsplan. De gemeenteraad is het bevoegd gezag om het bestemmingsplan vast te stellen.

Bijlagen Bij Toelichting

Bijlage 1 M.e.r.-beoordeling Bp Buitengebied Hulst 3e Herziening

Bijlage 2 Afweging Veiligheidsrisico's Externe Veiligheid

Bijlage 3 Notitie Beantwoording Zienswijzen En Ambtshalve Wijzigingen